Dell XPS 420 de handleiding

Type
de handleiding
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
Informatie vinden
Uw computer instellen en gebruiken
De computer optimaliseren voor een betere prestatie
Problemen oplossen
Onderdelen verwijderen en installeren
Bijlage
Woordenlijst
Opmerkingen, kennisgevingen en waarschuwingen
AlsueenDell™computeruitden-serie hebt aangeschaft, zijn de verwijzingen naar de Microsoft
®
Windows
®
besturingssystemen in dit document niet van
toepassing.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
©2007DellInc.Allerechtenvoorbehouden.
Verveelvoudiging in welke vorm dan ook zonder de schriftelijke toestemming van Dell Inc. is strikt verboden.
Merken in dit document: Dell, het DELL-logo, XPS, Dell TravelLite, de Dell Xcelerator, en StrikeZone zijn merken van Dell Inc.; Intel, Pentium, Intel Core 2 Extreme, Intel Core 2 Duo, Intel
Core 2 Quad, Intel SpeedStep en Intel ViiV zijn merken of gedeponeerde merken van Intel Corporation; Microsoft, Windows, Windows Vista, Outlook, SideShow, en de Windows Vista
Start-knop zijn merken of gedeponeerde merken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen; Blu-ray Disc is een merk van de Blu-ray Disc Association;
Bluetooth is een gedeponeerd merk dat het eigendom is van Bluetooth SIG, Inc. en door Dell op basis van een licentieovereenkomst wordt gebruikt.
Andere merken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden met betrekking tot de merken en namen of ter
aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere merken of handelsnamen dan haar eigen merken en
handelsnamen.
Model DC01L
Juli2007P/NXK379Rev.A00
OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer.
KENNISGEVING: Een KENNISGEVING wijst op het risico van beschadiging van de hardware of gegevensverlies aan en geeft aan hoe u dergelijke
problemen kunt voorkomen.
LET OP: Een WAARSCHUWING duidt het risico aan van schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden.
Terug naar inhoudsopgave
Bijlage
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
Specificaties
Specificaties
Systeemsetupprogramma
Vergeten wachtwoorden wissen
De CMOS-instellingen wissen
De computer reinigen
FCC-kennisgevingen (alleen V.S)
Hulp verkrijgen
Problemen met uw bestelling
Productinformatie
Items retourneren voor reparatie of restitutie op basis van de garantievoorwaarden
Voordat u belt
Contact opnemen met Dell
Processor
Intel®Core™2Duo
Intel®Core™2Extreme(dualcore-processor)
Intel®Core™2Quad(quadcore-processor)
Intel®Core™2Duo- 2 MB of 4 MB
Intel®Core™2Extreme- 4 MB of 8 MB
Intel®Core™2Quad- 8 MB
Geheugen
dual channel 667 en 800-MHz DDR2
vier
512 MB, 1 GB en 2 GB
1 GB
8 GB
OPMERKING: Zie Geheugen met 8 GB-configuraties
aanspreken voor het raadplegen van de hoeveelheid
geheugen die voor het besturingssysteem
beschikbaaris.Erzalslechts8GBaan
geheugencapaciteit beschikbaar zijn als u een
besturingssysteem hebt besteld dat 64-bits
technologie ondersteunt.
Computergegevens
Intel®X38 Express-chipset/ ICH9R
vijf
24
8 Mb
667/800 MHz
Ingebouwde Gigabit Ethernet 10/100/1000-
verbinding
800/1066/1333MHz(afhankelijkvandeprocessor)
Grafische kaart
PCI Express Gen2 x16
Geluidskaart
HDA 7.1-kanaal
Uitbreidingsbus
PCI Express x1, x8, en x16
PCI 32-bits (PCI-specificatie 2.3)
PCI
drie
124pins
32bits,versie2.3
33 MHz
PCI Express
eenx1
36 pins
1PCIExpress-laan
1GB/s
PCI Express
éénx16
164 pins
16 PCI Express-lanen
16 GB/s
PCI Express
een x8-aansluiting (elektrotechnisch geconfigureerd
voor een x4-kaart)
98 pins
8 PCI Express-lanen
2 GB/s
Stations
SeriëleATA-schijf, diskettestation,
geheugenapparaten, Blu-ray™-station, dvd-station,
dvd-rw-station, cd-rw/dvd (combo)-station,
mediakaartlezer en Xcelerator (optioneel).
twee 3,5 inch flexbays
twee compartimenten voor 5,25 inch-stations
twee compartimenten voor 5,25 inch-stations
twee 3,5 schijfcompartimenten
Aansluitingen
Externe aansluitingen:
6pinsseriëleaansluitingenophetvoor- en
achterpaneel
RJ45-aansluiting
twee aansluitingen op voorpaneel en zes USB-
aansluitingen op achterpaneel
één
zeven audio-aansluitingen op het achterpaneel voor
line-in, line-out, surround, side surround,
center/subwoofer Low Frequency Effects (LFE)-kanaal
en S/PDIF (optisch en RCA); twee aansluitingen op
het voorpaneel voor koptelefoons/microfoon
Aansluitingen op het moederbord:
vijf 7 pins aansluitingen
USB-header met 2 poorten
USB-header met 1 poort
USB-LCD-header van Dell
twee 5-pins aansluitingen
drie 124-pins aansluitingen
36-pins aansluiting
164-pins aansluiting
98-pins aansluiting
Bedieningsoptiesenlampjes
drukknop
blauw lampje Een knipperend blauw lampje duidt
op een slaapstand; een aanhoudend blauw lampje
duidt op een. normale werkstand.
oranje lampje Een knipperend oranje lampje duidt
opeenprobleemmeteengeïnstalleerdapparaat;
een aanhoudend oranje lampje duidt op een
probleem met de interne stroomvoorziening.
blauw lampje Een knipperend blauw lampje duidt
op activiteit van de vaste schijf.
Een aanhoudend blauw lampje duidt op een
netwerkverbinding.
groen lampje Er is sprake van een succesvolle
verbindingtusseneen10Mbps-netwerk en de
computer.
oranje lampje Er is sprake van een succesvolle
verbindingtusseneen100Mbps-netwerk en de
computer.
geel lampje Er is sprake van een goede verbinding
tusseneen1GB(1.000Mbps)-netwerk en de
computer.
uit (geen lichtje) De computer detecteert geen
fysieke verbinding met het netwerk.
Een geel knipperend lampje duidt op
netwerkactiviteit. Als er geen netwerkactiviteit is, zal
het lampje zijn gedoofd
vier blauwe lampjes op het bovenste montagekader
(zie Controlelampjes)
AUX_PWR_LED op het moederbord
Stroom
LET OP: Om brand, een elektrische schok of
lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor
zorgen dat stopcontacten, stekkerdozen en andere
stroomvoorzieningen niet overbelast worden. De
totalehoeveelheidverbruikteampèrestroomvan
alle producten die op een stopcontact, stekkerdoos
of andere stroomvoorziening zijn aangesloten, mag
nietmeerbedragendan80procentvanhet
netstroomcircuit.
375 W of
425 W
115 V tot 230 V
3-V CR2032 lithium knoopcel
Systeemsetupprogramma
Overzicht
Het systeemsetupprogramma kunt u voor de volgende doeleinden gebruiken:
l Om de systeemconfiguratieinformatie te wijzigen nadat u hardware hebt toegevoegd, gewijzigd of verwijderd
l Om een door gebruikers instelbare optie zoals het gebruikerswachtwoord in te stellen of wijzigen
l Omdehuidigehoeveelheidgeheugenteraadplegenofhettypevandegeïnstalleerdevasteschijfintestellen
Voordat u gebruikmaakt van het systeemsetupprogramma, wordt u aangeraden om de informatie in het scherm van het systeemsetupprogramma te noteren
voor toekomstige naslag.
Het systeemsetupprogramma openen
1. Start of herstart de computer.
2. Druk zodra het DELL-logo verschijnt op <F2>.
Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft®Windows®verschijnt.
Zet vervolgens de computer uit en probeer het opnieuw.
Systeemsetup-schermen
In het systeemsetupscherm worden huidige of veranderbare configuratiegegevens weergegeven voor uw computer. De informatie op het scherm is in drie
gebieden onderverdeeld: De lijst met opties, het veld met actieve opties en toetsenfuncties.
Fysieke afmetingen
45,03 cm
187 cm
450 cm
12,7 kg
Omgevingsparameters
Temperatuur:
10°tot35°C(50°tot95°F)
40°tot65°C(40°tot149°F)
20% tot 80% (niet-condenserend)
Schoktolerantie
0,25 G bij 3 tot 200 Hz bij 0,5 octaaf/min
0,5 G tot 3 bij 200 Hz op 1 octaaf/min
Maximumimpact:
lage halve sinuspuls met een wijziging van de
snelheidvan20inchperseconde(50,8cm/sec.)
gestroomlijnd blokgolfsignaal van 27G met een
wijzigingvandesnelheidvan200inch/sec
(508cm/sec)
Hoogte:
-15,2tot3.048m
-15,2tot10.668m
KENNISGEVING: U mag de instellingen van het systeemsetupprogramma alleen wijzigen als u een ervaren computergebruiker bent. Bepaalde
wijzigingen kunnen ertoe leiden dat uw computer niet langer naar behoren functioneert.
OPMERKING: Als een toets gedurende lange tijd wordt ingedrukt, kan dit leiden tot een storing van het toetsenbord. Om een storing van het
toetsenbord te voorkomen, moet u in gelijkmatige intervallen op <F2> drukken totdat het hoofdmenu van het systeemsetupprogramma verschijnt.
Option Field (Optieveld) Dit veld wordt
Opties van het systeemsetupprogramma
weergegeven aan de rechterzijde van het
systeemsetupprogramma en bevat informatie over
elke optie in de optielijst. In dit veld kunt u gegevens
over uw computer raadplegen en de huidige
instellingen wijzigen.
Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-
rechtstoets om een optie te markeren. Druk op
<Enter> om de selectie te activeren en naar de
optielijst terug te keren.
OPMERKING: Niet alle instellingen in het optieveld
kunnen gewijzigd worden.
Key Functions (Toetsenfuncties) Dit veld wordt
onder het optieveld weergegeven en biedt een
overzicht van toetsen en hun functies binnen het
actieve veld van het systeemsetupprogramma.
OPMERKING: Afhankelijkvanuwcomputerendedaaropgeïnstalleerdeapparatenwordendeitemsinditgedeeltemogelijknietweergegevenofniet
op exact dezelfde wijze als hier vermeld.
System (Systeem)
Geeft een overzicht van systeeminformatie, zoals de
computernaam, het versienummer en de datum van
de BIOS, het servicelabel, de code voor express-
service, de inventaristag en andere
systeemspecifieke gegevens.
Identificeert het processortype, de kloksnelheid, de
L2-cache, L3-cache, ID en geeft aan of de processor
al dan niet ondersteuning voor multiple core-
technologie, hyperthreading en 64-bits technologie
biedt.
Identificeert het geheugentype, de
geheugensnelheid en de kanaalmodus (dual of
single) voor elke DIMM-sleuf.
Geeft een overzicht van typen uitbreidingskaarten
per sleuf.
Vermeldt de huidige datum- en tijdsinstellingen.
De computer probeert op te starten op basis van de
apparaatvolgorde die in deze lijst is opgegeven.
OPMERKING: Als u een opstartbron installeert en de
computer opnieuw start, zal deze optie in het menu
van het systeemsetupprogramma beschikbaar zijn.
Als u de computer bijvoorbeeld vanaf een USB-
geheugenapparaat wilt laten opstarten, selecteert u
het USB-apparaat en verplaatst u deze bovenin de
lijst met opstartbronnen.
Drives (Stations)
Hiermee activeert en deactiveert u het
diskettestation dat is aangesloten op de DSKT-
aansluiting op het moederbord en stelt u
leespermissies voor het station in.
l Off (Uit) Alle diskettestations zijn
gedeactiveerd.
l USB Alle USB-diskettestations zijn
geactiveerd.
l Internal (Intern) Het ingebouwde
diskettestation is geactiveerd.
l Read Only (Alleen lezen) Het ingebouwde
diskettestation is geactiveerd en biedt alleen-
lezen-toegang.
OPMERKING: Besturingssystemen die ondersteuning
voor USB bieden, zullen de USB-diskettestations
ongeacht deze instelling herkennen.
Activeert of deactiveert stations die aangesloten zijn
op de SATA-aansluitingen op het moederbord.
l Off (Uit) Een apparaat dat op de interface is
aangesloten is niet bruikbaar.
l On (Aan) Een apparaat dat op de interface
is aangesloten is bruikbaar.
l RAID On (RAID aan) - Een apparaat dat op de
interface is aangesloten is geconfigureerd voor
RAID (zie Meer over uw RAID-configuratie).
Deze optie bepaalt of fouten op interne vaste
schijven worden gerapporteerd tijdens het opstarten
van de computer.
l Off (Uit) Er worden geen fouten
gerapporteerd.
l On (Aan) Alle fouten worden gerapporteerd.
Onboard Devices (Ingebouwde apparaten)
Activeert of deactiveert de ingebouwde
netwerkinterface-controller (NIC).
l Off (Uit) De ingebouwde NIC is
gedeactiveerd.
l On (Aan) De ingebouwde NIC is
geactiveerd.
l On w/ PXE (Aan met PXE) De ingebouwde
NIC is geactiveerd (en PXE is geactiveerd).
OPMERKING: PXE is alleen benodigd als u opstart
naar een besturingssysteem dat zich op een andere
computer bevindt. Als er geen opstartprocedure
beschikbaar is voor de computer op afstand, zal de
computer proberen om op te starten vanaf de
volgende bron die in de opstartlijst is weergegeven.
Activeert of deactiveert de ingebouwde
audiocontroller.
l Off (Uit) De ingebouwde audio is
gedeactiveerd.
l On (Aan) De ingebouwde audio is
geactiveerd.
Activeert of deactiveert de interne USB-controller.
Deze optie is standaard ingesteld op On (Aan) zodat
USB-apparaten worden herkend en ondersteund
door het besturingsyssteem.
l Off (Uit) De USB-controller is gedeactiveerd.
l On (Aan) De USB-controller is
gedeactiveerd.
l No Boot (Niet opstarten) De USB-controller
is gedeactiveerd, maar de BIOS zal geen USB-
opslagapparaten herkennen.
OPMERKING: Besturingssystemen die ondersteuning
voor USB bieden zullen USB-apparaten ondanks de
instelling No Boot (Niet opstarten) herkennen.
Activeert of deactiveert de ingebouwde IEEE 1394-
controller.
l Off (Uit) De 1394-controller is
gedeactiveerd.
l On (Aan) De 1394-controller is geactiveerd.
Activeert of deactiveert het MiniView Display
(MiniView-beeldscherm) op het bovenste
montagekader.
l Off (Uit) Het MiniView-beeldscherm is
gedeactiveerd.
l On (Aan) Het MiniView-beeldscherm is
geactiveerd.
OPMERKING: Indien het MiniView-beeldscherm is
ingesteld op On (Aan), zal het worden ingeschakeld
zodra de computer wordt aangezet.
Performance (Prestatie)
Dezeoptiegeeftaanofermeerdanéénprocessor-
cores zijn geactiveerd.
l Off (Uit) De ondersteuning voor meerdere
CPU-cores is gedeactiveerd.
l On (Aan) De ondersteuning voor meerdere
CPU-cores is geactiveerd.
OPMERKING: De prestatie van sommige
toepassingen kan verbeteren als er meerdere cores
zijn geactiveerd.
Geeft het type processor weer en de huidige BIOS-
instellingen voor de kloksnelheid, de processor-
multiplier, de front side bus (FSB)-klok en het
spanningsniveau van de CPU-core. Mogelijk zijn deze
opties ingesteld door toepassingen die de prestatie
verbeteren.Ookkunnendezeinstellingenvariëren
metdeoptiesvandoorugeïnstalleerde
prestatieverbeteringstoepassingen.
Voor computers die zijn uitgerust met Intel Extreme-
processors is het mogelijk om de volgende velden te
wijzigen via de BIOS-instellingen:
l Processor Clock Speed (Kloksnelheid
processor): Met deze optie kunt u de multiplier
van de processor wijzigen. Voor processors die
niet overgeklokt kunnen worden, geeft dit veld
de huidige instellingen weer. In dat geval
kunnen deze instellingen niet worden
gewijzigd.
l Performance Application Support
(Ondersteuning voor prestatietoepassingen):
Stelt softwaretoepassingen in staat om
belangrijke systeemparameters weer te geven
en te wijzigen voor een optimale
systeemprestatie. Deze toepassingen zijn niet
doorDellgeïnstalleerdenwordennietdoor
Dell ondersteund. De standaardoptie is Off
(Uit).
OPMERKING: Als u op <Alt><F> drukt, worden de
fabrieksinstellingen hersteld, inclusief de RAID-
instellingen.
Deze instelling bepaalt of Enhanced Intel
SpeedStep®-technologie is geactiveerd voor alle
ondersteunde processors binnen de computer.
l Off (Uit) Deactiveer Enhanced SpeedStep-
technologie
l On (Aan) Activeer Enhanced SpeedStep-
technologie
Bepaalt de stille modus van de vaste schijf.
l Bypass (Negeren) Niets doen (vereist voor
oudere schijven).
l Quiet (Stil) De vaste schijf werkt op een
lagere, maar minder geruisloze snelheid.
l Suggested (Aanbevolen) De fabrikant van
de vaste schijf mag de modus selecteren.
l Performance (Prestatie) De vaste schijf
werkt op een hogere, maar mogelijk
luidruchtigere snelheid.
OPMERKING: Als u overschakelt op de
prestatiemodus, is het mogelijk dat de vaste schijf
luidruchtiger wordt. Dit heeft echter geen invloed op
de schijfprestatie.
OPMERKING: Als u de geluidsinstellingen wijzigt, zal
het image van de vaste schijf niet worden gewijzigd.
Security (Beveiliging)
Deze instelling wordt gebruikt om ervoor te zorgen
dat ongemachtigde gebruikers geen
configuratieinstellingen in het
systeemsetupprogramma kunnen wijzigen.
Deze instelling wordt gebruikt om ervoor te zorgen
dat ongemachtigde gebruikers het
besturingssysteem niet kunnen opstarten.
Deze optie vergrendelt het veld voor het
systeemwachtwoord met het beheerderwachtwoord.
OPMERKING: Als het veld voor het
systeemwachtwoord is vergrendeld, is het niet langer
mogelijk om de wachtwoordbeveiliging te deactiveren
door tijdens het opstarten van de computer op
<Ctrl><Enter> te drukken.
Activeert of deactiveert de Execute Disable Memory
Protection-technologie.
l Off (Uit) De Execute Disable Memory
Protection-technologie is gedeactiveerd.
l On (Aan) De Execute Disable Memory
Protection-technologie is geactiveerd.
Power Management (Energiebeheer)
Met deze instelling kunt u aangeven hoe de computer
zich dient te gedragen wanneer de netstroom wordt
hersteld nadat deze is uitgevallen.
l Off (Uit) De computer blijft uit nadat de
netstroom is hersteld.
l On (Aan) De computer gaat aan wanneer
de netstroom wordt hersteld.
l Last (Laatste) De computer keert terug
naar de vorige stand nadat de netstroom is
hersteld.
Hiermee kunt u aangeven of/wanneer de computer
automatisch wordt ingeschakeld.
l Off (Uit) Maak geen gebruik van het Auto
Power Time (Tijdstip automatisch
inschakelen).
l Everyday (Elke dag) Zet de computer elke
dag aan op het tijdstip dat is ingesteld onder
Auto Power Time (Tijdstip automatisch
inschakelen).
l Weekdays (Werkdagen) Zet de computer
elke maandag tot en met vrijdag aan op het
tijdstip dat is ingesteld onder Auto Power
Time (Tijdstip automatisch inschakelen).
OPMERKING: Deze functie zal niet werken als u de
computer uitzet via een stekkerdoos of
stroomstootbeveiliging.
Hiermee geeft u de tijd aan wanneer de computer
automatisch wordt aangezet.
U kunt de tijd waarop de computer automatisch
wordt aangezet wijzigen door de waarden met
behulp van de pijltoetsen te wijzigen. Ook kunt u de
waarden in het overeenkomstige tijdsveld intypen.
OPMERKING: Deze functie zal niet werken als u de
computer uitzet via een stekkerdoos of
stroomstootbeveiliging.
Hiermee bepaalt u de mate waarin de computer
stroom bespaart wanneer deze zich in de
slaapmodus bevindt of is uitgezet.
l Off (Uit) Voeg meer functionaliteit toe.
l On (Aan) Bespaar meer stroom.
Met deze instelling bepaalt u de uitstelmodus voor
energiebeheer.
l S1 De computer kan sneller uit de
slaapmodus worden gewekt.
l S3 De computer bespaart meer stroom
wanneer deze niet wordt gebruikt (het
systeemgeheugen blijft actief).
Met deze functie kunt u de Intel®Viiv™Quick
Resume-technologie activeren of deactiveren.
De standaardoptie is Off (Uit).
Maintenance (Onderhoud)
Geeft het servicelabel van de computer weer.
Hiermee bepaalt u het SERR-
kennisgevingsmechanisme. Voor sommige grafische
kaarten is het nodig dat dit mechanisme wordt
gedeactiveerd.
l Off (Uit) Maak geen gebruik van het SERR-
kennisgevingsmechanisme.
l On (Aan) Gebruik het SERR-
kennisgevingsmechanisme.
Met deze instelling kunt u de fabrieksinstellingen van
de computer herstellen.
l Cancel (Annuleren) Herstel de
fabrieksinstellingen niet.
l Continue (Verder) Herstel de
fabrieksinstellingen.
Met deze functie geeft u het gebeurtenislogboek van
de computer weer.
l Mark all entries (Alle ingangen markeren)
Markeer alle ingangen in het
gebeurtenislogboek als gelezen (R).
l Clear log (Gebeurtenislogboek wissen) Wis
alle ingangen in het gebeurtenislogboek.
OPMERKING: Als een ingang in het
gebeurtenislogboek eenmaal is gemarkeerd als
gelezen (R), kan deze ingang niet meer worden
gemarkeerd als ongelezen (U).
POST Behavior (POST-gedrag)
Activeert of deactiveert de optie om het
opstartproces te versnellen door bepaalde
configuraties en tests over te slaan.
l Off (Uit) Sla geen stappen over tijdens het
opstartproces.
l On (Aan) Snel opstarten.
Activeert of deactiveert de numerieke en wiskundige
functies van het rechter toetsenblok.
l Off (Uit) De toetsen van het rechter
toetsenblok functioneren als pijltoetsen.
l On (Aan) De toetsen van het rechter
toetsenblok functioneren als getallen.
Hiermee geeft u aan welke functietoetsen op het
scherm verschijnen tijdens het opstarten van de
computer.
l Setup & Boot Menu Geef beide berichten
weer (F2=Setup en F12=Boot Menu).
l Setup (Instelling) Geef alleen het setup-
bericht weer (F2=Setup).
l Boot Menu Geef alleen het Quickboot-
bericht weer (F12=Boot Menu).
Opstartvolgorde
Met deze functie kunt u de volgorde aangeven waarin de BIOS naar apparaten zoekt wanneer deze naar een besturingssysteem zoekt.
Optie-instellingen
l Onboard or USB Floppy Drive (Ingebouwd of USB-diskettestation) De computer probeert om vanaf het diskettestation op te starten. Als er zich
geendisketteinhetstationbevindtofalsergeendiskettestationisgeïnstalleerd,zaldecomputerproberenomoptestartenvanafdevolgende
opstartbron in de lijst.
l Onboard SATA Hard Drive (Ingebouwde vaste SATA-schijf) De computer zal proberen om vanaf de primaire vaste schijf op te starten. Als de schijf
geen besturingssysteem bevat, zal de computer proberen om vanaf de volgende opstartbron op te starten.
l Onboard or USB CD-ROM Drive (Ingebouwd USB-station)— De computer zal proberen om vanaf het cd-station op te starten. Als er zich geen cd in
het station bevindt, of als de cd in het station geen besturingssysteem bevat, zal de computer proberen om vanaf de volgende opstartbron op te
starten.
l USB Device (USB-apparaat)— Sluit het geheugenapparaat aan op een USB-poort en start de computer opnieuw op. Als de tekst F12 = Boot Menu
rechts bovenin het scherm verschijnt, drukt u op <F12>. De BIOS zal het apparaat detecteren en de USB-optie aan het opstartmenu toevoegen.
De opstartvolgorde voor de huidige opstartsessie wijzigen
U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om de computer op te starten vanaf een USB-apparaat zoals een diskettestation, een geheugenstick of een cd-rw-
station.
1. Als u opstart vanaf een USB-apparaat, moet u het USB-apparaat aansluiten op een USB-aansluiting (zie Aanzicht voorzijde).
2. Start of herstart de computer.
3. Als rechts bovenin het scherm de tekst F2 = Setup, F12 = Boot Menu wordt weergegeven, drukt u op <F12>.
Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot u het bureaublad van Microsoft Windows, de computer
uitzetten (zie Voordat u begint) en het opnieuw proberen.
Het Boot Device Menu (Opstartbronmenu) zal verschijnen en alle beschikbare opstartbronnen vermelden. Elk apparaat wordt vergezeld van een getal.
4. Voer onderin het menu het getal in van het apparaat dat alleen voor de huidige opstartprocedure zal worden gebruikt.
Als u bijvoorbeeld vanaf een USB-stick opstart, markeert u USB Device en drukt u op <Enter>.
De opstartvolgorde wijzigen voor toekomstige opstartprocedures
1. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).
l None (Geen) Geen van beide berichten
wordt weergegeven.
Activeert of deactiveert de rapportage van fouten
met het toetsenbord wanneer de computer start.
l Report (Rapporteren) Geef alle
toetsenbordfouten weer.
l Do Not Report (Niet rapporteren) Geef
geen toetsenbordfouten weer.
KENNISGEVING: Als u instellingen voor de opstartprocedure wijzigt, moet u de nieuwe instellingen opslaan om te voorkomen dat de wijzigingen
verloren gaan.
OPMERKING: De computer probeert op te starten vanaf alle opstartbronnen. Als er geen opstartbron wordt gevonden, zal de volgende foutmelding
verschijnen: No boot device available (Geen opstartbron beschikbaar). Druk op de toets <F1> om nog een keer proberen om op te starten, of druk op
de toets <F2> om het systeemsetupprogramma te openen.
OPMERKING: Als er zich een niet-opstartbare diskette in het station bevindt, zal er een foutmelding op het scherm verschijnen. Volg de
aanwijzingen op het scherm om opnieuw proberen om de computer op te starten.
OPMERKING: Om de computer vanaf een USB-apparaat te starten, moet het apparaat opstartbaar zijn. Raadpleeg de documentatie die met het
apparaat werd geleverd om na te gaan of het opstartbaar is.
OPMERKING: Als u de computer opstart vanaf een USB-diskettestation, moet u eerst het diskettestation instellen op OFF (UIT) in het
systeemsetupprogramma (zie Opties van het systeemsetupprogramma).
OPMERKING: Om de computer vanaf een USB-apparaat te starten, moet het apparaat opstartbaar zijn. Raadpleeg de documentatie voor het
apparaat om na te gaan of het apparaat opstartbaar is.
2. Gebruik de pijltoetsen om de menuoptie Boot Sequence (Opstartvolgorde) te markeren en druk op <Enter> om het menu te openen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de lijst met apparaten te doorlopen.
4. Druk op de spatiebalk om een apparaat te activeren of deactiveren (geactiveerde apparaten zijn voorzien van een vinkje).
5. Druk op de plus (+)- of mintoets () om een geselecteerd apparaat naar boven of beneden in de lijst te verplaatsen.
Vergeten wachtwoorden wissen
1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Zoek naar de RTCRST_PSWD-jumper op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord), verwijder de jumperstekker (van pinnen drie en vier) en
leg deze opzij.
4. Sluit de computerkap.
5. Sluit het toetsenbord en de muis aan, sluit de stekker van de computer en monitor op het stopcontact aan en zet de computer en monitor vervolgens
aan.
6. Zet de computer uit nadat het bureaublad van Microsoft®Windows®verschijnt:
a. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af.
b. Sluit het besturingssysteem af:
¡ Klik in Windows Vista op Start , klik op de pijl linksonder in het menu Start (hieronder afgebeeld) en klik vervolgens op Afsluiten.
De computer schakelt uit nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten.
7. Koppel het toetsenbord en de muis los en verwijder de stekker van de computer en monitor uit het stopcontact.
8. Druk op de aan/uit-knop op de computer om het moederbord te aarden.
9. Open de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
OPMERKING: Noteer de huidige opstartvolgorde voor het geval u deze wilt herstellen.
LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids
zijn beschreven.
KENNISGEVING: Dit proces wist zowel de systeem- als setup-wachtwoorden.
OPMERKING: Controleer of de computer is uitgeschakeld en zich niet in een energiebeheermodus bevindt. Als u de computer niet kunt
uitschakelen via het besturingssysteem, moet u de aan/uit-knop gedurende 4 seconden ingedrukt houden.
10. Zoek naar pin drie en vier van de RTCRST_PSWD-jumper op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord) en sluit de stekker van de jumper
opnieuw aan om de wachtwoordfunctie te activeren.
11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
12. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
De CMOS-instellingen wissen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Zoek naar de RTCRST_PSWD-jumper op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
4. Verwijderdestekkervandewachtwoordjumper(aanwezigoppinnen3en4),sluitdestekkeropdepinnenvandeCMOS-jumperaan(pin1en2)en
wacht ongeveer 5 seconden.
5. Verwijder de jumperstekker van de RTCRST_PSWD-jumperensluitdestekkeropnieuwaanoppin3en4omdewachtwoordfunctieteactiveren.
6. Sluit de computerkap (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
7. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
De computer reinigen
Computer, toetsenbord en monitor
l Gebruik een spuitbus met gecomprimeerde lucht om stof tussen de toetsen van het toetsenbord weg te blazen.
KENNISGEVING: De stekker van de wachtwoordjumper moet opnieuw op de pinnen van de wachtwoordjumper worden aangesloten om de
wachtwoordfunctie te activeren.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit de kabel aan op het netwerkcontact en sluit deze vervolgens op
uw computer aan.
OPMERKING: In het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen) worden zowel het systeemwachtwoord als
beheerderwachtwoord als Not Set (Niet ingesteld) weergegeven. De wachtwoordfunctie is geactiveerd, maar er is nog geen wachtwoord toegekend.
LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids
zijn beschreven.
OPMERKING: Met behulp van deze procedure kunt u de systeemwachtwoorden en installatiewachtwoorden wissen en resetten.
KENNISGEVING: Om de wachtwoordfunctie te kunnen activeren, moet de stekker van de wachtwoordjumper opnieuw op de pinnen van de
wachtwoordjumper worden aangesloten.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit de kabel aan op het netwerkcontact en sluit deze vervolgens op
uw computer aan.
LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids
zijn beschreven.
LET OP: Voordat u de computer schoonmaakt, moet u de stekker van de computer uit het stopcontact halen. Gebruik geen vloeibare
reinigingsmiddelen of spuitbussen. Deze bevatten mogelijk ontvlambare stoffen.
OPMERKING: U wordt aangeraden om de doek te gebruiken die als accessoire bij de computer werd geleverd om de computer te reinigen zonder
krassen op het exterieur te maken.
KENNISGEVING: Poets het beeldscherm niet met zeep of een oplossing die alcohol bevat. Hierdoor kan de antischitteringscoating worden beschadigd.
KENNISGEVING: Voorkom schade aan de computer of het beeldscherm door geen reinigingsmiddel rechtstreeks op het beeldscherm te spuiten.
Gebruik alleen producten die specifiek zijn bestemd voor het reinigen van monitors en volg steeds de productaanwijzingen.
l Gebruik een schone, licht met water bevochtigde en zachte doek om uw beeldscherm schoon te maken. Gebruik indien mogelijk een speciale
beeldschermtissue of een oplossing die geschikt is voor de antistatische coating van de monitor.
l Wrijf het toetsenbord, de computer en het plastic frame van de monitor schoon met een zachte, met water bevochtigde doek.
Zorg ervoor dat de niet doordrenkt raakt en dat er geen water binnen de computer of het toetsenbord sijpelt.
Muis
Als de cursor op het scherm knippert of op een vreemde manier beweegt, moet u de muis reinigen. U kunt een niet-optische muis als volgt reinigen:
1. Draai de borgring aan de onderzijde van de muis tegen de klok in en verwijder de muisbal.
2. Wrijf de muisbal schoon met een zachte, niet-schurende doek.
3. Blaas voorzichtig in de balhouder om stof en pluizen te verwijderen.
4. Als de rollen binnen de balholte vuil zijn, moet u de rollen reinigen met een wattenstaafje dat licht met isopropylalcohol is bevochtigd.
5. Breng de rollen in de middelste positie aan als ze zijn verschoven. Controleer of er geen pluisjes van het wattenstaafje op de rollen zijn
achtergebleven.
6. Breng de bal en borgring opnieuw aan en draai de borgring met de klok mee totdat deze vastklikt.
Diskettestation
Maak het diskettestation schoon met een van de in de handel verkrijgbare schoonmaaksets. Deze schoonmaaksets bevatten voorbehandelde diskettes die
contaminanten verwijderen die zich tijdens een normale werking in het diskettestation ophopen.
Cd's en dvd's
Als er problemen optreden bij het afspelen van schijven, zoals het overslaan van en schijf, moet u de schijven proberen te reinigen.
1. Houd schijven altijd bij de rand vast. U kunt ook de binnenste rand van het gat in het midden aanraken.
2. Wrijf de onderzijde (de zijde zonder label) van de schijf schoon met een zachte, niet-schurende doek. Wrijf de schijf schoon in een rechte lijn van het
midden naar de buitenste rand van de schijf.
Probeer in het geval van hardnekkig vuil gebruik te maken van water of een oplossing van water en milde zeep. U kunt ook in de handel verkrijgbare
producten aanschaffen voor het reinigen van schijven die een bepaalde mate van bescherming bieden tegen stof, vingerafdrukken en krassen.
Reinigingsproducten voor cd's zijn ook geschikt om dvd's te reinigen.
FCC-kennisgevingen (alleen V.S)
De meeste computers van Dell zijn door de Federal Communications Commission (FCC) geclassificeerd als digitale apparaten van klasse B. Om vast te stellen
welke klasse op uw computer van toepassing is, moet u alle FCC-registratielabels aan de onderzijde, zijkant of het achterpaneel van de computer, op
kaartmontagebeugels en op de kaarten zelf raadplegen. Als een van de labels verwijst naar een apparaat van klasse A, wordt de gehele computer als een
digitaalapparaatvanklasseAwordenbeschouwd.Alsalle labels naar FCC-klasse B verwijzen op basis van een id-nummer of het FCC-logo, wordt uw
computer beschouwd als een digitaal apparaat van klasse B ( ).
Als u de FCC-classificatie voor uw computer hebt vastgesteld, dient u de overeenkomstige FCC-kennisgeving te lezen. Volgens de FCC-bepalingen bent u in
sommigegevallennietlangergerechtigdomdecomputertebedienenalsuwijzigingenofveranderingenaanbrengtdienietnadrukkelijkdoorDellInc.zijn
goedgekeurd.
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regelgeving. De werking moet voldoen aan de volgende twee voorwaarden:
1. Het apparaat mag geen schadelijke storing veroorzaken.
2. Het apparaat moet binnenkomende storing accepteren, inclusief storing die ongewenste effecten heeft.
KENNISGEVING: Reinig de koppen van het station niet met een wattenstaafje. De mogelijkheid bestaat dat u op deze manier de koppen verkeerd
uitlijnt, zodat het station niet meer werkt.
KENNISGEVING: Gebruik altijd perslucht om de lens van het optische station te reinigen en volg de instructies die bij het persluchtproduct worden
geleverd. Raak onder geen beding de lens in het station aan.
KENNISGEVING: Voorkom schade aan het oppervlak door niet met een cirkelbeweging rond de schijf te reinigen.
Klasse A
Op basis van tests is vastgesteld dat deze apparatuur voldoet aan de grenswaarden die voor een digitaal apparaat van klasse B zijn opgesteld conform deel
15 van de FCC-regelgeving. Deze grenswaarden zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing in een zakelijke omgeving.
Dezeapparatuurgenereert,gebruikt,enkanradiofrequentieuitzendenenkan,indiennietgeïnstalleerdengebruiktinovereenstemmingmetdeinstructies,
storing veroorzaken voor de ontvangst van radio- en tv-signalen. Als deze apparatuur binnen een woonomgeving wordt gebruikt, kan deze schadelijke
storing veroorzaken. In dat geval zult u de storing op eigen kosten moeten verhelpen.
Klasse B
Op basis van tests is vastgesteld dat deze apparatuur voldoet aan de grenswaarden die voor een digitaal apparaat van klasse B zijn opgesteld conform deel
15 van de FCC-regelgeving. Deze grenswaarden zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing in een woonomgeving. De
apparatuur genereert en gebruikt RF-energie (radiofrequentie) en kan deze energie uitstralen. De apparatuur kan storing met radiocommunicatiediensten
veroorzakenwanneerdezenietwordtgeïnstalleerdofgebruiktvolgensdeinstallatiehandleidingvandefabrikant.Erwordtechternietgegarandeerddateen
bepaalde installatie geen storing veroorzaakt. Als deze apparatuur interfereert met de radio- of televisieontvangst (hetgeen u kunt bepalen door de
apparatuur uit en in te schakelen), kunt u het beste proberen om de storing te verhelpen door een of meer van de volgende maatregelen te treffen:
l Richt de ontvangstantenne opnieuw of plaats deze ergens anders.
l Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de antenne.
l Sluit de apparatuur aan op een stopcontact dat is aangesloten op een ander circuit dan de antenne.
l Raadpleeg de leverancier of een erkende radio-/televisietechnicus voor verdere ondersteuning.
FCC-identificatie-informatie
De volgende informatie over het apparaat of de apparaten in dit document wordt verstrekt conform de FCC-bepalingen:
l Productnaam:Dell™ XPS™420
l Modelnummer: DC01L
Bedrijfsnaam:
Dell Inc.
