Dell OptiPlex 330 de handleiding

Type
de handleiding
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding

mini tower-computer
desktopcomputer
Terug naar inhoudsopgave
 Geavanceerde functies
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
LegacySelect Technology Control
Beheerfuncties
Energiebeheer
LegacySelect Technology Control
De LegacySelect-technologie biedt oplossingen voor legacy-oplossingen op basis van gemeenschappelijke platformen, images van vaste schijven en
helpdeskprocedures.Beheerderswordenvolledigecontrolegebodenviahetsysteemsetupprogramma,deDellOpenManage™ITAssistantendeaangepaste
computerconfiguratie die door Dell werd geleverd.
LegacySelect stelt beheerders in staat om aansluitingen en media-apparatenmetseriëleenUSB-aansluitingen, een parallelle aansluiting, een diskettestation,
PCI-sleuven of een PS/2-muis te activeren of te deactiveren. Door aansluitingen en media-apparaten te deactiveren kunt u systeembronnen vrijmaken. Om de
wijzigingen van kracht te laten gaan, moet u de computer opnieuw starten.
Beheerfuncties

DeDellOpenManage™ITAssistant
De IT Assistant configureert, beheert en bewaakt computers en andere apparaten binnen het bedrijfsnetwerk. De IT Assistant beheert activa, configuraties,
gebeurtenissen (waarschuwingen) en de beveiliging voor computers die zijn uitgerust met branchestandaard beheersoftware. De IT Assistant biedt
ondersteuning voor hulpmiddelen die voldoen aan de SNMP-, DMI- en CIM-standaarden die binnen de IT-branche worden gehanteerd
Dell OpenManage Client Instrumentation is gebaseerd op de DMI- en CIM-standaarden en beschikbaar voor gebruik op uw computer. Raadpleeg voor
informatie over de IT Assistant de Dell OpenManage IT Assistant-handleiding. Dit document is beschikbaar op de Dell Support-website op support.dell.com.

Dell OpenManage Client Instrumentation
Dell OpenManage Client Instrumentation is een softwaretoepassing die programma's voor beheer op afstand (zoals de IT Assistant) in staat stellen om de
volgende taken uit te voeren:
l Informatie over uw computer opvragen, zoals het aantal processors en het gebruikte besturingssysteem.
l De status van uw computer bewaken, inclusief het detecteren van warmtewaarschuwingen van temperatuursondes en waarschuwing die betrekking
hebben op storingen op de harde vaste schijf van opslagapparaten.
l De status van uw computer wijzigen, zoals het bijwerken van de BIOS of het op afstand uitzetten van de computer.
EenbeheerdecomputeriseencomputerwaaropDellOpenManageClientInstrumentationisgeïnstalleerdendieverbondenismeteennetwerkdat
gebruikmaakt van de IT Assistant. Raadpleeg voor informatie over Dell OpenManage Client Instrumentation de Dell OpenManage Client Instrumentation-
handleiding. Dit document is beschikbaar op de Dell Support-website op support.dell.com.
Energiebeheer
Uw computer kan worden ingesteld om minder stroom te verbruiken wanneer u er niet op werkt. U kunt het stroomverbruik regelen via het besturingssysteem
eneenreeksvanoptiesinhetsysteemsetupprogramma.DezeperiodenvanverminderdstroomverbruikwordenslaapmodigenoemdinWindowsVista™en
stand-by-modi in Windows
®
XP
.
l Stand-by. In deze slaapmodus wordt er minder stroom geleverd aan onderdelen of worden de onderdelen uitgezet, met inbegrip van de
koelingsventilators. Het systeemgeheugen blijft daarentegen actief.
l Slaapstand. Deze slaapmodus minimaliseert het stroomverbruik door alle gegevens in het systeemgeheugen naar een vaste schijf weg te schrijven en
vervolgens de stroom op de computer uit te schakelen. Als de computer uit deze modus wordt gewekt, zal deze zichzelf opnieuw starten. Alle gegevens
in het geheugen zullen worden hersteld. De computer zal verder gaan vanaf het punt waarop de slaapstand werd geactiveerd.
l Afsluiten. Deze slaapstand blokkeert alle stroomvoorziening naar de computer, met uitzondering van een kleine hoeveelheid hulpstroom. Zolang de
computer is aangesloten op een stopcontact, kan deze automatisch of op afstand worden ingeschakeld. De optie Auto Power On (Automatisch
inschakelen) in het systeemsetupprogramma maakt het bijvoorbeeld mogelijk om de computer automatisch op te starten op een vooraf gedefinieerd
tijdstip. Daarnaast kan uw netwerkbeheerder uw computer op afstand opstarten met behulp van een energiebeheergebeurtenis, zoals Remote Wake-
Up (Wekken op afstand).
De volgende tabel geeft een overzicht van de slaapstanden en methoden die u kunt gebruiken om de computer uit elke slaapstand te wekken.

