040105.01 3
NEDERLANDS
Opstelling
Stel de tank zodanig op
dat deze goed toegankelijk
is voor inspectie. De tank
dient steeds boven het max-
imale niveau van het bilge-
water te worden opgesteld.
Zorg ook voor voldoende
vrije ruimte aan de bovenzi-
jde van de tank in verband
met de slangaansluitingen,
deze moeten tijdens de mon-
tage goed toegankelijk zijn.
Voor ventilatie dient de tank
rondom ca. 1 cm vrij te blijven
van schotten of andere tanks.
Zorg voor een voldoende
stevige fundatie om te tank
op te stellen en goed vast te
kunnen zetten. De afmetin-
gen van een tank nemen in
geringe mate toe als deze
gevuld is. Houd hiermee
rekening met het vastzetten
van de tank. Zet de tank vast
met de bevestigingsbanden
deze staan uitzetten van de
tank toe (zie blz 20).
Montage in zeilschepen
Houd rekening bij het monteren,
dat de vulslang te allen tijde aan
dezelfde boordzijde gemonteerd
dient te worden als de tank.
Dit voorkomt mogelijk een te grote
overdruk bij varen onder helling.
Aansluiten van de tank
Montage van de aansluitnippels
Vulaansluiting (2)
Op de vulaansluiting kan di-
rect een brandstofbestendige
vulslang met een diameter van
38 mm worden aangesloten.
Schuif een slangklem over
het uiteinde van de slang. Be-
vochtig de vulslang aan de bin-
nenzijde, schuif de slang over
de tule en draai de slangklem
aan.
Herhaal deze stappen voor het
monteren van de slang aan
de vuldop (5). Installeer deze
slang zodanig dat zowel tank
als de vuldop niet mechanisch
worden belast.
Ontluchtingsaansluiting (3).
Monteer een slang met een diameter van 16 mm op de tule (3).
Schuif een slangklem over de slang. Bevochtig de slang aan de
binnenzijde, schuif de slang over de tule en draai de slangklem
aan. Herhaal deze stappen voor het monteren van de ontluch-
tingsnippel (1). Monteer de ontluchtingsnippel zo hoog mogelijk
boven de vuldop. De ontluchtingsleiding dient, vanaf de tank ge-
zien, voortdurend in hoogte oplopend te worden gemonteerd.
Brandstofaanzuigleiding (4).
Sluit de aanzuigleiding van de motor of generator aan op een van
de aanzuigleidingen van de tank (4). Hiervoor kan een slangklem
worden gebruikt.
Brandstofretourleiding (4).
Sluit de brandstofretour van de motor of generator aan op de
andere leiding van de tank (4).
Algemeen
houd er rekening mee dat de leidingen kunnen bewegen wanneer
de tank wordt gevuld. Gebruik altijd RVS slangklemmen.
1. Inspectiedeksel
2. Vulaansluiting Ø 38 mm
3. Ontluchtingsaansluiting Ø 16 mm
4. Aanzuigaansluiting/ retouraansluiting Ø 8 of 10 mm
! WAARSCHUWING
Kies een zodanige plaats voor de ontluchting dat uit-
stromende brandstof of brandstofdamp niet in het schip
terecht komt.
Vaste dieselbrandstoftanks 40, 60 en 80 liter