8
4. Confi guratie van besturingssysteem en computer
(Windows)
Nadat het netwerkapparaat met succes geïnstalleerd
is, moet onder andere nog een te gebruiken protocol
geïnstalleerd resp. geconfi gureerd worden. Via dit
protocol wisselen de computers van een netwerk data
uit. Meestal wordt wordt TCP/IP gebruikt. Hierbij moet
aan elke computer een eigen adres gegeven worden.
Het automatisch verstrekken van een adres is alleen
betrouwbaar als in het netwerk een DHCP-server
aanwezig is, bijvoorbeeld een router of accesspoint.
Als u de beschikking heeft over een dergelijk apparaat
met DHCP-functie, dient u de instelling op Automatisch
verkrijgen te laten staan.
Om de instellingen op uw pc te controleren, gaat u als
volgt te werk:
Start -> Instellingen -> Confi guratie ->
Netwerkverbindingen
Selecteer hier de verbinding (netwerkadapter) via welke uw pc met de router verbonden is, bijvoorbeeld
„LAN-verbinding“. Na een klik met de rechter muisknop op de betreffende verbinding ziet u onder
Eigenschappen de volgende afbeelding.
Markeer het item Internetprotocol (TCP/IP) in de lijst en klik vervolgens op Eigenschappen.
Selecteer IP-adres automatisch verkrijgen
en DNS-serveradres automatisch verkrijgen,
indien zich een DHCP-server in uw netwerk
bevindt! Bevestig vervolgens met OK, in het
volgende venster klikt u eveneens op OK!
Uw pc is nu zo geconfi gureerd dat deze zijn IP-
adres automatisch van de router krijgt.
Indien u niet over een apparaat met
geïntegreerde DHCP-server beschikt, moet
u de IP-adressen handmatig verstrekken.
Het navolgende voorbeeld beschrijft de
basisinstelling via handmatige verstrekking van
het adres. Voor lokale netwerken zijn hiervoor
speciale adresbereiken, die niet worden
doorgestuurd op internet.
Een bereik dat u voor uw netwerk kunt
gebruiken is bijv. 192.168.1.1 tot 192.168.1.254.
De eerste pc ontvangt dan het adres
192.168.1.1, de tweede 192.168.1.2, de derde
192.168.1.3 etc.