OPMERKING: Alleonderdelendiebinnendecomputerzijngeïnstalleerddienenondersteuningtebiedenvoordefunctiesvandeslaapstanden/of
standby-modus.Bovendienmoetenvoordezeonderdelendejuistestuurprogramma'szijngeïnstalleerdomeendergelijkeslaapmodustekunnen
activeren. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie van de fabrikant van elk onderdeel.
Terug naar inhoudsopgave


Slaapstand

Wekmethoden (Windows XP)
Stand-by
l Druk op de aan/uit-knop
l Auto Power On (Automatische stroom aan)
l Beweeg of klik met de muis
l Sla toetsen op het toetsenbord aan
l Activiteit USB-apparaat
l Energiebeheergebeurtenis
Slaapstand
l Druk op de aan/uit-knop
l Auto Power On (Automatisch inschakelen)
l Energiebeheergebeurtenis
Afsluiten
l Druk op de aan/uit-knop
l Auto Power On (Automatisch inschakelen)
l Energiebeheergebeurtenis
OPMERKING: Raadpleeg voor meer informatie over energiebeheer de documentatie voor het besturingssysteem.
Terug naar inhoudsopgave
 Bijlage
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
FCC-kennisgeving (alleen V.S.)
FCC-kennisgeving (alleen V.S.)

FCC klasse B
Dezeapparatuurgenereertengebruiktradiofrequentieenkanradiofrequentieuitzenden.Indiennietgeïnstalleerdengebruiktinovereenstemmingmetde
instructies, kan deze apparatuur interferentie veroorzaken die de ontvangst van radio- en tv-signalen kan hinderen. Deze apparatuur is getest en geschikt
bevonden binnen de grenzen van Klasse B digitale apparatuur, in overeenstemming met Deel 15 van de FCC-richtlijnen.
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-richtlijnen. Het gebruik van dit apparaat is onderhevig aan de volgende twee voorwaarden:

1. Dit apparaat mag geen schadelijke storing veroorzaken.

2. Dit apparaat dient alle ontvangen storing te accepteren, inclusief storing die een ongewenst effect op de werking van het apparaat heeft.
Deze grenzen worden aangehouden om redelijke bescherming tegen schadelijke interferentie te bieden bij plaatsing in een huiselijke omgeving. Er kan echter
niet worden gegarandeerd dat er in een bepaalde situatie geen storing zal optreden. Als deze apparatuur schadelijke storing veroorzaakt voor radio- of
televisieontvangst (u kunt dit bepalen door de apparatuur in en uit te schakelen), raden we u aan de storing als volgt te verhelpen:
l Verander de richting van de antenne.
l Verplaats het systeem ten opzichte van de ontvanger.
l Plaats de subwoofer uit de buurt van de ontvanger.
l Sluit het systeem aan op een ander stopcontact zodat het systeem en de ontvanger zijn aangesloten op verschillende vertakte circuits.
Indien nodig kunt u voor advies contact opnemen met een medewerker van Dell of een ervaren radio-/televisie-installateur.
De volgende informatie over het apparaat of de apparaten in dit document wordt verstrekt conform de FCC-bepalingen:
l Productnaam: OptiPlex 330
l Modelnummer: DCSM en DCNE
l Bedrijfsnaam:
Dell Inc.
Worldwide Regulatory Compliance & Environmental Affairs
One Dell Way
Round Rock, TX 78682 USA
512-338-4400
Terug naar inhoudsopgave

OPMERKING: Raadpleeg voor meer informatie over regelgeving de Productinformatiegids.
Terug naar inhoudsopgave
 Onderdelen toevoegen en vervangen
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Voordat u begint
Voordat u begint
In dit gedeelte worden procedures beschreven voor het verwijderen en installeren van de onderdelen binnen uw computer. Tenzij anders vermeld, wordt voor
elke procedure uitgegaan van de volgende situatie:
l U hebt de stappen uitgevoerd die zijn beschreven in De computer uitzetten en Voordat u binnen de computer gaat werken.
l UhebtdeveiligheidsinformatieindeDell™Productinformatiegids gelezen.
l Eenonderdeelkanwordenvervangenof,indienlosaangeschaft,wordengeïnstalleerddoordeverwijderingsprocedureinomgekeerdevolgordeuitte
voeren.