One Dell Way
Round Rock, Texas 78682 VS
512-338-4400
Hulp verkrijgen
Hulp verkrijgen
Als er een probleem op de computer optreedt, kunt u de volgende stappen voltooien om het probleem te diagnosticeren en op te lossen:
1. Zie Problemen oplossen voor informatie en procedures die betrekking hebben op het computerprobleem.
2. Zie Dell Diagnostics voor procedures met betrekking tot het uitvoeren van Dell Diagnostics.
3. Vul de Diagnostische controlelijst in.
4. Gebruik het uitgebreide pakket aan online diensten van Dell dat beschikbaar is bij Dell Support (support.dell.com) voor hulp tijdens de installatie en
probleemoplossingsprocedures. Zie Online diensten voor een uitgebreidere lijst van de online ondersteuning van Dell.
5. Als het probleem niet kan worden opgelost met behulp van de voorgaande stappen, raadpleegt u Contact opnemen met Dell.
Wanneer het automatische telefoonsysteem van Dell u daarom vraagt, voert u de code voor express-service in om het gesprek rechtstreeks naar de juiste
ondersteuningsmedewerker te leiden. Als u niet over een code voor express-service beschikt, dient u de map Dell Accessories (Dell-accessoires) te openen.
Klik hier op het pictogram Code voor express-service en volg de instructies.
Zie voor instructies met betrekking tot het gebruik van de technische ondersteuning van Dell Technische ondersteuning en klantenservice.
LET OP: Als u de computerkap wilt verwijderen, moet u eerst de stekker van de computer en modem uit het stopcontact halen.
OPMERKING: Bel met de technische ondersteuning van Dell vanaf een telefoon die zich in de buurt van de computer bevindt, zodat de medewerker van
de technische ondersteuning u kan helpen met het uitvoeren van de benodigde procedures.
OPMERKING: De code voor express-service is mogelijk niet in alle landen beschikbaar.
Technische ondersteuning en klantenservice
DetechnischeondersteuningvanDellstaatklaarvooraluwvragenmetbetrekkingtothardwarevanDell™.Onzeondersteuningsmedewerkerszullen
gebruikmakenvandeopuwcomputergeïnstalleerdediagnostischeprogramma'somsnelleenaccurateantwoordenopuwvragentebieden.
Zie Voordat u belt voor het opnemen van contact met de ondersteuningsdienst van Dell en raadpleeg vervolgens de contactgegevens voor uw regio, of ga
naar support.dell.com.
DellConnect
DellConnect is een gebruiksvriendelijke tool die medewerkers van de technische ondersteuning van Dell toegang tot uw computer verschaft via een
breedbandverbinding om een computerprobleem te diagnostiseren en geheel onder uw toezicht te herstellen. Ga voor meer informatie naar support.dell.com
en klik op DellConnect.
Online diensten
Meer informatie over de producten en diensten van Dell is beschikbaar op de volgende websites:
www.dell.com
www.dell.com/ap (alleenlandeninAzië/StilleZuidzee-gebied)
www.dell.com/jp (alleen Japan)
www.euro.dell.com (alleen Europa)
www.dell.com/la (landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied)
www.dell.ca (alleen Canada)
Dell Support is beschikbaar via de volgende websites en e-mailadressen:
l Dell Support-websites
support.dell.com
support.jp.dell.com (alleen Japan)
support.euro.dell.com (alleen Europa)
l E-mailadressen Dell Support
la-[email protected] (alleen landen in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied)
www.dell.com/ap/ (alleenlandeninAzië/StilleOceaan-gebied)
l E-mailadressen Dell Marketing en Sales
[email protected] (alleenlandeninAzië/StilleOceaan-gebied)
[email protected] (alleen Canada)
l Anoniem FTP (File Transfer Protocol)
ftp.dell.com
Meld u aan als de gebruiker anonymous, en gebruik uw e-mailadres als wachtwoord.
AutoTech-service
De geautomatiseerde technische ondersteuningsdienst van Dell AutoTech biedt antwoorden op de meest gestelde vragen van Dell-klanten over hun
draagbare en desktopcomputers.
Wanneer u AutoTech belt, gebruikt u de toetsen van de telefoon om het onderwerp te kiezen dat met uw vragen overeenkomt. Zie Contact opnemen met Dell
voor het telefoonnummer dat u voor uw regio moet bellen.
Geautomatiseerde bestellingsstatus-service
OPMERKING: Sommige van de onderstaande diensten zijn mogelijk niet beschikbaar in locaties buiten de Verenigde Staten. Bel uw plaatselijke Dell-
vertegenwoordiger voor informatie over beschikbaarheid van deze diensten.
Als u de bestellingsstatus van Dell-producten wilt raadplegen, kunt u terecht op support.dell.com. U kunt ook gebruik maken van de geautomatiseerde
bestellingsstatusdienst. Een opgenomen boodschap zal u vragen om de informatie in te voeren die nodig is om uw order en de status daarvan te vinden. Zie
Contact opnemen met Dell voor het telefoonnummer dat u voor uw regio moet bellen.
Problemen met uw bestelling
Als u een probleem hebt met uw order, zoals ontbrekende onderdelen, verkeerde onderdelen of onjuiste facturering, dient u contact met Dell op te nemen
voor hulp. Houd uw factuur of pakbon bij de hand wanneer u belt. Zie Contact opnemen met Dell voor het telefoonnummer dat u voor uw regio moet bellen.
Productinformatie
Als u informatie nodig hebt over andere producten die bij Dell beschikbaar zijn of als u een order wilt plaatsen, dient u de website van Dell te bezoeken op
www.dell.com. Zie Contact opnemen met Dell voor het telefoonnummer voor uw regio of het nummer van een verkoopspecialist.
Items retourneren voor reparatie of restitutie op basis van de garantievoorwaarden
Bereid alle items die worden teruggezonden (voor reparatie dan wel restitutie) als volgt voor:
1. Neem telefonisch contact op met Dell om een machtigingsnummer geretourneerde producten te verkrijgen. Noteer dit nummer op een duidelijk zichtbare
locatie op de doos.
Zie Contact opnemen met Dell voor het telefoonnummer dat u voor uw regio moet bellen.
2. Voeg een kopie van de factuur toe en een brief waarin u de reden voor teruggave beschrijft.
3. Sluit een kopie van de diagnostische checklist bij (zie Diagnostische controlelijst), voor een overzicht van de tests die u hebt uitgevoerd en
foutmeldingen die door Dell Diagnostics zijn gerapporteerd (zie Dell Diagnostics).
4. Stuur ook alle accessoires mee die bij de geretourneerde items behoren (stroomsnoeren, diskettes met software, handleidingen etc.).
5. Verpak de apparatuur die u terugstuurt in de oorspronkelijke verpakking of een vergelijkbare verpakking.
De verzendkosten zijn voor uw eigen rekening. U bent verantwoordelijk voor het verzekeren van de geretourneerde producten en aansprakelijk voor het
risico van eventueel verlies tijdens het retourneren van de items naar Dell. Materiaal dat onder rembours wordt verzonden, zal niet worden geaccepteerd.
Als aan bovenstaande voorwaarden niet wordt voldaan, zullen de geretourneerde producten bij het magazijn van Dell worden geweigerd en aan u worden
geretourneerd.
Voordat u belt
Vergeet niet de diagnostische checklist in te vullen (zie Diagnostische controlelijst). Zet indien mogelijk de computer aan wanneer u Dell voor ondersteuning
belt en bel vanaf een telefoon die zich in de nabijheid van de computer bevindt. U wordt mogelijk gevraagd om een aantal opdrachten of gedetailleerde
informatie in te voeren of andere stappen op het gebied van probleemoplossing uit te voeren die alleen mogelijk zijn op de computer waar het probleem zich
heeft voorgedaan. Zorg ervoor dat de computerdocumentatie bij de hand is.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u uw code voor express-service bij de hand hebt wanneer u telefonisch contact met Dell opneemt. Met behulp van deze
code kan het geautomatiseerde telefoonsysteem van de Dell-ondersteuninguwgesprekopefficiënterewijzenaardejuistepersoondoorverbinden.
Mogelijk wordt er naar uw servicelabel wordt gevraagd. Dit label bevindt zich aan de achterzijde of onderzijde van uw computer.
LET OP: Voordat u binnen de computer gaat werken, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegidszijn beschreven.
Diagnostische controlelijst
Naam:
Datum:
Adres:
Telefoonnummer:
Servicelabel (streepjescode aan de achterkant of onderkant van de computer):
Code voor express-service:
Machtigingsnummer voor het retourneren van materiaal (indien verstrekt door een medewerker van de technische ondersteuning van Dell):
Besturingssysteem en versie:
Apparaten:
Contact opnemen met Dell
Dell biedt verschillende online en telefonische ondersteuningsdiensten en -mogelijkheden. De beschikbaarheid hiervan verschilt per land en product. Sommige
diensten zijn mogelijk niet in uw regio beschikbaar. U neemt als volgt contact op met Dell voor zaken op het gebied van verkoop, technische ondersteuning of
klantenservice:
1. Ga naar support.dell.com.
2. Zoek naar uw land of regio in het vervolgkeuzemenu Choose A Country/Region (Kies een land/regio) onderaan de pagina.
3. Klik aan de linkerzijde van de pagina op Contact Us (Neem contact met ons op).
4. Selecteer de gewenste dienst- of ondersteuningslink.
Selecteer voor u meest geschikte methode om contact met Dell op te nemen.
Terug naar inhoudsopgave
Uitbreidingskaarten:
Bent u op een netwerk aangesloten? Ja Nee
Netwerk, versie en netwerkadapter:
Programma's en versies:
Raadpleeg de documentatie die bij uw besturingssysteem werd geleverd om de inhoud van de opstartbestanden van de computer te bepalen. Als de
computer op een printer is aangesloten, dient u elk bestand afzonderlijk af te drukken. Als dit niet het geval is, dient u de inhoud van elk bestand te noteren
alvorens u telefonisch contact met Dell opneemt.
Foutbericht, piepcode of diagnostische code:
Beschrijving van probleem en uitgevoerde probleemoplossingsprocedures:
OPMERKING: Als u niet over een actieve internetverbinding beschikt, kunt u contactgegevens vinden op de factuur, de pakbon of in de
productcatalogus van Dell.
Terug naar inhoudsopgave
Informatie vinden
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
OPMERKING: Sommige functies en cd's zijn optioneel en mogelijk niet met uw computer meegeleverd. Sommige functies en cd's zijn in bepaalde landen
mogelijk niet beschikbaar.
OPMERKING: Mogelijk werd er bij uw computer bijkomende informatie geleverd.
Waar bent u naar op zoek?
Hier kunt u het vinden
l Een diagnoseprogramma voor de computer
l Stuurprogramma's voor de computer
l Documentatie voor deze computer
l DSS (Desktop System Software)
cd Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's)
De documentatie en stuurprogramma's zijn reeds op de computer
geïnstalleerd.UkuntdecdDrivers and Utilities gebruiken om
stuurprogramma's opnieuw te installeren (zie Stuur- en
hulpprogramma's opnieuw installeren), documentatie te
raadplegen of Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Mogelijk bevat de cd leesmij-bestanden met informatie over de
laatste technische wijzigingen aan uw computer of geavanceerd
technisch referentiemateriaal voor ervaren computergebruikers
en technici.
OPMERKING: Updates van de stuurprogramma's en
documentatie vindt u op support.dell.com.
l Garantieinformatie
l Algemene voorwaarden (alleen Verenigde Staten)
l Veiligheidsinstructies
l Informatie over regelgeving
l Ergonomische informatie
l Gebruiksrechtovereenkomst
DELL™Productinformatiegids
l De computer instellen
Setupdiagram
l Servicelabel en code voor express-service
l Microsoft Windows-licentielabel
Servicelabel en de productsleutel van Microsoft
Windows
Deze labels bevinden zich op de computer.
l Gebruik het servicelabel om uw computer te identificeren
als u gebruik maakt van support.dell.com of contact
opneemt met de technische ondersteuning.
Terug naar inhoudsopgave
l Voer de code voor express-service, zodat uw gesprek
naar de juiste medewerker wordt doorverbonden wanneer
u contact opneemt met de technische ondersteuning.
OPMERKING: Als extra veiligheidsmaatregel is het nieuwe
licentielabel van Microsoft Windows voorzien van een ontbrekend
gedeelte of "gat" om het verwijderen van het label te
ontmoedigen.
l Oplossingen Hints en tips op het gebied van probleemoplossing, artikels van
technici, online trainingen en vaak gestelde vragen
l Community Online discussies met andere gebruikers van Dell-producten
l Upgrades Upgradeinformatie voor onderdelen zoals het geheugen, de vaste
schijf en het besturingssysteem
l KIantenservice Contactgegevens, de status van problemen en bestellingen, en
garantie- en reparatiegegevens
l Service en ondersteuning De status van reparatieverzoeken, een
ondersteuningshistorie, het servicecontract, online discussies met medewerkers
van de technische ondersteuning
l Referentiemateriaal Computerdocumentatie, details over mijn
computerinstellingen, productspecificaties en white papers
l Downloads Door Dell gemachtigde stuurprogramma's, patches en software-
updates
l DSS (Desktop System Software) Als u het besturingssysteem voor uw computer
opnieuw installeert, moet u ook het hulpprogramma DSS opnieuw installeren. DSS
detecteert automatisch uw computer en het besturingssysteem en installeert de
updates die van toepassing zijn op uw configuratie. Het biedt belangrijke updates
vooruwbesturingssysteemenondersteuningvoorDell™3,5-inch USB-
diskettestations, Intel®Pentium®M-processors, optische stations en USB-
apparaten. DSS is nodig om uw Dell-computer correct te laten werken.
De Dell Support-website support.dell.com
OPMERKING: Selecteer uw regio of bedrijfssegment om de juiste
support-website op te roepen.
U downloadt DSS als volgt:
1. Ga naar support.dell.com, selecteer uw branche en voer
het servicelabel of het productmodel in.
2. Selecteer Drivers & Downloads en klik op Go.
3. Selecteer een besturingssysteem en taal en zoek
vervolgens op het trefwoord Desktop System Software.
OPMERKING: De gebruikersinterface van support.dell.com kan
er anders uitzien, afhankelijk van de keuzes die u hebt gemaakt.
l MetWindows™werken
l Met programma's en bestanden werken
l Het bureaublad personaliseren
Windows help en ondersteuning
1. Windows help en ondersteuning opent u als volgt:
¡ Klik op de knop van Windows Vista en klik op
Help en ondersteuning.
2. Type een woord of zinsnede dat/die uw probleem
omschrijft, en klik vervolgens op het pijlpictogram.
3. Klik op het onderwerp dat uw probleem beschrijft.
4. Volg de instructies op het scherm.
l Het besturingssysteem opnieuw installeren
De cd Operating System (Besturingssysteem)
Hetbesturingssysteemisreedsopdecomputergeïnstalleerd.U
kunt de cd Operating System gebruiken om het
besturingsssyteem opnieuw te installeren (zie Het
besturingssysteem herstellen).
Nadatuhetbesturingssysteemopnieuwhebtgeïnstalleerd,kunt
u de cd Drivers and Utilities gebruiken omdestuurprogramma´s
voor de apparaten die met uw computer werden meegeleverd,
opnieuw te installeren.
De product key voor het besturingssysteem bevindt zich op de
computer.
OPMERKING: De kleur van de cd Operating System is afhankelijk
van het door u bestelde besturingssysteem.
Terug naar inhoudsopgave
Woordenlijst
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
De termen in deze woordenlijst worden alleen verstrekt ter informatie en kunnen functionaliteit beschrijven die al dan niet op uw specifieke computer
toepassing is.
A
AC— AlternatingCurrent(wisselstroom) Het type elektriciteit dat uw computer van stroom voorziet wanneer u de netadapter aansluit op een stopcontact.
ACPI— AdvancedConfigurationandPowerInterface Een energiebeheerspecificatie die Microsoft®Windows®-besturingssystemen in staat stelt om een
computer in stand-bymodus of een slaapstand te zetten om de hoeveelheid stroom te besparen die is toegewezen aan elk apparaat dat op de computer is
aangesloten.
ADSL AsymmetricalDigitalSubscriberLine Een technologie die een constante verbinding met hoge snelheid biedt via een analoge telefoonlijn.
AGP— AcceleratedGraphicsPort Een speciaal daartoe aangewezen grafische poort die ervoor zorgt dat systeemgeheugen kan worden gebruikt voor
grafisch gerelateerde taken. Een AGP kan een vloeiend grafisch beeld in ware kleuren weergeven dankzij de snellere verbinding tussen het grafische systeem
en het computergeheugen.
AHCI— AdvancedHostControllerInterface Een interface voor een host-controller van een vaste SATA-schijf die het opslagstuurprogramma in staat stelt
omtechnologieënzoalsNativeCommandQueuing(NCQ)enhotplugteactiveren.
Alleen-lezen— Gegevens en/of bestanden die u kunt weergeven, maar niet bewerken of verwijderen. Een bestand kan het kenmerk alleen-lezen hebben als:
¡ Het bestand is opgeslagen op een fysieke, tegen overschrijven beveiligde diskette, cd of dvd.
¡ Het bestand zich bevindt in een netwerkmap, en de systeembeheerder heeft alleen aan speciale personen rechten op het bestand toegewezen.
ALS— AmbientLightSensor(omgevingslichtsensor) Functie voor het regelen van de helderheid van het scherm.
Antivirussoftware— Een programma dat ten doel heeft om computervirussen te detecteren, in quarantaine te zetten en/of van de computer te verwijderen.
Apparaat— Hardwarezoalseendiskettestation,printeroftoetsenborddiewordtgeïnstalleerdofaangeslotenopdecomputer.
Apparaatstuurprogramma— Zie stuurprogramma.
ASF— AlertStandardsFormat Een standaard die wordt gebruikt om hardware- en softwaremeldingen naar een beheerconsole te sturen. ASF werkt
onafhankelijk van besturingssystemen en platforms.
B
Batterijlevensduur— De periode, uitgedrukt in jaren, gedurende welke een batterij van een draagbare computer leeg kan raken en weer kan worden
opgeladen.
BIOS— BasicInput/OutputSystem Een programma of hulpprogramma dat dient als een interface tussen de computerhardware en het besturingssysteem.
U mag de BIOS-instellingen alleen wijzigen als u op de hoogte bent van het effect van deze instellingen op uw computer. Wordt ook wel
systeemsetupprogramma genoemd.
Bit— Dekleinstegegevenseenheiddiedoordecomputerkanwordengeïnterpreteerd.
Bluetooth®-technologie— Een draadloze technologiestandaard voor korte-afstands(9m)netwerkapparatendiehetmogelijkmaaktdatBluetooth-
apparaten elkaar kunnen herkennen.
Blu-ray-schijf™(bd) Eentechnologievooropslagopoptischeschijvenmeteenopslagcapaciteittot50GB,volledige1080pgrafischeresolutie(HDTV
vereist),enmaarliefst7,1kanalenmetongecomprimeerdesurroundsound.
Bps— BitsPerSecond De standaardeenheid voor het meten van de snelheid van gegevensoverdracht.
BTU— BritishThermalUnit Een meeteenheid voor warmte-uitstoot.
Bus— Een communicatiepad tussen de onderdelen binnen een computer.
Bussnelheid De snelheid, uitgedrukt in MHZ, die aangeeft met welke snelheid een bus gegevens kan overdragen.
Byte— Debasiseenheiddiedooruwcomputerwordtgehanteerd.Eenbytekomtmeestalovereenmet8bits.
C
C— Celsius Eentemperatuurmetingsschaalwaarbij0°overeenkomtmethetvriespunten100°overeenkomt met het kookpunt van water.
Cd-r— cdRecordable Een beschrijfbare versie van een cd. Gegevens kunnen slechts eenmalig op een cd-r-schijf worden opgeslagen. Eenmaal opgenomen
kunnen de gegevens niet meer worden gewist of overschreven.
CD-RW— CdRewritable Een overschrijfbare versie van een cd. Gegevens kunnen naar een cd-rw-schijf worden weggeschreven en vervolgens worden
gewist of overschreven.
CD-RW-station— Een station dat in staat is om cd's te lezen en gegevens naar cd-rw-schijven (overschrijfbare cd's) en cd-r-schijven (beschrijfbare cd's) te
schrijven. U kunt verschillende malen gegevens naar cd-rw-schijvenschrijven,maarukuntslechtséénkeergegevensnaareencd-r-schijf schrijven.
CD-RW-/DVD-station Een station, soms aangeduid met combostation, dat in staat is om cd's en dvd's te lezen en gegevens naar cd-rw-schijven
(overschrijfbare cd's) en cd-r-schijven (beschrijfbare cd's) te schrijven. U kunt verschillende malen gegevens naar cd-rw-schijven schrijven, maar u kunt slechts
éénkeergegevensnaareencd-r-schijf schrijven.
Cache— Een speciaal opslagmechanisme met hoge snelheid dat een speciaal gereserveerd onderdeel van het hoofdgeheugen kan zijn of een onafhankelijk
opslagapparaatmethogesnelheid.Hetcachegeheugenverbetertdeefficiëntievantalvanprocessorbewerkingen.
- L1-cache— Primair cachegeheugen dat binnen de processor is opgeslagen.
- L2-cache— Secundair cachegeheugen dat zich buiten de processor kan bevinden of in de processorarchitectuur liggen besloten.
Carnet— Een internationaal douanedocument dat de tijdelijke import naar andere landen vereenvoudigt. Ook wel bekend als een goederenpaspoort.
CMOS Een type elektronisch circuit. Computers gebruiken een kleine hoeveelheid CMOS-geheugen om de datum, tijd en systeeminstellingen op te slaan.
COA CertificateofAuthenticity De alfanumerieke Windows-code die op een label op de computer wordt vermeld. Wordt ook wel de productsleutel of
product-id genoemd.
Code voor express-service— EennumeriekecodediezichopeenlabelopuwDell™computerbevindt.Gebruikdecodevoorexpress-service als u contact
met Dell opneemt voor ondersteuning. De expresse-service is in sommige landen mogelijk niet verkrijgbaar.
Configuratiescherm— Een Windows-hulpprogramma dat u in staat stelt om de instellingen van het besturingssysteem en de hardware te wijzigen, zoals
bijvoorbeeld de beeldscherminstellingen.
Controller— Een chip die de gegevensoverdracht tussen de processor en het geheugen of tussen de processor en apparaten regelt.
CRIMM— Continuity Rambus In-lineMemoryModule Een speciale kaart die niet is uitgerust met geheugenchips en wordt gebruikt voor het opvullen van
ongebruikte RIMM-sleuven.
Cursor— Een markeringspunt op het beeldscherm dat aangeeft waar de volgende handeling van het toetsenbord, de touchpad of de muis zal plaatsvinden.
Vaak heeft de cursor de vorm van een knipperende regel, een liggend streepje of een kleine pijl.
D
DDRSDRAM Double-Data-RateSDRAM Een type SDRAM dat de gegevenssaldocyclus verdubbelt, waardoor de systeemprestatie wordt verbeterd.
DDR2SDRAM Double-Data-Rate2SDRAM Een type DDR SDRAM dat gebruikmaakt van een 4-bits prefetch en andere architectuurwijzigingen om de
geheugensnelheid te verhogen tot een niveau boven de 400 MHz.
DIMM— dual in-linememorymodule Een bedradingsplaat met geheugenchips die kan worden verbonden met een geheugenkaart op het moederbord.
DIN-aansluiting— Een ronde, aansluiting met zes pinnen die voldoet aan de DIN (Deutsche Industrie-Norm)-standaarden. Dergelijke aansluitingen worden
normaliter gebruikt om de stekkers van PS/2-toetsenborden of -muizen op aan te sluiten.
Disk striping— Een techniek die wordt gebruikt om gegevens over meerdere schijven te verdelen. Disk striping kan processen versnellen waarbij gegevens
vanuit een opslaggebied op de schijf worden opgehaald. Computers die gebruik maken van disk striping stellen de gebruiker gewoonlijk in staat om de
grootte van de gegevenseenheden of de stripe-breedte aan te geven.
DMA— DirectMemoryAccess Een kanaal dat bepaalde typen gegevensoverdracht tussen het RAM-geheugen en een apparaat in staat stelt om de
processor te omzeilen.
DMTF— DistributedManagementTaskForce Een consortium van hardware- en softwarebedrijven dat beheerstandaarden ontwerpt voor gedistribueerde
netwerk-, bedrijfs- en internetomgevingen.
Domein— Eengroepvancomputers,programma'senapparatenopeennetwerkdiealsééngeheelwordenbeheerd,metgemeenschappelijkeregelsen
procedures voor gebruik door een specifieke groep gebruikers. Een gebruiker meldt zich op het domein aan om toegang tot de bronnen op dat domein te
verkrijgen.
DRAM— DynamicRandomAccessMemory Eentypegeheugendatinformatieopslaatingeïntegreerdecircuitsdiecondensatorsbevatten.
Dual display mode— Een beeldscherminstelling die u in staat stelt om een tweede monitor te gebruiken als uitbreiding op uw beeldscherm. Wordt ook wel
uitgebreide weergavemodus genoemd.
Dual core— Eentechnologiewaarbijgebruikwordtgemaaktvantweefysiekerekeneenhedenbinnenéénprocessor,waardoorderekenefficiëntieenhet
vermogen om meerdere taken tegelijk uit te voeren worden verbeterd.
Dvd-r— DVDRecordable Een beschrijfbare versie van een dvd. Gegevens kunnen slechts eenmalig naar een dvd-r-schijf worden geschreven. Eenmaal
opgenomen kunnen de gegevens niet meer worden gewist of overschreven.
Dvd+rw— DVDRewritable Een overschrijfbare versie van een dvd. Gegevens kunnen naar een dvd+rw-schijf worden geschreven en vervolgens worden
gewist of overschreven (dvd+rw-technologie verschilt van dvd-rw-technologie).
Dvd+rw-station— Station dat dvd's en de meeste cd-media kan lezen en dat naar dvd+rw-schijven kan schrijven.
DVI— DigitalVideoInterface Een standaard voor digitale overdracht tussen een computer en een digitaal beeldscherm.
E
ECC— ErrorCheckingandCorrection Een type geheugen dat is uitgerust met speciale schakelingen voor het testen van de nauwkeurigheid van gegevens
terwijl deze zich in en uit het geheugen bewegen.
ECP— ExtendedCapabilitiesPort Een parallelle aansluiting die verbeterde bidirectionele gegevensoverdracht biedt. ECP maakt gebruik van directe
geheugentoegang om gegevens te overdragen en verbetert daardoor in veel gevallen de prestatie, op een manier die vergelijkbaar is met EPP.
EIDE EnhancedIntegratedDeviceElectronics Een verbeterde versie van de IDE-interface voor vaste schijven en cd-stations.
EMI— ElectroMagneticInterference Elektrische storing die door elektromagnetische straling wordt veroorzaakt.
ENERGY STAR®— Environmental Protection Agency-richtlijnen op basis waarvan het algehele stroomverbruik wordt gereduceerd.
EPP— EnhancedParallelPort Een parallelle aansluiting die bidirectionele gegevensoverdracht biedt.
ESD— ElectrostaticDischarge Een snelle ontlading van statische elektriciteit. Als gevolg van ESD kunnen de chips worden beschadigd die in computer- en
communicatieapparatuur worden gebruikt.
ExpressCard— Een verwijderbare I/O-kaart die voldoet aan de PCMCIA-standaard. Modems en netwerkadapters zijn zijn vaak gebruikte typen ExpressCards.
ExpressCards bieden ondersteuning voor zowel de PCI Express- als USB 2.0-standaard.
Extended display-modus— Een beeldscherminstelling die u in staat stelt om een tweede monitor te gebruiken als uitbreiding op het bestaande beeldscherm.
Wordt ook wel dual display mode genoemd.
Extended PC Card— Een pc-kaart die uit de kaartsleuf van de computer steekt.
F
Fahrenheit— Eentemperatuurmetingsschaalwaarbij32°overeenkomtmethetvriespunten212°methetkookpuntvanwater.
FBD— FullyBufferedDIMM Een DIMM met DDR2 DRAM-chips en een AMB (Advanced Memory Buffer of Geavanceerde geheugenbuffer) die de communicatie
versnelt tussen de DDR2 SDRAM-chips en het systeem.
FCC FederalCommunicationsCommission Een Amerikaanse overheidsinstelling die verantwoordelijk is voor het afdwingen van communicatierichtlijnen die
aangeven hoeveel straling computers en andere elektronische apparatuur mogen uitzenden.
Formatteren— Het proces dat een schijf of diskette gereed maakt voor de opslag van bestanden. Als een schijf of diskette wordt geformatteerd, zullen alle
gegevens die daarop zijn opgeslagen, verloren gaan.
FSB— FrontSideBus Het gegevenspad en de fysieke interface tussen de processor en het RAM-geheugen.
FTP— FileTransferProtocol Een standaard internetprotocol dat wordt gebruikt om bestanden uit te wisselen tussen computers die met internet zijn
verbonden.
G
G— gravity(zwaartekracht) Een eenheid van gewicht en kracht.
GB— gigabyte Eenmeeteenheidvoorgegevensopslagdieovereenkomtmet1.024MB(1.073.741.824bytes).Indiengebruiktalsverwijzingnaar
opslagcapaciteit op de vaste schijf wordt de term vaak afgerond op 1.000.000.000 bytes.
Geheugen— Een gebied binnen de computer dat wordt gebruikt voor tijdelijke gegevensopslag. Omdat de gegevens in het geheugen niet permanent van
aard zijn, wordt u aanbevolen om tijdens het werken met bestanden deze veelvuldig op te slaan, en zeker voordat u de computer uitzet. De computer kan
verschillende typen geheugen bevatten, zoals RAM-geheugen, ROM-geheugen en grafisch geheugen. Het wordt geheugen wordt vaak gebruikt als synoniem
voor RAM-geheugen.
Geheugenadres— Een specifieke locatie waarbinnen tijdelijk informatie in het RAM-geheugen wordt opgeslagen.
Geheugenkaart— Een kleine bedradingsplaat die geheugenchips bevat en wordt aangesloten op het moederbord.
Geheugentoewijzing Het proces waarbij de computer tijdens het opstarten geheugencapaciteit toewijst aan fysieke locaties. Apparaten en software
kunnen vervolgens informatie identificeren die voor de processor toegankelijk is.
Geïntegreerd— Deze term verwijst vaak naar onderdelen die zich fysiek op het moederbord van een computer bevinden. Wordt ook wel ingebouwd genoemd.
GHz— gigahertz Een meeteenheid voor frequenties die overeenkomt met duizend miljoen Hz, oftewel duizend MHz. De snelheden voor
computerprocessors, -bussenen-interfaces worden vaak uitgedrukt in GHz.
Grafisch geheugen— Geheugen dat bestaat uit geheugenchips die aan grafische functies zijn toegewezen. Het grafisch geheugen is doorgaans sneller dan
hetsysteemgeheugen.Dehoeveelheidgeïnstalleerdegrafischegeheugenismetnamevaninvloedophetaantalkleurendateenprogrammakanweergeven.
Grafische controller— Deelektronicaopeengrafischekaartofophetmoederbord(incomputersmeteengeïntegreerdegrafischecontroller)die in
combinatiemetdemonitor grafische mogelijkheden biedt voor uw computer.
Grafische modus— Een beeldschermmodus die kan worden gedefinieerd als x horizontale pixels bij y verticale pixels bij z kleuren. Grafische modi zijn in staat
om een onbeperkt scala aan vormen en lettertypen weer te geven.
Grafische resolutie— Zie resolutie.
GUI— GraphicalUserInterface Software die interactie met de gebruiker mogelijk door middel van menu's, vensters en pictogrammen. De meeste Windows-
programma's zijn GUI's.
H
HTTP— HyperTextTransferProtocol Een protocol voor het uitwisselen van bestanden tussen computers die met internet zijn verbonden.
Hyperthreading— Hyperthreading is een technologie van Intel die de algemene computerprestatie kan verbeteren door een enkele fysieke processor in staat
te stellen om als twee logische processors te fungeren die in staat zijn om bepaalde taken tegelijkertijd uit te voeren.
Hz— hertz Eeneenheidomfrequentiestemetenenovereenkomtmet1cyclusperseconde.Computersenelektronischeapparatuurwordenvaak
gemeten in kilohertz (kHz), megahertz (MHz), gigahertz (GHz) of terahertz (THz).
I
IC— IntegratedCircuit Een halfgeleidende wafer of chip waarop duizenden of miljoenen uiterst kleine elektronische onderdelen worden geproduceerd voor
gebruik in computer-, audio- en videoapparatuur.
IDE— IntegratedDeviceElectronics Eeninterfacevoormassaopslagapparatenwaarbijdecontrollerisgeïntegreerdindevasteschijfofhetcd-station.
IEEE 1394— InstituteofElectricalandElectronicsEngineers EenhoogwaardigeseriëlebusdiewordtgebruiktommetIEEE1394-compatibele apparaten
zoals digitale camera's en dvd-spelers op de computer aan te sluiten.
Infraroodsensor— Een poort die u in staat stelt om gegevens over te dragen tussen de computer en met infrarood compatibele apparaten zonder het
gebruik van een kabelverbinding.
I/O— input/output Een bewerking of apparaat dat gegevens invoert en ophaalt op/van uw computer. Toetsenborden en printers zijn I/O-apparaten.
I/O-adres— Een adres in het RAM-geheugendatbetrekkingheeftopeenspecifiekapparaat(zoalseenseriëleaansluiting,parallelleaansluitingof
uitbreidingssleuf) en de processor in staat stelt om met dat apparaat te communiceren.
IrDA— InfraredDataAssociation Een organisatie die internationale standaarden voor infrarode communicatie ontwikkelt.
IRQ— InteruptReQuest Een elektronisch pad die aan een specifiek apparaat wordt toegewezen zodat het apparaat met de processor kan communiceren.
Aan elke apparaatverbinding dient een IRQ te worden toegewezen. Hoewel twee apparaten van dezelfde IRQ-toewijzing gebruik kunnen maken, is het niet
mogelijk om beide apparaten tegelijk te gebruiken.
ISP— InternetServiceProvider Een bedrijf dat u toegang biedt tot haar hostserver om direct een internetverbinding te maken, e-mail te verzenden en
ontvangen en websites te bezoeken. Internetproviders bieden normaliter tegen een bepaald tarief software, een gebruikersnaam en inbelnummers aan.
K
Kb— kilobit Eengegevenseenheiddieovereenkomtmet1.024bits.Eenmeeteenheidvoordecapaciteitvangeheugencircuits.
KB— kilobyte Eengegevenseenheiddieovereenkomtmet1.024bytesmaarvaakwordtaangeduidals1.000bytes.
kHz— kilohertz Een frequentiemeeteenheid die overeenkomt met 1.000 Hz.
Kloksnelheid— De snelheid, uitgedrukt in MHz, die aangeeft met welke snelheid computeronderdelen die op de systeembus zijn aangesloten kunnen werken.
Koelplaat— Een metalen plaat op sommige processors die helpt om hitte weg te voeren.
Koppelapparaat— Zie APR.
L
LAN— LocalAreaNetwork Een computernetwerk dat een klein gebied beslaat. Een LAN is normaliter beperkt tot een gebouw of een aantal gebouwen die
zich dicht bij elkaar bevinden. Een LAN kan ongeacht de afstand met een ander LAN worden verbonden met behulp van telefoonlijnen en radiogolven. Op deze
manier ontstaat een Wide Area Network (WAN).
LCD LiquidCrystalDisplay De technologie die wordt gebruikt in beeldschermen voor draagbare computers en flatscreens.
LED— LightEmittingDiode Een elektronisch onderdeel dat licht uitstoot om de status van de computer aan te geven.
Leesmij-bestand— Een tekstbestand dat bij een softwarepakket of een hardwareproduct wordt geleverd. Leesmij-bestanden bieden doorgaans
installatiegegevens en beschrijvingen van nieuwe productverbeteringen of correcties die nog niet zijn gedocumenteerd.
Lokale bus— Een gegevensbus die een snelle doorvoer biedt van apparaten naar de processor.
LPT— LinePrintTerminal De aanduiding voor een parallelle aansluiting van een printer of een ander parallel apparaat.
M
Map— Een term die wordt gebruikt om ruimte op een schijf of station aan te duiden waar bestanden worden gegroepeerd en gerangschikt. Bestanden in een
map kunnen op verschillende manieren worden weergegeven en geordend, zoals alfabetisch, op datum en op grootte.
Mb— megabit Een meeteenheid voor de capaciteit van de geheugenchip. Een megabit komt overeen met 1.024 Kb.
Mbps— megabitsperseconde Een miljoen bits per seconde. Deze meeteenheid wordt vaak gebruikt voor overdrachtssnelheden tussen netwerken en
modems.
MB— megabyte Eenmeeteenheidvoorgegevensopslagdieovereenkomtmet1.048.576bytes.1MBkomtovereenmet1.024KB.Wanneerdetermwordt
gebruiktomnaaropslagcapaciteitopdevasteschijfteverwijzen,wordt1MBvaakafgerondop1.000.000bytes.
MB/sec— megabytesperseconde Een miljoen bytes per seconde. Deze meeteenheid wordt vaak gebruikt om de snelheid van de overdracht van
gegevens uit te drukken.
Mediacompartiment— Eenruimtedieondersteuningbiedtvoorapparatenalsoptischstations,eentweedebatterijofeenDellTravelLite™-module.
MHz— megahertz Eenfrequentiemeeteenheiddieovereenkomtmet1miljoencycliperseconde.Desnelhedenvoorcomputerprocessoren,-bussen en -
interfaces wordt vaak in MHz uitgedrukt.
Mini PCI— Een standaard voor ingebouwde randapparatuur waarbij de nadruk ligt op communicatie, zoals modems en netwerkadapters. Een Mini PCI-kaart
is een kleine, externe kaart die functioneel gezien het equivalent is van een standaard PCI-uitbreidingskaart.
Minikaart Een kleine kaart die is ontworpen voor ingebouwde randapparatuur, zoals netwerkadapters die voor communicatiedoeleinden worden gebruikt.
De functionaliteit van een minikaart komt overeen met die van een standaard PCI-uitbreidingskaart.
Modem— Een apparaat dat uw computer in staat stelt om met andere computers te communiceren via analoge telefoonlijnen. Er zijn drie verschillende typen
modems: extern, pc-kaart en intern. U gebruikt een modem doorgaans voor verbinding met het internet en het uitwisselen van e-mail.
Modulecompartiment— Zie mediacompartiment.
MP— megapixel Een meeteenheid voor de beeldresolutie die voor digitale camera's wordt gebruikt.
Ms— milliseconde Een tijdseenheid die overeenkomt met een duizendste van een seconde. De toegangstijden voor opslagapparaten worden vaak
uitgedrukt in ms.
