Hama 00062767 de handleiding

Type
de handleiding
Hama GmbH & Co KG
D-86651 Monheim/Germany
www.hama.com
!
e
Die Konformitätserkrung nach der R&TTE d
Richtlinie 99/5/EG nden Sie unter www.hama.com
See www.hama.com for declaration of g
conformity according toR&TTE Directive 99/5/EC guidelines
La déclaration deconformité à la directive f
R&TTE 99/5/CE se trouve sur www.hama.com
La declaración deconformidadsegún la e
directiva R&TTE 99/5/CE la encontrará en www.hama.com
De conformiteitsverklaring conform de o
R&TTE-richtlijn 99/5/EG vindt u onder www.hama.com
La dichiarazione di conformità secondo la i
direttiva R&TTE 99/5/CE è disponibilesulsito
www.hama.com
A declaração de conformidade segundo a p
directiva R&TTE 99/5/CE pode ser consultada em
www.hama.com
Konformitetsförklaring enligtR&TTE riktlinje s
99/5/EG nner du www.hama.com
Radio- ja telepäätelaitteita koskevan m
direktiivin 99/5/EY mukainen vaatimustenmukaisuusvakuutus löytyy osoitteesta
www.hama.com
Overensstemmelseserklæringen i henhold til R&TTE-retningslinierne j
nder du under HYPERLINK „http://www.hama.com”
Deklaracja zgodności weug dyrektywy
q
R&TTE 99/5/EG dostępna na stronie internetowej www.hama.com
A megfelelőségi követelmények megegyeznek
h
az R&TTE Irányelvek 99/5/EG ajánlásaival www.hama.com
Prohšení, o shodě podle směrnice
c
R&TTE 99/5/EG, naleznete na www.hama.com
Prehsenie o zhode poa R&TTE smernice
v
99/5/EG nájdete na www.hama.com
Τη δήλωση συμμόρφωσης σύμφωνα με την
k
οδηγία 99/5/EΚ περί R&TTE θα τη βρείτε στη διεύθυνση www.hama.com
00062767/07.07
All listed brands are trademarks of the corresponding companies. Errors and omissions excepted,
and subject to technical changes. Our general terms of delivery and payment are applied.
Software: (D) (GB) (F)
(D) Dieses Gerät darf nur in den folgenden Ländern betrieben werden:
(GB) The operation of this device is only allowed in the following countries:
(F) Cet appareil ne peut être utilisé que dans les pays suivants:
(E) Este aparato se puede utilizar sólo en los países siguientes:
(I) L’ uso di questo apparecchio é ammesso soltanto nei seguenti Paesi:
(NL) Dit apparaat mag alleen gebruikt worden in de volgende landen:
(DK) Dette apparat må kun benyttes i følgende lande:
(PL) Urządzenie sprzedawane jest tylko w następujących krajach:
(H) Ez a készülék a következő országokban üzemeltethető:
(CZ) Tento přístroj se smí používat pouze v následujících zemích:
(SK) Toto zariadenie sa môže používať len v týchto krajinách:
(S) Denna apparat får endast användas i följande länder:
(FIN) Tätä laitetta saa käyttää vain.
(P) Este aparelho pode ser utilizado somente na.
(GR) Αυτή η συσκευή επιτρέπεται να λειτουργεί μόνο στις παρακάτω χώρες:
(D) (A) (CH) (GB) (F) (B) (I) (NL) (E) (DK) (S) (H) (PL) (CZ) (SK) (GR) (P) (FIN) (L) (IRL)
WIRELESS LAN
00062767
WLAN PC Card
54 Mbps
2
Inhoudsopgave:
1. Installatie van driver en configuratieprogramma onder Windows 2000/XP.......................pagina 03
2. Het configuratieprogramma – Inleiding en bediening onder Windows 2000/XP...............pagina 04
2.1 Snelle configuratie .......................................................................................................................pagina 05
2.2 Uitvoerige configuratie................................................................................................................pagina 05
2.2.1 Een nieuw profiel aanleggen ............................................................................................pagina 05
2.2.1.1 Infrastructuurmodus ..............................................................................................pagina 06
2.2.1.2 Ad-hocmodus ..........................................................................................................pagina 07
2.2.2 Codering voor wireless LAN instellen .............................................................................pagina 08
2.2.2.1 WEP-codering .........................................................................................................pagina 08
2.2.2.2 WPA/WPA2-codering ............................................................................................pagina 10
3. Installatie en configuratie onder Windows Vista....................................................................pagina 11
3.1 Bediening van het configuratieprogramma van Windows Vista .........................................pagina 12
3.2 Opbouw van een ad-hocnetwerk ..............................................................................................pagina 13
4. Configuratie van besturingssysteem en computer (Windows) ............................................pagina 13
5. Deïnstallatie van driver en configuratieprogramma onder Windows ................................pagina 15
6. Installatie van driver en configuratieprogramma onder MAC OS X ...................................pagina 15
7. Configuratie van besturingssysteem en computer (MAC OS X) ..........................................pagina 15
8. Het configuratieprogramma – Inleiding en bediening onder Mac OS X ............................pagina 17
8.1 Snelle configuratie .......................................................................................................................pagina 18
8.2 Uitvoerige configuratie ...............................................................................................................pagina 19
8.2.1 Een nieuw profiel aanleggen ............................................................................................pagina 19
8.2.2 Codering voor wireless LAN instellen..............................................................................pagina 20
8.2.2.1 WEP-codering .........................................................................................................pagina 21
8.2.2.2 WPA/WPA2-codering.............................................................................................pagina 22
9. Support- en contactinformatie...................................................................................................pagina 23
Inhoud van de verpakking:
1x draadloze LAN pc-kaart 54 Mbps
1x driver-cd-rom
1x afgedrukte gebruiksaanwijzing
Aanwijzingen voor de plaats van opstelling
De verbindingskwaliteit is sterk afhankelijk van de plaats van opstelling of van de omgeving van
uw WLAN-apparaat. Zorg ervoor dat het apparaat of de antenne ervan nietafgedekt of ingebouwd
zijn. Bovendien is opstelling in de buurt van metalen voorwerpen en elektrische apparatuur of
apparatuur die straling afgeeft af te raden.
