KitchenAid KHIVF 90000 Gebruikershandleiding

Categorie
Kookplaten
Type
Gebruikershandleiding
106
NL
Inhoud
1 Veiligheids- en gevarenaanwijzingen ....................107
2 Montagehandleiding ................................................110
2.1 Veiligheidsinstructies voor de
keukenmeubelmonteur .......................................110
2.2 Ventilatie...............................................................110
2.3 Montage ...............................................................110
2.4 Variabele montagemogelijkheden:
Opliggende montage .......................................... 111
2.5 Variabele montagemogelijkheden: Randloze
montage ............................................................. 111
2.6 Uitsparing in het aanrechtblad uitzagen ..............112
2.7 Kookplaat inplakken .............................................112
2.8 Montage afzuigsysteem .......................................114
2.9 Belangrijke Instructies voor het inbouwen ...........115
2.10 7-polige stekker aansluiting ventilator ...............116
2.11 4-polige stekker aansluiting
plasmafi lter (optioneel) .......................................116
2.12 Technische gegevens ........................................117
2.13 Inbedrijfstelling ...................................................117
3 Beschrijving van het toestel ...................................118
3.1 Bediening met sensortoetsen ..............................119
3.2 Wat u moet weten over de slider (sensorveld) ....119
4 Bediening ..................................................................120
4.1 Het inductiekookveld ............................................120
4.2 Panherkenning ....................................................120
4.3 Gebruiksduurbeperking .......................................120
4.4 Andere functies ....................................................120
4.5 Oververhittingsbeveiliging (inductie)....................120
4.6 Servies voor inductiekookplaat ............................121
4.7 Tips om energie te besparen ...............................121
4.8 Kookstanden ........................................................121
4.9 Restwarmteweergave .........................................121
4.10 Toestel in operationele modus zetten ................122
4.11 Bediening van de toetsen ..................................122
4.12 Kookplaat en kookzone inschakelen .................122
4.13 Kookzone uitschakelen ......................................122
4.14 Kookplaat uitschakelen ......................................122
4.15 STOP-functie ....................................................123
4.16 Recall-functie ....................................................123
4.17 Vergrendeltoets .................................................124
4.18 Brugfunctie ........................................................124
4.19 Automatische uitschakeling (timer) ....................125
4.20 Kookwekker (eierwekker) ..................................125
4.21 Automatisch aankoken .....................................126
4.22 Warmhoudfunctie ..............................................126
4.23 Vergrendeling ....................................................127
4.24 Powerstand .......................................................127
4.25 Powermanagement ...........................................127
4.26 Ventilator gebruiken ...........................................128
4.26.1 Ventilator in- en uitschakelen ..........................128
4.26.2 Ventilatornaloop ..............................................128
4.26.3 Nalooptijd .......................................................128
5 Reiniging en onderhoud .........................................129
5.1 Keramische kookplaat .........................................129
5.2 Speciale verontreinigingen ..................................129
5.3 Kookplaatventilator ..............................................129
5.4 Tips voor zuinig energieverbruik .........................
.129
6 Wat te doen bij problemen? ....................................130
7 Klantenservice .........................................................131
VRIENDELIJK BEDANKT DAT U EEN TOESTEL VAN
KitchenAid HEBT AANGESCHAFT
Voor uitgebreide klantenservice, verzoeken wij uw product
te registreren op www.kitchenaid.eu.
Lees voor ingebruikname van uw toestel in elk geval de
veiligheidsaanwijzingen.
Veiligheids- en gevarenaanwijzingen
107
NL
1 Veiligheids- en gevarenaanwijzingen
BELANGRIJK
Lees en download de complete gebruiksaan-
wijzing via docs.bauknecht.eu of bel het in de
garantieverklaring vermelde telefoonnummer.
Lees eerst zorgvuldig de informatie in dit
boekje door vooraleer u uw kookplaat in ge-
bruik neemt en bewaar deze voor later gebru-
ik.
Neem altijd immer alle veiligheidsaanwijzin-
gen in deze gebruiksaanwijzing en op het
toestel zelf in acht. De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor schade die
door fouten bij het gebruik, negeren van de
veiligheidsaanwijzingen en onjuiste instellin-
gen werden veroorzaakt.
Kleine kinderen onder de 3 jaar mogen zich
niet zonder toezicht in de directe omgeving
van het toestel ophouden. Kinderen jonger
dan 8 jaar zouden uit de buurt van het toestel
moeten worden gehouden, tenzij zij door-
lopend onder toezicht staan. Dit toestel is niet
bedoeld om te worden gebruikt door personen
(inclusief kinderen vanaf 8 jaar) met beperkte
fysieke, sensorische of geestelijke mogelijkhe-
den of met gebrek aan ervaring en/of kennis,
tenzij een voor hun veiligheid verantwoor-
delijke persoon erop toezicht houdt of hen
aanwijzingen heeft gegeven hoe het toestel
moet worden gebruikt. Zorg er ook voor, dat
kinderen niet met het toestel kunnen spelen.
Houd kinderen ook tijdens reinigings- en on-
derhoudswerkzaamheden op afstand van het
toestel.
LET OP Toegankelijke toestelonderdelen war-
men zeer sterk op tijdens het gebruik. Zorg
ervoor dat u hete onderdelen niet aanraakt.
Kinderen jonger dan 8 jaar zouden uit de bu-
urt van het toestel moeten worden gehouden,
tenzij zij doorlopend onder toezicht staan.
OPGELET! Toegankelijke toestelonderdelen
van de kookplaat warmen op tijdens het ge-
bruik.
LET OP: Bij breuken, barsten, scheuren of
andere beschadigingen aan de glazen plaat
bestaat gevaar voor elektrische schokken.
LET OP: Brandgevaar! De kookplaat mag niet
worden gebruikt om er voorwerpen op neer te
leggen!
OPGELET: Houd ieder kort of langer kookpro-
ces nauwlettend in de gaten.
LET OP: Bereid gerechten met vet of olie altijd
onder toezicht – brandgevaar. Brandende olie
/ vet NOOIT met water blussen! Het toestel
uitschakelen en dan de vlammen voorzichtig
met bijv. een deksel of een blusdeken afdek-
ken.
Pannen met frituurvet of olie nooit zonder
toezicht achterlaten, omdat hete olie kan ont-
branden.
De kookplaat nooit gebruiken om er voorwer-
pen op te leggen! Brandbare materialen zoals
kleding uit de buurt van het toestel houden,
totdat de kookzones volledig afgekoeld zijn –
BRANDGEVAAR.
Geen metalen voorwerpen zoals messen, vor-
ken, lepels en deksels op de kookplaat leggen
omdat deze heet kunnen worden en kunnen
smelten.
Schakel een kookzone na gebruik altijd met de
knop uit en niet alleen met de panherkenning.
REGLEMENTAIR GEBRUIK
OPGELET: Het toestel mag niet via externe
schakelapparatuur zoals timers of een afzon-
derlijke afstandsbediening worden bediend.
Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk
gebruik en voor gebruik binnen andere, so-
ortgelijke toepassingen, bijv. in medewer-
kerskeukens in bedrijven, kantoren en andere
werkomgevingen, in landbouwbedrijven en
door klanten in hotels, motels, B&B's en ande-
re specifi eke woonomgevingen.
Het toestel is niet voor professioneel gebruik
bestemd. Gebruik het toestel niet in de open
lucht.
INSTALLATIE
Het toestel moet altijd door minstens twee
personen verplaatst en ingebouwd worden
- gevaar voor ongevallen! Draag bij het uit-
pakken en de montage beschermende hand-
schoenen om snijwonden te voorkomen.
Veiligheids- en gevarenaanwijzingen
108
NL
De installatie, inclusief de wateraansluiting
(indien nodig) mag alleen door een gekwa-
lifi ceerde technicus worden uitgevoerd. Re-
pareeren of vervang geen toestelonderdelen,
behalve wanneer dit uitdrukkelijk in de gebru-
iksaanwijzing beschreven mocht staan.
Nadat u het toestel uit de verpakking hebt ge-
haald, dient u het te controleren op eventuele
transportbeschadigingen. Bij problemen moet
u contact opnemen met uw handelaar of met
de dichtstbijzijnde klantenservice. Verwijder
na de montage alle verpakkingsafval (plastic,
schuimstofonderdelen enz.) buiten de reikwi-
jdte van kinderen - gevaar voor verstikking.
Haal het toestel voor het inbouwen van de
stroomvoorziening - anders bestaat het risico
op elektrische schokken. Let er bij de monta-
ge op dat het netsnoer niet wordt beschadigd
- brandgevaar en gevaar voor elektrocutie.
Schakel het apparaat alleen in als de installa-
tie volledig is afgerond.
Alle uitsnijdingen in meubelen of in het aan-
rechtblad voor het inzetten van de apparaten
uitvoeren en spaanders verwijderen.
Als het apparaat NIET boven een oven wordt
ingebouwd moet een afscheiding (niet in de
levering inbegrepen) onder het apparaat in
het keukenmeubel worden aangebracht.
Bij gelijktijdige werking van het ingebouwde
toestel met andere gasverbrandingsappara-
ten of andere haarden/fornuizen moet voor
voldoende vers aangevoerde lucht worden
gezorgd.
De afzuiglucht in een voor dat doel aange-
brachte ventilatieschacht of door de huismuur
naar buiten leiden. Alle nationale voorschriften
voor afvoerlucht en afzuiging moeten worden
nageleefd.
TOEGESTAAN GEBRUIK
OPGELET: Het toestel mag niet via externe
schakelapparatuur zoals timers of een afzon-
derlijke afstandsbediening worden bediend.
Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk
gebruik en voor gebruik binnen andere, so-
ortgelijke toepassingen, bijv. in medewer-
kerskeukens in bedrijven, kantoren en andere
werkomgevingen, in landbouwbedrijven en
door klanten in hotels, motels, B&B's en ande-
re specifi eke woonomgevingen.
Het toestel is niet voor professioneel gebruik
bestemd. Gebruik het toestel niet in de open
lucht.
WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE ELE-
KTRICITEIT
Het moet mogelijk zijn om het apparaat van
het stroomnet te halen, door een bereikbare
stekker uit het stopcontact te trekken of door
een boven de contactdoos aangebrachte
meerpolige schakelaar uit te zetten. In over-
eenstemming met de aansluiteisen en na-
tionale veiligheidsnormen moet het toestel
correct geaard zijn.
Contactdozen met meerdere aansluitingen
of verlengsnoeren bieden niet de noodzake-
lijke veiligheid. De elektrische componenten
mogen voor de gebruikers na de inbouw niet
langer toegankelijk zijn. Gebruik het apparaat
nooit als u nat of blootsvoets bent. Gebruik
het toestel niet als het netsnoer of de steker
beschadigd is, als het niet correct functionee-
rt, beschadigd of gevallen is.
Als het netsnoer beschadigd is, moet het door
de fabrikant, een geautoriseerde klantenser-
vice of gekwalifi ceerde technicus door een
identiek, origineel snoer worden vervangen,
zodat schade wordt voorkomen - gevaar voor
elektrische schokken.
LET OP! Onjuist aanbrengen van schroeven
of bevestigingen die niet met deze veilig-
heidsaanwijzingen overeenstemmen, kunnen
tot elektrische schokken leiden.
Aarding van het toestel is absoluut noodzake-
lijk (niet nodig voor klasse II afzuigkappen, die
met het symbool (*) op het typeplaatje kunnen
worden geïdentifi ceerd).
REINIGING EN ONDERHOUD
LET OP: Haal het toestel voor reiniging en
onderhoud van de stroomvoorziening; gebruik
nooit stoomreinigingsapparaten - gevaar voor
elektrische schokken.
Gebruik géén schuurmiddelen, reinigingsmid-
delen op chloorbasis of pannensponsjes.
De kap moet zowel aan de binnen- als de
buitenzijde regelmatig en in overeenstemming
met de onderhoudsinstructies in deze gebru-
iksaanwijzing gereinigd worden (MINIMAAL
ÉÉN KEER PER MAAND).
Veiligheids- en gevarenaanwijzingen
109
NL
WAARSCHUWING VOOR ELEKTRI-
SCHE ENERGIE!
ER BESTAAT LEVENSGEVAAR!
In de buurt van dit symbool zijn onder
spanning staande onderdelen aangebracht.
Afdekkingen die hiermee gemarkeerd zijn,
mogen uitsluitend door een erkende elektro-
monteur worden verwijderd.
OPGELET! HETE OPPERVLAKKEN!
Dit symbool is aangebracht op oppervlakken
die heet worden. Er bestaat gevaar voor
ernstig brandletsel of verbrandingen.
De oppervlakken kunnen ook na het uitscha-
kelen van het apparaat heet zijn.
OPMERKING
Het in acht nemen van opmerkingen verge-
makkelijkt de omgang met het apparaat.
VERWIJDEREN VAN DE VERPAKKING
Het verpakkingsmateriaal is 100% recycle-
baar en draagt het recyclingsymbool
. De
verschillende verpakkingsonderdelen mogen
daarom alleen met inachtneming en in volle-
dige overeenstemming met de plaatselijke
bepalingen van de regeringen m.b.t. afvalver-
wijdering worden verwijderd.
VERWIJDEREN VAN OUDE APPARATEN
Dit apparaat is van recyclebare en hergebru-
ikbare materialen gemaakt en mag alleen in
overeenstemming met de plaatselijke afval-
verwijderingsvoorschriften worden verwijderd.
Meer informatie over de behandeling, terug-
winning en recycling van dit huishoudelijk
apparaat verkrijgt u bij de plaatselijke over-
heid, bij het verzamelpunt voor huishoudelijk
afval of in de winkel waar u het product hebt
gekocht. Dit apparaat is overeenkomstig de
WEEE-richtlijn 2012/19/EU betreff ende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatu-
ur gemarkeerd.
Door ervoor te zorgen dat dit product correct
wordt verwijderd, helpt u om potentiële ne-
gatieve gevolgen voor het milieu en voor de
gezondheid van mensen te vermijden.
Het symbool
op het product of op de ver-
pakking wijst erop dat dit product niet als hu-
ishoudelijk afval mag worden behandeld. Het
moet echter naar een plaats worden gebracht
waar elektrische en elektronische apparatuur
wordt gerecycled.
TIPS VOOR ZUINIG ENERGIEVERBRUIK
Schalel de afzuigkap enkel met minimale
snelheid in als u begint met koken en laat
hem maar een paar minuten na het koken
doorlopen.
Verhoog de snelheid als u grote hoeveelhed-
en met veel damp kookt en gebruik de kook-
stoot alleen in extreme gevallen.
Vervang de koolstoffi lters als het nodig is om
een eff ectieve geurabsorptie te behouden.
Reinig het vetfi lter telkens als dit nodig is.
Gebruik altijd de grootst mogelijke luchtafvoer,
zoals in deze gebruiksaanwijzing beschreven,
voor een optimale eff ectiviteit en gering volu-
me.
CONFORMITEITSVERKLARING
Dit toestel voldoet aan de Ecodesign-eisen
van de Europese verordeningen: nr. 65/2014
en nr. 66/2014 in overeenstemming met de
Europese normen EN 61591 en EN 60704-2-
13
Montagehandleiding
110
NL
2 Montagehandleiding
2.1 Veiligheidsinstructies voor de keukenmeubel-
monteur
Het apparaat moet altijd door minstens twee personen
verplaatst en ingebouwd worden - gevaar voor onge-
vallen! Draag bij het uitpakken en de montage bescher-
mende handschoenen om snijwonden te voorkomen.
Het fi neer, de lijm of de kunststofbekleding van de aan-
grenzende meubels moeten temperatuurbestendig zijn
(min. 75°C). Als het fi neer en de bekleding onvoldoen-
de temperatuurbestendig zijn, kunnen ze vervormen.
Bij het ingebouwde toestel mag geen contact mogelijk zijn
met onderdelen die bij het gebruik onder spanning staan.
Het gebruik van muurstrips van massief hout op het
werkblad achter de kookplaat is toegelaten voor zover
de minimumafstanden volgens de inbouwtekeningen
worden gerespecteerd.
De minimumafstanden aan de achterkant van de kook-
plaatuitsparingen moeten volgens de inbouwtekening
worden gerespecteerd.
Bij het inbouwen naast een hoge kast is een veiligheid-
safstand van minstens 50 mm vereist. De zijkant van
de hoge kast moet met warmtebestendig materiaal
worden bekleed. Om goed te kunnen werken dient de
afstand echter ten minste 300 mm te bedragen.
De afstand tussen kookplaat en afzuigkap moet mins-
tens zo groot zijn als in de montagehandleiding van de
afzuigkap is voorgeschreven.
Het verpakkingsmateriaal (plastic folie, piepschuim,
nagels, enz.) moet uit de buurt van kinderen worden
gehouden omdat deze delen eventuele risicobronnen
vormen. Kleine onderdelen kunnen worden ingeslikt en
bij folie bestaat er verstikkingsgevaar.
2.2 Ventilatie
De inductiekookplaat is voorzien van een ventilator die
automatisch aan- en uitgaat. Als de temperatuurwaar-
den van de elektronica een bepaalde drempel over-
schrijden, start de ventilator met lage snelheid. Wordt
de inductiekookplaat intensief gebruikt, dan schakelt de
ventilator over naar een hogere snelheid. Als de elekt-
ronica voldoende is afgekoeld, reduceert de ventilator
zijn snelheid en schakelt automatisch uit.
De afstand tussen de inductiekookplaat en de keuken-
meubels of de ingebouwde apparaten moet groot
genoeg zijn, zodat de inductie voldoende geventileerd
wordt.
Als het vermogen van een kookzone regelmatig vanzelf
gereduceerd of uitgeschakeld wordt (zie hoofdstuk
'Oververhittingsbeveiliging'), is de koeling waarschijnlijk
onvoldoende. In dat geval is het aanbevolen de acht-
erwand van de onderkast ter hoogte van de uitsparing
in het werkblad te openen en de voorste dwarslijst van
het meubel over de gehele breedte van de kookplaat te
verwijderen, zodat een betere luchtcirculatie mogelijk
is.
Voor een betere ventilatie van de
kookplaat wordt vooraan een luchtspleet
van 5 mm aanbevolen.
2.3 Montage
Belangrijke opmerkingen
Overmatige warmteontwikkeling langs onder, bijv. door
een oven zonder dwarsstroomventilator, moet worden
vermeden.
Als bij inbouwfornuizen de pyrolysefunctie wordt gebru-
ikt, mag de inductiekookplaat niet worden gebruikt.
Bij de inbouw boven een lade moet erop worden gelet
dat er geen puntige voorwerpen in de lade worden
bewaard. Die kunnen anders aan de onderkant van de
kookplaat blijven haken en de lade blokkeren.
Als er zich een tussenbodem onder de kookplaat be-
vindt, moet de minimale afstand tot de onderkant van
de kookplaat 20 mm bedragen om voldoende ventilatie
van de kookplaat te garanderen.
De kookplaat mag niet boven koelkasten, vaatwassers,
wasmachines of droogkasten worden ingebouwd.
Om brand te vermijden, moet erop worden gelet dat
geen brandgevaarlijke, licht ontvlambare of door warm-
te vervormbare voorwerpen direct naast of onder de
kookplaat worden geplaatst of gelegd.