N
Netwerkadapter— Eenchipdienetwerkfunctiesbiedt.Eencomputerkaneengeïntegreerdenetwerkkaartophetmoederbordhebbenofkaneenpc-kaart
bevatten met daarop een adapter. Een andere aanduiding voor netwerkadapter is NIC (network interface controller).
NIC— Zie netwerkadapter.
Ns— nanoseconde Een tijdseenheid die overeenkomt met een miljardste van een seconde.
NVRAM— Non-VolatileRandomAccessMemory Een type geheugen dat gegevens opslaat wanneer de computer uitstaat of niet langer is aangesloten op
de externe stroomvoorziening. NVRAM wordt gebruikt om de configuratiegegevens van de computer te behouden, zoals de datum, tijd en andere
systeemconfiguratieopties die u kunt instellen.
O
Opstartbare schijf— Een cd, dvd of floppy disk die u kunt gebruiken om uw computer op te starten. Voor het geval dat de vaste schijf van uw computer
beschadigd raakt of uw computer door een virus wordt getroffen, moet u ervoor zorgen dat u altijd een opstartbare cd, dvd of floppy disk bij de hand hebt. De
cd Drivers and Utilities is een voorbeeld van een opstartbare schijf.
Opstartvolgorde— Geeft de volgorde aan van de apparaten, stations of schijven vanaf welke de computer probeert op te starten.
Optisch station— Een station dat gebruik maakt van optische technologie om gegevens te lezen van, of te schrijven naar cd's, dvd's of dvd+rw's.
Voorbeelden van optische stations zijn cd-stations, dvd-stations, cd-rw-stations en gecombineerde cd-rw/dvd-stations.
P
Parallelle aansluiting— Een I/O-poort die vaak wordt gebruikt om een parallelle printer op een computer aan te sluiten. Wordt ook wel een LPT-poort
genoemd.
Partitie— Een fysiek opslaggebied op een vaste schijf dat wordt toegewezen aan een of meer logische opslaggebieden die worden aangeduid met de term
logische stations. Elke partitie kan meerdere logische stations bevatten.
PCI— PeripheralComponentInterconnect PCIiseenlokalebusdieondersteuningbiedtvoor32en64bitsgegevenspaden,hetgeeneengegevenspad
met hoge snelheid biedt tussen de processor en apparaten zoals grafische kaarten, schijven en netwerken.
PCIExpress Een wijziging van de PCI-interface die de snelheid van gegevensoverdracht tussen de processor en de apparaten die daaraan zijn gekoppeld,
vergroot.PCIExpressisinstaattotgegevensoverdrachtmeteensnelheidvantussende250MB/secen4GB/sec.AlsdePCIExpress-chipset en het
apparaat in staat zijn om verschillende snelheden te werken, zullen ze op de laagste van deze snelheden werken.
Pc-kaart— Een verwijderbare I/O-kaart die voldoet aan de PCMCIA-standaard. Modems en netwerkadapters zijn populaire typen pc-kaarten.
PCMCIA— PersonalComputerMemoryCardInternationalAssociation Een organisatie die standaarden voor pc-kaarten ontwikkelt.
Piekbeschermers— Bieden bescherming tegen pieken in de netspanning die kunnen optreden tijdens onweer en via het stopcontact de computer kunnen
binnengaan. Piekbeschermers bieden geen bescherming tegen blikseminslag of korte spanningsvallen, die optreden wanneer de netstroom met meer dan
20procentonderhetnormaleniveaudaalt.
Het is niet mogelijk om netwerkverbindingen met behulp van piekbeschermers te beveiligen. Tijdens onweer moet u altijd de stekker van de netwerkkabel uit
de netwerkaansluiting verwijderen.
PIO— ProgrammedInput/Output Een methode voor gegevensoverdracht tussen twee apparaten via de processor als onderdeel van het gegevenspad.
Pixel— Een enkel punt op een beeldscherm. Pixels worden in rijen en kolommen gerangschikt zodat een beeld ontstaat. Grafische resoluties, zoals
bijvoorbeeld800x600,wordenuitgedruktalshetaantalpixelsvanlinksnaarrechtsbihetaantalpixelsvanbovennaarbeneden.
Plug-and-Play— Het vermogen van een computer om automatisch apparaten te configureren. Plug and Play maakt automatische installatie, configuratie en
compatibiliteit met bestaande hardware mogelijk, mits de BIOS, het besturingssysteem en alle apparaten voldoen aan de vereisten voor Plug and Play.
POST Power-On Self-Test Een reeks van diagnostische programma's die automatisch worden uitgevoerd door de BIOS en basistests uitvoeren voor de
belangrijkste computeronderdelen, zoals het geheugen, de vaste schijven en de grafische kaart. Als er tijdens de POST geen problemen worden
gedetecteerd, zal de computer verder gaan met opstarten.
Processor— Een computerchip die programmaopdrachten interpreteert en uitvoert. De processor wordt soms ook wel de CPU genoemd (Central Processing
Unit oftewel centrale verwerkingseenheid).
PS/2— PersonalSystem/2 Een type aansluiting om een toetsenbord, muis of toetsenblok op aan te sluiten die met PS/2-technologie compatibel is.
PXE— Pre-bootEXecutionEnvironment Een WfM (Wired for Management)-standaard die het mogelijk maakt om computers die onderdeel uitmaken van een
netwerk maar niet voorzien zijn van een besturingssysteem op afstand te configureren en op te starten.
R
RAID— RedundantArrayofIndependentDisks Een methode die gegevensredundantie biedt. Veel voorkomende implementaties van RAID zijn onder meer
RAID0,RAID1,RAID5,RAID10enRAID50.
RAM— RandomAccessMemory Het primaire opslaggebied voor programmaopdrachten en -gegevens. Informatie die in het RAM-geheugen wordt
opgeslagen zal verloren gaan wanneer u de computer uitzet.
Reismodule— Een plastic apparaat dat binnen het modulecompartiment van een draagbare computer kan worden geplaatst om het gewicht van de computer
te reduceren.
Resolutie— De scherpte en helderheid van een beeld dat door een printer wordt geproduceerd of op een monitor wordt weergegeven. Hoe hoger de
resolutie, des te scherper het beeld.
RFI— RadioFrequencyInterference Storingdiewordtgegenereerdoptypischeradiofrequentiesinhetbereiktussen10kHzen100.000MHz.
Radiofrequenties bevinden zich op het laagste niveau van het elektromagnetisch frequentiespectrum en veroorzaken veel waarschijnlijker storing dan hogere
frequenties zoals infrarood en licht.
ROM ReadOnlyMemory Geheugen dat gegevens en programma's opslaat die niet kunnen worden verwijderd of waarnaar de computer niet kan
schrijven. In tegenstelling tot het RAM-geheugen behoudt het ROM-geheugen de inhoud ervan nadat u de computer hebt uitgezet. Sommige programma's die
onmisbaar zijn voor een goede werking van uw computer zijn in het ROM-geheugen opgeslagen.
RPM— RevolutionsPerMinute Het aantal omwentelingen per minuut. De snelheid van de vaste schijf wordt vaak in rpm uitgedrukt.
RTC— RealTimeClock Een klok met batterijvoeding op het moederbord, die de datum en tijd bijhoudt nadat u de computer hebt uitgezet.
RTCRST— RealTimeClockReset Een jumper op het moederbord van sommige computers die vaak kan worden gebruikt om problemen op te lossen.
S
SAS— SerialAttachedSCSI Eensnellere,seriëleversievandeSCSI-interface (in tegenstelling tot de oorspronkelijke parallelle SCSI-architectuur).
SATA— seriëleATA Eensnellere,seriëleversievandeATA(IDE)-interface.
ScanDisk— Een hulpprogramma van Microsoft dat bestanden, mappen en het oppervlak van de vaste schijf op fouten controleert. ScanDisk wordt vaak
uitgevoerd wanneer u de computer opnieuw start nadat deze niet langer reageerde.
SCSI— SmallComputerSystemInterface Een zeer snelle interface die wordt gebruikt om apparaten op een computer aan te sluiten, zoals vaste schijven,
cd-stations,printersenscanners.DeSCSIkaneengrootaantalapparatenaansluitenmetbehulpvanééncontroller.Detoegangtotelkapparaatwordt
geregeld via een individueel identificatienummer op de SCSI-controllerbus.
SDRAM— SynchronousDynamicRandomAccessMemory Een type DRAM dat wordt gesynchroniseerd met de optimale kloksnelheid van de processor.
Seriëleaansluiting— Een I/O-poort die vaak wordt gebruikt om apparaten zoals digitale handheld-toestellen of digitale camera's op de computer aan te
sluiten.
Servicelabel— Een label met een streepjescode op de computer. Aan de hand van deze code kunt u uw computer identificeren wanneer u Dell Support
bezoekt op support.dell.com of wanneer u telefonisch contact opneemt met de klantenservice of technische ondersteuning van Dell.
Setup-programma— Een programma dat wordt gebruikt om hardware en software te installeren en configureren. Het programma setup.exe of install.exe
wordt met de meeste Windows-software geleverd. Het setupprogramma is niet hetzelfde als het systeemsetupprogramma.
SIM SubscriberIdentityModule Een SIM-kaart bevat een microchip die de spraak- en gegevensoverdracht versleutelt. U kunt SIM-kaarten gebruiken in
telefoons of draagbare computers.
Slaapstand— Een energiebesparingsmodus die alle items in het geheugen opslaat op een speciaal daartoe gereserveerde ruimte op de vaste schijf en
vervolgens de computer uitzet. Als u de computer opnieuw start, zal de informatie uit het geheugen die op de vaste schijf werd opgeslagen automatisch
worden hersteld.
Smart card— Een kaart die is uitgerust met een processor en geheugenchip. Smart cards kunnen worden gebruikt om de identiteit van een gebruiker te
verifiëren.
Snelkoppeling— Een pictogram dat snelle toegang biedt tot vaak gebruikte programma's, bestanden, mappen en stations. Als u een snelkoppeling op het
bureaublad van Windows plaatst en het pictogram dubbelklikt, opent u daarmee de/het overeenkomstige map, bestand of station zonder er eerst naar
hoeven te zoeken. Snelkoppelingspictogrammen wijzigen niets aan de locatie van bestanden, mappen of stations. Als u een snelkoppeling verwijdert, zal dit
geen invloed hebben op het oorspronkelijke bestand, map of station. Het is ook mogelijk om de naam van een snelkoppeling te wijzigen.
S/PDIF— Sony/PhilipsDigitalInterface Een formaat voor de overdracht van audiobestanden die het mogelijk maakt om audio van het ene naar het andere
bestandovertedragenzonderhetteconverterenvanennaareenanaloogformaat,hetgeendekwaliteitvanhetbestandnadeligzoukunnenbeïnvloeden.
Standby-modus— Een energiebeheermodus die alle niet benodigde computerbewerkingen stopzet om stroom te besparen.
StrikeZone™ Verstevigd gebied van de platformbasis dat de vaste schijf beschermt door te fungeren als schokbreker wanneer de computer trillingen als
gevolg van een schok ondervindt of ten val komt, ongeacht of de computer aan of uit staat
Stuurprogramma— Software die het besturingssysteem in staat stelt om apparaten zoals een printer te bedienen. Veel apparaten zullen niet naar behoren
werkenalshetjuistestuurprogrammanietopdecomputerisgeïnstalleerd.
SVGA— Super Video Graphics Array Een standaard voor grafische kaarten en controllers. Typische SVGA-resolutieszijn800x600en1024x768.
Het aantal kleuren en de resolutie die een programma weergeeft hangen af van de mogelijkheden van de monitor, de grafische controller en de
stuurprogramma'sdaarvanendehoeveelheidgrafischgeheugendieindecomputerisgeïnstalleerd.
S-video TV-out— Een aansluiting die wordt gebruikt om een televisie of een digitaal audioapparaat op de computer aan te sluiten.
SXGA— SuperExtendedGraphicsArray Eenstandaardvoorgrafischekaartenencontrollersdieondersteuningbiedtvoorresolutiestot1280x1024pixels.
SXGA+— SuperExtendedGraphicsArrayPlus Een standaard voor grafische kaarten en controllers die ondersteuning biedt voor resoluties tot
1400x1050pixels.
Systeembord— De hoofdbedradingsplaat in een computer. Wordt ook wel het moederbord genoemd.
Systeemsetupprogramma— Een hulpprogramma dat als interface dient tussen de hardware van de computer en het besturingssysteem. Het
systeemsetupprogramma stelt u ertoe in staat door de gebruiker selecteerbare opties te configureren in de BIOS, zoals de datum, de tijd of het
systeemwachtwoord. U mag de instellingen voor dit programma uitsluitend wijzigen als u over grondig inzicht in het effect van dergelijke wijzigingen beschikt.
Systeemvak— Het gedeelte van de Windows-taakbalk dat pictogrammen bevat die snelle toegang bieden tot programma's en computerfuncties, zoals de
klok, volumeregeling en printstatus. Wordt ook wel het systeemvak genoemd.
T
TAPI— TelephonyApplicationProgrammingInterface Stelt Windows-programma's in staat om een breed scala aan telefonieapparaten te bedienen,
waaronder spraak-, gegevens-, fax- en grafische voorzieningen.
Tegen overschrijven beveiligd— Bestanden of media die niet kunnen worden gewijzigd. Als u niet wilt dat gegevens worden gewijzigd of vernietigd, moet u
gegevens tegen overschrijven beveiligen. Als u een diskette tegen overschrijven wilt beveiligen, moet u het schuifje op de diskette open schuiven.
Tekstverwerker— Een programma dat wordt gebruikt om bestanden te maken en bewerken die alleen tekst bevatten. Het Kladblok van Windows maakt
bijvoorbeeld gebruik van een tekstverwerker. Tekstverwerkers bieden doorgaans geen woordomslag- of opmaakfunctionaliteit (de optie voor onderlijnen, het
wijzigen van lettertypes etc).
Toetsencombinatie— Een opdracht waarvoor meerdere toetsen tegelijkertijd moeten worden ingedrukt.
TPM— TrustedPlatformModule Een op hardware gebaseerde beveiligingsfunctie die in combinatie met beveiligingssoftware de netwerk- en
computerbeveiliging verbetert door functies als bestands- en e-mailbeveiliging in te schakelen.
U
UAC— UserAccountControl EenbeveiligingsfunctievanMicrosoftWindowsVista™die,indiengeactiveerd,eenextrabeveiligingslaagaanbrengttussende
gebruikersaccount en de toegang tot de instellingen van het besturingssysteem.
Uitbreidingskaart— Een bedradingsplaat die wordt aangebracht op een uitbreidingssleuf op het moederbord van sommige computers om de functionaliteit
van de computer uit te breiden. Voorbeelden zijn grafische kaarten, modem- en geluidskaarten.
Uitbreidingssleuf— Een aansluiting op het moederbord (van sommige computers) waarop een uitbreidingskaart kan worden aangesloten, zodat deze met de
systeembus wordt verbonden.
UMA— UnifiedMemoryAllocation Systeemgeheugen dat op dynamische wijze aan de grafische kaart wordt toegewezen.
UPS UninterruptiblePowerSupply Een reservestroomvoorziening die wordt gebruikt in geval van een stroomstoring of wanneer de stroom onder een
acceptabel niveau valt. Een UPS kan een computer voor een beperkte tijd van stroom voorzien wanneer er geen netstroom voorradig is. UPS-systemen bieden
normaliter piekonderdrukking en spanningsregeling. Kleine UPS-systemen bieden gedurende een aantal minuten batterijstroom zodat u de computer kunt
uitzetten.
USB— UniversalSerialBus Een hardware-interface voor apparaten met een lage snelheid, zoals een voor USB geschikt toetsenbord, muis, joystick,
scanner, luidsprekers, printer, breedbandapparaaten (ADSL- en kabelmodems), apparatuur voor het vastleggen van beelden en opslagapparaten. De
apparaten worden rechtstreeks aangesloten op een 4-pins aansluiting op de computer of in een hub met meerdere poorten die op de computer is
aangesloten. USB-apparaten kunnen worden aangesloten en verwijderd terwijl de computer aan staat, en kunnen tevens in serie worden geschakeld.
UTP— UnshieldedTwistedPair Een type kabel dat in de meeste telefoonnetwerken en sommige computernetwerken wordt gebruikt. Paren van niet-
afgeschermde draden worden gedraaid om ze te beschermen tegen elektromagnetische storing, in plaats van afhankelijk te zijn van een metalen omhulsel
rond elk paar draden ter bescherming tegen storing.
UXGA— UltraExtendedGraphicsArray Eenstandaardvoorgrafischekaartenencontrollersdieondersteuningbiedtvoorresolutiestot1600x1200.
V
V— volt Eenmeeteenheidvoorelektrischeladingofelektromotorischekracht.EénVgaatdooreenweerstandvan1ohmwanneereenladingvan1
ampèredoordieweerstandgaat.
Vaste schijf— Een station dat gegevens op een vaste schijf leest en naar de vaste schijf schrijft. De term vaste schijf en vaste schijf worden veelal door
elkaar gebruikt.
Verniewingsfrequentie— De frequentie, uitgedrukt in Hz, waarop de horizontale lijnen op het beeldscherm opnieuw worden geladen (soms de verticale
frequentie genoemd). Hoe hoger de vernieuwingsfrequentie, hoe minder het beeld voor het menselijk oog zal lijken te knipperen.
Videomodus— Een modus die aangeeft hoeveel tekst en grafische beelden op een beeldscherm kunnen worden weergegeven. Software op grafische basis,
zoals de Windows-besturingssystemen, wordt weergegeven in grafische modi die het best kunnen worden gedefinieerd als x horizontale pixels bij y verticale
pixels bij z kleuren. Software op basis van tekens, zoals tekstbewerkers, wordt weergegeven in grafische modi die kunnen worden beschreven als x
kolommen bij y rijen tekens.
Vingerafdruk-leesapparaat Eenstripsensordieuwuniekevingerafdrukgebruiktomuwgebruikersidentiteitteverifiëren,metalsdoeldecomputerte
helpen beveiligen.
Virus— Een programma dat is ontworpen om u overlast te bezorgen of om gegevens te vernietigen die op uw computer zijn opgeslagen. Een computervirus
verspreidtzichvandeenecomputernaardeandereviaeengeïnfecteerdedisketteofcd,softwaredievaninternetwordtgedownloadofviabijlagenbije-
mailberichten.Alseengeïnfecteerdprogrammawordtuitgevoerd,zalhetingebeddeviruseveneenswordenuitgevoerd.
Een veel voorkomend type virus is een bootvirus (opstartvirus), dat in de opstartsector van een diskette wordt opgeslagen. Als de diskette in het
diskettestationachterblijftterwijldecomputerwordtuitgezetenopnieuwwordtaangezet,zaldecomputerwordengeïnfecteerdwanneerhetde
opstartsectorenvandedisketteleestindeveronderstellingdathetomeendiskettemeteenbesturingssysteemgaat.Alsdecomputerwordtgeïnfecteerd,
kan het opstartvirus zichzelf naar alle diskettes schrijven die in het diskettestation worden geplaatst, totdat het virus wordt vernietigd.
W
W— watt Demeeteenheidvoorelektrischestroom.EénWkomtovereenmeteenstroomladingvan1ampèredieopeenniveauvan1voltverloopt.
Wallpaper— Een achtergrondpatroon of een afbeelding op het bureaublad van Windows. U kunt de wallpaper wijzigen via het Configuratiescherm van
Windows. Ook kunt u uw favoriete afbeelding inscannen en deze als wallpaper gebruiken.
Werkingsduur batterij— De hoeveelheid tijd (minuten of uren) dat een batterij voor een draagbare computer de computer van stroom te voorzien.
WHr— watt-uur Een meeteenheid die vaak wordt gebruikt om een benadering van het batterijvermogen te geven. Een 66-WHr batterij kan bijvoorbeeld
66Waanstroombiedengedurende1uurof33Wgedurende2uur.
WLAN— Wireless Local Area Network. Een reeks van onderling verbonden computers die via luchtgolven met elkaar communiceren met behulp van
zogenaamde access points (toegangspunten) of draadloze routers om toegang tot internet te bieden.
WWAN— Wireless Wide Area Network. Een draadloos netwerk met hoge snelheid dat gebruikmaakt van mobiele telefoons en een veel groter geografisch
gebied beslaat dan WLAN.
WXGA— WideAspectExtendedGraphicsArray Eenstandaardvoorgrafischekaartenencontrollersdieondersteuningbiedtvoorresolutiestot1280x800.
X
XGA— eXtendedGraphicsArray Eenstandaardvoorgrafischekaartenencontrollersdieondersteuningbiedtvoorresolutiestot1024x768.
Z
ZIF— ZeroInsertionForce Een type contact of aansluiting dat het mogelijk maakt om een computerchip te installeren of verwijderen zonder dat er kracht
wordt uitgeoefend op de chip of het contact/de uitgang.
Zip— Een populair formaat voor gegevenscompressie. Bestanden die zijn gecomprimeerd in het Zip-formaat worden zip-bestanden genoemd en hebben
meestal de bestandsuitgang .zip. Een speciaal type zip-bestand is het zelfuitpakkend bestand, dat de bestandsuitgang .exe heeft. U kunt zelfuitpakkende
bestanden decomprimeren door erop te dubbelklikken.
Zip drive— EenschijfmethogecapaciteitdieisontwikkelddoorIomegaCorporationengebruikmaaktvan3,5inchschijvengenaamdZipdisks.Zip-disks zijn
ietsgroterdangangbarediskettesenongeveertweekeerzodik.Zebiedeneengevevensopslagcapaciteitvanmaximaal100MB.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Onderdelen verwijderen en installeren
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
Voordat u begint
Dit hoofdstuk bevat procedures voor het verwijderen en installeren van de componenten in uw computer. Tenzij anders vermeld gaat elke procedure ervan uit
dat er sprake is van de volgende omstandigheden:
l U hebt de stappen in De computer uitzetten en Voordat u binnen de computer gaat werken uitgevoerd.
l U hebt de veiligheidsinformatie in de Productinformatiegids vanDell™gelezen.
l U kunt een onderdeel vervangen of indien los aangekocht installeren door de verwijderingsprocedure in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Aanbevolen gereedschappen
Voor de procedures in dit document zijn mogelijk de volgende instrumenten nodig:
l Een kleine schroevendraaier met een platte kop
l Een kleine kruiskopschroevendraaier
l Een plastic pennetje
De computer uitzetten
1. Sluit het besturingssysteem af:
a. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af.
b. Microsoft® WindowsVista™: Klik op de knop Start van Windows Vista, in de linkerbenedenhoek van het bureaublad, klik op de pijl in de
rechterbenedenhoek van het menu Start zoals hieronder afgebeeld, en klik vervolgens op Afsluiten.
De computer zal worden uitgeschakeld nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten.
Voordat u binnen de computer gaat werken
Volg de onderstaande veiligheidsrichtlijnen om uw persoonlijke veiligheid te garanderen en uw computer en werkomgeving te beschermen tegen mogelijke
schade.
Voordat u begint
De computerkap verwijderen
Binnenaanzicht van de computerI
Onderdelen van het moederbord
Geheugen
Kaarten
Stationspanelen
Stations
Vaste schijf
Diskettestation
Mediakaartlezer
Cd-/dvd-station
Luchtstroomkap voor de processor
Ventilators
Processor
Moederbord
Stroomtoevoer
I/O-voorpaneel
Knoopcelbatterij
De computerkap opnieuw aanbrengen
KENNISGEVING: Om gegevensverlies te voorkomen, moet u al uw werk opslaan en alle geopende programma's afsluiten voordat u de computer uitzet.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Tijdens het werken binnen de computer moet u er rekening mee houden dat de warmteafleiding van de processor, de grafische kaart en
andere onderdelen bij een normale werking uiterst heet kunnen worden. Geef de onderdelen genoeg tijd om af te koelen alvorens u ze aanraakt.
KENNISGEVING: Ga voorzichtig met componenten en kaarten om. Raak de componenten en de contacten op kaarten niet aan. Pak kaarten bij de
uiteinden of bij de metalen bevestigingsbeugel vast. Houd onderdelen zoals een processor vast aan de uiteinden, en niet aan de pinnen.
1. Zorg ervoor dat het werkoppervlak vlak en schoon is om te voorkomen dat de computerkap bekrast raakt.
2. Zet de computer uit (zie De computer uitzetten).
3. Verwijder de stekker van alle telefoon- en netwerkkabels uit de computer.
4. Verwijder de stekker van de computer en alle daarop aangesloten apparaten uit het stopcontact en druk op de aan/uit-knop om het moederbord te
aarden.
De computerkap verwijderen
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Alsueenbeveiligingskabelhebtgeïnstalleerd,moetudezeuitdesleufvoordebeveiligingskabelverwijderen.
3. Leg de computer met de computerkap naar boven op zijn kant.
4. Trek het kapontgrendelingsmechanisme op het bovenpaneel naar achteren.
KENNISGEVING: Alleen een bevoegde onderhoudsmonteur mag reparaties aan uw computer uitvoeren. Schade als gevolg van
onderhoudswerkzaamheden die niet door Dell zijn goedgekeurd, valt niet onder de garantie.
KENNISGEVING: Maak kabels los door aan de aansluiting of aan de kabelontlastingslus te trekken en niet aan de kabel zelf. Sommige kabels zijn
voorzien van een connector met vergrendelingsklemmen. Als u dit type kabel loskoppelt, moet u de vergrendelingsklemmen ingedrukt houden voordat u
de kabel verwijdert. Als u de connectoren van elkaar los trekt, moet u ze op evenwijdige wijze uit elkaar houden om te voorkomen dat een van de
connectorpinnen wordt verbogen. Ook moet u voordat u een kabel verbindt controleren of beide connectors op juiste wijze zijn opgesteld en uitgelijnd.
KENNISGEVING: Voorkom schade aan de computer te voorkomen door de volgende instructies op te volgen voordat u binnen de computer gaat
werken.
KENNISGEVING: U ontkoppelt een netwerkkabel door de kabel van de computer los te koppelen en deze vervolgens van het netwerkcontact los te
koppelen.
KENNISGEVING: Raak een component pas aan nadat u zich hebt geaard door een ongeverfd metalen oppervlak van het chassis aan te raken, zoals
het metaal rondom de openingen voor de kaarten aan de achterkant van de computer. Raak terwijl u bezig bent af en toe een ongeverfd metalen
oppervlak van het chassis aan om statische elektriciteit af te voeren die interne componenten kan beschadigen.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te verwijderen voordat u de
computerkap opent.
KENNISGEVING: Raak een component pas aan nadat u zich hebt geaard door een ongeverfd metalen oppervlak van het chassis aan te raken, zoals
het metaal rondom de openingen voor de kaarten aan de achterkant van de computer. Raak terwijl u bezig bent af en toe een ongeverfd metalen
oppervlak van het chassis aan om statische elektriciteit af te voeren die interne componenten kan beschadigen.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat er voldoende ruimte aanwezig is om de verwijderde kap te ondersteunen minimaal 30 cm ruimte op uw
bureaublad.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat u op een effen, veilige ondergrond werkt om te voorkomen dat er krassen op de computer of het oppervlak waarop
deze rust ontstaan.
1
kapontgrendelingsmechanisme
2
computerkap
3
scharnierlipjes (3)
5. Zoek naar de drie scharnierlipjes aan de onderrand van de computer.
6. Pak de zijkanten van de computerkap vast en draai de kap omhoog.
7. Til de kap van de computer en zet deze op een veilige locatie neer.
Binnenaanzicht van de computerI
Onderdelen van het moederbord
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
1
voeding
2
moederbord
3
vaste schijf (2)
4
kaartventilator
5
mediakaartlezer
(optioneel)
6
diskettestation (optioneel)
7
cd- of dvd-
station (2)
8
processorventilator
9
luchtstroomkap en processor (de
processor bevindt zich onder de
processorkap en warmteafleiding)
Geheugen
U kunt de geheugencapaciteit van uw computer vergroten door geheugenkaarten op het moederbord aan te sluiten.
Overzicht geheugen
l Geheugenmodules moeten qua geheugencapaciteit, snelheid en technologie in overeenkomstige paren wordengeïnstalleerd. Als de geheugenmodules
nietinovereenkomstigeparenwordengeïnstalleerd,zaldecomputernogwelfunctioneren,maarzaldesysteemprestatieenigszinsworden
verminderd. Raadpleeg het label in de rechter bovenhoek van de module om de capaciteit van de module vast te stellen.
1
aansluiting voor
geheugenmodules (1, 2, 3, 4)
2
batterijcontact
(BATTERY)
3
SATA-aansluitingen (2)
(SATA0, SATA1)
4
I/O-aansluiting voorpaneel
5
primaire
stroomaansluiting
(POWER)
6
SATA-aansluitingen (3)
(SATA2, SATA3, SATA4)
7
FlexBay USB-aansluiting (9
pinnen)
8
jumper voor het wissen
van de CMOS (RTCRST)
9
wachtwoord-jumper
(PSWD)
10
aansluiting voor PCI Express
x16-kaart
11
PCI Express x8
kaartaansluiting
(x4elektrisch)
12
PCI Express x1-
kaartaansluiting
13
aansluitingen voor PCI-kaart
14
aansluiting
diskettestation
(FLOPPY)
15
interne USB-aansluiting
naar FlexBay-apparaat
16
ventilatoraansluiting
achterzijde of
ventilatoraansluiting
ventilatorbehuizing
(FAN_CARD_CAGE)
17
ventilatoraansluiting
voor de processor
(FAN_CPU)
18
processoraansluiting
19
stroomaansluiting processor
(12VPOWER)
De aanbevolen geheugenconfiguraties zijn:
¡ Een paar overeenkomstige geheugenmodules in de aansluitingen DIMM_1 en DIMM_2
of
¡ Een paar overeenkomstige geheugenmodules in de aansluitingen DIMM_1 en DIMM_2 en een ander paar overeenkomstige geheugenmodules in
aansluitingen DIMM_3 en DIMM_4
l Als u gemengde paren van DDR2 667-MHz (PC2-5300)- en DDR2 800-MHz (PC2-6400)-geheugenmodules installeert, zullen de modules op de snelheid
van de minst snelle module werken.
l SluitééngeheugenmoduleaanopdeaansluitingDIMM_1connector,deaansluitingdiezichhetdichtstbijdeprocessorbevindt,alvorensumodulesop
de andere aansluitingen aansluit.
Geheugen met 8 GB-configuraties aanspreken
Uw computer biedt ondersteuning voor maximaal 8 G aan geheugen wanneer u vier DIMM-aansluitingen van 2 GB gebruikt. De hoeveelheid geheugen die voor
het besturingssysteem beschikbaar is, bedraagt echter minder dan 8 GB. De reden hiervoor is dat bepaalde onderdelen binnen de computer minder
adresruimte vereisen in het 8 GB-bereik en alle adresruimte die voor deze onderdelen is gereserveerd kan niet door het computergeheugen worden gebruikt.
Geheugen installeren
1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Leg de computer op zijn zijde, zodat het moederbord zich aan de onderkant van de binnenkant van de computer bevindt.
4. Druk de bevestigingsklemmen aan beide uiteinden van de geheugenmodule naar buiten.
OPMERKING: Installeer geheugenmodules altijd in de volgorde die op het moederbord wordt aangegeven.
KENNISGEVING: Als u de oorspronkelijke geheugenmodules uit de computer verwijdert om het geheugen op te waarderen, dient u deze af te
zonderen van eventuele nieuwe modules, zelfs als u deze modules bij Dell hebt aangeschaft. Gebruik indien mogelijk geen oorspronkelijke
geheugenmodule in combinatie met een nieuwe geheugenmodule. Doet u dat niet, dan start uw computer mogelijk niet meer op juiste wijze op.
U moet de oorspronkelijke geheugenmodules in paren aansluiten op aansluiting DIMM_1 en DIMM_2 of aansluiting DIMM_3 en DIMM_4.
OPMERKING: Het geheugen dat u bij Dell hebt aangeschaft, valt onder de garantievoorwaarden voor uw computer
OPMERKING: Er is slechts 8 GB aan geheugencapaciteit beschikbaar als u een besturingssysteem hebt besteld dat 64-bits technologie ondersteunt. Als
u een computer hebt besteld die alleen ondersteuning voor 32-bit-technologie biedt, zal de beschikbare geheugencapaciteit 4 GB bedragen.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: U kunt schade aan onderdelen binnen de computer ten gevolge van statische elektriciteit voorkomen door de statische elektriciteit in
uw lichaam te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het
computerchassis aan te raken.
5. Lijn de inkeping aan de onderkant van de module uit met de horizontale streep in de aansluiting.
6. Druk de module in de aansluiting totdat deze vastklikt.
Als u de module op juiste wijze aanbrengt, zullen de bevestigingsklemmen vastklikken in de uitsparingen aan elk uiteinde van de module.
7. Breng de computerkap opnieuw aan.
8. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
9. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Deze computer en klik op Eigenschappen.
10. Klik op het tabblad Algemeen.
11. Omtecontrolerenofhetgeheugenopjuistewijzeisgeïnstalleerdmoetudehoeveelheidbeschikbaargeheugen(RAM)raadplegen.
1
sleuf voor geheugenkaart op moederbord
2
sleuf voor geheugenkaart
1
uitsparingen (2)
2
geheugenkaart
3
inkeping
4
horizontale streep
KENNISGEVING: Druk de geheugenmodule met gelijke druk aan de uiteinden recht naar beneden in de aansluiting om schade aan de module te
voorkomen.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit de kabel aan op het netwerkcontact en sluit deze vervolgens op
uw computer aan.
Geheugen verwijderen
1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Druk de bevestigingsklemmen aan beide uiteinden van de geheugenmodule naar buiten connector.
4. Pak de module vast en trek deze omhoog.
Als de module moeilijk te verwijderen is, moet u deze zachtjes heen en weer bewegen om deze uit de aansluiting te verwijderen.
Kaarten
UwDell™-computer is uitgerust met de volgende sleuven voor PCI- en PCI Express-kaarten:
l Drie PCI-kaartsleuven
l EénPCIExpressx1-kaartsleuf
l EénPCIExpressx16-kaartsleuf
l Een PCI Express x8-kaartsleuf (elektrotechnisch geconfigureerd als een x4-kaart)
PCI-kaarten
l Als u een PCI-kaart installeert or vervangt, moet u de procedures in het volgende gedeelte uitvoeren.
l Als u een PCI-kaart verwijdert, maar niet vervangt: zie Een PCI-kaart verwijderen.
l Als u een PCI-kaart vervangt, moet u het huidige stuurprogramma voor de kaart verwijderen.
l Alls u een PCI Express-kaart installeert of vervangt: zie Een PCI Express-kaart installeren.
l Als u een PCI Express-kaart verwijdert, maar niet vervangt: zie Een PCI Express-kaart verwijderen.
Een PCI-kaart installeren
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: U kunt schade aan onderdelen binnen de computer ten gevolge van statische elektriciteit voorkomen door de statische elektriciteit in
uw lichaam te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het
computerchassis aan te raken.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: U kunt schade aan onderdelen binnen de computer ten gevolge van statische elektriciteit voorkomen door de statische elektriciteit in
uw lichaam te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het
computerchassis aan te raken.
OPMERKING: Dell kan een optionele set voor Audigy II- en IEEE 1394 PCI add-in-kaarten leveren die een IEEE 1394-aansluiting bevat die aan de
voorzijde van de computer kan worden gemonteerd.
OPMERKING: De PCI-aansluiting naast de vaste schijf ondersteunt kaarten met een lengte van 5,5 inch. Om ruimte te maken voor grotere kaarten (van
maximaal 10,5 inch) moet u de vaste-schijfbeugel verwijderen.
3. Druk op de twee ontgrendellipjes aan de binnen kant van de kaartvergrendelingsdeur om de deur open te draaien. Omdat de deur voorzien is van
scharnieren, zal deze open blijven staan.
4. Als de computer is uitgerust met een kaartvergrendelingsmechanisme om de x16-kaart op zijn plaats te houden, moet u het ontgrendelingslipje
voorzichtig naar beneden drukken en vervolgens het mechanisme omhoog draaien om toegang tot de kaartsleuven te krijgen.
5. Als u een nieuwe kaart installeert, verwijdert u eerst de vulbeugel om voor een kaartsleufopening te zorgen. Ga vervolgens verder met stap 7.
6. Als u een kaart vervangt die reeds op de computer is aangesloten, moet u de kaart verwijderen.
Koppel indien nodig alle kabels los die op de kaart zijn aangesloten. Pak de kaart vast bij de bovenste hoeken en trek hem voorzichtig uit de
aansluiting.
7. Maak de kaart gereed voor installatie.
Zie de documentatie die met de kaart is meegeleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of andere aanpassingen
voor uw computer.
8. Plaats de kaart in de aansluiting en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.
1
ontgrendellipjes (2)
2
kaartvergendelingsdeur
3
uitlijningsstreep
4
uitlijningsgeleider
5
vulbeugel
1
ontgrendelingslipje
2
kaartvergrendelingsmechanisme
3
kaartvergendelingsdeur
LET OP: Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze met een netwerk verbonden zijn. Om een elektrische schok
te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de computer niet is aangesloten op het stopcontact voordat u een kaart aanbrengt.
9. Voordat u de kaartvergrendelingsdeur sluit, moet u controleren of:
l Debovenzijdenvanallekaartenenvulbeugelszichopéénlijnbevindenmetdeuitlijningsstreep.
l De inkeping bovenin de kaart of vulbeugel om de uitlijningsgeleider past.
10. Sluit de kaartvergendelingsdeur door deze vast te drukken om de kaart(en) vast te zetten.
11. Sluit alle kabels aan die op de kaart zouden moeten zijn aangesloten.
Raadpleeg de documentatie voor de kaart voor informatie over de kabelaansluitingen voor de kaart.
12. Alsueenkaarthebtvervangendiereedsindecomputerwasgeïnstalleerdenuhetvergrendelingsmechanismehebtverwijderd,moetuhet
vergrendelingsmechanisme opnieuw verwijderen.
13. Voordat u het kaartvergrendelingsmechanisme vervangt, moet u controleren of:
l Debovenzijdenvanallekaartenenvulbeugelszichopéénlijnbevindenmetdeuitlijningsstreep.
l De inkeping bovenin de kaart of vulbeugel om de uitlijningsgeleider past.
14. Druk het kaartvergrendelingsmechanisme op zijn plek om de PCI-kaart vast te zetten.
15. Breng de computerkap opnieuw aan, sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten
aan.