Mochten er toch storingen in de ontvangst optreden of de verbinding wordt verbroken, zet dan
storingsbronnen zoals DECT-telefoons, mobiele telefoons, Bluetooth-apparatuur of andere WLAN-
netwerken weg of schakel ze uit. Als dit niet mogelijk is, kan het wisselen van het kanaal ook
uitkomst bieden.
o
Gebruiksaanwijzing
3
Systeemeisen:
Vrij te bezetten PCMCIA/Cardbus-insteekplaats
Besturingssysteem Windows 98SE/ME/2000/XP/XP-x64 Edition/Vista of MAC OS X 10.3.x/10.4.x
Veiligheidsinstructies:
Neem het apparaat niet in een vochtige of zeer stoffige omgeving in gebruik. Bescherm het toestel
tegen druk en stoten. Het toestel mag tijdens het bedrijf niet geopend of bewogen worden.
1. Installatie van driver en configuratieprogramma
onder Windows 2000/XP
Sla voor de installatie alle geopende, bewerkte
documenten op. Sluit daarna alle actieve
programma‘s. Plaats de meegeleverde cd-rom in
het station. Meestal start deze automatisch. Als
het menu niet automatisch gestart wordt, dubbelklikt
u onder ‘Deze computer’ op het symbool voor het
cd-station. Na het starten wordt het volgende
venster weergegeven: Selecteer de gewenste taal!
Deze installatieroutine is geschikt voor de
besturingssystemen Windows 98SE/ME/2000/XP/
XP-x64 Edition/Vista.
Klik nu op Install (Win2000/XP) om de installatie voort
te zetten. Klik op User Guide weergeven om
de gebruiksaanwijzing weer te geven. Om
PDF-bestanden weer te geven is Adobe Reader
vereist. Als tot nu toe nog geen versie van Adobe
Reader geïnstalleerd is, vindt u op de meegeleverde
driver-cd een kostenloze versie. Klik op Download
Driver om geactualiseerde drivers van de Hama-website te downloaden. Hier kunt u
controleren of er intussen voor het tot nu toe niet ondersteunde systeem drivers ontwikkeld zijn.
Selecteer Back om terug te keren naar de taalselectie.
Nadat Installeren geselecteerd is, wordt de InstallShield Wizard geladen. Dit kan onder
omstandigheden enkele seconden duren. Even wachten a.u.b. tot de InstallShield Wizard gestart
wordt!
Lees de licentieovereenkomst en klik op Yes als u hiermee akkoord gaat.
4
Alleen voor gebruikers van Windows XP
In het daarop volgende aanzicht wordt gevraagd of u voor de configuratie van de wireless
LAN-adapter het Hama-configuratieprogramma of het in Windows geïntegreerde
configuratieprogramma wilt gebruiken. Wij raden aan om het con guratieprogramma van
Hama te gebruiken.
Selecteer hiervoor Hama Wireless Utility en klik op Next.
Selecteer in het volgende aanzicht Configure for best WiFi compatibility en klik op Next.
Nu worden de vereiste gegevens geïnstalleerd. Sluit uw pc-kaart aan op een vrije PCMIA/
Cardbus-insteekplaats, zodra u daarom verzocht wordt door het installatieprogramma.
Beëindig de installatie door op Finish te klikken! Het is mogelijk dat het besturingssysteem
opnieuw gestart moet worden. Verder raden wij aan om onder deze besturingssystemen vanaf het
begin met een profiel te werken, d.w.z. de uitvoerige configuratie te gebruiken.
2. Het configuratieprogramma – Inleiding en bediening onder Windows 2000/XP
Open het configuratieprogramma van Hama! Klik hiervoor op Start ->Programma’s -> Hama wireless
LAN -> Hama wireless LAN Utility. Indien het programma reeds op de achtergrond gestart is, vindt u
het terug in de taaklijst rechtsonder op het beeldscherm:
Open de utility van hier uit door op het
omcirkelde symbool te dubbelklikken. De
Hama wireless LAN-utility start met het
volgende aanzicht, waarbij de waarden in
de kolommen van elkaar verschillen. In dit
aanzicht staan alle beschikbare draadloze
netwerken. Weergegeven worden de SSID
die voor de identificatie van WLAN-appara-
ten in het betreffende wireless LAN dient,
het MAC-adres van de router (BSSID), de
Signal Strength, het gebruikte Channel, het
gebruikte encryption algorithm evenals de
authentication en het Type of network. In het
onderste gedeelte van dit venster ziet u de
verbindingsstatus (Connected/Disconnected).
Met de knop Update kunt u nogmaals naar draadloze netwerken zoeken.
5
2.1 Snelle configuratie
Selecteer als eerste het gewenste netwerk door in de lijst op de betreffende regel klikken. Het
geselecteerde netwerk is nu blauw gemarkeerd in de lijst. Klik nu op de knop Connect.
U bent met het netwerk verbonden als het geselecteerde netwerk geen codering heeft en de
signaalsterkte hoog genoeg is. Dit herkent u aan het groene symbool en in het statusvenster wordt
Verbonden weergegeven.
Voor het geval dat het door u geselecteerde netwerk met een codering werkt, wordt een venster
weergegeven waarin de coderingsgegevens ingevoerd moeten worden. Deze moeten identiek zijn
aan de instellingen op de router of het accesspoint. Het authentication type en de encryption zijn
normaal gesproken, overeenkomstig het doelnetwerk, reeds geselecteerd. Voer vervolgens de code
in die exact moet overeenkomen met de gebruikte code van de router of het accesspoint.
Bevestig met OK als u uw waarden heeft ingevoerd.