Kookplaatafdichting
Vóór het inbouwen moet de meegeleverde kookplaataf-
dichting zonder onderbreking worden ingelegd.
U moet verhinderen dat er tussen de rand van de ko-
okplaat en het werkblad of tussen het werkblad en de
muur vloeistoff en in de daaronder ingebouwde elektri-
sche apparaten kunnen indringen.
Bij inbouw van de kookplaat in een oneff en werkblad,
bijv. met een keramisch of vergelijkbaar oppervlak (te-
gels enz.) moet de pakking, die zich evt. aan de kook-
plaat bevindt, worden verwijderd. In de plaats daarvan
moet de verbinding tussen kookplaat en werkblad met
plastische afdichtmaterialen (kit) worden afgedicht.
De kookplaat in geen geval met silicone vastkleven!
Anders is het later niet meer mogelijk de kookplaat
weer te verwijderen zonder ze te vernielen.
Uitsparing in het werkblad
De uitsparing in het werkblad moet zo nauwkeurig mogelijk
met een goed, recht zaagblad of een bovenfrees worden
uitgezaagd. De snijvlakken dienen daarna te worden ver-
zegeld zodat er geen vocht kan binnendringen.
De uitsparing voor de kookplaat wordt volgens de af-
beeldingen uitgezaagd. De keramische kookplaat moet
absoluut horizontaal en op gelijke hoogte met het werkblad
liggen. Eventuele spanningen kunnen de glazen plaat
doen breken. Controleren of de pakking van de kookplaat
correct zit en volledig afsluit.
Montagehandleiding
111
NL
Minimumafstand tot naburige wanden
Afmetingen uitsparing
Uitfreesmaat
Buitenmaat kookplaat
Belangrijk:
Als de keramische kookplaat scheef zit of spant, bestaat
er verhoogd breukgevaar bij de montage!
Afdichttape in de hoek van de steunrand van het aanrecht
aanbrengen, zodat geen siliconenlijm onder de kookplaat
kan terechtkomen.
De kookplaat zonder lijm in de uitsparing van het werkblad
leggen en uitlijnen. Eventueel hoogtecompensatieplaten
eronder leggen.
De spleet tussen kookplaat en aanrechtblad met siliconen-
lijm voegen.
Belangrijk
Siliconenlijm mag op geen enkele plaats onder het opleg-
vlak terechtkomen. Het uitnemen op een later tijdstip wordt
daardoor onmogelijk. Bij negeren komt de garantie te
vervallen.
880+1
min.50
560+1
580
900
1
1
2
2 4
4
4
R5
min.50
880+1
min.50
560+1
584+1
904+1
1
2
2
3
3
3
R7
min.50
1
4
46
196
150
85 x 465
4,5 -0,5
50
150
200
3
85 x 465
2.4 Variabele montagemogelijkheden: Opliggen-
de montage
Afmetingen in mm
2.5 Variabele montagemogelijkheden:
Randloze montage
Montagehandleiding
112
NL
2.6 Uitsparing in het aanrechtblad uitzagen
De uitsparing wordt in twee stappen uitgezaagd.
1. De uitsparing voor de bodemkuip uitzagen.
2. De uitsparing voor het opleggen van de keramische
plaat uitfrezen. (Voor het uitfrezen is minstens een
bovenfrees met geleiding nodig.)
De buitenafmeting van de uitfrezing dient altijd ca. 6 mm
groter te zijn dan de buitenafmeting van de keramische
kookplaat, opdat een afdichting (zie: Kookplaat inplakken)
kan worden aangebracht.
Het is ook mogelijk om in plaats van stap twee het inleg-
vlak voor de keramische kookplaat in zijn geheel uit te
zagen en op aangepaste hoogte weer in te plakken.
Het is ook mogelijk om de inbouw uit te voeren met houten
of stenen profi elen of stalen haken.
1. Maak de uitsparing voor de kookplaat.
2. Houten of stenen profi el of steunhaak aan het aanrecht
bevestigen.
Opmerking
Om ervoor te zorgen dat de plaat bij stenen aanrecht-
bladen absoluut vlak ligt, moet de uitfrezing ev. worden
aangepast.
2.7 Kookplaat inplakken
Opmerkingen
Om schade aan het aanrechtblad en aan de kookplaat
te vermijden, is het nodig het systeem aanrechtblad/
kookplaat permanent waterdicht vast te plakken.
De te plakken onderdelen moeten droog en vetvrij zijn.
Om de kookplaat in te kleven hebt u adhesiereiniger en
hitte- en vochtbestendige siliconenlijm (150°C) nodig.
Lees in ieder geval de verwerkingsinstructies die zich
bij de beide materialen bevinden!
Hier vindt u ook de berekeningsformule voor het uithar-
den van de siliconenlijm. Voor afl oop van deze uithard-
tijd mag de kookplaat niet in gebruik worden genomen,
daar de siliconenlijm kan worden beschadigd!
Plak de kookplaat alleen aan de buitenranden vast!
De kookplaat nooit zonder bescherming met de kerami-
sche plaat op het aanrechtblad of op de grond leggen.
Door verontreinigingen (metaalspanen, steenresten
o.d.) kunnen krassen op het oppervlak van de glas-
keramiek ontstaan. Altijd een stuk karton of een wollen
deken eronder leggen.
Uitvoering
1. Afdichttape in de hoek van de steunrand van het
aanrecht aanbrengen, zodat geen siliconenlijm
onder de kookplaat kan terechtkomen.
Belangrijk: Maak uitsluitend gebruik van de met de
kookplaat meegeleverde afdichttape! Bij gebruik van
ander materiaal kan niet worden gegarandeerd dat
verzakking van de kookplaat na de inbouw uitblijft.
2. De kookplaat zonder lijm in de uitsparing van het werk-
blad leggen en de hoogte controleren. Ev. de meegele-
verde onderlegplaatjes in gelijkmatige afstanden op de
steunrand voor de kookplaat leggen om de hoogte aan
te passen.
3. De kookplaat er weer uitnemen.
4. De kleefvlakken op de buitenranden van de kookplaat
en op de snijvlakken aan de zijkant van het aanrecht
voorbehandelen met adhesiereiniger.
De adhesiereiniger op een sterk absorberende on-
dergrond (bijv. spaanplaat) in een dikke laag met een
penseel aanbrengen. Bij een zwak absorberende
ondergrond (bijv. marmer of graniet) is het voldoende
een dunne laag adhesiereiniger met een viltje aan te
brengen.
Belangrijk: Na het aanbrengen moet de adhesiereiniger
altijd ca. 30 minuten luchten.
5. Nu de kookplaat in de uitsparing leggen en justeren.
6. Tenslotte de spleet tussen kookplaat en aanrechtblad
met siliconenlijm opvoegen.
7. De voeg met een spatel en ontspannen water gladstri-
jken.
Let op: Maak gebruik van de afdichttape ! Siliconenlijm
mag op geen enkele plaats onder het draagvlak te-
rechtkomen. Het uitnemen op een later tijdstip wordt daar-
door onmogelijk. Bij negeren komt de garantie te vervallen.
Montagehandleiding
114
NL
2.8 Montage afzuigsysteem
De verbinding tussen kookplaat en ventilator kan met een
exibele slang of een plat kanaal tot stand worden ge-
bracht.
Het platte kanaal indien nodig met een fi jne zaag inkorten.
Betreff ende punt c
Het fl exibele verbindingselement wordt bij een werkblad-
diepte van 600 mm gebruikt. Zorg bij het aanleggen op
een liefst strakke en vouwvrije installatie. Kort overtollig
materiaal in.
Betreff ende punt f
Voor het opsteken van het overgangselement (d) op de
plintventilator (e) afdichtingstape rond de aansluitmof (f)
aanbrengen.
Belangrijk:
Alle componenten moeten na het in elkaar steken met
het bijgevoegde plakband zoals afgebeeld worden
afgeplakt.
Ventilator
Afdichtingstape
Actieve koolfi lter
Afzuigluchtkanaal-componenten (optioneel):
Plintfi lter (optioneel):
h
Plasmafi lter
Montagehandleiding
115
NL
2.9 Belangrijke Instructies voor het inbouwen
Het apparaat moet altijd door minstens twee personen
verplaatst en ingebouwd worden - gevaar voor onge-
vallen! Draag bij het uitpakken en de montage bescher-
mende handschoenen om snijwonden te voorkomen.
Kinderen altijd uit de buurt van het montagebereik
houden.
Controleer het apparaat na het uitpakken op transport-
schade. Bij problemen moet u contact opnemen met
uw handelaar of met de dichtbijzijnde klantenservice.
Verwijder na de montage alle verpakkingsafval (plastic,
schuimstofonderdelen enz.) buiten de reikwijdte van
kinderen - gevaar voor verstikking.
Het apparaat moet voor alle montagemaatregelen van
het elektriciteitsnet worden gescheiden - gevaar voor
elektrocutie. Let er bij de montage op dat het netsnoer
niet wordt beschadigd - brandgevaar en gevaar voor
elektrocutie. Gebruik het apparaat alleen als het volle-
dig is ingebouwd.
Alle uitsparingen in meubels en werkbladen moeten
vóór het inbouwen worden gemaakt. Verwijder alle
houtafval en zaagsel.
Als het apparaat NIET boven een oven wordt in-
gebouwd moet een afscheiding (niet in de levering
inbegrepen) onder het apparaat in het keukenmeubel
worden aangebracht.
De kookplaatventilator kan als afvoerlucht- en als circu-
latieluchtapparaat worden ingezet.
De afzuiglucht in een voor dat doel aangebrachte venti-
latieschacht of door de huismuur naar buiten leiden.
De afzuiglucht mag niet via een in gebruik zijnde rook-
of gasafvoerschouw worden afgevoerd. Vraag in geval
van twijfel advies bij een erkend schoorsteenveger.
Als in de buurt van de kookplaatventilator een haardaf-
hankelijk vuur (hout-, kool-, olie- of gasvuur) aanwezig
is, moet er voor voldoende, vers aangevoerde lucht
worden gezorgd. Anders bestaat er gevaar voor vergif-
tiging. Een veilige werking van de kookplaatventilator
is gewaarborgd als de door de kookplaatventilator
veroorzaakte onderdruk de 0,04 mbar (4 Pa) niet over-
schrijdt en er voldoende verse lucht de ruimte in kan
stromen.
Afvoerluchtleidingen moeten voldoen aan brandklasse
B 1 DIN 4102. Zorg ervoor dat er geen kleinere maat
aansluitmof wordt gekozen dan de minimale, nominale
wijdte.
Het is van belang dat er altijd gebruik wordt gemaakt
van het voor de luchtgeleiding aanbevolen en met de
kookplaatafzuiging compatibele systeem Compair Flow
150 (Naber).
De nominale wijdte van de circulatieluchtbuizen mag
niet lager zijn dan 150 mm.
Afvoerluchtleidingen zouden zo kort mogelijk moeten
zijn, niet in een hoek van 90 graden maar in wijde
bochten doorgetrokken moeten worden en geen dia-
meterreducties mogen hebben.
Buisdiameters nooit kleiner dan 150 mm kiezen. 50 cm
voor de ventilatiemodule mogen geen bochten/hoeken
worden aangebracht.
Tussen twee hoeken/bochten altijd een recht stuk van
ca. 50 cm plaatsen.
De diameters van roosters en de uitsparing in de
plint zouden minimaal overeen moeten komen met
de diameter van de afvoerluchtleiding. Er dient een
uitstroomopening van minstens 500 cm² aanwezig te
zijn. De plintlijsthoogte inkorten of passende openingen
aanbrengen.
Zorg er tijdens de installatie voor dat de circulatieluch-
teenheid ook na het afmonteren van de keuken toegan-
kelijk blijft. Eventueel moeten plintpoten van de keuken-
kastjes worden verplaatst.
Montage
Neem de algemeen geldende voorschriften van de
elektriciteitsmaatschappij en de brandweer in acht.
Montage/aansluiting door vakkundig personeel.
Voor schade door het niet naleven van deze en met het
apparaat meegeleverde documenten kan de fabrikant
niet aansprakelijk worden gesteld.
Minimum afstanden t.o.v. muren in acht nemen: aan de
zijkant minstens 100 mm, aan de achterkant minstens
50 mm.
Uitsparing in de tafel voorbereiden
Uitsparing uitfrezen of met houten lijsten aanbrengen.
Uitsparingen op maat en met rechte hoeken
Op de hoogte letten zodat kookplaat en fi lterunit pre-
cies passen.
Voor een zijdelingse ventilatie-uitsparing van min. 400
cm² zorgen
Meubelen en afdekkingen moeten temperatuurbesten-
dig zijn (< 75°C).
Filterset alleen links voorzien.
Ventilatie-unit inbouwen
Unit (actieve kool of plasma) in de uitsparing plaatsen.
Luchtpijp uitlijnen, fi xeren.
Elektrische verbindingen maken.
Kookplaat inleggen, centreren.
Kookplaat tijdens het uitharden van de silicone niet in
gebruik nemen.
Voor het inkleven de bruikbaarheid van de primer/in-
kleefmassa testen.
Kookplaat niet vastschroeven daar het 18 kg weegt
(zonder fi lter).
Brandbare wanden/plafonds boven de kookplaten
moeten overeenkomstig de plaatselijke brandpreventie-
voorschriften brandwerend bekleed zijn.
Elektrische aansluiting
Zekeringen/hoofdschakelaar pas na het inbouwen/be-
dragen van de kookplaat inschakelen.
Het bijgevoegde plaatje op een goed zichtbare plaats
bevestigen omdat het na de montage niet meer toe-
gankelijk is.
Brandbare wanden/plafonds boven de kookplaten
moeten overeenkomstig de plaatselijke brandpreventie-
voorschriften brandwerend bekleed zijn.
De bescherming tegen aanraken van de kookplaat
moet door een correcte montage gegarandeerd zijn.
Het actieve-kool- of plasmafi lter moet voor onder-
houdsdoeleinden zo geïnstalleerd worden dat het altijd
makkelijk en eenvoudig toegankelijk is.
OPMERKING
Bij circulatiebedrijf dient voortdurend
voldoende geventileerd te worden om de
luchtvochtigheid af te voeren.
Montagehandleiding
116
NL
2.10 7-polige stekker aansluiting ventilator
Werkwijze
Voor de ventilatoraansluiting dient u beide 7-polige stek-
kers met elkaar te verbinden.
Stekkerborging op de 7-polige stekker (ventilator) van de
kookplaat openen en de 7-polige contrastekker van de
ventilator(en) insteken tot deze goed vastklikt. Aansluitend
de stekkerborging weer goed vastzetten.
De stekkers moeten na de montage aan de achterwand of
aan een kastwand worden bevestigd.
2.11 4-polige stekker aansluiting plasmafi lter
(optioneel)
Werkwijze
Stekkerverbindingen op de 4-polige stekker (plasma) van
de kookplaat openen en de beschermkappen weghalen.
Vervolgens de 4-polige contrastekker van het plasmafi l-
ter (g) insteken tot deze goed vastklikt. Aansluitend de
stekkerborging weer goed vastzetten. De stekkers moeten
na de montage aan de achterwand of aan een kastwand
worden bevestigd.
h
e
WAARSCHUWING VOOR ELEKTRI-
SCHE ENERGIE!
ER BESTAAT LEVENSGEVAAR!
In de buurt van dit symbool zijn onder
spanning staande onderdelen aangebracht.
Afdekkingen die hiermee gemarkeerd zijn,
mogen uitsluitend door een erkende elektro-
monteur worden verwijderd.
De elektrische aansluiting mag uitsluitend door een
erkend vakman worden uitgevoerd!
De wettelijke voorschriften en aansluitvoorwaarden van
de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij moeten strikt
worden nageleefd.
Bij het aansluiten van het apparaat moet een installatie
worden voorzien die het mogelijk maakt het apparaat
met een contactopeningswijdte van ten minste 3 mm
met alle polen van het net te scheiden. Geschikte
scheidingsinstallaties zijn LS-schakelaars, zekeringen
en contactoren. Bij aansluiting en reparatie het toestel
met een van deze installaties stroomloos maken.
De aardleider moet zo lang zijn dat hij bij het begeven
van de trekontlasting pas na de stroomvoerende aders
van de aansluitkabel met trekkracht wordt belast.
De overtollige kabellengte moet uit de inbouwzone
onder het toestel worden getrokken.
U moet er ook op letten dat de netspanning met de op
het typeplaatje aangegeven netspanning overeenstemt.
Bij het ingebouwde toestel mag geen contact mogelijk
zijn met onderdelen die bij het gebruik onder spanning
staan.
Let op: door een verkeerde aansluiting kan de vermo-
genselektronica worden vernield.
Het apparaat is alléén toegelaten voor een vaste
aansluiting. Het mag niet met een geaard stopcontact
worden aangesloten.
Montagehandleiding
117
NL
Aansluitwaarden
Netspanning: 380-415V 3N~, 50/60Hz
Nominale componentenspanning: 220-240V
Aansluitkabel standaard aanwezig
De kookplaat is bij levering met een temperatuurbes-
tendige aansluitkabel uitgerust.
De aansluiting op het net wordt volgens het aansluit-
schema uitgevoerd, tenzij de aansluitkabel al met een
stekker is uitgerust.
Als de netaansluitkabel van dit apparaat wordt bescha-
digd, moet hij door een speciale aansluitkabel worden
vervangen. Om risico’s te vermijden mag dit alleen door
de fabrikant of zijn klantenservice gebeuren.
Aansluitingsmogelijkheden
380-415 V 2N~
380-415 V 3N~
220-240 V 1N~
L1
L1
N
L2
L2
L1
L3
N
N
zwart
bruin
grijs
blauw
groen-geel
380-415 V 2N~380-415 V 3N~
220-240 V 1N~
L1
L1
N
L2
L2
L1
L3
N
N
zwart
bruin
grijs
blauw
groen-geel
wit
zwart
bruin
grijs
blauw
groen-geel
zwart
bruin
grijs
blauw
groen-geel
zwart
bruin
grijs
blauw
groen-geel
wit
zwart
bruin
grijs
blauw
groen-geel
wit
2.12 Technische gegevens
Afmetingen kookplaat
hoogte/ breedte/ diepte mm 200 x 900 x 580
Kookzones
alle ......................cm / kW 19x22/ 2,2 (3,7)*
Kookplaat ...................kW
Ventilator ....................kW
Plasma .......................kW
7,4
0,115
0,01
* Vermogen bij ingeschakelde powerstand
2.13 Inbedrijfstelling
Na het inbouwen van de kookplaat en na het inschakelen
van de voedingsspanning (aansluiting op het net) vindt
eerst een zelftest van de besturing plaats en verschijnt er
een service-informatie voor de klantenservice.
Belangrijk: bij de aansluiting op het net mogen er geen
voorwerpen op de touch-control sensoren liggen!
Met een sponsje en wat afwasmiddel even over het opper-
vlak van de kookplaat vegen en vervolgens droogwrijven.
Beschrijving van het toestel
118
NL
3 Beschrijving van het toestel
Het decor kan van de afbeeldingen afwijken.
