Documenttranscriptie
ThinkServer
Handboek voor de gebruiker
Machinetypen: 1098, 1100, 1105 en 1106
Opmerking:
Lees en begrijp eerst het volgende voordat u deze informatie en het product dat het ondersteunt, gebruikt:
• De publicatie Important Notices (Belangrijke kennisgevingen) die bij uw product is geleverd.
• De publicaties Safety Information (Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning op
http://www.lenovo.com/support
• Bijlage A “Kennisgevingen” op pagina 83
Tweede uitgave (Maart 2012)
© Copyright Lenovo 2011, 2012.
KENNISGEVING BEGRENSDE EN BEPERKTE RECHTEN: als gegevens of software word(t)(en) geleverd conform een
“GSA”-contract (General Services Administration), zijn gebruik, vermenigvuldiging en openbaarmaking onderhevig aan
beperkingen zoals beschreven in Contractnr. GS-35F-05925.
Inhoud
Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) . . . . . . .
iii
Hoofdstuk 1. Algemene informatie . . . 1
Kennismaking . . . . . . . . . . . . . . . .
Kennisgevingen en instructies in het document . . .
Aanverwante documentatie. . . . . . . . . . .
1
1
2
Hoofdstuk 2. Wegwijzer voor
installatie van de server. . . . . . . . . 3
Hoofdstuk 3. Productoverzicht . . . . . 5
Wat wordt meegeleverd met uw server . .
Voorzieningen en specificaties . . . . .
Softwareprogramma's. . . . . . . . .
EasyStartup . . . . . . . . . . .
Betrouwbaarheid, beschikbaarheid en
services . . . . . . . . . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
5
5
7
7
. . . .
7
Hoofdstuk 4. De plaats van
onderdelen, knoppen en
aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . 9
Voorkant . . . . . . . . . .
Achterkant . . . . . . . . .
Onderdelen op de systeemplaat .
Interne componenten . . . . .
Interne stations . . . . . . .
Machinetype en modelnummer .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . 9
. . 9
.
11
.
12
.
13
.
13
Hoofdstuk 5. Hardware installeren,
verwijderen of vervangen . . . . . . .
Richtlijnen . . . . . . . . . . . . . . . .
Basisrichtlijnen . . . . . . . . . . . . .
Richtlijnen voor systeembetrouwbaarheid . .
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor
statische elektriciteit . . . . . . . . . .
De kap van de server verwijderen . . . . . . .
De frontplaat verwijderen en terugplaatsen . . .
Optionele hardwareapparaten installeren,
verwijderen of vervangen . . . . . . . . . .
PCI-kaart installeren of vervangen . . . . .
De Ethernet-kaart installeren of verwijderen .
Geheugenmodules installeren of verwijderen .
Het optische-schijfstation installeren of
vervangen. . . . . . . . . . . . . . .
Het primaire vasteschijfstation vervangen . .
Een tweede vasteschijfstation installeren of
vervangen. . . . . . . . . . . . . . .
© Copyright Lenovo 2011, 2012
15
15
15
16
16
17
18
20
20
23
24
26
28
31
Hardwareapparaten installeren, verwijderen of
vervangen . . . . . . . . . . . . . . .
De voedingseenheid vervangen . . . . .
De module met het koelelement en de
ventilator vervangen. . . . . . . . . .
Audio- en USB-poorten aan de voorzijde
vervangen. . . . . . . . . . . . . .
De ventilatoreenheid aan de voorzijde
vervangen. . . . . . . . . . . . . .
De ventilatoreenheid achteraan vervangen .
De microprocessor vervangen . . . . . .
De batterij van de systeemplaat vervangen .
Het vervangen van de onderdelen voltooien . .
Kabels aansluiten . . . . . . . . . . .
De server aanzetten . . . . . . . . . .
De server uitschakelen. . . . . . . . .
Externe apparaten aansluiten . . . . . .
De serverconfiguratie bijwerken . . . . .
Beveiligingsvoorzieningen installeren . . . . .
Geïntegreerd kabelslot . . . . . . . . .
Hangslot . . . . . . . . . . . . . .
Wachtwoordbeveiliging . . . . . . . .
.
.
34
35
.
37
.
39
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
40
42
44
47
49
50
51
51
51
52
52
52
52
52
Hoofdstuk 6. De server
configureren. . . . . . . . . . . . . .
53
Werken met het programma Setup Utility . .
Het programma Setup Utility starten . .
Inleiding op BIOS-opties . . . . . . .
Instellingen bekijken en wijzigen . . . .
Wachtwoorden gebruiken . . . . . .
Mogelijkheid om een apparaat in of uit te
schakelen . . . . . . . . . . . . .
Een opstartapparaat kiezen . . . . . .
Het programma Setup Utility afsluiten . .
RAID configureren . . . . . . . . . . .
RAID-niveau . . . . . . . . . . . .
Het systeem-BIOS configureren om SATA
RAID-functionaliteit in te schakelen . . .
RAID-volumes maken . . . . . . . .
RAID-volumes wissen . . . . . . . .
Schijven resetten naar niet-RAID . . . .
De firmware bijwerken. . . . . . . . . .
Werken met het programma EasyUpdate
Firmware Updater . . . . . . . . .
Werken met het programma ThinkServer
EasyStartup . . . . . . . . . . . . . .
Systeemprogramma's bijwerken. . . . . .
Werken met systeemprogramma's . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
53
53
53
67
67
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
69
70
70
71
71
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
71
71
72
72
72
. .
73
. .
. .
. .
73
74
74
i
Bijlage A. Kennisgevingen . . . . . .
Het BIOS bijwerken vanaf een schijf
(flashen) . . . . . . . . . . . . . . .
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het
besturingssysteem . . . . . . . . . . .
Herstellen van een POST/BIOS-bijwerkfout .
75
75
Hoofdstuk 7. Diagnose en
probleemoplossing . . . . . . . . . .
77
Elementaire probleemoplossing . . . . . . . .
Algemene problemen . . . . . . . . . .
Problemen met EasyStartup . . . . . . .
77
77
78
Hoofdstuk 8. Informatiebronnen . . .
79
Veiligheid en garantie . . . . . . . . . . . .
Lenovo-website (http://www.lenovo.com) . . . .
Lenovo Support-website. . . . . . . . . . .
79
79
79
Hoofdstuk 9. Hulp en service . . . . .
81
De documentatie gebruiken
Service aanvragen . . . .
Andere services . . . . .
Extra services aanschaffen .
ii
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
74
81
81
82
82
Handelsmerken . . . . . . . . . . . . .
Kennisgeving voor PVC-kabels en -snoeren . .
Recyclinginformatie. . . . . . . . . . . .
Retourzendingsprogramma voor batterijen .
Vereisten voor batterijen die perchloraat
bevatten . . . . . . . . . . . . . .
Belangrijke informatie voor de Europese richtlijn
2002/96/EC . . . . . . . . . . . . . . .
Fijnstofverontreiniging . . . . . . . . . . .
Kennisgeving beperking van schadelijke stoffen
(Restriction of Hazardous Substances, RoHS) .
China RoHS . . . . . . . . . . . . .
Turkije - kennisgeving van naleving . . . .
Duitse verklaring voor Werkverordening . . . .
Elektromagnetische straling . . . . . . . .
Verklaring van de Federal Communications
Commission (FCC) . . . . . . . . . .
83
.
.
.
.
84
84
84
85
.
85
.
.
86
89
.
.
.
.
.
90
91
91
92
92
.
92
Trefwoordenregister . . . . . . . . .
95
Safety Information (Veiligheidsvoorschriften)
Before installing this product, read the Safety Information.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
iii
Belangrijk: Elke waarschuwing en elk gevaarbericht in dit document is gelabeld met een nummer. Met
dit nummer wordt verwezen naar het Engelse voorschrift en alle vertalingen ervan in de handleiding Safety
Information (Veiligheidsvoorschriften). Als een voorschrift bijvoorbeeld het label “Statement 1” heeft, kunt u
de vertalingen ervan vinden in de handleiding Safety Information (Veiligheidsvoorschriften) onder “Statement
1”.
Lees voordat u de procedures uitvoert alle waarschuwingen en voorschriften in dit document zorgvuldig
door. Lees ook zorgvuldig alle extra veiligheidsvoorschriften die bij de server of een optioneel apparaat
worden geleverd, voordat u het apparaat installeert, verwijdert of vervangt.
Tekst 1
GEVAAR
Elektrische stroom van net-, telefoon- en communicatiekabels kan gevaar opleveren.
Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:
• Sluit geen kabels aan, haal geen kabels los, en voer geen installatie-, onderhouds- of
herconfiguratiewerkzaamheden op dit product uit tijdens een elektrische storm.
• Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.
• Sluit alle apparatuur die met dit product wordt verbonden aan op correct bedrade stopcontacten.
• Koppel en ontkoppel signaalkabels indien mogelijk met één hand.
• Zet nooit apparatuur aan wanneer u sporen van vuur, water of fysieke beschadigingen ziet.
• Ontkoppel de aangesloten netsnoeren, telecommunicatiesystemen, netwerken en modems voordat u
kleppen van de apparatuur opent, tenzij anders aangegeven in de installatie- en configuratieprocedures.
• Koppel en ontkoppel kabels zoals is aangegeven in de onderstaande tabel bij het installeren, verplaatsen
of openen van kleppen van dit product of aangesloten apparatuur.
Aansluiten:
1. Zet alles UIT.
1. Zet alles UIT.
2. Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten.
2. Haal eerst de stekker uit het stopcontact.
3. Sluit de signaalkabels aan.
3. Ontkoppel de signaalkabels.
4. Steek de stekker in het stopcontact.
4. Ontkoppel alle kabels van de apparaten.
5. Zet het apparaat AAN.
iv
Ontkoppelen:
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tekst 2
WAARSCHUWING:
Gebruik ter vervanging alleen een batterij die door de leverancier wordt aanbevolen. Als uw systeem
een module heeft waarin zich een lithiumbatterij bevindt, vervang die module dan door een module
van hetzelfde merk en type. De batterij bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik exploderen.
Houd u aan het volgende:
• Gooi of dompel de batterij niet in het water
• Let op dat de batterij niet warmer wordt dan 100°C.
• Haal de batterij niet uit elkaar
Gooi de batterij niet bij het huisvuil weg, maar behandel deze als klein chemisch afval.
Tekst 3
WAARSCHUWING:
Als u laserproducten (bijvoorbeeld cd-rom-stations, dvd-stations, glasvezelapparatuur of speciale
zenders) installeert, let dan op het volgende:
• Open de behuizing niet. Als u de kap van het laserproduct opent, kunt u worden blootgesteld
aan gevaarlijke laserstraling. In het apparaat bevinden zich geen onderdelen die kunnen worden
vervangen.
• Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan hier is beschreven, kan
leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling.
GEVAAR
Sommige laserproducten bevatten een ingebouwde laserdiode van Klasse 3A of 3B. Let op het
volgende.
LASERSTRALING INDIEN GEOPEND. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct contact met de
laserstraal.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
v
Tekst 4
≥ 18 kg
≥ 32 kg
≥ 55 kg
< 32 kg
< 55 kg
< 100 kg
WAARSCHUWING:
Voorzichtig optillen.
Tekst 5
WAARSCHUWING:
De aan/uit-knop op het apparaat en de aan/uit-knop op de voedingseenheid schakelen de elektrische
stroom voor het apparaat niet uit. Het apparaat kan ook meer dan één netsnoer hebben. Om te zorgen
dat er geen spanning meer op het apparaat staat, dient u alle stekkers uit het stopcontact te halen.
Tekst 6
WAARSCHUWING:
Als u een netsnoerbeugel over het uiteinde van het netsnoer hebt geplaatst dat is aangesloten op
het apparaat, dient u het andere uiteinde van het netsnoer aan te sluiten op een goed bereikbare
stroombron.
Tekst 7
WAARSCHUWING:
Als het apparaat deuren heeft, zorg er dan ter voorkoming van letsel voor dat de deuren verwijderd
of beveiligd zijn voordat u het apparaat optilt of verplaatst. De deuren kunnen het gewicht van het
apparaat niet dragen.
vi
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tekst 8
WAARSCHUWING:
Verwijder nooit de kap van de voedingseenheid of van enige component waarop het volgende label is
bevestigd.
Gevaarlijke spanning-, stroom-, en energieniveaus zijn aanwezig in iedere component waarop dit
etiket is geplakt. Deze componenten bevatten geen onderdelen die kunnen worden vervangen of
onderhouden. Als u vermoedt dat er met een van deze onderdelen een probleem is, neem dan contact
op met een onderhoudstechnicus.
Tekst 9
WAARSCHUWING:
Om letsel te voorkomen, ontkoppelt u de snoeren van de direct verwisselbare ventilator voordat u de
ventilator uit het apparaat verwijdert.
Tekst 10
WAARSCHUWING:
Het volgende label geeft de nabijheid aan van scherpe randen, hoeken of verbindingen.
Tekst 11
WAARSCHUWING:
Het volgende label geeft de nabijheid aan van een heet oppervlak.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
vii
Tekst 12
GEVAAR
Overbelasting van een verdeelkast kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot een elektrische schok of
brand. Om dergelijk gevaar te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat de vereiste elektrische invoer van het
systeem niet hoger is dan het vastgestelde maximum voor de verdeelkast. De elektrische specificaties van uw
apparaat vindt u in de bij dat apparaat geleverde informatie.
Tekst 13
WAARSCHUWING:
Zorg dat het rek stevig is vastgezet om te voorkomen dat het kantelt als de servereenheid naar
buiten wordt geschoven.
Tekst 14
WAARSCHUWING:
De uitvoer van bepaalde accessoires of optiekaarten kan de grenzen voor voedingsbronnen van
Klasse 2 of voedingsbronnen met beperkte spanning te boven gaan. Dergelijke accessoires of
optiekaarten moeten worden geïnstalleerd met de juiste verbindingskabels, conform de landelijke
voorschriften.
Tekst 15
WAARSCHUWING:
De aan/uit-knop op het apparaat schakelt de elektrische stroom voor het apparaat niet uit. Het
apparaat kan ook meer dan één verbinding met de gelijkstroomspanning hebben. Om alle
spanning van het apparaat te verwijderen, dient u ervoor te zorgen dat alle aansluitingen op de
gelijkstroomspanning zijn losgekoppeld bij de invoerpunten van de spanning.
viii
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tekst 16
WAARSCHUWING:
Om het risico van een elektrische schok of gevaarlijke spanning te vermijden:
• Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd door bevoegd onderhoudspersoneel in een locatie
met beperkte toegang, zoals gedefinieerd door de NEC en de laatste uitgave van IEC 60950, The
Standard for Safety of Information Technology Equipment.
• Sluit de apparatuur aan op een veilig geaarde SELV-spanningsbron (SELV = Safety Extra Low
Voltage). Een SELV-spanningsbron is een secundair circuit dat zodanig is ontworpen dat bij normale
en enkelvoudige storingen het voltage niet boven een veilig niveau uitkomt (60 V gelijkstroom).
• De stroombegrenzer van de verdeelkast moet een waarde hebben die voldoet aan de landelijke
of plaatselijke bouwvoorschriften.
• Gebruik alleen een snoer met koperen kern, AWG 16 (AWG = American Wire Gauge) of 1,3 mm2, en
een maximale lengte van 3 meter.
• Draai de schroeven voor het vastzetten van de draad aan tot 12 inch-pounds (1,4 Nm).
• Breng een goed toegankelijke, goedgekeurde stroomonderbreker met de juiste specificaties
in de bedrading aan.
Tekst 17
WAARSCHUWING:
Dit product bevat een laser van Klasse 1M. Vermijd direct oogcontact met optische instrumenten.
Tekst 18
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op apparaten die in een rek zijn geïnstalleerd.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
ix
Tekst 19
WAARSCHUWING:
Gevaarlijke bewegende onderdelen in de buurt.
Tekst 20
WAARSCHUWING:
De batterij is een lithium-ionenbatterij. Ter voorkoming van een mogelijke explosie dient u de batterij
niet bloot te stellen aan open vuur. U dient de batterij alleen te vervangen door een door Lenovo
goedgekeurd exemplaar. Lever gebruikte batterijen in bij een inzamelpunt voor klein chemisch
afval (KCA).
x
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 1. Algemene informatie
In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over de server.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
•
“Kennismaking” op pagina 1
•
“Kennisgevingen en instructies in het document” op pagina 1
•
“Aanverwante documentatie” op pagina 2
Kennismaking
Deze gebruikershandleiding is bedoeld voor de Lenovo® ThinkServer® TS130-server (machinetypen 1098,
1100, 1105 en 1106). In dit document is de volgende informatie opgenomen:
• Installatie en bekabeling van de server
• Starten en configureren van de server
• Opties installeren en CRU's (customer replaceable units) vervangen
• Problemen oplossen
De server wordt geleverd met de ThinkServer EasyStartup DVD, een hulpmiddel bij het configureren van de
hardware, het installeren van stuurprogramma's en het installeren van het besturingssysteem.
De server wordt geleverd met beperkte garantie. Zie de publicatie Garantie en ondersteuning op
http://www.lenovo.com/support voor informatie over de garantievoorwaarden en het aanvragen van service
en assistentie.
Ga naar http://www.lenovo.com/thinkserver voor de meest recente informatie over de server en andere
Lenovo-producten.
Noteer de informatie over de server in de onderstaande tabel. U hebt de volgende informatie nodig wanneer
u de server registreert bij Lenovo.
Productnaam
ThinkServer TS130
Machinetype
1098, 1100, 1105 en 1106
Modelnummer
_____________________________________________
Serienummer
_____________________________________________
Het modelnummer en het serienummer bevinden zich op de etiketten op de boven- of onderkant van
de server.
Kennisgevingen en instructies in het document
De waarschuwingen en voorschriften in dit document zijn ook opgenomen in de meertalige publicatie Safety
Information (Veiligheidsvoorschriften). Elke waarschuwing en elk gevaarbericht in dit document is gelabeld
met een nummer. Met dit nummer wordt verwezen naar het Engelse voorschrift en alle vertalingen ervan in
de publicatie Safety Information (Veiligheidsvoorschriften). Zie “Aanverwante documentatie” op pagina 2
voor meer informatie over de manier waarop u de documentatie voor de server kunt verkrijgen.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
1
De volgende kennisgevingen en instructies worden in dit document gebruikt:
• Opmerkingen: Hierin vindt u belangrijke informatie, tips, instructies en adviezen.
• Belangrijk: Deze opmerkingen bevatten informatie of advies waarmee u problemen of moeilijkheden
kunt voorkomen.
• Attentie: Deze opmerkingen geven gevaar voor beschadiging van programma's, apparaten of gegevens
aan. Een dergelijke opmerking staat direct voor de instructie of situatie waarbij de beschadiging kan
ontstaan.
• Waarschuwing: Deze opmerkingen geven situaties aan die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Een
waarschuwing wordt geplaatst precies boven de beschrijving van een mogelijk gevaarlijke procedure,
stap of situatie.
• Gevaar: Deze opmerkingen geven situaties aan die levensgevaarlijk kunnen zijn. De aanduiding Gevaar
wordt geplaatst precies boven de beschrijving van een mogelijk levensgevaarlijke procedure, stap
of situatie.
Aanverwante documentatie
Voor het weergeven van de documentatie op http://www.lenovo.com/support is Adobe Reader 5.0 of
hoger vereist.
Hieronder vindt u een algemene beschrijving van de documentatie die bij de server is geleverd en informatie
over de manier waarop u deze documentatie kunt verkrijgen:
• Hardware Maintenance Manual (Handboek voor hardwareonderhoud): Dit document biedt
diagnose-informatie, een lijst van onderdelen en vervangingsprocedures, zowel voor onderdelen die door
gebruikers kunnen worden vervangen (CRU's: Customer Replaceable Units) als voor onderdelen die door
technici kunnen worden vervangen (FRU's: Field Replaceable Units).
• Getting Started (Aan de slag): Dit document bevat algemene informatie over het installeren en
configureren van de server.
Opmerking: Dit document is alleen in het Servisch Latijn beschikbaar.
• Important Notices (Belangrijke kennisgevingen): Dit document bevat veiligheidsrichtlijnen en wettelijke
bepalingen, die u geacht wordt te lezen voor ingebruikname van de server.
• Read Me First (Lees dit eerst): Via dit document gaat u naar http://www.lenovo.com/support voor
volledige informatie over garantie en ondersteuning.
• Safety Information (Veiligheidsvoorschriften): Dit document bevat alle in de ThinkServer-documentatie
opgenomen veiligheidsvoorschriften (in diverse talen).
• Garantie en ondersteuning: In dit document vindt u de garantiebepalingen en leest u hoe u contact
opneemt met Lenovo Support.
Een PDF-versie (Portable Document Format) van alle documentatie voor de server kunt u downloaden van
de Lenovo Support-website op http://www.lenovo.com/support.
2
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. Wegwijzer voor installatie van de server
In dit hoofdstuk vindt u een algemene wegwijzer om u te begeleiden bij de installatie van de server.
De installatieprocedure is afhankelijk van de configuratie van de server op het moment van levering. Soms
is de server volledig geconfigureerd en hoeft u deze alleen te verbinden met het netwerk en aan te sluiten
op de netvoeding voordat u deze kunt inschakelen. In andere gevallen moeten er hardwarevoorzieningen
worden geïnstalleerd, moet hardware en firmware worden geconfigureerd en moet het besturingssysteem
worden geïnstalleerd.
Tabel 1. Wegwijzer voor installatie van de server
Taak
Waar vindt u informatie
Uitpakken
“Wat wordt meegeleverd met uw server” op pagina 5
Hardware installeren
Hoofdstuk 5 “Hardware installeren, verwijderen of vervangen” op pagina 15
Ethernet-kabel en netsnoer
aansluiten
“Achterkant” op pagina 9
Server inschakelen om de
werking ervan te controleren
“De server aanzetten” op pagina 51
BIOS-instellingen
controleren en waar nodig
aanpassen
“Het programma Setup Utility starten” op pagina 53
RAID configureren
“RAID configureren” op pagina 71
Controleren of er
firmware-updates zijn
“De firmware bijwerken” op pagina 72
Besturingssysteem en
standaardstuurprogramma's
installeren
“EasyStartup” op pagina 7
Installeren van
stuurprogramma's voor
toegevoegde voorzieningen
Raadpleeg de met de hardwareoptie meegeleverde instructies.
Ethernet-instellingen
configureren in het
besturingssysteem
Raadpleeg de Help van het besturingssysteem. Deze stap is niet nodig als het
besturingssysteem is geïnstalleerd met het programma ThinkServer EasyStartup.