Als u niet zelf over deze code beschikt, dient u contact op te nemen met de persoon die
verantwoordelijk is voor de configuratie van de router of het accesspoint.
Voor uitvoerige informatie over het instellen van de codering leest u verder op pagina 8 onder
Codering voor wireless LAN.
Als u de gegevens juist ingevoerd heeft, wordt ook in dit geval een groen symbool weergegeven in
het netwerkoverzicht als kenmerk van de succesvolle verbinding.
Ga naar het tabblad Status voor uitgebreide informatie over de tot stand gebrachte verbinding. Hier
staat informatie over de connection quality, Signal Strength of het Interference Level.
2.2 Uitvoerige configuratie
Voor de configuratie is het handig om een profiel aan te leggen. Met een profiel kunnen verschillende
instellingen voor een verbinding onder een bepaalde naam opgeslagen worden. Als u bijvoorbeeld
afwisselend met verschillende draadloze netwerken een verbinding tot stand wilt brengen, kunt u de
instellingen voor de netwerken in profielen opslaan waardoor snel een andere configuratie gekozen
kan worden.
2.2.1 Een nieuw profiel aanleggen
Om een profiel te maken heeft u de volgende informatie nodig:
SSID (netwerk-ID): dit is de netwerknaam van het gewenste net.
Encryption die in het doelnetwerk gebruikt wordt.
Networktype (soort netwerk): infrastructuur of ad-hoc.
6
Er zijn in principe twee mogelijkheden om een profiel aan te leggen:
Variant 1 : Ga naar het tabblad Profile en klik dan op Add!
of
Variant 2 : Ga naar het tabblad Site Survey! Daar worden alle beschikbare
netwerken in een lijst weergegeven. Markeer het gewenste netwerk en klik op
Add to profile!
Alleen voor verborgen netwerken:
Als het veld voor de SSID leeg is, is bij de router of het accesspoint ingesteld dat deze verborgen
moet worden. De SSID kan daarom niet automatisch overgenomen worden.
Daarna geeft het beeldscherm in beide
gevallen het volgende venster weer:
Het apparaat ondersteunt de netwerktypen
Infrastructuur en Ad-hoc.
Infrastructure: selecteer dit type als u met
dit wireless LAN-apparaat een verbinding
met een wireless LAN-router of acces-
spoint tot stand wilt brengen.
Ad-hoc: selecteer dit type als u zonder
wireless LAN-router of accesspoint een
directe verbinding tot stand wilt brengen
met een ander wireless LAN-clientap-
paraat, zoals een andere USB-stick of
een WLAN PCI-inbouwkaart. Voor dit type
verbindingen zijn twee WLAN-clientappa-
raten nodig.
2.2.1.1 Infrastructuurmodus
Geef eerst een naam aan uw profiel (profile name), bijvoorbeeld „PROF1“.
Als u variant 1 kiest om het nieuwe profiel te maken, moet nu de netwerk-ID (SSID) van het
doelnetwerk in het veld SSID ingevoerd worden. Deze staat in de wireless LAN-instellingen van uw
router resp. accesspoint of u kunt deze bij een bevoegde persoon opvragen. Als u voor variant 2
gekozen heeft, is de SSID al automatisch overgenomen uit het netwerkoverzicht.
Om het energieverbruik te reduceren, kan het apparaat in een Power Saving mode worden gebruikt.
Hierbij worden bepaalde functies uitgeschakeld resp. met een laag vermogen in werking gesteld,
indien deze niet volledig gebruikt worden. Selecteer „Coustantly awake mode“ als u voor de hele
gebruiksduur over het volledige vermogen wilt beschikken.
7
Selecteer onder netwerktype Infrastructure. Met deze modus kan een verbinding tot stand gebracht
worden met een wireless LAN-router of accesspoint. De instellingen voor TX Power, RTS-Threshold
en Fragment Threshold kunt u op de standaardwaarden laten staan.
Indien u in uw netwerk een codering gebruikt, gaat u naar het tabblad Authentication and Security en
zet u de configuratie voort onder Codering voor wireless LAN instellen.
Als u uw netwerk zonder codering gebruikt, neemt u uw instellingen over met OK!
Om het gemaakte profiel te activeren gaat u naar het tabblad Profiles, markeert u het profiel en klikt u
vervolgens op Activate.
2.2.1.2 Ad-hocmodus
Geef eerst een naam aan uw profiel (profile name), bijvoorbeeld „PROF1“. Als u variant 1 kiest om het
profiel te maken, moet nu de netwerk-ID (SSID) van het doelnetwerk in het veld SSID ingevoerd wor-
den. Deze vindt u in uw router resp. accesspoint onder de wireless LAN-instellingen of u kunt deze
bij een bevoegde persoon opvragen. Als u voor variant 2 gekozen heeft, is de SSID al automatisch
overgenomen uit het netwerkoverzicht.
Om het energieverbruik te reduceren, kan het apparaat in een power saving mode worden gebruikt.
Hierbij worden bepaalde functies uitgeschakeld resp. met een laag vermogen in werking gesteld,
indien deze niet volledig gebruikt worden. Selecteer „constantly awake mode“ als u voor de hele
gebruiksduur over het volledige vermogen wilt beschikken.
Selecteer onder netwerktype Ad-hoc. Met deze modus kan een verbinding tot stand gebracht
worden met andere wireless LAN-clientapparaten, zoals USB-sticks, PCI-kaarten of een CardBus.
De instellingen voor TX Power, Preamble, RTS-Threshold en Fragment Threshold kunt u op de
standaardwaarden laten staan. In de Ad-hoc WLAN-modus kan ingesteld worden welke standaard
gebruikt moet worden. Dit is afhankelijk van de andere gebruikte apparaten in uw netwerk. U kunt
kiezen tussen alleen 802.11b (11 Mbps): hierbij wordt uitsluitend volgens deze standaard gewerkt;
alleen 802.11g (54 Mbps): hierbij wordt uitsluitend volgens deze standaard gewerkt; of 802.11 b/g: in
dit geval worden beide standaards ondersteund. Als u er niet zeker van bent welke standaard door
uw apparaten ondersteund wordt, dient u de gecombineerde modus te gebruiken. Bovendien moet u
onder Channel het gebruikte wireless LAN-kanaal instellen. In Europa staan in de frequentieband 2,4
GHz dertien kanalen ter beschikking.