Aanbevolen gereedschappen
Bij de procedures in dit document hebt u mogelijk de volgende hulpmiddelen nodig:
l Een schroevendraaier met een platte kop
l Een kleine kruiskopschroevendraaier
l Een klein plastic pennetje
l De cd met het Flash BIOS update-programma

De computer uitzetten

1. Sluit het besturingssysteem af:
a. Sla al uw gegevens op en sluit alle geopende bestanden en programma's.
b. Klik in Microsoft® Windows® XP op Start® Afsluiten® Afsluiten.
Klik in Microsoft® WindowsVista™op de knop Start in de linkerbenedenhoek van het bureaublad, klik op de pijl in de rechterbenedenhoek van
het menu Start zoals hieronder afgebeeld, en klik vervolgens op Afsluiten.
De computer zal worden uitgeschakeld nadat het besturingssysteem volledig is afgesloten.

2. Zorg ervoor dat de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld. Als uw computer en de daaraan gekoppelde apparaten niet
automatisch werden uitgeschakeld nadat u het besturingssysteem afsloot, moet u de aan/uit-knop 4 seconden ingedrukt houden om ze uit te
schakelen.

Voordat u binnen de computer gaat werken
Neem de volgende veiligheidsrichtlijnen in acht om de computer te beschermen tegen mogelijke schade en om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.