Toepassingen installeren
Raadpleeg de documentatie bij de toepassingen die u wilt installeren.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
3
4
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. Productoverzicht
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het serverpakket en de functies, specificaties en softwareprogramma's
van de server.
Wat wordt meegeleverd met uw server
Het ThinkServer TS130-serverpakket bevat de server, een netsnoer, de documentatie en opslagmedia
met software.
1
Server
2
Netsnoer
3
Documentatie en softwaremedia
Voorzieningen en specificaties
In de volgende tabel vindt u informatie over de voorzieningen en specificaties van de server. Afhankelijk
van het specifieke servermodel kunnen sommige voorzieningen niet van toepassing zijn. Voor informatie
over uw specifieke model kunt u het programma Setup Utility gebruiken. Zie “Werken met het programma
Setup Utility” op pagina 53.
Tabel 2. Voorzieningen en specificaties
Microprocessor(s): Ondersteuning van maximaal
twee Intel® Xeon® dual-core, quad-core of hex-core
microprocessors (de grootte van de interne cache varieert
per model)
Gebruik het programma Setup Utility voor het specifieke
type van de microprocessor en informatie over de
snelheid ervan. Zie “Werken met het programma Setup
Utility” op pagina 53.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
Uitbreidingsmogelijkheden
• Twee compartimenten voor optische-schijfstations
• Twee compartimenten voor vaste-schijfstations
• Twee sleuven voor PCI-kaarten
• Eén sleuf voor een PCI Express x1-kaart
• Eén sleuf voor een PCI Express x16 kaart
5
Tabel 2. Voorzieningen en specificaties (vervolg)
Voor een lijst van ondersteunde microprocessors gaat
u naar http://www.lenovo.com/thinkserver en klikt u op
Options onder het tabblad Products.
Voorzieningen voor systeembeheer
Memory
• Opstartvolgorde bij automatisch opstarten
• Ondersteuning van maximaal vier double data rate 3
error correction code dual inline-geheugenmodules
zonder buffer (DDR3 UDIMM)
• Intel Active Management Technology (AMT)
• Typen: 1333 MHz, DDR3 registered SDRAM DIMMs
• Intel Rapid Storage Technology (RST)
Interne stations
• Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de
zelftest bij opstarten (power-on self-test, POST)
• Intel Hyper-Threading Technology (niet op alle
modellen)
• Preboot Execution Environment (PXE)
• System Management (SM) UEFI en software
• Serial Advanced Technology Attachment (SATA)
vaste-schijfstation
• Wake on LAN
• SATA-optische-schijfstation
• Wake on Ring (in Setup Utility heet dit Serial Port Ring
Detect)
Videosubsysteem
• Geïntegreerde grafische kaart voor een Video Graphics
Array-aansluiting (VGA) en een DisplayPort-aansluiting
Communicatiemogelijkheden
• 100/1000 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller
Voedingseenheid: De server is uitgerust met een van de
volgende voedingseenheden:
Invoer/uitvoer-voorzieningen (I/O)
• Acht Universal Serial Bus (USB) -aansluitingen (twee
op het frontpaneel en zes op het achterpaneel)
• Eén 9-pens seriële poort
• Eén Ethernet-poort
• Eén DisplayPort-aansluiting
• Een VGA-beeldschermaansluiting
• 280 watt voedingseenheid met automatische
voltagedetectie
• Drie audioaansluitingen (audio lijn-in, audio lijn-uit en
microfoon) op het achterpaneel
• 320 watt voedingseenheid met automatische
voltagedetectie
Vooraf geïnstalleerd besturingssysteem
Op sommige modellen is een van de volgende
besturingssystemen vooraf geïnstalleerd:
• Microsoft® Windows Server® 2008 R2 Foundation
• Microsoft Windows® Small Business Server (SBS)
Aurora
Ondersteunde besturingssystemen
• Microsoft Windows Server 2008 R2 Foundation
• Microsoft Windows Server 2008 R2 (Service Pack 1)
• Microsoft Windows Small Business Server (SBS)
Aurora
• Microsoft Windows Small Business Server (SBS) 7
• Microsoft Windows Multipoint Server
Geïntegreerde functies:
• Ethernet-controllers (de server wordt geleverd met
twee geïntegreerde Gigabit Ethernet-controllers die
verbindingen met een netwerk van 100 Mbps of 1000
Mbps ondersteunen.)
• Eén seriële poort
• Eén VGA-monitoraansluiting (Video Graphics Array)
• Zes USB-aansluitingen (twee aan de voorkant en vier
aan de achterkant)
• Eén RJ-45 Ethernet-aansluiting op het achterpaneel
• Acht diagnose-LED's
6
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Omgeving
• Luchttemperatuur:
In bedrijf: 10 °C tot 35 °C
Niet in bedrijf: -40°C tot 60°C (14°F tot 140°F) (in
verpakking)
Niet in bedrijf: -10 °C tot 60 °C (zonder verpakking)
• Luchtvochtigheid:
In bedrijf: 10% tot 80% (geen condensatie, 10%
per uur)
Tabel 2. Voorzieningen en specificaties (vervolg)
Grootte:
• Breedte: 174,8 mm (6,88 inch)
• Hoogte: 377.3 mm (14,85 inch)
• Diepte: 406,7 mm (16,01 inch)
Niet in bedrijf: 10% tot 90% (geen condensatie,
10% per uur)
• Hoogte:
In bedrijf: -15,2 tot 3.048 m (-50 tot 10.000 voet)
Niet in bedrijf: -15,2 tot 10.668 m (-50 tot 35.000
voet)
Gewicht: maximumconfiguratie: 11,2 kg
Elektrische invoer
Beveiligingsvoorzieningen
• Invoerspanning:
• Computrace
– Laag:
Minimum: 90 V wisselstroom
Maximum: 137 V wisselstroom
– Hoog:
Minimum: 180 V wisselstroom
Maximum: 264 V wisselstroom
• Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen
• Mogelijkheid om een afzonderlijke USB-poort in of uit
te schakelen
• Wachtwoord voor vaste schijf
• Systeemwachtwoord (Power-On Password, POP) en
beheerderswachtwoord (Administrator Password) voor
toegang tot het UEFI
• Instelbare opstartvolgorde
• Opstarten zonder toetsenbord of muis
• Mogelijkheid om een geïntegreerd kabelslot
(Kensington-slot) aan te sluiten
• Mogelijkheid om een hangslot aan te brengen
• Trusted Platform Module (TPM)
Softwareprogramma's
Lenovo verschaft software met behulp waarvan u aan de slag kunt gaan met uw server.
EasyStartup
Het programma ThinkServer EasyStartup vereenvoudigt de procedures voor het configureren van RAID en
het installeren van de ondersteunde Microsoft Windows-besturingssystemen en stuurprogramma's op de
server. Het programma EasyStartup staat op de ThinkServer EasyStartup DVD die bij de server is geleverd.
De dvd start vanzelf op. Op de dvd vindt u de gebruikershandleiding voor het programma EasyStartup. U
kunt deze handleiding rechtstreeks vanuit de programma-interface openen. Voor meer informatie raadpleegt
u “Werken met het programma ThinkServer EasyStartup” op pagina 73.
Betrouwbaarheid, beschikbaarheid en services
Drie belangrijke functies in een serverontwerp zijn betrouwbaarheid, beschikbaarheid en services, ofwel RAS
(reliability, availability en serviceability). Dankzij de RAS-functies blijft de integriteit van de gegevens op de
server gewaarborgd en is de server beschikbaar zodra u deze nodig hebt. Bovendien kunt u eenvoudig een
diagnose stellen van problemen en de problemen corrigeren.
De server beschikt over de volgende RAS-functies:
• Advanced Configuration and Power Interface (ACPI)
• Geavanceerde Desktop Management Interface (DMI)
• Automatische geheugenverkleining bij vaststellen van fouten
• Automatische herstart bij een NMI (non-maskable interrupt)
Hoofdstuk 3. Productoverzicht
7
• Beschikbaarheid van microcodeniveau
• Ingebouwde, menugestuurde installatie, systeemconfiguratie en RAID-configuratie
• Ingebouwde bewaking van ventilator, temperatuur en voltage
• Ventilators met snelheidssensoren
• ECC DDR3 SDRAM met Serial Presence Detect (SPD)
• Foutcodes en -berichten die u helpen problemen op te sporen
• Genereren van foutenlogboeken voor fouten die optreden bij de zelftest tijdens het opstarten (power-on
self-test/POST)
• Hot-swap SAS-vasteschijfstations
• Geïntegreerde Ethernet-controllers
• Intelligent Platform Management Interface (IPMI) 2.0
• Zelftest bij opstarten (POST)
• Standby-voltage voor systeembeheerfuncties en bewaking
• Systeemfouten-LED op het voorpaneel
• VPD (vital product data) waaronder serienummergegevens en onderdeelnummers van vervangende
onderdelen, opgeslagen in het niet-vluchtig geheugen, voor eenvoudiger beheer op afstand.
8
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. De plaats van onderdelen, knoppen en
aansluitingen
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de plaats van de verschillende onderdelen, knoppen en aansluitingen
van de server.
Voorkant
In Figuur 1 “Locaties van knoppen en aansluitingen op de voorkant” op pagina 9 ziet u waar de knoppen en
aansluitingen zich aan de voorkant van de server bevinden.
Figuur 1. Locaties van knoppen en aansluitingen op de voorkant
1 Uitwerpknop van optische schijf
4 Aan/uit-knop
2 LED vasteschijfstation
5 USB-aansluitingen (2)
3 Aan/uit-LED
Achterkant
In Figuur 2 “Locatie van aansluitingen achterkant” op pagina 10 ziet u waar de aansluitingen zich aan de
achterkant van de server bevinden. Sommige aansluitingen op de achterkant van de server zijn voorzien
van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de kabels.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
9
Figuur 2. Locatie van aansluitingen achterkant
1 Aansluiting voor netsnoer
7 Aansluiting voor microfoon
2 Seriële poort
8 Audio lijnuitgang
3 VGA-beeldschermaansluiting
9 Audio lijningang
4 DisplayPort-aansluiting
10 PCI Express x16-kaartsleuf
5 USB-aansluitingen (6)
11 Sleuf voor PCI Express x1-kaart
6 Ethernet-poort
12 Sleuven voor PCI-kaarten (2)
Aansluiting
Beschrijving
Audio lijningang
Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioapparaat, zoals
een stereo-installatie. Als u een extern audioapparaat aansluit, verbindt u de
audio-lijnuitgang van het apparaat met een kabel met de audio-lijningang van de
server.
Audio lijnuitgang
Via deze uitgang worden audiosignalen van de server verzonden naar externe
apparaten, zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde
versterker), hoofdtelefoons, multimediatoetsenborden of de audio-lijningang van
een stereo-installatie of een ander extern opnameapparaat.
DisplayPort-aansluiting
Hierop sluit u een high-performance beeldscherm, een direct-drive beeldscherm of
een ander apparaat aan dat gebruikmaakt van een DisplayPort-aansluiting.
Ethernet-poort
Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een local area network (LAN) aansluiten.
Opmerking: Om de server te laten voldoen aan de FCC-richtlijnen (Klasse B), moet
u een Ethernet-kabel van categorie 5 gebruiken.
Microfoonaansluiting
Hier kunt u een microfoon aansluiten, voor het opnemen van geluid of het gebruik
van spraakherkenningssoftware.
Serial port
Hierop kunt u een extern modem, een seriële printer of andere apparaten aansluiten
die een 9-pens seriële aansluiting hebben.
10
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Aansluiting
Beschrijving
USB-poort
Hierop kunt u apparaten aansluiten waarvoor een USB-poort vereist is, bijvoorbeeld
een USB-scanner, een USB-toetsenbord, een USB-muis of een USB-printer. Als u
meer dan acht USB-apparaten hebt, kunt u een USB-hub aanschaffen om extra
USB-apparaten aan te sluiten.
VGA-beeldschermaansluiting
Voor het aansluiten van een VGA-beeldscherm of andere apparaten die gebruik
maken van een VGA-aansluiting.
Onderdelen op de systeemplaat
In Figuur 3 “Locatie van onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11 ziet u de plaats van de onderdelen op
de systeemplaat.
Figuur 3. Locatie van onderdelen op de systeemplaat
1 4-pens voedingsaansluiting
14 Frontpaneel aansluiting voor in-/uit-schakelaar en
LED-indicatoren
2 Aansluiting microprocessorventilator
15 Frontpaneel USB-aansluiting 1 (voor aansluiten van
USB-poort 1 en 2 op het frontpaneel)
3 Geheugenaansluiting 1 (DIMM1)
16 Frontpaneel USB-aansluiting 2 (voor het aansluiten van
additionele USB-apparaten)
4 Geheugenaansluiting 2 (DIMM2)
17 Jumper voor Wissen van CMOS / Herstel
5 Geheugenaansluiting 3 (DIMM3)
18 Aansluiting voor interne luidspreker
6 Geheugenaansluiting 4 (DIMM4)
7 Aansluiting voor temperatuursensor
19 Twee audioaansluitingen op het voorpaneel (voor het
aansluiten van de microfoon- en hoofdtelefoonaansluitingen op
het voorpaneel)
20 Sleuven voor PCI-kaarten (2)
Hoofdstuk 4. De plaats van onderdelen, knoppen en aansluitingen
11
8 24-pens voedingsaansluiting
21 Sleuf voor PCI Express x1-kaart
9 Batterij
22 Sleuf voor PCI Express x16 grafische kaart
10 SATA-aansluitingen 1 en 2 (SATA
3.0-aansluitingen)
23 Aansluiting voor achterste ventilator
11 SATA-aansluiting 3 (SATA 2.0-aansluiting)
24 Aansluiting voor aanwezigheidsschakelaar voor kap
(inbraakverklikker)
12 eSATA-aansluiting
25 Microprocessor
13 Aansluiting voorste ventilator
26 Aansluiting voor PS/2-toetsenbord en -muis
Interne componenten
In Figuur 4 “De plaats van de verschillende componenten” op pagina 12 kunt u zien waar de verschillende
onderdelen zich in de server bevinden. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17 voor informatie
over het verwijderen van de kap van de server en over de manier waarop de binnenkant van de server
toegankelijk is.
Figuur 4. De plaats van de verschillende componenten
1 Module met koelelement en ventilator
4 PCI-kaart
2 Geheugenmodule
5 Achterste ventilatoreenheid
3 Optische-schijfstation
6 Voedingseenheid
12
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Interne stations
Interne stations zijn apparaten waarmee de server gegevens leest en opslaat. U kunt extra stations in de
server installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of om de server geschikt te maken voor het lezen van
andere typen media. Interne stations worden geïnstalleerd in compartimenten. In deze handleiding wordt
gesproken over compartiment 1, compartiment 2, enzovoort.
In Figuur 5 “Plaats van stationscompartimenten” op pagina 13 kunt u zien waar de verschillende
stationscompartimenten zich bevinden.
Figuur 5. Plaats van stationscompartimenten
Hieronder ziet u een overzicht van het type en de afmeting van het station dat in de verschillende
compartimenten kan worden geïnstalleerd:
1 Compartiment 1 - Optische-schijfstation (reeds geïnstalleerde optische-schijfstation op sommige modellen)
2 Compartiment 2 - Optische-schijfstation
3 Compartiment 3 - Stationsvak voor kaartlezer
4 Compartiment 4 - Secundair SATA vaste-schijfstation
5 Compartiment 5 - Primair SATA vaste-schijfstation (hierin is reeds een 3,5-inch SATA vaste-schijfstation
geïnstalleerd)
Machinetype en modelnummer
Het machinetype en modelnummer indentificeert uw computer. Wanneer u Lenovo belt om hulp, kunnen
de ondersteuningstechnici van Lenovo aan de hand van het machinetype en de modelinformatie precies
vaststellen welk type computer u hebt, zodat zij de snelste service kunnen verlenen.
Hoofdstuk 4. De plaats van onderdelen, knoppen en aansluitingen
13
Hier volgt een voorbeeld van een machinetype en modelnummer.
Figuur 6. Machinetype en modelnummer
14
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
In dit hoofdstuk vindt u instructies voor het installeren, verwijderen of vervangen van hardware voor de server.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
•
“Richtlijnen” op pagina 15
•
“De kap van de server verwijderen” op pagina 17
•
“De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op pagina 18
•
“Optionele hardwareapparaten installeren, verwijderen of vervangen” op pagina 20
•
“Hardwareapparaten installeren, verwijderen of vervangen” op pagina 34
•
“Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49
•
“Beveiligingsvoorzieningen installeren” op pagina 52
Richtlijnen
In dit gedeelte vindt u een aantal richtlijnen. Lees deze richtlijnen door en ga na of u deze hebt begrepen
voordat u de server in gebruik neemt.
Basisrichtlijnen
Lees de volgende richtlijnen door en ga na of u deze hebt begrepen voordat u de server in gebruik neemt:
• Neem de publicaties Safety Information (Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning op
http://www.lenovo.com/support zorgvuldig door, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Deze informatie
helpt u om veilig te werken.
• Neem bij het inrichten van uw nieuwe server de gelegenheid om de meest recente firmware te downloaden
en aan te brengen. Hiermee zorgt u er voor dat eventuele bekende problemen worden verholpen en dat de
server zo efficiënt mogelijk werkt. Ga als volt te werk om firmware-updates voor uw server te downloaden:
1. Ga naar http://www.lenovo.com/support.
2. Klik op Download & Drivers (Downloaden & stuurprogramma´s) ➙ ThinkServer en volg de
instructies op de webpagina om de firmware-updates voor de server te downloaden.
• Zorg dat de server correct functioneert, voordat u begint met het installeren van optionele
hardwareapparaten. Als er een besturingssysteem is geïnstalleerd, schakelt u de server in en controleert
u of het besturingssysteem start. Als er geen besturingssysteem is geïnstalleerd, controleert u of een
bericht BOOTMGR is missing (BOOTMGR ontbreekt) wordt weergegeven, waarmee wordt aangegeven
dat er geen besturingssysteem is aangetroffen maar dat de server correct functioneert. Als de server
niet correct functioneert, raadpleegt u Hoofdstuk 7 “Diagnose en probleemoplossing” op pagina 77
voor uitgebreide diagnose-informatie.
• Houd de ruimte waarin u werkt goed schoon. Bewaar verwijderde afdekplaatjes en andere onderdelen op
een veilige plek.
• Als u de server moet inschakelen terwijl de kap is verwijderd, zorgt u dat niemand zich in de buurt van de
server bevindt en dat er geen gereedschappen of andere objecten in de server zijn achtergebleven.
• Probeer geen objecten op te tillen die wellicht te zwaar voor u zijn. Als u een zwaar object moet optillen,
neem dan de volgende voorzorgsmaatregelen:
– Zorg dat u stevig staat en niet kunt uitglijden.
– Verdeel het gewicht van het object gelijkmatig over beide benen.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
15
– Til het object langzaam op. Maak geen plotselinge bewegingen of draaiingen wanneer u een zwaar
object tilt.
– Gebruik bij het tillen vooral uw beenspieren; op die manier belast u uw rug(spieren) minder.
• Controleer of er genoeg stopcontacten met randaarde zijn voor de server, het beeldscherm en alle
andere apparaten.
• Maak een reservekopie van alle belangrijke gegevens voordat u veranderingen aanbrengt op de stations.
• Zorg dat u een kleine platte schroevendraaier bij de hand hebt.
• Om de fouten-LED's voor de systeemplaat en de interne componenten te kunnen bekijken, laat u de
server aangesloten op de voedingsbron.
• Het is niet nodig de server uit te zetten voor het installeren of vervangen van hot-swap ventilators,
redundante hot-swap voedingseenheden of hot-plug USB-apparaten. U moet de server echter wel
uitschakelen voordat u stappen uitvoert waarbij u adapterkabels of niet-hot-swap optionele apparaten of
componenten installeert, verwijdert of vervangt.
• Zodra u klaar bent met installeren, verwijderen of vervangen, plaatst u alle beschermplaatjes,
beveiligingen, labels en aardedraden terug.
• Een lijst van ondersteunde optionele apparaten vindt u op http://www.lenovo.com/thinkserver.
• Sommige werkzaamheden zijn makkelijker uit te voeren wanneer u de server op zijn kant legt. Mogelijk
moet u eerst de voetsteunen naar binnen draaien voordat u de computer op zijn kant legt.
Richtlijnen voor systeembetrouwbaarheid
Het komt de koeling en de betrouwbaarheid van het systeem ten goede wanneer u zich houdt aan de
onderstaande richtlijnen:
• Elk schijfcompartiment bevat een intern station of is afgedekt met een plaatje met EMC-afscherming
(Electro Magnetic Compatibility).
• Als de server redundante voeding heeft, is in elk voedingscompartiment een voedingseenheid
geïnstalleerd.
• Er is voldoende vrije ruimte rond de server, zodat het koelingssysteem van de server naar behoren
kan functioneren.
• De kabels zijn goed aangesloten. U hebt de bekabelingsinstructies opgevolgd die zijn meegeleverd
bij opties, zoals PCI-kaarten.
• Zorg ervoor dat u een defecte ventilator binnen 48 uur vervangt.
• Bij vervanging van een hot-swap station installeert u het nieuwe hot-swap station binnen twee minuten na
het verwijderen van het oude.
• Verwijder geen luchtkanalen of luchtcirculatieplaten terwijl de server is ingeschakeld. Zonder luchtkanaal
of luchtcirculatieplaten kan de microprocessor oververhit raken wanneer de server is ingeschakeld.
• De tweede microprocessoraansluiting bevat altijd een beschermend plaatje of een eenheid met een
microprocessor met een koelelement.
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit
Attentie:
Open de antistatische verpakking met het nieuwe onderdeel pas als het beschadigde onderdeel uit de server is
verwijderd en u klaar bent om het nieuwe onderdeel te installeren. Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf,
maar kan leiden tot ernstige schade aan de onderdelen van de server.
Neem bij het omgaan met serveronderdelen en -componenten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht
om schade door statische elektriciteit te voorkomen:
• Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
16
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
• Draag een polsband voor elektrostatische ontlading, indien beschikbaar.
• Pak de onderdelen en overige componenten, zoals PCI-kaarten, geheugenmodules, systeemplaten en
microprocessors, altijd voorzichtig bij de rand vast. Raak geen gesoldeerde verbindingen, pinnen of
blootliggende elektronische componenten aan.
• Zorg ook dat anderen de onderdelen en andere computercomponenten niet aanraken.