1. Inductiekookzone voor
2. Inductiekookzone achter
3. Keramische kookplaat
4. Touch-control-bedieningsveld
5. Stand-by-toets en ventilatorbediening
6. Ventilator
7. Stand-by-toets
8. Aan/Uit-toets (kookplaat)
9. Sensorveld
10. Kookstandweergave
11. Vergrendeltoets
12. Warmhoudtoets
13. Aanwijzing van de warmhoudstand (3 standen)
14. STOP-toets (pauzefunctie)
15. Min-/plus-toets timer
16. Timer-weergave
17. Aanwijzing voor kookwekker
18. Aanwijzing voor kookzonetimer
19. Brugfunctie
20. Min-/plus-toets ventilator
21. Weergave ventilator
Sensorveld voor
kookzone voor
Sensorveld voor
kookzone achter
Beschrijving van het toestel
119
NL
3.1 Bediening met sensortoetsen
De bediening van de keramische kookplaat gebeurt met
touch-control-sensortoetsen. De sensortoetsen functio-
neren als volgt: met de vingertop kort een symbool op het
keramische oppervlak aanraken. Elke correcte bediening
wordt door een signaaltoon bevestigd.
In de rest van de tekst wordt voor de touch-control-sensor-
toets het woord 'toets' gebruikt.
Stand-by-toets
(7)
Met deze toets wordt het toestel in de operationele modus
geschakeld. De toets is bij wijze van spreken de hoofd-
schakelaar. Na het uitschakelen met deze toets blijft het
toestel nog ca. 120 min. in de operationele modus.
Let op! Is het toestel volledig uitgeschakeld, dan is er ook
geen restwarmteweergave meer zichtbaar!
Aan/uit-toets (8) kookzones links of rechts
Met deze toets wordt de desbetreff ende kookzone in- en
uitgeschakeld.
Kookstandweergave (10)
De kookstandweergave toont de gekozen kookstand, of:
...................Restwarmte
...................Powerstand
...................Panherkenning
...................Automatisch aankoken
...................Stop-functie
....................Warmhoudfunctie
....................Vergrendeltoets
Symbolen
..........Warmhoudstanden 42°C/70°C/94°C
...................Timerfunctie, automatische uitschakeling
...................Kookwekker
..................Brugfunctie
Vergrendeltoets (11)
Met de vergrendeltoets kunnen de toetsen worden geblok-
keerd.
Warmhoudtoets (12)
Om warm te houden en te sudderen.
Powerstand in het sensorveld
De powerstand stelt extra vermogen voor de inductiekook-
zones ter beschikking.
STOP-toets (14)
Het koken kan met de STOP-toets even worden onderbro-
ken.
Recall-functie (Herstelfunctie) (14)
Na het per ongeluk uitschakelen van de kookplaat kan de
laatste instelling weer worden hernomen.
Min-toets / Plus-toets ventilator (20)
Met deze toetsen worden de vermogensstanden van de
afzuiging gekozen en de nalooptijd ingesteld.
3.2 Wat u moet weten over de slider (sensorveld)
De slider functioneert in principe zoals de sensortoetsen,
met het verschil dat u de vinger op het keramische op-
pervlak plaatst en dan kunt verschuiven. Het sensorveld
herkent deze beweging en verhoogt of verlaagt de aange-
toonde waarde (kookstand) volgens de beweging.
Het begrip „slider” [Engels „slide”: schuiven, laten glijden]
is in deze handleiding identiek met de term sensorveld.
Waarop moet u bij de bediening letten?
De vinger mag niet te vlak op de keramische plaat worden
gezet om te verhinderen dat naburige toetsen/sensorvel-
den per ongeluk reageren.
Sensorveld aantikken of de vinger verschuiven
Het sensorveld kan met de vinger worden aangetikt; dan
verandert de aangetoonde waarde (kookstand) stapsge-
wijs.
Als de vinger op het sensorveld wordt geplaatst en dan
naar links of naar rechts wordt verschoven, verandert de
aangetoonde waarde continu.
Hoe sneller de beweging, hoe sneller de aanwijzing veran-
dert.
Sensorveld
fout goed
aantikken schuiven
Bediening
120
NL
4 Bediening
4.1 Het inductiekookveld
De kookplaat is met een inductiekookveld uitgerust. Een
inductiespoel onder de keramische kookplaat wekt een
elektromagnetisch wisselveld op, dat de vitrokeramiek
doordringt en in de bodem van de pan een warmtevor-
mende stroom induceert.
Bij een inductiekookzone wordt de warmte niet meer
door een verwarmingselement via de pan op de te koken
gerechten overgedragen; de nodige warmte wordt m.b.v.
inductiestromen direct in de pan gevormd.
Voordelen van het inductiekookveld
energiebesparend koken door rechtstreekse energieo-
verdracht op de pan (aangepaste pannen van magneti-
seerbaar materiaal zijn noodzakelijk),
meer veiligheid omdat de energie alleen wordt doorge-
geven als er een pan op de kookzone staat,
energieoverdracht tussen inductiekookzone en panbo-
dem met een hoog rendement,
hoge opwarmsnelheid,
weinig risico op verbrandingen omdat de kookplaat al-
leen door de panbodem wordt verwarmd, overkokende
gerechten branden niet vast,
snelle, nauwkeurige regeling van de energietoevoer.
4.2 Panherkenning
Als er geen of een te kleine pan op de kookzone staat als
de kookzone is ingeschakeld, dan wordt deze niet van
energie voorzien. Een knipperende in de kookstand-
weergave maakt daarop attent.
Als er een geschikte pan op de kookzone wordt geplaatst,
wordt de ingestelde stand ingeschakeld en de kookstand-
weergave brandt. De energietoevoer wordt onderbroken
als de pan wordt verwijderd, in de kookstandweergave
verschijnt een knipperende .
Indien kleinere pannen worden opgezet, waarbij de pan-
herkenning toch in werking treedt, wordt slechts zoveel
energie toegevoerd als nodig is.
Panherkenningsgrenzen
Kookzonediameter
(mm)
Aanbevolen nimumdiame-
ter-panbodem (mm)
220 x 190 115
De bodem van de pan mag niet kleiner dan een bepaal-
de minimumdiameter zijn, omdat de inductie anders niet
wordt ingeschakeld. Plaats de pan altijd in het midden van
de kookzone om een optimaal rendement te verkrijgen.
Belangrijk: naargelang van de kwaliteit van de pan kan
de vereiste minimumdiameter voor het reageren van de
panherkenning afwijken!
4.3 Gebruiksduurbeperking
De inductiekookplaat bezit een automatische gebruiksdu-
urbeperking.
De ononderbroken gebruiksduur voor elke kookzone is
afhankelijk van de gekozen kookstand (zie tabel).
De voorwaarde is dat tijdens de gebruiksduur de instellin-
gen van de kookzone niet worden veranderd.
Als de gebruiksduurbeperking heeft gereageerd, wordt de
kookzone uitgeschakeld; er is een kort signaal te horen en
in de aanwijzing verschijnt een H.
De automatische uitschakeling heeft voorrang op de bed-
rijfsduurbeperking, d.w.z. de kookzone wordt pas uitge-
schakeld als de tijd van de automatische uitschakeling is
afgelopen (bijv. automatische uitschakeling met 99 minu-
ten en kookstand 9 is mogelijk).
Gebruiksduurbeperking
Ingestelde kookstand Gebruiksduurbeperking in
minuten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
P
120
520
402
318
260
212
170
139
113
90
10
4.4 Andere functies
Als één of meer sensortoetsen langer of tegelijk worden
ingedrukt (bijv. door een per ongeluk op de sensortoetsen
geplaatste pan), wordt er niet geschakeld.
Het symbool knippert en er is gedurende een zekere
tijd een signaal te horen. Na een paar seconden wordt er
uitgeschakeld. A.u.b. het voorwerp van de sensortoetsen
halen.
Om het symbool te wissen, op dezelfde toets drukken
of de kookplaat uit- en inschakelen.
4.5 Oververhittingsbeveiliging (inductie)
Als de kookplaat langdurig op vol vermogen wordt gebru-
ikt, kan bij een hoge kamertemperatuur de elektronica niet
meer voldoende worden gekoeld.
Om te vermijden dat te hoge temperaturen in de elektro-
nica optreden, wordt evt. het vermogen van de kookzone
automatisch gereduceerd. Als bij normaal gebruik van de
kookplaat en normale kamertemperatuur regelmatig E2
verschijnt, is de koeling waarschijnlijk onvoldoende.
Ontbrekende koelopeningen in het meubel kunnen de
oorzaak zijn. Eventueel moet de inbouw worden gecontro-
leerd (zie hoofdstuk 'Ventilatie').
Bediening
121
NL
4.6 Servies voor inductiekookplaat
De pannen die voor de inductiekookplaat worden gebru-
ikt, moeten van metaal zijn, magnetische eigenschappen
bezitten en een voldoende grote bodem hebben.
Gebruik uitsluitend pannen met een bodem die voor induc-
tie geschikt is.
Geschikte pannen Ongeschikte pannen
Geëmailleerde stalen pan-
nen met dikke bodem
Pannen van koper, roestvrij
staal, aluminium, vuurvast
glas, hout, keramiek of
terracotta
Gietijzeren pannen met
geëmailleerde bodem
Pannen van roestvrij
gelaagd staal, roestvrij fer-
rietstaal of aluminium met
speciale bodem
Zo kunt u vaststellen of uw pan geschikt is:
Voer de hierna beschreven magneettest uit of kijk of
de pan het symbool voor het koken met inductiestroom
draagt.
Magneettest:
Ga met een magneet over de bodem van
uw pan. Wordt de magneet aangetrokken,
dan kunt u de pan op de inductiekook-
plaat gebruiken.
Noot:
Bij het gebruik van sommige pannen die geschikt zijn voor
inductie, kunnen geluiden optreden, die te wijten zijn aan
de bouwwijze van deze pannen.
Fout: de panbodem is gewelfd. De temperatuur kan door
de elektronica niet correct worden bepaald.
4.7 Tips om energie te besparen
Hier vindt u enkele belangrijke aanwijzingen om zuinig en
effi ciënt met uw nieuwe inductiekookplaat en uw kookgerei
om te gaan.
De panbodemdiameter moet even groot zijn als de
kookzonediameter.
Bij de aankoop van pannen dient u er rekening mee
te houden dat vaak de bovenste pandiameter wordt
vermeld. Die is meestal groter dan de panbodem.
Snelkookpannen zijn door de gesloten kookruimte en
de overdruk bijzonder tijdbesparend en zuinig. Door de
korte bereidingsduur blijven vitamines bewaard.
Let erop dat er altijd voldoende vloeistof in de snel-
kookpan is, want bij een leeggekookte pan kunnen de
kookzone en de pan door oververhitting beschadigd
raken.
Kookpannen indien mogelijk altijd met een passend
deksel sluiten.
Voor elke te bereiden hoeveelheid de passende pan
gebruiken. Een grote, nauwelijks gevulde pan verbruikt
veel energie.
4.8 Kookstanden
Het verwarmingsvermogen van de kookzones kan in
meerdere standen worden ingesteld. In de tabel vindt u
toepassingsvoorbeelden voor de verschillende standen.
Kookstand Toepassing
0
1-2
3
4-5
6
7-8
9
P
UIT-stand, benutting van de restwarmte
Smelten 42°C
Warm houden 70°C
Sudderen 94°C
Verder koken van kleine hoeveelheden
Doorkoken
Gaar koken van grote hoeveelheden,
gaar braden van grote stukken
Braden, bechamelsaus maken
Braden
Aan de kook brengen, aanbraden,
braden
Powerstand (hoogste vermogen)
Bij kookpannen zonder deksel moet ev. een hogere kook-
stand worden gekozen.
4.9 Restwarmteweergave
De keramische kookplaat is met een restwarmteweergave
H uitgerust.
Zolang de H na het uitschakelen brandt, kan de restwarm-
te worden gebruikt om te smelten en om gerechten warm
te houden.
Na het uitdoven van de letter H kan de kookzone nog heet
zijn. Er bestaat gevaar voor verbranding!
Bij een inductiekookzone wordt de keramiek niet direct,
maar alleen door de terugstralende warmte van de pan
verwarmd.
Bediening
122
NL
4.10 Toestel in operationele modus zetten
Met de stand-by-toets wordt het toestel in de operatione-
le modus geschakeld. De toets is bij wijze van spreken de
hoofdschakelaar. Er vindt eerst een zelftest van de besturing
plaats en de weergavelampjes gaan kort branden.
Na het uitschakelen met deze toets blijft het toestel nog ca.
120 min. in de operationele modus.
Let op! Is het toestel volledig uitgeschakeld, dan is er ook
geen restwarmteweergave meer zichtbaar!
4.11 Bediening van de toetsen
De hier beschreven besturing verwacht na het bedienen van
een (keuze-) toets daarna de bediening van een volgende
toets.
De volgende toets moet principieel binnen 10 seconden wor-
den bediend, anders wordt de keuze geannuleerd.
4.12 Kookplaat en kookzone inschakelen
1. Zolang op de Aan/Uit-toets drukken (ca. 1 sec.) tot de
kookstandweergaven 0 aantonen en een kort signaal te
horen is. De besturing is klaar voor gebruik.
2. Meteen daarna het sensorveld van een kook-
zone aanraken. Er wordt een kookstand ingeschakeld.
links Kookstand 0
centrum Kookstand 6
rechts Kookstand P*
Zlie hoofdstuk Wat u moet weten over de slider (sensor-
veld)Om de kookstand te veranderen of om een andere
kookzone in te schakelen moet u het bijbehorende sensor-
veld aanraken.
3. Meteen daarna voor inductie geschikt kookgerei op de
kookzone plaatsen. De panherkenning schakelt de induc-
tiespoel in. De pan wordt verwarmd.
Zolang geen pan op de kookzone wordt geplaatst, wisselt
de aanwijzing tussen de ingestelde kookstand en het sym-
bool . Zonder pan wordt de kookzone om veiligheidsre-
denen na 10 minuten uitgeschakeld. Meer hierover in het
hoofdstuk „panherkenning”.
4.13 Kookzone uitschakelen
4. a) Het sensorveld uiterst links aanraken of
b) de op het sensorveld geplaatste vinger naar
links verschuiven om de kookstand op 0 te verlagen
c) op de Aan/Uit-toets drukken. De bijbehorende kook-
zones worden uitgeschakeld.
4.14 Kookplaat uitschakelen
5. Op de Aan/Uit-toets drukken. De kookplaat wordt onaf-
hankelijk van de instelling volledig uitgeschakeld.
Noot:
Als alle kookzones handmatig worden uitgeschakeld (kook-
stand 0) en vervolgens op geen enkele toets of sensorveld
meer wordt gedrukt, wordt de kookplaat na 10 seconden auto-
matisch uitgeschakeld.
* De powerstand wordt meteen geactiveerd.
Zie alinea „Powerstand”.
geschikt voor inductie
Bediening
123
NL
4.15 STOP-functie
Het koken kan tijdelijk met de STOP-toets worden on-
derbroken, bijv. als er aan de deur wordt gebeld. Om het
koken met dezelfde kookstanden voort te zetten, moet de
STOP-functie worden beëindigd. Een evt. ingestelde timer
wordt gestopt en loopt daarna verder.
Om veiligheidsredenen is deze functie slechts 10 minuten
beschikbaar. Daarna wordt de kookplaat uitgeschakeld.
1. Het kookgerei staat op de kookzones en de gewenste
kookstanden zijn ingesteld.
2. Op de STOP-toets
drukken. In plaats van de geko-
zen kookstanden gaat het pauzesymbool aan.
3. De onderbreking wordt beëindigd door eerst op de
STOP-toets en daarna op het knipperend sensorveld
links naast de STOP-toets te drukken.
Bij het aanraken van het sensorveld over het hele sen-
sorveld glijden (sliden).
De tweede toets moet binnen 10 seconden worden
aangeraakt, anders blijft de Stop-functie actief.
4.16 Recall-functie
(Herstelfunctie)
Na het per ongeluk uitschakelen van de kookplaat kan de
laatste instelling weer worden hernomen.
De recall-functie functioneert alleen als er ten minste één
kookzone is ingeschakeld.
1. De kookplaat werd per ongeluk met de Aan/Uit-toets
uitgeschakeld.
2. Binnen 6 seconden na het uitschakelen opnieuw op de
Aan/Uit-toets drukken. De led van de STOP-toets
knippert. Meteen daarna op de STOP-toets drukken.
De oorspronkelijke kookstanden zijn weer ingesteld.
Het kookproces wordt voortgezet.
Hersteld worden:
De kookstanden van alle kookzones
Minuten en seconden van voor welbepaalde kookzo-
nes geprogrammeerde timers
Aankookautomaat
Powerstand
Niet hersteld worden:
De tellers van de gebruiksduurbeperking (er wordt
weer vanaf 0 geteld)
Bediening
124
NL
4.17 Vergrendeltoets
De kinderbeveiliging moet verhinderen dat kinderen de
inductiekookplaat per ongeluk of opzettelijk inschakelen.
Hiervoor wordt de bediening geblokkeerd.
Vergrendeltoets inschakelen
1. De Aan/Uit-toets kookplaat
indrukken (ca. 1 sec.)
om de complete kookplaat in te schakelen.
2. Meteen daarna gelijktijdig op de vergrendeltoets en
de STOP-toets drukken
3. Vervolgens de vergrendeltoets indrukken om de
vergrendeltoets te activeren. In de kookstandweerga-
ven verschijnt een L voor Child-Lock; de bediening is
geblokkeerd en de kookplaat wordt uitgeschakeld.
Vergrendeltoets uitschakelen
4. Op de Aan/Uit-toets drukken.
5. Meteen daarna gelijktijdig op de vergrendeltoets en
de STOP-toets drukken
6. Vervolgens op de STOP-toets drukken om de ver-
grendeltoets uit te schakelen. De L verdwijnt.
Vergrendeltoets alleen voor een kookproces opheff en
Voorwaarde: De vergrendeltoets is volgens punt 1-3 inge-
schakeld.
Op de Aan/Uit-toets drukken.
Meteen daarna gelijktijdig op de vergrendeltoets en
de STOP-toets drukken
Nu kan door de gebruiker een kookzone ingeschakeld
worden.
Na het uitschakelen van de kookplaat is de vergrende-
ling weer actief (ingeschakeld).
Opmerkingen
Bij een stroomstoring wordt de ingeschakelde vergren-
deling beëindigd, d.w.z. gedesactiveerd.
4.18 Brugfunctie
De voorste en de achterste kookzone kunnen voor het
koken aaneengeschakeld worden (brugfunctie). Daardoor
kunnen grote pannen worden gebruikt.
1. De kookplaat inschakelen.
2. Om de brugfunctie in te schakelen het sensorveld
van de voorste en achterste kookzone geli-
jktijdig aanraken.
De brugfunctie is ingeschakeld, het symbool
verschijnt. De bediening gebeurt met het sensorveld
van de voorste kookzone.
3. Om de combinatie te desactiveren opnieuw op beide
sensorvelden tegelijk drukken of de kook-
plaat uitschakelen.
Opmerking
De braadslede of de pan moet de gebruikte kookzones ten
minste voor de helft bedekken om door de panherkenning
te worden herkend!
