5. Programmamodus
Het basisstation is met 5 toetsen eenvoudig te bedienen: SET, + , HISTORY,
ALARM en MIN/MAX.
Bovendien beschikt het toestel over vijf programmamodi: snelweergavemodus,
instelmodus, alarmmodus, verloopmodus en min-maxmodus.
Het toestel verlaat automatisch de programmamodus wanneer u op de HISTORY
toets drukt of langer dan 10 seconden op geen toets drukt.
5.1 Snelweergavemodus
In de snelweergavemodus kunt u individuele weergegevens oproepen en zich
snel informeren. Is de normaalmodus actief, druk dan op de SET toets om het
gewenste weergavescherm op te roepen en op + of MIN/MAX om de gewenste
waarde te kiezen.
1. Buitentemperatuur / gevoelstemperatuur/ dauwpunt
2. Absolute luchtdruk / relatieve luchtdruk
3. Windsnelheid / windvlaagsnelheid
4. Neerslaghoeveelheid 1 u / 24 u / 1 week / 1 maand / totaal
Houdt u de SET toets 2 s ingedrukt terwijl de totale neerslaghoeveelheid
getoond wordt, wordt de waarde terug op 0.0 mm gezet en worden vanaf nu de
neerslaghoeveelheden samengeteld tot u ze weer terugzet.
5.2 Instelmodus
• Is de normaalmodus actief, houd dan de SET toets 3 s ingedrukt om de normale
instelmodus op te roepen.
• Gebruik in de instelmodus de + of MIN/MAX toets om de waarden te verande-
ren. Houd in de instelmodus de toetsen ingedrukt om de versnelde weergave-
modus te activeren.
• Druk de SET toets om de volgende instellingen te kiezen:
1. Tijdzone ±12 uur: De instelling van de tijdzone is vereist als het DCF-signaal
kan worden ontvangen, maar de tijdzone van de DCF-tijd afwijkt (bijv. +1 =
één uur later).
2. 12/24 uren tijdformaat
3. Handmatige tijdinstelling (uren/minuten)
4. Kalenderinstelling (jaar/maand/datum, weekdag wordt berekend)
5. Temperatuuraanduiding in °C of °F
6. Luchtdrukaanduiding in hPa of inHg
7. Instelling relatieve luchtdruk van 300hPa - 1100hPa (standaard 1013.2hPa).
De relatieve luchtdruk geldt voor zeeniveau en moet voor de specifieke
hoogte van uw woonplaats worden ingesteld. Informeer u over de actuele
luchtdruk in uw omgeving (meteorologisch instituut, internet, opticien,
geschikte weerstations aan openbare gebouwen, luchthaven).
8. Drempelwaarde voor luchtdrukverandering (standaard 2 hPa, zie punt 4.3)
9. Drempelwaarde voor stormwaarschuwing (standaard 4 hPa, zie punt 4.4)
10. Aanduiding windsnelheid en windvlagensnelheid in km/u, mpu, m/s,
knopen of Bft
11. Aanduiding neerslaghoeveelheid in mm of duim
Opmerking: Stel de gewenste meeteenheden in voordat u met de metingen begint.
Verandert u van meeteenheid, rekent het interne berekeningsalgoritme de opgesla-
gen waarden terugwerkend in de nieuwe eenheid om, wat omrekeningsverschillen
kan opleveren.
STRATOS – Radiografisch weerstation
68
5.3 Verloopmodus
• Is de normaalmodus actief, druk dan op de HISTORY toets om de verloopmodus
te activeren.
• Is de verloopmodus actief, druk dan op de + of MIN/MAX toets om de geregis-
treerde waarden van de laatste 24 uren in stappen van 3 uren op te roepen (3 u,
-6 u, -9 u, -12 u, -15 u, -18 u, -21 u, -24 u).
5.4 Alarmmodus
• U kunt het weerstation zo instellen, dat een alarm afgaat wanneer bepaalde
weersomstandigheden optreden. Hiervoor kunt u voor veel parameters een
bovenste en onderste grenswaarde invoeren die niet over- of onderschreden
mag worden.
• Is de normaalmodus actief, druk dan op de ALARM toets om de invoermodus
voor de bovenste grenswaarde op te roepen.
• Druk nu op de SET toets om de volgende parameters te kiezen. De bovenste
grenswaarde voert u met de + of MIN/MAX toets in. Houd in de instelmodus de
toetsen ingedrukt om de versnelde weergavemodus te activeren.
• Het bijhorend alarm activeert en deactiveert u met de ALARM toets. Naast de
overeenkomstige waarde op het scherm verschijnen of verdwijnen „HI AL“ en
een alarmsymbool.
1. Wekalarm (uren/minuten, zelfde instelling voor onderste en bovenste
grenswaarde)
2. Vochtigheid binnenlucht
3. Binnentemperatuur
4. Vochtigheid buitenlucht
5. Buitentemperatuur
6. Gevoelstemperatuur
7. Dauwpunt
8. Luchtdruk
9. Windsnelheid
10. Windvlaagsnelheid
11. Neerslaghoeveelheid 1 u
12. Neerslaghoeveelheid 24 u
• Is de normaalmodus actief, druk dan twee keer op de ALARM toets om de
invoermodus voor de onderste grenswaarde op te roepen.
• Druk nu op de SET toets om de volgende parameters te kiezen. De onderste
grenswaarde voert u met de + of MIN/MAX toets in. Houd in de instelmodus de
toetsen ingedrukt om de versnelde weergavemodus te activeren. Het bijhorend
alarm activeert en deactiveert u met de ALARM toets. Naast de overeenkomstige
waarde op het scherm verschijnen of verdwijnen „LO AL“ en een alarmsymbool.
1. Wekalarm (uren/minuten, zelfde instelling voor onderste en bovenste
grenswaarde)
2. Vochtigheid binnenlucht
3. Binnentemperatuur
4. Vochtigheid buitenlucht
5. Buitentemperatuur
6. Gevoelstemperatuur
7. Dauwpunt
8. Luchtdruk
STRATOS – Radiografisch weerstation
69