• Houd voordat u een nieuw onderdeel installeert de antistatische verpakking met het nieuwe onderdeel
minstens twee seconden tegen een metalen afdekplaatje van een uitbreidingssleuf aan, of tegen een
ander ongeverfd metalen oppervlak op de server. Hiermee vermindert u de statische lading van de
verpakking en van uw lichaam.
• Pak het nieuwe onderdeel uit de antistatische verpakking en installeer het direct in de server, zonder het
eerst neer te leggen. Als u het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de verpakking hebt gehaald,
leg het dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond.
• Leg het onderdeel niet op de kap van de server of op een metalen ondergrond.
• Ga extra zorgvuldig te werk wanneer u bij koud weer met apparaten omgaat. Als gevolg van verwarming
neemt de luchtvochtigheid binnenshuis af en de statische elektriciteit toe.
De kap van de server verwijderen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het verwijderen van de kap van de server.
WAARSCHUWING:
Schakel de server uit en laat deze drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap verwijdert.
U verwijdert de kap van de server als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel alle netsnoeren, alle I/O-kabels en alle andere kabels die op de server zijn aangesloten. Zie
“Voorkant” op pagina 9 en “Achterkant” op pagina 9.
4. Verwijder eventueel aanwezige sloten waarmee de kap van de server is vastgezet, zoals een hangslot of
kabelslot. Zie “Geïntegreerd kabelslot” op pagina 52en “Hangslot” op pagina 52.
5. Verwijder de twee schroeven waarmee de kap van de server is vastgezet.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
17
6. Druk op de ontgrendelknop voor de kap die zich aan de zijkant van de server bevindt, schuif de kap
naar achteren en neem deze weg.
Figuur 7. De kap van de server verwijderen
De frontplaat verwijderen en terugplaatsen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het verwijderen en weer aanbrengen van de frontplaat.
U kunt als volgt de frontplaat verwijderen en weer aanbrengen:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
18
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
3. Verwijder de frontplaat door de drie plastic lipjes aan de linkerkant los te maken en de frontplaat naar
buiten te draaien.
Figuur 8. De frontplaat verwijderen
4. Als u de frontplaat wilt terugplaatsen, plaatst u de drie plastic nokjes aan de rechterkant van de
frontplaat in de corresponderende gaatjes in het chassis. Vervolgens draait u de frontplaat naar binnen
totdat deze links vastklikt.
Figuur 9. De frontplaat weer aanbrengen
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
19
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”
op pagina 49.
Optionele hardwareapparaten installeren, verwijderen of vervangen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren, verwijderen of vervangen van optionele
hardwareapparaten in de server. U kunt de mogelijkheden van de server uitbreiden door geheugenmodules,
PCI-kaarten of stations toe te voegen. Verder kunt u de server onderhouden door defecte hardwareapparaten
te vervangen. Bij vervanging van een optioneel hardwareapparaat voert u eerst de procedure voor
verwijderen en vervolgens de installatieprocedure voor het desbetreffende hardwareapparaat uit.
PCI-kaart installeren of vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van een PCI-kaart.
De server is uitgerust met twee sleuven voor standaard PCI-kaarten, één sleuf voor een PCI Express x1-kaart
en één sleuf voor een PCI Express x16-kaart.
U kunt als volgt een PCI-kaart installeren of vervangen:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
20
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
3. Druk aan de achterkant van de server op de ontgrendelknop 1 om de PCI-kaartklem 2 te openen.
Figuur 10. De PCI-kaartklem openen
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
21
4. Als u een PCI-kaart installeert, verwijder dan het metalen afdekplaatje van de sleuf waarin u de kaart
gaan aanbrengen. Als u een oude PCI-kaart vervangt, pakt u de momenteel geïnstalleerd kaart stevig
vast en trekt u hem voorzichtig uit de aansluiting.
Opmerkingen:
a. De PCI-kaart zit vrij stevig vast in de kaartsleuf. Pak de kaart indien nodig aan weerszijden vast en
beweeg deze een beetje heen en weer om deze volledig uit de sleuf te halen.
b. Als de PCI-kaart vastzit onder een klem, drukt u op de klem 1 zoals afgebeeld om de klem te
openen. Pak de PCI-kaart vast en trek deze voorzichtig uit de sleuf.
Figuur 11. Een PCI-kaart verwijderen
5. Haal de nieuwe PCI-kaart uit de antistatische verpakking.
6. Installeer de nieuwe PCI-kaart in de juiste sleuf op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 11.
Opmerking: Als u een PCI Express x16-kaart installeert, zorg er dan voor dat de borgklemmetjes voor
de geheugenaansluiting zijn gesloten zijn voordat u de PCI Express x16-kaart installeert.
22
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
7. Draai de kaartklem dicht om de PCI-kaart vast te zetten.
Figuur 12. Een PCI-kaart installeren
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”
op pagina 49.
De Ethernet-kaart installeren of verwijderen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van de Ethernet-kaart. Raadpleeg de
documentatie bij uw Ethernet-kaart en volg de instructies die daarin zijn opgenomen, in aanvulling op
de instructies in dit gedeelte.
U installeert of verwijdert een Ethernet-kaart als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Leg de server op zijn zijkant. Zo kunt u gemakkelijker werken.
4. De Ethernet-kaart is een soort PCI-kaart. Zie “PCI-kaart installeren of vervangen” op pagina 20 en volg
de daarin opgenomen instructies om de Ethernet-kaart te installeren of te verwijderen.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
23
5. Als u de verwijderde Ethernet-kaart moet terugsturen naar de fabrikant, volgt u alle verpakkingsinstructies
en gebruikt u verpakkingsmaterialen die aan u beschikbaar zijn gesteld voor verzending.
Als u werkt met het Microsoft Windows-besturingssysteem, moet u het stuurprogramma voor de
Ethernet-kaart installeren. U installeert het stuurprogramma onder Windows-besturingssystemen als volgt:
1. Sla alle open bestanden op en sluit alle programma's af.
2. Plaats de ThinkServer EasyStartup DVD die bij de server is geleverd in het dvd-station.
Opmerking: De cd of dvd met het stuurprogramma die bij de Ethernet-kaart is geleverd, hebt u niet
nodig.
3. Klik met de rechtermuisknop op Deze computer en selecteer Eigenschappen. Het venster Systeem
wordt geopend.
4. Klik op het tabblad Hardware en vervolgens op de knop Apparaatbeheer. Het venster Apparaatbeheer
wordt geopend.
5. Vouw Netwerkadapters uit en klik vervolgens met de rechtermuisknop op een van de Ethernet-kaarten
(PRO/1000PT of het gele vraagteken).
6. Selecteer Stuurprogramma bijwerken.... De wizard Hardware bijwerken wordt geopend.
7. Selecteer De software automatisch installeren (aanbevolen) en klik op Volgende om door te gaan.
8. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Ga naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
Geheugenmodules installeren of verwijderen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of verwijderen van een geheugenmodule.
De server beschikt over vier sleuven voor het plaatsen of vervangen van DDR3 UDIMM's. Daardoor
kunt u het systeemgeheugen uitbreiden tot maximaal 16 GB. Houd u bij het installeren of vervangen van
geheugenmodules aan de volgende richtlijnen:
• Gebruik DDR3 UDIMMs van 1 GB, 2 GB of 4 GB in elke willekeurige combinatie, tot een maximum
van 16 GB.
• Installeer de geheugenmodules in deze volgorde: DIMM 1, DIMM 3, DIMM 2 en DIMM 4. Zie “Onderdelen
op de systeemplaat” op pagina 11.
U kunt als volgt een geheugenmodule installeren of vervangen:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Leg de server op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
24
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
5. Verwijder alle onderdelen die het moeilijk maken om bij geheugenaansluitingen te komen. Bij sommige
servermodellen moet u de PCI Express x16 grafische kaart verwijderen om bij de geheugenaansluitingen
te kunnen komen. Zie “PCI-kaart installeren of vervangen” op pagina 20.
6. Voer, afhankelijk van de vraag of u een geheugenmodule installeert of vervangt, één van de volgende
handelingen uit:
• Als u een geheugenmodule vervangt, opent u de klemmetjes en haalt u de module voorzichtig
uit de sleuf.
Figuur 13. Een geheugenmodule verwijderen
• Installeert u een nieuwe geheugenmodule, open dan de klemmetjes van de geheugenaansluiting
waarin u de nieuwe geheugenmodule wilt installeren.
Figuur 14. Klemmetjes openen
7. Raak met de antistatische verpakking van de geheugenmodule een ongelakt metalen oppervlak aan de
buitenkant van de server aan. Haal de nieuwe geheugenmodule vervolgens uit de verpakking.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
25
8. Houd de nieuwe geheugenmodule boven op de geheugenaansluiting. Zorg ervoor dat uitsparing 1 in
de geheugenmodule lijnt met het nokje 2 in de aansluiting. Druk de nieuwe module vervolgens recht
omlaag in de aansluiting, totdat de klemmetjes zich sluiten en de nieuwe module op zijn plaats vastklikt.
Opmerking: Als er ruimte is tussen de geheugenmodule en de klemmetjes, is de geheugenmodule
niet correct geplaatst. Open de klemmetjes, verwijder de geheugenmodule en duw deze opnieuw
in de aansluiting.
Figuur 15. Geheugenmodule installeren
9. Als u de PCI Express x16 grafische kaart hebt verwijderd, installeer deze dan weer.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”
op pagina 49.
Het optische-schijfstation installeren of vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren of vervangen van het optische-schijfstation.
Om het optische-schijfstation te installeren of te vervangen, gaat u als volgt te werk:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op pagina 18.
4. Voer, afhankelijk van de vraag of u een optische-schijfstation installeert of vervangt, een van de
volgende handelingen uit:
• Als u een tweede optische-schijfstation installeert, verwijder dan het plastic paneeltje uit de frontplaat
vóór het stationscompartiment dat u wilt gebruiken. Als er zich in het compartiment een metalen
plaatje bevindt, verwijder dat dan.
26
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
• Als u een optische-schijfstation vervangt, ontkoppel dan de signaal- en voedingskabel van de
achterkant van het station, druk op de blauwe ontgrendelknop en schuif het optische-schijfstation
aan de voorkant uit de server.
Figuur 16. Het optische-schijfstation verwijderen
5. Schuif de beugel 1 van het nieuwe optische-schijfstation vanaf de voorkant van de server in de houder,
totdat het station vastklikt.
Figuur 17. Het optische-schijfstation installeren
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
27
6. Breng de frontplaat weer aan. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op pagina 18.
7. Sluit een uiteinde van de signaalkabel aan op het optische station en het andere uiteinde op een
beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Zoek vervolgens een beschikbare vijfaderige voedingskabel en sluit deze aan op het SATA-station.
Figuur 18. Een optisch SATA-station aansluiten
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien”
op pagina 49.
Het primaire vasteschijfstation vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van het primaire vaste-schijfstation.
U vervangt het primaire vasteschijfstations als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Zoek het primaire vaste-schijfstation. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
4. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van de achterkant van het vasteschijfstation.
28
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
5. Duw het blauwe nokje 1 omlaag, schuif de houder 2 van het vasteschijfstation naar de achterkant
van de server en draai deze vervolgens naar buiten om de houder van het station volledig uit het
chassis te verwijderen. Trek vervolgens aan de blauwe hendel 3 om het vasteschijfstation uit de
houder te verwijderen.
Figuur 19. Het primaire vaste-schijfstation verwijderen
6. Verbuig de zijkanten van de blauwe beugel zodanig dat u het station uit de beugel kunt halen.
7. Plaats een nieuw vasteschijfstation in de blauwe beugel door de zijkanten van de beugel te verbuigen.
Breng daarbij pen 1 , pen 2 , pen 3 en pen 4 op één lijn met de overeenkomende gaten in het
vasteschijfstation. Raak de printplaat 5 aan de onderkant van het vasteschijfstation niet aan.
Opmerking: Bij installatie van een 2,5-inch vasteschijfstation plaatst u het vasteschijfstation eerst in het
vak voor 2,5 inch tot 3,5-inch vaste schijven. Vervolgens plaatst u het vak in de blauwe beugel.
Figuur 20. Het vaste-schijfstation in de beugel plaatsen
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
29
8. Druk het nieuwe vasteschijfstation met de blauwe beugel in de stationhouder totdat de beugel
vastklikt en houd de scharnieren van de houder recht voor sleuf 1 in de bovenste stationhouder.
Schuif de vasteschijfhouder vervolgens in het chassis. Druk de metalen beugel 2 omlaag en draai de
stationhouder op zijn plaats. Draai de stationshouder vervolgens naar de voorkant van de server,
totdat deze vastklikt.
Opmerking: Er zijn twee pijlen, één op de bovenste stationshouder en een op de stationshouder voor
het vaste-schijfstation. Als het vasteschijfstation op de juiste plaats zit, staan de pijlen op één lijn.
Figuur 21. Het primaire vaste-schijfstation installeren
30
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
9. Sluit één uiteinde van de signaalkabel aan op het vasteschijfstation en het andere uiteinde op een
beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Zoek vervolgens een beschikbare vijfaderige voedingskabel en sluit deze aan op het vasteschijfstation.
Figuur 22. Een SATA-vasteschijfstation aansluiten
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
Een tweede vasteschijfstation installeren of vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
U installeert of vervangt het tweede vasteschijfstation als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Zoek het secundaire vaste-schijfstation. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11 en “Interne
stations” op pagina 13.
4. Ontkoppel de signaal- en voedingskabels van het vasteschijfstation als u het tweede vasteschijfstation
vervangt.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
31
5. Druk op de blauwe knop 1 om de houder van het vasteschijfstation los te maken en til de houder
vervolgens uit het chassis.
Figuur 23. Het secundaire vasteschijfstation verwijderen
6. Trek aan de blauwe hendel om het vasteschijfstation te ontgrendelen en het uit de houder te verwijderen.
7. Verbuig de zijkanten van de blauwe beugel zodanig dat u het station uit de beugel kunt halen.
8. Plaats het tweede vasteschijfstation door de zijkanten van de beugel iets te verbuigen en houd pen
1 , pen 2 , pen 3 en pen 4 recht voor de overeenkomende gaten in het vasteschijfstation. Raak de
printplaat 5 aan de onderkant van het vasteschijfstation niet aan.
Opmerking: Bij installatie van een 2,5-inch vasteschijfstation plaatst u het vasteschijfstation eerst in het
vak voor 2,5 inch tot 3,5-inch vaste schijven. Vervolgens plaatst u het vak in de blauwe beugel.
Figuur 24. Het vaste-schijfstation in de beugel plaatsen
32
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
9. Schuif het nieuwe vasteschijfstation met de blauwe beugel in de houder voor het tweede
vasteschijfstation totdat dit vastklikt.
10. Schuif de stationshouder met het nieuwe vaste-schijfstation in het chassis totdat het zich direct onder
het metalen nokje bevindt 1 .
Figuur 25. Het secundaire vasteschijfstation installeren
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
33
11. Duw de houder van het vasteschijfstation omlaag totdat deze vastklikt. Zorg dat de stationshouder
voor de vaste schijf stevig vastzit in het chassis.
Figuur 26. Het secundaire vasteschijfstation installeren
12. Sluit één uiteinde van de signaalkabel aan op het vasteschijfstation en het andere uiteinde op een
beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Zoek vervolgens een beschikbare vijfaderige voedingskabel en sluit deze aan op het vasteschijfstation.
Figuur 27. Een SATA-vasteschijfstation aansluiten
Hardwareapparaten installeren, verwijderen of vervangen
In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren, verwijderen of vervangen van hardwareapparaten
in de server. Onderhoud aan de server kunt u uitvoeren door defecte hardwareapparaten te vervangen.
Bij vervanging van een hardwareapparaat voert u eerst de procedure voor verwijderen en vervolgens de
installatieprocedure voor het desbetreffende hardwareapparaat uit.
34
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
De voedingseenheid vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de voedingseenheid.
Zodra u het netsnoer uit het stopcontact hebt gehaald, bevinden zich in de server geen bewegende
onderdelen. Toch is het goed om de volgende waarschuwingen ter harte te nemen met het oog op uw
veiligheid en uit hoofde van de certificering door Underwriters Laboratories (UL).
GEVAAR
Gevaarlijke bewegende onderdelen. Houd uw vingers en andere lichaamsdelen op afstand.
WAARSCHUWING:
Verwijder nooit de kap van de voedingseenheid of van enige component waarop het volgende label is
bevestigd.
Gevaarlijke spanning-, stroom-, en energieniveaus zijn aanwezig in iedere component waarop dit
etiket is geplakt. Deze componenten bevatten geen onderdelen die kunnen worden vervangen of
onderhouden. Als u vermoedt dat er met een van deze onderdelen een probleem is, neem dan contact
op met een onderhoudstechnicus.
U kunt als volgt de voedingseenheid vervangen:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Leg de server op zijn zijkant en ontkoppel de kabels van de voedingseenheden van de systeemplaat en
alle stations. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
35
4. Verwijder de vier schroeven aan de achterkant van het chassis waarmee de voedingseenheid is
vastgezet.
Figuur 28. De schroeven voor de voedingseenheid verwijderen
5. Schuif de voedingseenheid iets naar voren en verwijder hem uit de chassis.
Figuur 29. De voedingseenheid verwijderen
6. Controleer of de nieuwe voedingseenheid wel de juiste vervangende eenheid is.
7. Plaats de nieuwe voedingseenheid zodanig in het chassis dat de schroefgaten in de voedingseenheid
gelijk liggen met die in het chassis.
8. Breng de vier schroeven aan om de voedingseenheid vast te zetten.
Opmerking: Gebruik alleen de schroeven die door Lenovo zijn verstrekt.
9. Sluit de de voedingskabels weer aan op de systeemplaat en op elk van de stations.
36
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
10. Maak alle voedingskabels van de voedingseenheid weer vast in de klemmetjes van het chassis.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
De module met het koelelement en de ventilator vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de module met het koelelement en de ventilator.
WAARSCHUWING:
Schakel de server uit en laat deze drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap verwijdert.
U vervangt de module met het koelelement en de ventilator als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Leg de server op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Kijk waar het koelelement met ventilator zich bevindt. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina
11.
5. Ontkoppel de kabel van het koelelement met ventilatoreenheid van de aansluiting voor de
microprocessorventilator op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
37
6. Voer de volgende stappen uit om de vier schroeven los te draaien waarmee de module met het
koelelement en de ventilator op de systeemplaat is bevestigd:
a. Verwijder eerst gedeeltelijk schroef 1 , verwijder dan schroef 2 volledig en verwijder ten slotte
schroef 1 volledig.
b. Verwijder eerst gedeeltelijk schroef 3 , verwijder dan volledig schroef 4 en verwijder ten slotte
schroef 3 volledig.
Opmerking: Verwijder de vier schroeven voorzichtig uit de systeemplaat om mogelijke schade aan
de systeemplaat te voorkomen. De vier schroeven kunnen niet uit het koelelement met ventilator
worden verwijderd.
Figuur 30. De module met koelelement en ventilator verwijderen
7. Haal de defecte module met het koelelement en de ventilator van de systeemplaat.
Opmerkingen:
a. Het kan nodig zijn de module met koelelement en ventilator voorzichtig te draaien om hem los te
maken van de microprocessor.
b. Aan de onderkant van de module met het koelelement en de ventilatoreenheid bevindt zich thermisch
vet. Zorg dat u deze pasta bij het werken met de module niet aanraakt.
8. Plaats de nieuwe module met het koelelement en de ventilatoreenheid zodanig op de systeemplaat dat
de vier schroeven van de module recht voor de overeenkomende gaten op de systeemplaat liggen.
Zorg er bij het plaatsen van de module voor dat de kabel zich aan de kant van de aansluiting voor de
microprocessorventilator op de systeemplaat bevindt zodat u deze gemakkelijk kunt aansluiten.
9. Draai de vier schroeven van de nieuwe module met het koelelement en de ventilatoreenheid als volgt
vast. Zie Figuur 30 “De module met koelelement en ventilator verwijderen” op pagina 38.
a. Draai eerst schroef 1 gedeeltelijk vast, draai dan schroef 2 volledig vast en draai ten slotte schroef
1 volledig vast.
b. Draai eerst schroef 3 gedeeltelijk vast, draai dan schroef 4 volledig vast en draai ten slotte schroef
3 volledig vast.
Opmerking: Draai de schroeven niet te vast aan.
38
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
10. Sluit de kabel van het koelelement met ventilator aan op de aansluiting voor de processorventilator op
de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
Audio- en USB-poorten aan de voorzijde vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de audio- en USB-module aan de voorzijde.
U vervangt de de audio- en USB-module aan de voorzijde als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op pagina 18.
4. Koppel de kabel van de audio- en USB-module los van de systeemplaat. Zie Hoofdstuk 4 “De plaats
van onderdelen, knoppen en aansluitingen” op pagina 9.
5. Noteer de positie van de kabels van de audio- en USB-module en verwijder de schroef waarmee
de audio- en USB-module aan het chassis is bevestigd. Haal vervolgens de audio- en USB-module
uit het chassis.
Figuur 31. Verwijderen van de audio- en USB-module aan de voorzijde
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
39
6. Leid de nieuwe audio- en USB-module door de opening in het chassis.
7. Plaats de nieuwe audio- en USB-module in het chassis en zorg dat het schroefgat van de nieuwe
module over het overeenkomstige gat in het chassis valt.
8. Draai de schroef vast om de audio- en USB-module vast te zetten.
9. Sluit de kabels van de audio- en USB-module aan op de systeemplaat. Zie Hoofdstuk 4 “De plaats van
onderdelen, knoppen en aansluitingen” op pagina 9.
10. Breng de frontplaat weer aan. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op pagina 18.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
De ventilatoreenheid aan de voorzijde vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
Sommige servermodellen zijn aan de voorkant uitgerust met een ventilatoreenheid. In dit gedeelte vindt u
instructies voor het vervangen van de ventilatoreenheid aan de voorzijde.
U vervangt de ventilatoreenheid aan de voorzijde als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Verwijder de frontplaat. Zie “De frontplaat verwijderen en terugplaatsen” op pagina 18.
4. Ontkoppel de kabel van de aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op
pagina 11.
Opmerking: Als de server is uitgerust met een tweede vasteschijfstation, verwijdert u dit station zodat
de aansluiting van de ventilator op de systeemplaat gemakkelijker toegankelijk is. Zie “Een tweede
vasteschijfstation installeren of vervangen” op pagina 31.
40
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
5. Maak de twee nokjes 1 los waarmee de ventilatoreenheid aan de voorkant vastzit aan het chassis en
haal de ventilatoreenheid helemaal uit het chassis.