Bediening
125
NL
4.19 Automatische uitschakeling (timer)
Door de automatische uitschakeling wordt elke ingeschakelde
kookzone na een instelbare tijd automatisch uitgeschakeld. Er
kunnen kooktijden van10 sec. (0.10) tot 1 uur en 59 minuten
(1.59) worden ingesteld.
1. De kookplaat inschakelen. Een of meer kookzones inscha-
kelen en gewenste kookstanden kiezen.
2. Gelijktijdig op de plus-
en min-toets drukken tot het
symbool voor de gewenste kookzone oplicht.
3. Om de tijd in te stellen op de plus- of min-toets druk-
ken.
Na enkele seconden wordt de waarde overgenomen en de
tijd begint te lopen. Het decimale punt knippert.
4. Na afl oop van de tijd wordt de kookzone uitgeschakeld. Er
is een tijd lang een signaal te horen, dat kan worden uitge-
schakeld door op de plus- en min-toets te drukken.
Opmerkingen
Om de automatische uitschakeling voor een andere kook-
zone te programmeren, de stappen 2 tot 3 herhalen.
Ter controle van de verstreken tijd (automatische uitsch-
akeling) zo vaak tegelijkertijd op de plus- en min-toets
drukken tot het overeenkomstige symbool voor de
gewenste kookzone oplicht. De aangetoonde waarde kan
afgelezen en veranderd worden.
Automatische uitschakeling vervroegd wissen: door gelijk-
tijdig op de plus- en min-toets te drukken de gewenste
kookzone selecteren en de tijd door drukken op de min-to-
ets wissen („0”).
Als meerdere kookzones met automatische uitschakeling
geprogrammeerd zijn, wordt in de timer-weergave steeds
de kookzone met de kortste tijd aangetoond.
4.20 Kookwekker (eierwekker)
De kookzones zijn uitgeschakeld
1. De kookplaat inschakelen.
2. Gelijktijdig op de plus- en min-toets drukken tot onder
de timer-aanwijzing het symbool oplicht.
3. Om de tijd in te stellen op de plus- of min-toets druk-
ken. Na enkele seconden wordt de waarde overgenomen
en de tijd begint te lopen. Het decimale punt knippert.
4. Na afl oop van de tijd is er een tijd lang een signaal te
horen, dat kan worden uitgeschakeld door op de plus of
min-toets of te drukken
Kookwekkerinstelling als er al kookzones in gebruik zijn
Gelijktijdig op de plus- en min-toets drukken tot onder
de timer-aanwijzing het symbool oplicht.
Om de tijd in te stellen op de plus- of min-toets druk-
ken.
Na afl oop van de tijd is er een tijd lang een signaal te
horen, dat kan worden uitgeschakeld door op de plus of
min-toets of te drukken
Noot:
De kookwekker blijft ook dan in werking als de linker of rechter
kookplaatzijde uitgeschakeld is. Om de tijd te wijzigen de linker
of rechter kookplaatzijde inschakelen.
Bediening
126
NL
4.21 Automatisch aankoken
Bij de aankookautomaat gebeurt het aan de kook brengen
met kookstand 9. Na een bepaalde tijd wordt automatisch
naar een lagere doorkookstand (1 tot 8) teruggeschakeld.
Bij het gebruik van het automatisch aankoken moet alleen
de doorkookstand worden gekozen waarmee de bereiding
verder moet worden gekookt, omdat de elektronica auto-
matisch terugschakelt.
Het automatisch aankoken is geschikt voor gerechten die
koud worden opgezet, op hoog vermogen worden ver-
warmd en op de doorkookstand niet permanent in het oog
moeten worden gehouden (bijv. het koken van soepvlees).
1. De kookplaat inschakelen.
2. Lang (ca. 3 sec.) op het sensorveld
drukken
om de functie te activeren en meteen een bepaalde
doorkookstand te kiezen:
......... links ........... kookstand 1
......... centrum...... kookstand 6
......... rechts ......... kookstand 8
A en de gekozen doorkookstand knipperen afwis-
selend.
3. Het automatisch aankoken verloopt volgens de pro-
grammering. Na een bepaalde tijd (zie tabel) wordt
het kookproces op de doorkookstand voortgezet. Het
symbool A dooft uit.
Opmerkingen
Tijdens het automatisch aankoken kan de doorkook-
stand verhoogd worden. Door de doorkookstand te ver-
lagen wordt het automatisch aankoken uitgeschakeld.
4.22 Warmhoudfunctie
Met de warmhoudfunctie kunnen gerechten die klaar zijn
op een kookzone warm gehouden worden. De kookzone
wordt met laag vermogen gebruikt.
1. Kookgerei staat op een kookzone en een kookstand
(bijv. 3) is gekozen.
2. Door meermaals drukken op de warmhoudtoets de
gewenste warmhoudstand kiezen:
komt overeen met ca. 42°C
komt overeen met ca. 70°C
komt overeen met ca. 94°C
3. Om uit te schakelen het sensorveld links
aanraken of op de warmhoudtoets drukken.
De warmhoudfunctie staat 120 minuten ter beschikking,
daarna wordt de kookzone uitgeschakeld.
lang drukken (ca. 3 sec.)
Ingestelde
Kookstand
Aankookautomaat
Tijd (min:sec)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
0:40
1:12
2:00
2:56
4:16
7:12
2:00
3:12
-
Bediening
127
NL
4.23 Vergrendeling
Door de vergrendeling kunnen de bediening van de toet-
sen en de instelling van een kookstand worden geblokke-
erd. Alleen de Aan/Uit-toets kan nog altijd worden bediend
om de kookplaat uit te schakelen.
Vergrendeling inschakelen
1. Op de vergrendeltoets drukken. Het controlelampje
boven de vergrendeltoets brandt.
Vergrendeling uitschakelen
2. Op de vergrendeltoets
drukken. Het controlelampje
boven de vergrendeltoets dooft uit.
Opmerkingen
De geactiveerde vergrendeling blijft ook behouden als de
kookplaat uitgeschakeld is! Vooraleer weer kan worden
gekookt, moet ze daarom eerst gedeactiveerd worden!
Bij een stroomstoring wordt de ingeschakelde vergrende-
ling beëindigd, d.w.z. gedesactiveerd.
4.24 Powerstand
De powerstand stelt extra vermogen voor de inductiekook-
zones ter beschikking. Een grote hoeveelheid water kan
snel aan de kook worden gebracht.
1. De kookplaat inschakelen.
2. Het sensorveld uiterst rechts bij max. van de
gewenste kookzone aanraken. In de kookstandweerga-
ve verschijnt . De powerstand is ingeschakeld.
3. Na 10 minuten wordt de powerstand automatisch uitge-
schakeld. De verdwijnt en er wordt naar kookstand 9
teruggeschakeld.
Noot:
Om de powerstand vervroegd uit te schakelen, op het
overeenkomstige sensorveld drukken.
4.25 Powermanagement
Telkens twee kookzones zijn – om technische redenen
– tot een module gecombineerd en beschikken over een
maximaal vermogen.
Als deze vermogensgrens bij het inschakelen van een
hoge kookstand of de powerfunctie wordt overschreden,
reduceert het powermanagement de kookstand van de
bijbehorende module-kookzone.
De aanwijzing van deze kookzone knippert eerst, daarna
wordt de maximaal mogelijke kookstand constant getoond.
10 min.
Modules (powermanagement)
Bediening
128
NL
4.26 Ventilator gebruiken
In het midden van de kookplaat bevindt zich de ventilator met afzui-
ging naar onderen.
Voor de ingebruikname van de ventilator dient het glazen deksel
weggehaald te worden.
Bij modellen met een open deksel is weghalen ervan niet vereist.
Belangrijk:
Leg het deksel niet op de inductiekookplaat! Gevaar voor ver-
branding!
4.26.1 Ventilator in- en uitschakelen
1. Stand-by-toets
indrukken (ca. 1 sec.).
2. De plus-toets van de ventilator indrukken.
Daarna kan met de plus- / of min-toets een gewenste ver-
mogensstand 1, 2, 3 of 4 worden gekozen. Het symbool van de
ventilator brandt.
De intensieve stand 4 blijft 10 minuten lang ingeschakeld, daar-
na wordt automatisch teruggeschakeld naar stand 3.
3. Voor het uitschakelen op de min-toets van de ventilator druk-
ken tot er 0 wordt weergegeven.
Tip
Om te zorgen dat de afzuiging ook bij hoge pannen (bijv. asperge-
pan) goed werkt, kunt u aan de ventilatorzijde een kooklepel onder
het pandeksel leggen.
4.26.2 Ventilatornaloop
De ventilatornaloop wordt na het koken gebruikt om kookgeurtjes
weg te zuigen. Bovendien worden hierdoor de fi lters in de ventilator
gedroogd.
Ventilatornaloop instellen
1. De plus- en min-toets van de ventilator tegelijk indrukken.
Vervolgens is er een ventilatornaloop van 10 minuten ingesteld.
Het symbool van de naloop brandt .
2. Door opnieuw gelijktijdig indrukken van de plus- en min-toets
worden 60 minuten ingesteld.
3. Door nogmaals tegelijkertijd indrukken wordt de naloop uitge-
schakeld.
De ventilatorstand bij een ingeschakelde ventilatornaloop kan naar
wens ingesteld en gewijzigd worden.
4.26.3 Nalooptijd
Telkens na het koken zou een nalooptijd van de ventilatormotor van
10 - 20 minuten moeten worden ingesteld. Als de ventilator mins-
tens 15 minuten heeft gewerkt, vindt er na het uitschakelen een
automatische naloop van ca. 15 minuten op een lage stand plaats.
Zo wordt een optimale werking en verwijdering van resterende
kookdampen gewaarborgd.
Bij werking met recirculatiefi lter is het raadzaam om na het koken
altijd een nalooptijd van 10 - 60 minuten in te stellen, om een opti-
male geurverwijdering te bereiken.
Bij het opnieuw inschakelen van de ventilator kan het in zeldzame
gevallen voorkomen, dat de in het fi lter achtergebleven geurmole-
culen zich hechten aan waterdamp en weer even geroken kunnen
worden. Deze restgeurtjes verdwijnen tijdens de verdere werking
weer snel.
Belangrijk
Bij circulatiebedrijf dient voortdurend voldoende geventileerd te
worden om de luchtvochtigheid af te voeren.
Glazen deksel
Het open deksel hoeft niet wegge-
haald te worden.
Reiniging en onderhoud
129
NL
5 Reiniging en onderhoud
Vóór het reinigen de kookplaat uitschakelen en laten
afkoelen.
De keramische kookplaat mag in geen geval met een
stoomreinigingsapparaat of dergelijke worden schoon-
gemaakt!
Bij het reinigen erop letten dat slechts kort over de Aan/
Uit-toets wordt geveegd. Op die manier wordt verme-
den dat de kookplaat per ongeluk wordt ingeschakeld!
5.1 Keramische kookplaat
Belangrijk! Gebruik nooit agressieve reinigingsmiddelen
zoals grove schuurmiddelen, krassende pannenreinigers,
roest- en vlekkenverwijderaar enz.
Reiniging na gebruik
1. Maak de hele kookplaat altijd schoon als ze vuil is – het
beste telkens na gebruik. Gebruik hiervoor een vochtige
doek en wat afwasmiddel. Daarna wrijft u de kookplaat
met een schone doek droog, zodat er geen resten van
afwasmiddel op het oppervlak achterblijven.
Wekelijks onderhoud
2. Reinig en onderhoud de kookplaat een keer in de week
grondig met gebruikelijke reinigingsproducten voor vitro-
keramiek. Houdt u zich in elk geval aan de instructies van
de fabrikant. De reinigingsproducten vormen bij het aan-
brengen een beschermend laagje dat water en vuil tegen-
houdt. Alle verontreinigingen blijven op deze laag zitten
en kunnen daarna veel gemakkelijker worden verwijderd.
Vervolgens met een schone doek droogwrijven. Er mogen
geen resten van reinigingsmiddelen op het oppervlak ach-
terblijven, omdat ze bij het opwarmen agressief reageren
en het oppervlak veranderen.
5.2 Speciale verontreinigingen
Sterke verontreinigingen en vlekken (kalkvlekken, parel-
moerachtig glanzende vlekken) kunt u het best verwijderen
als de kookplaat nog lauwwarm is. Gebruik hiervoor gebruike-
lijke reinigingsmiddelen. Ga daarbij te werk
zoals onder punt 2 beschreven.
Overgekookte gerechten eerst met een
natte doek inweken en vervolgens de vuil-
resten met een speciale glasschraper voor
keramische kookplaten verwijderen. Daarna
de kookplaat reinigen zoals onder punt 2 beschreven.
Ingebrande suiker en gesmolten kunststof verwijdert u
meteen – zolang ze nog heet zijn – met een glasschraper.
Daarna de kookplaat reinigen zoals onder punt 2 beschreven.
Zandkorrels die mogelijk tijdens het aardappelen schillen
of sla schoonmaken op de kookplaten vallen, kunnen bij het
verschuiven van pannen krassen veroorzaken. Let er dus op
dat er geen zandkorrels op het oppervlak blijven liggen.
Kleurveranderingen van de kookplaat hebben geen invloed
op de werking en de stevigheid van de vitrokeramiek. Het
gaat hierbij niet om een beschadiging van de kookplaat, maar
om niet verwijderde en daarom ingebrande resten.
Glanzende plekken ontstaan door slijtage van de panbo-
dem, in het bijzonder bij het gebruik van kookgerei met een
aluminium bodem of door ongeschikte reinigingsmiddelen. Ze
kunnen slechts moeizaam met gebruikelijke reinigingsmid-
delen worden verwijderd. Eventueel de reiniging meermaals
herhalen. Door het gebruik van agressieve reinigingsmiddelen
en door schurende panbodems wordt het decor in de loop
van de tijd afgeschuurd en ontstaan er donkere vlekken.
5.3 Kookplaatventilator
Reiniging van de metalen vetfi lters
Reinig de metalen vetfi lters minimaal één keer per maand of
bij te vette toestand en intensief gebruik in de vaatwasmachi-
ne of in een mild sopje.
Voor het uitnemen van de fi lters het deksel van de ventilator
weghalen en de U-vormige rvs-luchtgeleiderplaat in de aan-
zuigopening naar boven toe uit de ventilator tillen. Vervolgens
het fi lter uitnemen. Druk hiervoor de vergrendeling in de
greepopening naar beneden en haal de fi lters eruit.
Filters kunt u in de vaatwasmachine reinigen. Filters in de
vaatwasmachine verticaal zetten. Gebruik a.u.b uitsluitend
naspoelmiddel dat geschikt is voor aluminium, om schade en
verkleuringen aan de fi lters te voorkomen.
Niet vlak naast glazen of licht porselein laten afwassen.
Gebruik de ventilator niet zonder vetfi lters!
Na de fi lterreiniging de fi lters droog weer in de ventilator
Belangrijk: de greepopening moet na het inzetten zichtbaar
zijn. Neem liefst bij ieder fi ltervervanging de goed toegankeli-
jke binnenzijde van de ventilator af met een met afwasmiddel
bevochtigd doekje en let hierbij vooral op uitstekende delen
binnenin de ventilator
Reiniging en onderhoud van de ventilator
Het geniet de voorkeur om de ventilator bij iedere fi lterreini-
ging te reinigen.
Na langdurige koken van water met geopend deksel kan zich
condenswater onder het fi lter verzamelen. Dat is volkomen
normaal. Het water zou echter verwijderd en de binnenzijde
van de ventilator gereinigd moeten worden.
De ventilatieopeningen in het deksel zorgen ervoor dat ook
in ruststand met geplaatst deksel zonder lopende ventilator
mogelijke restvochtigheid van het koken en reinigen vanuit de
ventilatorbinnenzijde kan ontsnappen.
Als hierbij vervelende restgeurtjes mochten ontsnappen,
is het raadzaam om zowel fi lter als ventilatorbinnenzijde te
reinigen.
De ventilator kunt u het beste met een vochtig, zacht doekje
en wat mild afwasmiddel reinigen.
Service
Het fi lter moet toegankelijk blijven. Bij een actieve koolfi lter
om de 5 - 24 maanden de koolfi ltermatten vervangen.
Bij een plasmafi lter na 5 jaar (max.) de koolfi ltermatten ver-
vangen. Open hiervoor het behuizingdeksel en vervang de
koolfi ltermatten.
5.4 Tips voor zuinig energieverbruik
Zet de afzuigkap bij het begin van het koken op kleine stand
aan en laat de ventilator na afl oop van het koken nog enkele
minuten doorlopen. Kies alleen in extreme situaties met veel
rook of damp een hogere stand.
Voor goede afzuigresultaten dient u de koolfi ltermat(ten) altijd
te vervangen zodra het nodig is. Reinig het(de) fi lter(s) indien
nodig om een optimaal resultaat te verkrijgen.
Wat te doen bij problemen?
130
NL
6 Wat te doen bij problemen?
Ongekwalifi ceerde ingrepen en reparaties aan het appa-
raat zijn gevaarlijk omdat er gevaar voor stroomstoten en
kortsluiting bestaat. Om lichamelijk letsel en schade aan
het apparaat te voorkomen, moeten ze worden vermeden.
Daarom mogen dergelijke werkzaamheden alleen door
een elektrotechnicus, bijv. van de technische klantenser-
vice, worden uitgevoerd.
Denk eraan
Als er aan uw apparaat storingen optreden, controleer dan
eerst aan de hand van deze gebruiksaanwijzing of u de
oorzaken niet zelf kunt verhelpen.
Hierna vindt u tips voor het verhelpen van storingen.
De zekeringen vallen meermaals uit?
Neem contact op met de klantenservice of een elektro-
monteur!
De inductiekookplaat kan niet worden ingeschakeld?
Heeft de zekering van de huisinstallatie (zekeringen-
kast) gereageerd?
Is het netsnoer aangesloten?
Is de vergrendeltoets ingeschakeld, d.w.z. wordt er een
L weergegeven?
Zijn de sensoren gedeeltelijk door een vochtige doek,
vloeistof of een metalen voorwerp bedekt? A.u.b. ver-
wijderen.
Wordt verkeerd kookgerei gebruikt? Zie hoofdstuk „Ser-
vies voor inductiekookplaat”.
Het symbool
knippert en er is gedurende een be-
paalde tijd een signaal te horen.
Er is een permanente activering van de touch-control-sen-
sortoetsen door overgekookte levensmiddelen, kookgerei
of andere voorwerpen.
Oplossing: het oppervlak schoonmaken of het voorwerp
verwijderen. Om het symbool te wissen, op dezelfde
toets drukken of de kookplaat uit- en inschakelen.
De foutcode E2 wordt getoond?
De elektronica is te heet. De inbouwsituatie van de kook-
plaat controleren, in het bijzonder op voldoende ventilatie
letten.
Zie hoofdstuk Oververhittingsbeveiliging. Zie hoofdstuk
Ventilatie.
De foutcode E8 wordt getoond?
Fout aan de ventilator rechts of links. De aanzuigopening
is geblokkeerd of afgedekt, of de ventilator is defect.
De montage van de kookplaat controleren, in het bijzonder
op voldoende ventilatie letten.
Zie hoofdstuk Oververhittingsbeveiliging. Zie hoofdstuk
Ventilatie.