16. Alsueengeluidskaarthebtgeïnstalleerd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated Audio Controller (Ingebouwde audiocontroller) en wijzig de instelling in Off (Uit).
1
vollediggeïnstalleerdekaart
2
nietvollediggeïnstalleerdekaart
3
beugel binnen sleuf
4
beugel buiten de sleuf
5
uitlijningsstreep
6
uitlijningsgeleider
1
kaartvergendelingsdeur
2
ontgrendellipjes (2)
KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid kunnen er voor zorgen dat de
computerbehuizing niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel aansluiten op het netwerkcontact en vervolgens op de computer.
b. Sluit externe audio-apparaten aan op de aansluitingen op de geluidskaart. Sluit geen externe audio-apparaten aan op de microfoonaansluiting,
luidspreker/koptelefoon-aansluiting of line-in- aansluitingen op het achterpaneel.
17. Als u een add-in-netwerkadapterhebtgeïnstalleerdendeingebouwdenetwerkadapterwiltdeactiveren:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated NIC Controller (Ingebouwde NIC-controller), en wijzig de instelling in Off (Uit).
b. Sluit de netwerkkabel aan op de add-in-aansluitingen voor de netwerkadapter. Sluit de netwerkkabel niet aan op de ingebouwde aansluiting op
het achterpaneel.
18. Installeer alle stuurprogramma's die voor de kaart benodigd zijn, zoals beschreven in de documentatie voor de kaart
Een PCI-kaart verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Als u de kaart permanent verwijdert, moet u een vulbeugel in de lege kaartsleufopening installeren.
Als u een vulbeugel nodig hebt, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact opnemen met Dell).
4. Breng de computerkap opnieuw aan, sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten
aan.
5. Deïnstalleerhetstuurprogrammavandekaart.
6. Als u een geluidskaart hebt verwijderd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated Audio Controller (Ingebouwde audiocontroller) en wijzig de instelling in On (Aan).
b. Sluit externe audioapparatuur aan op de audio-aansluitingen op het achterpaneel van de computer.
7. Als u een add-in-netwerkaansluiting hebt verwijderd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated NIC Controller (Ingebouwde NIC-controller) en wijzig de instelling in On (Aan).
b. Sluit de netwerkkabel aan op de ingebouwde aansluiting op het achterpaneel van de computer.
PCI Express-kaarten
Uw computer biedt ondersteuning voor:
l Een PCI Express x1-kaart
l Een PCI Express x16-kaart
l Een PCI Express x4-kaart (een x8-kaart die elektrotechnisch als een x4-kaart is geconfigureerd)
Als u een PCI Express-kaart installeert of vervangt, volgt u de procedures die in het volgende gedeelte zijn beschreven. Als u een kaart verwijdert en niet
vervangt, zie Een PCI Express-kaart verwijderen.
Alsueenkaartvervangt,moetuhethuidigestuurprogrammavoordekaartdeïnstalleren.
Als u een PCI Express-kaart installeert of verwijdert: zie Een PCI Express-kaart installeren.
Een PCI Express-kaart installeren
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel aansluiten op het netwerkcontact en vervolgens op de computer.
OPMERKING: Het installeren van vulbeugels op een lege kaartsleufopeningen is nodig om te voldoen aan de FCC-certificatierichtlijnen voor uw
computer. Daarnaast zorgen de vulbeugels ervoor dat er geen stof en vuil in uw computer terechtkomen.
2. Als de uitlijningsstreep niet op de computer aanwezig is, moet u de hefboom op de chassiswand omhoog draaien.
3. Duw de twee ongrendellipjes op de kaartvergrendelingsdeur naar elkaar toe en draai de deur open. Omdat de deur is vergrendeld, zal deze open
blijven staan.
4. Als de computer is uitgerust met een kaartvergrendelingsmechanisme om de x16-kaart op zijn plaats te houden, moet u het ontgrendelingslipje
voorzichtig naar beneden drukken en vervolgens het mechanisme omhoog draaien om toegang tot de kaartsleuven te krijgen.
5. Als u een nieuwe kaart installeert, verwijdert u eerst de vulbeugel om voor een kaartsleufopening te zorgen. Ga vervolgens verder met stap 7.
6. Alsueenkaartvervangtdiereedsindecomputerisgeïnstalleerd,moetudebestaandekaarteerstverwijderen.
Koppel indien nodig alle kabels los die op de kaart zijn aangesloten. Als de kaart is uitgerust met een vergrendelingsmechanisme, moet u de bovenkant
van het vergrendelingsmechanisme verwijderen door op het lipje te drukken en de bovenzijde naar boven te trekken.
7. Trek aan het bevestigingslipje, pak de kaart bij de bovenste hoeken vast en trek deze voorzichtig uit de aansluiting.
1
kaartvergendelingsdeur
2
ontgrendellipjes (2)
3
hefboom op de chassiswand (mogelijk
niet op alle computers aanwezig)
4
vulbeugel
5
uitlijningsgeleider
6
uitlijningsstreep
1
ontgrendelingslipje
2
kaartvergrendelingsmechanisme
3
kaartvergendelingsdeur
8. Maak de kaart gereed voor installatie.
Zie de documentatie die met de kaart is meegeleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of andere aanpassingen
voor uw computer.
9. Als u de kaart op de x16-kaartaansluiting aansluit, moet u de kaart op zodanige wijze plaatsen dat de bevestigingssleuf is uitgelijnd met het
bevestigingslipje.
10. Plaats de kaart in de aansluiting en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.
11. Controleer of:
l Debovenzijdenvanallekaartenenvulbeugelszichopéénlijnbevindenmetdeuitlijningsstreep.
l De inkeping bovenin de kaart of vulbeugel om de uitlijningsgeleider past.
12. Als u een kaartvergrendelingsmechanisme hebt verwijderd, moet u deze vastklikken, zodat de PCI Express-kaart wordt vergrendeld.
1
PCI Express x16-kaartsleuf
2
PCI Express x16-kaart
3
bevestigingslipje
4
PCI Express x1-kaart
5
PCI Express x1-kaartsleuf
LET OP: Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze met een netwerk verbonden zijn. Om een elektrische schok
te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de computer niet is aangesloten op het stopcontact voordat u een kaart aanbrengt.
KENNISGEVING: Maakhetbevestigingslipjevrijomdekaarttekunneninstalleren.Alsdekaartnietopjuistewijzeisgeïnstalleerd,kanhet
moederbord beschadigd raken.
1
vollediggeïnstalleerdekaart
2
nietvollediggeïnstalleerdekaart
3
beugel binnen sleuf
4
beugel buiten de sleuf
5
uitlijningsstreep
6
uitlijningsgeleider
13. Breng de computerkap opnieuw aan, sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten
aan.
14. Alsueengeluidskaarthebtgeïnstalleerd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated Audio Controller (Ingebouwde audiocontroller) en wijzig de instelling in Off (Uit).
b. Sluit externe audio-apparatuur aan op de aansluitingen van de geluidskaart. Sluit geen externe audio-apparaten aan op de
microfoonaansluiting, luidspreker-/koptelefoonaansluiting of line-in- aansluitingen op het achterpaneel.
15. Als u een add-in-netwerkadapterhebtgeïnstalleerdendeingebouwdenetwerkadapterwiltdeactiveren:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated NIC Controller (Ingebouwde NIC-controller) en wijzig de instelling in Off (Uit).
b. Sluit de netwerkkabel aan op de aansluitingen van de add-in- netwerkadapter. Sluit de netwerkkabel niet aan op de ingebouwde aansluiting op
het achterpaneel.
16. Installeer alle stuurprogramma's die voor de kaart benodigd zijn, zoals beschreven in de documentatie voor de kaart.
Een PCI Express-kaart verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
1
ontgrendelingslipje
2
kaartvergrendelingsmechanisme
3
kaartvergendelingsdeur
KENNISGEVING: Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid kunnen er voor zorgen dat de
computerbehuizing niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel aansluiten op het netwerkcontact en vervolgens op de computer.
1
kaartvergendelingsdeur
2
ontgrendellipjes
(2)
3
hefboom op de chassiswand (mogelijk
niet op alle computers aanwezig)
4
vulbeugel
5
uitlijningsgeleider
6
uitlijningsstreep
3. Als de uitlijningsstreep niet op de computer aanwezig is, moet u de hefboom op de chassiswand omhoog draaien.
4. Duw de twee ongrendellipjes op de kaartvergrendelingsdeur naar elkaar toe en draai de deur open. Omdat de deur van scharnieren is voorzien, zal
deze open blijven.
5. Als de computer is uitgerust met een kaartvergrendelingsmechanisme om de x16-kaart op zijn plaats te houden, moet u het ontgrendelingslipje
voorzichtig naar beneden drukken en vervolgens het mechanisme omhoog draaien om toegang tot de kaartsleuven te krijgen.
6. Maak het bevestigingslipje op de kaartsleuf los om de kaart te verwijderen.
7. Als u de kaart permanent verwijdert, moet u een vulbeugel in de lege kaartsleufopening installeren.
Als u een vulbeugel nodig hebt, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact opnemen met Dell).
8. Breng het kaartvergrendelingsmechanisme opnieuw in de lipjes aan en draai het mechanisme naar beneden totdat het op zijn plek vastklikt.
9. Sluit de kaartvergendelingsdeur om de kaart(en) te vergrendelen.
10. Breng de computerkap opnieuw aan, sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten
aan.
11. Deïnstalleerhetstuurprogrammavandekaart.
12. Als u een geluidskaart hebt verwijderd:
1
ontgrendelingslipje
2
kaartvergrendelingsmechanisme
3
kaartvergendelingsdeur
1
PCI Express x16-kaartsleuf
2
PCI Express x16-kaart
3
bevestigingslipje
4
PCI Express x1-kaart
5
PCI Express x1-kaartsleuf
KENNISGEVING: Maak het bevestigingslipje vrij om de kaart te verwijderen. Als de kaart op onjuiste wijze wordt verwijderd, kan het moederbord
worden beschadigd.
OPMERKING: Het installeren van vulbeugels op een lege kaartsleufopeningen is nodig om te voldoen aan de FCC-certificatierichtlijnen voor uw
computer. Daarnaast zorgen de vulbeugels ervoor dat er geen stof en vuil in uw computer terechtkomen.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel aansluiten op het netwerkcontact en vervolgens op de computer.
OPMERKING: In het geval van PCI-E-kaarten met een volledige lengte moet u de "piano"-beugel op de computer, indien aanwezig, naar beneden
in de standaardpositie draaien.
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated Audio Controller (Ingebouwde audiocontroller) en wijzig de instelling in On (Aan).
b. Sluit externe audio-apparaten aan op de ingebouwde audio- aansluitingen op het achterpaneel van de computer.
13. Als u een add-in-netwerkaansluiting hebt verwijderd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Integrated NIC Controller (Ingebouwde NIC-controller) en wijzig de instelling in On (Aan).
b. Sluit de netwerkkabel aan op de ingebouwde aansluiting op het achterpaneel van de computer.
Stationspanelen
Het stationspaneel verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Pak de hefboom op de schuifplaat, trek de schuifplaat naar beneden en houd deze op zijn plaats.
4. Het stationspaneel zal openklikken. Verwijder het paneel voorzichtig en bewaar het op een veilige locatie.
Het inzetstuk van het stationspaneel verwijderen
OPMERKING: Installeer alle stuurprogramma's die voor de kaart benodigd zijn, zoals beschreven in de documentatie voor de kaart
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door altijd de stekker van de computer uit het stopcontact te verwijderen voordat u de
computerkap opent.
1
hefboom schuifplaat
2
schuifplaat
3
stationspaneel
OPMERKING: Met de schuifplaat kunt u het stationspaneel vastzetten en ontgrendelen en stations vergrendelen. Druk aan de binnenkant en draai het
stationspaneel naar links om het uit de zijscharnieren los te maken.
1. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen).
2. Draai het stationspaneel rond om beide zijkanten van het inzetstuk voor het stationspaneel te vinden en vast te pakken. Trek het paneel naar binnen
om het uit de vergrendelingen los te maken die het paneel vasthouden.
3. Bewaar het inzetstuk voor het stationspaneel op een veilige locatie.
Het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen
1. Lijn de inkepingen op het inzetstuk voor het stationspaneel uit met de overeenkomstige sleuven op het stationspaneel en druk het paneel op zijn
plaats vast.
2. Controleer of het inzetstuk voor het stationspaneel op juiste wijze is aangebracht in het stationspaneel.
Het stationspaneel opnieuw aanbrengen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
1
stationspaneel
2
lipje inzetstuk stationspaneel
3
inzetstuk voor het stationspaneel
1
stationspaneel
2
lipje inzetstuk voor het
stationspaneel
3
inzetstuk voor het
stationspaneel
3. Lijn de lipjes op het stationspaneel uit met de deurscharnieren.
4. Draai het stationspaneel naar de computer toe totdat de hefboom van de schuifplaat vastklikt en het stationspaneel op het voorpaneel vastklikt.
5. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
Stations
Uw computer biedt ondersteuning voor:
l TweevasteseriëleATA-schijven
l Twee FlexBay-stations (kunnen een optioneel diskettestation, een optionele mediakaartlezer of een optionele vaste schijf bevatten).
l Twee cd- of dvd-stations
Algemene installatierichtlijnen
Sluit de vaste schijven aan op de aansluitingen die zijn aangeduid met "SATA0" en "SATA1", te beginnen met SATA0. Sluit de cd/dvd-stations aan op de
aansluitingen die zijn aangeduid met "SATA2", "SATA3" of "SATA4", te beginnen met "SATA2".
SeriëleATA-schijven en cd/dvd-stations worden aangesloten op de aansluitingen op met moederbord die zijn aangeduid met "SATA0" tot en met "SATA4".
TijdenshetaansluitenenverwijderenvaneenseriëleATA-kabel moet u de kabel aan beide uiteinden bij de stekker vastpakken.
Vaste schijf
1
schuifplaat
2
hefboom schuifplaat
3
stationspaneel
1
interfacekabel
2
interface-aansluiting
OPMERKING: Het verdient de aanbeveling om de vaste schijf aan te sluiten op de aansluiting op het moederbord die is aangeduid met "SATA0". Sluit
additionele vaste schijven aan op de aansluitingen die zijn aangeduid met SATA1 en SATA2. Sluit de cd-/dvd-stations aan op de aansluitingen naast de
aansluiting van de vaste schijf.
Een vaste schijf verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder de stroomkabels en vaste-schijfkabels uit het station.
4. Druk de blauwe ontgrendellipjes aan weerszijden van het station in en schuif het station uit de computer omhoog.
5. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
6. Als de schijfconfiguratie door het verwijderen van deze schijf wordt gewijzigd, moet u controleren of deze wijzigingen in de BIOS-instellingen zijn
doorgevoerd. Roep tijdens het opnieuw starten het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga in het systeemsetupprogramma
naar het gedeelte "Drives" (Stations) en stel de SATA-poorten 0 tot en met 4 in op de juiste configuratie.
Een vaste schijf installeren
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen voordat u de
computerkap openmaakt.
KENNISGEVING: Om schade aan het station te voorkomen mag u deze niet op een hard oppervlak plaatsen. Plaats het station in plaats daarvan op
een zacht oppervlak zoals schuimrubber
KENNISGEVING: Als u een vaste schijf vervangt die gegevens bevat, moet u een back-up van uw bestanden maken voordat u met de onderstaande
procedure van start gaat.
1
stroomkabel
2
kabel vaste schijf
1
lipjes (2)
2
vaste schijf
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Haal de vervangende vaste schijf uit de verpakking en maak deze gereed voor installatie.
4. Raadpleeg de documentatie voor de vaste schijf om te controleren of de schijf voor uw computer is geconfigureerd.
5. Als de vervangende vaste schijf niet voorzien is van een schijfbeugel, moet u de beugel van de oude schijf lostrekken.
6. Druk de beugel van de vaste schijf op de vervangende vaste schijf.
7. Installeer de vaste schijf in de computer door de schijf op zijn plaats te schuiven totdat deze vastklikt.
8. Sluit de stroom- en schijfkabels op de vaste schijf aan.
9. Controleer alle aansluitingen om er zeker van de zijn of deze op juiste wijze van kabels zijn voorzien en goed vastzitten.
10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
11. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
12. Als door het installeren van deze schijf de schijfconfiguratie wordt gewijzigd, moet u controleren of deze wijzigingen in de BIOS-instellingen zijn
doorgevoerd. Roep tijdens het opnieuw starten het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga in het systeemsetupprogramma
naar het gedeelte "Drives" (Stations) en stel de SATA-poorten 0 tot en met 4 in op de juiste configuratie.
13. Raadpleeg de documentatie die bij de vaste schijf werd geleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van de vaste schijf.
Een tweede vaste schijf toevoegen
OPMERKING: Het verdient de aanbeveling om de vaste schijf aan te sluiten op de aansluiting op het moederbord die is aangeduid met "SATA0". Sluit
additionele vaste schijven aan op de aansluitingen die zijn aangeduid met SATA1 en SATA2.
1
vaste schijf
2
beugel vaste schijf
1
stroomkabel
2
kabel vaste schijf
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel op het netwerkcontact aansluiten en vervolgens op de computer.
1. Raadpleeg de documentatie voor de schijf om te controleren of deze voor uw computer is geconfigureerd.
2. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
3. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
4. Druk de twee blauwe bevestigingslipjes aan weerszijden de schijfbevestigingsbeugel binnen het legen schijfcompartiment in, en schijf de beugel
omhoog uit het compartiment.
5. Druk de beugel van de vaste schijf op de nieuwe vaste schijf.
6. Schuif de nieuwe vaste schijf voorzichtig in het ongebruikte compartiment totdat deze vastklikt.
7. Sluit de stroomkabels en kabels van de vaste schijf aan op het station.
8. Controleer alle aansluitingen om er zeker van de zijn of deze op juiste wijze van kabels zijn voorzien en goed vastzitten.
9. Breng de computerkap opnieuw aan (De computerkap opnieuw aanbrengen).
10. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
11. Roep tijdens het opnieuw starten het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga vervolgens in de BIOS-instellingen naar het
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen voordat u de
computerkap openmaakt.
KENNISGEVING: Om schade aan het station te voorkomen mag u deze niet op een hard oppervlak plaatsen. Plaats het station in plaats daarvan op
een zacht oppervlak zoals schuimrubber
OPMERKING: Het verdient de aanbeveling om de primaire vaste schijf aan te sluiten op de aansluiting op het moederbord die is aangeduid met
"SATA0". Sluit additionele vaste schijven aan op de aansluitingen die zijn aangeduid met SATA1 en SATA2.
KENNISGEVING: Installeer geen schijf in het onderste schijfcompartiment totdat u de vaste-schijfbeugel aan de binnenzijde van het vaste-
schijfcompartiment hebt verwijderd.
1
vaste schijf
2
beugel vaste schijf
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit de kabel aan op het netwerkcontact en sluit deze vervolgens op
uw computer aan.
gedeelte "Drives" (Stations) en stel onder SATA 0 through 4 (SATA 0 t/m 4) de SATA-poortvoordevasteschijfdieuzojuisthebtgeïnstalleerdinopON
(AAN). Hierdoor wordt de schijf geactiveerd.
Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van het station.
Een vaste schijf in de FlexBay installeren
Het bovenste FlexBay-station van uw computer biedt ruimte voor een additionele vaste schijf.
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen).
4. Verwijder de cilinderschroeven aan de binnenzijde van het inzetstuk voor het stationspaneel en breng de schroeven op het nieuwe station aan (zie Het
inzetstuk van het stationspaneel verwijderen).
5. Draai de FlexBay-knop op de behuizing 90 graden tegen de klok in.
6. Trek de hefboom van de schuifplaat naar beneden en houd deze op zijn plek vast.
7. Schuif de vaste schijf in het Flexbay-compartiment totdat de schuifplaat en het station vastklikken.
8. Sluit de schijf- en stroomkabels aan op de vaste schijf.
9. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
Een vaste schijf uit de FlexBay verwijderen
1
vaste schijf
2
hefboom schuifplaat
3
FlexBay-knop (standaardpositie)
KENNISGEVING: Controleer of de FlexBay-knop tegen de klok in is gedraaid. Is dat niet het geval, dan kan de knop beschadigd raken.
OPMERKING: Als u de FlexBay-knop eenmaal omdraait, zal de schijfruimte worden geopend, zodat u een groter apparaat zoals een vaste schijf
kunt aanbrengen. De knop bevindt zich in dit stadium in een horizontale positie.
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder de schijf- en stroomkabels uit de achterzijde van de schijf.
4. Trek de schuifplaat naar beneden en houd deze op zijn plaats vast.
5. Schuif de vaste schijf uit de FlexBay.
6. Draai de FlexBay-knop in de standaardpositie. De standaardpositie van de FlexBay-knop wordt weergegeven in de afbeelding in Een vaste schijf in de
FlexBay installeren.
Diskettestation
Een diskettestation verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen).
4. Verwijder de stroomkabel en de kabels van het diskettestation uit de achterzijde van het diskettestation.
5. Verwijder de kabel van het diskettestation uit de klemmen op de luchtstroomkap van de processor. Verwijder de stekker van het andere uiteinde van
de kabel van het diskettestation uit het moederbord. Verwijder de kabel van het diskettestation uit de computer.
1
vaste schijf
2
hefboom schuifplaat
KENNISGEVING: . Als dit niet het geval is, kan de knop worden beschadigd.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen voordat u de
computerkap openmaakt.
OPMERKING: Zie voor het toevoegen van een diskettestation Een diskettestation installeren.
6. Trek de schuifplaat naar beneden en houd deze op zijn plaats vast.
7. Schuif het diskettestation uit het stationscompartiment.
8. Als u het station niet vervangt, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen (zie Het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw
aanbrengen).
9. Breng het stationspaneel opnieuw aan (zie Het stationspaneel opnieuw aanbrengen).
10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen.
11. Als u het station niet vervangt, moet u controleren of deze wijzigingen in de BIOS-instellingen zijn opgenomen. Roep tijdens het opnieuw starten het
systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga naar het gedeelte "Drives" (Stations) en selecteer onder Diskette Drive
(Diskettestation) de waarde "none" (geen).
Een diskettestation installeren
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Leg de computer op zijn zijde, zodat het moederbord zich aan de onderkant van de binnenkant van de computer bevindt.
4. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen).
5. Als u een nieuw diskettestation installeert, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel verwijderen (zie Het inzetstuk van het stationspaneel
verwijderen).
6. Als u een nieuw diskettestation installeert, moet u de cilinderschroeven uit de binnenzijde van het inzetstuk voor het stationspaneel verwijderen en aan
de nieuwe schijf bevestigen. Zie Het inzetstuk van het stationspaneel verwijderen.
1
stroomkabel
2
kabel diskettestation
3
diskettestation
4
hefboom schuifplaat
5
schuifplaat
6
luchtstroomkap voor de processor
7. Schuif het diskettestation in het stationscompartiment totdat de schuifplaat op zijn plaats vastklikt en het station eveneens op zijn plaats vastklikt.
8. Sluit de stroomkabel en kabel van het diskettestation op het diskettestation aan.
9. Controleer alle kabelaansluitingen en haal kabels uit de weg om te zorgen voor voldoende luchtstroom voor de ventilator en de ventilatieopeningen.
10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
11. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
12. Roep tijdens het opnieuw starten het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga naar het gedeelte "Drives" (Stations) en
selecteer onder Diskette Drive (Diskettestation) de optie Internal only (Alleen ingebouwd).
Raadpleeg de documentatie die bij het diskettestation werd geleverd voor aanwijzingen voor het installeren van de software die nodig is voor een
juiste werking van het station.
13. Controleer of uw computer op juiste wijze functioneert door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Mediakaartlezer
Zie voor het gebruik van de mediakaartlezer Een mediakaartlezer gebruiken.
Een mediakaartlezer verwijderen
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Leg de computer op zijn kant, zodat het moederbord zich aan de onderkant van de binnenkant van de computer bevindt.
3. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
4. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen).
1
diskettestation
2
cilinderschroeven (4)
KENNISGEVING: Sluit een netwerkkabel altijd eerst aan op het netwerkcontact en vervolgens op de computer.
KENNISGEVING: Controleer of de FlexBay-knop tegen de klok in is gedraaid. Is dat niet het geval, dan kan de knop beschadigd raken.
OPMERKING: AlsureedseenadditionelevasteschijfindeFlexBayhebtgeïnstalleerdendezedooreendiskettestationwiltvervangen,moetu
controleren of de FlexBay-knop tegen de klok in terug in de standaard verticale positie is gedraaid. Zie de afbeelding in het gedeelte Een vaste
schijf in de FlexBay installeren.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: U kunt schade aan onderdelen binnen de computer ten gevolge van statische elektriciteit voorkomen door de statische elektriciteit in
uw lichaam te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het
computerchassis aan te raken.
5. Verwijder de USB-kabel uit de achterzijde van de mediakaartlezer. Verwijder het andere uiteinde van de kabel uit de USB-aansluiting op het
moederbord (zie Onderdelen van het moederbord). Verwijder de kabel uit eventuele klemmen en til deze uit de computer.
1
Mediakaartlezer (niet bij alle computers geleverd)
2
USB-kabel
6. Trek de schuifplaat naar de onderzijde van de computer en houd deze daar vast. Schuif het station vervolgens uit de voorzijde van de computer naar
buiten.
7. Breng het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aan (zie Het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen).
8. Breng het stationspaneel opnieuw aan (zie Het stationspaneel opnieuw aanbrengen).
9. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
10. Zet de computer aan en open het systeemsetupprogramma (zie Systeemsetupprogramma). Selecteer onder USB for FlexBay (USB- aansluiting voor
FlexBay) de waarde OFF (UIT).
Een mediakaartlezer installeren
1
schuifplaat
2
hefboom schuifplaat
3
mediakaartlezer (niet bij alle computers geleverd)
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: U kunt schade aan onderdelen binnen de computer ten gevolge van statische elektriciteit voorkomen door de statische elektriciteit in
uw lichaam te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het
computerchassis aan te raken.
KENNISGEVING: Controleer of de FlexBay-knop tegen de klok in is gedraaid. Is dat niet het geval, dan kan de knop beschadigd raken.
OPMERKING: AlsureedseenadditionelevasteschijfindeFlexBayhebtgeïnstalleerdendezewiltvervangendooreenmediakaartlezer,moetu
controleren of de FlexBay-knop tegen de klok in de standaard verticale stand is gedraaid. Zie de afbeelding in het gedeelte Een vaste schijf in de
FlexBay installeren.
1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Leg de computer op zijn zijde, zodat het moederbord zich aan de onderkant van de binnenkant van de computer bevindt.
3. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
4. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen).
5. Verwijder het inzetstuk voor het stationspaneel (zie Het inzetstuk van het stationspaneel verwijderen).
6. Verwijder de mediakaartlezer uit de verpakking.
7. Verwijder de cilinderschroeven aan de binnenzijde van het inzetstuk voor het stationspaneel en breng de schroeven op het nieuwe station aan.
8. Schuif het station voorzichtig op zijn plaats totdat deze vastklikt.
9. Sluit de USB-kabel aan op de achterzijde van de mediakaartlezer en op de USB-aansluiting op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
10. Geleid de USB-kabel door de kabelgeleidingsklem.
11. Breng het stationspaneel opnieuw aan (zie Het stationspaneel opnieuw aanbrengen).
12. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
13. Zet de computer aan en open het systeemsetupprogramma (zie Systeemsetupprogramma). Selecteer on USB for FlexBay (USB- aansluiting voor
FlexBay) de waarde ON (AAN).
Cd-/dvd-station
1
mediakaartlezer
2
schroeven (4)
OPMERKING: Controleer voordat u de USB-kabelaansluitofdemediakaartlezerisgeïnstalleerd.
1
Mediakaartlezer (optioneel)
2
USB-kabel
Een cd-/dvd-station verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder het stationspaneel (zie Het stationspaneel verwijderen).
4. Verwijder de stekker van de stroomkabel uit de achterzijde van het station en verwijder de kabel van het cd-/dvd-station uit de achterzijde van het
station en het moederbord.
5. Schuif het stationsontgrendelingsmechanisme naar rechts om de cilinderschroef vrij te maken. Schuif vervolgens het station uit stationscompartiment.
6. Als u het station niet vervangt, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen (zie Het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw
aanbrengen).
7. Breng het stationspaneel opnieuw aan (zie Het stationspaneel opnieuw aanbrengen).
8. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Om een elektrische schok te voorkomen, moet u altijd de stekker van de computer uit het stopcontact verwijderen voordat u de
computerkap openmaakt.
1
kabel cd-/dvd-station
2
stroomkabel
3
moederbord
1
schuifplaat
2
cd-station
9. Als u dit station niet door een ander station vervangt, moet u het station deactiveren in de BIOS-instellingen. Roep tijdens het opnieuw starten het
systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga naar het gedeelte "Drives" (Stations) en selecteer onder SATA 0 through 4 de juiste
configuratie voor de SATA-poorten.
Een cd-/dvd-station installeren
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Als u een nieuw station installeert, moet u het station uit de verpakking halen en gereedmaken voor installatie.
Raadpleeg de documentatie die bij het station werd geleverd om na te gaan of het station voor gebruik in uw computer is geconfigureerd.
4. Als u een nieuw station installeert, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel verwijderen (zie Het inzetstuk van het stationspaneel verwijderen).
5. Verwijder de drie cilinderschroeven aan de binnenzijde van het inzetstuk voor het stationspaneel en bevestig deze schroeven aan het nieuwe station.
6. Schuif het station in het stationscompartiment totdat het station op zijn plaats vastklikt.
7. Sluit de stekker van de stroomkabel aan op het station en sluit de kabel van het cd/dvd-station aan op het station en het moederbord. Zie Onderdelen
van het moederbord voor de locatie van aansluitingen op het moederbord.
8. Controleer alle kabelaansluitingen en haal kabels uit de weg om te zorgen voor voldoende luchtstroom voor de ventilator en de ventilatieopeningen.
9. Breng het stationspaneel opnieuw aan (zie Het stationspaneel opnieuw aanbrengen).
10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
1
cd/dvd-station
2
cilinderschroeven (3)
1
kabel cd/dvd-station
2
stroomkabel
3
moederbord
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit de kabel aan op het netwerkcontact en sluit deze vervolgens op
uw computer aan.
11. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
12. Roep tijdens het opnieuw starten het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma). Ga naar het gedeelte "Drives" (Stations) en activeer
onder SATA 0 through 4 de SATA-poort voor dit station.
Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van het station.
13. Controleer of uw computer op juiste wijze functioneert door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Luchtstroomkap voor de processor
De luchtstroomkap voor de processor verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder de stekker van de ventilatorkabel uit de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
4. Verwijder de borgschroeven waarmee de luchstroomkap van de processor aan het chassis is bevestigd, draai de kap naar voren en verwijder deze
voorzichtig uit de scharnieren.
5. Til de luchtstroomkap voor de processor uit de computer en zet deze opzij.
De luchtstroomkap voor de processor installeren
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: De warmteafleiding van de processor kan tijdens normale werking uiterst warm worden. Zorg ervoor dat de warmteafleiding voldoende
de tijd krijgt om af te koelen alvorens u deze aanraakt.
1
luchtstroomkap voor de processor
2
borgschroeven (2)
KENNISGEVING: De warmteafleiding van de processor is bevestigd aan de luchtstroomkap voor de processor. Als u de luchtstroomkap verwijdert,
moet u deze ondersteboven of op zijn kant neerleggen om schade aan de thermische laag van de warmteafleiding te voorkomen.
3. Lijn de scharniersleuven op de luchtstroomkap van de processor uit met de scharniergeleidingen op het moederbord.
4. Lijn de andere zijde van de luchtstroomkap voor de processor uit met de ventilator en zet de twee borgschroeven vast.
5. Sluit de ventilatorkabel aan op de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
6. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
7. Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
Ventilators
De behuizing van de processorventilator verwijdering
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder de stekker van de ventilatorkabel uit de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
4. Verwijder de luchtstroomkap voor de processor (zie De luchtstroomkap voor de processor verwijderen).
5. Til het ontgrendelingslipje aan de onderzijde van de ventilatorbehuizing omhoog en houd deze op zijn plaats. Druk de bovenkant van de behuizing naar
beneden en schuif deze naar de achterzijde van de computer om de lipjes uit de groeven te halen die ze naar beneden drukken.
6. Haal de ventilatorbehuizing voorzichtig uit de computerkast.
De behuizing van de processorventilator installeren
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder de luchtstroomkap voor de processor indien u deze nog niet hebt verwijderd. (zie De luchtstroomkap voor de processor verwijderen).
4. Breng met de stroomkabel van de ventilator naar beneden gericht de lipjes langs de bodem van de ventilatorbehuizing aan in de overeenkomstige
sleuven op de ventilatorbehuizing en schijf de ventilatorbehuizing voorzichtig naar de voorzijde van de computer totdat deze vastklikt.
5. Sluit de ventilatorkabel aan op de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
6. Breng de luchtstroomkap voor de processor opnieuw aan (zie De luchtstroomkap voor de processor installeren).
7. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit eerst de kabel op de netwerkpoort of netwerkvoorziening aan en
vervolgens op de computer.
De processorventilator verwijderen
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder de stekker van de ventilatorkabel uit de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
4. Verwijder de luchtstroomkap voor de processor (zie De luchtstroomkap voor de processor verwijderen).
5. Verwijder de processorventilatorkast uit de behuizing (zie De behuizing van de processorventilator verwijdering).
6. Trek aan de twee onderhoeken van de ventilator om de vier rubberen dichtingsringen los te maken waarmee de ventilator aan de luchtstroomkap voor
de processor is bevestigd.
De processorventilator installeren
1. Houd de stroomkabel voor de ventilator naar beneden gericht en lijn de rubberen dichtingsringen binnen de ventilator uit met de gaten in elke hoek van
de luchtstroomkap voor de processor, en trek de dichtingsringen door de gaten totdat ze vastklikken..
2. Breng de processorventilatorkast opnieuw in de behuizing aan (zie De behuizing van de processorventilator installeren).
3. Breng de luchtstroomkap voor de processor opnieuw aan (zie De luchtstroomkap voor de processor installeren).
4. Sluit de ventilatorkabel aan op de aansluiting FAN_CPU op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
5. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
6. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
De kaartventilator verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder alle uitbreidingskaarten met volledige lengte (zie Een PCI Express-kaart verwijderen en Een PCI-kaart verwijderen).
1
ventilatorbehuizing
2
rubberen dichtingsring (4)
3
processorventilator
OPMERKING: De richting van de luchtstroom wordt op de zijkant van de ventilator aangegeven.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de stekker van de kabel op de netwerkpoort aansluiten en vervolgens de andere
stekker op de computer aansluiten.
4. Verwijder de ventilatorkabel uit de FAN_CARD_CAGE-aansluiting op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
5. Til het lipje aan de onderzijde van de ventilatorbehuizing omhoog en houd deze op zijn plaats. Druk op de bovenkant van de behuizing en schijf de
behuizing voorzichtig uit de groef.
6. Trek een voor een aan elke hoek van de ventilator om de vier rubberen dichtingsringen los te maken waarmee de ventilator aan de ventilatorkast is
bevestigd.
De kaartventilator installeren
1. Lijn met de stroomkabel van de ventilator naar beneden gericht de rubberen dichtingsringen binnen de ventilator uit met de gaten in elke hoek van de
ventilatorkast, en trek de dichtingsringen door de gaten totdat deze vastklikken.
2. Sluit de ventilatorkabel aan op de FAN_CARD_CAGE-aansluiting op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
3. Breng alle uitbreidingskaarten die u hebt verwijderd, opnieuw aan (zie Een PCI-kaart installeren en Een PCI Express-kaart installeren).
4. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
5. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
1
ventilatorbehuizing
2
lipje
1
kaartventilator
2
rubberen dichtingsring (4)
3
kaartventilatorkast
KENNISGEVING: Controleer of de ventilatorkabel op juiste wijze door de opening in de rechterbenedenhoek van de ventilatorkast is geleid.
OPMERKING: De richting van de luchtstroom wordt op de zijkant van de ventilator aangegeven. Breng de lipjes aan de onderzijde van de
ventilator aan in de overeenkomstige sleuven van de behuizing van de ventilatorkast, en draai de ventilatorkast naar voren totdat deze vastklikt.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de stekker van de kabel op de netwerkpoort aansluiten en vervolgens de andere
stekker op de computer aansluiten.
Processor
De processor verwijderen
1. Volg de instructies in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder de stekker van de stroomkabels uit de aansluitingen POWER en 12VPOWER op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
4. Verwijder de luchtstroomkap (zie De luchtstroomkap voor de processor verwijderen).
5. Druk de ontgrendelingshefboom omlaag.
6. Til de ontgrendelingshefboom voor het processorcontact omhoog en open de processorafdichting.
7. Verwijder de processor uit het contact.
Laat de ontgrendelingshefboom uitgeklapt in de vrijstand staan zodat het contact gereed is voor de nieuwe processor.
De processor installeren
1. Haal de nieuwe processor uit de verpakking.
2. Als de ontgrendelingshefboom op het contact niet volledig is uitgeklapt, moet u deze in de uitgeklapte (vrij) stand brengen.
3. Lijn de pin-1-hoeken van de processor uit met het contact.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: Voer de onderstaande stappen alleen uit als u ervaring hebt met het verwijderen en opnieuw aanbrengen van hardware. Als u deze
stappen niet op juiste wijze uitvoert, kan het moederbord beschadigd raken.
1
afdichting processor
2
processor
3
contact
4
ontgrendelingshefboom processorcontact
KENNISGEVING: Aard uzelf door een ongeverfd metalen oppervlak aan de achterkant van de computer aan te raken.
KENNISGEVING: U moet de processor op juiste wijze in het contact plaatsen om permanente schade aan de processor en de computer te voorkomen
wanneer u de computer aanzet.
4. Plaats de processor voorzichtig in het contact en zorg ervoor dat de processor gelijkmatig in het contact is aangebracht. Als de processor op juiste wijze
is aangebracht, moet u er uiterst zachtjes op zijn plaats duwen.
5. Wanneerdeprocessorvollediginhetcontactisgeïnstalleerd,moetudeafdichtingvandeprocessorsluiten.
6. Draai de contactontgrendelingshefboom naar achteren in de richting van het contact en klik deze vast zodat de processor wordt vergrendeld.