Figuur 32. Ventilatoreenheid aan voorzijde verwijderen
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
41
6. Steek de twee nokjes 2 van de nieuwe ventilatoreenheid in de overeenkomstige gaatjes in het chassis,
en druk de twee andere nokjes 1 door de gaatjes, zodat de ventilatoreenheid goed vastzit.
Figuur 33. Ventilatoreenheid aan voorzijde installeren
7. Sluit de kabel van de nieuwe ventilatoreenheid aan op de aansluiting op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
De ventilatoreenheid achteraan vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de ventilatoreenheid aan de achterzijde.
U vervangt de ventilatoreenheid aan de achterzijde als volgt:
42
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Kijk waar de ventilatoreenheid van de achterzijde zich bevindt. Zie “Interne componenten” op pagina 12.
4. Ontkoppel de kabel van de ventilatoreenheid aan de achterzijde van de desbetreffende aansluiting op
de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
5. De ventilatoreenheid aan de achterzijde zit met vier rubberen koppelingen vast aan het chassis.
Verwijder de achterste ventilatoreenheid door de rubberen koppelingen door te knippen en hem
voorzichtig uit het chassis te trekken.
Figuur 34. De ventilatoreenheid aan de achterzijde verwijderen
6. Installeer de nieuwe ventilatoreenheid door de nieuwe rubberen koppelingen vóór de overeenkomstige
gaten in het chassis te houden en de koppelingen door de gaten heen te drukken.
Opmerking: De nieuwe ventilatoreenheid heeft vier nieuwe rubberen koppelingen.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
43
7. Trek voorzichtig aan de puntjes van de rubberen koppelingen totdat de nieuwe ventilatoreenheid goed
vastzit.
Figuur 35. De ventilatoreenheid aan de achterzijde installeren
8. Sluit de stekker van de nieuwe ventilatoreenheid aan op de desbetreffende aansluiting op de
systeemplaat. Zie “Onderdelen op de systeemplaat” op pagina 11.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
De microprocessor vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de microprocessor.
WAARSCHUWING:
44
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Het koelelement en de microprocessor kunnen zeer heet zijn. Zet de computer uit en laat hem drie tot
vijf minuten afkoelen voordat u de kap van de computer verwijdert.
Om de microprocessor te vervangen, doet u het volgende:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur
uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels
die op de computer zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Leg de computer op zijn zijkant. Zo kunt u beter bij de systeemplaat.
4. Zoek het systeembord en ontkoppel alle kabels die daarop zijn aangesloten. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 11.
5. Verwijder het koelelement met de ventilatoreenheid. Zie “De module met het koelelement en de
ventilator vervangen” op pagina 37.
Opmerking: Leg het koelelement met ventilatoreenheid op zijn zijkant zodat het thermische vet niet
ergens mee in contact komt.
6. Til de kleine hendel 1 op en open klem 2 om toegang te krijgen tot de microprocessor 3 .
Figuur 36. Toegang tot de microprocessor krijgen
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
45
7. Til de microprocessor recht uit de microprocessoraansluiting.
Figuur 37. Microprocessor verwijderen
Opmerkingen:
a. Uw microprocessor en aansluiting zien er mogelijk anders uit dan in de afbeelding hieronder.
b. Let op de juiste richting van de microprocessor in de aansluiting. Zoek naar het kleine driehoekje
1 op een van de hoeken van de microprocessor of let op de positie van de uitsparingen 2 op de
microprocessor. Dit is belangrijk wanneer u de nieuwe microprocessor installeert op de systeemplaat.
c. Raak alleen de zijkanten van de microprocessor aan. Raak de gouden contactpunten aan de
onderkant niet aan.
d. Zorg dat er niets op de aansluiting van de microprocessor valt zolang deze open ligt. De
contactpunten moeten zo schoon mogelijk blijven.
8. Zorg ervoor dat de kleine hendel omhoog staat en dat de houder van de microprocessor geheel open is.
9. Verwijder het beschermende kapje dat de gouden contactpunten van de nieuwe microprocessor
beschermt.
10. Pak de nieuwe microprocessor bij de zijkanten vast en houd het driehoekje in een van de hoeken van de
nieuwe microprocessor bij het overeenkomstige driehoekje in een van de hoeken van de aansluiting.
46
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
11. Druk de nieuwe microprocessor recht omlaag in de aansluiting op de systeemplaat.
Figuur 38. Microprocessor installeren
12. Sluit het klemmetje en vergrendel de microprocessor met de kleine hendel om hem vast te zetten.
13. Installeer het koelelement met ventilator. Zie “De module met het koelelement en de ventilator
vervangen” op pagina 37.
14. Sluit alle eerder ontkoppelde kabels weer aan op de systeemplaat.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
De batterij van de systeemplaat vervangen
Attentie:
Open de server niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de publicaties Safety Information
(Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning hebt gelezen op de ThinkServer Documentation DVD die bij
het product is geleverd, evenals “Richtlijnen” op pagina 15. Voor een exemplaar van de publicaties gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de batterij van de systeemplaat.
De server heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de configuratiegegevens voor geïntegreerde
functies. Dankzij de batterij van de systeemplaat blijft deze informatie ook bewaard nadat u de server
hebt uitgezet.
Meestal hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij van de systeemplaat en hoeft u deze ook niet op
te laden. Een batterij gaat echter niet voor altijd mee. Als de batterij van de systeemplaat leeg raakt, gaan
de datum, tijd en configuratiegegevens - met inbegrip van de wachtwoorden - verloren. Er verschijnt dan
een foutmelding wanneer u de server inschakelt.
Houd rekening met het volgende bij het vervangen van de batterij in de server:
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
47
• Vervang de batterij door een lithiumbatterij van hetzelfde type en van dezelfde fabrikant.
• Lees het onderstaande veiligheidsvoorschrift en zorg ervoor dat u het hebt begrepen om mogelijke
gevaarlijke situaties te voorkomen.
• Nadat u de batterij van de systeemplaat hebt vervangen, moet u de wachtwoorden en de systeemdatum
en -tijd opnieuw instellen en de server opnieuw configureren.
Tekst 2
WAARSCHUWING:
Gebruik ter vervanging alleen een batterij die door de leverancier wordt aanbevolen. Als uw systeem
een module heeft waarin zich een lithiumbatterij bevindt, vervang die module dan door een module
van hetzelfde merk en type. De batterij bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik exploderen.
Houd u aan het volgende:
• Gooi of dompel de batterij niet in het water
• Let op dat de batterij niet warmer wordt dan 100°C
• Haal de batterij niet uit elkaar
Gooi de batterij niet bij het huisvuil weg, maar behandel deze als klein chemisch afval.
U vervangt de batterij van de systeemplaat als volgt:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Kijk waar de batterij op de systeemplaat zich bevindt. Zie Hoofdstuk 4 “De plaats van onderdelen,
knoppen en aansluitingen” op pagina 9.
4. Verwijder de oude batterij van de systeemplaat.
Figuur 39. De oude batterij van de systeemplaat verwijderen
5. Installeer de nieuwe batterij van de systeemplaat.
Figuur 40. De nieuwe batterij van de systeemplaat installeren
48
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
6. Plaats de kap van de computer terug en sluit de kabels weer aan. Zie “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 49.
Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt ingeschakeld nadat de batterij is
vervangen, wordt mogelijk een foutbericht weergegeven. Dit is normaal na het vervangen van de batterij.
7. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
8. Gebruik het programma Setup Utility om de datum, tijd en eventuele wachtwoorden in te stellen. Zie
Hoofdstuk 6 “De server configureren” op pagina 53.
9. Gooi de batterij niet bij het huisvuil weg, maar lever deze in bij een inzamelpunt voor klein chemisch afval.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de vervanging wilt voltooien, gaat u naar “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
Het vervangen van de onderdelen voltooien
Nadat u onderdelen hebt geïnstalleerd of vervangen, plaatst u de kap van de server weer terug en sluit
u de losgekoppelde kabels weer aan.
Ga als volgt te werk om de kap van de server terug te plaatsen en de kabels weer aan te sluiten:
1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de server zijn teruggeplaatst en of alle losse
schroeven en stukken gereedschap zijn verwijderd. Zie “Interne componenten” op pagina 12 voor de
locatie van de verschillende componenten in de server.
2. Als u de frontplaat hebt verwijderd, breng die dan weer aan. Zie “De frontplaat verwijderen en
terugplaatsen” op pagina 18.
3. Controleer voordat u de kap van de server weer terugplaatst of de kabels goed liggen en nergens klem
komen te zitten. Houd de kabels uit de buurt van de scharnieren en de zijkanten van het serverchassis.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
49
4. Plaats de kap van de server op het chassis zodat de geleiderails aan de onderkant van de kap in de rails
vallen. Duw de kap vervolgens naar de voorkant van de computer, totdat deze vastklikt.
Figuur 41. De kap van de server terugplaatsen
5. Gebruik de schroeven om de kap van de server vast te zetten.
6. Vergrendel de kap als u een slot voor de kap hebt. Zie “Geïntegreerd kabelslot” op pagina 52 en
“Hangslot” op pagina 52.
7. Sluit de externe kabels en snoeren weer op de server aan. Zie “Voorkant” op pagina 9 en “Achterkant”
op pagina 9.
8. Afhankelijk van de onderdelen die u hebt geïnstalleerd of vervangen, kan het ook nodig zijn om in het
programma Setup Utility te controleren of de bijgewerkte informatie correct is. Raadpleeg Hoofdstuk 6
“De server configureren” op pagina 53.
Opmerking: In de meeste landen verlangt Lenovo dat de defecte CRU wordt geretourneerd. Informatie
hierover vindt u bij de CRU, of ontvangt u enkele dagen nadat de CRU is afgeleverd.
Kabels aansluiten
Attentie: Sluit de netsnoeren pas aan wanneer u klaar bent met het vervangen van onderdelen om schade
aan de apparatuur te voorkomen.
Als de kabels en het aansluitpaneel van de server aansluitingen met een kleurcodering hebben, sluit de
kabels dan aan op aansluitingen met dezelfde kleur. Koppel bijvoorbeeld een kabel met een blauw uiteinde
aan een blauwe aansluiting, een rode kabel aan een rode aansluiting enz. Zie “Achterkant” op pagina 9 voor
een afbeelding van de I/O-aansluitingen aan de achterkant van de server.
50
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
De server aanzetten
Als de server is aangesloten op een voedingsbron, maar niet is aangezet, is het besturingssysteem niet
actief en is alle kernlogica behalve de serviceprocessor (de geïntegreerde beheermodule) uitgeschakeld;
de server kan echter wel voldoen aan verzoeken aan de serviceprocessor, van bijvoorbeeld systemen
op afstand om de server aan te zetten.
Nadat u de server hebt aangesloten op de netvoeding, kunt u deze met de aan/uit-knop inschakelen.
De server uitschakelen
Wanneer u de server uitschakelt terwijl deze wel op een netvoedingsbron blijft aangesloten, kan de server
reageren op opdrachten aan de serviceprocessor, zoals een opdracht op afstand om de server in te
schakelen. Als u de server volledig wilt uitschakelen, moet u het netsnoer uit de server verwijderen.
Sommige besturingssystemen dienen op de voorgeschreven manier te worden afgesloten voordat u de
server kunt uitschakelen. Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem voor informatie over
het afsluiten van het besturingssysteem.
Tekst 5
WAARSCHUWING:
De aan/uit-knop op het apparaat en de aan/uit-knop op de voedingseenheid schakelen de elektrische
stroom voor het apparaat niet uit. Het apparaat kan ook meer dan één netsnoer hebben. Om te zorgen
dat er geen spanning meer op het apparaat staat, dient u alle stekkers uit het stopcontact te halen.
De server kan op de volgende manieren worden uitgezet:
• U kunt de server uitzetten via het besturingssysteem, voorzover die mogelijkheid aanwezig is in het
besturingssysteem. Na het normaal afsluiten van het besturingssysteem, wordt de server automatisch
uitgezet.
• Met de aan/uit-knop van de server kunt u het besturingssysteem afsluiten en de server uitschakelen, mits
het besturingssysteem deze functie ondersteunt.
• Als het besturingssysteem niet meer reageert, schakelt u de server uit door de aan/uit-knop langer
dan vier seconden ingedrukt te houden.
• De server kan worden uitgeschakeld met de functie Shutdown on LAN.
• De IMM (integrated management module) kan de server uitschakelen als automatische reactie op een
ernstige systeemstoring.
Externe apparaten aansluiten
Als u een ondersteunde optionele adapter installeert, kunt u externe apparaten aan de server koppelen.
Sluit een extern apparaat als volgt aan:
Opmerking: Als u een extern apparaat aansluit, raadpleeg dan de documentatie bij het apparaat voor
informatie over de bekabeling.
Hoofdstuk 5. Hardware installeren, verwijderen of vervangen
51
1. Neem de publicatie Safety Information (Veiligheidsvoorschriften) op http://www.lenovo.com/support
aandachtig door, evenals “Richtlijnen” op pagina 15.
2. Zet de server en alle aangesloten apparaten uit.
3. Volg de instructies bij het apparaat om het apparaat gereed te maken voor installatie en op de server
aan te sluiten.
De serverconfiguratie bijwerken
Wanneer u de server voor de eerste keer start nadat u een interne optie of een extern apparaat hebt
geïnstalleerd of verwijderd, wordt mogelijk een bericht weergegeven dat de configuratie is gewijzigd. Het
programma Setup Utility wordt automatisch gestart zodat u de nieuwe configuratie-instellingen kunt opslaan.
Sommige opties hebben stuurprogramma's die u moet installeren. Voor informatie over het installeren van
stuurprogramma's, raadpleegt u de documentatie die bij elke optie is meegeleverd.
Stuurprogramma's voor besturingssystemen die niet vooraf zijn geïnstalleerd, kunt u vinden op
http://www.lenovo.com/support. Installatie-instructies vindt u in de readme-bestanden van de
stuurprogramma's.
Beveiligingsvoorzieningen installeren
Er zijn verschillende beveiligingsopties beschikbaar om diefstal van hardware en toegang tot de server door
onbevoegden te voorkomen. Onbevoegd gebruik van de server kunt u voorkomen door gebruik te maken
van een slot of door het toetsenbord softwarematig te vergrendelen totdat een correct wachtwoord is getypt.
Opmerking: Zorg dat de beveiligingskabels die u aanbrengt de andere serverkabels niet in de weg zitten.
Geïntegreerd kabelslot
Met een geïntegreerd kabelslot, ook wel Kensington-slot genoemd, kunt u de server vastmaken aan
bijvoorbeeld een bureau of een tafel. Het kabelslot kan worden vastgezet in een sleuf aan de achterkant
van de server en wordt met een sleutel geopend en afgesloten. Met het kabelslot vergrendelt u ook de
knoppen waarmee de kap van de server wordt verwijderd. Dit is hetzelfde type slot dat ook voor veel
notebookcomputers wordt gebruikt. Een geïntegreerd kabelslot kunt u rechtstreeks bij Lenovo bestellen.
Zoek hiervoor met het trefwoord Kensington op
http://www.lenovo.com/support
Hangslot
De server is uitgerust met een oog voor een hangslot. Met een dergelijk slot wordt voorkomen dat de kap
kan worden geopend.
Wachtwoordbeveiliging
Met het programma Setup Utility kunt u een wachtwoord instellen om gebruik van de server door
onbevoegden te voorkomen. Bij het inschakelen van de server wordt u gevraagd het wachtwoord in te
voeren. De server kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is opgegeven. Raadpleeg Hoofdstuk 6
“De server configureren” op pagina 53 voor meer informatie.
52
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 6. De server configureren
De volgende configuratieprogramma's worden meegeleverd met de server:
• Setup Utility
Het programma Setup Utility maakt deel uit van de serverfirmware. Met het programma Setup Utility kunt
u de configuratie van de server bekijken, de opstartvolgorde van apparaten wijzigen, de datum en tijd
instellen en wachtwoorden definiëren. Raadpleeg voor informatie over het gebruik van dit programma
“Werken met het programma Setup Utility” op pagina 53.
• ThinkServer EasyStartup
Zie “Werken met het programma ThinkServer EasyStartup” op pagina 73 voor informatie over het
programma ThinkServer EasyStartup.
• EasyUpdate Firmware Updater
Zie “Werken met het programma EasyUpdate Firmware Updater” op pagina 73 voor informatie over
het programma EasyUpdate Firmware Updater.
Werken met het programma Setup Utility
U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie van de computer te bekijken en te wijzigen,
ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen
eventuele vergelijkbare instellingen in het programma Setup Utility echter overschrijven.
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F1 wanneer u de computer aanzet. Als u meerdere geluidssignalen hoort
of het logo-scherm ziet, laat u de toets F1 los.
Opmerking: Als er een Power-On Password of een Administrator Password is ingesteld, wordt het
menu van het programma Setup Utility pas afgebeeld nadat u het wachtwoord hebt getypt. Meer
informatie vindt u in “Wachtwoorden gebruiken” op pagina 67.
Wanneer POST detecteert dat het vaste schijfstation van uw computer is verwijderd of het formaat van de
geheugenmodule is verkleind, zal er een foutmelding worden weergegeven, wanneer u de computer opstart
en wordt u verzocht één van de volgende handelingen te verrichten:
• Druk op F1 om het programma Setup Utility te openen. Nadat u het programma Setup Utility hebt
gestart, drukt u op F10 om de instellingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten. De
foutmelding zal niet opnieuw worden weergegeven.
• Druk op F2 om de foutmelding te omzeilen en log in op het besturingssysteem.
Inleiding op BIOS-opties
In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van alle belangrijke menu's en opties van het programma
Setup Utility.
Opmerkingen:
• Sommige opties kunnen verschillen als gevolg van updates van het BIOS.
• Bepaalde opties worden alleen in de menu's afgebeeld als de server de overeenkomstige functies
ondersteunt.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
53
• De standaardinstellingen zijn in de fabriek al voor u gekozen. Gebruik de standaardwaarde voor opties
waarmee u niet vertrouwd bent. Wijzig geen waarden van opties die u niet kent of die niet in dit onderwerp
worden genoemd om onverwachte problemen te voorkomen. Als u de configuratie van uw server wilt
wijzigen, ga dan voorzichtig te werk. Verkeerde configuratie-instellingen kunnen bijzonder vervelende
gevolgen hebben.
• Lenovo verstrekt het BIOS-update hulpprogramma op de Lenovo-website. U kunt de BIOS-image
downloaden en de aanwijzingen op het scherm volgen om het BIOS bij te werken. Zie
“Systeemprogramma's bijwerken” op pagina 74. Nadat het BIOS is bijgewerkt, worden alle
BIOS-instellingen de standaardinstellingen van de bijgewerkte BIOS-versie. U moet de BIOS-instellingen
controleren en opnieuw naar eigen inzicht configureren.
• Als u hardware hebt gewijzigd in de server moet u mogelijk een nieuwe flash maken van het BIOS en RDX.
Tabel 3. Opties in het menu van het programma Setup Utility
Menuoptie
Beschrijving
Main
Basisparameters voor het BIOS instellen. Zie Tabel 4 “Opties in het menu
Main” op pagina 54.
Devices
Parameters voor apparaten instellen. Zie Tabel 7 “Opties in het menu
Devices” op pagina 55.
Advanced
Geavanceerde parameters voor het BIOS instellen. Zie Tabel 14 “Opties in
het menu Advanced” op pagina 58.
Power
Parameters voor de voeding instellen. Zie Tabel 18 “Opties in het menu
Power” op pagina 61.
Security
Beveiligingsparameters instellen. Zie Tabel 20 “Opties in het menu
Security” op pagina 63.
Startup
Een van de gedetecteerde opstartapparaten selecteren als eerste
opstartapparaat voor het initialiseren van het systeem. Zie Tabel 25 “Opties
in het menu Startup” op pagina 65.
Exit
Het programma Setup Utility afsluiten. Zie Tabel 26 “Opties in het menu
Exit” op pagina 67.
Tabel 4. Opties in het menu Main
Menuoptie
Optie of beschrijving
System Summary
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven. Zie
Tabel 5 “Submenu's van het menu System Summary”
op pagina 55.
System Time & Date
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven.
Zie Tabel 6 “Submenu's van het menu System Time &
Date” op pagina 55.
System Brand ID
Productnaam
Machine Type and Model
Versie
System Serial Number
Serienummer
Asset Tag
Assettagnummer
System UUID
UUID
Ethernet MAC Address
XX-XX-XX-XX-XX-XX / niet beschikbaar
BIOS Revision Level
BIOS-versie
BIOS Date (MM/DD/YYYY)
54
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tabel 4. Opties in het menu Main (vervolg)
Menuoptie
Optie of beschrijving
Language
[English] / Français / Chinese
Opmerkingen:
• [ ] geeft de standaardinstelling aan.
• De standaard BIOS-taal is Engels. U kunt deze wijzigen naar Frans of Chinees in het Hoofdmenu.
Tabel 5. Submenu's van het menu System Summary
Menuoptie
Optie of beschrijving
CPU Type
Merk en type van de CPU weergeven.
CPU Speed
De snelheid van de CPU weergeven.
CPU Core Count
Installed Memory
De totale grootte weergeven van het geheugen dat op de
systeemplaat is geïnstalleerd.
Memory Bus Speed
Active Video
IGD/PEG/PCI
Onboard Audio
[Enabled] / Disabled
Onboard Ethernet
[Enabled] / Disabled
Fan 1
Operating / Not Operating
Fan 2
Operating / Not Operating
SATA Drive 0
Geen / apparaattype: apparaatmodelnummer
SATA Drive 1
Geen / apparaattype: apparaatmodelnummer
SATA Drive 2
Geen / apparaattype: apparaatmodelnummer
SATA Drive 3
Geen / apparaattype: apparaatmodelnummer
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 6. Submenu's van het menu System Time & Date
Menuoptie
Optie
Beschrijving
System Time
HH:MM:SS
De systeemtijd instellen.
System Date (MM / DD / YYYY)
MM / DD / YYYY
De systeemdatum instellen.
Tabel 7. Opties in het menu Devices
Menuoptie
Beschrijving
Serial Port Setup
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven. Zie
Tabel 8 “Submenu's van het menu Serial Port Setup”
op pagina 56.
USB Setup
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven.
Zie Tabel 9 “Submenu's van het menu USB Setup” op
pagina 56.
ATA Drive Setup
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven. Zie
Tabel 10 “Submenu's van het menu ATA Drive Setup”
op pagina 57.
Hoofdstuk 6. De server configureren
55
Tabel 7. Opties in het menu Devices (vervolg)
Menuoptie
Beschrijving
Video Setup
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven.