Indien in uw netwerk een codering gebruikt moet worden, gaat u naar het tabblad Authentication and
Security en zet u de configuratie voort onder Codering voor wireless LAN instellen.
8
Als u uw netwerk zonder codering gebruikt, neemt u uw instellingen over met OK!
Om het gemaakte profiel te activeren gaat u naar het tabblad Profiles, markeert u het profiel en klikt u
vervolgens op Activate.
2.2.2 Codering voor wireless LAN instellen
Het is belangrijk om eerst onderscheid te maken tussen enkele begrippen. Daarom een korte verkla-
ring van de belangrijkste, hier gebruikte begrippen:
Authenticatie: de authenticatie is een proces waarbij de identiteit, bijvoorbeeld van een persoon, aan
de hand van een bepaald kenmerk wordt vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld met een vingerafdruk, een
wachtwoord of een willekeurig ander bewijs van autorisatie.
Codering: de codering is een proces waarbij een „ongecodeerde tekst“ met behulp van een
coderingsproces (algoritme) in een „geheime tekst“ wordt omgezet. Hiervoor kunnen één of
meerdere codes gebruikt worden.
Bovendien moet vermeld worden dat elk afzonderlijk coderingsproces een of meerdere
mogelijkheden voor authenticatie biedt.
Ga nu naar het tabblad Authentication and
Security
In principe stelt dit apparaat de volgende
coderingstypen ter beschikking:
WEP-codering met 64 bit en 128 bit
WPA en WPA2-codering
Aanwijzing!!! De codering is
standaard gedeactiveerd. Om
veiligheidsredenen raden wij u
echter aan om altijd een
codering te gebruiken.
2.2.2.1 WEP-codering
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een standaard coderingsalgoritme voor WLAN. Het moet zowel
de toegang tot het net regelen als de integriteit van de data garanderen. Vanwege de verschillende
zwakke punten wordt dit proces als onveilig beschouwd.
9
Als u de WEP-codering wilt gebruiken,
selecteert u onder codering WEP! Met be-
trekking tot het authenticatietype staan bij
WEP twee mogelijkheden ter beschikking:
Selecteer Open als alle clients voor het
WLAN vrijgeschakeld moeten worden. Er
vindt vrijwel geen verdere authenticatie
meer plaats.
Selecteer Shared als u de authenticatie via
het proces challenge-response wilt. Hierbij
wordt de authenticatie uitgevoerd met een
geheime gedeelde code. Alle WLAN-deel-
nemers moeten deze code kennen.
Alle andere selectiemogelijkheden onder
het authenticatietype hebben bij WEP geen betekenis.
Nu heeft u de mogelijkheid om in de onderste helft van het venster vier codes op te slaan. De code
die gemarkeerd is, wordt steeds gebruikt.
Er worden twee coderingen ondersteund, met 64 bit en 128 bit. De codering met 128 bit biedt een
hogere veiligheid. Selecteer eerst of u het hex- (u kunt tekens van 0-9 en van a-f gebruiken) of
ASCII-tekenstelsel (elk willekeurig teken mag gebruikt worden) wilt gebruiken. Deze instelling en
de keuze tussen een codering met 64 of 128 bit bepalen de lengte van de in te voeren code.
WEP 64 bit ASCII vereist 5 tekens
WEP 64 bit HEX vereist 10 tekens
WEP 128 bit ASCII vereist 13 tekens
WEP 128 bit HEX vereist 26 tekens
Voorbeelden: 64 bit hex (10 tekens) = 231074a6ef
64 bit ASCII (5 tekens) = j31n!
128 bit hex (26 tekens) = 231074a6b9773ce43f91a5bef3
128 bit ASCII (13 tekens) = urlaub2006!+0
10
2.2.2.2 WPA/WPA2-codering
Wi-Fi Protected Access (WPA) is een coderingsmethode voor WLAN. WPA heeft de architectuur van
WEP, maar biedt bovendien bescherming door dynamische codes die op het Temporal Key Integrity
Protocol (TKIP) gebaseerd zijn. Daarnaast biedt het PSK’s (Pre-Shared-Key’s) of een EAP (Extensible
Authentication Protocol) voor de authenticatie van gebruikers. Hiervoor is echter een RADIUS-server
nodig. WPA2 is de verder ontwikkelde versie van WPA dat een ander coderingsalgoritme gebruikt, de
AES (Advanced Encryption Standard).
Met betrekking tot de authenticatie wordt bij WPA onderscheid gemaakt tussen pre-shared-key
en de authenticatie via speciale authenticatieprotocollen, waarbij het meestal gaat om varianten
van het EAP (Extensible Authentication Protocol). Voor de tweede authenticatiemethode, die privé
maar zelden gebruikt wordt, wordt een zogenoemde authenticatieserver (RADIUS-server) gebruikt.
De gegevens die u nodig heeft voor de configuratie van deze authenticatiemethode, krijgt u van uw
systeembeheerder.
De methode via de pre-shared-key daarentegen is gebruikelijker en biedt een grote mate van
veiligheid.
Als u de WPA-codering wilt gebruiken,
selecteert u onder het authenticatietype
WPA-PSK en onder codering TKIP!