7. Breng de luchtstroomkap voor de processor opnieuw aan (zie De luchtstroomkap voor de processor installeren).
8. Sluit de stroomkabels opnieuw aan op de aansluitingen POWER en 12VPOWER op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
9. Sluit de computerkap (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
10. Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
Moederbord
Het moederbord verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder alle uitbreidingskaarten met volledige lengte (zie Een PCI-kaart verwijderen en Een PCI Express-kaart verwijderen).
4. Verwijder de twee schroeven waarmee de kaartventilator is bevestigd, en verwijder vervolgens de luchtstroomkap voor de processor (zie De
luchtstroomkap voor de processor verwijderen) en de processorventilator (zie De behuizing van de processorventilator verwijdering en De
processorventilator verwijderen).
5. Verwijder de kaartventilator (zie De kaartventilator verwijderen).
6. Verwijder alle additionele onderdelen die de toegang tot het moederbord in de weg kunnen zitten.
7. Verwijder alle kabels uit het moederbord.
1
afdichting processor
2
processor
3
contact
4
contactontgrendelingshefboom
5
pin-1-indicator contact
KENNISGEVING: Contactpinnen zijn uiterst kwetsbaar. Om schade te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de processor op juiste wijze is uitgelijnd
met het contact. Oefen geen overmatige kracht uit wanneer u de processor installeert. Zorg ervoor dat u de pinnen op het moederbord niet aanraakt of
verbuigt.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit eerst de kabel op de netwerkpoort of netwerkvoorziening aan en
vervolgens op de computer.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: Hetmoederbordendemetalenladezijnmetelkaarverbondenenkunnenalsééngeheelwordenverwijderd.
8. Verwijder de acht schroeven waarmee het moederbord aan het chassis is bevestigd, schuif het moederbord naar de voorzijde van de computer en til
deze vervolgens uit de computer omhoog.
Het moederbord installeren
1. Zet waar nodig onderdelen van het oude moederbord naar het vervangende moederbord over.
2. Plaats het moederbord op de juiste wijze door de inkepingen aan de onderzijde van het moederbord uit te lijnen met de lipjes op de computer.
3. Schuif het moederbord naar de achterzijde van de computer totdat het moederbord vastklikt.
4. Breng de acht schroeven opnieuw aan om het moederbord aan het chassis te bevestigen.
5. Breng alle uitbreidingskaarten die u hebt verwijderd, opnieuw aan (zie Een PCI-kaart installeren en Een PCI Express-kaart installeren).
6. Breng de luchtstroomkap voor de processor opnieuw aan (zie De luchtstroomkap voor de processor installeren) en breng de processorventilator
opnieuw aan (zie De behuizing van de processorventilator installeren en De processorventilator installeren).
7. Breng de kaartventilator opnieuw aan (zie De kaartventilator installeren).
8. Breng alle additionele onderdelen die u uit het moederbord hebt verwijderd, opnieuw aan.
9. Sluit alle kabels opnieuw op het moederbord aan.
10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
11. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
12. Flash indien nodig de BIOS van de computer.
Stroomtoevoer
KENNISGEVING: Als u het moederbord vervangt, moet u het vervangende moederbord visueel vergelijken met het bestaande moederbord om te
controleren of u over het juiste onderdeel beschikt.
KENNISGEVING: Hetmoederbordendemetalenladezijnmetelkaarverbondenenwordenalsééngeheelverwijderd.
KENNISGEVING: Als u het moederbord vervangt, moet u het vervangende moederbord visueel vergelijken met het bestaande moederbord om te
controleren of u over het juiste onderdeel beschikt.
OPMERKING: Sommige onderdelen en aansluitingen van/op vervangende moederborden kunnen zich op een andere locatie bevinden dan de
overeenkomstige onderdelen en aansluitingen op het oude moederbord.
OPMERKING: De jumperinstellingen op vervangende moederborden zijn fabrieksinstellingen.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de stekker van de kabel op de netwerkpoort aansluiten en vervolgens de andere
stekker op de computer aansluiten.
OPMERKING: Raadpleeg support.dell.com voor het flashen van de BIOS.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
Toewijzingen van de pinnen van de gelijkstroomaansluiting van de stroomvoorziening
(PSU)
Gelijkstroomaansluiting P1
Stroomvoorziening (375 W)
Stroomvoorziening (425 W)
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
+3.3 VDC
Oranje
+3.3 VDC
Oranje
2
+3.3 VDC
Oranje
+3.3 VDC
Oranje
3
COM
Zwart
COM
Zwart
4
+5 VDC
Rood
+5 VDC
Rood
5
COM
Zwart
COM
Zwart
6
+5 VDC
Rood
+5 VDC
Rood
7
COM
Zwart
COM
Zwart
8
POK
Grijs
POK
Grijs
9
+5 VFP
Paars
+5 VFP
Paars
10
+12 VBDC
Wit
+12 VB DC
Wit
11
+12 VB DC
Wit
+12 VB DC
Wit
12
+3.3 VDC
Oranje
+3.3 VDC
Oranje
13
+3.3 VDC/SE4
Oranje
+3.3 VDC/SE4
Oranje
14
-12 VDC
Blauw
-12 VDC
Blauw
15
COM
Zwart
COM
Zwart
16
PS_ON
Groen
PS_ON
Groen
17
COM
Zwart
COM
Zwart
18
COM
Zwart
COM
Zwart
19
COM
Zwart
COM
Zwart
20
N/C
N/C
N/C
N/C
21
+5 VDC
Rood
+5 VDC
Rood
22
+5 VDC
Rood
+5 VDC
Rood
Gelijkstroomaansluiting P2
Wisselstroomaansluitingen P3 en P5
Gelijkstroomstroomaansluiting P7
23
+5 VDC
Rood
+5 VDC
Rood
24
COM
Zwart
COM
Zwart
Stroomvoorziening (375 W)
Stroomvoorziening (425 W)
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
COM
Zwart
COM
Zwart
2
COM
Zwart
COM
Zwart
3
+12 VA DC
Geel
+12 VA DC
Geel
4
+12 VA DC
Geel
+12 VA DC
Geel
Stroomvoorziening (375 W)
Stroomvoorziening (425 W)
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
+3.3V DC
Oranje
+3.3V DC
Oranje
2
COM
Zwart
COM
Zwart
3
+5 V DC
Rood
+5 V DC
Rood
4
COM
Zwart
COM
Zwart
5
+12 VA DC
Geel
+12 VA DC
Geel
Stroomvoorziening (375 W)
Stroomvoorziening (425 W)
Gelijkstroomaansluitingen P8, P9, P13, en P14
Gelijkstroomaansluitingen P10
Gelijkstroomaansluitingen P12
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
+5 V DC
Rood
+5 V DC
Rood
2
COM
Zwart
COM
Zwart
3
COM
Zwart
COM
Zwart
4
+12 VADC
Geel
+12 VADC
Geel
Stroomvoorziening (375 W)
Stroomvoorziening (425 W)
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
+3.3 VDC
Oranje
+3.3 VDC
Oranje
2
COM
Zwart
COM
Zwart
3
+5 VDC
Rood
+5 VDC
Rood
4
COM
Zwart
COM
Zwart
5
+12 VA DC
Wit
+12 VB DC
Wit
Stroomvoorziening (375 W)
Stroomvoorziening (425 W)
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
+12 VA DC
Geel
+12 VB DC
Wit
2
COM
Zwart
COM
Zwart
3
COM
Zwart
COM
Zwart
4
+5 V DC
Rood
+5 V DC
Rood
Stroomvoorziening (375 W)
Stroomvoorziening (425 W)
Gelijkstroomaansluiting P15 (alleen voor 425 W)
De stroomvoorziening verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Volg de gelijkstroomkabels van de stroomvoorziening en verwijder de stekkers van elke aangesloten stroomkabel uit alle contacten.
4. Verwijder de vier schroeven waarmee de stroomvoorziening aan de achterzijde van het computerchassis is bevestigd.
5. Houd het ontgrendelingslipje aan de onderzijde van de stroomvoorziening ingedrukt en duw de stroomvoorziening naar de voorzijde van de computer
om deze los te maken uit de bevestigingslipjes op het computerchassis.
6. Pak alle kabels van de stroomvoorziening vast om deze op eenvoudige wijze te verwijderen, en til de stroomvoorziening uit de computer.
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
+12 VB DC
Wit
+12 VC DC
Blauw/wit
2
+12 VB DC
Wit
+12 VC DC
Blauw/wit
3
+12 VB DC
Wit
+12 VC DC
Blauw/wit
4
COM
Zwart
COM
Zwart
5
COM
Zwart
COM
Zwart
6
COM
Zwart
COM
Zwart
Pin-nummer
Signaalnaam
Kleur 18-AWG-kabel
1
+12 VC DC
Blauw/wit
2
+12 VC DC
Blauw/wit
3
+12 VC DC
Blauw/wit
4
COM
Zwart
5
COM
Zwart
6
COM
Zwart
OPMERKING: De P15-aansluiting is bestemd voor grafische PCI Express-kaarten die meer dan 75 Watt verbruiken.
KENNISGEVING: Noteer de locatie van en ID van elke stroomaansluiting alvorens u de kabels van de stroomvoorziening verwijdert.
OPMERKING: Noteer de plaatsing van de stroomkabels alvorens u deze verwijdert. U moet deze kabels weer op juiste wijze aanbrengen om te
voorkomen dat ze worden beschadigd of verstrengeld raken.
De stroomvoorziening installeren
1. Sluit de stroomvoorziening aan. Zorg daarbij dat de sleuf aan de onderzijde van de eenheid is uitgelijnd met de lipjes op het chassis. Schuif de eenheid
vervolgens naar de achterzijde van de computer totdat deze vastklikt.
2. Breng de vier schroeven opnieuw aan om de stroomvoorziening aan de achterzijde van het computerchassis te bevestigen.
3. Sluit alle verwijderde gelijkstroomkabels opnieuw aan. Zorg er daarbij dat de kabels op dezelfde manier worden geplaatst.
4. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
5. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
I/O-voorpaneel
Onderdelen van het I/O-paneel aan de voorzijde
1
schroeven voor stroomvoorziening (4)
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit eerst de kabel op de netwerkpoort of netwerkvoorziening aan en
vervolgens op de computer.
1
ingebouwde add-in
geluidskaart
2
interne 1394a-
aansluiting
3
aansluiting aan/uit-knop
4
aansluiting I/O-paneel
voorzijde
5
microfoon-in-aansluiting
6
koptelefoon-uit-
aansluiting
7
externe USB-poorten (2)
8
externe 1394a-poort
Het I/O-paneel aan de voorzijde verwijderen
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Verwijder het plastic montagekader aan de voorzijde. De onderkant van het chassis van het montagekader bevat twee schroeven die moeten worden
verwijderd. Daarnaast moeten er zes vastklikfuncties worden verwijderd waarmee het montagekader aan de metalen wand is bevestigd.
4. Verwijder de luchtstroomkap voor de processor (zie De luchtstroomkap voor de processor verwijderen).
5. Verwijder de processorventilator (zie De behuizing van de processorventilator verwijdering en De processorventilator verwijderen) en de kaartventilator
(zie De kaartventilator verwijderen).
6. Verwijder de stekker van de kabel van het bedieningspaneel uit de aansluiting van het I/O-paneel door aan de kabellus te trekken.
7. Verwijder de kabel van het stroompaneel, de 1394-kabel en de audiokabel (indien aanwezig), zodat er nergens op het volledige I/O-paneel aan de
voorzijde van de computers kabels zijn aangesloten.
8. Verwijder de twee schroeven waarmee het I/O-paneel aan de voorzijde van het chassis is bevestigd.
9. Verwijder het onderste gedeelte van het I/O-paneel voorzichtig uit de groef op het chassis, gevolgd door het bovenste gedeelte.
Het I/O-paneel aan de voorzijde van de computer installeren
1. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
3. Lijn de schroefgaten op het I/O-paneel uit met de schroefgaten op het chassis, en vervang de twee schroeven.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: Noteer nauwkeurig de manier waarop elke kabel is aangesloten alvorens u deze verwijdert, zodat u de kabels later op de juiste wijze
kunt aansluiten Kabels die niet of op verkeerde wijze zijn aangesloten, kunnen problemen met de computer veroorzaken.
1
I/O-voorpaneel
2
montageschroeven (2)
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat u alle kabels die oorspronkelijk op het I/O-paneel waren aangesloten, opnieuw aansluit. Doet u dit niet, dan
functioneert uw computer mogelijk niet langer naar behoren.
4. Sluit de kabel om de aan/uit-knop en het I/O-paneel te verbinden opnieuw aan.
5. Sluit de 1394-kabel en audiokabel opnieuw aan (indien van toepassing).
6. Sluit de kabel van het bedieningspaneel opnieuw op de aansluiting van het I/O-paneel aan.
7. Breng het voorste montagekader opnieuw aan door de zes lipjes op de overeenkomstige sleuven op het voorchassis uit te lijnen en het montagekader
vast te klikken. Breng de schroeven die het montagekader aan de achterzijde van het computerchassis bevestigen opnieuw aan.
8. Breng de luchtstroomkap voor de processor opnieuw aan (zie De luchtstroomkap voor de processor installeren) en breng de processorventilator
opnieuw aan (zie De behuizing van de processorventilator installeren en De processorventilator installeren).
9. Sluit de kaartventilator op het moederbord aan (zie De kaartventilator installeren).
10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
Knoopcelbatterij
De knoopcelbatterij vervangen
Een knoopcel (batterij) bewaart de computerconfiguratie, datum en tijdoptie in. De levensduur van de batterij bedraagt een aantal jaar. Als u de datum- en
tijdsgegevens meerdere malen opnieuw moet instellen nadat u de computer hebt aangezet, is het tijd om de batterij te vervangen.
De batterij vervangt u als volgt:
1. Open het systeemsetupprogramma en sla de waarden voor alle schermen op (zie Het systeemsetupprogramma openen), zodat u de juiste instellingen
kuntherstellennadatudenieuwebatterijhebtgeïnstalleerd.
2. Volg de instructies die zijn beschreven in Voordat u begint.
3. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).
4. Zoek naar het batterijcompartiment (zie Onderdelen van het moederbord).
5. Verwijder de batterij door deze voorzichtig uit het compartiment te wrikken met uw vingers of een stomp, niet-geleidend voorwerp, zoals een plastic
schroevendraaier.
6. Plaats de nieuwe batterij in het compartiment met de zijde "+" omhoog gericht, en druk de batterij in het compartiment vast.
7. Breng de computerkap opnieuw aan. (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: U kunt schade aan onderdelen binnen de computer ten gevolge van statische elektriciteit voorkomen door de statische elektriciteit in
uw lichaam te ontladen voordat u elektronische onderdelen van de computer aanraakt. Dit kunt u doen door een ongeverfd metalen oppervlak van het
computerchassis aan te raken.
LET OP: Nieuwebatterijenkunnenexploderenindiendezeoponjuistewijzewordengeïnstalleerd.Vervangbatterijenalleendoorbatterijenvan
hetzelfde of een vergelijkbaar type zoals aanbevolen door de fabrikant. Voer verbruikte batterijen af volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
KENNISGEVING: Als u een bot object gebruikt om de batterij uit het compartiment te verwijderen, moet u goed opletten dat het object nergens in
contact komt met het moederbord. Zorg ervoor dat u het object tussen de batterij en het compartiment plaatst voordat u probeert om de batterij uit
het compartiment te wrikken. Doet u dat niet, dan zou u het moederbord kunnen beschadigen doordat u het compartiment loswrikt of door de
bedrading op het moederbord kapot maakt.
8. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
9. Open het systeemsetupprogramma en herstel de instellingen die u hebt vastgelegd tijdens stap 1 (zie Het systeemsetupprogramma openen).
10. Dank de oude batterij op milieuvriendelijke wijze af. Raadpleeg de Productinformatiegids voor informatie over het afvoeren van batterijen.
De computerkap opnieuw aanbrengen
1. Controleer of alle kabels zijn aangesloten en haal eventuele kabels uit de weg.
Trek de stroomkabels voorzichtig naar u toe zodat ze niet onder de stations vast komen te zitten.
2. Zorg ervoor dat er geen gereedschappen of onderdelen in de computer achterblijven.
3. Laat de kap op zijn plaats zakken:
a. Draai de kap naar beneden.
b. Druk de rechterzijde van de kap naar beneden totdat deze sluit.
c. Druk de rechterzijde van de kap naar beneden totdat deze sluit.
4. Zorg ervoor dat beide zijden van de kap zijn vergrendeld. Als dat niet het geval is, moet u stap 3 in zijn geheel herhalen.
5. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.
Terug naar inhoudsopgave
1
knoopcel
2
lipje
3
batterijcompartiment
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, moet u eerst de kabel op het netwerkcontact aansluiten en vervolgens de kabel op de computer
aansluiten.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk. Sluit de kabel aan op het netwerkcontact en sluit deze vervolgens op
uw computer aan.
Terug naar inhoudsopgave
De computer optimaliseren voor een betere prestatie
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
HoedeIntel™SpeedStep®-technologie werkt
HoedeIntel™SpeedStep®-technologie werkt
De SpeedStep-technologie bewaakt automatisch de prestaties van de processor van uw computer en past op dynamische wijze de werkingsfrequentie en het
stroomniveau aan de uit te voeren taak aan. Als voor een bepaalde toepassing geen volledige prestatie is benodigd, is het mogelijk om op deze manier een
aanzienlijke hoeveelheid stroom te besparen. Hoewel er overal waar mogelijk stroom wordt bespaart, kunt u op belangrijke momenten nog altijd op een
krachtige prestatie rekenen.
WindowsVista™regeltautomatischdeIntelSpeedstep-technologie via de energieplannen DellRecommended, Balanced en Power Saver. Deze optie is
gedeactiveerd in het energieplan High Performance.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Uw computer instellen en gebruiken
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
Aanzichten van de computer
Aanzicht voorzijde
Aanzichten van de computer
Uw computer binnen een besloten ruimte installeren
Een monitor aansluiten
Meer over uw RAID-configuratie
Dell DataSafe (optioneel)
Intel®Viiv™-technologie (optioneel)
Multimedia gebruiken
Schijvenkopiëren
Een mediakaartlezer gebruiken
HoedeoptioneleXcelerator™werkt
Windows ®SideShow™enhetMiniView- beeldscherm
Een printer instellen
Een internetverbinding maken
Wizard Netwerk instellen
Informatie naar een nieuwe computer overzetten
Energiebeheeropties in Windows Vista
1
kapontgrendelingsmechanisme
Gebruik dit mechanisme om de kap te verwijderen (zie
De computerkap verwijderen).
2
opslagruimte
U kunt de opslagruimte gebruiken om cd's te bewaren,
een digitale camera op te stellen om bestanden van de
camera naar de computer over te zetten, etc.
3
menu MiniView-beeldscherm
U kunt dit menu gebruiken om de verschillende
menuopties voor het beeldscherm te doorlopen.
4
navigatieknoppen MiniView-
beeldscherm
U kunt deze knoppen gebruiken om de menuopties
voor het MiniView-beeldscherm te doorlopen. Gebruik
de knoppen in het menu omhoog en omlaag te gaan,
om van links naar rechts te gaan of om een optie te
selecteren.
5
eject-knop lade optisch station
(2)
U kunt deze knop gebruiken om de lade van het
optisch station uit te werpen.
OPMERKING: De zelfregelende deuren van het optisch
station zullen automatisch open gaan wanneer u op
de eject-knop drukt.
6
luchtopeningen
Om een adequate koeling te garanderen, moet u
ervoor zorgen dat de luchtopeningen nergens worden
Aansluitingen op het I/O-paneel aan de voorzijde
geblokkeerd.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat er minimaal vijf
centimeter ruimte tussen alle luchtopeningen en
tussen eventuele objecten en de luchtopeningen
aanwezig is.
KENNISGEVING: Houd het gebied van de
luchtopeningen schoon en vrij van stof om ervoor te
zorgen dat de computer op adequate wijze worden
geventileerd. Gebruik alleen een droge doek om het
ventilatiegebied te reinigen om te voorkomen dat er
water in de computer binnendringt.
7
IEEE 1394-aansluiting
Gebruik de IEEE 1394-aansluiting voor
gegevensapparaten met een hoge snelheid, zoals
digitale camera's en externe opslagapparaten
8
aan/uit-knop !
Druk deze knop in om de computer aan te zetten.
KENNISGEVING: Om gegevensverlies te voorkomen
moet u de aan/uit-knop niet gebruiken om de
computer uit te zetten. U moet de computer
daarentegen uitschakelen via het besturingssysteem.
OPMERKING: U kunt de aan/uit-knop ook gebruiken
om de computer uit een slaapstand te wekken of in
een energiebesparende stand te zetten (zie
Energiebeheeropties in Windows Vista).
9
USB-aansluitingen (2)
Gebruik de USB-aansluitingen aan de voorzijde voor
apparaten die u zo nu en dan aansluit, zoals
geheugensticks, camera's of opstartbare USB-
apparaten. Zie voor meer informatie over het
opstarten vanaf een USB-apparaat
Systeemsetupprogramma.
OPMERKING: Het verdient de aanbeveling om de USB-
aansluitingen aan de achterzijde te gebruiken voor
apparaten die aangesloten blijven, zoals printers en
toetsenborden.
10
koptelefoonaansluiting
Gebruik de koptelefoonaansluiting om koptelefoons en
de meeste typen luidsprekers aan te sluiten.
11
microfoonaansluiting
U kunt de microfoonaansluiting gebruiken om een pc-
microfoon aan te sluiten voor spraak- of muziekinvoer
naar een geluids- of telefonietoepassing.
12
3,5 inch flexbays (2)
Een flexbay biedt ruimte voor een optionele
mediakaartlezer, een audioinvoerapparaat,
videoinvoerapparaat, een invoerapparaat met of
zonder een grafische versnellingsvoorziening, een
diskettestation of een additionele vaste schijf.
13
5,25 inch
stationscompartimenten (2)
Een 5,25 inch stationscompartiment biedt ruimte voor
een cd-rw/dvd-station, een audioinvoerapparaat of
videoinvoerapparaat of een uitvoerapparaat met of
zonder grafische versnellingsvoorziening, een dvd-rw-
station of een Blu-rayDisc™-station.
14
activiteitslampje vaste schijf
Het lampje van de vaste schijf zal branden wanneer de
computer gegevens van de vaste schijf leest of ernaar
toe schrijft. Het lampje kan ook branden wanneer een
apparaat zoals een cd-speler actief is.
15
controlelampjes (4)
Aan de volgorde van deze controlelampjes kunt u
problemen met de computer aflezen (zie Dell
Diagnostics).
16
netwerklampje
Het netwerklampje zal branden als er sprake is van
een succesvolle verbinding tussen een netwerk en de
computer.
17
LCD
Geeft een "Now playing"-venster weer voor
audiovisuele toepassingen. In dit venster kunt u
apparaten selecteren en starten die binnen uw
computerzijngeïnstalleerdofopuwcomputerzijn
aangesloten.
Aanzicht achterzijde
1
microfoonaansluiting
U kunt de microfoonaansluiting gebruiken om een pc-microfoon
aan te sluiten voor spraak- of muziekinvoer naar een geluids- of
telefonietoepassing.
2
koptelefoonaansluiting
Gebruik de koptelefoonaansluiting om de koptelefoon aan te
sluiten.
3
USB-aansluitingen (2)
Gebruik de USB-aansluitingen aan de voorzijde voor apparaten
die u zo nu en dan aansluit, zoals geheugensticks, camera's of
opstartbare USB-apparaten. Zie Opstartvolgorde voor meer
informatie over opstartbare USB-apparaten.
Het verdient de aanbeveling om de USB-aansluitingen aan de
achterzijde te gebruiken voor apparaten die aangesloten blijven,
zoals printers en toetsenborden.
4
IEEE 1394-aansluiting
Gebruik de IEEE 1394-aansluiting voor gegevensapparaten met
een hoge snelheid, zoals digitale camera's en externe
opslagapparaten.
1
stroomaansluiting
Gebruik deze aansluiting om de stroomkabel te sluiten. Mogelijk
ziet de aansluiting op de computer er anders uit dan de hier
afgebeelde aansluiting.
2
audio-aansluitingen
Gebruik deze aansluiting voor audioapparaten (zie I/O-
aansluitingen aan de achterzijde).
3
USB-aansluitingen
Aanbevolen voor apparaten die normaliter aangesloten blijven,
zoals printers en toetsenborden.
4
S/PDIF (RCA)
Gebruik deze aansluiting voor externe digitale
stereoluidsprekers.
5
eSATA
Gebruik deze aansluiting voor additionele opslagapparaten.
6
kaartsleuven
ToegangsaansluitingenvoorgeïnstalleerdePCI- en PCI Express-
kaarten.
OPMERKING: Sommige aansluitingssleuven bieden
I/O-aansluitingen aan de achterzijde
ondersteuning voor kaarten met een volledige lengte.
7
IEEE 1394
Gebruik de IEEE 1394-aansluiting voor gegevensapparaten met
een hoge snelheid, zoals digitale camera's en externe
opslagapparaten.
8
aansluiting voor
netwerkadapter
KENNISGEVING: Sluit geen telefoonkabel aan op de
netwerkaansluiting.
Gebruik deze aansluiting om de computer aan te sluiten op een
netwerk of breedbandapparaat.
1
IEEE 1394
Gebruik de IEEE 1394-aansluiting voor
gegevensapparaten met een hoge snelheid, zoals
digitale camera's en externe opslagapparaten.
2
eSATA
Gebruik deze aansluiting voor externe SATA-
opslagapparaten.
3
S/PDIF (RCA)
Gebruik deze aansluiting voor externe digitale
stereoluidsprekers.
4
USB-aansluitingen (4)
(achterzijde)
Gebruik de USB-aansluitingen aan de achterzijde voor
apparaten die normaliter aangesloten blijven, zoals
printers en toetsenborden.
OPMERKING: Het wordt aanbevolen om de USB-
aansluitingen aan de voorzijde te gebruiken voor
apparaten die u zo nu en dan aansluit, zoals joysticks,
camera's of opstartbare USB-apparaten.
5
verbindingsintegriteitslampje
l Groen Er is een succesvolle verbinding tussen
een 10 Mbps-netwerk en de computer.
l Oranje Er is een succesvolle verbinding
tussen een 100 Mbps-netwerk en de computer.
l Geel Er is een succesvolle verbinding tussen
een 1.000 Mbps (1 Gbps)-netwerk en de
computer.
l Uit De computer detecteert geen fysieke
verbinding met het netwerk.
6
aansluiting voor
netwerkadapter
KENNISGEVING: Sluit geen telefoonkabel aan op de
aansluiting voor de netwerkadapter.
Gebruik de aansluiting voor de netwerkadapter om de
computer aan te sluiten op een netwerk of
breedbandapparaat.Sluitéénuiteindevaneen
netwerkkabel aan op een netwerkcontact of
breedbandvoorziening, en sluit het andere uiteinde
van de netwerkkabel aan op de aansluitingen voor de
netwerkadapter op de computer. Een klikgeluid geeft
aan dat de netwerkkabel goed vastzit.
Als uw computer is uitgerust met een additionele kaart
met netwerkaansluitingen, moet u de aansluitingen op
de kaart en aan de achterzijde van de computer
gebruiken om meerdere netwerkverbindingen te
configureren (zoals een gescheiden intranet en
extranet).
OPMERKING: U wordt aangeraden om categorie 5-
bedrading en -aansluitingen voor uw netwerk te
gebruiken. Als u toch gebruikmaakt van categorie 3-
Uw computer binnen een besloten ruimte installeren
Alsuuwcomputerbinneneenbeslotenruimteinstalleert,kandeluchtstroomwordenbeperkt.Ditkandeprestatievandecomputernadeligbeïnvloedenen
ervoor zorgen dat de computer oververhit raakt. Volg de onderstaande richtlijnen wanneer u uw computer binnen een besloten ruimte installeert:
l Laat een ruimte van minimaal 10,2 centimeter vrij aan alle zijden van de computer met ventilatieopeningen om voor de luchtstroom te zorgen die voor
een afdoende ventilatie is vereist.
l Als de ruimte van deuren is voorzien, moeten deze deuren een luchtstroom van minimaal 30% door de ruimte doorlaten (voorzijde en achterzijde).
bedrading, moet u de netwerksnelheid naar 10 Mbps
forceren om een betrouwbare werking te garanderen.
7
netwerkactiviteitslampje
Licht geel op als de computer netwerkgegevens
verzendt of ontvangt. Als gevolg van een hoog
netwerkvolume kan het lijken of dit lampje
aanhoudend brandt.
8
aansluiting voor surround
sound
Gebruik de (zwarte) aansluiting voor surround sound
voor luidsprekers met ondersteuning voor meerdere
kanalen.
Op computers met een geluidskaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
9
line-in-aansluiting
Gebruik de (blauwe) line-in-aansluiting op een afspeel-
/ opneemapparaat zoals een cassetespeler, cd-speler
of videorecorder aan te sluiten.
Op computers met een geluidskaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
10
line-out-
/koptelefoonaansluiting
Gebruik de (groene) line-out-aansluiting voor
koptelefoons en luidsprekers met ingebouwde
versterkers.
Op computers met een geluidskaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
11
optische S/PDIF-aansluiting
Gebruik de optische S/PDIF-aansluiting om digitale
audio te verzenden zonder een analoog
audioconversieproces te hoeven doorlopen.
Op computers met een geluidskaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
12
LFE-aansluiting voor
centerluidspreker/subwoofer
Gebruik de (oranje) aansluiting voor centerluidsprekers
en subwoofers.
Op computers met een geluidskaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
OPMERKING: Het LFE (Low Frequency Effects)-
audiokanaal dat voor digitale surround sound
audioschema's wordt gebruikt draagt alleen informatie
met een lage frequentie van 80 Hz of lager over. Het
LFE-kaneel stuurt subwoofer aan om extreem lage
basuitbreiding te kunnen bieden. Computers die geen
gebruikmaken van subwoofers kunnen LFE-informatie
aan de hoofdluidsprekers laten doorgeven in de
surround sound-configuratie.
13
aansluiting voor surround
sound aan de zijkant van de
computer
Gebruik de (grijze) surround sound-aansluiting aan de
zijkant voor luidsprekers met ondersteuning voor
meerdere kanalen. De surround sound-uitvoer aan de
zijkant zorgt voor een beter surround-geluid voor
computersdiemet7.1-luidsprekers zijn uitgerust.
Op computers met een geluidskaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
14
USB 2.0-aansluitingen (2)
(dubbele aansluitingen aan
achterzijde)
Gebruik de dubbele USB-aansluitingen aan de
achterzijde voor apparaten die normaliter aangesloten
blijven, zoals printers en toetsenborden.
OPMERKING: Het wordt aanbevolen om de USB-
aansluitingen aan de voorzijde te gebruiken voor
apparaten die u zo nu en dan aansluit, zoals joysticks,
camera's of opstartbare USB-apparaten.
KENNISGEVING: De specificaties voor de bedrijfstemperatuur in de eigenaarshandleiding komen overeen met de maximale omgevingstemperatuur.
Wanneer u de computer binnen een besloten ruimte opstelt, moet u rekening houden met de omgevingstemperatuur. Als de omgevingstemperatuur
bijvoorbeeld25°Cbedraagt,iserafhankelijkvandespecificatiesvooruwcomputermogelijksprakevanslechtseentemperatuurmargevan5°tot10°
C voordat de maximale bedrijfstemperatuur wordt bereikt. Zie voor informatie over de specificaties voor uw computer Specificaties.
l Als de computer op of onder een bureau staat opgesteld, moet u minimaal 5,1 centimeter tussen de achterzijde van de computer en de muur vrijlaten
om een luchtstroom te bieden die een afdoende ventilatie mogelijk maakt.
l Stel uw computer niet op binnen een besloten ruimte waar de luchtstroom wordt geblokkeerd. Als gevolg van een blokkade van de luchtstroom wordt
deprestatievandecomputernadeligbeïnvloedenkandezeoververhitraken.
Een monitor aansluiten
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Om brand, een elektrische schok of lichamelijk letsel te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat stopcontacten, stekkerdozen en andere
stroomvoorzieningennietoverbelastworden.Detotalehoeveelheidverbruikteampèrestroomvanalleproductendieopeenstopcontact,
stekkerdoos of andere stroomvoorziening zijn aangesloten, mag niet meer bedragen dan 80 procent van het netstroomcircuit.
OPMERKING: De grafische kaart van uw computer is met drie verschillende poorten uitgerust: een witte DVI-poort, een zwarte DVI-I-poort en een
blauwe VGA-poort.
Een monitor zonder adapter aansluiten
1. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af.
2. Sluit het besturingssysteem af:
l KlikopdeknopStartvanWindowsVista™ , klik op de pijl rechtsonder in het menu Start (zoals hieronder afgebeeld) en klik op Afsluiten.
De computer schakelt uit nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten.
3. Zorg ervoor dat de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld. Als uw computer en de daaraan gekoppelde apparaten niet
automatisch werden uitgeschakeld nadat u het besturingssysteem afsloot, moet u de aan/uit-knop 4 seconden ingedrukt houden om ze uit te
schakelen. Verwijder de stekker van de computer en alle daarop aangesloten apparaten uit het stopcontact.
4. Sluit de DVI- of VGA-stekker van de monitor aan op de overeenkomstige aansluiting aan de achterzijde van de computer:
Gebruik de witte DVI-poort op de computer om een monitor met een DVI-stekker aan te sluiten.
Gebruik de blauwe VGA-poort op de computer om een monitor met een VGA-stekker aan te sluiten.
Een monitor met een adapter aansluiten
1. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af.
2. Sluit het besturingssysteem af:
l Klik in Windows Vista op Start , klik op de pijl linksonder in het menu Start (hieronder afgebeeld) en klik op Afsluiten.
De computer schakelt uit nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten.
3. Zorg ervoor dat de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld. Als uw computer en de daaraan gekoppelde apparaten niet
automatisch werden uitgeschakeld nadat u het besturingssysteem afsloot, moet u de aan/uit-knop 4 seconden ingedrukt houden om ze uit te
schakelen.
4. Sluit de DVI-naar-VGA-adapter aan op de VGA-aansluiting op de monitor en sluit het andere uiteinde van de adapter aan op de witte DVI-poort op de
computer.
1
DVI-aansluiting (wit)
2
TV-OUT-aansluiting
3
VGA-aansluiting (blauw)
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Gebruik een dongle om een monitor met een VGA-stekker op de zwarte DVI-I-poort op de computer aan te sluiten.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Om een monitor met een VGA-stekker aan te sluiten op de DVI-poort aan de achterzijde van de computer is een DVI-naar-VGA-adapter
benodigd.
Twee of meer monitors aansluiten
1. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af.
2. Sluit het besturingssysteem af:
l Klik in Windows Vista op Start , klik op de pijl linksonder in het menu Start (hieronder afgebeeld) en klik op Afsluiten.
De computer schakelt uit nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten.
3. Zorg ervoor dat de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld. Als uw computer en de daaraan gekoppelde apparaten niet
automatisch werden uitgeschakeld nadat u het besturingssysteem afsloot, moet u de aan/uit-knop 4 seconden ingedrukt houden om ze uit te
schakelen.
4. Sluit twee of meer monitors aan op de overeenkomstige DVI- of VGA- poort aan de achterzijde van de computer.
Zie voor het rechtstreeks aansluiten van twee of meer monitors op DVI- of VGA-poorten van de computer Een monitor zonder adapter aansluiten.
Zie voor het aansluiten van de VGA-stekkers van een of meer monitors op de DVI-poort(en) van de computer Een monitor met een adapter aansluiten.
5. Wijzig de monitorinstellingen om ondersteuning voor meerdere monitors te activeren (zie De beeldscherminstellingen wijzigen).
Een televisie aansluiten
Om een televisie op de computer aan te sluiten is een S-video-kabel benodigd. Als u geen S-video-kabel hebt, kunt u deze aanschaffen bij vrijwel elke winkel
voor consumentenelektronica. Er wordt geen S-video-kabel bij uw computer geleverd.
1
DVI-aansluiting (wit)
2
DVI-naar-VGA-adapter (optioneel)
3
TV-OUT-aansluiting
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: De grafische kaart van uw computer is uitgerust met een witte DVI-poort, een zwarte DVI-I-poort en een blauwe VGA-poort.
OPMERKING: Om een monitor met een VGA-stekker aan te sluiten op de DVI-poort aan de achterzijde van de computer is een DVI-naar-VGA-
adapter benodigd.
OPMERKING: Gebruik een dongle om een monitor met een VGA-stekker op de zwarte DVI-I-poort op de computer aan te sluiten.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Alsueentelevisieopuwcomputeraansluit,kuntunaastdetelevisieslechtséénmonitor(VGAofDVI)aansluiten.
OPMERKING: Raadpleeg de documentatie die bij de televisie werd geleverd om ervoor te zorgen dat de televisie op juiste wijze aansluit en
configureert.
1. Sla alle geopende bestanden op en sluit ze en sluit alle geopende programma's af.
2. Sluit het besturingssysteem af:
l Klik in Windows Vista op Start , klik op de pijl linksonder in het menu Start (hieronder afgebeeld) en klik op Afsluiten.
De computer schakelt uit nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten.
3. Zorg ervoor dat de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld. Als uw computer en de daaraan gekoppelde apparaten niet
automatisch werden uitgeschakeld nadat u het besturingssysteem afsloot, moet u de aan/uit-knop 4 seconden ingedrukt houden om ze uit te
schakelen.
4. Verwijder de stekker van de computer en alle daarop aangesloten apparaten uit het stopcontact.
5. Sluit een uiteinde van de S-video-kabel aan op de TV-OUT-aansluiting aan de achterzijde van de computer.
6. Sluit het andere uiteinde van de S-video-kabel aan op de S-video- aansluiting op uw televisie.
7. Sluit indien gewenst een monitor met een DVI- of VGA-stekker aan, zoals beschreven in Een monitor aansluiten.
De beeldscherminstellingen wijzigen
1. Zet de computer aan nadat u de monitor(s) of televisie hebt aangesloten.
Het bureaublad Microsoft
®
Windows
®
wordt op de primaire monitor weergegeven.
2. Activeer de uitgebreide bureaubladmodus in de monitorinstellingen. In de uitgebreide bureaubladmodus kunt u objecten van het ene beeldscherm naar
het andere slepen, waardoor u de werkruimte in feite verdubbelt.