De foutcode U400 wordt getoond?
De kookplaat is verkeerd aangesloten. De besturing wordt
na 1s uitgeschakeld en er is een continu signaal te horen.
De correcte netspanning aansluiten.
Er wordt een foutcode (ERxx of Ex) getoond?
Er is een technisch defect. A.u.b. contact opnemen met de
service.
Het pansymbool verschijnt?
Er werd een kookzone ingeschakeld en de kookplaat
verwacht dat er een geschikte pan wordt opgezet (panher-
kenning). Pas dan wordt er energie afgegeven.
Het pansymbool blijft verschijnen, hoewel er een
pan werd opgezet?
De pan is niet geschikt voor inductie of heeft een te kleine
diameter.
De gebruikte kookpannen maken geluid?
Dat heeft een technische oorzaak; er bestaat geen gevaar
voor de inductiekookplaat of de pan.
De koelventilator blijft na het uitschakelen nog lopen?
Dat is normaal omdat de elektronica wordt afgekoeld.
De kookplaat maakt geluiden (klikgeluiden)?
Dat heeft een technische oorzaak en is niet te vermijden.
De kookplaat heeft barsten of breuken?
Bij breuken, barsten, scheuren of andere beschadigingen
aan de keramische kookplaat bestaat gevaar voor elektri-
sche schokken. Het toestel onmiddellijk buiten gebruik ne-
men. Onmiddellijk de zekering in de woning uitschakelen
en contact opnemen met de klantenservice.
Klantenservice
131
NL
7 Klantenservice
Voor u de klantenservice belt:
1. Probeer de storing zelf op te lossen (zie „Storing - Wat
te doen?”)
2. Schakel het apparaat uit en weer aan om vast te stellen
of de storing weer optreedt.
Als de storing na de eerder beschreven controles blijft
bestaan of opnieuw optreedt, neem dan contact op met de
klantenservice.
Vermeld hierbij altijd:
Een korte beschrijving van de fout.
Apparaat en modelnummer;
Servicenummer (d.w.z. het getal na het woord SER-
VICE op het typeplaatje) aan de onderkant van de
kookplaat of in het blad bij de productbeschrijving. Het
servicenummer staat ook op het garantiebewijs ver-
meld.
Uw volledig adres en telefoonnummer met kengetal

Documenttranscriptie

NL Inhoud 1 Veiligheids- en gevarenaanwijzingen ....................107 2 Montagehandleiding ................................................110 2.1 Veiligheidsinstructies voor de keukenmeubelmonteur .......................................110 2.2 Ventilatie...............................................................110 2.3 Montage ...............................................................110 2.4 Variabele montagemogelijkheden: Opliggende montage.......................................... 111 2.5 Variabele montagemogelijkheden: Randloze montage ............................................................. 111 2.6 Uitsparing in het aanrechtblad uitzagen ..............112 2.7 Kookplaat inplakken.............................................112 2.8 Montage afzuigsysteem.......................................114 2.9 Belangrijke Instructies voor het inbouwen ...........115 2.10 7-polige stekker aansluiting ventilator ...............116 2.11 4-polige stekker aansluiting plasmafilter (optioneel).......................................116 2.12 Technische gegevens ........................................117 2.13 Inbedrijfstelling ...................................................117 5 Reiniging en onderhoud .........................................129 5.1 Keramische kookplaat .........................................129 5.2 Speciale verontreinigingen ..................................129 5.3 Kookplaatventilator ..............................................129 5.4 Tips voor zuinig energieverbruik ..........................129 6 Wat te doen bij problemen?....................................130 7 Klantenservice .........................................................131 3 Beschrijving van het toestel ...................................118 3.1 Bediening met sensortoetsen ..............................119 3.2 Wat u moet weten over de slider (sensorveld) ....119 4 Bediening ..................................................................120 4.1 Het inductiekookveld............................................120 4.2 Panherkenning ....................................................120 4.3 Gebruiksduurbeperking .......................................120 4.4 Andere functies ....................................................120 4.5 Oververhittingsbeveiliging (inductie)....................120 4.6 Servies voor inductiekookplaat ............................121 4.7 Tips om energie te besparen ...............................121 4.8 Kookstanden ........................................................121 4.9 Restwarmteweergave .........................................121 4.10 Toestel in operationele modus zetten ................122 4.11 Bediening van de toetsen ..................................122 4.12 Kookplaat en kookzone inschakelen .................122 4.13 Kookzone uitschakelen......................................122 4.14 Kookplaat uitschakelen......................................122 4.15 STOP-functie ....................................................123 4.16 Recall-functie ....................................................123 4.17 Vergrendeltoets .................................................124 4.18 Brugfunctie ........................................................124 4.19 Automatische uitschakeling (timer)....................125 4.20 Kookwekker (eierwekker) ..................................125 4.21 Automatisch aankoken .....................................126 4.22 Warmhoudfunctie ..............................................126 4.23 Vergrendeling ....................................................127 4.24 Powerstand .......................................................127 4.25 Powermanagement ...........................................127 4.26 Ventilator gebruiken ...........................................128 4.26.1 Ventilator in- en uitschakelen..........................128 4.26.2 Ventilatornaloop ..............................................128 4.26.3 Nalooptijd .......................................................128 106 VRIENDELIJK BEDANKT DAT U EEN TOESTEL VAN KitchenAid HEBT AANGESCHAFT Voor uitgebreide klantenservice, verzoeken wij uw product te registreren op www.kitchenaid.eu. Lees voor ingebruikname van uw toestel in elk geval de veiligheidsaanwijzingen. Veiligheids- en gevarenaanwijzingen 1 Veiligheids- en gevarenaanwijzingen BELANGRIJK Lees en download de complete gebruiksaanwijzing via docs.bauknecht.eu of bel het in de garantieverklaring vermelde telefoonnummer. Lees eerst zorgvuldig de informatie in dit boekje door vooraleer u uw kookplaat in gebruik neemt en bewaar deze voor later gebruik. Neem altijd immer alle veiligheidsaanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing en op het toestel zelf in acht. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die door fouten bij het gebruik, negeren van de veiligheidsaanwijzingen en onjuiste instellingen werden veroorzaakt. Kleine kinderen onder de 3 jaar mogen zich niet zonder toezicht in de directe omgeving van het toestel ophouden. Kinderen jonger dan 8 jaar zouden uit de buurt van het toestel moeten worden gehouden, tenzij zij doorlopend onder toezicht staan. Dit toestel is niet bedoeld om te worden gebruikt door personen (inclusief kinderen vanaf 8 jaar) met beperkte fysieke, sensorische of geestelijke mogelijkheden of met gebrek aan ervaring en/of kennis, tenzij een voor hun veiligheid verantwoordelijke persoon erop toezicht houdt of hen aanwijzingen heeft gegeven hoe het toestel moet worden gebruikt. Zorg er ook voor, dat kinderen niet met het toestel kunnen spelen. Houd kinderen ook tijdens reinigings- en onderhoudswerkzaamheden op afstand van het toestel. LET OP Toegankelijke toestelonderdelen warmen zeer sterk op tijdens het gebruik. Zorg ervoor dat u hete onderdelen niet aanraakt. Kinderen jonger dan 8 jaar zouden uit de buurt van het toestel moeten worden gehouden, tenzij zij doorlopend onder toezicht staan. OPGELET! Toegankelijke toestelonderdelen van de kookplaat warmen op tijdens het gebruik. LET OP: Bij breuken, barsten, scheuren of andere beschadigingen aan de glazen plaat bestaat gevaar voor elektrische schokken. LET OP: Brandgevaar! De kookplaat mag niet worden gebruikt om er voorwerpen op neer te leggen! NL OPGELET: Houd ieder kort of langer kookproces nauwlettend in de gaten. LET OP: Bereid gerechten met vet of olie altijd onder toezicht – brandgevaar. Brandende olie / vet NOOIT met water blussen! Het toestel uitschakelen en dan de vlammen voorzichtig met bijv. een deksel of een blusdeken afdekken. Pannen met frituurvet of olie nooit zonder toezicht achterlaten, omdat hete olie kan ontbranden. De kookplaat nooit gebruiken om er voorwerpen op te leggen! Brandbare materialen zoals kleding uit de buurt van het toestel houden, totdat de kookzones volledig afgekoeld zijn – BRANDGEVAAR. Geen metalen voorwerpen zoals messen, vorken, lepels en deksels op de kookplaat leggen omdat deze heet kunnen worden en kunnen smelten. Schakel een kookzone na gebruik altijd met de knop uit en niet alleen met de panherkenning. REGLEMENTAIR GEBRUIK OPGELET: Het toestel mag niet via externe schakelapparatuur zoals timers of een afzonderlijke afstandsbediening worden bediend. Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk gebruik en voor gebruik binnen andere, soortgelijke toepassingen, bijv. in medewerkerskeukens in bedrijven, kantoren en andere werkomgevingen, in landbouwbedrijven en door klanten in hotels, motels, B&B's en andere specifieke woonomgevingen. Het toestel is niet voor professioneel gebruik bestemd. Gebruik het toestel niet in de open lucht. INSTALLATIE Het toestel moet altijd door minstens twee personen verplaatst en ingebouwd worden - gevaar voor ongevallen! Draag bij het uitpakken en de montage beschermende handschoenen om snijwonden te voorkomen. 107 Veiligheids- en gevarenaanwijzingen De installatie, inclusief de wateraansluiting (indien nodig) mag alleen door een gekwalificeerde technicus worden uitgevoerd. Repareeren of vervang geen toestelonderdelen, behalve wanneer dit uitdrukkelijk in de gebruiksaanwijzing beschreven mocht staan. Nadat u het toestel uit de verpakking hebt gehaald, dient u het te controleren op eventuele transportbeschadigingen. Bij problemen moet u contact opnemen met uw handelaar of met de dichtstbijzijnde klantenservice. Verwijder na de montage alle verpakkingsafval (plastic, schuimstofonderdelen enz.) buiten de reikwijdte van kinderen - gevaar voor verstikking. Haal het toestel voor het inbouwen van de stroomvoorziening - anders bestaat het risico op elektrische schokken. Let er bij de montage op dat het netsnoer niet wordt beschadigd - brandgevaar en gevaar voor elektrocutie. Schakel het apparaat alleen in als de installatie volledig is afgerond. Alle uitsnijdingen in meubelen of in het aanrechtblad voor het inzetten van de apparaten uitvoeren en spaanders verwijderen. Als het apparaat NIET boven een oven wordt ingebouwd moet een afscheiding (niet in de levering inbegrepen) onder het apparaat in het keukenmeubel worden aangebracht. Bij gelijktijdige werking van het ingebouwde toestel met andere gasverbrandingsapparaten of andere haarden/fornuizen moet voor voldoende vers aangevoerde lucht worden gezorgd. De afzuiglucht in een voor dat doel aangebrachte ventilatieschacht of door de huismuur naar buiten leiden. Alle nationale voorschriften voor afvoerlucht en afzuiging moeten worden nageleefd. TOEGESTAAN GEBRUIK OPGELET: Het toestel mag niet via externe schakelapparatuur zoals timers of een afzonderlijke afstandsbediening worden bediend. Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk gebruik en voor gebruik binnen andere, soortgelijke toepassingen, bijv. in medewerkerskeukens in bedrijven, kantoren en andere werkomgevingen, in landbouwbedrijven en door klanten in hotels, motels, B&B's en andere specifieke woonomgevingen. 108 NL Het toestel is niet voor professioneel gebruik bestemd. Gebruik het toestel niet in de open lucht. WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE ELEKTRICITEIT Het moet mogelijk zijn om het apparaat van het stroomnet te halen, door een bereikbare stekker uit het stopcontact te trekken of door een boven de contactdoos aangebrachte meerpolige schakelaar uit te zetten. In overeenstemming met de aansluiteisen en nationale veiligheidsnormen moet het toestel correct geaard zijn. Contactdozen met meerdere aansluitingen of verlengsnoeren bieden niet de noodzakelijke veiligheid. De elektrische componenten mogen voor de gebruikers na de inbouw niet langer toegankelijk zijn. Gebruik het apparaat nooit als u nat of blootsvoets bent. Gebruik het toestel niet als het netsnoer of de steker beschadigd is, als het niet correct functioneert, beschadigd of gevallen is. Als het netsnoer beschadigd is, moet het door de fabrikant, een geautoriseerde klantenservice of gekwalificeerde technicus door een identiek, origineel snoer worden vervangen, zodat schade wordt voorkomen - gevaar voor elektrische schokken. LET OP! Onjuist aanbrengen van schroeven of bevestigingen die niet met deze veiligheidsaanwijzingen overeenstemmen, kunnen tot elektrische schokken leiden. Aarding van het toestel is absoluut noodzakelijk (niet nodig voor klasse II afzuigkappen, die met het symbool (*) op het typeplaatje kunnen worden geïdentificeerd). REINIGING EN ONDERHOUD LET OP: Haal het toestel voor reiniging en onderhoud van de stroomvoorziening; gebruik nooit stoomreinigingsapparaten - gevaar voor elektrische schokken. Gebruik géén schuurmiddelen, reinigingsmiddelen op chloorbasis of pannensponsjes. De kap moet zowel aan de binnen- als de buitenzijde regelmatig en in overeenstemming met de onderhoudsinstructies in deze gebruiksaanwijzing gereinigd worden (MINIMAAL ÉÉN KEER PER MAAND). Veiligheids- en gevarenaanwijzingen VERWIJDEREN VAN DE VERPAKKING • Het verpakkingsmateriaal is 100% recycle. De baar en draagt het recyclingsymbool verschillende verpakkingsonderdelen mogen daarom alleen met inachtneming en in volledige overeenstemming met de plaatselijke bepalingen van de regeringen m.b.t. afvalverwijdering worden verwijderd. VERWIJDEREN VAN OUDE APPARATEN • Dit apparaat is van recyclebare en hergebruikbare materialen gemaakt en mag alleen in overeenstemming met de plaatselijke afvalverwijderingsvoorschriften worden verwijderd. • Meer informatie over de behandeling, terugwinning en recycling van dit huishoudelijk apparaat verkrijgt u bij de plaatselijke overheid, bij het verzamelpunt voor huishoudelijk afval of in de winkel waar u het product hebt gekocht. Dit apparaat is overeenkomstig de WEEE-richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur gemarkeerd. • Door ervoor te zorgen dat dit product correct wordt verwijderd, helpt u om potentiële negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid van mensen te vermijden. op het product of op de ver• Het symbool pakking wijst erop dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. Het moet echter naar een plaats worden gebracht waar elektrische en elektronische apparatuur wordt gerecycled. NL TIPS VOOR ZUINIG ENERGIEVERBRUIK • Schalel de afzuigkap enkel met minimale snelheid in als u begint met koken en laat hem maar een paar minuten na het koken doorlopen. • Verhoog de snelheid als u grote hoeveelheden met veel damp kookt en gebruik de kookstoot alleen in extreme gevallen. • Vervang de koolstoffilters als het nodig is om een effectieve geurabsorptie te behouden. • Reinig het vetfilter telkens als dit nodig is. • Gebruik altijd de grootst mogelijke luchtafvoer, zoals in deze gebruiksaanwijzing beschreven, voor een optimale effectiviteit en gering volume. CONFORMITEITSVERKLARING • Dit toestel voldoet aan de Ecodesign-eisen van de Europese verordeningen: nr. 65/2014 en nr. 66/2014 in overeenstemming met de Europese normen EN 61591 en EN 60704-213 WAARSCHUWING VOOR ELEKTRISCHE ENERGIE! ER BESTAAT LEVENSGEVAAR! In de buurt van dit symbool zijn onder spanning staande onderdelen aangebracht. Afdekkingen die hiermee gemarkeerd zijn, mogen uitsluitend door een erkende elektromonteur worden verwijderd. OPGELET! HETE OPPERVLAKKEN! Dit symbool is aangebracht op oppervlakken die heet worden. Er bestaat gevaar voor ernstig brandletsel of verbrandingen. De oppervlakken kunnen ook na het uitschakelen van het apparaat heet zijn. OPMERKING Het in acht nemen van opmerkingen vergemakkelijkt de omgang met het apparaat. 