Voer in het veld WPA Preshared Key nu
nog de gebruikte code in! De ingevoerde
code dient beslist identiek te zijn aan de
in het netwerk gebruikte code. Deze heeft
bij ASCII een lengte van minimaal acht en
maximaal 63 willekeurige tekens, waarbij
letters (A-Z), getallen en leestekens
toegestaan zijn. Bij HEX zijn dit 64 tekens,
waarbij uitsluitend tekens van 0-9 en a-f
gebruikt mogen worden. Als u deze code
niet heeft, vindt u deze in uw router/
accesspoint. Anders is deze verkrijgbaar
bij de persoon die verantwoordelijk is voor
deze apparaten. Neem de instellingen over
door op OK te klikken.
11
Als u de encryption wilt gebruiken,
selecteert u onder het authenticatietype
WPA2-PSK en onder codering AES!
Voer in het veld WPA Preshared Key nu
nog de gebruikte code in!
De ingevoerde code dient beslist identiek
te zijn aan de in het netwerk gebruikte
code. Deze heeft bij ASCII een lengte van
minimaal acht en maximaal 63 willekeurige
tekens, waarbij letters (A-Z), getallen en
leestekens toegestaan zijn. Bij HEX zijn
dit 64 tekens, waarbij uitsluitend tekens
van 0-9 en a-f gebruikt mogen worden.
Als u deze code niet heeft, vindt u deze
in uw router/accesspoint. Anders is deze
verkrijgbaar bij de persoon die
verantwoordelijk is voor deze apparaten.
Neem de instellingen over door op OK te klikken.
Om het gemaakte profiel te activeren gaat u naar het tabblad Profiles, markeert u het profiel en klikt u
vervolgens op Activate.
3. Installatie en configuratie onder Windows Vista
Sla voor de installatie alle geopende, bewerkte do-
cumenten op. Sluit daarna alle actieve programma‘s.
Plaats de meegeleverde cd-rom in het station.
Meestal start deze automatisch. Als het menu niet
automatisch gestart wordt, dubbelklikt u onder ‘Deze
computer’ op het symbool voor het cd-station. Na
het starten wordt het volgende venster weergege-
ven:
Selecteer de gewenste taal!
Aanwijzing: als na het plaatsen van de cd-rom het
venster „Automatische afspelen“ verschijnt, klikt
u hierin op „autorun.exe uitvoeren“.
12
Klik op „Install (Win Vista)”. De melding „Een oubekend
programma wiltoegang tot uw computer verkrijgen
verschijnt. Geef hier toestemming voor de toegang door
op „Toestaan” te klikken. Klik in het volgende venster
Welcome to the Installshield...” op -> Next. Daarna
gaat u verder met „Install” en verbindt u de WLAN-stick
met uw computer.
Wacht tot het venster „InstallShield Wizard completed
verschijnt en beëindig met Finish.
3.1 Bediening van het configuratieprogramma van Windows Vista
Klik met de linker muistoets op het symbool met de twee monitoren in de taaklijst.
Daarna kunnen verbindingen met bestaande WLAN-netwerken tot
stand gebracht worden.
Klik hiervoor op „Er zijn draadloze netwerken beschikbaar“.
Wacht ongeveer een minuut als deze optie er niet is. Als dit niet
helpt, moet gecontroleerd worden of de WLAN-router resp. het
accesspoint klaar is voor gebruik.
De gevonden netwerken worden nu weergegeven.
Selecteer het juiste netwerk en klik dan op „Verbinding maken“.
Aanwijzing voor verborgen netwerken: in dit geval wordt de naam
niet weergegeven. In plaats daarvan wordt het als „Netwerk zonder naam“ gekenmerkt. Vervolgens
wordt na het tot stand brengen van de verbinding naar de naam gevraagd.
Bij de volgende stap wordt u meestal verzocht
verzocht om de beveiligingscode voor het
netwerk in te voeren. Wij raden het af om de
netwerken ongecodeerd te gebruiken. Klik op
Verbinding maken“ om te bevestigen. Windows
brengt nu de verbinding met de gewenste WLAN
tot stand. Daarna kunt u het netwerk opslaan en
het de volgende keer automatisch starten. Zo
wordt de verbinding voortaan automatisch tot
stand gebracht. Beëindig de configuratie door
met de muis op „Sluiten“ te klikken.
13
3.2 Opbouw van een ad-hocnetwerk
Hiermee kunnen directe verbindingen tot stand gebracht worden met een ander wireless LAN-client-
apparaat, zoals een USB-stick of een WLAN PCI-inbouwkaart. Hiervoor is geen wireless LAN-router of
accesspoint nodig. Als een dergelijk netwerk reeds bestaat, kunt u hiermee een verbinding tot stand
brengen zoals hierboven beschreven. Als het opnieuw opgebouwd moet worden, zodat andere gebrui-
kers zich ermee kunnen verbinden, gaat u als volgt te werk:
Klik met de linker muistoets op het symbool met de twee monitoren in de taaklijst:
Klik daarna op „Verbinding met een netwerk maken”, „Een Verbinding of netwerk instellen” en vervol-
gens „Draadloos ad-hocnetwerk (computer-naar-computer) instellen“. Bevestig dan met -> Volgende
-> Volgende.
In het volgende venster moeten gegevens
over de netwerknaam en het beveiligingstype
ingevoerd worden. Er verschijnt informatie hi-
erover als u met de cursor over het betreffende
veld beweegt. Aanvullende aanwijzingen bij
netwerknamen en WPA2-beveiligingscodes:
U kunt hier alleen de letters van A-Z en cijfers
van 0-9 gebruiken.
Bevestig de gegevens met -> Volgende ->
Sluiten.
4. Configuratie van besturingssysteem en computer (Windows)
Nadat het netwerkapparaat met succes geïnstalleerd is, moet onder andere nog een te gebruiken
protocol geïnstalleerd resp. geconfigureerd worden. Via dit protocol wisselen de computers van een
netwerk data uit. Meestal wordt wordt TCP/IP gebruikt. Hierbij moet aan elke computer een eigen
adres gegeven worden. Het automatisch verstrekken van een adres is alleen betrouwbaar als in het
netwerk een DHCP-server aanwezig is, bijvoorbeeld een router of accesspoint. Als u de beschikking
heeft over een dergelijk apparaat met DHCP-functie, dient u de instelling op Automatisch verkrijgen
te laten staan.