Meer over uw RAID-configuratie
Dit gedeelte biedt een overzicht van de RAID-configuratie die u mogelijk hebt geselecteerd doen u uw computer bestelde. Binnen de computerbranche zijn
verschillende RAID-configuraties beschikbaar voor uiteenlopende gebruiksdoeleinden. Uw computer biedt ondersteuning voor RAID-niveau 0 en RAID-niveau 1.
Een RAID-niveau 0-configuratie wordt aanbevolen voor toepassingen of gaming met een hoge prestatie, terwijl een RAID-niveau 1-configuratie wordt
aangeraden voor gebruikers die behoefte hebben aan een hoog niveau van gegevensintegriteit. Voorbeelden van gebruikers die baat hebben bij een RAID 1-
configuratie zijn mensen die actief zijn binnen de branche voor digitale fotografie of de automobielsector.
De schijven binnen een RAID-configuratie dienen hetzelfde formaat te hebben om ervoor te zorgen dat de grootste schijf geen ruimte bevat die niet is
toegewezen (en daardoor onbruikbaar is).
RAID Level 0-configuratie
Een RAID Level 0-configuratie maakt gebruik van een opslagtechniek die data striping wordt genoemd om een hoge gegevenstoegangssnelheid te bieden.
Datastripingiseenmethodewaarbijachtereenvolgendesegmentengegevens,stripesgenoemd,wordenweggeschrevennaardefysiekeschijfzodatéén
grote virtuele schijf ontstaat. Data striping maakt het mogelijk dat een of meer van de schijven gegevens lezen terwijl de andere schijf naar het volgende blok
zoekt of bezig is met het lezen daarvan.
OPMERKING: RAID-niveausvormengeenhiërarchie.EenRAIDniveau1-configuratie is niet inherent beter of slechter dan een RAID niveau 0-
configuratie.
KENNISGEVING: Omdat RAID Level 0-configuraties geen gegevensredundantie bieden zullen in het geval van een storing of defect van een schijf alle
gegevens verloren gaan (de gegevens op de resterende schijf zullen evenmin toegankelijk zijn). Daarom moet u regelmatige back-ups van uw
gegevens maken als u gebruikmaakt van een RAID Level 0-configuratie.
Een ander voordeel van een RAID Level 0-configuratie is dat deze de volledige opslagcapaciteit van de schijven benut. Zo zullen twee schijven met een
capaciteit van 120 GB samen 120 GB aan schijfruimte voor het opslaan van gegevens bieden.
RAID Level 1-configuratie
Een RAID Level 1-configuratie maakt gebruik van een opslagtechniek voor gegevensredundantie die mirroring (spiegeling) wordt genoemd om een hogere
mate van gegevensintegriteit te bieden.Wanneer gegevens naar de primaire vaste schijf worden geschreven, worden deze tegelijkertijd gedupliceerd, oftewel
gemirrored, op de tweede vaste schijf binnen de configuratie. RAID-niveau 1 ruilt de hogere gegevenssnelheden in voor voordelen op het gebied van
gegevensredundantie.
Als er een storing op de vaste schijf plaatsvindt, zullen daaropvolgende lees- en schrijfbewerkingen naar de overlevende schijf worden overgedragen.
Vervolgens kan een vervangende schijf worden ingericht met de gegevens van de overlevende schijf.
Uw computer voor RAID configureren
Op uw computer kan een RAID-configuratie worden aangebracht, zelfs als u geen RAID-configuratie hebt geselecteerd toen u de computer bestelde. Als u een
RAID-configuratie wilt instellen, moet uw computer minstens twee vaste schijven bevatten. Zie Meer over uw RAID-configuratie voor een uitleg van RAID-
niveaus. Zie Een vaste schijf installeren voor aanwijzingen voor het installeren van een vaste schijf.
Er zijn twee methoden waarmee u RAID-vaste-schijfvolumes kunt configureren.De eerste methode maakt gebruik van de Intel®RAID Option ROM utility en
wordt gebruikt voordat u het besturingssysteem op de vaste schijf installeert. De tweede methode maakt gebruik van de Intel
®
Application Accelerator en
wordt gebruikt nadatuhetbesturingssysteemhebtgeïnstalleerd.
Voor beide methoden is vereist dat u op de computer een RAID-modus activeert voordat u de RAID-configuratieprocedures uitvoert die in dit document worden
beschreven.
RAID inschakelen op uw computer
1. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).
2. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om Drives (Stations) te markeren, en druk op <Enter>.
OPMERKING: In een RAID Level 0-configuratie is de capaciteit van de configuratie gelijk aan de capaciteit van het kleinste station, vermenigvuldigd met
het aantal schijven binnen de configuratie.
OPMERKING: Binnen een RAID niveau 1-configuratie komt de capaciteit van de configuratie overeen met de capaciteit van de kleinste schijf binnen de
configuratie.
KENNISGEVING: Maak een back-up van alle gegevens die u wilt bewaren voordat u de RAID-modus activeert. Als u de procedure voor het instellen van
een RAID-configuratie uitvoert, is het mogelijk dat alle gegevens op de vaste schijven verloren gaan.
3. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets in SATA Operation (SATA-functionaliteit) te markeren, en druk op <Enter>.
4. Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-rechtstoets om RAID On (RAID aan) te markeren, druk op <Enter> en druk vervolgens op <Esc>.
5. Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-rechtstoets om Save/Exit (Opslaan/sluiten) te markeren, en druk vervolgens op <Enter> om het
systeemsetupprogramma te sluiten en het opstartproces te vervolgen.
De Intel®RAID Option ROM Utility gebruiken
Een RAID Level 0-configuratiecreëren
1. Schakel RAID in op uw computer (zie RAID inschakelen op uw computer).
2. Druk op <Ctrl><I> wanneer u wordt gevraagd om de Intel®RAID Option ROM utility te openen.
3. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om Create RAID Volume (RAID-volumecreëren)endrukop<Enter>.
4. Geef een naam voor het RAID-volume op of accepteer de standaardnaam, en druk op <Enter>.
5. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om RAID 0 (Stripe) te selecteren, en druk op <Enter>.
6. Als er meer dan twee vaste schijven beschikbaar zijn, drukt u op de pijl- omhoogtoets en pijl-omlaagtoets en spatiebalk om twee of drie schijven voor
uw configuratie te selecteren. Vervolgens drukt u op <Enter>.
7. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om de stripgrootte te wijzigen, en druk op <Enter>.
8. Selecteer de gewenste volumecapaciteit en druk op <Enter>.
De standaardwaarde is de maximale beschikbare grootte.
9. Druk op <Enter> om het station te maken.
10. Druk op <y> om te bevestigen dat u het RAID-station wilt maken.
11. Bevestig of de juiste volumeconfiguratie in het hoofdvenster van de Intel®RAID Option ROM utility wordt weergegeven.
12. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets in Exit (Afsluiten) te selecteren, en druk op <Enter>.
13. Installeer het besturingssysteem. Zie Windows Vista opnieuw installeren.
Een RAID Level 1-configuratiecreëren
1. Schakel RAID in op uw computer (zie RAID inschakelen op uw computer).
2. Druk op <Ctrl><i> wanneer u wordt gevraag het Intel-hulpprogramma RAID Option ROM te openen.
3. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om Create RAID Volume (RAID-volumecreëren)temarkeren,endrukop<Enter>.
4. Geef een naam voor het RAID-volume op of accepteer de standaardnaam, en druk op <Enter>.
OPMERKING: Zie Opties van het systeemsetupprogramma voor meer informatie over RAID-opties.
OPMERKING: Voor het instellen van een RAID-configuratie met behulp van de Intel RAID Option ROM utility kunt u gebruikmaken van vaste schijven met
elke mogelijke capaciteit. Idealiter zouden de schijven echter dezelfde capaciteit moeten hebben om te voorkomen dat bepaalde schijfruimte niet wordt
toegewezen of gebruikt. Zie Meer over uw RAID-configuratie voor een uitleg van RAID-niveaus.
KENNISGEVING: De volgende procedure zal ertoe leiden dat alle gegevens op de vaste schijven verloren gaan. Maak voordat u verder gaat een back-
up van al uw gegevens die u wilt behouden.
OPMERKING: Gebruik de volgende procedure alleen als u het besturingssysteem opnieuw installeert. Gebruik de volgende procedure niet om een
bestaande opslagconfiguratie te migreren naar een RAID niveau 0-configuratie.
OPMERKING: Selecteer de stripgrootte die het dichtst ligt bij de grootte van het gemiddelde bestand dat u op het RAID-station wilt opslaan. Kies 128
KB als uw stripgrootte als u de gemiddelde bestandsgrootte niet weet.
5. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om RAID1 (Mirror) te selecteren, en druk op <Enter>.
6. Als er meer dan twee vaste schijven beschikbaar zijn, drukt u op de pijl- omhoogtoets en pijl-omlaagtoets en spatiebalk om de twee schijven voor het
RAID-volume te selecteren, en drukt u op <Enter>.
7. Selecteer de gewenste volumecapaciteit en druk op <Enter>.
De standaardwaarde is de maximale beschikbare grootte.
8. Druk op <Enter> om het station te maken.
9. Druk op <y> om te bevestigen dat u het RAID-station wilt maken.
10. Bevestig dat de juiste stationsconfiguratie wordt weergegeven in het hoofdscherm van het Intel-hulpprogramma RAID Option ROM.
11. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om Exit (Sluiten) te selecteren, en druk op <Enter>.
12. Installeer het besturingssysteem (zie Windows Vista opnieuw installeren).
Een RAID-station verwijderen
1. Druk op <Ctrl><i> wanneer u wordt gevraag het Intel-hulpprogramma RAID Option ROM te openen.
2. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om Delete RAID Volume (RAID-volume verwijderen) te markeren, en druk op <Enter>.
3. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om het RAID-volume te markeren dat u wilt verwijderen, en druk op <Delete>.
4. Druk op <y> om de verwijdering van het RAID-volume te bevestigen.
5. Druk op <Esc> om het Intel-hulpprogramma RAID Option ROM te sluiten.
De Intel®Application Accelerator gebruiken
Alsdecomputerreedsisuitgerustmeteenvasteschijfwaarophetbesturingsssyteemisgeïnstalleerdenueentweedevasteschijfwilttoevoegen,moetu
met behulp van de migratieoptie beide schijven opnieuw configureren om een RAID-volume te vormen zonder dat het besturingssysteem en de aanwezige
gegevens verloren gaan (zie Overstappen naar een RAID Level 0-configuratie of Overstappen naar een RAID Level 1-configuratie). U moet alleen een volume
met een RAID-niveau 0 of RAID-niveau1creërenals:
l Utweenieuweschijventoevoegtaaneencomputermetéénschijf(waarbijhetbesturingssysteemopdeenkeleschijfisgeïnstalleerd),enopbasis
van de twee nieuwe schijven een RAID-volume wilt configureren.
l Uopeencomputerreedstweevastehebtgeconfigureerdtotéénvolume,maarernogsteedswatruimteophetvolumeoverisdieualstweedeRAID-
volume wilt toekennen.
Een RAID Level 0-configuratiecreëren
1. Schakel RAID in op uw computer (zie RAID inschakelen op uw computer).
2. Klik op Start en wijs Programma's® Intel(R)
Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de Intel®Storage Utility te starten.
3. Selecteer in het menu Actions de optie Create RAID Volume om de wizard Create RAID Volume te starten, en klik op Next.
4. Klik in het venster Select Volume Location op de eerste vaste schijf die u binnen het volume met RAID-niveau 0 wilt opnemen, en klik op de rechterpijl.
5. Klik om een tweede vaste schijf toe te voegen, en klik vervolgens op Next.
KENNISGEVING: De volgende procedure zal ertoe leiden dat alle gegevens op de vaste schijven binnen de RAID-configuratie verloren gaan. Maak
voordat u verder gaat een back-up van al uw gegevens die u wilt behouden.
KENNISGEVING: Als uw computer momenteel opstart naar een RAID-volume en u dit volume verwijdert in de RAID Option ROM utility, zal het niet
langer mogelijk zijn om de computer op te starten.
KENNISGEVING: De volgende procedure zal ertoe leiden dat alle gegevens op de vaste schijven binnen de RAID-configuratie verloren gaan. Maak
voordat u verder gaat een back-up van al uw gegevens die u wilt behouden.
OPMERKING: Als u geen menu-optie Actions (handelingen) ziet, hebt u RAID nog niet ingeschakeld op de computer (zie RAID inschakelen op uw
computer).
Om een derde vaste schijf aan het volume met RAID-niveau 0 toe te voegen, klikt u op de rechterpijl en klikt u op de derde schijf totdat er drie schrijven
worden weergegeven in het venster Selected. Klik vervolgens op Next.
6. In het venster Specify Volume Size klikt u op het gewenste Volume Size (volumeformaat) en op Next.
7. Klik op Finishomhetvolumetecreëren,ofklikopBack om de configuratie te wijzigen.
Een RAID Level 1-configuratiecreëren
1. Schakel RAID in op uw computer (zie RAID inschakelen op uw computer).
2. Klik op de knop Start en wijs Programs® Intel(R) Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de Intel®Storage Utility te
starten.
3. Selecteer in het menu Actions de optie Create RAID Volume om de wizard Create RAID Volume te starten.
4. Klik in het eerste venster op Next.
5. Bevestig de naam van het volume, selecteer RAID 1 als het RAID-niveau en klik op Next om verder te gaan.
6. Klik in het venster Select Volume Location op de eerste vaste schijf die u wilt gebruiken om het volume met RAID-niveau0tecreëren,enklikopde
rechterpijl. Klik om een tweede vaste schijf toe te voegen totdat er twee schijven in het venster Selected worden weergegeven, en klik op Next.
7. Selecteer in het venster Specify Volume Size het gewenste Volume Size (Volumeformaat) en klik op Next.
8. Klik op Finishomhetvolumetecreëren,ofklikopBack om de configuratie te wijzigen.
9. Volg de procedures van Microsoft Windows om een partitie op het niveau RAID-volumetecreëren.
Een RAID-station verwijderen
1. Klik op de knop Start en wijs Programma's® Intel(R) Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de Intel®Storage Utility te
starten.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Volume van het RAID- volume dat u wilt verwijderen, en selecteer Delete Volume.
3. Klik in het venster Delete RAID Volume Wizard (wizard RAID-station verwijderen) op Volgende.
4. Selecteer het RAID-volume dat u wilt verwijderen in het vak Available (beschikbaar) en klik met de rechtermuisknop om het gemarkeerde RAID- volume
naar het vak Selected (geselecteerd) te verplaatsen. Klik dan op Volgende.
5. Klik op Voltooien om het volume te verwijderen.
Overstappen naar een RAID Level 0-configuratie
1. Schakel RAID in op uw computer (zie RAID inschakelen op uw computer).
2. Klik op de knop Start en wijs Alle programma's® Intel(R) Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de ®Storage Utility te
starten.
3. Selecteer in het menu Actions (handelingen) de optie Create RAID Volume From Existing Hard Drive (RAID-station maken van bestaande vaste schijf)
om de migratiewizard te starten.
KENNISGEVING: De volgende procedure zal ertoe leiden dat alle gegevens op de vaste schijven binnen de RAID-configuratie verloren gaan. Maak
voordat u verder gaat een back-up van al uw gegevens die u wilt behouden.
OPMERKING: Als u geen menu-optie Actions (handelingen) ziet, hebt u RAID nog niet ingeschakeld op de computer (zie RAID inschakelen op uw
computer).
OPMERKING: Met deze procedure verwijdert u het RAID 1-volume, maar splitst u dit ook in twee non-RAID vaste schijven met een partitie en laat u
eventuele bestaande bestanden intact. Als u daarentegen een RAID 0-volume verwijdert, zullen alle gegevens op dat volume verloren gaan.
OPMERKING: Als u geen menu-optie Actions (handelingen) ziet, hebt u RAID nog niet ingeschakeld op de computer (zie RAID inschakelen op uw
computer).
4. Klik op Volgende in het venster van de migratiewizard.
5. Geef een naam voor het RAID-volume op of accepteer de standaard naam.
6. Selecteer in het vervolgkeuzemenu RAID 0 als het RAID-niveau.
7. Selecteer de gewenste stripgrootte in het vervolgkeuzemenu en klik op Next.
8. Dubbelklik in het venster Select Source Hard Drive (Bronstation selecteren) op de vaste schijf van waaraf u wilt migreren en klik dan op Volgende.
9. Dubbelklik in het venster Select Member Hard Drive op de vaste schijf/schijven om de deelnemende schijf/schijven te selecteren waaruit de stripe-
array zal bestaan, en klik vervolgens op Next.
10. Selecteer in het venster Specify Volume Size het gewenste Volume Size (Volumeformaat) en klik op Next.
11. Klik op Finish (Voltooien) om de migratie te starten of klik op Terug om wijzigingen aan te brengen. U kunt de computer tijdens het migratieproces
gewoon gebruiken.
Overstappen naar een RAID Level 1-configuratie
1. Schakel RAID in op uw computer (zie RAID inschakelen op uw computer).
2. Klik op de knop Start en wijs Alle programma's® Intel(R) Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de Intel®Storage Utility
te starten.
3. Klik in het menu Actions op Create RAID Volume From Existing Hard Drive om de Migration Wizard te starten.
4. Klik in het eerste scherm van de Migration Wizard op Next.
5. Geef een naam voor het RAID-volume op of accepteer de standaard naam.
6. Selecteer in het vervolgkeuzemenu RAID 1 als het RAID-niveau.
7. Dubbelklik in het venster Select Source Hard Drive (bronstation selecteren) op de vaste schijf van waaraf u wilt migreren en klik dan op Volgende.
8. Dubbelklik in het venster Select Member Hard Drive op de vaste schijf om de deelnemende schijf te selecteren die u binnen de configuratie als mirror
wilt gebruiken, en klik vervolgens op Next.
9. Selecteer in het venster Specify Volume Size het gewenste volumeformaat en klik op Next.
10. Klik op Finish (Voltooien) om de migratie te starten of klik op Terug om wijzigingen aan te brengen. Tijdens het migratieproces kunt u de computer
gewoon blijven gebruiken.
Eenreserveschijfcreëren
Binnen een RAID Level 1-configuratieishetmogelijkomeenreserveschijftecreëren.Hoeweldereserveschijfzalnietdoorhetbesturingssysteemworden
herkend, zal deze te zien zijn in de Disk Manager of RAID Option ROM utility. Als er een storing of defect op een schijf binnen de RAID-niveau 1-configuratie
optreedt, zal de computer automatisch de mirror-configuratie(gespiegeldeconfiguratie)opnieuwcreërenmetbehulpvandereserveschijf,tervervangingvan
de deelnemende schijf waarop een storing of defect is opgetreden.
OPMERKING: Selecteer de stripgrootte die het dichtst ligt bij de grootte van het gemiddelde bestand dat u op het RAID-station wilt opslaan. Kies
128 KB als uw stripgrootte als u de gemiddelde bestandsgrootte niet weet.
OPMERKING: Als bronschijf moet u de vaste schijf gebruiken die de gegevens of bestanden van het besturingssysteem bevat die u op het RAID-
volume wilt behouden.
KENNISGEVING: Tijdens de volgende stap zullen alle gegevens van de deelnemende schijf worden verwijderd.
OPMERKING: Als u geen menu-optie Actions (handelingen) ziet, hebt u RAID nog niet ingeschakeld op de computer (zie RAID inschakelen op uw
computer).
OPMERKING: Als bronschijf moet u de vaste schijf gebruiken die de gegevens of bestanden van het besturingssysteem bevat die u op het RAID-
volume wilt behouden.
KENNISGEVING: Tijdens de volgende stap zullen alle gegevens van de deelnemende schijf worden verwijderd.
U markeert een schijf als volgt als reserveschijf:
1. Klik op de knop Start en wijs Programma's® Intel(R) Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de Intel®Storage Utility te
starten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de vaste schijf die u als reserveschijf wilt gebruiken.
3. Klik op Mark as Spare.
U kunt als volgt een schijf als reserveschijf verwijderen:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de reserveschijf.
2. Klik op Reset Hard Drive to Non-RAID.
Een gecorrumpeerde RAID niveau 1-configuratie opnieuw opbouwen
Als uw computer niet is uitgerust met een reserveschijf en de computer een gedegradeerd RAID niveau 1-volume heeft gemeld, kunt u de redundante mirror
vandecomputerhandmatigopnieuwcreërenopeennieuwevasteschijfdoordevolgendestappenuittevoeren:
1. Klik op de knop Start en wijs Programma's® Intel(R) Application Accelerator® Intel Matrix Storage Manager aan om de Intel®Storage Utility te
starten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de beschikbare vaste schijf waarop u het RAID niveau 1-volumeopnieuwwiltcreëren,enklikopRebuild to this Disk.
U kunt de computer gebruiken terwijl deze bezig is het RAID niveau 1-volume te herbouten.
Dell DataSafe (optioneel)
Dell DataSafe is een oplossing die uw gegevens beschermt tegen calamiteiten zoals gegevensverlies als gevolg van crashes, storingen op de vaste schijf,
beschadigde software en computervirussen. Dankzij het gebruik van Intel-technologie wordt uw computer af fabriek geleverd met een krachtig niveau van
gegevensbeveiliging.MetDellDataSafekrijgtudebeschikkingovereenspecialelocatieopdecomputerwaarautomatischperiodiekekopieënvande
gegevens op de vaste schijf van de computer worden opgeslagen. Dell DataSafe stelt u niet alleen in staat om waardevolle gegevens zoals muziek, video's en
bestanden op de slaan en te beveiligen, maar ook om de computer en uw gegevens te herstellen in het geval van een storing of defect.
De meegeleverde software stelt u in staat om na het optreden van een storing de computer te herstellen naar een eerdere werkende staat, verwijderde
gegevens te herstellen en afzonderlijke bestanden of alle gegevens op een vaste schijf te herstellen. De Intel Matrix Storage Console (RAID) staat daarnaast
garantvoorcontinuïteitindienereenstoringopdevasteschijfoptreedt.
Intel®Viiv™-technologie (optioneel)
De Intel Viiv-technologie is bestemd voor thuiscomputerfanaten en biedt:
l Een BIOS die ondersteuning biedt voor Intel Quick Resume-technologie
l Stuurprogramma's voor apparaten
Deze technologie stelt de computer in staat om op snelle wijze naar een actieve stand terug te keren nadat dat deze gedurende periode niet is gebruikt.
De Intel Viiv Quick Resume-technologie (QRT) gebruiken
Als u op de computer de Intel Viiv QRT-modus hebt geactiveerd, kunt u de aan/uit-knop gebruiken om de computer snel aan en uit te zetten. Als u eenmaal op
de aan/uit-knop drukt, zal er niets op het beeldscherm worden weergegeven en zal het geluid worden uitgezet. In deze modus zal de computer nog steeds
werken. Dit kunt u aflezen aan het lampje van de aan/uit-knop en het branden van de controlelampjes 1, 2, en 4. Daarnaast zal het lampje van de vaste schijf
gaan knipperen wanneer een extern apparaat toegang tot de vaste schijf zoekt.
Om de computer naar de normale werkstand te doen terugkeren, drukt u kort op de aan/uit-knop en drukt u vervolgens op een toets op het toetsenbord of
beweegt u de muis.
De QRT-functie in het systeemsetupprogramma activeren
De stuurprogramma's voor de QRT-technologiemoetenzijngeïnstalleerdvoordatdeQuickResume-functie kan worden geactiveerd. De QRT-stuurprogramma's
zullenzijngeïnstalleerdalsudezeoptiebijdecomputerbestelde.IndatgevalzalQuickResumeookinhetsysteemmsetupprogrammazijngeactiveerd.
1. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).
2. Druk op de pijltoetsen om de optie Power Management (Energiebeheer) te markeren, en druk vervolgens op <Enter> om het menu te openen.
3. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om de optie Quick Resume te markeren, en druk op <Enter> om het menu te openen.
4. Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-rechtstoets om de optie On (Aan) te markeren, en druk op <Enter> om de Quick Resume-functie te activeren.
De QRT-functie in het besturingssysteem activeren
1. Klik op de knop Start en klik op Configuratiescherm.
2. Klik op het tabblad Afwezig.
3. Zorg ervoor dat de selectievakjes voor Afwezigheidsmodus activeren en Opties zijn aangevinkt.
4. Klik op het tabblad Geavanceerd.
5. Selecteer in het vervolgkeuzemenu Als ik de aan/uit-schakelaar van de computer indruk: de optie Geen actie ondernemen.
6. Selecteer in het vervolgkeuzemenu Als ik de slaapknop van de computer indruk: de optie Geen actie ondernemen.
Multimedia gebruiken
Cd's of dvd's afspelen
1. Druk op de eject-knop in de rechterhoek van de schijf.
2. Plaats de schijf met het label naar boven in het midden van de lade.
3. Druk op de eject-knop of druk de lade voorzichtig naar binnen.
Voor het formatteren van cd's om gegevens op te slaan, het maken van muziek-cd'senhetkopiërenvancd'smoetudecd-software raadplegen die met de
computer werd meegeleverd.
Een cd-speler heeft de volgende basisknoppen:
KENNISGEVING: Druk de cd-/dvd-lade niet naar beneden wanneer u deze opent of sluit. Houd de lade dicht wanneer u het cd- of dvd-station niet
gebruikt.
KENNISGEVING: Beweeg de computer niet terwijl u cd's of dvd's afspeelt.
OPMERKING: Zorg er tijdens het maken van cd's voor dat u volgens de geldende copyrightwetten te werk gaat.
Afspelen
Terugspoelen binnen de huidige track
Pauzeren
Vooruitspoelen binnen de huidige track
Stopzetten
Naar het vorige track
De schijf uitwerpen
Een dvd-speler heeft de volgende basisknoppen:
Mogelijk zijn deze bedieningsopties niet binnen alle spelers op de computer aanwezig. Klik voor meer informatie over het afspelen van cd's, dvd's of bd's op
Help op de cd- of dvd-speler (indien aanwezig).
Schijvenkopiëren
Dit gedeelte is alleen van toepassing op computers die zijn uitgerust met een dvd+/-rw-station of een BD-RE-station.
DevolgendeaanwijzingenhebbenbetrekkingophetcreërenvaneencdofdvdmetbehulpvanRoxioCreatorPlusenhetmakenvaneenbdmetbehulpvan
CyberLink Power DVD 7.0.
De dvd-stations en bd-stations die in Dell-computers zijn ingebouwd bieden geen ondersteuning voor hd-dvd-media.
Eencdofdvdkopiëren
De volgende instructies leggen uit hoe u een exacte kopie kunt maken van een cd of dvd met Roxio Creator Plus - Dell Edition. U kunt Roxio Creator Plus ook
voor andere doeleinden gebruiken, zoals het maken van muziek-cd's van audiobestanden die op uw computer zijn opgeslagen of het maken van
reservekopieënvanbelangrijkegegevens.VoorHelpopentuRoxioCreatorPlusenkliktuophetvraagtekenpictograminderechterbovenhoekvanhet
venster.
De dvd-stationsdieinDell™-computerszijngeïnstalleerdkunnenschrijvennaar,enlezenvandvd+/-r-, dvd+/-rw- en dvd+r dl (dual layer)-media, maar
kunnen niet schrijven naar, en mogelijk niet lezen van dvd-ram- of dvd-r dl-media.
1. Open Roxio Creator Plus.
2. Klik op het tabblad Copy op Disc Copy(Schijfkopiëren).
3. Decdofdvdkopiëren:
l Alsumaarééncd- of dvd-station hebt gaat u na of alle instellingen juist zijn en klikt u op de knop Disc Copy (Schijfkopiëren).Decomputerleest
uw bron-cd of -dvd en kopieert de gegevens naar een tijdelijke map op de vaste schijf van uw computer.
Plaats wanneer u hierom wordt gevraagd een lege cd of dvd in het station en klik op OK.
l Als u twee cd- of dvd-stations hebt, selecteert u het station waarin u uw bron-cd of -dvd hebt geplaatst en klikt u op de knop Disc Copy. De
computer kopieert de gegevens van de bron-cd of -dvd naar de lege cd of dvd.
Zodrauklaarbentmethetkopiërenvandebron-cd of -dvd, wordt de door u gemaakte cd of dvd automatisch uitgeworpen.
Naar de volgende track
Stopzetten
Het huidige hoofdstuk opnieuw starten
Afspelen
Snel vooruitspoelen
Pauzeren
Snel achteruitspoelen
Ga tijdens de pauzemodus een frame verder
Naar volgende titel of hoofdstuk
Huidige titel of hoofdstuk continu afspelen
Naar vorige titel of hoofdstuk
De schijf uitwerpen
OPMERKING: Neemtijdenshetkopiërenvanschijvenallecopyrightwetteninacht.
OPMERKING: Het type optische station dat door Dell wordt aangeboden varieert per land.
OPMERKING: Cd-rw/dvd-combostations kunnen niet naar dvd-media schrijven. Als u een cd-rw/dvd (combo)-station bezit en problemen tijdens het
opnemen ondervindt, moet u controleren of er softwarepatches beschikbaar zijn in het ondersteuningsgedeelte van de website sonic.com.
OPMERKING: Demeestecommerciëledvd'szijnvoorzienvanauteursrechtbeschermingenkunnennietmetRoxioCreatorPluswordengekopieerd.
Een Blu-rayDisc™(bd)-schijfkopiëren
Raadpleeg voor het gebruik van de bd-schijf de handleiding die bij het product werd geleverd.
Lege cd's en dvd's gebruiken
Cd-rw-stations kunnen alleen naar cd-opnamemedia schrijven (inclusief zeer snelle cd-rw-schijven), terwijl dvd-writable schijven zowel naar cd- als dvd-
opnamemedia kunnen schrijven.
Gebruik lege cd-r's om muziek op te nemen of gegevens permanent op te slaan. Nadat de maximale opslagcapaciteit van een cd-r-schijf is bereikt, zal het niet
meer mogelijk zijn om opnieuw naar die cd-r-schijf te schrijven (raadpleeg de Sonic-handleiding voor meer informatie). Gebruik lege cd/rw-schijven als u van
plan bent om de gegevens op die schijf naderhand te wissen, overschrijven of bij te werken.
U kunt lege dvd+/-r-schijven gebruiken om permanent grote hoeveelheden gegevens op te slaan. Nadat u een dvd+/-r-schijf hebt gemaakt, kunt u mogelijk
niet opnieuw naar die schijf schrijven als die schijf tijdens de laatste fase van het schijfcreatieproces is "gefinaliseerd" of "gesloten". Gebruik lege dvd+/-rw-
schijven als u van plan bent de gegevens op die schijf naderhand te wissen, overschrijven of bij te werken.
Cd-writable-stations
Dvd-branders
Nuttige tips
l Gebruik Microsoft®Windows®Verkenner om bestanden naar een cd-r of cd-rw te slepen, maar alleen nadat u Roxio Creator Plus hebt gestart en een
Creator-project hebt geopend.
l Gebruik cd-r's om muziek-cd's te branden die u op een normale stereo wilt afspelen. Cd-rw-schijven kunnen in de meeste stereo's in huis of in de auto
niet worden afgespeeld.
l U kunt met Roxio Creator Plus geen audio-dvd's maken.
l MP3-bestanden met muziek kunnen alleen worden afgespeeld op MP3-spelers waarop MP3-softwareisgeïnstalleerd.
l In de winkel verkrijgbare dvd-spelers die worden gebruikt voor thuisbioscoopsystemen ondersteunen mogelijk niet alle dvd-formaten. Zie de
documentatie bij uw dvd-speler of neem contact op met de fabrikant voor een lijst met de indelingen die door uw dvd-speler worden ondersteund.
l Brand een lege cd-r of cd-rw niet vol tot de maximale capaciteit, Kopieer bijvoorbeeld geen bestand van 650 MB naar een lege cd met een capaciteit
van 650 MB. Het cd-rw-station heeft slechts 12 MB aan vrije ruimte nodig om opnames te voltooien.
l Gebruik een lege cd-rw om het opnemen van cd's te oefenen tot u vertrouwd bent met de technieken voor cd-opname. Als u een vergissing maakt,
kunt u de gegevens op de cd-rw wissen en het opnieuw proberen. U kunt ook gebruikmaken van blanco cd-rw-schijven -om projecten met
muziekbestanden te testen alvorens u het project permanent op een lege cd-r-schijf opslaat.
l Zie de Sonic-website op www.sonic.com voor meer informatie.
Een mediakaartlezer gebruiken
Mediatype
Lezen
Schrijven
Overschrijfbaar
Cd-r
Ja
Ja
Nee
Cd-rw
Ja
Ja
Ja
Mediatype
Lezen
Schrijven
Overschrijfbaar
Cd-r
Ja
Ja
Nee
Cd-rw
Ja
Ja
Ja
Dvd+r
Ja
Ja
Nee
Dvd-r
Ja
Ja
Nee
Dvd+rw
Ja
Ja
Ja
Dvd-rw
Ja
Ja
Ja
Dvd+r dl
Ja
Ja
Nee
Dvd-r dl
Misschien
Nee
Nee
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
Gebruik de mediakaartlezer om gegevens direct naar uw computer over te zetten.
De mediakaartlezer biedt ondersteuning voor de volgende geheugentypes:
l xD-Picture-kaarten
l SmartMedia-kaarten
l CompactFlash-kaarten van het type I en II (CF I/II)
l MicroDrive-kaarten
l SecureDigital (SD)-kaarten
l MiniSD-kaarten
l Multimediakaarten
l MultiMediaCard (RS-MMC)-kaarten met een kleiner formaat
l Memory Stick-kaarten (MS/MS Pro/MS Duo/MS Pro Duo)
Zie Een mediakaartlezer installeren voor informatie over het installeren van een mediakaartlezer.
1. Raadpleeg de mediakaart om de juiste plaatsingsmethode vast te stellen.
2. Schuif de mediakaart in de juiste sleuf van de mediakaartlezer totdat deze volledig in de aansluiting is aangebracht.
Als u weerstand ondervindt, moet u de kaart verwijderen, de juiste plaatsing vaststellen en het opnieuw proberen.
HoedeoptioneleXcelerator™werkt
DeDellXcelerator™iseenapparaatdatviadeinterneUSB2.0-bus van stroom wordt voorzien en de snelheid en prestatie van MPEG-transcodering en -
transrating versnelt voor verschillende toepassingen van derde partijen die ondersteuning voor de Sonic DVD-engine bieden.
DeXcelerator™maakteensnellereformaatconversiemogelijkensteltdegebruikerinstaatomderesolutievanMPEG-2- en DVD-videostreams te wijzigen.
Daarnaast maakt het apparaat het mogelijk om MPEG2- en DVD-formaatconversies en fit to disk-bewerkingen binnen een aanzienlijk korter tijdsbestek uit te
voeren. Een ingebouwde, toegewijde processor staat garant voor een hogere beschikbaarheid en snelheid van de computer. De Xcelerator biedt daarnaast
ondersteuning voor het converteren van streams in MPEG-2- en DVD-formaat naar MPEG-4-formaten met een lage bitsnelheid voor draagbare videoapparaten.
Ondersteunde functies zijn onder meer:
l Een hogere mate van beschikbaarheid dankzij het overhevelen van een deel van de werkbelasting van de CPU naar de Xcelerator.
l Hetsnellercreërenvandvd'smeteenverbeterdefittodisk-capaciteit
l Het omcoderen van MPEG-2-videoclips met een hoge definitie naar de standaard MPEG-2- of MPEG-4-definitie
l Het sneller converteren van video's naar pc- of PMP-formaat
l Het verlagen van de bitsnelheid van MPEG 2-videoclips zodat ze op een dvd, cd of een ander type schijf passen
l Een hogere beeldkwaliteit bij vergelijkbare bitsnelheden
Raadpleeg voor meer informatie over de Xcelerator de DellXcelerator™gebruikshandleidingvia Help en ondersteuning op uw computer of de Dell Support-
website op support.dell.com.
1
xD-Picture-kaarten en SmartMedia-
kaarten
2
Memory Stick-kaarten (MS/MS Pro/MS
Duo/MS Pro Duo)
3
Secure Digital-kaarten (SD/miniSD)/
MultiMedia-Card (MMC/RS-MMC)
4
CompactFlash-kaarten van het type I en II
(CF I/II) en MicroDrive-kaarten
Help en ondersteuning opent u door te klikken op Start® Help en ondersteuning.
Windows ®SideShow™enhetMiniView- beeldscherm
Het MiniView-beeldscherm bevindt zich bovenop de computer.
Het MiniView-beeldscherm wordt ondersteund door Windows Sideshow-technologie en biedt snelle toegang tot de gegevens die op computers met Windows
Vista aanwezig zijn.
De SideShow-technologie maakt gebruik van gadgets, oftewel add-in-toepassingen, om computergegevens over te zetten naar apparaten zoals het MiniView-
beeldscherm. Deze gadgets stellen u in staat om gegevens op uw computer te raadplegen, ongeacht of de computer aan of uit staat of zich in een slaapstand
bevindt.
Een aantal standaard gadgets die via het MiniView-beeldscherm beschikbaar zijn stellen u in staat om online afbeeldingen en foto's op de computer weer te
geven, audio- en videobestanden af te spelen en te doorzoeken, herinneringen en alarmen in te stellen en een real-time aftelklok in te stellen.
Het MiniView-beeldscherm configureren
Het MiniView-beeldscherm is zodanig geconfigureerd dat het wordt ingeschakeld wanneer de computer wordt aangezet. De standaardconfiguratie kan echter
door de gebruiker worden gewijzigd.
Het MiniView-beeldscherm deactiveren
1. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).
2. Ga in het systeemsetupprogramma naar MiniView Display (MiniView- beeldscherm) en wijzig de instelling in Off (Uit).
3. Sluit het systeemsetupprogramma af.
Het MiniView-beeldscherm activeren
1. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).
2. Ga in het systeemsetupprogramma naar MiniView Display (MiniView-beeldscherm) en wijzig de instellingen in On (Aan).
3. Sluit het systeemsetupprogramma.
Gadgets aan het menu van het MiniView-beeldscherm toevoegen
OPMERKING: De Dell Xcelerator is een optionele functie en zal niet op uw computer aanwezig zijn als u deze niet speciaal hebt besteld.
1
netwerklampje
2
menuknop
3
navigatie- en selectieknoppen
4
MiniView-beeldscherm
5
activiteitslampje vaste schijf
6
controlelampjes (4)
OPMERKING: In het systeemsetupscherm worden huidige of veranderbare configuratiegegevens weergegeven voor uw computer.
