Nederlands–4
1 609 929 P99 • 8.1.08
Als het gevonden metalen voorwerp van magnetisch metaal is (bijvoor-
beeld ijzer), wordt in het display het symbool h weergegeven. Bij niet-
magnetisch metaal wordt het symbool i weergegeven. Voor het onder-
scheid tussen de metaalsoorten moet het meetgereedschap zich boven
het gevonden metalen voorwerp bevinden (ring 1 is rood verlicht). Bij
een zwak signaal is de indicatie van het soort metaal niet mogelijk.
Bij bouwstaalmatten en wapeningen in de onderzochte ondergrond
wordt over het gehele oppervlak een uitslag in de meetindicatie f aange-
geven. Gebruik in dit geval altijd de zoomfunctie voor het zoeken. Bij
bouwstaalmatten wordt altijd vlak boven de ijzerstaafjes in het display
het symbool h voor magnetisch metaal weergegeven. Tussen de ijzer-
staafjes verschijnt het symbool i voor niet-magnetisch metaal.
Houten voorwerpen opsporen
Als u houten voorwerpen wilt opsporen, drukt u op de toets voor houtde-
tectie 5. In het display worden het symbool b voor houtdetectie en de
indicatie van de zoomfunctie d aangegeven. De pijl onder de zoomindica-
tie d knippert. De kalibreringsindicatie „AutoCal” g en de ring 1 gaan uit.
Plaats het meetgereedschap op het te onderzoeken oppervlak. Druk
daarna pas op de toets „ZOOM” 4 en houd deze ingedrukt. De verlichte
ring 1 brandt nu groen. De kalibreringsindicatie „AutoCal” g wordt
weer aangegeven. De indicatie van de zoomfunctie d en de pijl daaron-
der gaan uit.
Beweeg het meetgereedschap, terwijl u de toets
„ZOOM” 4 ingedrukt houdt, gelijkmatig over de onder-
grond zonder het gereedschap op te tillen of de aan-
drukkracht te veranderen. Tijdens de meting moeten de
viltglijders 8 altijd contact met de ondergrond hebben.
Als een houten voorwerp wordt gevonden, slaat de
meetindicatie f uit. Beweeg het meetgereedschap
meermaals over het oppervlak om het houten voorwerp
nauwkeuriger te lokaliseren. Nadat meermaals over hetzelfde gedeelte is
bewogen, kan het houten voorwerp zeer nauwkeurig worden aangege-
ven. Zolang het meetgereedschap zich boven het houten voorwerp
bevindt, is de ring 1 rood verlicht en klinkt een continu geluidssignaal.
Boven het midden van het houten voorwerp heeft de zoommeetindicatie
f de grootste uitslag. De zoommeetindicatie
e is bij opsporen van houten
voorwerpen niet actief.
Let op: Als u het meetgereedschap toevallig boven een houten voor-
werp op het te onderzoeken oppervlak hebt geplaatst en over het opper-
vlak hebt bewogen, knipperen de meetindicatie f en de pijl onder
zoomindicatie d en knippert de ring 1 rood. Begin in dit geval opnieuw
met de meting door het meetgereedschap iets op de ondergrond te ver-
plaatsen en de toets „ZOOM” 4 opnieuw in te drukken.
Bij het opsporen van houten voorwerpen worden ook metalen voorwer-
pen op een diepte van 20–50 mm als gevonden voorwerpen aangege-
ven. Om houten en metalen voorwerpen te onderscheiden, kiest u de
functie metaaldetectie (zie „Metalen voorwerpen opsporen”). Als met
deze functie op dezelfde plaats een voorwerp wordt aangegeven, is het
zonder twijfel een metalen en geen houten voorwerp. Om verder naar
houten voorwerpen te zoeken, keert u terug naar de functie houtdetectie.
Spanningvoerende leidingen opsporen
Het meetgereedschap kan spanningvoerende leidingen met 50 of 60 Hz
wisselstroom aangeven. Andere leidingen kunnen alleen als metalen
voorwerpen worden aangegeven.
Spanningvoerende leidingen worden aangegeven tijdens het opsporen
van metaal en tijdens het opsporen van hout. Als een spanningvoerende
leiding wordt gevonden, wordt in het display de indicatie a weergegeven.
OBJ_BUCH-127-002.book Page 4 Tuesday, January 8, 2008 8:37 AM