Om de instellingen op uw pc te controleren, gaat u als volgt te werk:
Start -> Instellingen -> Configuratie -> Netwerkverbindingen
14
Selecteer hier de verbinding (netwerkadapter)
via welke uw pc met de router verbonden is,
bijvoorbeeld
„LAN-verbinding“. Na een klik met de rechter
muisknop
op de betreffende verbinding ziet u onder Eigen-
schappen de volgende afbeelding.
Markeer het item Internetprotocol (TCP/IP) in de
lijst en klik vervolgens op Eigenschappen.
Selecteer IP-adres automatisch verkrijgen en
DNS-serveradres automatisch verkrijgen, indien
zich een DHCP-server in uw netwerk bevindt!
Bevestig vervolgens met OK, in het volgende
venster klikt u eveneens op OK!
Uw pc is nu zo geconfigureerd dat deze zijn
IP-adres automatisch van de router krijgt.
Indien u niet over een apparaat met geïnte-
greerde DHCP-server beschikt, moet u de
IP-adressen handmatig verstrekken. Het na-
volgende voorbeeld beschrijft de basisinstelling
via handmatige
verstrekking van het adres. Voor lokale netwer-
ken zijn hiervoor speciale adresbereiken, die niet
worden doorgestuurd op internet.
Een bereik dat u voor uw netwerk kunt gebruiken
is bijv. 192.168.1.1 tot 192.168.1.254. De eerste pc
ontvangt dan het adres 192.168.1.1, de tweede
192.168.1.2, de derde 192.168.1.3 etc.
15
Selecteer Volgend IP-adres gebruiken en voer uw IP-adres volgens het voorgeschreven model in.
Eerste pc = IP-adres 192.168.1.1 subnetmasker 255.255.255.0
Tweede pc = IP-adres 192.168.1.2 subnetmasker 255.255.255.0
Bevestig de ingevoerde gegevens met OK!
5. Deïnstallatie van driver en configuratieprogramma onder Windows
Selecteer Start => Instellingen => Configuratie => Software
Selecteer Hama wireless LAN-adapter en klik op Remove! Beantwoord de daarop volgende vraag
door op Remove completely te klikken.
Verwijder het apparaat van uw computer, nadat u daartoe verzocht wordt. Klik vervolgens op OK.
Het programma is hiermee van uw computer verwijderd.
Na de deïnstallatie is het mogelijk dat het systeem opnieuw gestart moet worden. Sla alle geopende
documenten op en sluit alle programma’s voordat u de pc opnieuw start.
6. Installatie van driver en configuratieprogramma onder MAC OS X
Sla voor de installatie alle geopende, bewerkte documenten op. Sluit daarna alle actieve
programma‘s. Zorg er tevens voor dat u de beheerdersrechten bezit om de driver correct te kunnen
installeren.
Sluit het apparaat aan op een vrije PCMCIA/Cardbus-insteekplaats. Start vervolgens uw
Apple-computer. Zodra het besturingssysteem volledig geladen is, plaatst u de meegeleverde driver-
cd-rom in uw station. Daarop verschijnt een icoon met de cd-rom op uw desktop. Dubbelklik op het
icoon en selecteer de directory MAC-driver in het Finder-venster. Daar ligt het voor de installatie be-
nodigde DMG-bestand. Dubbelklik op het DMG-bestand om het image te activeren. Nadat het image
geactiveerd is, selecteert u de juiste directory voor uw geïnstalleerde MAC OS X-versie en
dubbelklikt u vervolgens op het overeenkomstige PKG-bestand. De installatie wordt nu gestart.
Selecteer de harde schijf waarop u de driver en het configuratieprogramma wilt installeren. Daarna
moet het systeem opnieuw gestart worden.
7. Configuratie van besturingssysteem en computer onder MAC OS X
Nadat de driver geïnstalleerd is, moet u de netwerkomgeving op basis van de nieuwe situatie
configureren. Ga hiervoor als volgt te werk.
16
Klik op het Apple-symbool in de bovenste
menubalk en selecteer het menupunt Net-
werkomgeving. Selecteer het menupunt
Systeemvoorkeuren
„Netwerk“... Nu wordt het volgende
venster geopend.
Bevestig de aanwijzing met OK!
Aanwijzing: Als de hierboven afgebeelde melding niet wordt weergegeven, is het apparaat niet goed
herkend door uw PowerMac. Controleer of het apparaat juist verbonden is!
Nadat de Hama WLAN-adapter volgens de
voorschriften herkend is, wordt het
volgende venster geopend.
Selecteer onder het menupunt Netwer-
komgeving de optie Nieuwe omgeving...
Geef de nieuwe omgeving bijvoorbeeld de
naam WLAN en klik op de knop OK.
17
Selecteer in het netwerkvenster weer het
menupunt Netwerkomgeving en selecteer
de zojuist aangelegde Nieuwe omgeving,
in dit voorbeeld WLAN. Daarna selecteert
u in het netwerkvenster het menupunt
Weergeven en kiest u de optie Netwerk-
configuraties.
Aanwijzing: de selectie van de aansluitin-
gen kan afhankelijk van het MAC-model en
de uitrusting verschillen.
In dit geval verwijdert u de haakjes bij alle
aansluitingen behalve bij de aansluiting
Ethernet-aansluiting (en2). Klik vervolgens
op de knop Nu activeren/Nu toepassen.
Hiermee is de configuratie van het systeem
beëindigd.
8. Het configuratieprogramma – Inleiding en bediening onder Mac OS X
Aangezien het bij dit apparaat niet om een officieel Apple Airport-product
gaat, kunt u het in het systeem geïntegreerde Airport-programma niet
gebruiken. Om het apparaat te configureren moet u de meegeleverde utility
oproepen. Open de Finder en selecteer de harde schijf waarop u de driver
en de utility voorheen geïnstalleerd heeft. De utility wordt standaard in de
directory Programma’s geïnstalleerd. Dubbelklik nu op het icoon.
