41NC 200
NL
2. De standaard modus is de objectmodus. Druk op de MODE
knop 6 om te wisselen van modus. Om terug te schakelen
naar lichaamsmodus, druk dan nogmaals op de MODE knop.
7. Instructies voor gebruik
Verwijder altijd het berschermkapje BS voor het gebruik.
Meten in de lichaamsmodus met automatische meting en
afstandscontrole
1. Druk op de START/IO knop 7. Alle symbolen verschijnen
gedurende 1 seconde op het scherm 4.
2. Een knipperend «°C»/«°F» symbool, een blauw knipperend
traceer lampje 2 en een piepsignaal geven aan dat het appa-
raat klaar is voor een meting AT.
3. Verwijder haar, zweet of vuil van het voorhoofd, om onnauw-
keurige metingen te voorkomen.
4. Richt de thermometer op het midden van het voorhoofd en
houdt daarbij een afstand aan van niet meer dan 5 cm van
het voorhoofd.
5. Het apparaat zal automatisch starten, wanneer de meet-
sensor 1 de benodigde afstand van minder dan 5 cm
detecteert. Het display zal een aftelling laten zien (3, 2, 1); Na
3 seconden zal een lange pieptoon aangeven dat de meting
voltooid is.
6. Zelfmeting: Het zelfmeting lampje 3 zal helpen aangeven
wanneer de meting start. Hou de thermometer gericht op het
voorhoofd totdat het lampje uitschakelt.
7. Lees de gemeten temperatuur af van het LCD display.
8. Voor een opvolgende meting, hou de thermometer weg van het
voorhoofd en wacht totdat het «
°C
»/«
°F
» symbool weer knippert.
Vervolgen met bovenstaande stap 4-5.
9. Hou de START/IO knop 7 ingedrukt voor 3 seconden om het
uit te schakelen; anders zal het apparaat automatisch uitscha-
kelen na 60 seconden.
Meten in de objectmodus zonder automatisch meten
1. Druk op de START/IO knop 7. Alle symbolen verschijnen
gedurende 1 seconde op het scherm 4.
2. Druk op de MODE knop 6 om over te schakelen naar de
objectmodus.
3. Een knipperend «°C»/«°F» symbool, een blauw knipperend
traceer lampje 2 en een piepsignaal geven aan dat het appa-
raat klaar is voor een meting AT.
4. Richt de thermometer op het midden van het object dat u wilt
gaan meten met een afstand van niet meer dan 5 cm. Druk nu
op de START/IO knop 7. Na 3 seconden zal een lange piep-
toon aangeven dat de meting voltooid is.
5. Lees de gemeten temperatuur af van het LCD display.
6. Voor een opvolgende meting, wacht totdat het «°C»/«°F»
symbool weer knippert. Vervolgen met bovenstaande stap 4-5.
7. Hou de START/IO knop
7
ingedrukt voor 3 seconden om het uit
te schakelen; anders zal het apparaat automatisch uitschakelen
na 60 seconden.
OPMERKING:
Patiënten en thermometer moeten minimaal 30 minuten
verblijven in een kamer met een constante temperatuur.
Meet niet tijdens of direct na het voeden van een baby.
Gebruik de thermometer niet in ruimtes met een te hoge lucht-
vochtigheid.
Patiënten moeten niet drinken, eten, of oefeningen verrichten
voorafgaand aan/tijdens het meten.
Haal het meetapparaat niet van het meetgebied af voordat u de
eindpiep hebt gehoord.
10 korte piepsignalen en een rood verlicht LCD maken u erop attent
dat men een temperatuur heeft gemeten van boven de 37,5 °C.
Neem de temperatuur altijd op dezelfde plaats op, daar de
temperatuuruitlezingen van plaats tot plaats kunnen verschillen.
Dokters raden aan om bij pasgeborenen de eerste 6 maanden
de temperatuur rectaal te meten, dit omdat andere meetme-
thoden vaak tot onbetrouwbare resultaten kunnen leiden. Wilt u
toch een non-contact meting bij pasgeborenen uitvoeren
controleert u dit dan middels een rectale meting.
In onderstaande omstandigheden is het aanbevolen om drie
metingen te doen en het hoogste resultaat te nemen:
1. Kinderen jonger dan drie jaar met een deficiënt immuunsys-
teem en bij wie het al dan niet hebben van koorts kritiek is.
2. Als de gebruiker de thermometer voor het eerst leert
gebruiken, tot hij/zij vertrouwd is met het apparaat en regel-
matige resultaten verkrijgt.
3. Als de meting onverwacht laag is.
Temperatuurmetingen moeten onderling niet met elkaar verge-
leken worden, omdat de lichaamstemperatuur kan fluctueren
door tijd en omgevingstemperatuur
, vaak is de lichaamstempe-
ratuur het hoogst in de avond en het laagst in de ochtenduren.
Normale lichaamstemperaturen zijn:
- Oksel: 34,7 - 37,3 °C / 94,5 - 99,1 °F