Zie Tabel 11 “Submenu's van het menu Video Setup”
op pagina 57.
Audio Setup
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven.
Zie Tabel 12 “Submenu's van het menu Audio Setup”
op pagina 58.
Network Setup
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven.
Zie Tabel 13 “Submenu's van het menu Network Setup”
op pagina 58.
Opmerking: Wijzig geen waarden van opties in het menu Devices die u niet kent.
Tabel 8. Submenu's van het menu Serial Port Setup
Menuoptie
Serial Port1 Address
Optie
Disabled, [3F8/IRQ4], 2F8/IRQ3,
3E8/IRQ4, 2E8/IRQ3
Beschrijving
Instellingen voor seriële poort 1
uitschakelen of selecteren.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 9. Submenu's van het menu USB Setup
Menuoptie
Optie
Beschrijving
USB Support
[Enabled] / Disabled
USB-functies in- of uitschakelen. Als
deze optie is uitgeschakeld, is het
niet mogelijk om een USB-apparaat
te gebruiken.
USB Legacy Support
[Enabled] / Disabled
Legacy USB Support in- en
uitschakelen. Als legacy USB
support is uitgeschakeld, werken het
USB-toetsenbord en de USB-muis
alleen als het stuurprogramma is
geïnstalleerd.
Front USB Ports
[Enabled] / Disabled
De USB-poorten aan de voorkant inof uitschakelen.
Rear USB Ports
[Enabled] / Disabled
De USB-poorten aan de achterkant
in- of uitschakelen.
USB Port 1
[Enabled] / Disabled
USB-poort 1 in- of uitschakelen.
USB Port 2
[Enabled] / Disabled
USB-poort 2 in- of uitschakelen.
USB Port 3
[Enabled] / Disabled
USB-poort 3 in- of uitschakelen.
USB Port 4
[Enabled] / Disabled
USB-poort 4 in- of uitschakelen.
USB Port 5
[Enabled] / Disabled
USB-poort 5 in- of uitschakelen.
USB Port 6
[Enabled] / Disabled
USB-poort 6 in- of uitschakelen.
USB Port 7
[Enabled] / Disabled
USB-poort 7 in- of uitschakelen.
USB Port 8
[Enabled] / Disabled
USB-poort 8 in- of uitschakelen.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
56
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tabel 10. Submenu's van het menu ATA Drive Setup
Menuoptie
Optie
Beschrijving
External SATA Port
[Enabled] / Disabled
De externe SATA-poort in- of
uitschakelen.
SATA Controller
[Enabled] / Disabled
De SATA-controller in- of
uitschakelen.
Configure SATA as
IDE / [AHCI] / RAID
Selecteer deze optie als u het
ATA-station van het systeem wilt
configureren.
Opmerking: Voor AHCI en
RAID is ondersteuning van het
stuurprogramma vereist. Als u deze
instelling wijzigt, kan het systeem
mogelijk niet meer opstarten. Dit is
afhankelijk van de manier waarop de
vaste-schijfimage is geïnstalleerd.
Native Mode Operation
[Enabled] / Disabled
De eigen modus voor ATA in- of
uitschakelen.
Hard Disk Pre-delay
[Disabled] / 3 Seconds / 6 Seconds / 9
Seconds / 12 Seconds / 15 Seconds
/ 21 Seconds / 30 Seconds
Afdwingen dat het BIOS maximaal 30
seconden wacht met het initialiseren
van de vasteschijfstations. Door
deze vertraging hebben de
vasteschijfstations meer tijd om
op volle snelheid te komen voordat ze
door het BIOS worden geïnitialiseerd.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 11. Submenu's van het menu Video Setup
Menuoptie
Select Active Video
Optie
IGD / PEG / PCI / [Auto]
Beschrijving
Het primaire video-apparaat
selecteren dat voor grafische uitvoer
wordt gebruikt. Als u Auto selecteert,
kent het systeem de volgende
prioriteit toe aan video-apparaten:
PEG (PCI-e Graphics Device), PCI
(PCI Graphics Device) en IGD (Internal
Graphics Device).
Opmerkingen: Als u IGD selecteert,
worden de volgende opties
verborgen:
• Pre-Allocated Memory Size
• Total Graphics Memory
• Multi-Monitor Support
Pre-Allocated Memory Size
32 MB / 64 MB / [128 MB]
Geheugen dat aan IGD is toegewezen.
Total Graphics Memory
128MB / 256 MB / [Maximum]
Totale geheugen dat aan grafische
apparaten is toegewezen.
Opmerking: Deze functie werkt
alleen als op de server gebruik
wordt gemaakt van het Windows
XP-besturingssysteem.
Hoofdstuk 6. De server configureren
57
Tabel 11. Submenu's van het menu Video Setup (vervolg)
Menuoptie
Optie
Multi-Monitor Support
Enabled / [Disabled]
Beschrijving
De functie voor ondersteuning
van meerdere monitors in- of
uitschakelen.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 12. Submenu's van het menu Audio Setup
Menuoptie
Optie
Onboard Audio Controller
[Enabled] / Disabled
Beschrijving
De geïntegreerde audiocontroller inof uitschakelen.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 13. Submenu's van het menu Network Setup
Menuoptie
Optie
Beschrijving
Onboard Ethernet Controller
[Enabled] / Disabled
De geïntegreerde Ethernet-controller
in- of uitschakelen.
Opmerking: Als u Disabled
selecteert, worden de Intel
AMT-gerelateerde functies
uitgeschakeld.
Boot Agent
[PXE] / SMC / Disabled
De geïntegreerde PXE (Preboot
Execution Environment) of SMC
(Secure Managed Client) laden.
Met behulp van deze voorziening
kan de server opstarten van een
serverimage.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 14. Opties in het menu Advanced
Menuoptie
Beschrijving
CPU Setup
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven.
Zie Tabel 15 “Submenu's van het menu CPU Setup” op
pagina 58.
Intel® Manageability
Naar het submenu gaan om alle opties weer te geven. Zie
Tabel 16 “Submenu's van het menu Intel® Manageability”
op pagina 60.
Opmerking: De bovenstaande opties kunnen per type microprocessor verschillen.
Tabel 15. Submenu's van het menu CPU Setup
Menuoptie
Intel® SpeedStep™ Technology
58
Optie
[Enabled] / Disabled
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Beschrijving
De Intel SpeedStep-technologie in- of
uitschakelen. Dankzij deze technologie
is het systeem in staat om het voltage
en de frequentie van de processor
dynamisch aan te passen, waardoor
Tabel 15. Submenu's van het menu CPU Setup (vervolg)
Menuoptie
Optie
Beschrijving
het gemiddelde stroomverbruik en de
gemiddelde warmteafgifte afnemen.
Core Multi-Processing
[Enabled] / Disabled
De functie voor multi-core verwerking inof uitschakelen.
Hyper Threading Technology
[Enabled] / Disabled
De Hyper Threading-technologie
in- of uitschakelen. Dankzij deze
technologie kunnen meerdere logische
processors binnen één processor-core
uitvoeringsbronnen en cachehiërarchie
delen.
Execute-Disable Bit
[Enabled] / Disabled
De functie Execute-Disable Bit in- of
uitschakelen. Deze technologie kan
bepaalde soorten kwaadwillige aanvallen
voorkomen waardoor geheugenbuffers
overlopen, mits het besturingssysteem van
de server deze technologie ondersteunt.
Intel® Virtualization Technology
Enabled / [Disabled]
De Intel Virtualization-technologie inof uitschakelen. Met deze technologie
kunt u de capaciteit van de hardware
uitbreiden. Als u Enabled selecteert, moet
u de server uitschakelen en de stekker
van het netsnoer uit het stopcontact
halen en vervolgens de stekker weer
in het stopcontact steken en de server
inschakelen voordat deze functie van
kracht wordt.
VT-d
Enabled / [Disabled]
VT-d in- of uitschakelen. Met
ondersteuning van VT-d op Intel-platforms
is een verbeterde isolatie van I/O-resources
mogelijk zodat de betrouwbaarheid,
beveiliging en beschikbaarheid toeneemt.
TxT
Enabled / [Disabled]
TxT (Trusted Execution Technology) inof uitschakelen. Deze technologie biedt
hardwaremechanismen die bijdragen
aan de beveiliging tegen softwarematige
aanvallen en die de betrouwbaarheid en
integriteit waarborgen van gegevens die
op clientcomputers zijn opgeslagen of
gemaakt. Deze instelling is mogelijk van
invloed op de systeemprestaties.
Opmerking: Als TxT op
Enabled is ingesteld, wordt de
TCG-beveiligingsfunctie automatisch op
Active ingesteld.
C State Support
C1 / C1C3 / [C1C3C6]
De ondersteunde status voor
energiebeheer van de CPU selecteren
om het stroomverbruik van de processor
terwijl deze inactief is, tot het minimum te
beperken.
• C1: alleen C1
• C1C3: C1 en C3
• C1C3C6: C1, C3 en C6
Hoofdstuk 6. De server configureren
59
Tabel 15. Submenu's van het menu CPU Setup (vervolg)
Menuoptie
Turbo Mode
Optie
[Enabled] / Disabled
Beschrijving
De turbomodus in- of uitschakelen.
Dankzij deze functie kan de processor
een beoordeling maken van de eigen
temperatuur, voeding en stroom om een
dynamische bovengrens voor de optimale
frequentie vast te stellen.
CPU ID
Microcode Revision (MM / DD /
YYYY)
(MM / DD / YYYY)
Opmerkingen:
1. [ ] geeft de standaardinstelling aan.
2. De bovenstaande opties kunnen per type microprocessor verschillen.
Tabel 16. Submenu's van het menu Intel® Manageability
Menuoptie
Intel®
Manageability Control
Optie
[Enabled] / Disabled
Beschrijving
Intel Manageability Control in- of
uitschakelen. Als deze functie is
uitgeschakeld:
• Bij provisioning van het systeem
wordt eerst de provisioning van
MEBx (Management Engine BIOS
Extension) opgeheven.
Opmerking: Als u wordt gevraagd
of u de provisioning van MEBx wilt
opheffen, selecteert u YES.
• De beheerfuncties worden
uitgeschakeld. U kunt naar MEBx
of het BIOS gaan om deze functie
opnieuw in te schakelen.
Intel® Manageability Reset
Enabled / [Disabled]
De functie Intel Manageability
Reset in- of uitschakelen. Als deze
functie is ingeschakeld, worden
de standaardinstellingen van Intel
Manageability hersteld. Ook het
MEBx-wachtwoord wordt teruggezet.
Press <Ctrl-P> to enter MEBx
[Enabled] / Disabled
De functie Press <Ctrl-P> to enter
MEBx in- of uitschakelen. Met deze
functie beschikt u over opties voor
configuratie van het ME-platform
(Management Engine).
SOL Configuration
Opmerkingen:
1. [ ] geeft de standaardinstelling aan.
2. De bovenstaande opties kunnen per type microprocessor verschillen.
60
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Naar het submenu gaan om alle
opties weer te geven. Zie Tabel
17 “Submenu's van het menu SOL
Configuration” op pagina 61.
Tabel 17. Submenu's van het menu SOL Configuration
Menuoptie
SOL Configuration
Optie
Beschrijving
Een type console selecteren.
Console types:
• VT100
• VT100, 8 bit
• PC-ANSI, 7bit
• PC-ANSI
• [VT100+]
• VT-UTF8
• ASCII
Opmerkingen:
1. [ ] geeft de standaardinstelling aan.
2. De bovenstaande opties kunnen per type microprocessor verschillen.
Tabel 18. Opties in het menu Power
Menuoptie
After Power Loss
Optie
Power Off / Power On / [Last State]
Beschrijving
In dit veld wordt aangegeven of het
systeem ingeschakeld blijft na het
uitschakelen en weer inschakelen van
de wisselstroom.
• Selecteer Power On als u een
contactdoos gebruikt om het
systeem in te schakelen.
• Selecteer Power Off als u wilt
dat het systeem uitgeschakeld
blijft nadat de stroom weer is
ingeschakeld.
• Selecteer Last State om terug te
gaan naar de eerdere status van
het systeem.
Enhanced Power Saving Mode
[Disabled] / Enabled
De Enhanced Power Saving Mode inof uitschakelen. Als deze functie is
ingeschakeld, wordt bij uitschakeling
van de stroom de Enhanced Power
Saving Mode ingeschakeld. Het
totale stroomverbruik wordt bij
uitschakeling lager.
Opmerking: Als Enhanced Power
Saving Mode is ingeschakeld,
wordt alleen de functie Wake Up on
Alarm ondersteund. De functie Intel
Manageability Management kan niet
worden gebruikt.
Hoofdstuk 6. De server configureren
61
Tabel 18. Opties in het menu Power (vervolg)
Menuoptie
Smart Performance Choice
Optie
[Better Acoustic Performance] / Better
Thermal Performance
Beschrijving
Inschakelen dat het systeem een
lager akoestisch niveau of een beter
thermisch niveau kan activeren.
Naar de submenu's gaan om alle
opties weer te geven. Zie Tabel 19
“Submenu's van het menu Automatic
Power On” op pagina 62.
Automatic Power On
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 19. Submenu's van het menu Automatic Power On
Menuoptie
Optie
Beschrijving
Wake on LAN
Primary / [Automatic] / Disabled
De functie Wake on LAN in- of
uitschakelen en instellen welke
opstartvolgorde wordt gebruikt als
na een dergelijke gebeurtenis de
slaapstand wordt beëindigd.
Opmerking: Met deze optie wordt
de gebeurtenis voor het beëindigen
van de slaapstand bestuurd vanuit de
geïntegreerde LAN en PCI LAN.
Wake from PCI Modem
[Primary] / Automatic / Disabled
De functie Wake from PCI Modem
in- of uitschakelen en instellen welke
opstartvolgorde wordt gebruikt als
na een dergelijke gebeurtenis de
slaapstand wordt beëindigd.
Wake from Serial Port Ring
[Primary] /Automatic / Disabled
De functie Wake from Serial Port
Ring in- of uitschakelen en instellen
welke opstartvolgorde wordt gebruikt
als na een dergelijke gebeurtenis de
slaapstand wordt beëindigd.
Wake from PCI Device
[Primary] / Automatic / Disabled
De functie Wake from PCI Device inof uitschakelen en instellen welke
opstartvolgorde wordt gebruikt als
na een dergelijke gebeurtenis de
slaapstand wordt beëindigd.
Wake Up on Alarm
Single Event / Daily Event / Weekly
Event / [Disabled]
De functie Wake up on Alarm in- of
uitschakelen. Met deze functie is het
mogelijk om het systeem op een dag
van de maand, een dag van de week
of elke dag in te schakelen.
Opmerking: Waarden in deze velden
worden mogelijk overschreven door
het besturingssysteem.
Startup Sequence
[Primary] / Automatic
De opstartvolgorde na een Wake Up
on Alarm-gebeurtenis selecteren.
Alarm Time (HH:MM:SS)
[00]:00:00
Opgeven op welke tijd de slaapstand
moet worden beëindigd.
Alarm Date (MM/DD/YYYY)
[01] / 01 / 1999
Opgeven op welke dag de slaapstand
moet worden beëindigd.
62
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tabel 19. Submenu's van het menu Automatic Power On (vervolg)
Menuoptie
Alarm Day of Week
Optie
[Sunday] / Monday / Tuesday /
Wednesday /Thursday / Friday /
Saturday
Beschrijving
Opgeven op welke dag van de
week de slaapstand moet worden
beëindigd.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 20. Opties in het menu Security
Menuoptie
Optie
Beschrijving
Hardware Password Manager
[Enabled] / Disabled
Current setting
Registered / Disabled / [Enabled]
Administrator Password
Not Installed / Installed
Power-On Password
Not Installed / Installed
Set Administrator Password
Enter
Met deze optie kunt u het
Administrator Password instellen,
wijzigen of verwijderen. Voor het
instellen van een wachtwoord
kunt u de tekens a-z en 0-9
gebruiken. Wachtwoorden zijn niet
hoofdlettergevoelig.
Opmerking: Als u het Administrator
Password wilt verwijderen, wist u
de desbetreffende velden voor elk
wachtwoord.
Set Power-On Password
Enter
Met deze optie kunt u het
Administrator Password instellen,
wijzigen of verwijderen. Voor het
instellen van een wachtwoord
kunt u de tekens a-z en 0-9
gebruiken. Wachtwoorden zijn niet
hoofdlettergevoelig.
Opmerking: Als u het Power-On
Password wilt verwijderen, wist u
de desbetreffende velden voor elk
wachtwoord.
Require Admin Password when
Flashing
Yes / [No]
Als No is geselecteerd, hoeft het
Administrator Password niet te
worden ingevoerd bij het bijwerken
van de systeemsoftware.
Require POP on Restart
Yes / [No]
Als No is geselecteerd, hoeft het
Power-On Password alleen te worden
ingevoerd als het systeem koud wordt
opgestart.
Hard Disk Password
Naar de submenu's gaan om alle
opties weer te geven. Zie Tabel 21
“Submenu's van het menu Hard Disk
Password” op pagina 64.
Fingerprint Setup
Naar de submenu's gaan om alle
opties weer te geven. Zie Tabel
22 “Submenu's van het menu
Fingerprint Setup” op pagina 65.
Hoofdstuk 6. De server configureren
63
Tabel 20. Opties in het menu Security (vervolg)
Menuoptie
Optie
Beschrijving
TCG Feature Setup
Naar de submenu's gaan om alle
opties weer te geven. Zie Tabel 23
“Submenu's van het menu TCG
Feature Setup” op pagina 65.
System Event Log
Naar de submenu's gaan om alle
opties weer te geven. Zie Tabel 24
“Submenu's van het menu System
Event Log” op pagina 65.
Configuration Change Detection
Enabled / [Disabled]
Configuration Change Detection inof uitschakelen.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 21. Submenu's van het menu Hard Disk Password
Menuoptie
Optie
Beschrijving
SATA Drive 0 Password
[Disabled] / User / User + Master
Met een Hard Disk Password
voorkomt u dat door onbevoegden
gebruik wordt gemaakt van
de gegevens op de vaste
schijf. Aanvullend op het
gebruikerswachtwoord kan een
optioneel masterwachtwoord worden
gebruikt voor toegang tot de vaste
schijf als het gebruikerswachtwoord
niet meer bekend is.
Opmerking: Zijn er meerdere
vasteschijfstations, dan is het
raadzaam om voor alle stations
hetzelfde wachtwoord in te stellen.
SATA Drive 1 Password
[Disabled] / User / User + Master
Met een Hard Disk Password
voorkomt u dat door onbevoegden
gebruik wordt gemaakt van
de gegevens op de vaste
schijf. Aanvullend op het
gebruikerswachtwoord kan een
optioneel masterwachtwoord worden
gebruikt voor toegang tot de vaste
schijf als het gebruikerswachtwoord
niet meer bekend is.
Opmerking: Zijn er meerdere
vasteschijfstations, dan is het
raadzaam om voor alle stations
hetzelfde wachtwoord in te stellen.
Require HDP on Restart
Yes / [No]
Als No is geselecteerd, hoeft het
Hard Disk Password alleen te worden
ingevoerd als het systeem koud wordt
opgestart.
Opmerking: Het wordt sterk
aangeraden om als waarde Yes
op te geven om het hoogste
beveiligingsniveau in te stellen.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
64
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tabel 22. Submenu's van het menu Fingerprint Setup
Menuoptie
Optie
Beschrijving
Preboot Authentication
[Enabled] / Disabled
De vingerafdruklezerfunctie voor het
invoeren van het BIOS-wachtwoord
in- of uitschakelen.
Erase Fingerprint Data
Yes / [No]
Selecteren of vingerafdrukgegevens
die in de lezer zijn opgeslagen,
worden gewist.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 23. Submenu's van het menu TCG Feature Setup
Menuoptie
TCG Security Feature
Optie
Active / [Inactive] / Disabled
Beschrijving
De instellingen van TCG Security
Feature wijzigen.
• Active: de functie is volledig
geactiveerd.
• Inactive: de functie is zichtbaar,
maar is niet geactiveerd.
• Disabled: de functie is verborgen
en niet geactiveerd.
Opmerking: Als u Inactive of
Disabled selecteert, wordt TxT
automatisch ingesteld op Disabled.
Clear TCG Security Feature
Yes / [No]
Selecteren of de instellingen van TCG
Security Feature moeten worden
gewist.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 24. Submenu's van het menu System Event Log
Menuoptie
Beschrijving
View System Event Log
Het logboek voor systeemgebeurtenissen weergeven.
Clear System Event Log
Het logboek voor systeemgebeurtenissen wissen.
Tabel 25. Opties in het menu Startup
Menuoptie
Optie
Beschrijving
Primary Boot Sequence
Deze volgorde wordt gebruikt
wanneer het systeem normaal
wordt gestart. Selecteer met de
cursortoetsen een apparaat.
Automatic Boot Sequence
Deze volgorde wordt gebruikt
wanneer de slaapstand
van het systeem door een
communicatieapparaat wordt
beëindigd. Selecteer met de
cursortoetsen een apparaat.
Error Boot Sequence
Deze volgorde wordt gebruikt als
door het BIOS wordt vastgesteld dat
er een fout is opgetreden. Selecteer
met de cursortoetsen een apparaat.
Hoofdstuk 6. De server configureren
65
Tabel 25. Opties in het menu Startup (vervolg)
Menuoptie
Boot Mode
Optie
Beschrijving
[Auto] / UEFI / Legacy
Opstartbeleid selecteren:
• Auto: het systeem kent
prioriteit toe aan opstartopties in
opstartbare apparaten door eerst
UEFI-opstartopties uit te voeren en
vervolgens Legacy-opstartopties
te verwerken.
• UEFI: het systeem start alleen op
van opstartbare UEFI-apparaten.
• Legacy: het systeem start
alleen op van opstartbare
Legacy-apparaten.
Quick Boot
[Enabled] / Disabled
Selecteer Enabled om de snelste
opstarttijd in te stellen. Selecteer
Disabled om tijdens POST te testen
of een toets vastzit; mogelijk hoort
u een piepsignaal zodra POST is
voltooid.
Boot Up Num-Lock Status
[On] / Off
Met dit veld wordt de stand van de
NumLock-toets na het opstarten
aangegeven.
• Is NumLock On, dan fungeren de
toetsen op het toetsenbord als
numerieke toetsen.
• Is NumLock Off, dan fungeren de
toetsen op het toetsenbord als
cursortoetsen.
Keyboardless Operation
Enabled / [Disabled]
De werking zonder toetsenbord
in- of uitschakelen. Met deze
functie kan het systeem zonder
een toetsenbord werken. Deze
functie wordt meestal gebruikt als
het systeem als netwerkserver is
ingesteld.