Dan verschijnt het volgende venster:
In dit aanzicht staan alle beschikbare draadloze
netwerken. Weergegeven worden de SSID, die
voor de identificatie van WLAN-apparaten
in het betreffende wireless LAN dient, het
MAC-adres van de router (BSSID), de signaalsterk-
te (Signal), het gebruikte kanaal (Channel), het
gebruikte coderingsalgoritme (Encryption), de
authenticatie (Authentification) en het netwerktype
(Network Type). In het onderste gedeelte van dit
venster ziet u de verbindingsstatus (Connected /
Disconnected). Met de knop RESCAN kunt u
nogmaals naar draadloze netwerken zoeken.
18
8.1 Snelle configuratie
Selecteer als eerste het gewenste WLAN door in de lijst op de betreffende regel klikken. Het
geselecteerde netwerk is nu blauw gemarkeerd in de lijst. Klik nu op de knop Connect.
U bent met het netwerk verbonden als het geselecteerde netwerk geen codering heeft en de
signaalsterkte hoog genoeg is. Dit herkent u aan het groene symbool en in het statusvenster wordt
Connect weergegeven.
Als u een codering geactiveerd heeft, wordt nu naar de code gevraagd. Voer de code in het
betreffende veld in.
Hier kunnen de vereiste gegevens voor de codering ingevoerd worden. Deze moeten identiek zijn
aan de instellingen op de router of het accesspoint. Het authentication type en encryption type zijn
normaal gesproken, overeenkomstig het doelnetwerk, reeds geselecteerd. Voer vervolgens de code
in die exact moet overeenkomen met de gebruikte code van de router of het accesspoint. Bevestig
met OK als u uw waarden heeft ingevoerd.
Als u niet zelf over deze code beschikt, dient u contact op te nemen met de persoon die
verantwoordelijk is voor de configuratie van de router of het accesspoint. Voor uitvoerige informatie
over het instellen van de codering leest u verder op pagina 20 onder Codering voor wireless LAN
instellen.
Ga naar het tabblad Link status voor uitgebreide informatie over de tot stand gebrachte
verbinding. Hier staat informatie over bijv. de verbindingskwaliteit (Link Quality) en signaalsterkte
(Signal Strength).
19
8.2 Uitvoerige configuratie
Voor de configuratie van is het handig om een profiles aan te leggen. Met een profiel kunnen
verschillende instellingen voor een verbinding onder een bepaalde naam opgeslagen worden. Als
u bijvoorbeeld afwisselend met verschillende draadloze netwerken een verbinding tot stand wilt
brengen, kunt u de instellingen voor de netwerken in profielen opslaan waardoor snel een andere
configuratie gekozen kan worden.
8.2.1 Een nieuw profiel aanleggen
Om een profiel (Profile) te maken heeft u de volgende informatie nodig:
SSID (netwerk-ID): dit is de netwerknaam van het gewenste net.
Encryption Type: codering die in het doelnetwerk gebruikt wordt.
Netwerktype (Network Type): infrastructuur of ad-hoc.
Open de wireless utility. U heeft de mogelijkheid om via het tabblad Netwerkoverzicht (Site Survey)
het gewenste netwerk te selecteren en dan met de knop ADD PROFILE de dialoog te starten, of u gaat
naar het tabblad Profielen en start de dialoog daar door de knop ADD te bevestigen.
Geef eerst een naam aan uw profiel (Profile Name).
Onder SSID kiest u uit de lijst met beschikbare
netwerken het netwerk, waarmee u een verbinding
tot stand wilt brengen.
Om het energieverbruik te reduceren, kan het
apparaat in een energiespaarmodus (Power Saving
Mode) worden gebruikt. Hierbij worden bepaalde
functies uitgeschakeld resp. met een laag vermogen
in werking gesteld, indien deze niet volledig gebruikt
worden. Selecteer CAM (Constantly Awake Mode)
als u voor de hele gebruiksduur over het volledige
vermogen wilt beschikken.
Met dit apparaat kunt u twee verschillende netwerktypen opbouwen.
Selecteer onder Network Type Infrastructure, indien u een verbinding met een router of accesspoint
tot stand wilt brengen. De instellingen voor TX Power, RTS Threshold en Fragment Threshold kunt u
op de standaardwaarden laten staan.
Als u zonder router of accesspoint een verbinding met een ander WLAN-clientapparaat wilt
opbouwen, selecteert u 802.11 Ad-hoc.
De instellingen voor TX Power, Channel, RTS Threshold en Fragment Threshold kunt u op de
standaardwaarden laten staan.
20
8.2.2 Codering voor wireless LAN instellen
Het is belangrijk om eerst onderscheid te maken tussen enkele begrippen. Daarom een korte
verklaring van de belangrijkste, hier gebruikte begrippen:
Authenticatie (Authentication): de authenticatie is een proces waarbij de identiteit, bijvoorbeeld van
een persoon, aan de hand van een bepaald kenmerk wordt vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld met een
vingerafdruk, een wachtwoord of een willekeurig ander bewijs van autorisatie.
Codering (Encryption): de codering is een proces waarbij een „ongecodeerde tekst“ met behulp van
een coderingsproces (algoritme) in een „geheime tekst“ wordt omgezet. Hiervoor kunnen één of
meerdere codes gebruikt worden. Bovendien moet vermeld worden dat elk afzonderlijk code-
ringsproces een of meerdere mogelijkheden voor authenticatie biedt.
Ga nu naar het tabblad Advanced.