OPMERKING: Het MiniView-beeldscherm zal uitgeschakeld blijven wanneer de computer de volgende keer wordt aangezet.
OPMERKING: In het systeemsetupscherm worden huidige of veranderbare configuratiegegevens weergegeven voor uw computer.
OPMERKING: Het MiniView-beeldscherm zal automatisch worden geactiveerd wanneer de computer de volgende keer wordt aangezet.
Het menu van het MiniView-beeldscherm bevat een lijst met alle gadgets die bij de computer werden geleverd. Daarnaast stelt het menu u in staat om
bestaande gadgets uit de lijst te verwijderen of opnieuw aan de lijst toe te voegen. Alle gadgets die in het MiniView-beeldscherm aanwezig zijn, kunnen
worden weergegeven met behulp van de menuknop en worden geactiveerd met behulp van de navigatieknoppen.
U kunt als volgt nieuwe gadgets aan het MiniView-beeldscherm toevoegen
1. Ga op de computer naar Start® Configuratiescherm® Windows Sideshow. Er zal een venster met een lijst van alle gadgets worden geopend.
2. Vink de selectievakjes aan voor alle gadgets die u aan het menu van het MiniView-beeldscherm wilt toevoegen.
3. Klik op Save.
Een printer instellen
Zie de documentatie die bij de printer is meegeleverd voor setupinformatie, inclusief informatie over het:
l Verkrijgen en installeren van bijgewerkte stuurprogramma's.
l Aansluiten van de printer op de computer.
l Laden van papier en het installeren van de toner of het inktpatroon.
Voor technische hulp kunt u de gebruikershandleiding van de printer raadplegen of contact opnemen met de fabrikant van de printer.
Printerkabel
Uw printer wordt op de computer aangesloten met een USB-kabel of een parallelle kabel. Uw printer wordt mogelijk niet compleet met printerkabel geleverd.
Als u een losse kabel koopt, moet u ervoor zorgen dat deze compatibel is met uw printer en computer. Als u een printerkabel bij de computer hebt
aangeschaft, bevindt de kabel zich mogelijk in de verpakking van de computer.
Een USB-printer aansluiten
1. Voltooi de installatie van het besturingssysteem als u dit nog niet hebt gedaan.
2. Bevestig de USB-printerkabel aan de USB-aansluitingen van de computer en de printer. De USB-aansluitingenpassenmaaropéénmanier.
3. Zet de printer aan en zet vervolgens de computer aan.
KENNISGEVING: Voltooi de installatie van het besturingssysteem voordat u een printer op de computer aansluit.
OPMERKING: Het is mogelijk om USB-apparaten aan te sluiten terwijl de computer aan staat.
1
USB-aansluiting op de computer
2
USB-aansluiting op de printer
3
USB-printerkabel
4. Het besturingssysteem biedt een printerwizard die u begeleidt tijdens het installeren van het stuurprogramma voor de printer:
KlikopdeknopStartvanWindowsVista™ en klik op netwerk® Een printer toevoegen om de Wizard Printer toevoegen te starten.
5. Installeer zo nodig het printerstuurprogramma. Zie Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren en de documentatie die bij de printer werd geleverd.
Een internetverbinding maken
Als u verbinding wilt maken met het internet, hebt u een modem of netwerkverbinding en een internetprovider nodig. Uw internetprovider biedt u een of meer
van de volgende opties voor internetverbinding:
l ADSL-verbindingen die internetverbindingen met hoge snelheid bieden via uw bestaande telefoonlijn of mobiele provider. Als u over een ADSL-
verbinding beschikt, kunt u het internet en de telefoon tegelijkertijd gebruiken.
l Kabelmodemverbindingen die uiterst snelle internettoegang bieden via uw plaatselijke kabel-tv-aansluiting.
l Satellietmodemverbindingen die snelle internettoegang via een satelliettelevisiesysteem bieden.
l Inbelverbindingen die internettoegang geven via een telefoonlijn. Inbelverbindingen zijn aanzienlijk trager dan ADSL-, kabel- en satellietverbindingen.
l Draadloze LAN-verbindingen die internettoegang bieden op basis van draadloze Bluetooth®-technologie
Als u een inbelverbinding gebruikt, sluit u voordat u de internetverbinding instelt een telefoonlijn aan op de modemaansluiting op de computer en op de
wandaansluiting van de telefoon. Als u een ADSL-, kabel- of satellietverbinding gebruikt moet u contact opnemen met uw mobiele of internetprovider voor
aanwijzingen met betrekking tot het opzetten van een verbinding.
De internetverbinding instellen
U stelt als volgt een internetverbinding in via een door de internetprovider verstrekte snelkoppeling op het bureaublad:
1. Sla alle geopende bestanden op en sluit deze. Sluit alle programma's.
2. Dubbelklik op het pictogram van de internetprovider op het bureaublad van Microsoft® Windows®.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Als uw bureaublad geen pictogram van de internetprovider bevat, of als u een internetverbinding met een andere internetprovider wilt maken, volgt u de
stappen in het volgende gedeelte.
WindowsVista™
1. Sla alle geopende bestanden op en sluit deze. Sluit alle programma's.
2. KlikopdeknopStartvanWindowsVista™ en klik op Configuratiescherm.
3. Klik onder Netwerk en internet op Verbinding met het Internet maken.
Het venster Verbinding met het Internet maken verschijnt.
4. Klik afhankelijk van de gewenste verbindingsmethode op Breedband PPPoE of Inbellen:
l Selecteer Breedband als u een ADSL-, satelliet-, kabel- of Bluetooth-verbinding wilt maken.
l Selecteer Inbellen als u gebruik zult maken van een inbelmodem of ISDN-modem.
5. Volg de instructies op het scherm en gebruik de installatieinformatie die door uw internetprovider werd geleverd om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Internetprovidersenhunaanbodvariërenperland.
OPMERKING: Zie Problemen met e-mail, modems en internet als u problemen hebt bij het verbinding maken met het internet. Als u geen verbinding
kunt maken met het internet terwijl u dat in het verleden wel kon, is er mogelijk een storing bij de internetprovider. Neem contact op met de
internetprovider om de servicestatus te controleren of probeer later opnieuw verbinding te maken.
OPMERKING: Zorg dat u de gegevens van de internetprovider bij de hand hebt. Als u geen internetprovider hebt, kunt u er een vinden met behulp van
de wizard Maak verbinding met het Internet.
OPMERKING: Als u niet weet welk type verbinding u moet selecteren, klik u op Help me kiezen of neemt u contact op met uw internetprovider.
Wizard Netwerk instellen
Microsoft Windows biedt de wizard Netwerk instellen om u te helpen bij het delen van bestanden, printers of een internetverbinding maken tussen computers
in een kantoor aan huis of een klein kantoor.
1. Klik op Start en klik op Verbinding maken met® Verbinding of netwerk instellen.
2. Selecteer een optie onder Kies een verbindingsoptie.
3. Klik op Volgende, en volg de instructies van de wizard.
Informatie naar een nieuwe computer overzetten
Met behulp van de "wizards" van het besturingssysteem kunt u bestanden en andere gegevens van de ene computer naar een andere computer
overzettenbijvoorbeeld van een oude naar een nieuwe computer. Raadpleeg in het volgende gedeelte de aanwijzingen voor het besturingssysteem van uw
computer.
1. Klik op Start ® Bestanden en instellingen overzetten® Wizard Bestanden en instellingen overzetten starten.
2. Klik in het venster Gebruikersaccountbeheer op Verder.
3. Klik op Beginnen met een nieuwe overdracht of Verder gaan met een huidige overdracht.
4. Volg de aanwijzingen van de Wizard Bestanden en instellingen overzetten.
Energiebeheeropties in Windows Vista
Met behulp van de energiebeheeropties in Microsoft Vista kunt u de hoeveelheid stroom reduceren die door de computer wordt verbruikt wanneer deze aan
staat en gedurende een periode niet door u wordt gebruikt. Zo kunt u ervoor zorgen dat alleen de monitor en vaste schijf van stroom worden voorzien, of de
slaapmodus of stand-bymodus gebruiken om ervoor te zorgen dat de stroomvoorziening naar de gehele computer wordt beperkt. Wanneer de computer uit
een energiebesparende modus wordt gehaald, zal deze terugkeren naar de werkingstoestand waarin deze zich bevond voordat de energiebesparende
modus werd geactiveerd.
Slaapstand
De slaapstand bespaart energie door het beeldscherm en de vaste schijf uit te schakelen na een vooraf gedefinieerde periode van gebrek aan activiteit (een
zogenaamde time-out). Als de computer de slaapmodus verlaat, zal deze naar dezelfde werkingstoestand terugkeren waarin hij verkeerde voordat de
standby-modus werd geactiveerd.
Om de slaapstand in Windows Vista te activeren, klikt u op Start , klikt u op de pijl rechtsonder in het menu Start en klikt u vervolgens op Slaapstand.
U kunt de slaapstand verlaten door een toets op het toetsenbord in te drukken of de muis te bewegen.
Hybride slaapstand
De hybride slaapstand is vergelijkbaar met de slaapstand. Het enige verschil is dat er tijdens deze stand gegevens in het RAM-geheugen op de vaste schijf
worden opgeslagen, zodat er geen gegevens verloren gaan wanneer de stroom uitvalt.
De hybride slaapstand is standaard op de computer geactiveerd.
Diepe slaapstand
Deslaapstandbespaartenergiedoorsysteemgegevenstekopiërennaareendaartoegereserveerdgedeelteopdevasteschijfenvervolgensdecomputer
volledig uit te zetten. Als de computer de diepe slaapstand verlaat, zal deze terugkeren naar dezelfde werkingstoestand waarin deze verkeerde voordat de
slaapmodus werd geactiveerd.
Om handmatig de diepe slaapstand van Windows Vista te activeren, klikt u op Start , klikt u op de pijl rechtsonder in het menu Start en klikt u op
Slaapstand.
n Om de diepe slaapstand te activeren, klikt u op Start, opent u het venster Zoeken en typt u powercfg.exe /hibernate ON® Druk vervolgens op
Ctrl+Shift+Enter.
n Om de diepe slaapstand te deactiveren, klikt u op Start, opent u het venster Zoeken en typt u powercfg.exe /hibernate Off® Druk vervolgens op
OPMERKING: Als de hybride slaapstand is geactiveerd, zal de optie Slaapmodus niet langer in het afsluitmenu van Windows Vista worden
weergegeven.
Ctrl+Shift+Enter.
U kunt de QuickSet Energiebeheer-wizard of energiebeheerinstellingen van Windows
gebruiken om de energiebeheerinstellingen voor uw computer te beheren.
U kunt de Energiebeheer-instellingen van Windows gebruiken om de energiebeheerinstellingen van uw computer te configureren.
Om de Energiebeheer-instellingen te openen, klikt u op Start ® Configuratiescherm® Systeem en onderhoud® Energie-opties.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Problemen oplossen
EigenaarshandleidingvoordeDell™XPS™420
Problemen oplossen
Gebruik de volgende tips voor het oplossen van problemen met uw computer:
l Als u een onderdeel hebt verwijderd voordat het probleem zich voordeed, controleert u de installatieprocedures en zorgt u dat het onderdeel correct is
geïnstalleerd.
l Als een randapparaat niet werkt, controleert u of het apparaat goed is aangesloten.
l Als er een foutmelding op het scherm verschijnt, noteert u de exacte tekst. Deze melding kan de medewerkers van de technische ondersteuning helpen
om het probleem te diagnostiseren en op te lossen.
l Als er een foutmelding binnen een programma verschijnt, moet u de documentatie voor het programma raadplegen.
Problemen met de knoopcelbatterij
Vervang de knoopcelbatterij Als u de tijd en datum meerdere keren opnieuw hebt moeten instellen nadat u de computer inschakelt of als er een onjuiste
tijd of datum wordt weergegeven tijdens het opstarten, vervangt u de batterij (zie De knoopcelbatterij vervangen). Als de batterij nog steeds niet goed
functioneert, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact opnemen met Dell).
Problemen met stations
Controleer of Microsoft
®
Windows
®
het station herkent
l KlikopdeknopStartvanWindowsVista™ en klik op Computer.
Als het station niet wordt vermeld, moet u een volledige scan met uw antivirusprogramma uitvoeren en eventuele virussen verwijderen. In sommige gevallen
kunnen computervirussen ervoor zorgen dat Windows een station niet meer herkent.
Controleer het station
l Plaats een andere diskette, cd of dvd om de mogelijkheid uit te sluiten dat het oorspronkelijke exemplaar defect is.
l Plaats een opstartbare diskette in het station en start de computer opnieuw.
Reinig het station of de schijf Zie De computer reinigen.
Controleer de kabelaansluitingen
Voer de Probleemoplosser voor hardware uit Zie ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™.
Problemen oplossen
Stroomlampjes
Controlelampjes
Pieptooncodes
Systeemmeldingen
Dell Diagnostics
Stuurprogramma's
ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™
Het besturingssysteem herstellen
Problemen met het MiniView-beeldscherm oplossen
OPMERKING: De procedures voor dit document zijn geschreven voor de standaard Windows-weergave. Mogelijk zijn ze niet van toepassing als u uw
Dell™-computer instelt op de klassieke Windows-weergave.
LET OP: Erbestaathetgevaardatdeknoopcelbatterijexplodeertalsdezeoponjuistewijzewordtgeïnstalleerd.Vervangdeoude
knoopcelbatterij alleen door een knoopcelbatterij van hetzelfde type of een knoopcelbatterij van een vergelijkbaar type dat door de fabrikant
wordt aanbevolen. Verwijder de gebruikte batterijen overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
Voer Dell Diagnostics uit Zie Dell Diagnostics.
Problemen met een optisch station
Stel het Windows-volume bij
l Klik op het luidsprekerpictogram rechtsonder in het scherm.
l Zorg ervoor dat de volume aanstaat door op de schuifbalk te klikken en deze omhoog te slepen.
l Zorg ervoor dat het geluid niet is gedempt door aangevinkte vakjes aan te klikken.
Controleer de luidsprekers en subwoofer Zie Problemen met het geluid en de luidsprekers.
Problemen met het schrijven naar een optisch station
Sluit de andere programma's Het optisch station moet tijdens het schrijven een constante stroom aan gegevens ontvangen. Als deze gegevensstroom
wordt onderbroken, zal een fout optreden. Probeer alle programma's te sluiten alvorens naar het optisch station te schrijven.
Schakel de stand-by-modus van Windows uit alvorens naar een schijf te schrijven Zie U kunt de QuickSet Energiebeheer-wizard of
energiebeheerinstellingen van Windows gebruiken om de energiebeheerinstellingen voor uw computer te beheren. of zoek op het trefwoord Stand-by in
Windows help en ondersteuning voor informatie over energiebeheermodi.
Problemen met de vaste schijf
Voer Check Disk uit
1. Klik op de knop Start van Windows Vista en klik op Computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op Locale schijf C:.
3. Klik op Eigenschappen® Opties® Nu controleren.
Mogelijk verschijnt het venster Gebruikersaccountbeheer. Als u beheerdersrechten hebt, klikt u op Verder. Zo niet, dan moet u contact opnemen met
de systeembeheerder voor het uitvoeren van de gewenste taak.
4. Volg de instructies op het scherm.
Problemen met e-mail, modems en internet
Controleer de beveiligingsinstellingen van Microsoft Outlook®Express Als u uw e-mailbijlagen niet kunt openen:
1. Klik in Outlook Express op Extra® Opties® Beveiliging.
2. Klik op Geen bijlagen toestaan om het vinkje indien nodig te verwijderen
Controleer de telefoonlijn
Controleer de telefoonaansluiting
Sluit de modem rechtstreeks aan op de telefoonaansluiting
Gebruik een andere telefoonlijn
l Controleer of de telefoonkabel is aangesloten op de modemaansluiting (deze aansluiting wordt aangeduid met een groen label of een pictogram in de
vorm van een aansluiting).
l Controleer of u een klik hoort wanneer u de telefoonlijnaansluiting in de modem steekt.
l Verwijder de telefoonkabel uit de modem, sluit deze aan op een telefoon en luister of u een kiestoon hoort.
l Als de lijn wordt gedeeld met andere telefoonapparaten, zoals een antwoordapparaat, een faxapparaat, stroomstootbeveiliging of splitter, moet u
OPMERKING: Trillingen van een optisch station met een hoge snelheid zijn normaal en kunnen met gehorigheid gepaard gaan. Dit duidt echter niet op
een defect van de schijf of het station.
OPMERKING: Als gevolg van verschillende wereldwijde regio's en schijfformaten werken mogelijk niet alle dvd's in dvd-stations.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Sluit de modem alleen op een analoge telefoonaansluiting aan. De modem zal niet werken als deze is aangesloten op een digitaal
telefoonnetwerk.
OPMERKING: Sluit geen telefoonkabel aan op de aansluiting voor de netwerkadapter (zie I/O-aansluitingen aan de achterzijde).
deze omzeilen en de telefoon gebruiken om de modem rechtstreeks aan te sluiten op het telefooncontact in de muur. Als u een lijn van meer dan 3 m
gebruikt, probeert u een kortere lijn.
Voer de diagnostische modemtool uit
1. Klik op Start ® Alle programma's® Diagnostische modemtool.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om modemproblemen te identificeren en op te lossen. De diagnostische modemtool is niet op alle computers
beschikbaar.
Controleer of de modem met Windows communiceert
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Telefoon- en modemopties® Modems.
2. Klik op de COM-poort voor uw modem® Eigenschappen® Diagnostisch® Modem testen om de controleren of de modem met Windows communiceert.
Als alle opdrachten een reactie opleveren, werkt de modem naar behoren.
Controleer of u verbonden bent met internet Controleer of u een abonnement bij een internetprovider hebt. Zorg dat Outlook Express is geopend en klik
op Bestand. Als de optie Off line werken is voorzien van een vinkje, moet u het vinkje aanklikken om het te verwijderen en een internetverbinding te maken.
Neem voor hulp contact op met uw internetprovider.
Foutmeldingen
Als de foutmelding niet wordt vermeld, moet u de documentatie raadplegen voor het besturingssysteem of het programma dat werd uitgevoerd toen de
melding verscheen.
A filename cannot contain any of the following characters: \ / : * ? " < > | Gebruik deze tekens niet in bestandsnamen.
A required .DLL file was not found Er ontbreekt een essentieel bestand voor het programma dat u probeert te openen. Verwijder het programma en
installeer het opnieuw:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Programma's® Programma's en functies.
2. Selecteer het programma dat u wilt verwijderen.
3. Klik op verwijderen.
4. Zie de softwaredocumentatie voor installatieinstructies.
drive letter :\ is not accessible. The device is not ready Het station is niet in staat om de schijf te lezen. Plaats een diskette in het station en probeer het
opnieuw.
Insert bootable media Plaats een opstartbare diskette, cd of dvd in het station.
Non-system disk error Verwijder de diskette uit het diskettestation en start de computer opnieuw op.
Not enough memory or resources. Close some Programma's and try again Sluit alle vensters en open het programma dat u wilt gebruiken. In sommige
gevallen zult u de computer opnieuw moeten opstarten om de computerbronnen te herstellen. In dat geval moet u het programma dat u wilt gebruiken het
eerst uitvoeren.
Operating system not found Controleer of er zich tijdens het opstarten een niet-opstartbare diskette in het station bevond of een USB-stick was
aangesloten.
Problemen met een IEEE 1394a-apparaat
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Uw computer biedt alleen ondersteuning voor de IEEE 1394a-standaard.
Controleer of de kabel voor het IEEE 1394a-apparaat op juiste wijze op het apparaat en op de aansluiting op de computer is aangesloten
Controleer of het IEEE 1394a-apparaat in het systeemsetupprogramma is geactiveerd Zie Opties van het systeemsetupprogramma.
Controleer of het IEEE 1394a-apparaat door Windows wordt herkend
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid.
2. Klik op Apparaatbeheer.
Als het IEEE 1394a-apparaat wordt vermeld, wordt het door Windows herkend.
Als u problemen hebt met een door Dell geleverd IEEE 1394-apparaat: Neem contact op met Dell (zie Contact opnemen met Dell).
Als u problemen hebt met een IEEE 1394a-apparaat dat niet door Dell werd geleverd Neem contact op met de fabrikant van het IEEE 1394a-apparaat.
Problemen met het toetsenbord
Controleer de kabel van het toetsenbord
l Zorg ervoor dat de kabel van het toetsenbord stevig op de computer is aangesloten.
l Zet de computer uit (zie Voordat u binnen de computer gaat werken), sluit de kabel van het toetsenbord opnieuw aan zoals in het setupdiagram
weergegeven en start de computer opnieuw op.
l Controleer of de kabel nergens is beschadigd of gerafeld en controleer de kabelstekkers op gebogen of gebroken pinnen. Trek eventuele verbogen
pinnen recht.
l Verwijder eventuele verlengkabels voor het toetsenbord en sluit het toetsenbord direct op de computer aan.
Test het toetsenbord Sluit een goed werkend toetsenbord op de computer aan en probeer het toetsenbord uit.
Werken met een USB-toetsenbord De eerste keer dat de computer opstart, zal het besturingssysteem even bezig zijn om het USB-toetsenbord te
configureren. Start de computer opnieuw op om het toetsenbord op snellere wijze te configureren.
USB Keyboard or Mouse Failure Sluit het apparaat op een andere USB-poort aan en controleer of het vervolgens wel werkt.
Voer de Probleemoplosser voor hardware uit Zie ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™.
Vergrendelingen en softwareproblemen
De computer start niet op
Raadpleeg de controlelampjes Zie Controlelampjes.
Zorg ervoor dat de stroomkabel stevig op de computer en op het stopcontact is aangesloten
De computer reageert niet meer
Zet de computer uit Als de computer niet reageert wanneer u een toets op het toetsenbord indrukt of uw muis beweegt, moet u de aan/uit-knop minimaal
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: Als u het besturingssysteem niet kunt afsluiten, bestaat de mogelijkheid dat u gegevens zult verliezen.
8 tot 10 seconden ingedrukt houden (totdat de computer uitgaat), en de computer vervolgens opnieuw opstarten.
Een programma reageert niet meer
Beëindighetprogramma
1. Druk tegelijkertijd op <Ctrl><Shift><Esc> om Taakbeheer te openen.
2. Klik op het tabblad Toepassingen.
3. Selecteer het programma dat niet meer reageert.
4. Klik op Taakbeëindigen.
Een programma crasht regelmatig
Controleer de softwaredocumentatie Indien nodig maakt u de installatie van het programma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Een programma is bestemd voor een eerdere Windows-versie
Voer de wizard Programmacompatibiliteit uit De wizard Programmacompatibiliteit configureert een programma op zodanige wijze dat het in een omgeving
wordt uitgevoerd die lijkt op andere dan Windows XP-omgevingen.
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Programma's® Een ouder programma met deze versie van Windows gebruiken.
2. In het welkomstvenster klikt u op Volgende.
3. Volg de instructies op het scherm.
Er verschijnt een diepblauw scherm
Zet de computer uit Als de computer niet reageert wanneer u een toets op het toetsenbord indrukt of uw muis beweegt, moet u de aan/uit-knop minimaal
8 tot 10 seconden ingedrukt houden (totdat de computer uitgaat), en de computer vervolgens opnieuw opstarten.
Overige softwareproblemen
Controleer de softwaredocumentatie of neem contact op met de softwarefabrikant voor mogelijke oplossingen
l Ganaofhetprogrammacompatibelismethetbesturingssysteemdatopdecomputerisgeïnstalleerd.
l Controleer of de computer voldoet aan de minimale hardwarevereisten voor de software. Zie de softwarehandleiding voor informatie.
l Controleerofhetprogrammaopjuistewijzeisgeïnstalleerdengeconfigureerd.
l Controleer of de stuurprogramma's voor het apparaat geen conflict hebben met het programma.
l Indien nodig maakt u de installatie van het programma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Maak direct een back-up van uw bestanden.
Gebruik een antivirusprogramma om de vaste schijf, diskettes, cd's of dvd's te scannen
Bewaar en sluit alle open bestanden of programma's en sluit de computer af via het menu Start
Problemen met het geheugen
Als een melding verschijnt dat er onvoldoende geheugen is
l Bewaar en sluit open bestanden en sluit alle geopende programma's af die u niet gebruikt om te zien of het probleem daarmee is opgelost.
l Zie de softwaredocumentatie voor de minimale geheugenvereisten. Installeer indien nodig extra geheugen (zie Geheugen installeren).
l Breng de geheugenmodules opnieuw aan (zie Geheugen) om er zeker van te zijn dat de computer op succesvolle wijze kan communiceren met het
geheugen.
l Voer Dell Diagnostics uit (zie Dell Diagnostics).
OPMERKING: De meeste software wordt vergezeld van aanwijzingen in de vorm van documentatie op een diskette, cd of dvd.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
Als u andere geheugenproblemen ondervindt
l Breng de geheugenmodules opnieuw aan (zie Geheugen) om er zeker van te zijn dat de computer op succesvolle wijze kan communiceren met het
geheugen.
l Zorg ervoor dat u de richtlijnen voor het installeren van geheugen volgt (zie Geheugen installeren).
l Controleer of de geheugenvoorziening die u gebruikt door uw computer wordt ondersteund. Zie Geheugen voor meer informatie over het type
geheugen dat door de computer wordt ondersteund.
l Voer Dell Diagnostics uit (zie Dell Diagnostics).
Problemen met een muis
Controleer de muiskabel
l Controleer of de kabel nergens is beschadigd of gerafeld en controleer de kabelstekkers op gebogen of gebroken pinnen. Trek eventuele verbogen
pinnen recht.
l Verwijder eventuele verlengsnoeren van muizen en sluit de muis direct op de computer aan.
l Controleer of de muiskabel is aangesloten volgens het setupdiagram voor uw computer.
Start de computer opnieuw
1. Druk gelijktijdig op <Ctrl><Esc> om het menu Start weer te geven.
2. Type u, druk op de pijltoetsen op het toetsenbord om Afsluiten of Uitzetten te markeren, en druk vervolgens op <Enter>.
3. Nadat de computer is uitgeschakeld, sluit u de muis opnieuw aan zoals afgebeeld in het setupdiagram.
4. Zet de computer aan.
Test de muis Sluit een goed werkende muis op de computer aan en controleer of deze muis wel werkt.
Controleer de muisinstellingen
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Muis.
2. Wijzig de instellingen waar nodig.
Installeer het stuurprogramma voor de muis opnieuw Zie Stuurprogramma's.
Voer de Probleemoplosser voor hardware uit Zie ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™.
Netwerkproblemen
Controleer of de stekker van de netwerkkabel goed is aangesloten Controleer of de netwerkkabel goed op de netwerkaansluiting op de achterzijde van
de computer en op het netwerkcontact is aangesloten.
Controleer de netwerklampjes aan de achterzijde van de computer Als het verbindingsintegriteitslampje niet brandt (zie Bedieningsopties en lampjes),
vindt er geen netwerkcommunicatie plaats. Vervang de netwerkkabel.
Start de computer opnieuw en meld u opnieuw aan bij het netwerk.
Controleer de netwerkinstellingen Neem contact op met de netwerkbeheerder of de persoon die uw netwerk heeft ingesteld om te controleren of de
netwerkinstellingen juist zijn en dat het netwerk functioneert.
Voer de Probleemoplosser voor hardware uit Zie ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™.
Problemen met de stroomvoorziening
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
Als het aan/uit-lampje blauw is en de computer niet reageert Zie Controlelampjes.
Als het aan/uit-lampje blauw knippert
l De computer bevindt zich in stand-bymodus. Druk op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk op de aan/uit-knop om de computer uit de
stand-by-modus te halen.
l Het USB-toetsenbord en de USB-muis kunnen worden gebruikt om de computer uit de stand-bymodus te wekken als deze in de hardware-
eigenschappen zijn geconfigureerd als wekapparaten. Als dat niet het geval is moet u op de aan/uit-knop drukken.
Als het aan/uit-lampje uit is De computer is uitgeschakeld of ontvangt geen stroom.
l Sluit de stroomkabel opnieuw aan op de stroomaansluiting aan de achterzijde van de computer en op het stopcontact.
l Verwijder stekkerdozen, verlengsnoeren en andere stroombeveiligingsvoorzieningen om te controleren of de computer zonder deze voorzieningen wel
op juiste wijze start.
l Controleer of er stekkerdozen worden gebruikt. Indien dit het geval is, moet u controleren of de stekkerdozen op een stopcontact zijn aangesloten en
zijn ingeschakeld.
l Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
l Controleer of de primaire stroomkabel en de kabel van het frontpaneel op juiste wijze op het moederbord zijn aangesloten (zie Onderdelen van het
moederbord).
Als het aan/uit-lampje oranje knippert De computer ontvangt netstroom, maar er is mogelijk sprake van een interne stroomstoring.
l Controleer of de voltagekeuzeschakelaar is ingesteld op de beschikbare netstroom (indien van toepassing).
l Controleer of alle onderdelen en kabels stevig en op juiste wijze zijn aangesloten op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
Als het aan/uit-lampje aanhoudend oranje brandt Mogelijkiseenapparaatdefectofoponjuistewijzegeïnstalleerd.
l Verwijder alle geheugenmodules en installeer ze vervolgens opnieuw (zie Geheugen).
l Verwijder alle uitbreidingskaarten, inclusief grafische kaarten, en installeer ze vervolgens opnieuw (zie Een PCI Express-kaart verwijderen).
Als het aan/uit-lampje oranje knippert en vervolgens uitgaat Mogelijk is er een probleem met de interne stroomvoorziening opgetreden.
l Controleer of de stroomkabel van de processor op juiste wijze is aangesloten op de aansluiting op het moederbord (12VPOWER). (Zie Onderdelen van
het moederbord).
verwijder mogelijke storingsbronnen Een aantal mogelijke storingsbronnen zijn:
l Verlengsnoeren voor de stroom, het toetsenbord en de muis
l Er zijn teveel apparaten op dezelfde stekkerdoos aangesloten
l Meerdere stekkerdozen zijn op hetzelfde stopcontact aangesloten
Problemen met de printer
Raadpleeg de documentatie van de printer Raadpleeg de documentatie voor de printer voor informatie op het gebied van instellingen en
probleemoplossing.
Controleer of de printer aan staat
Controleer de printeraansluitingen
l Zie de documentatie voor de printer voor informatie over kabelaansluitingen.
l Controleer of de printerkabels stevig op de printer en computer zijn aangesloten.
controleer het stopcontact Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Neem voor technische ondersteuning voor de printer contact op met de fabrikant van de printer.
Controleer of de printer door Windows wordt herkend
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Printer.
2. Als de printer in de lijst wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram voor de printer.
3. Klik op Eigenschappen en klik op Poorten.
4. Wijzig waar nodig de instellingen.
Installeer het stuurprogramma voor de printer opnieuw Raadpleeg de documentatie voor de printer voor informatie over het opnieuw installeren van het
stuurprogramma voor de printer.
Problemen met de scanner
Zie de documentatie voor de scanner Raadpleeg de documentatie voor de scanner voor informatie op het gebied van instellingen en probleemoplossing.
Ontgrendel de scanner Controleer of de scanner niet is vergrendeld (indien de scanner is voorzien van een vergrendelingslipje of -knop).
Start de computer opnieuw en kijk of de scanner naar behoren werkt.
Controleer de kabelaansluitingen
l Raadpleeg de documentatie voor de scanner voor informatie over kabelverbindingen.
l Controleer of de kabels van de scanner goed zijn aangesloten op de scanner en computer.
Controleer of de scanner wordt herkend door Microsoft Windows
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Scanners en camera's.
2. Als de scanner wordt vermeldt, betekent dit dat Windows de scanner herkent.
Installeer het stuurprogramma van de scanner opnieuw Zie de documentatie voor de scanner voor instructies.
Problemen met het geluid en de luidsprekers
Er komt geen geluid uit de luidsprekers
Controleer de kabelverbindingen van de luidsprekers Controleer of de luidsprekers zijn aangesloten zoals weergegeven in het instellingsdiagram dat met
de luidsprekers werd meegeleverd. Als u een geluidskaart hebt aangeschaft, moet u controleren of de luidsprekers op deze kaart zijn aangesloten.
Controleer of de subwoofer en de luidsprekers aan staan Zie het setupdiagram dat met de luidsprekers is meegeleverd. Als de luidsprekers zijn uitgerust
met een volumeregeling, moet u het volume-, bas- of treble-niveau regelen om mogelijke storingen op te heffen.
Stel de volumeregeling van Windows bij Klik op dubbelklik op het luidsprekerpictogram rechts onder in het scherm. Zorg ervoor dat het volume is
ingeschakeld en het geluid niet wordt gedempt.
Haal de koptelefoon uit de koptelefoonaansluitingen Het geluid van de luidsprekers wordt automatisch gedeactiveerd wanneer een koptelefoon wordt
aangesloten op koptelefoonaansluiting aan de voorzijde van de computer.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Neem voor technische ondersteuning voor de scanner contact op met de fabrikant.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: De volumeregeling van MP3-spelers en andere spelers nemen mogelijk de regeling van het Windows-volume over. Controleer altijd of het
volume op de mediaspeler(s) niet laag staat of is gedempt.
controleer het stopcontact Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
Verwijder mogelijke storingsbronnen Zet ventilators, fluorescerende lichten of halogeenlampen in de nabijheid van de computer uit om te kijken of
daarmee mogelijke storingen worden opgeheven.
Voer de diagnostische luidsprekertest uit
Installeer het stuurprogramma voor de geluidskaart opnieuw Zie Stuurprogramma's.
Voer de Probleemoplosser voor hardware uit Zie ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™.
Er komt geen geluid uit de koptelefoon
Controleer de kabelaansluiting van de koptelefoon Controleer of de kabel van de koptelefoon goed vast zit in de koptelefoonaansluiting (zie Aanzichten
van de computer).
Stel het Windows-volume bij Klik op dubbelklik op het luidsprekerpictogram rechts onder in het scherm. Zorg ervoor dat het volume is ingeschakeld en het
geluid niet wordt gedempt.
Problemen met de grafische kaart en monitor
Het beeldscherm is leeg
Het scherm is moeilijk leesbaar
Controleer de kabelaansluiting van de monitor
l Controleer of de monitorkabel op de juiste grafische kaart is aangesloten (in het geval van configuratie met twee grafische kaarten).
l Als u de optionele DVI-naar-VGA-adapter gebruikt, moet u controleren of de adapter op juiste wijze is aangesloten op de grafische kaart en de monitor.
l Controleer of de monitorkabel op de monitor en computer is aangesloten zoals weergegeven in het setupdiagram voor uw computer.
l Verwijder alle verlengkabels voor de monitor en sluit de monitor rechtstreeks op de computer aan.
l Wissel de stroomkabel van de computer en monitor om. Op deze manier kunt u controleren of de stroomkabel van de monitor defect is.
l Controleer of de pinnen van de stekkers zijn verbogen of afgebroken. Houd er rekening mee dat het normaal is voor kabelstekkers van monitors om
ontbrekende pinnen te hebben.
Controleer het aan/uit-lampje van de monitor
l Als het aan/uit-lampje is verlicht of knippert, wordt de monitor van stroom voorzien.
l Als het aan/uit-lampje uit staat, moet u de knop stevig indrukken om er zeker van de zijn dat de monitor is ingeschakeld.
l Als het aan/uit-lampje knippert, moet u op een toets op het toetsenbord drukken of de muis bewegen om de computer te activeren.
controleer het stopcontact Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
Raadpleeg de controlelampjes Zie Controlelampjes.
Controleer de monitorinstellingen Raadpleeg de documentatie voor de monitor voor instructies over het bijstellen van het contrast en de helderheid, het
demagnetiseren (degaussing) van de monitor en het uitvoeren van de monitor self-test.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
KENNISGEVING: Als uw computer met een grafische PCI-kaart werd geleverd, hoeft u deze kaart niet te verwijderen wanneer u een extra grafische
kaart installeert. De kaart zal echter nodig zijn voor probleemoplossingsprocedures. Als u de kaart verwijdert, moet u deze op een veilige locatie
bewaren. Raadpleeg support.dell.com voor informatie over de grafische kaart.
OPMERKING: Raadpleeg de documentatie die bij de monitor werd geleverd voor probleemoplossingsprocedures.
Haal de subwoofer uit de buurt van de monitor Als het luidsprekersysteem is uitgerust met een subwoofer, moet u ervoor zorgen dat de subwoofer zich
ten minste op 60 cm afstand van de monitor bevindt.
Haal de monitor uit de buurt van externe stroombronnen Ventilators, fluorescerende lampen, halogeenlampen en andere elektrische apparaten kunnen
ervoor zorgen dat het scherm "trillerig" overkomt. Zet apparaten in de nabijheid uit om te controleren of de storing daaraan te wijten is.
Draai de monitor om verblindend zonlicht en mogelijke storing te voorkomen
Stel de Windows-instellingen voor het beeldscherm bij
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Personalization® Weergaveinstellingen.
2. Wijzig waar nodig de instellingen voor Resolutie en Kleuren.
De driedimensionale beeldkwaliteit is slecht
Controleer of de stroomkabel op juiste wijze op de grafische kaart is aangesloten Controleer of de stroomkabel voor de grafische kaart(en) op juiste
wijze op de kaart(en) is aangesloten.
Controleer de monitorinstellingen Raadpleeg de documentatie voor de monitor voor instructies over het bijstellen van het contrast en de helderheid, het
demagnetiseren (degaussing) van de monitor en het uitvoeren van de monitor self-test.
Stroomlampjes
Het aan/uit-lampje aan de voorzijde van de computer licht op, gaat knipperen of brandt aanhoudend om verschillende statussen aan te geven:
l Als het aan/uit-lampje blauw is en de computer niet meer reageert: zie Controlelampjes.
l Als het aan/uit-lampje blauw knippert, bevindt de computer zich in de stand-bymodus. Druk op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk
op de aan/uit-knop om de computer uit de stand-by-modus te halen.
l Als het aan/uit-lampje uit is, is de computer is uitgeschakeld of ontvangt deze geen stroom.
¡ Sluit het netsnoer opnieuw aan, zowel op de aansluiting aan de achterzijde van de computer als op het stopcontact.
¡ Als de computer is aangesloten op een stekkerdoos, moet u controleren of de stekkerdoos is aangesloten op een stopcontact en of de
stekkerdoos is ingeschakeld.
¡ Verwijder stroombeveiligingsvoorzieningen, stekkerdozen en verlengsnoeren om te controleren of de computer zonder deze voorzieningen wel
aan gaat.