109 Montagehandleiding NL 2 Montagehandleiding 2.3 Montage 2.1 Veiligheidsinstructies voor de keukenmeubelmonteur Belangrijke opmerkingen • Overmatige warmteontwikkeling langs onder, bijv. door een oven zonder dwarsstroomventilator, moet worden vermeden. • Als bij inbouwfornuizen de pyrolysefunctie wordt gebruikt, mag de inductiekookplaat niet worden gebruikt. • Bij de inbouw boven een lade moet erop worden gelet dat er geen puntige voorwerpen in de lade worden bewaard. Die kunnen anders aan de onderkant van de kookplaat blijven haken en de lade blokkeren. • Als er zich een tussenbodem onder de kookplaat bevindt, moet de minimale afstand tot de onderkant van de kookplaat 20 mm bedragen om voldoende ventilatie van de kookplaat te garanderen. • De kookplaat mag niet boven koelkasten, vaatwassers, wasmachines of droogkasten worden ingebouwd. • Om brand te vermijden, moet erop worden gelet dat geen brandgevaarlijke, licht ontvlambare of door warmte vervormbare voorwerpen direct naast of onder de kookplaat worden geplaatst of gelegd. Kookplaatafdichting Vóór het inbouwen moet de meegeleverde kookplaatafdichting zonder onderbreking worden ingelegd. • • • • • • • • Het apparaat moet altijd door minstens twee personen verplaatst en ingebouwd worden - gevaar voor ongevallen! Draag bij het uitpakken en de montage beschermende handschoenen om snijwonden te voorkomen. Het fineer, de lijm of de kunststofbekleding van de aangrenzende meubels moeten temperatuurbestendig zijn (min. 75°C). Als het fineer en de bekleding onvoldoende temperatuurbestendig zijn, kunnen ze vervormen. Bij het ingebouwde toestel mag geen contact mogelijk zijn met onderdelen die bij het gebruik onder spanning staan. Het gebruik van muurstrips van massief hout op het werkblad achter de kookplaat is toegelaten voor zover de minimumafstanden volgens de inbouwtekeningen worden gerespecteerd. De minimumafstanden aan de achterkant van de kookplaatuitsparingen moeten volgens de inbouwtekening worden gerespecteerd. Bij het inbouwen naast een hoge kast is een veiligheidsafstand van minstens 50 mm vereist. De zijkant van de hoge kast moet met warmtebestendig materiaal worden bekleed. Om goed te kunnen werken dient de afstand echter ten minste 300 mm te bedragen. De afstand tussen kookplaat en afzuigkap moet minstens zo groot zijn als in de montagehandleiding van de afzuigkap is voorgeschreven. Het verpakkingsmateriaal (plastic folie, piepschuim, nagels, enz.) moet uit de buurt van kinderen worden gehouden omdat deze delen eventuele risicobronnen vormen. Kleine onderdelen kunnen worden ingeslikt en bij folie bestaat er verstikkingsgevaar. • 2.2 Ventilatie • • • De inductiekookplaat is voorzien van een ventilator die automatisch aan- en uitgaat. Als de temperatuurwaarden van de elektronica een bepaalde drempel overschrijden, start de ventilator met lage snelheid. Wordt de inductiekookplaat intensief gebruikt, dan schakelt de ventilator over naar een hogere snelheid. Als de elektronica voldoende is afgekoeld, reduceert de ventilator zijn snelheid en schakelt automatisch uit. De afstand tussen de inductiekookplaat en de keukenmeubels of de ingebouwde apparaten moet groot genoeg zijn, zodat de inductie voldoende geventileerd wordt. Als het vermogen van een kookzone regelmatig vanzelf gereduceerd of uitgeschakeld wordt (zie hoofdstuk 'Oververhittingsbeveiliging'), is de koeling waarschijnlijk onvoldoende. In dat geval is het aanbevolen de achterwand van de onderkast ter hoogte van de uitsparing in het werkblad te openen en de voorste dwarslijst van het meubel over de gehele breedte van de kookplaat te verwijderen, zodat een betere luchtcirculatie mogelijk is. Voor een betere ventilatie van de kookplaat wordt vooraan een luchtspleet van 5 mm aanbevolen. 110 • • U moet verhinderen dat er tussen de rand van de kookplaat en het werkblad of tussen het werkblad en de muur vloeistoffen in de daaronder ingebouwde elektrische apparaten kunnen indringen. Bij inbouw van de kookplaat in een oneffen werkblad, bijv. met een keramisch of vergelijkbaar oppervlak (tegels enz.) moet de pakking, die zich evt. aan de kookplaat bevindt, worden verwijderd. In de plaats daarvan moet de verbinding tussen kookplaat en werkblad met plastische afdichtmaterialen (kit) worden afgedicht. De kookplaat in geen geval met silicone vastkleven! Anders is het later niet meer mogelijk de kookplaat weer te verwijderen zonder ze te vernielen. Uitsparing in het werkblad De uitsparing in het werkblad moet zo nauwkeurig mogelijk met een goed, recht zaagblad of een bovenfrees worden uitgezaagd. De snijvlakken dienen daarna te worden verzegeld zodat er geen vocht kan binnendringen. De uitsparing voor de kookplaat wordt volgens de afbeeldingen uitgezaagd. De keramische kookplaat moet absoluut horizontaal en op gelijke hoogte met het werkblad liggen. Eventuele spanningen kunnen de glazen plaat doen breken. Controleren of de pakking van de kookplaat correct zit en volledig afsluit. Montagehandleiding 2.4 Variabele montagemogelijkheden: Opliggende montage Afmetingen in mm 2.5 Variabele montagemogelijkheden: Randloze montage 904+1 3 R7 3 2 880+1 560+1 584+1 900 4 2 880+1 560+1 580 R5 4 NL 2 3 2 4 min.50 min.50 1 1 min.50 1 1 min.50 Minimumafstand tot naburige wanden Afmetingen uitsparing Uitfreesmaat Buitenmaat kookplaat Belangrijk Siliconenlijm mag op geen enkele plaats onder het oplegvlak terechtkomen. Het uitnemen op een later tijdstip wordt daardoor onmogelijk. Bij negeren komt de garantie te vervallen. 150 85 x 465 4,5 -0,5 50 3 200 150 196 46 4 Belangrijk: Als de keramische kookplaat scheef zit of spant, bestaat er verhoogd breukgevaar bij de montage! Afdichttape in de hoek van de steunrand van het aanrecht aanbrengen, zodat geen siliconenlijm onder de kookplaat kan terechtkomen. De kookplaat zonder lijm in de uitsparing van het werkblad leggen en uitlijnen. Eventueel hoogtecompensatieplaten eronder leggen. De spleet tussen kookplaat en aanrechtblad met siliconenlijm voegen. 85 x 465 111 Montagehandleiding 2.6 Uitsparing in het aanrechtblad uitzagen De uitsparing wordt in twee stappen uitgezaagd. 1. De uitsparing voor de bodemkuip uitzagen. 2. De uitsparing voor het opleggen van de keramische plaat uitfrezen. (Voor het uitfrezen is minstens een bovenfrees met geleiding nodig.) De buitenafmeting van de uitfrezing dient altijd ca. 6 mm groter te zijn dan de buitenafmeting van de keramische kookplaat, opdat een afdichting (zie: Kookplaat inplakken) kan worden aangebracht. Het is ook mogelijk om in plaats van stap twee het inlegvlak voor de keramische kookplaat in zijn geheel uit te zagen en op aangepaste hoogte weer in te plakken. Het is ook mogelijk om de inbouw uit te voeren met houten of stenen profielen of stalen haken. 1. Maak de uitsparing voor de kookplaat. 2. Houten of stenen profiel of steunhaak aan het aanrecht bevestigen. NL • • Plak de kookplaat alleen aan de buitenranden vast! De kookplaat nooit zonder bescherming met de keramische plaat op het aanrechtblad of op de grond leggen. Door verontreinigingen (metaalspanen, steenresten o.d.) kunnen krassen op het oppervlak van de glaskeramiek ontstaan. Altijd een stuk karton of een wollen deken eronder leggen. Uitvoering in de hoek van de steunrand van het 1. Afdichttape aanrecht aanbrengen, zodat geen siliconenlijm onder de kookplaat kan terechtkomen. Belangrijk: Maak uitsluitend gebruik van de met de kookplaat meegeleverde afdichttape! Bij gebruik van ander materiaal kan niet worden gegarandeerd dat verzakking van de kookplaat na de inbouw uitblijft. 2. De kookplaat zonder lijm in de uitsparing van het werkblad leggen en de hoogte controleren. Ev. de meegeleverde onderlegplaatjes in gelijkmatige afstanden op de steunrand voor de kookplaat leggen om de hoogte aan te passen. 3. De kookplaat er weer uitnemen. 4. De kleefvlakken op de buitenranden van de kookplaat en op de snijvlakken aan de zijkant van het aanrecht voorbehandelen met adhesiereiniger. De adhesiereiniger op een sterk absorberende ondergrond (bijv. spaanplaat) in een dikke laag met een penseel aanbrengen. Bij een zwak absorberende ondergrond (bijv. marmer of graniet) is het voldoende een dunne laag adhesiereiniger met een viltje aan te brengen. Belangrijk: Na het aanbrengen moet de adhesiereiniger altijd ca. 30 minuten luchten. 5. Nu de kookplaat in de uitsparing leggen en justeren. 6. Tenslotte de spleet tussen kookplaat en aanrechtblad met siliconenlijm opvoegen. Opmerking Om ervoor te zorgen dat de plaat bij stenen aanrechtbladen absoluut vlak ligt, moet de uitfrezing ev. worden aangepast. 2.7 Kookplaat inplakken Opmerkingen • Om schade aan het aanrechtblad en aan de kookplaat te vermijden, is het nodig het systeem aanrechtblad/ kookplaat permanent waterdicht vast te plakken. • De te plakken onderdelen moeten droog en vetvrij zijn. • Om de kookplaat in te kleven hebt u adhesiereiniger en hitte- en vochtbestendige siliconenlijm (150°C) nodig. • Lees in ieder geval de verwerkingsinstructies die zich bij de beide materialen bevinden! Hier vindt u ook de berekeningsformule voor het uitharden van de siliconenlijm. Voor afloop van deze uithardtijd mag de kookplaat niet in gebruik worden genomen, daar de siliconenlijm kan worden beschadigd! 112 7. De voeg met een spatel en ontspannen water gladstrijken. Let op: Maak gebruik van de afdichttape ! Siliconenlijm mag op geen enkele plaats onder het draagvlak terechtkomen. Het uitnemen op een later tijdstip wordt daardoor onmogelijk. Bij negeren komt de garantie te vervallen. Montagehandleiding 2.8 Montage afzuigsysteem Afzuigluchtkanaal-componenten (optioneel): De verbinding tussen kookplaat en ventilator kan met een flexibele slang of een plat kanaal tot stand worden gebracht. Het platte kanaal indien nodig met een fijne zaag inkorten. Betreffende punt c Het flexibele verbindingselement wordt bij een werkbladdiepte van 600 mm gebruikt. Zorg bij het aanleggen op een liefst strakke en vouwvrije installatie. Kort overtollig materiaal in. Betreffende punt f Voor het opsteken van het overgangselement (d) op de plintventilator (e) afdichtingstape rond de aansluitmof (f) aanbrengen. Ventilator Afdichtingstape Plintfilter (optioneel): Belangrijk: Alle componenten moeten na het in elkaar steken met het bijgevoegde plakband zoals afgebeeld worden afgeplakt. Actieve koolfilter h Plasmafilter 114 NL Montagehandleiding 2.9 Belangrijke Instructies voor het inbouwen • • • • • • • • • • • • • • • • • Het apparaat moet altijd door minstens twee personen verplaatst en ingebouwd worden - gevaar voor ongevallen! Draag bij het uitpakken en de montage beschermende handschoenen om snijwonden te voorkomen. Kinderen altijd uit de buurt van het montagebereik houden. Controleer het apparaat na het uitpakken op transportschade. Bij problemen moet u contact opnemen met uw handelaar of met de dichtbijzijnde klantenservice. Verwijder na de montage alle verpakkingsafval (plastic, schuimstofonderdelen enz.) buiten de reikwijdte van kinderen - gevaar voor verstikking. Het apparaat moet voor alle montagemaatregelen van het elektriciteitsnet worden gescheiden - gevaar voor elektrocutie. Let er bij de montage op dat het netsnoer niet wordt beschadigd - brandgevaar en gevaar voor elektrocutie. Gebruik het apparaat alleen als het volledig is ingebouwd. Alle uitsparingen in meubels en werkbladen moeten vóór het inbouwen worden gemaakt. Verwijder alle houtafval en zaagsel. Als het apparaat NIET boven een oven wordt ingebouwd moet een afscheiding (niet in de levering inbegrepen) onder het apparaat in het keukenmeubel worden aangebracht. De kookplaatventilator kan als afvoerlucht- en als circulatieluchtapparaat worden ingezet. De afzuiglucht in een voor dat doel aangebrachte ventilatieschacht of door de huismuur naar buiten leiden. De afzuiglucht mag niet via een in gebruik zijnde rookof gasafvoerschouw worden afgevoerd. Vraag in geval van twijfel advies bij een erkend schoorsteenveger. Als in de buurt van de kookplaatventilator een haardafhankelijk vuur (hout-, kool-, olie- of gasvuur) aanwezig is, moet er voor voldoende, vers aangevoerde lucht worden gezorgd. Anders bestaat er gevaar voor vergiftiging. Een veilige werking van de kookplaatventilator is gewaarborgd als de door de kookplaatventilator veroorzaakte onderdruk de 0,04 mbar (4 Pa) niet overschrijdt en er voldoende verse lucht de ruimte in kan stromen. Afvoerluchtleidingen moeten voldoen aan brandklasse B 1 DIN 4102. Zorg ervoor dat er geen kleinere maat aansluitmof wordt gekozen dan de minimale, nominale wijdte. Het is van belang dat er altijd gebruik wordt gemaakt van het voor de luchtgeleiding aanbevolen en met de kookplaatafzuiging compatibele systeem Compair Flow 150 (Naber). De nominale wijdte van de circulatieluchtbuizen mag niet lager zijn dan 150 mm. Afvoerluchtleidingen zouden zo kort mogelijk moeten zijn, niet in een hoek van 90 graden maar in wijde bochten doorgetrokken moeten worden en geen diameterreducties mogen hebben. Buisdiameters nooit kleiner dan 150 mm kiezen. 50 cm voor de ventilatiemodule mogen geen bochten/hoeken worden aangebracht. Tussen twee hoeken/bochten altijd een recht stuk van ca. 50 cm plaatsen. NL • De diameters van roosters en de uitsparing in de plint zouden minimaal overeen moeten komen met de diameter van de afvoerluchtleiding. Er dient een uitstroomopening van minstens 500 cm² aanwezig te zijn. De plintlijsthoogte inkorten of passende openingen aanbrengen. • Zorg er tijdens de installatie voor dat de circulatieluchteenheid ook na het afmonteren van de keuken toegankelijk blijft. Eventueel moeten plintpoten van de keukenkastjes worden verplaatst. Montage • Neem de algemeen geldende voorschriften van de elektriciteitsmaatschappij en de brandweer in acht. • Montage/aansluiting door vakkundig personeel. • Voor schade door het niet naleven van deze en met het apparaat meegeleverde documenten kan de fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld. • Minimum afstanden t.o.v. muren in acht nemen: aan de zijkant minstens 100 mm, aan de achterkant minstens 50 mm. Uitsparing in de tafel voorbereiden • Uitsparing uitfrezen of met houten lijsten aanbrengen. • Uitsparingen op maat en met rechte hoeken • Op de hoogte letten zodat kookplaat en filterunit precies passen. • Voor een zijdelingse ventilatie-uitsparing van min. 400 cm² zorgen • Meubelen en afdekkingen moeten temperatuurbestendig zijn (< 75°C). • Filterset alleen links voorzien. Ventilatie-unit inbouwen • Unit (actieve kool of plasma) in de uitsparing plaatsen. • Luchtpijp uitlijnen, fixeren. • Elektrische verbindingen maken. • Kookplaat inleggen, centreren. • Kookplaat tijdens het uitharden van de silicone niet in gebruik nemen. • Voor het inkleven de bruikbaarheid van de primer/inkleefmassa testen. • Kookplaat niet vastschroeven daar het 18 kg weegt (zonder filter). • Brandbare wanden/plafonds boven de kookplaten moeten overeenkomstig de plaatselijke brandpreventievoorschriften brandwerend bekleed zijn. Elektrische aansluiting • Zekeringen/hoofdschakelaar pas na het inbouwen/bedragen van de kookplaat inschakelen. • Het bijgevoegde plaatje op een goed zichtbare plaats bevestigen omdat het na de montage niet meer toegankelijk is. • Brandbare wanden/plafonds boven de kookplaten moeten overeenkomstig de plaatselijke brandpreventievoorschriften brandwerend bekleed zijn. • De bescherming tegen aanraken van de kookplaat moet door een correcte montage gegarandeerd zijn. • Het actieve-kool- of plasmafilter moet voor onderhoudsdoeleinden zo geïnstalleerd worden dat het altijd makkelijk en eenvoudig toegankelijk is. OPMERKING Bij circulatiebedrijf dient voortdurend voldoende geventileerd te worden om de luchtvochtigheid af te voeren. 115 Montagehandleiding 2.10 7-polige stekker aansluiting ventilator WAARSCHUWING VOOR ELEKTRISCHE ENERGIE! ER BESTAAT LEVENSGEVAAR! In de buurt van dit symbool zijn onder spanning staande onderdelen aangebracht. Afdekkingen die hiermee gemarkeerd zijn, mogen uitsluitend door een erkende elektromonteur worden verwijderd. Werkwijze Voor de ventilatoraansluiting dient u beide 7-polige stekkers met elkaar te verbinden. Stekkerborging op de 7-polige stekker (ventilator) van de kookplaat openen en de 7-polige contrastekker van de ventilator(en) insteken tot deze goed vastklikt. Aansluitend de stekkerborging weer goed vastzetten. De stekkers moeten na de montage aan de achterwand of aan een kastwand worden bevestigd. e • • • • 2.11 4-polige stekker aansluiting plasmafilter (optioneel) • Werkwijze Stekkerverbindingen op de 4-polige stekker (plasma) van de kookplaat openen en de beschermkappen weghalen. Vervolgens de 4-polige contrastekker van het plasmafilter (g) insteken tot deze goed vastklikt. Aansluitend de stekkerborging weer goed vastzetten. De stekkers moeten na de montage aan de achterwand of aan een kastwand worden bevestigd. • h 116 NL • • • De elektrische aansluiting mag uitsluitend door een erkend vakman worden uitgevoerd! De wettelijke voorschriften en aansluitvoorwaarden van de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij moeten strikt worden nageleefd. Bij het aansluiten van het apparaat moet een installatie worden voorzien die het mogelijk maakt het apparaat met een contactopeningswijdte van ten minste 3 mm met alle polen van het net te scheiden. Geschikte scheidingsinstallaties zijn LS-schakelaars, zekeringen en contactoren. Bij aansluiting en reparatie het toestel met een van deze installaties stroomloos maken. De aardleider moet zo lang zijn dat hij bij het begeven van de trekontlasting pas na de stroomvoerende aders van de aansluitkabel met trekkracht wordt belast. De overtollige kabellengte moet uit de inbouwzone onder het toestel worden getrokken. U moet er ook op letten dat de netspanning met de op het typeplaatje aangegeven netspanning overeenstemt. Bij het ingebouwde toestel mag geen contact mogelijk zijn met onderdelen die bij het gebruik onder spanning staan. Let op: door een verkeerde aansluiting kan de vermogenselektronica worden vernield. Het apparaat is alléén toegelaten voor een vaste aansluiting. Het mag niet met een geaard stopcontact worden aangesloten. Montagehandleiding 2.12 Technische gegevens Aansluitwaarden Netspanning: 380-415V 3N~, 50/60Hz Nominale componentenspanning: 220-240V Aansluitkabel standaard aanwezig • De kookplaat is bij levering met een temperatuurbestendige aansluitkabel uitgerust. • De aansluiting op het net wordt volgens het aansluitschema uitgevoerd, tenzij de aansluitkabel al met een stekker is uitgerust. • Als de netaansluitkabel van dit apparaat wordt beschadigd, moet hij door een speciale aansluitkabel worden vervangen. Om risico’s te vermijden mag dit alleen door de fabrikant of zijn klantenservice gebeuren. Aansluitingsmogelijkheden N Afmetingen kookplaat hoogte/ breedte/ dieptemm 200 x 900 x 580 Kookzones alle ......................cm / kW 19x22/ 2,2 (3,7)* Kookplaat ...................kW 7,4 Ventilator ....................kW 0,115 Plasma .......................kW 0,01 * Vermogen bij ingeschakelde powerstand 2.13 Inbedrijfstelling Na het inbouwen van de kookplaat en na het inschakelen van de voedingsspanning (aansluiting op het net) vindt eerst een zelftest van de besturing plaats en verschijnt er een service-informatie voor de klantenservice. Belangrijk: bij de aansluiting op het net mogen er geen voorwerpen op de touch-control sensoren liggen! groen-geel blauw grijs L1 N Met een sponsje en wat afwasmiddel even over het oppervlak van de kookplaat vegen en vervolgens droogwrijven. L1 groen-geel wit blauw grijs zwart 220-240 V 1N~ groen-geel wit blauw bruin grijs zwart L1 L2 bruin zwart groen-geel grijs blauw N 380-415 V 2N~ groen-geel wit blauw bruin grijs zwart 380-415 V 3N~ L1 L2 L3 N bruin L1 L2 220-240 V 1N~ bruin L1 L2 L3 N zwart 380-415 V 2N~ groen-geel blauw grijs bruin zwart 380-415 V 3N~ NL N 117 Beschrijving van het toestel NL 3 Beschrijving van het toestel Sensorveld voor kookzone voor Het decor kan van de afbeeldingen afwijken. 