Opmerking: Als deze functie
is ingeschakeld, worden op
systemen zonder toetsenbord tijdens
POST geen toetsenbordfouten
weergegeven.
Option Keys Display
[Enabled] / Disabled
De functie Option Keys Display inof uitschakelen. Als deze functie
is ingeschakeld, worden prompts
weergegeven bij de optietoetsen
(zoals de F1-toets).
Opmerking: Als de prompts zijn
uitgeschakeld, is dat niet van invloed
op de functie van een bepaalde toets.
66
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Tabel 25. Opties in het menu Startup (vervolg)
Menuoptie
Option Keys Display Style
Optie
Beschrijving
De prompts instellen die in
het POST-logoscherm worden
weergegeven.
[Normal] / Legacy
• Normal: tijdens POST wordt het
volgende bericht weergegeven:
To interrupt normal startup,
press Enter (Druk op Enter om
de normale opstartprocedure te
onderbreken).
• Legacy: tijdens POST wordt het
volgende bericht weergegeven:
Press F1 to enter Setup and press
F12 to display Boot Menu (Druk op
F1 om naar Setup te gaan en op
F12 om het opstartmenu weer te
geven).
Startup Device Menu Prompt
[Enabled] / Disabled
De prompt van het Startup Device
Menu in- of uitschakelen. Met deze
functie stelt u in dat het Startup
Device Menu wordt weergegeven
als u na het inschakelen van de
server op F12 drukt. Via het Startup
Device Menu kunt u de volgorde van
opstartapparaten tijdelijk wijzigen.
Opmerking: [ ] geeft de standaardinstelling aan.
Tabel 26. Opties in het menu Exit
Menuoptie
Beschrijving
Save Changes and Exit
De wijzigingen opslaan en het programma Setup Utility
afsluiten.
Discard Changes and Exit
Het programma Setup Utility afsluiten zonder wijzigingen
op te slaan.
Load Optimal Defaults
Standaardwaarden voor alle instellingsopties
herstellen/laden.
Instellingen bekijken en wijzigen
Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeemconfiguratie-opties. Om de
instellingen te bekijken of te wijzigen, moet u het programma Setup Utility starten. Zie “Het programma
Setup Utility starten” op pagina 53. Volg daarna de instructies op het scherm.
Als kunt een toetsenbord of een muis gebruiken om door de menuopties van BIOS te navigeren. Welke
toetsen worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk scherm afgebeeld.
Wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om onbevoegde toegang tot uw computer
en gegevens te voorkomen. De volgende soorten wachtwoorden zijn beschikbaar:
• Power-On Password
• Administrator Password
Hoofdstuk 6. De server configureren
67
• Hard Disk Password
Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Het gebruik
van wachtwoorden vergroot echter de veiligheid van computergebruik. Lees de volgende paragrafen als
u besluit een wachtwoord in te stellen.
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken. Omwille van de
veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden
geraden. U stelt als volgt een sterk wachtwoord in:
• Ze zijn minstens acht tekens lang
• Ze bevatten minimaal één letter en één cijfer
• Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vasteschijfwachtwoorden zijn niet hoofdlettergevoelig.
• Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
• Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
• Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Power-On Password
Als er een Power-On Password is ingesteld, wordt u elke keer dat u de computer inschakelt, gevraagd dat
wachtwoord op te geven. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is opgegeven.
Administrator Password
Het Administrator Password voorkomt dat de instellingen in het programma Setup Utility door onbevoegden
worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de configuratie-instellingen van diverse computers, is het
verstandig met een Administrator Password te werken.
Als er een Administrator Password is ingesteld, wordt u elke keer dat u de probeert naar het programma
Setup Utility te gaan, gevraagd dat wachtwoord op te geven. Het programma Setup Utility kan pas worden
gebruikt als het juiste wachtwoord is opgegeven.
Als u zowel een Power-On Password als een Administrator Password hebt ingesteld, kunt u een van
beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie-instellingen te wijzigen, moet u
het Administrator Password opgeven.
Hard Disk Password
Door een Hard Disk Password in te stellen, voorkomt u dat er onbevoegd gebruik wordt gemaakt van de
gegevens op de vaste schijf. Als er een Hard Disk Password is ingesteld, wordt u bij het opstarten gevraagd
dat wachtwoord op te geven.
Opmerkingen:
• Nadat u een wachtwoord voor uw vaste schijf hebt ingesteld, zijn uw gegevens op de vaste schijf
beveiligd; zelfs als het vaste-schijfstation uit uw computer wordt gehaald en in een andere computer
wordt geïnstalleerd.
• Als u uw Hard Disk Password bent vergeten, kunt u onmogelijk het wachtwoord resetten of gegevens
op het vaste-schijfstation herstellen.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 53.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility selecteert u Security.
68
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Set Power-On Password, Set Administrator
Password of Hard Disk Password.
4. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken.
Meer informatie vindt u in “Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden” op pagina 68.
Vergeten wachtwoorden wissen (CMOS wissen)
Als u uw gebruikerswachtwoord of een ander wachtwoord vergeten bent, kunt u in dit gedeelte lezen
wat u moet doen om dat wachtwoord te wissen.
U kunt een vergeten wachtwoord als volgt wissen:
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit. Schakel vervolgens de
server uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels die op de server
zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de server. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Zoek de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 11.
4. Verwijder alle onderdelen en ontkoppel alle kabels die het moeilijk maken om bij de jumper voor Wissen
van CMOS/Herstel te komen.
Opmerking: Als de server is uitgerust met een tweede vasteschijfstation, verwijdert u dit station
zodat de jumper voor wissen van CMOS/herstel gemakkelijker toegankelijk is. Zie “Een tweede
vasteschijfstation installeren of vervangen” op pagina 31.
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
6. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u hebt ontkoppeld.
7. Plaats de kap van de server terug en sluit het netsnoer van de server weer aan. Zie “Het vervangen van
de onderdelen voltooien” op pagina 49.
8. Schakel de server in en wacht ongeveer tien seconden. Schakel de server weer uit door de
aan/uit-schakelaar ongeveer vijf seconden ingedrukt te houden.
9. Voer de stappen 1 t/m 4 nogmaals uit.
10. Zet de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
11. Installeer alle onderdelen die u hebt verwijderd en sluit alle kabels aan die u hebt ontkoppeld.
12. Plaats de kap van de server terug en sluit de netsnoeren aan. Zie “Het vervangen van de onderdelen
voltooien” op pagina 49.
Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen
In dit gedeelte vindt u informatie over het in- of uitschakelen van de volgende apparaten:
USB Setup
Met deze optie kunt u een USB-poort in- en uitschakelen. Als een USB-poort
uitgeschakeld is, kan het apparaat dat op die USB-poort is aangesloten, niet worden
gebruikt.
SATA Controller
Als deze optie is ingesteld op Disabled, worden alle apparaten die zijn aangesloten
op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste schijf of het optische-schijfstation)
uitgeschakeld en zijn ze niet toegankelijk.
External SATA Port
Als deze optie is ingesteld op Disabled, is het apparaat dat is aangesloten op de
externe SATA-aansluiting niet toegankelijk.
Hoofdstuk 6. De server configureren
69
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 53.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices.
3. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer USB Setup om een USB-apparaat in of uit te schakelen.
• Selecteer ATA Drive Setup om een intern of extern SATA-station in of uit te schakelen.
4. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
5. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten. Zie “Het
programma Setup Utility afsluiten” op pagina 70.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een schijf of vaste-schijfstation, gebruikt u
een de volgende procedures om het gewenste opstartapparaat te selecteren.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
Met deze procedure kunt u een tijdelijk opstartapparaat selecteren.
Opmerking: Niet alle schijven en vasteschijfstations zijn opstartbaar.
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Als het venster “Please select boot
device” wordt geopend, laat u de F12-toets los.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat en druk op Enter. De computer start nu op vanaf het apparaat
dat u hebt geselecteerd.
Opmerking: Door in het venster “Please select boot device” een opstartapparaat te selecteren wordt de
opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
De opstartvolgorde selecteren of wijzigen
Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1. Start het programma Setup Utility. Zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 53.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility selecteert u Startup.
3. Selecteer de apparaten voor de Primary Startup Sequence, de Automatic Startup Sequence en de Error
Startup Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld.
4. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten. Zie “Het
programma Setup Utility afsluiten” op pagina 70.
Het programma Setup Utility afsluiten
Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc om terug te gaan naar het
hoofdmenu van het programma Setup Utility. Mogelijk moet u meerdere malen op Esc drukken. Voer
een van de volgende handelingen uit:
• Als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan, drukt u op F10. De instellingen worden dan opgeslagen en
het programma Setup Utility wordt afgesloten.
• Als u de instellingen niet wilt opslaan, selecteert u Exit ➙ Discard Changes and Exit.
• Als u de standaardinstellingen wilt herstellen, drukt u op F9.
70
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
RAID configureren
Dit onderdeel biedt informatie over het configureren van RAID (Redundant Array of Independent Disks) voor
uw server.
Opmerking: De informatie over het configureren van RAID in dit onderdeel is alleen van toepassing in
een Windows-omgeving. Neem contact op met uw Linux-softwareleverancier voor informatie over RAID
in Linux-omgevingen.
RAID-niveau
De server moet zijn uitgerust met het minimumaantal geïnstalleerde SATA-vasteschijfstations voor het
ondersteunde RAID-niveau:
• RAID-niveau 0 – Striped disk-array
– Minimaal twee vaste-schijfstations
– Betere prestaties zonder fouttolerantie
• RAID-niveau 1 – Mirrored disk-array
– Minimaal twee vaste-schijfstations
– Verbeterde leessnelheid en 100% redundantie
Als u een tweede vasteschijfstation wilt installeren, raadpleegt u “Een tweede vasteschijfstation installeren
of vervangen” op pagina 31.
Het systeem-BIOS configureren om SATA RAID-functionaliteit in te
schakelen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het systeem-BIOS om de SATA RAID-functie in te schakelen.
Opmerking: Gebruik de cursortoetsen van het toetsenbord om te selecteren.
Om SATA RAID-functionaliteit in te schakelen, doet u het volgende:
1. Start het programma Setup Utility. Zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 53.
2. Selecteer Devices ➙ ATA Drive Setup.
3. Selecteer Configure SATA as en druk op Enter.
4. Selecteer RAID Mode en druk op Enter.
5. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten.
RAID-volumes maken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de optie ROM Configuration Utility van Intel Matrix Storage Manager
kunt gebruiken voor het maken van RAID-volumes.
U maakt de RAID-volumes als volgt:
1. Druk desgevraagd op Ctrl+I om tijdens het opstarten van het systeem naar de optie ROM Configuration
Utility van Intel Matrix Storage Manager te gaan.
2. Selecteer met de cursortoetsen de optie Create RAID Volume en druk op Enter.
3. Typ de naam voor het RAID-volume in het veld Name en druk op de tabtoets.
4. Selecteer met behulp van de cursortoetsen een RAID-niveau in het veld RAID Level en druk op
de tabtoets.
Hoofdstuk 6. De server configureren
71
5. Ga indien nodig naar het veld Stripe Size, selecteer de gewenste stripegrootte met de cursortoetsen en
druk op de tabtoets.
6. Typ de grootte van het volume in het veld Capacity en druk op de tabtoets.
7. Druk op Enter om het volume te maken.
8. Als erom wordt gevraagd, drukt u op Y om het waarschuwingsbericht te accepteren en het volume
te maken.
9. Ga desgewenst terug naar stap 2 om nog meer RAID-volumes te maken.
10. Selecteer Exit en druk op Enter zodra u klaar bent.
RAID-volumes wissen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de optie ROM Configuration Utility van Intel Matrix Storage Manager
kunt gebruiken voor het wissen van RAID-volumes.
U wist de RAID-volumes als volgt:
1. Druk desgevraagd op Ctrl+I om tijdens het opstarten van het systeem naar de optie ROM Configuration
Utility van Intel Matrix Storage Manager te gaan.
2. Selecteer met de cursortoetsen de optie Delete RAID Volume en druk op Enter.
3. Ga met de cursortoetsen naar het RAID-volume dat u wilt wissen en druk op Delete.
4. Als erom wordt gevraagd, drukt u op Y om het wissen van het geselecteerde RAID-volume te bevestigen.
Als u een RAID-volume wist, worden de vasteschijfstations weer ingesteld op non-RAID.
5. Na het wissen van het RAID-volume hebt u de volgende mogelijkheden:
• Ga terug naar Stap 2 om nog meer RAID-volumes te wissen.
• Raadpleeg “RAID-volumes maken” op pagina 71 voor informatie over het maken van RAID-volumes.
• Selecteer met de cursortoetsen de optie Exit en druk op Enter.
Schijven resetten naar niet-RAID
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u uw vasteschijfstation naar niet-RAID kunt resetten.
U reset uw vasteschijfstations als volgt naar niet-RAID:
1. Druk desgevraagd op Ctrl+I om tijdens het opstarten van het systeem naar de optie ROM Configuration
Utility van Intel Matrix Storage Manager te gaan.
2. Selecteer met de cursortoetsen de optie Reset Disks to Non-RAID en druk op Enter.
3. Selecteer met de cursortoetsen en de spatiebalk de fysieke vaste-schijfstations die u wilt resetten en
druk daarna op Enter om de selectie te voltooien.
4. Als erom wordt gevraagd, drukt u op Y om de nieuwe instelling te bevestigen.
5. Nadat u de vasteschijfstations naar niet-RAID hebt gereset, kunt u het volgende doen:
• Raadpleeg “RAID-volumes wissen” op pagina 72 voor informatie over het verwijderen van
RAID-volumes.
• Raadpleeg “RAID-volumes maken” op pagina 71 voor informatie over het maken van RAID-volumes.
• Selecteer met de cursortoetsen de optie Exit en druk op Enter.
De firmware bijwerken
De firmware voor de server wordt periodiek bijgewerkt en is op de Lenovo Support-website beschikbaar om
te downloaden. Ga naar http://www.lenovo.com/support om te controleren op het meest recente niveau van
de firmware, zoals het BIOS ROM-bestand en de RAID FW-bestanden.
72
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Wanneer u een apparaat in de server vervangt, moet u mogelijk de server bijwerken met de nieuwste
versie van de firmware die is opgeslagen in het geheugen op het apparaat of de reeds bestaande firmware
terugzetten vanaf een diskette of CD-image.
• Het BIOS ROM-bestand is opgeslagen in het flash op de systeemplaat.
• De SATA-software voor de RAID firmware is geïntegreerd in het BIOS ROM op de systeemplaat.
De Ethernet-firmware kunt u downloaden van http://www.lenovo.com/support.
Werken met het programma EasyUpdate Firmware Updater
ThinkServer EasyUpdate Firmware Updater is een toepassing waarmee u de systeemfirmware up-to-date
kunt houden en onnodige storingen kunt helpen voorkomen. Met dit programma kunt u de server- en
adapterfirmware bijwerken.
U werkt het systeem als volgt bij:
1. Ga naar http://www.lenovo.com/support.
2. Klik op Download & Drivers (Downloaden & stuurprogramma´s) ➙ ThinkServer en volg de instructies
op de webpagina om de ISO-image voor het programma EasyUpdate Firmware Updater te downloaden.
3. Brand de ISO-image op schijf.
4. Selecteer het optische-schijfstation als eerste opstartstation en plaats de schijf in dit station. De server
geeft het welkomstscherm van de User Interface Application direct weer.
5. Lees de berichten en instructies die in het welkomstscherm worden weergegeven. Klik op Volgende
voor een lijst met firmware-updates die op het optische medium beschikbaar zijn.
6. Klik op Toepassen om de updates te starten (klik op Annuleren om de updates af te breken en het
programma te sluiten). Alle updates worden uitgevoerd totdat deze zijn voltooid, waarbij de eigen
gebruikersinterface van elke updater zichtbaar blijft voor de gebruiker. Zodra de User Interface
Application weer de controle heeft, ziet u het scherm met resultaten.
Voordat u de firmware-update distribueert naar andere servers, controleert u of uw server correct opnieuw
opstart, zonder dat er hardwareproblemen optreden.
Opmerkingen:
1. Als u hardware hebt gewijzigd (met uitzondering van de vasteschijfstations) moet u een nieuwe flash
maken van het BIOS en RDX.
2. Nadat het BIOS is bijgewerkt, worden alle BIOS-instellingen de standaardinstellingen van de bijgewerkte
BIOS-versie. U moet de BIOS-instellingen controleren en opnieuw naar eigen inzicht configureren.
Werken met het programma ThinkServer EasyStartup
Met de ThinkServer EasyStartup DVD is het veel eenvoudiger om de RAID-controllers te configureren en een
besturingssysteem te installeren. Het programma zorgt samen met de installatie-cd van het Windows- of
Linux-besturingssysteem dat de procedures voor het installeren van besturingssystemen en bijbehorende
stuurprogramma's automatisch verlopen.
Als u bij de server geen ThinkServer EasyStartup DVD hebt ontvangen, kunt u een image downloaden van
de website van Lenovo Support op http://www.lenovo.com/support.
Het programma EasyStartup biedt de volgende functies:
• Zelfstartende DVD
• Gebruikersvriendelijke interface, beschikbaar in meerdere talen
• Geïntegreerd help-systeem
Hoofdstuk 6. De server configureren
73
• Automatische hardwaredetectie
• Configuratieprogramma RAID
• Stuurprogramma's worden aangeboden op basis van het servermodel en de gevonden apparaten
• Selecteerbare partitiegrootte en bestandssysteem
• Ondersteuning voor meerdere besturingssystemen
• Het besturingssysteem en stuurprogramma's zonder toezicht installeren om tijd te besparen
• Een opnieuw bruikbaar responsbestand maken dat kan worden gebruikt voor vergelijkbaar
geconfigureerde Lenovo-servers zodat installaties nog sneller zullen verlopen
Systeemprogramma's bijwerken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het bijwerken van de POST en het BIOS en het herstellen van
de fouten die hierbij kunnen optreden.
Werken met systeemprogramma's
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd door systeemprogramma's.
Systeemprogramma's zijn onder meer de POST, het BIOS en het programma Setup Utility. De POST is
een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de computer aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS
is een softwarelaag waarin instructies van andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische
signalen die de computerhardware kan uitvoeren. U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de
configuratie-instellingen van de computer te bekijken of te wijzigen. Zie “Werken met het programma Setup
Utility” op pagina 53 voor meer gedetailleerde informatie.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam EEPROM (electrically erasable
programmable read-only memory), in de volksmond ook wel “flashgeheugen” genoemd. U kunt de zelftest
(de POST), het BIOS en het programma Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten
met een schijf voor het bijwerken van systeemprogramma´s of door vanuit het besturingssysteem een
speciaal bijwerkprogramma uit te voeren.
Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST en het BIOS. Bijgewerkte
versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de Lenovo-website op http://www.lenovo.com.
Instructies voor het gebruik van POST- en BIOS-updates vindt u in een TXT-bestand dat samen met de
updatebestanden wordt gedownload. Voor de meeste modellen kunt u een bijwerkprogramma downloaden
waarmee u een schijf voor het bijwerken van systeemprogramma´s kunt maken of een bijwerkprogramma
dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem.
Het BIOS bijwerken vanaf een schijf (flashen)
In dit gedeelte vindt u instructies voor het updaten (flashen) van het BIOS met behulp van een schijf.
Opmerking: U kunt een een image van een automatisch startende schijf (een zogenaamd
ISO-image) downloaden met updates van systeemprogramma's om een schijf voor het bijwerken van
systeemprogramma´s te maken. Ga naar
http://www.lenovo.com/support
Om het BIOS vanaf een schijf te updaten (flashen), doet u het volgende:
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer het Startup Device Menu
wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. Selecteert in het Startup Device Menu het gewenste optische-schijfstation als opstartapparaat. Plaats
vervolgens de schijf in dit optische-schijfstation en druk op Enter. De update begint.
74
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
4. Als u wordt gevraagd of u het serienummer wilt wijzigen, wordt gesuggereerd om dit niet te doen door
op N te drukken. Maar wilt u het serienummer wél wijzigen, druk dan bij deze vraag op Y, typ het
serienummer en druk op Enter.
5. Als u wordt gevraagd of u het machinetype en het model wilt wijzigen, wordt gesuggereerd om dit niet te
doen door op N te drukken. Maar wilt u het machinetype en het model wél wijzigen, druk dan bij deze
vraag op Y, typ het machinetype en het model en druk op Enter.
6. Volg de instructies op het scherm om de update te voltooien. Als de update klaar is, haalt u de schijf uit
het optische station.
Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem
Opmerking: Omdat door Lenovo voortdurend verbeteringen worden doorgevoerd op de websites, kan de
inhoud van de webpagina zonder bericht vooraf worden gewijzigd, inclusief de inhoud waarnaar in de
volgende procedure wordt verwezen.
Om het BIOS vanuit het besturingssysteem te updaten (flashen), doet u het volgende:
1. Ga naar http://www.lenovo.com/support.
2. Zoek als volgt de downloadbare bestanden voor uw type computer:
a. Ga naar het veld Enter a product number (een productnummer invoeren), geef uw machinetype
op en klik op Go (Ga).
b. Klik op Downloads and drivers (Downloads en stuurprogramma´s).
c. Selecteer BIOS in het keuzemenu Refine results (Resultaten verfijnen) om eenvoudig alle
BIOS-gerelateerde links te vinden.
d. Klik op de BIOS-updatelink.
3. Klik op het TXT-bestand dat de instructies bevat voor het bijwerken (flashen) van het BIOS vanuit
uw besturingssysteem.
4. Druk deze instructies af. Dit is belangrijk omdat deze instructies niet meer worden afgebeeld nadat
het downloaden is gestart.
5. Volg de afgedrukte instructies om het updatebestand te downloaden, uit te pakken en te installeren.
Herstellen van een POST/BIOS-bijwerkfout
Als de stroom uitvalt terwijl de POST en het BIOS wordt bijgewerkt, is het mogelijk dat de computer daarna
niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert u de volgende procedure uit om het systeem te herstellen
van de update-fouten in POST en BIOS. Deze procedure heet Herstel van het opstartblok.
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur
uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels
die op de computer zijn aangesloten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap van de server verwijderen” op pagina 17.
3. Zoek de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel op de systeemplaat. Zie “Onderdelen op de
systeemplaat” op pagina 11.
4. Verwijderen alle kabels om bij de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel te kunnen komen.
5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de onderhoudspositie (pennetje 2 en 3).
