Nederlands | 31
Bosch Power Tools 1 609 929 Y44 | (10.5.11)
Ingebruikneming
In- en uitschakelen
f Controleer voor het inschakelen van het meetgereed-
schap dat het sensorgedeelte 6 niet vochtig is. Wrijf het
meetgereedschap indien nodig droog met een doek.
f Als het meetgereedschap is blootgesteld aan een ster-
ke temperatuurwisseling, laat u het voor het inschake-
len op de juiste temperatuur komen.
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u op de
aan/uit-toets 4.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u op-
nieuw op de aan/uit-toets 4.
Als er ongeveer 5 minuten geen toets op het meetgereed-
schap wordt ingedrukt en er geen voorwerpen worden gede-
tecteerd, wordt het meetgereedschap automatisch uitge-
schakeld om de batterij te ontzien.
Geluidssignaal in- en uitschakelen
U kunt het geluidssignaal in- of uitschakelen door de aan/uit-
toets 4 enkele seconden ingedrukt te houden terwijl het meet-
gereedschap ingeschakeld is. Als het geluidssignaal uitge-
schakeld is, verschijnt in het display de indicatie a.
Werking (zie afbeeldingen A–B)
Met het meetgereedschap wordt de ondergrond van het sensor-
bereik 6 in meetrichting z tot aan de max. meetdiepte gecontro-
leerd (zie „Technische gegevens”). Herkend worden voorwer-
pen van een ander materiaal dan het materiaal van de muur.
Beweeg het meetgereedschap altijd in een rechte lijn met
lichte druk over de ondergrond zonder het op te tillen of de
aandrukkracht te veranderen. Tijdens de meting moeten de
glijders 5 altijd contact met de ondergrond hebben.
Meten
Na het inschakelen is de ring 1 groen verlicht.
Plaats het meetgereedschap op het te onderzoeken opper-
vlak en beweeg het in de richting van de x- en y-as. Als het
meetgereedschap in de buurt van een voorwerp komt, neemt
de uitslag in de hoofdschaalverdeling h toe en wordt de ring 1
geel verlicht. Als het meetgereedschap verder van het voor-
werp verwijdert raakt, neemt de uitslag af. Boven het voor-
werp geeft de hoofdschaalverdeling h de maximale uitslag
aan; de ring 1 brandt rood en er klinkt een geluidssignaal. Bij
kleine of diep liggende voorwerpen kan de ring 1 nog steeds
geel worden verlicht en het geluidssignaal uitblijven.
f Bredere voorwerpen worden niet over de volledige
breedte door de verlichte ring of het geluidssignaal
aangegeven.
Zodra het meetgereedschap een voorwerp onder het midden
van de sensor heeft gelokaliseerd, wordt de fijne schaalverde-
ling i geactiveerd.
Wilt u de plaats van het voorwerp nauwkeuriger bepalen,
dient u het meetgereedschap meermaals (3x) over het voor-
werp heen en weer te bewegen.
De fijne schaalverdeling i geeft een maximale uitslag aan als
het voorwerp precies onder het midden van de sensor ligt, on-
afhankelijk van het aantal streepjes dat in de hoofdschaalver-
deling h wordt weergegeven.
Als u zeer kleine of diep liggende voorwerpen zoekt en de
hoofdschaalverdeling h slechts gering uitslaat, beweegt u het
meetgereedschap meermaals horizontaal (x-as) en verticaal
(y-as) over het voorwerp. Let op de uitslag van de fijne schaal-
verdeling i.
f Voordat u in de muur boort, zaagt of freest, dient u an-
dere informatiebronnen te raadplegen om gevaren te
voorkomen. Aangezien omgevingsinvloeden en de aard
van de muur de meetresultaten kunnen beïnvloeden, kan
er gevaar bestaan, hoewel de indicatie geen voorwerp in
het sensorbereik aangeeft (er klinkt geen geluidssignaal en
de verlichte ring 1 brandt groen).
Metaal
Is het gevonden voorwerp van magnetisch metaal (bijvoor-
beeld ijzer), wordt in het display 3 het symbool d weergege-
ven. Is het voorwerp van niet-magnetisch metaal, wordt het
symbool c weergegeven. Voor het onderscheid tussen de me-
taalsoorten moet het meetgereedschap zich boven het gevon-
den metalen voorwerp bevinden (ring 1 is rood verlicht en de
fijne schaalverdeling i
toont een hoge uitslag).
Opmerking: Bij bouwstaalmatten en wapeningen in de on-
derzochte ondergrond wordt over het gehele oppervlak een
uitslag in de hoofdschaalverdeling h aangegeven. Bij bouws-
taalmatten wordt altijd vlak boven de ijzerstaafjes in het dis-
play het symbool d voor magnetisch metaal weergegeven.
Tussen de ijzerstaafjes verschijnt het symbool c voor niet-
magnetisch metaal.
Stroomkabel
Als een spanningvoerende leiding wordt gevonden, wordt in
het display 3 de indicatie e. Beweeg het meetgereedschap
meermaals over het oppervlak om de spanningvoerende lei-
ding nauwkeuriger te lokaliseren. Nadat meermaals over het-
zelfde gedeelte is bewogen, kan de spanningvoerende leiding
zeer nauwkeurig worden aangegeven. Als het meetgereed-
schap zich zeer dicht bij de leiding bevindt, knippert de ver-
lichte ring 1 in een snel ritme rood en klinkt er een geluidssig-
naal met kort opeenvolgende tonen.
Aanwijzingen:
– Spanningvoerende leidingen kunnen gemakkelijker wor-
den gevonden als stroomverbruikers (zoals lampen en ap-
paraten) worden aangesloten op de op te sporen leiding en
deze verbruikers worden ingeschakeld.
– Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld achter
metalen oppervlakken of achter oppervlakken met een
hoog watergehalte) kunnen spanningvoerende leidin-
gen niet altijd worden gevonden. De signaalsterkte van
een spanningvoerende leiding is afhankelijk van de plaats
van de kabels. Controleer daarom door verdere metingen
in de nabije omgeving of andere informatiebronnen of er
een spanningvoerende leiding aanwezig is.
– Niet-spanningvoerende leidingen kunt u als metalen voor-
werpen vinden. Draadkabels worden daarbij niet weerge-
geven (in tegenstelling tot kabels van massief materiaal).
– Statische elektriciteit kan ertoe leiden dat de leidingen niet
nauwkeurig, dat wil zeggen over een groot bereik worden
aangegeven. Om de indicatie te verbeteren, legt u uw vrije
hand naast het meetgereedschap plat op de muur om de
statische elektriciteit af te bouwen.
OBJ_BUCH-1418-002.book Page 31 Tuesday, May 10, 2011 8:18 AM