1. Inductiekookzone voor 2. Inductiekookzone achter 3. Keramische kookplaat 4. Touch-control-bedieningsveld 5. Stand-by-toets en ventilatorbediening 6. Ventilator 7. Stand-by-toets 8. Aan/Uit-toets (kookplaat) 9. Sensorveld 118 Sensorveld voor kookzone achter 10. Kookstandweergave 11. Vergrendeltoets 12. Warmhoudtoets 13. Aanwijzing van de warmhoudstand (3 standen) 14. STOP-toets (pauzefunctie) 15. Min-/plus-toets timer 16. Timer-weergave 17. Aanwijzing voor kookwekker 18. Aanwijzing voor kookzonetimer 19. Brugfunctie 20. Min-/plus-toets ventilator 21. Weergave ventilator Beschrijving van het toestel NL 3.1 Bediening met sensortoetsen 3.2 Wat u moet weten over de slider (sensorveld) De bediening van de keramische kookplaat gebeurt met touch-control-sensortoetsen. De sensortoetsen functioneren als volgt: met de vingertop kort een symbool op het keramische oppervlak aanraken. Elke correcte bediening wordt door een signaaltoon bevestigd. In de rest van de tekst wordt voor de touch-control-sensortoets het woord 'toets' gebruikt. De slider functioneert in principe zoals de sensortoetsen, met het verschil dat u de vinger op het keramische oppervlak plaatst en dan kunt verschuiven. Het sensorveld herkent deze beweging en verhoogt of verlaagt de aangetoonde waarde (kookstand) volgens de beweging. Het begrip „slider” [Engels „slide”: schuiven, laten glijden] is in deze handleiding identiek met de term sensorveld. Stand-by-toets (7) Met deze toets wordt het toestel in de operationele modus geschakeld. De toets is bij wijze van spreken de hoofdschakelaar. Na het uitschakelen met deze toets blijft het toestel nog ca. 120 min. in de operationele modus. Let op! Is het toestel volledig uitgeschakeld, dan is er ook geen restwarmteweergave meer zichtbaar! Aan/uit-toets (8) kookzones links of rechts Met deze toets wordt de desbetreffende kookzone in- en uitgeschakeld. Sensorveld Waarop moet u bij de bediening letten? De vinger mag niet te vlak op de keramische plaat worden gezet om te verhinderen dat naburige toetsen/sensorvelden per ongeluk reageren. Kookstandweergave (10) De kookstandweergave toont de gekozen kookstand, of: ...................Restwarmte fout goed ...................Powerstand ...................Panherkenning ...................Automatisch aankoken ...................Stop-functie ....................Warmhoudfunctie ....................Vergrendeltoets Symbolen ..........Warmhoudstanden 42°C/70°C/94°C ...................Timerfunctie, automatische uitschakeling ...................Kookwekker ..................Brugfunctie Sensorveld aantikken of de vinger verschuiven Het sensorveld kan met de vinger worden aangetikt; dan verandert de aangetoonde waarde (kookstand) stapsgewijs. Als de vinger op het sensorveld wordt geplaatst en dan naar links of naar rechts wordt verschoven, verandert de aangetoonde waarde continu. Hoe sneller de beweging, hoe sneller de aanwijzing verandert. aantikken schuiven Vergrendeltoets (11) Met de vergrendeltoets kunnen de toetsen worden geblokkeerd. (12) Warmhoudtoets Om warm te houden en te sudderen. Powerstand in het sensorveld De powerstand stelt extra vermogen voor de inductiekookzones ter beschikking. STOP-toets (14) Het koken kan met de STOP-toets even worden onderbroken. Recall-functie (Herstelfunctie) (14) Na het per ongeluk uitschakelen van de kookplaat kan de laatste instelling weer worden hernomen. Min-toets / Plus-toets ventilator (20) Met deze toetsen worden de vermogensstanden van de afzuiging gekozen en de nalooptijd ingesteld. 119 Bediening NL 4 Bediening 4.3 Gebruiksduurbeperking 4.1 Het inductiekookveld De inductiekookplaat bezit een automatische gebruiksduurbeperking. De ononderbroken gebruiksduur voor elke kookzone is afhankelijk van de gekozen kookstand (zie tabel). De voorwaarde is dat tijdens de gebruiksduur de instellingen van de kookzone niet worden veranderd. Als de gebruiksduurbeperking heeft gereageerd, wordt de kookzone uitgeschakeld; er is een kort signaal te horen en in de aanwijzing verschijnt een H. De automatische uitschakeling heeft voorrang op de bedrijfsduurbeperking, d.w.z. de kookzone wordt pas uitgeschakeld als de tijd van de automatische uitschakeling is afgelopen (bijv. automatische uitschakeling met 99 minuten en kookstand 9 is mogelijk). De kookplaat is met een inductiekookveld uitgerust. Een inductiespoel onder de keramische kookplaat wekt een elektromagnetisch wisselveld op, dat de vitrokeramiek doordringt en in de bodem van de pan een warmtevormende stroom induceert. Bij een inductiekookzone wordt de warmte niet meer door een verwarmingselement via de pan op de te koken gerechten overgedragen; de nodige warmte wordt m.b.v. inductiestromen direct in de pan gevormd. Voordelen van het inductiekookveld • energiebesparend koken door rechtstreekse energieoverdracht op de pan (aangepaste pannen van magnetiseerbaar materiaal zijn noodzakelijk), • meer veiligheid omdat de energie alleen wordt doorgegeven als er een pan op de kookzone staat, • energieoverdracht tussen inductiekookzone en panbodem met een hoog rendement, • hoge opwarmsnelheid, • weinig risico op verbrandingen omdat de kookplaat alleen door de panbodem wordt verwarmd, overkokende gerechten branden niet vast, • snelle, nauwkeurige regeling van de energietoevoer. 4.2 Panherkenning Als er geen of een te kleine pan op de kookzone staat als de kookzone is ingeschakeld, dan wordt deze niet van energie voorzien. Een knipperende in de kookstandweergave maakt daarop attent. Als er een geschikte pan op de kookzone wordt geplaatst, wordt de ingestelde stand ingeschakeld en de kookstandweergave brandt. De energietoevoer wordt onderbroken als de pan wordt verwijderd, in de kookstandweergave verschijnt een knipperende . Indien kleinere pannen worden opgezet, waarbij de panherkenning toch in werking treedt, wordt slechts zoveel energie toegevoerd als nodig is. Panherkenningsgrenzen Kookzonediameter (mm) Aanbevolen nimumdiameter-panbodem (mm) 220 x 190 115 De bodem van de pan mag niet kleiner dan een bepaalde minimumdiameter zijn, omdat de inductie anders niet wordt ingeschakeld. Plaats de pan altijd in het midden van de kookzone om een optimaal rendement te verkrijgen. Belangrijk: naargelang van de kwaliteit van de pan kan de vereiste minimumdiameter voor het reageren van de panherkenning afwijken! 120 Gebruiksduurbeperking Ingestelde kookstand Gebruiksduurbeperking in minuten 120 1 520 2 402 3 318 4 260 5 212 6 170 7 139 8 113 9 90 P 10 4.4 Andere functies Als één of meer sensortoetsen langer of tegelijk worden ingedrukt (bijv. door een per ongeluk op de sensortoetsen geplaatste pan), wordt er niet geschakeld. Het symbool knippert en er is gedurende een zekere tijd een signaal te horen. Na een paar seconden wordt er uitgeschakeld. A.u.b. het voorwerp van de sensortoetsen halen. Om het symbool te wissen, op dezelfde toets drukken of de kookplaat uit- en inschakelen. 4.5 Oververhittingsbeveiliging (inductie) Als de kookplaat langdurig op vol vermogen wordt gebruikt, kan bij een hoge kamertemperatuur de elektronica niet meer voldoende worden gekoeld. Om te vermijden dat te hoge temperaturen in de elektronica optreden, wordt evt. het vermogen van de kookzone automatisch gereduceerd. Als bij normaal gebruik van de kookplaat en normale kamertemperatuur regelmatig E2 verschijnt, is de koeling waarschijnlijk onvoldoende. Ontbrekende koelopeningen in het meubel kunnen de oorzaak zijn. Eventueel moet de inbouw worden gecontroleerd (zie hoofdstuk 'Ventilatie'). Bediening NL 4.6 Servies voor inductiekookplaat 4.7 Tips om energie te besparen De pannen die voor de inductiekookplaat worden gebruikt, moeten van metaal zijn, magnetische eigenschappen bezitten en een voldoende grote bodem hebben. Gebruik uitsluitend pannen met een bodem die voor inductie geschikt is. Hier vindt u enkele belangrijke aanwijzingen om zuinig en efficiënt met uw nieuwe inductiekookplaat en uw kookgerei om te gaan. • De panbodemdiameter moet even groot zijn als de kookzonediameter. • Bij de aankoop van pannen dient u er rekening mee te houden dat vaak de bovenste pandiameter wordt vermeld. Die is meestal groter dan de panbodem. • Snelkookpannen zijn door de gesloten kookruimte en de overdruk bijzonder tijdbesparend en zuinig. Door de korte bereidingsduur blijven vitamines bewaard. • Let erop dat er altijd voldoende vloeistof in de snelkookpan is, want bij een leeggekookte pan kunnen de kookzone en de pan door oververhitting beschadigd raken. • Kookpannen indien mogelijk altijd met een passend deksel sluiten. • Voor elke te bereiden hoeveelheid de passende pan gebruiken. Een grote, nauwelijks gevulde pan verbruikt veel energie. Geschikte pannen Ongeschikte pannen Geëmailleerde stalen pannen met dikke bodem Pannen van koper, roestvrij staal, aluminium, vuurvast glas, hout, keramiek of terracotta Gietijzeren pannen met geëmailleerde bodem Pannen van roestvrij gelaagd staal, roestvrij ferrietstaal of aluminium met speciale bodem Zo kunt u vaststellen of uw pan geschikt is: Voer de hierna beschreven magneettest uit of kijk of de pan het symbool voor het koken met inductiestroom draagt. Magneettest: Ga met een magneet over de bodem van uw pan. Wordt de magneet aangetrokken, dan kunt u de pan op de inductiekookplaat gebruiken. Noot: Bij het gebruik van sommige pannen die geschikt zijn voor inductie, kunnen geluiden optreden, die te wijten zijn aan de bouwwijze van deze pannen. 4.8 Kookstanden Het verwarmingsvermogen van de kookzones kan in meerdere standen worden ingesteld. In de tabel vindt u toepassingsvoorbeelden voor de verschillende standen. Kookstand 0 1-2 3 4-5 6 7-8 9 Fout: de panbodem is gewelfd. De temperatuur kan door de elektronica niet correct worden bepaald. P Toepassing UIT-stand, benutting van de restwarmte Smelten 42°C Warm houden 70°C Sudderen 94°C Verder koken van kleine hoeveelheden Doorkoken Gaar koken van grote hoeveelheden, gaar braden van grote stukken Braden, bechamelsaus maken Braden Aan de kook brengen, aanbraden, braden Powerstand (hoogste vermogen) Bij kookpannen zonder deksel moet ev. een hogere kookstand worden gekozen. 4.9 Restwarmteweergave De keramische kookplaat is met een restwarmteweergave H uitgerust. Zolang de H na het uitschakelen brandt, kan de restwarmte worden gebruikt om te smelten en om gerechten warm te houden. Na het uitdoven van de letter H kan de kookzone nog heet zijn. Er bestaat gevaar voor verbranding! Bij een inductiekookzone wordt de keramiek niet direct, maar alleen door de terugstralende warmte van de pan verwarmd. 121 Bediening NL 4.10 Toestel in operationele modus zetten Met de stand-by-toets wordt het toestel in de operationele modus geschakeld. De toets is bij wijze van spreken de hoofdschakelaar. Er vindt eerst een zelftest van de besturing plaats en de weergavelampjes gaan kort branden. Na het uitschakelen met deze toets blijft het toestel nog ca. 120 min. in de operationele modus. Let op! Is het toestel volledig uitgeschakeld, dan is er ook geen restwarmteweergave meer zichtbaar! 4.11 Bediening van de toetsen De hier beschreven besturing verwacht na het bedienen van een (keuze-) toets daarna de bediening van een volgende toets. De volgende toets moet principieel binnen 10 seconden worden bediend, anders wordt de keuze geannuleerd. 4.12 Kookplaat en kookzone inschakelen geschikt voor inductie 1. Zolang op de Aan/Uit-toets drukken (ca. 1 sec.) tot de kookstandweergaven 0 aantonen en een kort signaal te horen is. De besturing is klaar voor gebruik. 2. Meteen daarna het sensorveld van een kookzone aanraken. Er wordt een kookstand ingeschakeld. links Kookstand 0 centrum Kookstand 6 rechts Kookstand P* Zlie hoofdstuk Wat u moet weten over de slider (sensorveld)Om de kookstand te veranderen of om een andere kookzone in te schakelen moet u het bijbehorende sensorveld aanraken. 3. Meteen daarna voor inductie geschikt kookgerei op de kookzone plaatsen. De panherkenning schakelt de inductiespoel in. De pan wordt verwarmd. Zolang geen pan op de kookzone wordt geplaatst, wisselt de aanwijzing tussen de ingestelde kookstand en het symbool . Zonder pan wordt de kookzone om veiligheidsredenen na 10 minuten uitgeschakeld. Meer hierover in het hoofdstuk „panherkenning”. 4.13 Kookzone uitschakelen 4. a) Het sensorveld uiterst links aanraken of b) de op het sensorveld geplaatste vinger naar links verschuiven om de kookstand op 0 te verlagen c) op de Aan/Uit-toets drukken. De bijbehorende kookzones worden uitgeschakeld. 4.14 Kookplaat uitschakelen 5. Op de Aan/Uit-toets drukken. De kookplaat wordt onafhankelijk van de instelling volledig uitgeschakeld. Noot: Als alle kookzones handmatig worden uitgeschakeld (kookstand 0) en vervolgens op geen enkele toets of sensorveld meer wordt gedrukt, wordt de kookplaat na 10 seconden automatisch uitgeschakeld. * De powerstand wordt meteen geactiveerd. Zie alinea „Powerstand”. 122 Bediening NL 4.15 STOP-functie Het koken kan tijdelijk met de STOP-toets worden onderbroken, bijv. als er aan de deur wordt gebeld. Om het koken met dezelfde kookstanden voort te zetten, moet de STOP-functie worden beëindigd. Een evt. ingestelde timer wordt gestopt en loopt daarna verder. Om veiligheidsredenen is deze functie slechts 10 minuten beschikbaar. Daarna wordt de kookplaat uitgeschakeld. 1. Het kookgerei staat op de kookzones en de gewenste kookstanden zijn ingesteld. 2. Op de STOP-toets drukken. In plaats van de gekozen kookstanden gaat het pauzesymbool aan. 3. De onderbreking wordt beëindigd door eerst op de STOP-toets en daarna op het knipperend sensorveld links naast de STOP-toets te drukken. Bij het aanraken van het sensorveld over het hele sensorveld glijden (sliden). De tweede toets moet binnen 10 seconden worden aangeraakt, anders blijft de Stop-functie actief. 4.16 Recall-functie (Herstelfunctie) Na het per ongeluk uitschakelen van de kookplaat kan de laatste instelling weer worden hernomen. De recall-functie functioneert alleen als er ten minste één kookzone is ingeschakeld. 1. De kookplaat werd per ongeluk met de Aan/Uit-toets uitgeschakeld. 2. Binnen 6 seconden na het uitschakelen opnieuw op de Aan/Uit-toets drukken. De led van de STOP-toets knippert. Meteen daarna op de STOP-toets drukken. De oorspronkelijke kookstanden zijn weer ingesteld. Het kookproces wordt voortgezet. Hersteld worden: • De kookstanden van alle kookzones • Minuten en seconden van voor welbepaalde kookzones geprogrammeerde timers • Aankookautomaat • Powerstand Niet hersteld worden: • De tellers van de gebruiksduurbeperking (er wordt weer vanaf 0 geteld) 123 Bediening NL 4.17 Vergrendeltoets De kinderbeveiliging moet verhinderen dat kinderen de inductiekookplaat per ongeluk of opzettelijk inschakelen. Hiervoor wordt de bediening geblokkeerd. Vergrendeltoets inschakelen 1. De Aan/Uit-toets kookplaat indrukken (ca. 1 sec.) om de complete kookplaat in te schakelen. 2. Meteen daarna gelijktijdig op de vergrendeltoets en de STOP-toets drukken 3. Vervolgens de vergrendeltoets indrukken om de vergrendeltoets te activeren. In de kookstandweergaven verschijnt een L voor Child-Lock; de bediening is geblokkeerd en de kookplaat wordt uitgeschakeld. Vergrendeltoets uitschakelen 4. Op de Aan/Uit-toets drukken. 5. Meteen daarna gelijktijdig op de vergrendeltoets en de STOP-toets drukken 6. Vervolgens op de STOP-toets drukken om de vergrendeltoets uit te schakelen. De L verdwijnt. Vergrendeltoets alleen voor een kookproces opheffen Voorwaarde: De vergrendeltoets is volgens punt 1-3 ingeschakeld. • • Op de Aan/Uit-toets drukken. Meteen daarna gelijktijdig op de vergrendeltoets en de STOP-toets drukken Nu kan door de gebruiker een kookzone ingeschakeld worden. Na het uitschakelen van de kookplaat is de vergrendeling weer actief (ingeschakeld). Opmerkingen • Bij een stroomstoring wordt de ingeschakelde vergrendeling beëindigd, d.w.z. gedesactiveerd. 4.18 Brugfunctie De voorste en de achterste kookzone kunnen voor het koken aaneengeschakeld worden (brugfunctie). Daardoor kunnen grote pannen worden gebruikt. 1. De kookplaat inschakelen. 2. Om de brugfunctie in te schakelen het sensorveld van de voorste en achterste kookzone gelijktijdig aanraken. De brugfunctie is ingeschakeld, het symbool verschijnt. De bediening gebeurt met het sensorveld van de voorste kookzone. 3. Om de combinatie te desactiveren opnieuw op beide sensorvelden tegelijk drukken of de kookplaat uitschakelen. Opmerking De braadslede of de pan moet de gebruikte kookzones ten minste voor de helft bedekken om door de panherkenning te worden herkend! 124 Bediening NL 4.19 Automatische uitschakeling (timer) Door de automatische uitschakeling wordt elke ingeschakelde kookzone na een instelbare tijd automatisch uitgeschakeld. Er kunnen kooktijden van10 sec. (0.10) tot 1 uur en 59 minuten (1.59) worden ingesteld. 1. De kookplaat inschakelen. Een of meer kookzones inschakelen en gewenste kookstanden kiezen. 2. Gelijktijdig op de plus- en min-toets drukken tot het symbool voor de gewenste kookzone oplicht. 3. Om de tijd in te stellen op de plus- of min-toets drukken. Na enkele seconden wordt de waarde overgenomen en de tijd begint te lopen. Het decimale punt knippert. 