In de wireless-modus kan ingesteld worden welke standaard gebruikt moet worden. Dit is afhankelijk
van de andere gebruikte apparaten in uw netwerk. U kunt kiezen tussen de modus 802.11 B only
(11 Mbps): hierbij wordt uitsluitend volgens deze standaard gewerkt; of de modus 802.11 B/G mixed
(tot max. 54 Mbps): hierbij worden beide standaards ondersteund. Als u er niet zeker van bent welke
standaard door uw apparaten wordt ondersteund, dient u de gecombineerde modus te gebruiken
(802.11 B/G mixed mode).
Alle andere instellingen dient u te selecteren zoals hieronder weergegeven.
Bevestig uw ingevoerde gegevens door op Apply
te klikken!
In principe stelt dit apparaat de volgende
coderingstypen ter beschikking:
WEP-codering met 64 bit en 128 bit,
WPA-codering.
Aanwijzing!!! De codering is
standaard gedeactiveerd. Om
veiligheidsredenen raden wij u
echter aan om altijd een
codering te gebruiken.
21
8.2.2.1 WEP-codering
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een standaard coderingsalgoritme voor WLAN. Het moet zowel
de toegang tot het net regelen als de integriteit van de data garanderen. Vanwege de verschillende
zwakke punten wordt dit proces als onveilig beschouwd.
Als u de WEP-codering wilt gebruiken, selecteert u
de volgende instellingen:
Met betrekking tot het authenticatietype
(Authentication Type) staan bij WEP twee
mogelijkheden ter beschikking:
Selecteer Open als alle clients voor het WLAN
vrijgeschakeld moeten worden. Er vindt vrijwel geen
verdere authenticatie meer plaats.
Selecteer Shared als u de authenticatie via het proces challenge-response wilt. Hierbij wordt de
authenticatie uitgevoerd met een geheime gedeelde code. Alle WLAN-deelnemers moeten deze code
kennen.
Alle andere selectiemogelijkheden onder Authentication Type hebben bij WEP geen betekenis.
Nu heeft u de mogelijkheid om in de onderste helft van het venster vier codes op te slaan. De code
die gemarkeerd is, wordt steeds gebruikt.
Er worden twee coderingen ondersteund, met 64 bit en 128 bit. De codering met 128 bit biedt een
hogere veiligheid. Selecteer eerst of u het hexadecimale (u kunt tekens van 0-9 en van a-f gebruiken)
of ASCII-tekenstelsel (elk willekeurig teken mag gebruikt worden) wilt gebruiken. Deze instelling en
de keuze tussen een codering met 64 of 128 bit bepalen de lengte van de in te voeren code.
WEP 64 bit ASCII vereist 5 tekens
WEP 64 bit hexadecimaal vereist 10 tekens
WEP 128 bit ASCII vereist 13 tekens
WEP 128 bit hexadecimaal vereist 26 tekens
Voorbeelden: 64 bit hexadecimaal (10 tekens) = 231074a6ef
64 bit ASCII (5 tekens) = j31n!
128 bit hexadecimaal (26 tekens) = 231074a6b9773ce43f91a5bef3
128 bit ASCII (13 tekens) = urlaub2006!+0
22
8.2.2.2 WPA-codering
Wi-Fi Protected Access (WPA) is een coderingsmethode voor WLAN. WPA heeft de architectuur van
WEP, maar biedt bovendien bescherming door dynamische codes die op het Temporal Key Integrity
Protocol (TKIP) gebaseerd zijn. Daarnaast biedt het PSK’s (Pre-Shared-Key’s) of een EAP (Extensible
Authentication Protocol) voor de authenticatie van gebruikers. Hiervoor is echter een RADIUS-server
nodig.
Met betrekking tot de authenticatie wordt bij WPA onderscheid gemaakt tussen pre-shared-key’s
en de authenticatie via speciale authenticatieprotocollen, waarbij het meestal gaat om varianten
van het EAP (Extensible Authentication Protocol). Voor de tweede authenticatiemethode, die privé
maar zelden gebruikt wordt, wordt een zogenoemde authenticatieserver (RADIUS-server) gebruikt.
De gegevens die u nodig heeft voor de configuratie van deze authenticatiemethode, krijgt u van uw
systeembeheerder.
De methode via de pre-shared-key daarentegen is
gebruikelijker en biedt een grote mate van veiligheid.
Als u de WPA-codering wilt gebruiken, selecteert u
onder het Authentication Type WPA-PSK en onder
Encryption Type TKIP of AES!
Voer in het veld WPA Pre-Shared Key nu nog de
gebruikte code in!
De ingevoerde code dient beslist identiek te zijn aan de in het netwerk gebruikte code. Deze heeft
bij ASCII een lengte van minimaal acht en maximaal 63 willekeurige tekens, waarbij letters (A-Z),
getallen en leestekens zijn toegestaan. Bij HEX zijn dit 64 tekens, waarbij uitsluitend tekens van 0-9 en
a-f gebruikt mogen worden. Als u deze code niet heeft, vindt u deze in uw router/accesspoint. Anders
is deze verkrijgbaar bij de persoon die verantwoordelijk is voor deze apparaten. Neem de instellingen
over door op OK te klikken.
23
9. Support- en contactinformatie
Bij defecte producten:
Neem bij klachten over het product contact op met uw verkoper of met de afdeling Productadvies
van Hama.
Internet/World Wide Web
Productondersteuning, nieuwe drivers of productinformatie is verkrijgbaar onder www.hama.com
Support Hotline – Hama productadvies:
Tel. +49 (0) 9091 / 502-115
Fax +49 (0) 9091 / 502-272
Opmerking:
Dit product mag uitsluitend in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Engeland, Frankrijk, België, Italië,
Spanje, Nederland, Denemarken, Hongarije, Polen, Zweden, Portugal, Luxemburg, Ierland,
Griekenland, Tsjechië, Slowakije en Finland gebruikt worden.
De verklaring van overeenstemming conform de R&TTE-richtlijn 99/5/EG vindt u onder
www.hama.com
!
e
24
25
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26

Hama 00062767 de handleiding

Type
de handleiding