6. Sluit de kabels weer aan en plaats de PCI-kaart terug als u die had verwijderd.
7. Plaats de kap van de computer en steek de stekkers van de computer en het beeldscherm in de
stopcontacten. Zie “Het vervangen van de onderdelen voltooien” op pagina 49.
8. Zet de computer en het beeldscherm aan en plaats dan de schijf met de POST en BIOS-update
(flashupdate) in het optische station. De herstelsessie wordt gestart. Het herstelproces duurt ongeveer
twee of drie minuten. U hoort nu een aantal geluidssignalen.
Hoofdstuk 6. De server configureren
75
9. Nadat het herstelproces is voltooid, stoppen de geluidssignalen en gaat het systeem vanzelf uit. Haal de
schijf uit het optische-schijfstation voordat het systeem volledig wordt uitgeschakeld.
10. Voer de stappen 1 t/m 4 nogmaals uit.
11. Zet de jumper voor Wissen van CMOS/Herstel terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
12. Sluit de kabels weer aan en plaats de PCI-kaart terug als u die had verwijderd.
13. Breng de kap van de computer weer aan en sluit kabels die u hebt losgekoppeld weer aan.
14. Zet de computer aan en start het besturingssysteem.
76
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing
Dit hoofdstuk geeft informatie over basis probleemoplossing- en diagnosemethodes die beschikbaar zijn
voor het oplossen van problemen die kunnen optreden op de server. Mocht het probleem met de server
hier niet worden beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 9 “Hulp en service” op pagina 81 voor aanvullende
informatiebronnen over het oplossen van problemen.
Elementaire probleemoplossing
In de volgende tabel vindt u informatie over het oplossen van problemen met de server.
Opmerking: Mocht u het probleem niet zelf kunnen verhelpen, laat de server dan nakijken. Voor een lijst met
telefoonnummers voor service en ondersteuning raadpleegt u de publicatie Garantie en ondersteuning op:
http://www.lenovo.com/support/phone
Algemene problemen
In de onderstaande tabel worden algemene problemen beschreven en wordt aangegeven welke acties
mogelijk zijn om aangetroffen problemen te verhelpen.
Soort fout
De server start niet op na het
indrukken van de aan/uit-knop.
Handeling
Controleer of:
• Het netsnoer is aangesloten aan de achterkant van de server en op een goed
werkend stopcontact.
• De server nog een tweede aan/uit-knop aan de achterkant heeft en of deze wel
is ingeschakeld.
• Het netvoedingslampje aan de voorkant van de server brandt.
• De spanning (het voltage) waarop het apparaat is ingesteld, overeenkomt met de
spanning die in uw land of regio op het stopcontact staat.
Het beeldscherm is leeg.
Controleer of:
• De signaalkabel van het beeldscherm correct is aangesloten op het beeldscherm
en op de juiste beeldschermaansluiting van de server.
• Het netsnoer is aangesloten op het beeldscherm en op een goed werkend
stopcontact.
• Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
• De spanning (het voltage) waarop het apparaat is ingesteld, overeenkomt met de
spanning die in uw land of regio op het stopcontact staat.
• Als de server beschikt over twee beeldschermaansluitingen, gebruik dan de
aansluiting op de grafische kaart.
Het besturingssysteem start niet
op.
Controleer of:
De server geeft een aantal
geluidssignalen voordat het
besturingssysteem wordt
gestart.
Controleer of er geen toetsen klemmen.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
• In de opstartvolgorde het apparaat is opgenomen waarop het besturingssysteem
is geïnstalleerd. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd op het
vaste-schijfstation. Meer informatie vindt u in “Een opstartapparaat kiezen”
op pagina 70.
77
Problemen met EasyStartup
In de onderstaande tabel worden problemen met EasyStartup beschreven en wordt aangegeven welke
acties mogelijk zijn om aangetroffen problemen te verhelpen.
Tabel 27. ThinkServer EasyStartup DVD
• Voer de voorgestelde acties uit in de volgorde waarin deze in de kolom Actie worden vermeld, totdat het
probleem is opgelost.
• Zie de Hardware Maintenance Manual (Handboek voor hardwareonderhoud) om te bepalen welke
componenten door gebruikers kunnen worden vervangen (CRU's: Customer Replaceable Units) en welke
door technici kunnen worden vervangen (FRU's: Field Replaceable Units).
Soort fout
Handeling
De ThinkServer
EasyStartup DVD start
niet.
• Controleer dat de server het programma EasyStartup ondersteunt en is uitgerust met
een opstartbaar (bootable) DVD-station.
• Als de instellingen in de Startup zijn gewijzigd, controleer dan dat het DVD-station het
eerste apparaat in de opstartvolgorde is.
• Als er meer dan één DVD-station geïnstalleerd is, controleer dan of er niet meer dan
één DVD-station is ingesteld als primair station. Start de EasyStartup DVD vanuit het
eerste DVD-station.
Het
installatieprogramma
van het
besturingssysteem zit
in een oneindige lus.
Maak meer ruimte vrij op het vasteschijfstation.
Het programma
EasyStartup kan
het medium met het
besturingssysteem niet
starten.
Controleer of het medium met het besturingssysteem wordt ondersteund door het
programma EasyStartup. Zie de EasyStartup User Guide voor een lijst met ondersteunde
versies van besturingssystemen. De EasyStartup User Guide en opmerkingen met
betrekking tot de compatibiliteit zijn beschikbaar vanuit het programma EasyStartup.
78
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 8. Informatiebronnen
Aan de hand van de informatie in dit hoofdstuk kunt u andere belangrijke informatiebronnen met betrekking
tot uw computer raadplegen.
Veiligheid en garantie
In de publicaties Safety Information (Veiligheidsvoorschriften) en Garantie en ondersteuning op
http://www.lenovo.com/support vindt u informatie over veiligheid, installatie, garantie en andere
kennisgevingen. Zorg dat u alle veiligheidsvoorschriften hebt gelezen en begrepen voordat u dit product
gaat gebruiken.
Lenovo-website (http://www.lenovo.com)
De Lenovo-website bevat de meest recente informatie en services ter ondersteuning van het aanschaffen,
upgraden en onderhouden van uw computer. U kunt ook het volgende doen:
• Desktop-, werkstation- en notebookcomputers, beeldschermen, projectoren, upgrades en accessoires
voor uw computer aanschaffen, en profiteren van speciale aanbiedingen.
• Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en
softwareprogramma's, instellen en configureren van het netwerk, en installatie op maat.
• Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen.
• De meest recente stuurprogramma's en updates van de software voor uw specifieke model computer
downloaden.
• De online handleidingen voor uw producten raadplegen.
• De Lenovo Beperkte Garantie lezen.
• Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor uw model computer
en andere ondersteunde producten.
• De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of regio opzoeken.
• Zoeken naar een serviceprovider bij u in de buurt.
Lenovo Support-website
Er is technische ondersteuningsinformatie beschikbaar via de Lenovo Support-website op:
http://www.lenovo.com/support
Deze website wordt bijgewerkt met de nieuwste ondersteuningsinformatie, bijvoorbeeld over de volgende
onderwerpen:
• Stuurprogramma's en software
• Diagnoseprogramma's
• Product- en Servicegarantie
• Product- en onderdelendetails
• Gebruikershandleidingen en handboeken
• Help-informatie en veelgestelde vragen
© Copyright Lenovo 2011, 2012
79
80
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 9. Hulp en service
In dit onderwerp vindt u informatie over het aanvragen van hulp en service.
De documentatie gebruiken
Als er een probleem met uw computer optreedt, raadpleegt u Hoofdstuk 7 “Diagnose en probleemoplossing”
op pagina 77. Aanvullende informatiebronnen voor het oplossen van computerproblemen worden opgesomd
in Hoofdstuk 8 “Informatiebronnen” op pagina 79.
Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan de documentatie van het
besturingssysteem of het softwareprogramma, inclusief de README-bestanden en de online Help.
Voor de nieuwste technische informatie en voor het downloaden van stuurprogramma's en updates gaat u
naar de website van Lenovo Support op http://www.lenovo.com/support
Service aanvragen
Tijdens de garantieperiode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij het Customer Support
Center.
Tijdens de garantieperiode zijn de volgende services beschikbaar:
• Probleembepaling - speciaal opgeleid onderhoudspersoneel staat klaar om u te helpen de oorzaak van
een hardwareprobleem op te sporen en het probleem te verhelpen.
• Reparatie van hardware - als het probleem wordt veroorzaakt door hardware die onder de garantie valt,
zal speciaal opgeleid onderhoudspersoneel zorgdragen voor de noodzakelijke service.
• Ontwerpwijzigingen - in sommige gevallen moet een product na de verkoop worden aangepast. Lenovo
of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzigingen aanbrengen als ze van toepassing zijn op uw
hardware.
De volgende items vallen niet onder de garantie:
• Vervanging of gebruik van onderdelen die niet zijn gefabriceerd door Lenovo of van Lenovo-onderdelen
zonder garantie
• Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen
• Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of upgrade
• Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma's
• Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen (NOS)
• Installatie en onderhoud van toepassingsprogramma's
Raadpleeg de bij de computer geleverde publicatie ThinkStation Veiligheid en garantie die bij uw computer
werd geleverd, voor informatie over de garantietypen en doorlooptijden. Om recht te blijven houden op de
garantieservice dient u uw aankoopbewijs te bewaren.
Voor een lijst van telefoonnummers van Lenovo Support in uw land of regio gaat u naar
http://www.lenovo.com/support/phone of raadpleegt u de bij uw computer geleverde publicatie ThinkStation
Veiligheid en garantie.
Opmerking: Telefoonnummers kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd. Als het nummer
voor uw land of regio ontbreekt, neemt u contact op met uw Lenovo-wederverkoper of met uw
Lenovo-vertegenwoordiger.
© Copyright Lenovo 2011, 2012
81
Zorg dat u bij uw computer zit als u belt. Als u belt voor technische assistentie, moet u de volgende
informatie bij de hand hebben:
• Machinetype en -model
• De serienummers van de hardwareproducten
• Beschrijving van het probleem
• De exacte tekst van foutberichten
• Gegevens over de configuratie (hardware en software)
Andere services
Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw desktop- of notebookcomputer
wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice (IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht
heeft op garantieservice gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door serviceverleners die
zijn gemachtigd om garantieservice te verlenen.
Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet in alle landen
beschikbaar. Internationale Garantieservice wordt verleend via de servicemethode (zoals depot, carry-in of
on-site) die in het desbetreffende land wordt geboden. Servicebureaus in sommige landen bieden mogelijk
geen service voor alle modellen van een bepaald machinetype. In sommige landen kunnen kosten in
rekening worden gebracht of gelden beperkingen voor service.
Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale Garantieservice (IWS) en om
een lijst te bekijken van landen waar service beschikbaar is, gaat u naar http://www.lenovo.com/support,
klikt u op Warranty (Garantie) en volgt u de instructies op het scherm.
Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs voor uw vooraf
geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de website Microsoft Product Support Services op
http://support.microsoft.com/directory. U kunt ook contact opnemen met het Customer Support Center.
Mogelijk worden er kosten in rekening gebracht.
Extra services aanschaffen
Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor
hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma's, instellen en configureren van het netwerk,
uitgebreide reparatiediensten voor hardware en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een
service kan per land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de Lenovo-website
op
http://www.lenovo.com.
82
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Bijlage A. Kennisgevingen
Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of voorzieningen niet uit in alle
landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovo-vertegenwoordiger voor informatie over de producten
en diensten die in uw regio beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van
Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kunnen worden. Functioneel
gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten
of diensten geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De
gebruiker is verantwoordelijk voor de samenwerking van Lenovo-producten of -diensten met producten of
diensten van anderen.
Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde in deze publicatie
genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter beschikking is gesteld, kan geen recht op
licentie of ander recht worden ontleend. Vragen over licenties kunt u richten aan:
Lenovo (United States), Inc.
1009 Think Place - Building One
Morrisville, NC 27560
U.S.A.
Attention: Lenovo Director of Licensing
LENOVO LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS, ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK
NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF
VOORWAARDEN VAN HET GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VAN DERDEN, VERHANDELBAARHEID
OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. Onder sommige jurisdicties is het uitsluiten van
stilzwijgende garanties niet toegestaan, zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
Deze informatie kan technische onnauwkeurigheden of typografische fouten bevatten. De informatie in deze
publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in nieuwe uitgaven van deze publicatie worden
opgenomen. Lenovo kan de producten en/of programma's die in deze publicatie worden beschreven zonder
aankondiging wijzigen en/of verbeteren.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor gebruik bij implantaties of
andere levensondersteunende toepassingen waarbij storingen kunnen leiden tot letsel of overlijden. De
informatie in dit document heeft geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die
niet. Niets in dit document zal worden opgevat als een uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwaring
onder de intellectuele-eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle informatie in dit document is afkomstig
van specifieke omgevingen en wordt hier uitsluitend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen
kan het resultaat anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken of te distribueren op iedere
manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige verplichting jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend opgenomen ter volledigheid
en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor die websites. Het materiaal op dergelijke websites
maakt geen deel uit van het materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel
voor eigen risico.
Alle snelheids- en prestatiegegevens in dit document zijn verkregen in een gecontroleerde omgeving. De
resultaten dat in andere gebruiksomgevingen wordt verkregen, kunnen hiervan derhalve afwijken. Bepaalde
metingen zijn mogelijkerwijs uitgevoerd op systemen die nog in ontwikkeling waren en er wordt geen garantie
gegeven dat deze metingen op algemeen verkrijgbare machines gelijk zouden zijn. Bovendien zijn bepaalde
© Copyright Lenovo 2011, 2012
83
meetresultaten verkregen door middel van extrapolatie. Werkelijke resultaten kunnen afwijken. Gebruikers
van dit document dienen de toepasselijke gegevens voor hun specifieke omgeving te controleren.
Handelsmerken
De volgende termen zijn handelsmerken van Lenovo in de Verenigde Staten en/of andere landen:
Lenovo
Het Lenovo-logo
ThinkServer
Microsoft, Windows en Windows Server zijn handelsmerken van de Microsoft-groep van bedrijven.
Intel en Intel SpeedStep zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Andere benamingen van bedrijven, producten of diensten kunnen handelsmerken zijn van andere
ondernemingen.
Kennisgeving voor PVC-kabels en -snoeren
WAARSCHUWING: als u in aanraking komt met het snoer van dit product of snoeren van accessoires die
voor dit product worden verkocht, kunt u blootgesteld worden aan lood; lood wordt in de staat Californië
beschouwd als kankerverwekkend en als veroorzaker van geboorteafwijkingen of andere reproductieve
schade. Was uw handen na aanraking.
Recyclinginformatie
Lenovo moedigt eigenaren van IT-apparatuur aan om hun apparatuur, wanneer deze niet meer nodig is, op
een verantwoorde manier te laten recyclen. Lenovo heeft diverse programma's en services om eigenaren van
apparatuur te assisteren bij het hergebruik van de IT-producten. Ga voor meer informatie over het recyclen
van Lenovo-producten naar:
http://www.lenovo.com/lenovo/environment/recycling
84
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Ophalen en recyclen van een Lenovo-computer of -monitor die niet meer wordt gebruikt
Als u werknemer bent en een Lenovo-computer of -monitor wilt wegdoen die eigendom is van het bedrijf,
dient u te handelen overeenkomstig de Wet ter Bevordering van het Effectief Gebruik van Hulpbronnen.
Computers en beeldschermen worden aangemerkt als industrieel afval en moeten op de juiste wijze worden
afgeleverd bij een daarvoor bestemd afvalpunt dat is aangewezen door de lokale overheid. Overeenkomstig
de Wet ter Bevordering van het Effectief Gebruik van Hulpbronnen draagt Lenovo Japan via de PC Collecting
and Recycling Services zorg voor inzameling en hergebruik van oude computers en monitors. Kijk voor
meer informatie op de Lenovo-website op www.ibm.com/jp/pc/service/recycle/pcrecycle/. Ingevolge de Wet
tot bevordering van effectief gebruik van grondstoffen is er op 1 oktober 2003 door de fabrikant een begin
gemaakt met het verzamelen en recyclen van computers en beeldschermen voor thuisgebruik. Deze service
wordt gratis geboden voor computers voor thuisgebruik die na 1 oktober 2003 zijn verkocht. Ga voor meer
informatie naar de Lenovo-website op http://www.ibm.com/jp/pc/service/recycle/personal/.
Gebruikte lithiumbatterijen uit een Lenovo-computer weggooien
Er bevindt zich een kleine ronde batterij op de systeemplaat van uw Lenovo-computer om de klok van de
computer bij te houden wanneer de computer uit staat of de stekker niet in het stopcontact zit. Als u deze
batterij wilt vervangen door een nieuwe, moet u contact opnemen met uw verkooppunt of met een door
Lenovo geboden herstelservice. Mocht u de batterij zelf hebben vervangen en de oude lithiumbatterij
willen weggooien, isoleer deze dan met vinyltape, neem contact op met de plaats van aanschaf en volg
hun instructies. Als u thuis een Lenovo-computer gebruikt en de lithiumbatterij wilt weggooien, moet u
ook de regels van de lokale overheden naleven.
Componenten van Lenovo-computers weggooien
Bepaalde Lenovo computerproducten die in Japan worden verkocht, bevatten componenten die zware
metalen en andere milieu-onvriendelijke stoffen. Volg bij het weggooien van gebruikte componenten, zoals
printplaten of schijfstations, de bovenbeschreven methode voor inzameling en recycling van gebruikte
computers en monitors.
Retourzendingsprogramma voor batterijen
Dit product kan een lithium- of lithium ion-batterij bevatten. Raadpleeg het gebruikershandboek
of servicehandboek voor specifieke informatie over de batterij. De batterij dient te worden
behandeld als klein chemisch afval. Mogelijk zijn er geen faciliteiten voor hergebruik in uw
regio. Voor informatie over het weggooien van batterijen buiten de Verenigde Staten gaat u
naar http://www.lenovo.com/lenovo/environment/recycling of neemt u contact op met het lokale
afvalverwerkingsbedrijf.
Vereisten voor batterijen die perchloraat bevatten
De volgende verklaring geldt voor gebruikers in de staat Californië, V.S.
Materiaal met perchloraat: Wees voorzichtig. Ga naar:
http://www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchlorate
Bijlage A. Kennisgevingen
85
Belangrijke informatie voor de Europese richtlijn 2002/96/EC
EU Only
Het merkteken Waste Electrical and Electronic Equipment (WEEE) geldt alleen voor landen binnen de
Europese Unie (EU) en Noorwegen. Apparaten worden gelabeld volgens Europese Richtlijn 2002/96/EC
die betrekking heeft op verwerking van oude elektrische en elektronische apparatuur (WEEE). Deze
Richtlijn bepaalt het kader voor het retourneren en recyclen van gebruikte apparatuur in de landen van de
Europese Unie. Dit label is van toepassing op allerlei producten om aan te geven dat het product niet mag
worden weggegooid, maar in overeenstemming met de Richtlijn aan het eind van de levenscyclus moet
worden hergebruikt. Gebruikers van elektrische en elektronische apparaten (EEE) welke zijn voorzien van
het WEEE-merkteken zijn gehouden aan Annex IV van de WEEE Richtlijn en mogen gebruikte EEE niet
weggooien als ongesorteerd afval, maar dienen voor het teruggeven, recyclen en terugwinnen van WEEE
gebruik te maken van het inzamelproces dat voor hen beschikbaar is, en dienen de mogelijke effecten
die EEE ten gevolge van de aanwezigheid van schadelijke stoffen kunnen hebben op het milieu en de
volksgezondheid, tot een minimum te beperken. Ga voor meer informatie over WEEE naar:
http://www.lenovo.com/recycling
Le marquage des déchets d'équipements électriques et électroniques (DEEE) s'applique uniquement aux
pays de l'Union européenne (EU) et à la Norvège. Les appareils sont marqués conformément à la Directive
2002/96/CE du Conseil Européen relative aux déchets d'équipements électriques et électroniques (DEEE).
Cette directive, applicable à l'ensemble des pays de l'Union européenne, concerne la collecte et le recyclage
des appareils usagés. Ce marquage est apposé sur différents produits pour indiquer que ces derniers
ne doivent pas être jetés, mais récupérés en fin de vie, conformément à cette directive. Les utilisateurs
d'équipements électriques et électroniques portant le marquage DEEE, conformément à l'Annexe IV de la
Directive DEEE, ne doivent pas mettre au rebut ces équipements comme des déchets municipaux non triés,
mais ils doivent utiliser la structure de collecte mise à disposition des clients pour le retour, le recyclage et la
récupération des déchets d'équipements électriques et électroniques, afin de réduire tout effet potentiel
des équipements électriques et électroniques sur l'environnement et la santé en raison de la présence
possible de substances dangereuses dans ces équipements. Pour plus d'informations sur les équipements
électriques et électroniques, consultez le site http://www.lenovo.com/recycling.
Die WEEE-Kennzeichnung gilt nur in Ländern der Europäischen Union und in Norwegen. Geräte werden
gemäß der Richtlinie 2002/96/EC der Europäischen Union über Elektro- und Elektronikaltgeräte (WEEE)
gekennzeichnet. Die Richtlinie regelt die Rückgabe und Wiederverwertung von Altgeräten innerhalb der
Europäischen Union. Mit dieser Kennzeichnung versehene Altgeräte dürfen gemäß dieser Richtlinie
nicht weggeworfen werden, sondern müssen zurückgegeben werden. Anwender von Elektro- und
Elektronikgeräten mit der WEEE-Kennzeichnung dürfen diese gemäß Annex IV der WEEE-Richtlinie nach
ihrem Gebrauch nicht als allgemeinen Hausmüll entsorgen. Stattdessen müssen diese Geräte im verfügbaren
Sammelsystem zurückgegeben werden und damit einem Recycling- oder Wiederherstellungsprozess
zugeführt werden, bei dem mögliche Auswirkungen der Geräte auf die Umwelt und den menschlichen
Organismus aufgrund gefährlicher Substanzen minimiert werden. Weitere Informationen zur Entsorgung von
Elektro- und Elektronikaltgeräten finden Sie unter der Adresse: http://www.lenovo.com/recycling.