4. Na afloop van de tijd wordt de kookzone uitgeschakeld. Er is een tijd lang een signaal te horen, dat kan worden uitgeschakeld door op de plusen min-toets te drukken. Opmerkingen • Om de automatische uitschakeling voor een andere kookzone te programmeren, de stappen 2 tot 3 herhalen. • Ter controle van de verstreken tijd (automatische uitschakeling) zo vaak tegelijkertijd op de plus- en min-toets drukken tot het overeenkomstige symbool voor de gewenste kookzone oplicht. De aangetoonde waarde kan afgelezen en veranderd worden. • Automatische uitschakeling vervroegd wissen: door gelijktijdig op de plus- en min-toets te drukken de gewenste kookzone selecteren en de tijd door drukken op de min-toets wissen („0”). • Als meerdere kookzones met automatische uitschakeling geprogrammeerd zijn, wordt in de timer-weergave steeds de kookzone met de kortste tijd aangetoond. 4.20 Kookwekker (eierwekker) De kookzones zijn uitgeschakeld 1. De kookplaat inschakelen. 2. Gelijktijdig op de plus- en min-toets drukken tot onder de timer-aanwijzing het symbool oplicht. 3. Om de tijd in te stellen op de plus- of min-toets drukken. Na enkele seconden wordt de waarde overgenomen en de tijd begint te lopen. Het decimale punt knippert. 4. Na afloop van de tijd is er een tijd lang een signaal te horen, dat kan worden uitgeschakeld door op de plus of min-toets of te drukken Kookwekkerinstelling als er al kookzones in gebruik zijn • Gelijktijdig op de plus- en min-toets drukken tot onder de timer-aanwijzing het symbool oplicht. • Om de tijd in te stellen op de plus- of min-toets drukken. • Na afloop van de tijd is er een tijd lang een signaal te horen, dat kan worden uitgeschakeld door op de plus of min-toets of te drukken Noot: De kookwekker blijft ook dan in werking als de linker of rechter kookplaatzijde uitgeschakeld is. Om de tijd te wijzigen de linker of rechter kookplaatzijde inschakelen. 125 Bediening NL 4.21 Automatisch aankoken Bij de aankookautomaat gebeurt het aan de kook brengen met kookstand 9. Na een bepaalde tijd wordt automatisch naar een lagere doorkookstand (1 tot 8) teruggeschakeld. Bij het gebruik van het automatisch aankoken moet alleen de doorkookstand worden gekozen waarmee de bereiding verder moet worden gekookt, omdat de elektronica automatisch terugschakelt. Het automatisch aankoken is geschikt voor gerechten die koud worden opgezet, op hoog vermogen worden verwarmd en op de doorkookstand niet permanent in het oog moeten worden gehouden (bijv. het koken van soepvlees). lang drukken (ca. 3 sec.) Ingestelde Kookstand 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Aankookautomaat Tijd (min:sec) 0:40 1:12 2:00 2:56 4:16 7:12 2:00 3:12 - 1. De kookplaat inschakelen. 2. Lang (ca. 3 sec.) op het sensorveld drukken om de functie te activeren en meteen een bepaalde doorkookstand te kiezen: ......... links ........... kookstand 1 ......... centrum...... kookstand 6 ......... rechts ......... kookstand 8 A en de gekozen doorkookstand knipperen afwisselend. 3. Het automatisch aankoken verloopt volgens de programmering. Na een bepaalde tijd (zie tabel) wordt het kookproces op de doorkookstand voortgezet. Het symbool A dooft uit. Opmerkingen • Tijdens het automatisch aankoken kan de doorkookstand verhoogd worden. Door de doorkookstand te verlagen wordt het automatisch aankoken uitgeschakeld. 4.22 Warmhoudfunctie Met de warmhoudfunctie kunnen gerechten die klaar zijn op een kookzone warm gehouden worden. De kookzone wordt met laag vermogen gebruikt. 1. Kookgerei staat op een kookzone en een kookstand (bijv. 3) is gekozen. 2. Door meermaals drukken op de warmhoudtoets de gewenste warmhoudstand kiezen: komt overeen met ca. 42°C komt overeen met ca. 70°C komt overeen met ca. 94°C 3. Om uit te schakelen het sensorveld links aanraken of op de warmhoudtoets drukken. De warmhoudfunctie staat 120 minuten ter beschikking, daarna wordt de kookzone uitgeschakeld. 126 Bediening NL 4.23 Vergrendeling Door de vergrendeling kunnen de bediening van de toetsen en de instelling van een kookstand worden geblokkeerd. Alleen de Aan/Uit-toets kan nog altijd worden bediend om de kookplaat uit te schakelen. Vergrendeling inschakelen 1. Op de vergrendeltoets drukken. Het controlelampje boven de vergrendeltoets brandt. Vergrendeling uitschakelen 2. Op de vergrendeltoets drukken. Het controlelampje boven de vergrendeltoets dooft uit. Opmerkingen De geactiveerde vergrendeling blijft ook behouden als de kookplaat uitgeschakeld is! Vooraleer weer kan worden gekookt, moet ze daarom eerst gedeactiveerd worden! Bij een stroomstoring wordt de ingeschakelde vergrendeling beëindigd, d.w.z. gedesactiveerd. 4.24 Powerstand De powerstand stelt extra vermogen voor de inductiekookzones ter beschikking. Een grote hoeveelheid water kan snel aan de kook worden gebracht. 1. De kookplaat inschakelen. 2. Het sensorveld uiterst rechts bij max. van de gewenste kookzone aanraken. In de kookstandweergave verschijnt . De powerstand is ingeschakeld. 3. Na 10 minuten wordt de powerstand automatisch uitgeschakeld. De verdwijnt en er wordt naar kookstand 9 teruggeschakeld. 10 min. Noot: Om de powerstand vervroegd uit te schakelen, op het overeenkomstige sensorveld drukken. 4.25 Powermanagement Modules (powermanagement) Telkens twee kookzones zijn – om technische redenen – tot een module gecombineerd en beschikken over een maximaal vermogen. Als deze vermogensgrens bij het inschakelen van een hoge kookstand of de powerfunctie wordt overschreden, reduceert het powermanagement de kookstand van de bijbehorende module-kookzone. De aanwijzing van deze kookzone knippert eerst, daarna wordt de maximaal mogelijke kookstand constant getoond. 127 Bediening NL 4.26 Ventilator gebruiken Glazen deksel Het open deksel hoeft niet weggehaald te worden. In het midden van de kookplaat bevindt zich de ventilator met afzuiging naar onderen. Voor de ingebruikname van de ventilator dient het glazen deksel weggehaald te worden. Bij modellen met een open deksel is weghalen ervan niet vereist. Belangrijk: Leg het deksel niet op de inductiekookplaat! Gevaar voor verbranding! 4.26.1 Ventilator in- en uitschakelen 1. Stand-by-toets indrukken (ca. 1 sec.). 2. De plus-toets van de ventilator indrukken. Daarna kan met de plus- / of min-toets een gewenste vermogensstand 1, 2, 3 of 4 worden gekozen. Het symbool van de ventilator brandt. De intensieve stand 4 blijft 10 minuten lang ingeschakeld, daarna wordt automatisch teruggeschakeld naar stand 3. 3. Voor het uitschakelen op de min-toets van de ventilator drukken tot er 0 wordt weergegeven. Tip Om te zorgen dat de afzuiging ook bij hoge pannen (bijv. aspergepan) goed werkt, kunt u aan de ventilatorzijde een kooklepel onder het pandeksel leggen. 4.26.2 Ventilatornaloop De ventilatornaloop wordt na het koken gebruikt om kookgeurtjes weg te zuigen. Bovendien worden hierdoor de filters in de ventilator gedroogd. Ventilatornaloop instellen 1. De plus- en min-toets van de ventilator tegelijk indrukken. Vervolgens is er een ventilatornaloop van 10 minuten ingesteld. Het symbool van de naloop brandt . 2. Door opnieuw gelijktijdig indrukken van de plus- en min-toets worden 60 minuten ingesteld. 3. Door nogmaals tegelijkertijd indrukken wordt de naloop uitgeschakeld. De ventilatorstand bij een ingeschakelde ventilatornaloop kan naar wens ingesteld en gewijzigd worden. 4.26.3 Nalooptijd Telkens na het koken zou een nalooptijd van de ventilatormotor van 10 - 20 minuten moeten worden ingesteld. Als de ventilator minstens 15 minuten heeft gewerkt, vindt er na het uitschakelen een automatische naloop van ca. 15 minuten op een lage stand plaats. Zo wordt een optimale werking en verwijdering van resterende kookdampen gewaarborgd. Bij werking met recirculatiefilter is het raadzaam om na het koken altijd een nalooptijd van 10 - 60 minuten in te stellen, om een optimale geurverwijdering te bereiken. Bij het opnieuw inschakelen van de ventilator kan het in zeldzame gevallen voorkomen, dat de in het filter achtergebleven geurmoleculen zich hechten aan waterdamp en weer even geroken kunnen worden. Deze restgeurtjes verdwijnen tijdens de verdere werking weer snel. Belangrijk Bij circulatiebedrijf dient voortdurend voldoende geventileerd te worden om de luchtvochtigheid af te voeren. 128 Reiniging en onderhoud 5 Reiniging en onderhoud • • • Vóór het reinigen de kookplaat uitschakelen en laten afkoelen. De keramische kookplaat mag in geen geval met een stoomreinigingsapparaat of dergelijke worden schoongemaakt! Bij het reinigen erop letten dat slechts kort over de Aan/ Uit-toets wordt geveegd. Op die manier wordt vermeden dat de kookplaat per ongeluk wordt ingeschakeld! 5.1 Keramische kookplaat Belangrijk! Gebruik nooit agressieve reinigingsmiddelen zoals grove schuurmiddelen, krassende pannenreinigers, roest- en vlekkenverwijderaar enz. Reiniging na gebruik 1. Maak de hele kookplaat altijd schoon als ze vuil is – het beste telkens na gebruik. Gebruik hiervoor een vochtige doek en wat afwasmiddel. Daarna wrijft u de kookplaat met een schone doek droog, zodat er geen resten van afwasmiddel op het oppervlak achterblijven. Wekelijks onderhoud 2. Reinig en onderhoud de kookplaat een keer in de week grondig met gebruikelijke reinigingsproducten voor vitrokeramiek. Houdt u zich in elk geval aan de instructies van de fabrikant. De reinigingsproducten vormen bij het aanbrengen een beschermend laagje dat water en vuil tegenhoudt. Alle verontreinigingen blijven op deze laag zitten en kunnen daarna veel gemakkelijker worden verwijderd. Vervolgens met een schone doek droogwrijven. Er mogen geen resten van reinigingsmiddelen op het oppervlak achterblijven, omdat ze bij het opwarmen agressief reageren en het oppervlak veranderen. 5.2 Speciale verontreinigingen Sterke verontreinigingen en vlekken (kalkvlekken, parelmoerachtig glanzende vlekken) kunt u het best verwijderen als de kookplaat nog lauwwarm is. Gebruik hiervoor gebruikelijke reinigingsmiddelen. Ga daarbij te werk zoals onder punt 2 beschreven. Overgekookte gerechten eerst met een natte doek inweken en vervolgens de vuilresten met een speciale glasschraper voor keramische kookplaten verwijderen. Daarna de kookplaat reinigen zoals onder punt 2 beschreven. Ingebrande suiker en gesmolten kunststof verwijdert u meteen – zolang ze nog heet zijn – met een glasschraper. Daarna de kookplaat reinigen zoals onder punt 2 beschreven. Zandkorrels die mogelijk tijdens het aardappelen schillen of sla schoonmaken op de kookplaten vallen, kunnen bij het verschuiven van pannen krassen veroorzaken. Let er dus op dat er geen zandkorrels op het oppervlak blijven liggen. Kleurveranderingen van de kookplaat hebben geen invloed op de werking en de stevigheid van de vitrokeramiek. Het gaat hierbij niet om een beschadiging van de kookplaat, maar om niet verwijderde en daarom ingebrande resten. Glanzende plekken ontstaan door slijtage van de panbodem, in het bijzonder bij het gebruik van kookgerei met een aluminium bodem of door ongeschikte reinigingsmiddelen. Ze kunnen slechts moeizaam met gebruikelijke reinigingsmid- NL delen worden verwijderd. Eventueel de reiniging meermaals herhalen. Door het gebruik van agressieve reinigingsmiddelen en door schurende panbodems wordt het decor in de loop van de tijd afgeschuurd en ontstaan er donkere vlekken. 5.3 Kookplaatventilator Reiniging van de metalen vetfilters Reinig de metalen vetfilters minimaal één keer per maand of bij te vette toestand en intensief gebruik in de vaatwasmachine of in een mild sopje. Voor het uitnemen van de filters het deksel van de ventilator weghalen en de U-vormige rvs-luchtgeleiderplaat in de aanzuigopening naar boven toe uit de ventilator tillen. Vervolgens het filter uitnemen. Druk hiervoor de vergrendeling in de greepopening naar beneden en haal de filters eruit. Filters kunt u in de vaatwasmachine reinigen. Filters in de vaatwasmachine verticaal zetten. Gebruik a.u.b uitsluitend naspoelmiddel dat geschikt is voor aluminium, om schade en verkleuringen aan de filters te voorkomen. Niet vlak naast glazen of licht porselein laten afwassen. Gebruik de ventilator niet zonder vetfilters! Na de filterreiniging de filters droog weer in de ventilator Belangrijk: de greepopening moet na het inzetten zichtbaar zijn. Neem liefst bij ieder filtervervanging de goed toegankelijke binnenzijde van de ventilator af met een met afwasmiddel bevochtigd doekje en let hierbij vooral op uitstekende delen binnenin de ventilator Reiniging en onderhoud van de ventilator Het geniet de voorkeur om de ventilator bij iedere filterreiniging te reinigen. Na langdurige koken van water met geopend deksel kan zich condenswater onder het filter verzamelen. Dat is volkomen normaal. Het water zou echter verwijderd en de binnenzijde van de ventilator gereinigd moeten worden. De ventilatieopeningen in het deksel zorgen ervoor dat ook in ruststand met geplaatst deksel zonder lopende ventilator mogelijke restvochtigheid van het koken en reinigen vanuit de ventilatorbinnenzijde kan ontsnappen. Als hierbij vervelende restgeurtjes mochten ontsnappen, is het raadzaam om zowel filter als ventilatorbinnenzijde te reinigen. De ventilator kunt u het beste met een vochtig, zacht doekje en wat mild afwasmiddel reinigen. Service Het filter moet toegankelijk blijven. Bij een actieve koolfilter om de 5 - 24 maanden de koolfiltermatten vervangen. Bij een plasmafilter na 5 jaar (max.) de koolfiltermatten vervangen. Open hiervoor het behuizingdeksel en vervang de koolfiltermatten. 5.4 Tips voor zuinig energieverbruik Zet de afzuigkap bij het begin van het koken op kleine stand aan en laat de ventilator na afloop van het koken nog enkele minuten doorlopen. Kies alleen in extreme situaties met veel rook of damp een hogere stand. Voor goede afzuigresultaten dient u de koolfiltermat(ten) altijd te vervangen zodra het nodig is. Reinig het(de) filter(s) indien nodig om een optimaal resultaat te verkrijgen. 129 Wat te doen bij problemen? 6 Wat te doen bij problemen? Ongekwalificeerde ingrepen en reparaties aan het apparaat zijn gevaarlijk omdat er gevaar voor stroomstoten en kortsluiting bestaat. Om lichamelijk letsel en schade aan het apparaat te voorkomen, moeten ze worden vermeden. Daarom mogen dergelijke werkzaamheden alleen door een elektrotechnicus, bijv. van de technische klantenservice, worden uitgevoerd. Denk eraan Als er aan uw apparaat storingen optreden, controleer dan eerst aan de hand van deze gebruiksaanwijzing of u de oorzaken niet zelf kunt verhelpen. Hierna vindt u tips voor het verhelpen van storingen. De zekeringen vallen meermaals uit? Neem contact op met de klantenservice of een elektromonteur! De inductiekookplaat kan niet worden ingeschakeld? • Heeft de zekering van de huisinstallatie (zekeringenkast) gereageerd? • Is het netsnoer aangesloten? • Is de vergrendeltoets ingeschakeld, d.w.z. wordt er een L weergegeven? • Zijn de sensoren gedeeltelijk door een vochtige doek, vloeistof of een metalen voorwerp bedekt? A.u.b. verwijderen. • Wordt verkeerd kookgerei gebruikt? Zie hoofdstuk „Servies voor inductiekookplaat”. Het symbool knippert en er is gedurende een bepaalde tijd een signaal te horen. Er is een permanente activering van de touch-control-sensortoetsen door overgekookte levensmiddelen, kookgerei of andere voorwerpen. Oplossing: het oppervlak schoonmaken of het voorwerp verwijderen. Om het symbool te wissen, op dezelfde toets drukken of de kookplaat uit- en inschakelen. De foutcode E2 wordt getoond? De elektronica is te heet. De inbouwsituatie van de kookplaat controleren, in het bijzonder op voldoende ventilatie letten. Zie hoofdstuk Oververhittingsbeveiliging. Zie hoofdstuk Ventilatie. 130 NL De foutcode E8 wordt getoond? Fout aan de ventilator rechts of links. De aanzuigopening is geblokkeerd of afgedekt, of de ventilator is defect. De montage van de kookplaat controleren, in het bijzonder op voldoende ventilatie letten. Zie hoofdstuk Oververhittingsbeveiliging. Zie hoofdstuk Ventilatie. De foutcode U400 wordt getoond? De kookplaat is verkeerd aangesloten. De besturing wordt na 1s uitgeschakeld en er is een continu signaal te horen. De correcte netspanning aansluiten. Er wordt een foutcode (ERxx of Ex) getoond? Er is een technisch defect. A.u.b. contact opnemen met de service. Het pansymbool verschijnt? Er werd een kookzone ingeschakeld en de kookplaat verwacht dat er een geschikte pan wordt opgezet (panherkenning). Pas dan wordt er energie afgegeven. Het pansymbool blijft verschijnen, hoewel er een pan werd opgezet? De pan is niet geschikt voor inductie of heeft een te kleine diameter. De gebruikte kookpannen maken geluid? Dat heeft een technische oorzaak; er bestaat geen gevaar voor de inductiekookplaat of de pan. De koelventilator blijft na het uitschakelen nog lopen? Dat is normaal omdat de elektronica wordt afgekoeld. De kookplaat maakt geluiden (klikgeluiden)? Dat heeft een technische oorzaak en is niet te vermijden. De kookplaat heeft barsten of breuken? Bij breuken, barsten, scheuren of andere beschadigingen aan de keramische kookplaat bestaat gevaar voor elektrische schokken. Het toestel onmiddellijk buiten gebruik nemen. Onmiddellijk de zekering in de woning uitschakelen en contact opnemen met de klantenservice. Klantenservice NL 7 Klantenservice Voor u de klantenservice belt: 1. Probeer de storing zelf op te lossen (zie „Storing - Wat te doen?”) 2. Schakel het apparaat uit en weer aan om vast te stellen of de storing weer optreedt. Als de storing na de eerder beschreven controles blijft bestaan of opnieuw optreedt, neem dan contact op met de klantenservice. Vermeld hierbij altijd: • Een korte beschrijving van de fout. • Apparaat en modelnummer; • Servicenummer (d.w.z. het getal na het woord SERVICE op het typeplaatje) aan de onderkant van de kookplaat of in het blad bij de productbeschrijving. Het servicenummer staat ook op het garantiebewijs vermeld. • Uw volledig adres en telefoonnummer met kengetal 131
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132

KitchenAid KHIVF 90000 Gebruikershandleiding

Categorie
Kookplaten
Type
Gebruikershandleiding