¡ Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
¡ Controleer of de primaire stroomkabel en de kabel van het frontpaneel op juiste wijze op het moederbord zijn aangesloten (zie Onderdelen van
het moederbord).
l Als het aan/uit-lampje oranje knippert, ontvangt de computer stroom, maar is er mogelijk een probleem met de interne stroomvoorziening opgetreden.
¡ Controleer of de voltagekeuzeschakelaar, indien aanwezig, is ingesteld op het stroomniveau dat op uw locatie aanwezig is.
¡ Controleer of de stroomkabel van de processor op juiste wijze op het moederbord is aangesloten (zie Onderdelen van het moederbord).
l Als het aan/uit-lampjeaanhoudendoranjebrandt,isermogelijkeenapparaatdefectofoponjuistewijzegeïnstalleerd.
¡ Verwijder en installeer de geheugenmodules opnieuw (zie Geheugen).
¡ Verwijder en installeer alle kaarten opnieuw (zie Kaarten).
l Verwijder alle storingsbronnen. Een aantal mogelijke storingsbronnen zijn:
¡ Verlengsnoeren voor de stroom, het toetsenbord en de muis
¡ Teveel apparaten zijn op een stekkerdoos aangesloten
¡ Meerdere stekkerdozen zijn op hetzelfde stopcontact aangesloten
Controlelampjes
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
Voor probleemoplossingsdoeleinden is het montagekader van de computer uitgerust met vier blauwe lampjes die zijn aangeduid met 1, 2, 3 en 4 (zie Aanzicht
voorzijde). Wanneer de computer op normale wijze start, zullen de lampjes gaan knipperen en vervolgens uitgaan. Als er zich een storing op de computer
voordoet, kan de volgorde van de lampjes helpen om de aard van het computerprobleem te identificeren.
OPMERKING: Nadat de computer de POST-procedure heeft voltooid, zullen alle vier lampjes uitgaan voordat het besturingssysteem wordt gestart.
Lichtpatroon
Beschrijving van het probleem
Aanbevolen oplossing
De computer staat in de normale uit-
stand, of er is een mogelijke pre-BIOS-
fout opgetreden.
De controlelampjes zullen niet branden
wanneer de computer bezig is met het
opstarten van het besturingssysteem.
l Sluit de computer aan op een werkend stopcontact (zie Problemen met de
stroomvoorziening).
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact
opnemen met Dell).
Mogelijk is er een processorfout
opgetreden.
l Installeer de processor opnieuw (zie Processor).
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact
opnemen met Dell).
Er zijn geheugenmodules gedetecteerd,
maar er is een geheugenfout
opgetreden.
l Alsertweeofmeergeheugenmoduleszijngeïnstalleerd,moetudemodules
verwijderen (zie Geheugen verwijderen), een van de modules opnieuw installeren (zie
Geheugen installeren) en de computer opnieuw opstarten. Als de computer op normale
wijzeopstart,moetuadditionelegeheugenmodulesblijveninstalleren(steedséén
tegelijk) totdat u een defecte module tegenkomt of alle modules zonder problemen
opnieuwzijngeïnstalleerd.
l Installeer indien beschikbaar een goed werkende geheugenmodule van hetzelfde type
in de computer (zie Geheugen installeren).
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen(zie Contact
opnemen met Dell).
Er is mogelijk een probleem met de
grafische kaart.
l Installeer alle grafische kaarten opnieuw (zie Kaarten).
l Installeer een werkende grafische kaart in de computer (indien beschikbaar).
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact
opnemen met Dell).
Er is mogelijk een storing in het
diskettestation of op de vaste schijf
opgetreden.
Installeer alle stroom- en gegevenskabels opnieuw.
Er is mogelijk een USB-fout opgetreden.
Installeer alle USB-apparaten opnieuw en controleer alle kabelverbindingen.
Er zijn geen geheugenmodules
gedetecteerd.
l Alsertweeofmeergeheugenmoduleszijngeïnstalleerd,moetudemodules
verwijderen (zie Geheugen verwijderen), een van de modules opnieuw installeren (zie
Geheugen installeren) en de computer opnieuw starten. Als de computer op normale
wijzeopstart,moetuadditionelegeheugenmodulesblijveninstalleren(steedséén
tegelijk) totdat u een defecte module tegenkomt of alle modules zonder problemen
opnieuwzijngeïnstalleerd.
l Installeer indien beschikbaar een goed werkende geheugenmodule van hetzelfde type
in de computer (zie Geheugen installeren).
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact
opnemen met Dell).
Er zijn geheugenmodules aangetroffen,
maar er is een fout opgetreden met
betrekking tot de geheugenconfiguratie
of geheugencompatibiliteit.
l Controleer of er sprake is van speciale vereisten voor het plaatsen van
geheugenmodules/stekkers (zie Geheugen).
l Controleer of de geheugenvoorziening die u gebruikt door uw computer wordt
ondersteund (zie Geheugen).
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact
opnemen met Dell).
Er heeft zich mogelijk een fout
voorgedaan in een uitbreidingskaart.
1. U kunt vaststellen of er sprake is van een conflict door een uitbreidingskaart te
verwijderen (geen grafische kaart) en de computer opnieuw te starten (zie Een PCI-
kaart verwijderen en Een PCI Express-kaart verwijderen).
2. Als het probleem aanhoudt, moet u de kaart die u hebt verwijderd opnieuw installeren,
een andere kaart verwijderen en de computer opnieuw opstarten.
3. Herhaalditprocesvoorelkegeïnstalleerdeuitbreidingskaart.Alsdecomputernormaal
start, dient u de laatst verwijderde kaart te inspecteren voor bronconflicten (zie
ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™).
4. Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zieContact
opnemen met Dell).
Er heeft zich een ander probleem
voorgedaan.
l Controleer of alle kabels van de vaste schijf en het optisch station op juiste wijze zijn
aangesloten op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
l Als er een foutmelding op het scherm verschijnt dat een probleem met een apparaat
aangeeft (zoals het diskettestation of de vaste schijf), moet u controleren of het
apparaat naar behoren werkt.
l Als het besturingssysteem probeert om op te starten vanaf een apparaat (zoals het
diskettestation of een optisch station), moet u het systeemsetupprogramma openen
(zie Systeemsetupprogramma) en nagaan of de opstartvolgorde voor de apparaten die
binnendecomputerzijngeïnstalleerd,klopt.
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen(zie Contact
opnemen met Dell).
Pieptooncodes
Mogelijk laat uw computer tijdens het opstarten een reeks van pieptooncodes horen als de monitor geen foutmeldingen kan weergeven. Met deze reeks van
pieptooncodes wordt een probleem aangeduid. Pieptooncode 1-3-1(eenmogelijkepieptooncode)bestaatbijvoorbeelduitéénpieptoon,eensnelle
opeenvolgingvandriepieptonenenvervolgenséénpieptoon.Dezepiepcodeverteltudatdecomputertegeneengeheugenprobleemisaangelopen.
Door de geheugenmodules te verwijderen en weer opnieuw te installeren kunnen de volgende pieptooncodes mogelijk worden verholpen. Als het probleem
zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact opnemen met Dell voor instructies over het verkrijgen van technische ondersteuning).
Als u een van de volgende pieptooncodes hoort, moet u Contact opnemen met Dell raadplegen voor instructies over het verkrijgen van technische
ondersteuning.
Systeemmeldingen
Code
Oorzaak
1-3-1 tot en met 2
Geheugennietjuistgeïdentificeerdofgebruikt
4-3-1
Geheugenfout boven adres 0FFFFh
Code
Oorzaak
1-1-2
Fout in het register van de microprocessor
1-1-3
Fout met lezen/schrijven NVRAM
1-1-4
Checksumfout ROM-BIOS
1-2-1
Fout in de programmeerbare intervaltimer
1-2-2
Fout bij DMA-initialisering
1-2-3
Fout bij lezen/schrijven DMA-pagina register
1-3
Fout bij test videogeheugen
1-3-1 tot en met 2
Geheugennietjuistgeïdentificeerdofgebruikt
3-1-1
Registerfout bij slave-DMA
3-1-2
Registerfout bij master-DMA
3-1-3
Registerfout masker master-interrupt
3-1-4
Registerfout masker slave-interrupt
3-2-2
Laadfout interruptvector
3-2-4
Fout bij test toetsenbordcontroller
3-3-1
Stroomverlies NVRAM
3-3-2
Ongeldige NVRAM-configuratie
3-3-4
Fout bij test videogeheugen
3-4-1
Fout bij scherminitialisering
3-4-2
Fout bij opnieuw traceren scherm
3-4-3
Fout bij zoeken naar video-ROM
4-2-1
Timer tikt niet
4-2-2
Afsluitfout
4-2-3
Fout in poort A20
4-2-4
Onverwachte onderbreking in beveiligde modus
4-3-1
Geheugenfout boven adres 0FFFFh
4-3-3
Fout bij teller 2 timerchip
4-3-4
De interne klok is stilgevallen
4-4-1
Foutbijtestenseriëleofparallellepoort
4-4-2
Fout bij het decomprimeren van code naar schaduwgeheugen
4-4-3
Fout bij testen mathematische co-processor
4-4-4
Fout bij cachetest
OPMERKING: Als de foutmelding niet in de tabel wordt vermeld, moet u de documentatie raadplegen van het besturingsyssteem of het programma dat
werd uitgevoerd toen de melding verscheen.
Melding
Mogelijke oorzaak
Herstelactie
8042 Gate-A20
error
De toetsenbordcontroller
heeft de test niet doorstaan.
Als deze melding op het beeldscherm wordt
weergegeven nadat u wijzigingen in het
systeemsetupprogramma hebt gemaakt,
moet u het systeemsetupprogramma
opnieuw openen en de oorspronkelijke
waarde(n) herstellen.
Address Line
Short!
Er is een fout opgetreden in
de adresdecodeerbedrading
van het geheugen.
Breng de geheugenmodules opnieuw aan
(zie Geheugen).
C: Drive
Error
C: Drive
Failure
De vaste schijf werkt niet of is
verkeerd geconfigureerd.
Controleer of de vaste schijf op juiste wijze
binnendecomputerisgeïnstalleerd(zie
Stations) en op juiste wijze in het
systeemsetupprogramma is gedefinieerd
(zie Systeemsetupprogramma).
Cache Memory
Bad, Do Not
Enable Cache
Het cachegeheugen werkt
niet.
Zie Contact opnemen met Dell voor
aanwijzingen met betrekking tot het
verkrijgen van technische ondersteuning.
CH-2 Timer
Error
Er is een fout opgetreden in
de timer op het moederbord.
Zie Contact opnemen met Dell voor
aanwijzingen met betrekking tot het
verkrijgen van technische ondersteuning.
CMOS Battery
State Low
CMOS Checksum
Failure
CMOS System
Options Not
Set
CMOS Display
Type Mismatch
CMOS Memory
Size Mismatch
CMOS Time and
Date Not Set
De systeemconfiguratie-
gegevens in het
systeemsetupprogramma zijn
onjuist of de batterij is bijna
leeg.
Open het systeemsetupprogramma (zie Het
systeemsetupprogramma openen),
controleer de systeemconfiguratie en start
de computer opnieuw op.
Diskette Boot
Failure
Station A of B is aanwezig,
maar heeft de BIOS POST-
procedure niet doorstaan.
Controleer of het station op juiste wijze
binnendecomputerisgeïnstalleerd(zie
Stations) en op juiste wijze in het
systeemsetupprogramma is gedefinieerd
(zie Systeemsetupprogramma). Controleer
of de interfacekabel aan beide zijden op
juiste wijze is aangesloten.
DMA Error
DMA 1 Error
DMA 2 Error
Er is een fout opgetreden in
de DMA-controller op het
moederbord.
Het toetsenbord of het moederbord dient
mogelijk te worden vervangen.
FDD
Controller
Failure
HDD
Controller
Failure
De BIOS is niet in staat om
met het diskettestation of de
vaste-schijfcontroller te
communiceren.
Controleer of het diskettestation of de
vaste schijf op juiste wijze binnen de
computerisgeïnstalleerd(zieStations) en
op juiste wijze in het
systeemsetupprogramma is gedefinieerd
(zie Systeemsetupprogramma). Controleer
of de interfacekabel aan beide zijden op
juiste wijze is aangesloten.
INTR1 Error
INTR2 Error
Een interruptkaneel op het
moederbord heeft de POST-
procedure niet doorstaan.
Het toetsenbord of het moederbord dient
mogelijk te worden vervangen.
Invalid Boot
Diskette
Het besturingssysteem mag
zich niet op station A of
station C bevinden.
Open het systeemsetupprogramma (zie
Systeemsetupprogramma) en bevestig of
station A of station C op juiste wijze is
gedefinieerd.
Keyboard
Error
De BIOS heeft ontdekt dat
een toets vastzit.
Controleer of er niets op het toetsenbord
rust. Als er een toets vast lijkt te zitten,
moet u deze voorzichtig omhoog werken.
Als het probleem zich voor blijft doen, kan
het nodig zijn om het toetsenbord te
vervangen.
KB/Interface
Error
Er is een fout met de
toetsenbordaansluiting
opgetreden.
Controleer of er niets op het toetsenbord
rust. Als er een toets vast lijkt te zitten,
moet u deze voorzichtig omhoog werken.
Als het probleem zich voor blijft doen, kan
het nodig zijn om het toetsenbord te
vervangen.
No ROM Basic
Het besturingssysteem mag
zich niet op station A of C
bevinden.
Open het systeemsetupprogramma (zie Het
systeemsetupprogramma openen) en
bevestig of station A of station C op juiste
Dell Diagnostics
Wanneer u Dell Diagnostics moet gebruiken
Als u een probleem met uw computer ondervindt, moet u de tests uitvoeren die in Problemen oplossen zijn beschreven en Dell Diagnostics uitvoeren voordat u
contact opneemt met Dell voor technische ondersteuning.
Het verdient de aanbeveling om deze procedures af te drukken alvorens u begint.
Start Dell Diagnostics vanaf de vaste schijf of vanaf de cd Drivers and Utilities.
Dell Diagnostics starten vanaf de vaste schijf
1. Zorg ervoor dat de stekker van de computer is aangesloten op een werkend stopcontact.
2. Start of herstart de computer.
3. DrukzodrahetDELL™-logo wordt weergegeven onmiddellijk op <F12>. Selecteer Diagnostics (Diagnostiek) in het opstartmenu en druk op <Enter>.
4. DrukopeentoetsomDellDiagnosticstestartenvanafdepartitiemethetdiagnostischehulpprogrammaopdevasteschijf.
5. Klik met de linkermuisknop in het hoofdmenu van Dell Diagnostics, druk op en vervolgens op <Enter> om de test te selecteren die u wilt uitvoeren (zie
Hoofdmenu Dell Diagnostics).
6. Als alle tests zijn voltooid, sluit u het testvenster om terug te keren naar het hoofdmenu van Dell Diagnostics.
7. Sluit het hoofdmenu om Dell Diagnostics te verlaten en de computer opnieuw op te starten.
Dell Diagnostics starten vanaf de cd Drivers and Utilities
1. Plaats de schijf Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's) in het station.
2. Zet de computer uit en start deze opnieuw.
Zodra het DELL-logo verschijnt, drukt u meteen op <F12>.
3. Wanneer de lijst met opstartbronnen verschijnt, markeert u CD/DVD/CD-RW en drukt u op <Enter>.
4. Selecteer de optie Boot from CD-ROM (Opstarten vanaf cd-rom) in het menu en druk vervolgens op <Enter>.
wijze is gedefinieerd.
LET OP: Voordat u een van de procedures in dit gedeelte uitvoert, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die in de Productinformatiegids zijn
beschreven.
OPMERKING: Het hulpprogramma Dell Diagnostics werkt alleen op Dell-computers.
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft®
Windows®verschijnt, de computer uitzetten en het vervolgens opnieuw proberen.
OPMERKING: Als er een bericht wordt weergegeven dat er geen partitie met een diagnostisch hulpprogramma is gevonden, moet u Dell
Diagnostics vanaf de cd Drivers and Utilities (Stuur- enhulpprogramma's)uitvoeren(zieDell Diagnostics starten vanaf de cd Drivers and Utilities).
OPMERKING: De Quickboot-functie wijzigt alleen de opstartvolgorde voor het huidige opstartproces. Bij het opnieuw starten van de computer zal
de computer opstarten op basis van de volgorde die u in het systeemsetupprogramma hebt ingesteld.
OPMERKING: Noteer eventueel foutcodes en probleembeschrijvingen precies zoals ze op het beeldscherm verschijnen en volg de instructies op
het scherm.
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft®
Windows®verschijnt. Zet de computer vervolgens uit en probeer het opnieuw.
OPMERKING: Metdevolgendestappenwordtdeopstartvolgordeslechtséénkeergewijzigd.Devolgendekeerdatudecomputerstart,gebeurt
dat volgens de instellingen die zijn gedefinieerd in het systeemsetupprogramma.
5. Type 1 om het cd-menu op te roepen en druk op <Enter> om verder te gaan.
6. Selecteer Run the 32 Bit Dell Diagnostics uit de genummerde lijst. Als er meerdere versies worden aangegeven, moet u de versie selecteren die voor
uw computer van toepassing is.
7. Als het Hoofdmenu van het Dell Diagnostics wordt weergegeven, selecteert u de test die u wilt uitvoeren.
Hoofdmenu Dell Diagnostics
1. Nadat Dell Diagnostics is geladen en het scherm met het hoofdmenu wordt weergegeven, klikt u op de knop voor de gewenste optie.
2. Nadat u in het hoofdmenu de optie Test System (Computer testen) hebt geselecteerd, verschijnt het volgende menu.
3. Als er tijdens een test een probleem wordt opgespoord, wordt er een bericht weergegeven met de foutcode en een beschrijving van het probleem.
Noteer de foutcode en een probleembeschrijving en raadpleeg vervolgens Contact opnemen met Dell.
4. Wanneer u een test uitvoert van de optie Custom Test (Aangepaste test) of Symptom Tree (Symptomenstructuur), kunt u voor meer informatie over de
test op een van de tabbladen klikken die in de volgende tabel worden beschreven.
OPMERKING: Noteer eventueel foutcodes en probleembeschrijvingen precies zoals ze op het beeldscherm verschijnen en volg de instructies op
het scherm.
OPMERKING: Het wordt aanbevolen om Test System (Computer testen) te selecteren om een volledige test op uw computer uit te voeren.
Optie
Functie
Test Memory (Geheugen testen)
Hiermee voert u een geheugentest uit
Test System (Computer testen)
Hiermee voert u een diagnostische scan van de computer uit
Exit (Afsluiten)
Hiermee sluit u het diagnostische programma af.
OPMERKING: U wordt aanbevolen om de optie Extended Test (Uitgebreide test) in het onderstaande menu te selecteren voor een grondiger controle
vandeapparatendieinuwcomputerzijngeïnstalleerd.
Optie
Functie
Express Test (Snelle test)
Hiermee voert u een snelle test van systeemapparaten uit. Deze test neemt doorgaans tien tot twintig minuten in beslag. Er is
geen interactie vereist. Als u eerst de snelle test uitvoert, vergroot u de kans om het probleem snel op te sporen.
Extended Test (Uitgebreide
test)
Voert een snelle controle van alle systeemapparaten uit. Deze test neemt normaliter een uur of meer in beslag.
Custom Test (Aangepaste
test)
Hiermee kunt u een specifiek apparaat testen of zelf bepalen welke testen worden uitgevoerd.
Symptom Tree
(Symptomenstructuur)
Deze optie stelt u in staat om testen te selecteren op basis van de probleemsymptomen. Met behulp van deze optie geeft u
lijst van de meest voorkomende symptomen weer.
Built in Self Test
(Ingebouwde zelftest)
Deze optie voert een grondige controle uit van alle functies die op het MiniView-beeldscherm betrekking hebben. Afhankelijk
van de testresultaten zal er een groene melding Passed (Geslaagd) of een rode melding Failed (Mislukt) op het scherm
verschijnen. Als items rood zijn gemarkeerd, moet u de foutcode en een beschrijving van het probleem noteren en contact met
Dell opnemen.
OPMERKING: Het servicelabel voor de computer bevindt zich bovenaan elk testvenster. Als u contact opneemt met Dell, zullen de medewerkers
van de technische ondersteuning naar het servicelabel vragen.
Tabblad
Functie
Results
(Resultaten)
Hier worden de resultaten van de test weergegeven, samen met eventuele foutcondities die zijn aangetroffen.
Errors (Fouten)
Geeft de aangetroffen foutcondities en de foutcodes weer en een beschrijving van het probleem.
Help
Hier wordt een beschrijving van de test en de vereisten voor het uitvoeren van de test weergegeven.
Configuration
(Configuratie)
Hier wordt de hardwareconfiguratie beschreven voor het geselecteerde apparaat.
OPMERKING: Dell Diagnostics haalt configuratiegegevens op voor alle apparaten uit de systeeminstellingen, het geheugen,
verschillende interne tests en geeft de informatie weer in de lijst met apparaten in het linkervenster van het scherm. Mogelijk worden in
hetoverzichtvanapparatennietdenamenvanalleonderdelenweergegevendiezijngeïnstalleerdinofaangeslotenopdecomputer.
5. Wannneer de tests zijn voltooid, sluit u het testvenster om naar het hoofdmenu terug te keren. Sluit het hoofdmenu om Dell Diagnostics te sluiten en
de computer opnieuw te starten.
6. Verwijder de cd Dell Drivers and Utilities uit het station.
Stuurprogramma's
Wat is een stuurprogramma?
Een stuurprogramma is een programma waarmee een apparaat zoals een printer, muis of toetsenbord wordt bestuurd. Voor alle apparaten is een
stuurprogramma vereist.
Een stuurprogramma fungeert als een vertaler tussen het apparaat en programma's die gebruik maken van dat apparaat. Elk apparaat heeft zijn eigen
specifieke opdrachten die alleen het stuurprogramma daarvan kan herkennen.
OpdecomputersdiedoorDellwordengeleverdzijndevereistestuurprogramma'sreedsgeïnstalleerd er is geen verdere installatie of configuratie vereist.
Veel stuurprogramma's, bijvoorbeeld het stuurprogramma voor het toetsenbord, worden geleverd met het besturingssysteem Windows. Mogelijk moet u
stuurprogramma's installeren als u:
l Een upgrade van het besturingssysteem uitvoert.
l Het besturingssysteem opnieuw installeert.
l Een nieuw apparaat op de computer aansluit of installeert.
Stuurprogramma's identificeren
Als u een probleem met een apparaat ondervindt, moet u controleren of het stuurprogramma het probleem veroorzaakt en moet u zo nodig het
stuurprogramma bijwerken.
1. KlikopdeknopStartvanWindowsVista™ en klik met de rechtermuisknop op Computer.
2. Klik op Eigenschappen® Apparaatbeheer.
3. Controleer of er een apparaat in de lijst voorkomt met een uitroepteken (een gele cirkel met een [!]).
Als de naam van het apparaat is voorzien van een uitroepteken, moet u mogelijk het stuurprogramma opnieuw installeren of een nieuw
stuurprogramma installeren (zie Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren).
Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren
Vorig stuurprogramma van Windows XP gebruiken
Alsereenprobleemopuwcomputeroptreedtnadatueenstuurprogrammahebtgeïnstalleerdofbijgewerkt,moetuVorigstuurprogrammavanWindows
Vistagebruikenomhetstuurprogrammaterugtezettennaardeeerdergeïnstalleerdeversie.
1. KlikopdeknopStartvanWindowsVista™ en klik met de rechtermuisknop op Computer.
2. Klik op Eigenschappen® Apparaatbeheer.
Parameters
Deze optie stelt u in staat om de testinstellingen te wijzigen.
KENNISGEVING: De cd Drivers and Utilitiesbevatmogelijkstuurprogramma'svoorbesturingssystemendienietopuwcomputerzijngeïnstalleerd.
Controleer altijd of de software die u installeert geschikt is voor het besturingssysteem op uw computer.
OPMERKING: Mogelijk verschijnt het venster Gebruikersaccountbeheer. Als u over beheerdersrechten beschikt, klikt u op Verder. Zo niet, dan
moet u contact opnemen met uw systeembeheerder voor verdere actie.
KENNISGEVING: De Dell Support-website op support.dell.com en de cd Drivers and Utilities biedenstuurprogramma'sdiezijngoedgekeurdvoorDell™-
computers. Als u stuurprogramma's installeert die u via andere bronnen hebt verkregen, is het mogelijk dat uw computer vervolgens niet meer naar
behoren werkt.
OPMERKING: Mogelijk verschijnt het venster Gebruikersaccountbeheer. Als u over beheerdersrechten beschikt, klikt u op Verder. Zo niet, dan
moet u contact opnemen met uw systeembeheerder om Apparaatbeheer te kunnen openen.
3. KlikmetderechtermuisknopophetapparaatwaarvoorueennieuwstuurprogrammahebtgeïnstalleerdenklikopEigenschappen.
4. Klik op Stuurprogramma's en klik vervolgens op Stuurprogramma terugzetten.
Als Vorig stuurprogramma van Windows XP het probleem niet heeft kunnen verhelpen, gebruikt u Systeemherstel (zie Het besturingssysteem herstellen) de
staat te herstellen waarin uw computer verkeerde voordat u het nieuwe stuurprogramma installeerde.
De cd Drivers and Utilities gebruiken
Als het gebruik van het terugzetten van het vorige stuurprogramma of systeemherstel het probleem niet oplost, dan moet u het stuurprogramma opnieuw
installeren van de cd Drivers and Utilities.
1. Ga naar het bureaublad van Windows en plaats de cd Drivers and Utilities in het station.
Als dit de eerste keer is dat u de cd Drivers and Utilities gebruikt, gaat u verder met stap 2. Zo niet, ga dan door met stap 5.
2. Als het installatieprogramma van Drivers and Utilities eenmaal is geladen, volgt u de aanwijzingen op het scherm.
3. Als het venster InstallShield Wizard Complete verschijnt, verwijdert u de cd Drivers and Utilities media uit het station en klikt u op Finish om de
computer opnieuw te starten.
4. Als u het bureaublad van Windows zit, plaatst u de cd Drivers and Utilities in het station.
5. Klik in het venster Welcome Dell System Owner (Welkom, eigenaar van een Dell-computer) op Next (Volgende).
Er zal een melding worden weergegeven dat de cd Drivers and Utilities hardware binnen uw computer heeft gedetecteerd.
De stuurprogramma's die door uw computer worden gebruikt, zullen automatisch worden weergegeven in het venster My Drivers stuurprogramma's
The Drivers and Utilities media has identified these components in your system (De cd Drivers and Utilities heeft de volgende onderdelen binnen uw
computergeïdentificeerd).
6. Klik op het stuurprogramma dat u opnieuw wilt installeren en volgt de aanwijzingen op het scherm.
Alseenbepaaldstuurprogrammanietwordtvermeld,isditstuurprogrammanietvoorhetbesturingssysteembenodigd.
n Desktop System Software
n Stuurprogramma voor chipset of SMBus
n Stuurprogramma voor processor (indien van toepassing)
n Video
n Audio (geluid)
n Stuurprogramma's voor invoerapparaten (toetsenbord/muis)
n Modem (bij desktopcomputers wordt een afzonderlijke cd voor de modem geleverd)
n Netwerkkaart
ProblemenmethardwareofsoftwareoplosseninWindowsVista™
Als een apparaat niet wordt gedetecteerd tijdens het instellen van het besturingssysteem of als het wel wordt gedetecteerd maar niet juist wordt
geconfigureerd, kunt u de Hardware Troubleshooter (Probleemoplosser voor hardware) gebruiken om de incompatibiliteit op te lossen.
De probleemoplosser voor hardware starten:
1. KlikopdeknopStartvanWindowsVista™ en klik op Help en ondersteuning.
2. Type Probleemoplosser voor hardware in het zoekveld en druk op <Enter> om met zoeken te beginnen.
3. Selecteer in de zoekresultaten de optie waarvan de beschrijving het meest overeenkomt met het probleem, en volg de onderstaande stappen in het
probleemoplossingsproces.
OPMERKING: De cd Drivers and Utilities biedtalleenstuurprogramma'sdieindefabriekopuwcomputerwerdengeïnstalleerd.Alsuadditionele
hardwarehebtgeïnstalleerd,wordendeovereenkomstigestuurprogramma´smogelijknietdoordecdDrivers and Utilities weergegeven. Als de
stuurprogramma's niet worden weergegeven, moet u het programma van de cd Drivers and Utilities sluiten. Raadpleeg voor informatie over
stuurprogramma's de documentatie die met het apparaat werd geleverd.
OPMERKING: Voor een optimale prestatie wordt u aangeraden om de stuurprogramma's voor hardware in de onderstaande volgorde te installeren:
Het besturingssysteem herstellen
U kunt het besturingssysteem op een van de volgende manieren terugzetten:
l Systeemherstelhersteltuwcomputernaareeneerderewerkendetoestand,zonderdegegevensbestandentebeïnvloeden.GebruikSysteemherstel
als de eerste oplossing voor het herstellen van het besturingssysteem en het behouden van gegevensbestanden.
l Dell Factory Image Restore (beschikbaar in Windows Vista) herstelt de vaste schijf naar de stand waarin deze verkeerde toen u de computer
aanschafte.Dezetoepassingzalallegegevensopdevasteschijfenalledoorugeïnstalleerdeprogramma'sverwijderen.GebruikDellFactoryImage
Restore alleen als Systeemherstel het probleem met het besturingssysteem niet heeft verholpen.
l Als de cd Operating System (Besturingssysteem) bij uw computer werd meegeleverd, kunt u deze gebruiken om het besturingssysteem te herstellen.
Als u de cd Operating System gebruikt, worden echter ook alle gegevens op de vaste schijf verwijderd. Gebruik de schijf alleen als Systeemherstel uw
probleem met het besturingssysteem niet heeft opgelost.
Windows Systeemherstel gebruiken
Windows XP en Windows Vista bieden een optie genaamd Systeemherstel waarmee u de computer kunt herstellen naar een eerdere werkende stand (zonder
invloed op de gegevensbestanden) wanneer de computer als gevolg van wijzigingen van de hardware, software of andere systeeminstellingen niet langer
naar behoren functioneert. Alle wijzigingen die Systeemherstel op uw computer maakt, kunnen volledig ongedaan worden gemaakt.
Systeemherstel starten
1. Klik op Starten .
2. Type in het venster Zoeken starten Systeemherstel en druk op <Enter>.
3. Klik op Volgende en volg de aanwijzingen op het scherm.
Als Systeemherstel het probleem niet kan verhelpen, kunt u het laatste systeemherstel ongedaan maken.
Het laatste systeemherstel ongedaan maken
1. Klik op Starten .
2. Type in het venster Zoeken starten Systeemherstel en druk op <Enter>.
3. Klik op De laatste herstelbewerking ongedaan maken en klik op Volgende.
Dell Factory Image Restore gebruiken
Gebruik Dell Factory Image Restore (Windows Vista) alleen als laatste mogelijkheid om het besturingssysteem te herstellen. Deze optie herstelt de vaste schijf
naar de werkingstoestand waarin deze verkeerde toen u de computer aanschafte. Alle programma's of bestanden die u hebt toegevoegd sinds u de computer
ontving inclusief gegevensbestanden worden permanent verwijderd van de vaste schijf. Onder gegevensbestanden vallen documenten, spreadsheets,
e-mailberichten, digitale foto's, muziekbestanden enzovoorts. Maak indien mogelijk een back-up van de gegevens alvorens u Factory Image Restore gebruikt.
Windows Vista: Dell Factory Image Restore
Factory Image Restore gebruikt u als volgt:
KENNISGEVING: Maakregelmatigreservekopieënvanuwgegevensbestanden.Systeemhersteldoetnietsaanhetbewakenofherstellenvanuw
gegevensbestanden.
OPMERKING: De procedures voor dit document zijn geschreven voor de standaard Windows-weergave. Mogelijk zijn ze niet van toepassing als u uw
Dell™computerinsteltopdeklassiekeWindows-weergave.
OPMERKING: Mogelijk verschijnt het venster Gebruikersaccountbeheer. Als u beheerdersrechten hebt, klikt u op Verder. Zo niet, dan moet u
contact opnemen met de systeembeheerder voor het uitvoeren van de gewenste taak.
KENNISGEVING: Voordat u het laatste systeemherstel ongedaan maakt, dient u alle geopende bestanden te sluiten en dient u alle geopende
programma's af te sluiten. Zorg ervoor dat u geen bestanden of programma's wijzigt, opent of verwijdert tot het systeemherstel is voltooid.
KENNISGEVING: Als u Dell Factory Image Restore gebruikt, zullen alle gegevens op de vaste schijf permanent worden verwijderd, evenals alle
programma'senstuurprogramma'sdieunadeontvangstvanuwcomputerhebtgeïnstalleerd.Maakindienmogelijkeenback-up van uw gegevens
voordat u deze opties gebruikt. Gebruik Dell Factory Image Restore alleen als Systeemherstel het probleem met het besturingssysteem niet heeft
verholpen.
OPMERKING: Dell Factory Image Restore is in sommige landen en op sommige computers mogelijk niet aanwezig.
1. Zet de computer aan. Druk zodra het DELL-logo verschijnt een aantal keer op <F8> om het venster Geavanceerde opstartinstellingen van Windows
Vista te openen.
2. Selecteer de optie De computer repareren.
Het venster Opties voor systeemherstel verschijnt.
3. Selecteer een toetsenbordlay-out en klik op Volgende.
4. Meld u aan als een lokale gebruiker om toegang tot de herstelopties te krijgen. Om de opdrachtregel te openen, typt u administrator in het veld
Gebruikersnaam en klikt u op OK.
5. Klik op Dell Factory Image Restore.
Het welkomstvenster van Dell Factory Image Restore verschijnt.
6. Klik op Volgende.
Het venster Confirm Data Deletion (Verwijdering gegevens bevestigen) verschijnt.
7. Vink het aankruisvakje aan om te bevestigen dat u verder wilt gaan met het opnieuw formatteren van de vaste schijf en de systeemsoftware naar de
fabrieksinstellingen te herstellen, en klik vervolgens op Next (Volgende).
Het herstelproces gaat van start en zal vijf of meer minuten in beslag nemen. Er zal een bericht verschijnen wanneer het besturingssysteem en de
toepassingendieindefabriekzijngeïnstalleerdnaardeoorspronkelijkefabrieksinstellingenzijnhersteld.
8. Klik op Finish (Voltooien) om de computer opnieuw op te starten.
De cd Operating System gebruiken
Voordat u begint
AlsuvanplanbentomhetbesturingssysteemWindowsopnieuwteinstallerenomeenprobleemmeteenzojuistgeïnstalleerdstuurprogrammateherstellen,
moet u eerst "Vorig stuurprogramma van Windows XP gebruiken" proberen. Zie Vorig stuurprogramma van Windows XP gebruiken. Als u het probleem niet
kunt verhelpen met Vorig stuurprogramma, dan dient u Systeemherstel te gebruiken om uw besturingssysteem terug te brengen in de werkingstoestand
waarin het zich bevond voordat u het nieuwe apparaatstuurprogramma installeerde. Zie Windows Systeemherstel gebruiken.
Om Windows opnieuw te installeren heeft u het volgende nodig:
l DecdDell™Operating System (Besturingssysteem)
l De cd Dell Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's)
Windows Vista opnieuw installeren
Hetkan1tot2urendurenvoordathetherinstallatieprocesisvoltooid.Nadatuhetbesturingssysteemopnieuwhebtgeïnstalleerd,moetuookde
apparaatstuurprogramma's, het antivirusprogramma en andere software opnieuw installeren.
1. Sla eventuele geopende bestanden op en sluit deze en sluit eventuele geopende programma's af.
2. Plaats de cd Operating System in het cd-station.
3. Klik op Afsluiten als het bericht Windows installeren verschijnt.
4. Start de computer opnieuw op.
Zodra het DELL-logo verschijnt, drukt u meteen op <F12>.
OPMERKING: Afhankelijk van de configuratie selecteert u DellFactoryTools en vervolgens Dell Factory Image Restore.
KENNISGEVING: Als u niet verder wilt gaan met Factory Image Restore, klikt u op Cancel (Annuleren).
KENNISGEVING: Voordat u de installatie uitvoert, dient u een reservekopie te maken van alle gegevensbestanden op uw primaire vaste schijf. Bij
conventionele vaste schijf-configuraties is de primaire vaste schijf het eerste station dat door de computer wordt gedetecteerd.
OPMERKING: De cd Dell Drivers and Utilitiesbevatstuurprogramma'sdietijdenshetsamenstellenvanuwcomputerzijngeïnstalleerd.GebruikdecdDell
Drivers and Utilities om alle benodigde stuurprogramma's te installeren. Afhankelijk van de regio waar u de computer hebt besteld, worden de cd's Dell
Drivers and Utilities en Operating System mogelijk niet bij de computer geleverd.
5. Wanneer de lijst met opstartapparaten wordt weergegeven, selecteert u CD/DVD/CD-RW Drive en drukt u op <Enter>.
6. Druk op een willekeurige toets om de computer op te starten via de cd.
7. Volg de instructies op uw scherm om de installatie te voltooien.
Problemen met het MiniView-beeldscherm oplossen
Het MiniView-beeldscherm biedt een zelftest die de gebruiker in staat stelt om problemen te diagnostiseren en op te lossen.
De zelftest uitvoeren
1. Zet de computer uit.
2. Houd de menuknop ingedrukt (zie Windows ® SideShow™enhetMiniView- beeldscherm).
3. Zet de computer aan. Laat de menuknop los.
4. Het systeem zal het diagnostische testmenu activeren.
5. Selecteer Run All Test (Alle tests uitvoeren).
6. Wanneer alle tests zijn voltooid, zal het bericht Passed ("Geslaagd", weergegeven in groen) of Failed ("Mislukt", weergegeven in rood) weergeven.
7. Noteer de foutcode en de foutmelding en neem vervolgens contact op met Dell (zie Contact opnemen met Dell).
Terug naar inhoudsopgave
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft®
Windows®verschijnt. Zet de computer vervolgens uit en probeer het opnieuw.
OPMERKING: Metdevolgendestappenwordtdeopstartvolgordeslechtséénkeergewijzigd.Devolgendekeerdatudecomputerstart,gebeurt
dat volgens de instellingen die zijn gedefinieerd in het systeemsetupprogramma.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116

Dell XPS 420 de handleiding

Type
de handleiding