86
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
La marca de Residuos de equipos eléctricos y electrónicos (WEEE) se aplica sólo a los países pertenecientes
a la Unión Europea (UE) y a Noruega. Los aparatos se etiquetan conforme a la Directiva Europea 2002/96/EC
relativa a los residuos de equipos eléctricos y electrónicos (WEEE). La directiva determina el marco para
devolver y reciclar los aparatos usados según sea aplicable en toda la Unión Europea. Esta etiqueta se
aplica a varios productos para indicar que el producto no se va a desechar, sino que va ser reclamado por
esta Directiva, una vez termine su ciclo de vida. Los usuarios de los equipos eléctricos y electrónicos (EEE)
con la marca WEEE por el Anexo IV de la Directiva WEEE no deben tratar los EEE como desperdicios
municipales no clasificados, una vez terminado su ciclo de vida, sino que deben utilizar el marco de recogida
disponible para devolver, reciclar y recuperar los WEEE y minimizar los posibles efectos de los EEE en el
medio ambiente y en la salud debidos a la presencia de substancias peligrosas. Para obtener información
adicional acerca de WEEE consulte el sitio: http://www.lenovo.com/recycling.
Il marchio WEEE (Waste Electrical and Electronic Equipment) viene applicato soltanto ai paesi all'interno
dell'unione europea (EU) e norvegia. Le apparecchiature vengono etichettate in accordo con la direttiva
europea 2002/96/EC riguardande lo smaltimento di apparecchiatura elettrica ed alettronica (WEEE). Le
direttive determinano la procedura di restituzione e di riciclaggio delle apparecchiature usate in conformità
con le normative dell'unione europea. Questa classificazione viene applicata a vari prodotti per indicare che
il prodotto stesso non deve essere gettato ma riscattato al termine dell'utilizzo per quasta direttiva. Gli utenti
di apparecchiature elettriche o elettroniche (EEE) marchiate WEEE secondo Annex IV della direttiva WEEE
non devono disporre di fine utilizzo EEE come rifiuto, municipale non classificato, ma deve essere utilizzata
la procedura di classificazione disponibile per il riscatto, riciclo, recupero del WEEE e minimizzare qualsiasi
potenziale effetto della EEE sull'ambiente e sulla salute umana dovuto alla presenza di sostanze pericolose.
Per ulteriori informazioni sulla WEEE visitare il sito: http://www.lenovo.com/recycling.
A marca REEE (Resíduos de Equipamentos Eléctricos e Electrónicos) aplica-se apenas aos Estados
Membros da União Europeia e à Noruega. Os aparelhos eléctricos deverão ser identificados em
conformidade com a Directiva Europeia 2002/96/CE relativa a REEE (Resíduos de Equipamentos Eléctricos
e Electrónicos). A Directiva determina o enquadramento normativo relativamente à devolução e reciclagem
de aparelhos eléctricos utilizados, conforme aplicável no espaço da União Europeia. Esta etiqueta
deverá ser aposta em diversos produtos para indicar que os mesmos não poderão ser deitados fora,
mas sim recuperados no final da respectiva vida útil, de acordo com a referida Directiva. Os utilizadores
de equipamentos eléctricos e electrónicos (EEE) com a marca REEE em conformidade com o Anexo IV da
Directiva REEE não poderão deitar fora os EEE no final da respectiva vida útil como lixo municipal não
separado, devendo sim utilizar a estrutura de recolha que lhes tenha sido disponibilizada para efeitos de
devolução, reciclagem e recuperação de REEE, por forma a minimizar potenciais efeitos dos EEE sobre
o ambiente e saúde pública resultantes da presença de substâncias perigosas. Para obter informações
adicionais acerca da REEE consulte o sítio da web: http://www.lenovo.com/recycling.
Het WEEE-merkteken (Waste Electrical and Electronic Equipment) geldt alleen voor landen binnen de
Europese Unie (EU) en Noorwegen. Apparaten worden van een merkteken voorzien overeenkomstig
Europese Richtlijn 2002/96/EC inzake afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (waste electrical
and electronic equipment, WEEE). Deze richtlijn bepaalt het raamwerk voor het retourneren en recyclen van
gebruikte apparatuur, zoals van toepassing binnen de Europese Unie. Dit merkteken wordt aangebracht op
diverse producten om aan te geven dat het product in kwestie niet dient te worden weggegooid, maar dat
het aan het eind van de levenscyclus krachtens deze Richtlijn dient te worden geretourneerd. Gebruikers van
elektrische en elektronische apparaten (EEE) welke zijn voorzien van het WEEE-merkteken zijn gehouden
aan Annex IV van de WEEE Richtlijn en mogen gebruikte EEE niet weggooien als ongesorteerd afval, maar
dienen gebruik te maken van het inzamelproces voor het teruggeven, recyclen en terugwinnen van WEEE
dat voor hen beschikbaar is, en dienen de mogelijke effecten die EEE ten gevolge van de aanwezigheid van
schadelijke stoffen kunnen hebben op het milieu en de volksgezondheid, tot een minimum te beperken. Voor
meer informatie over WEEE gaat u naar: http://www.lenovo.com/recycling.
WEEE-mærkningen (Waste Electrical and Electronic Equipment) gælder kun for lande i EU samt Norge.
Udstyr mærkes i henhold til EU's direktiv 2002/96/EF om affald af elektrisk og elektronisk udstyr (WEEE).
Direktivet fastlægger de rammer, der gælder for returnering og genbrug af brugt udstyr i EU. Mærkaten
Bijlage A. Kennisgevingen
87
påsættes forskellige produkter for at angive, at produktet ikke må smides væk, når det er udtjent, men skal
genvindes i henhold til dette direktiv. Brugere af elektrisk og elektronisk udstyr (EEE), der er mærket med
WEEE-mærket som angivet i Bilag IV til WEEE-direktivet, må ikke bortskaffe brugt EEE som usorteret
husholdningsaffald, men skal bruge den indsamlingsordning, der er etableret, så WEEE kan returneres,
genbruges eller genvindes. Formålet er at minimere den eventuelle påvirkning af miljøet og menneskers
sundhed som følge af tilstedeværelsen af skadelige stoffer. Der er flere oplysninger om affald af elektrisk
og elektronisk udstyr på adressen http://www.lenovo.com/recycling.
Sähkö- ja elektroniikkalaiteromu (Waste electrical and electronic equipment, WEEE) -merkintä koskee vain
Euroopan unionin (EU) jäsenmaita ja Norjaa. Sähkö- ja elektroniikkalaitteet merkitään Euroopan parlamentin
ja neuvoston direktiivin 2002/96/EY mukaisesti. Kyseinen direktiivi määrittää Euroopan Unionin alueella
käytössä olevat palautus- ja kierrätyskäytännöt. WEEE-merkintä laitteessa osoittaa, että direktiivin ohjeiden
mukaan tuotetta ei tulisi hävittää sen elinkaaren päässä, vaan se tulee toimittaa uusiokäyttöön. Käyttäjien,
joiden sähkö- ja elektroniikkalaitteissa on tämä sähkö- ja elektroniikkalaiteromun direktiivin liitteen IV
mukainen merkintä, tulee kierrättää kyseiset laitteet käytettävissä olevien resurssien mukaan ja varmistaa,
että niistä tai niissä käytetyistä materiaaleista ei aiheudu haittaa ympäristölle tai ihmisten terveydelle. Sähköja elektroniikkalaitteita ei saa hävittää sekajätteen mukana. Lisätietoja sähkö- ja elektroniikkalaiteromun
uusiokäytöstä on WWW-sivustossa http://www.lenovo.com/recycling.
WEEE-merket (Waste Electrical and Electronic Equipment) gjelder bare for land i Den europeiske union
(EU) og Norge. Utstyr merkes i henhold til EU-direktiv 2002/96/EF om avfall fra elektrisk og elektronisk
utstyr (WEEE). Direktivet fastsetter rammene for retur og resirkulering av brukt utstyr innenfor EU. Dette
merket benyttes på forskjellige produkter for å angi at produktet ikke må kastes, men må behandles i
henhold til dette direktivet ved slutten av produktets levetid. Brukere av elektrisk og elektronisk utstyr
(EEE) som er merket med WEEE-merket ifølge vedlegg IV i WEEE-direktivet, må ikke kaste utstyret som
usortert husholdningsavfall, men må bruke de tilgjengelige innsamlingssystemene for retur, resirkulering og
gjenvinning av kassert elektrisk og elektronisk utstyr for å redusere en eventuell skadelig virkning av elektrisk
og elektronisk utstyr på miljø og helse, som skyldes skadelige stoffer. Du finner mer informasjon om WEEE
på denne adressen: http://www.lenovo.com/recycling.
88
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Fijnstofverontreiniging
Attentie: Stofdeeltjes in de lucht (waaronder metaaldeeltjes of -schilfers) en reactieve gassen kunnen op
zichzelf en in combinatie met andere omgevingsfactoren, zoals luchtvochtigheid of temperatuur, een risico
vormen voor de server die in dit document wordt beschreven. Door de aanwezigheid van te hoge aantallen
deeltjes of concentraties van schadelijke gassen kan de server schade oplopen waardoor hij slecht werkt,
of helemaal niet meer functioneert. Deze specificatie gaat in op de limieten voor deeltjes en gassen die in
acht moeten worden genomen om dergelijke schade te voorkomen. De limieten moeten niet worden gezien
of gebruikt als absolute grenzen, omdat allerlei andere factoren - zoals temperatuur en luchtvochtigheid
- invloed hebben op de impact van deeltjes en het effect van gasverontreinigingen. Als in dit document
geen specifieke limieten worden gegeven, implementeer dan een beleid voor het handhaven van deeltjesen gasniveaus dat strookt met de bescherming van gezondheid en veiligheid. Als Lenovo vaststelt dat
de niveaus van deeltjes of gassen in uw omgeving schade heeft toegebracht aan de server, kan Lenovo
aangeven dat voor reparatie of vervanging van de server vereist is dat toepasselijke maatregelen worden
genomen om de verontreiniging van de omgeving te verminderen. Implementatie van dergelijke maatregelen
is de verantwoordelijkheid van de klant.
Tabel 28. Limieten voor deeltjes en gassen
Verontreiniging
Limieten
Deeltjes
• De lucht in de ruimte moet doorlopend worden gefilterd met 40% efficiëntie voor
atmosferisch stof (MERV 9) in overeenstemming met ASHRAE Standard 52.21.
• Lucht die een computercentrum binnenkomt moet met een efficiëntie van 99,97% of hoger
worden gefilterd met behulp van HEPA-filters die voldoen aan MIL-STD-282.
• De relatieve luchtvochtigheid waarbij de de verontreinigende deeltjes vervloeien moet hoger
zijn dan 60%2.
Bijlage A. Kennisgevingen
89
Tabel 28. Limieten voor deeltjes en gassen (vervolg)
Verontreiniging
Limieten
• De ruimte moet vrij zijn van geleidende verontreiniging zoals zinkkristallen.
Gassen
• Koper: Klasse G1 zoals in ANSI/ISA 71.04-19853
• Zilver: Oxidatiesnelheid minder dan 300 Å in 30 dagen
1
ASHRAE 52.2-2008 - Methode van testen van algemene apparatuur reinigen van lucht voor ventilatie op efficiëntie
van verwijdering op deeltjesgrootte. Atlanta: American Society of Heating, Refrigerating and Air-Conditioning
Engineers, Inc.
2 De relatieve luchtvochtigheid waarbij deeltjes vervloeien geeft het punt aan waarbij stof voldoende water absorbeert
om nat te worden met als gevolg dat er ionische geleiding optreedt.
3
ANSI/ISA-71.04-1985. Environmental conditions for process measurement and control systems: Airborne
contaminants. Instrument Society of America, Research Triangle Park, North Carolina, U.S.A.
Kennisgeving beperking van schadelijke stoffen (Restriction of
Hazardous Substances, RoHS)
In dit onderwerp vindt u kennisgevingen over de richtlijn inzake de beperking van gevaarlijke stoffen (RoHS).
90
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
China RoHS
Turkije - kennisgeving van naleving
The Lenovo product meets the requirements of the Republic of Turkey Directive on the Restriction of the Use
of Certain Hazardous Substances in Electrical and Electronic Equipment (EEE).
Bijlage A. Kennisgevingen
91
Duitse verklaring voor Werkverordening
Het product is niet geschikt voor gebruik met beeldschermarbiedsplaatsen volgens clausule 2 van de Duitse
werkverordening voor werk met beeldschermeenheden.
Das Produkt ist nicht für den Einsatz an Bildschirmarbeitsplätzen im Sinne § 2 der
Bildschirmarbeitsverordnung geeignet.
Elektromagnetische straling
In dit onderwerp vindt u kennisgevingen over elektromagnetische straling.
Verklaring van de Federal Communications Commission (FCC)
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device, pursuant
to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable protection against harmful
interference in a residential installation. This equipment generates, uses, and can radiate radio frequency
energy and, if not installed and used in accordance with the instructions, may cause harmful interference
to radio communications. However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular
installation. If this equipment does cause harmful interference to radio or television reception, which can be
determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the interference by
one or more of the following measures:
• Reorient or relocate the receiving antenna.
• Increase the separation between the equipment and receiver.
• Connect the equipment into an outlet on a circuit different from that to which the receiver is connected.
• Desgewenst kunt u zich voor nadere informatie wenden tot uw dealer of een elektrotechnisch
installatiebureau.
Lenovo is not responsible for any radio or television interference caused by using other than specified or
recommended cables and connectors or by unauthorized changes or modifications to this equipment.
Unauthorized changes or modifications could void the user's authority to operate the equipment.
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1)
this device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received,
including interference that may cause undesired operation.
Verklaring van conformiteit met industriële emissierichtlijn Canada Klasse B
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Cet appareil numérique de la classe B est conforme à la norme NMB-003 du Canada.
Europese Unie - Naleving van de richtlijnen inzake elektromagnetische compatibiliteit
Dit product voldoet aan de voorwaarden voor bescherming zoals opgenomen in EU-richtlijn 2004/108/EC
van de Europese Commissie inzake de harmonisering van de wetgeving van Lidstaten met betrekking
tot elektromagnetische compatibiliteit. Lenovo cannot accept responsibility for any failure to satisfy the
92
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
protection requirements resulting from a non-recommended modification of the product, including the
installation of option cards from other manufacturers.
Uit tests van dit product is gebleken dat het voldoet aan de eisten van Apparatuur voor Informatietechnologie
Klasse B conform Europese Standaard EN 55022. De beperkingen voor apparatuur van Klasse B zijn
bedoeld om in woonomgevingen een redelijke bescherming te bieden tegen interferentie met goedgekeurde
communicatieapparatuur.
Verklaring van conformiteit met Duitse Klasse B
Deutschsprachiger EU Hinweis:
Hinweis für Geräte der Klasse B EU-Richtlinie zur Elektromagnetischen Verträglichkeit
Dieses Produkt entspricht den Schutzanforderungen der EU-Richtlinie 2004/108/EG (früher 89/336/EWG) zur
Angleichung der Rechtsvorschriften über die elektromagnetische Verträglichkeit in den EU-Mitgliedsstaaten
und hält die Grenzwerte der EN 55022 Klasse B ein.
Um dieses sicherzustellen, sind die Geräte wie in den Handbüchern beschrieben zu installieren und zu
betreiben. Des Weiteren dürfen auch nur von der Lenovo empfohlene Kabel angeschlossen werden.
Lenovo übernimmt keine Verantwortung für die Einhaltung der Schutzanforderungen, wenn das Produkt
ohne Zustimmung der Lenovo verändert bzw. wenn Erweiterungskomponenten von Fremdherstellern ohne
Empfehlung der Lenovo gesteckt/eingebaut werden.
Deutschland:
Einhaltung des Gesetzes über die elektromagnetische Verträglichkeit von Betriebsmitteln
Dieses Produkt entspricht dem „Gesetz über die elektromagnetische Verträglichkeit von Betriebsmitteln“
EMVG (früher „Gesetz über die elektromagnetische Verträglichkeit von Geräten“). Dies ist die Umsetzung der
EU-Richtlinie 2004/108/EG (früher 89/336/EWG) in der Bundesrepublik Deutschland.
Zulassungsbescheinigung laut dem Deutschen Gesetz über die elektromagnetische Verträglichkeit
von Betriebsmitteln, EMVG vom 20. Juli 2007 (früher Gesetz über die elektromagnetische
Verträglichkeit von Geräten), bzw. der EMV EG Richtlinie 2004/108/EC (früher 89/336/EWG), für
Geräte der Klasse B.
Dieses Gerät ist berechtigt, in Übereinstimmung mit dem Deutschen EMVG das EG-Konformitätszeichen
- CE - zu führen. Verantwortlich für die Konformitätserklärung nach Paragraf 5 des EMVG ist die Lenovo
(Deutschland) GmbH, Gropiusplatz 10, D-70563 Stuttgart.
Informationen in Hinsicht EMVG Paragraf 4 Abs. (1) 4:
Das Gerät erfüllt die Schutzanforderungen nach EN 55024 und EN 55022 Klasse B.
Verklaring van conformiteit met Koreaanse Klasse B
Bijlage A. Kennisgevingen
93
Verklaring van conformiteit met Japanse VCCI Klasse B
Japanse kennisgeving voor producten die worden aangesloten op de netstroom met een nominale
stroom kleiner dan of gelijk aan 20 A per fase
Informatie over Lenovo-productservice voor Taiwan
94
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
Trefwoordenregister
A
E
aansluiting 10
kabels 50
aanzetten
server 51
achterkant, poorten 9
afmetingen 7
afsluiten, Setup Utility 70
apparaten, statische elektriciteit
audio lijningang 10
audio lijnuitgang 10
aupdating
het BIOS (flashen) 74
serverconfiguratie 53
systeemprogramma's 74
EasyStartup
gebruiken 73
elementaire probleemoplossing 77
Ethernet-kaart
installeren 23
Ethernet-poort 10
extra services aanschaffen 82
16
F
fijnstofverontreiniging 89
firmware, bijwerken 72
fout, herstel van POST/BIOS 75
frontplaat
frontplaat verwijderen 18, 39
frontplaat, aanbrengen 18, 39
B
basisrichtlijnen 15
batterij van systeemplaat
vervangen 47
Beheerder, wachtwoord 68
bekijken en wijzigen, instellingen 67
belangrijke kennisgevingen 1
beschikbaarheid 7
Beschrijving 10
betrouwbaarheid 7
beveiliging
geïntegreerd kabelslot 52
inschakelen of uitschakelen 69
kabelslot 52
kenmerken 52
oog voor hangslot 52
beveiliging, wachtwoord 52
bijwerken (flashen), het BIOS 75
bijwerken van firmware 72
bronnen, informatie 79
C
CMOS wissen 69
communicatiemogelijkheden 6
componenten, inwendig 12
configuratie
server bijwerken 53
CRU
voltooien van installatie 49
Customer Support Center 81
D
diagnose, probleemoplossing
DisplayPort-aansluiting 10
documentatie gebruiken 81
© Copyright Lenovo 2011, 2012
77
G
garantie, informatie 79
gasverontreiniging 89
gebruiken
andere services 82
documentatie 81
EasyStartup 73
Setup Utility 53
wachtwoorden 67
geheugen 6
geïntegreerde functies 7
gevaren 1
H
handelsmerken 84
herstel
opstartblok 75
herstel van het opstartblok 75
herstellen
van een POST/BIOS-bijwerkfout 75
het BIOS flashen 74
het BIOS, bijwerken (flashen) 74–75
hulp
en service 81
I
informatie
bronnen 79
garantie 79
veiligheid 79
installeren
Ethernet-kaart
23
95
stuurprogramma's 52
instellen
wachtwoord 68
-instellingen
bekijken 67
wijzigen 67
instructies en kennisgevingen 1
interne stations 6
Invoer/uitvoer-voorzieningen (I/O)
R
richtlijnen voor systeembetrouwbaarheid
S
6
K
kabels
achterkant, poorten 50
kabelslot 52
kap van server
verwijdert 17
kap van server verwijderen 17
kenmerken 5
kennisgeving 1
kennisgevingen 1, 83
kennisgevingen en instructies 1
koelelement en ventilator vervangen
37
M
Microfoonaansluiting 10
microprocessor
specificaties 6
vervangen 44
modules
installeren, verwijderen
systeemplaat 24
24
O
omgeving, in bedrijf 7
oog voor hangslot 52
opstartapparaat 70
tijdelijk, selecteren 70
volgorde wijzigen 70
opties installeren
beveiligingsvoorzieningen 52
modules 24
PCI-kaart 20
optische-schijfstation, vervangen 26
overwegingen, wachtwoorden 68
P
PCI-kaart 20
installeren, vervangen 20
sleuven 20
plaats van componenten 12
poorten
achterkant 9
voorkant 9
Power-On, wachtwoord 68
probleemoplossing, diagnose 77
probleemoplossing, elementair 77
96
16
ThinkServer Handboek voor de gebruiker
selecteren
opstartapparaat 70
tijdelijk opstartapparaat 70
seriële poort 10
server
aanzetten 51
uitschakelen 51
serverconfiguratie, bijwerken 53
serverkap, terugplaatsen 49
service
Customer Support Center 81
en hulp 81
servicegeschiktheid 7
services
andere 82
extra aanschaffen 82
Setup Utility 53
Setup Utility starten 53
Setup Utility, afsluiten 70
specificaties 5
stations
compartimenten 13
specificaties 13
statische elektriciteit, voorzorg 16
stuurprogramma's
installeren 52
systeem
programma's 74
systeemplaat
locatie van onderdelen 11
locaties 11
modules 24
systeemprogramma's updaten 74
T
ThinkServer, webadres 1
tijdelijk opstartapparaat 70
U
uitbreiding 6
uitschakelen
server 51
USB-poort 11
V
vaste-schijfstation vervangen 28
veiligheidsvoorschriften 79
ventilatoreenheid achterzijde vervangen 42
ventilatoreenheid voorzijde vervangen 40
verklaring (Duitsland) 92
Verklaring van de TÜV 92
verontreiniging, fijnstof en gassen 89
vervangen
batterij van systeemplaat 47
microprocessor 44
module met koelelement en ventilator 37
vaste-schijfstation 28
verwante documentatie 2
VGA-beeldschermaansluiting 11
videosubsysteem 6
voedingseenheid 6
voedingseenheid vervangen 35
voltooien, vervanging van onderdelen 49
voorkant, poorten 9
voorzieningen 7
W
waarschuwingen 1
wachtwoord
Beheerder 68
instellen, wijzigen, wissen 68
overwegingen 68
Power-On Password 68
wachtwoordbeveiliging 52
wachtwoorden
vergeten 69
wissen 69
wachtwoorden gebruiken 67
website
Ondersteuning door Lenovo 15
wijzigen
opstartvolgorde apparaten 70
wachtwoord 68
wissen van wachtwoord 68
Z
zelftest (power-on self-test, POST)
© Copyright Lenovo 2011, 2012
74
97
98
ThinkServer Handboek voor de gebruiker