1. Zet de computer uit (zie De computer uitzetten).



2. Verwijder de stekker van de computer en die van alle daarop aangesloten apparaten uit het stopcontact.

3. Druk op de aan/uit-knop om het moederbord te aarden.
Terug naar inhoudsopgave

KENNISGEVING: Om schade aan de computer te voorkomen moet u de volgende instructies opvolgen voordat u binnen de computer gaat werken.
LET OP: Zorg er altijd voor dat de stroom is uitgeschakeld wanneer de computerkap is geopend.
LET OP: Verwijder de stekkers van alle telefoon- en netwerkkabels uit de computer.
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Informatie zoeken 13
Aanzichten mini tower-computer 21
Aanzicht voorzijde
Aanzicht achterzijde
Aansluitingen op het achterpaneel
Specificaties mini tower-computer
Aanzichten desktopcomputer 35
Aanzicht voorzijde
Aanzicht achterzijde
Aansluitingen op het achterpaneel
Specificaties voor de desktopcomputer
De computer instellen 49
Uw computer in een besloten ruimte installeren
Een thuis- en kantoornetwerk instellen
Een internetverbinding maken
Informatie naar een nieuwe computer overzetten
Een printer instellen
Twee monitors aansluiten
Stroombeveiligingsvoorzieningen
Geavanceerde functies 67
LegacySelect Technology Control
Beheerfuncties
Energiebeheer
Multimedia gebruiken
Uw computer beveiligen 75
Software voor beveiligingsbeheer
Computertraceringssoftware
Als uw computer zoekraakt of wordt gestolen
Systeemsetupprogramma 79
Overzicht
Het systeemsetupprogramma openen
Systeemsetup-vensters
Vergeten wachtwoorden wissen
De CMOS-instellingen wissen
De BIOS flashen
Over RAID-configuraties
De computer reinigen
Hulpmiddelen voor probleemoplossing 107
Stroomlampjes
Pieptooncodes
Systeemmeldingen
Controlelampjes
Dell Diagnostics
Problemen oplossen 123
Problemen oplossen
Aan/uit-lampje
Software opnieuw installeren 143
Stuurprogramma's
Problemen met hardware of software oplossen
Het besturingssysteem herstellen
Onderdelen toevoegen en vervangen 155
Voordat u begint
Onderdelen van de mini tower-computer 159
De computerkap verwijderen
Binnenaanzicht van de computer
Onderdelen van het moederbord
Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting
Geheugen
Kaarten
Montagekader
Stations
Batterij
Stroomvoorziening
Luidsprekers
Processor
I/O-paneel
Moederbord
De computerkap opnieuw aanbrengen
Onderdelen van de desktopcomputer 225
De computerkap verwijderen
Binnenaanzicht van de computer
Onderdelen van het moederbord
Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting
Geheugen
Kaarten
Stations
Batterij
Stroomvoorziening
Luidsprekers
Processor
I/O-paneel
Moederbord
De computerkap opnieuw aanbrengen
Help opvragen 277
Hulp verkrijgen
Problemen met uw bestelling
Productinformatie
Het retourneren van items voor garantie- of restitutiedoeleinden
Voordat u belt
Contact opnemen met Dell
Bijlage 285
FCC-kennisgeving (alleen V.S.)
Model DCSM en DCNE
Model DCSM en DCNE
Opmerkingen, kennisgevingen en waarschuwingen
Afkortingen en acroniemen
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
©2007DellInc.Allerechtenvoorbehouden.
Verveelvoudiging van dit materiaal, op welke wijze dan ook, is alleen toegestaan na uitdrukkelijke, schriftelijke toestemming van Dell Inc.
Merken in dit document: Dell, het DELL-logo, OptiPlex, Inspiron, TravelLite, Dell OpenManage en Strike Zone zijn merken van Dell Inc.; Intel, Pentium, SpeedStep en Celeron zijn
gedeponeerde merken van Intel Corporation; Microsoft, Windows Vista en Windows zijn merken of gedeponeerde merken van Microsoft Corporation; Computrace en Absolute zijn
gedeponeerde merken van Absolute Software Corporation; BluetoothiseenmerkdatheteigendomisvanBluetoothSIG,Inc.doorDellInc.opbasisvaneenlicentiewordt
gebruikt. ENERGY STAR is een gedeponeerd merk van het U.S. Environmental Protection Agency. In haar hoedanigheid als ENERGY STAR-partner heeft Dell Inc. vastgesteld dat dit
product voldoet aan de ENERGY STAR-richtlijnenvooreenefficiëntstroomverbruik.
Andere merken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden met betrekking tot de merken en namen of ter
aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere merken of handelsnamen dan haar eigen merken en
handelsnamen.
September2007P/NRW281 Rev.A00
Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
De computer reinigen
De computer reinigen


Computer, toetsenbord en monitor

l Gebruik een spuitbus met perslucht om stof tussen de toetsen van het toetsenbord weg te blazen.

Diskettestation
Maak het diskettestation schoon met een van de op de markt verkrijgbare schoonmaaksets. Deze schoonmaaksets bevatten voorbehandelde diskettes die
contaminanten verwijderen die zich tijdens een normale werking in het diskettestation ophopen.

Cd's en dvd's
Als u problemen met de afspeelkwaliteit van uw cd's of dvd's bemerkt, zoals het overslaan van geluids- of filmfragmenten, moet u proberen om de schijven te
reinigen.

1. Houd de cd of dvd aan de buitenste rand vast. U kunt ook de schijf ook vasthouden aan de binnenste rand rond het gat.

2. Wrijf de onderzijde (de zijde zonder label) van de schijf schoon met een zachte, niet-schurende doek. Wrijf de schijf schoon in een rechte lijn van het
midden naar de buitenste rand van de schijf.
Probeer in het geval van hardnekkig vuil gebruik te maken van water of een oplossing van water en milde zeep. U kunt ook in de handel verkrijgbare
producten aanschaffen voor het reinigen van schijven die een bepaalde mate van bescherming bieden tegen stof, vingerafdrukken en krassen.
Reinigingsproducten voor cd's zijn ook veilig voor gebruik met dvd's.
Terug naar inhoudsopgave

KENNISGEVING: Om te voorkomen dat het oppervlak beschadigt, moet u de schijf niet met ronddraaiende bewegingen schoonvegen.
Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Vergeten wachtwoorden wissen
De CMOS-instellingen wissen
De BIOS flashen
Vergeten wachtwoorden wissen


1. Volg de instructies in het gedeelte Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap.

3. Zoek op het moederbord naar de 2-pins wachtwoordjumper (PSWD). Pin1 en Pin2 zouden standaard aangesloten moeten zijn.

4. Verwijder de jumper.

5. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

6. Sluit de stekker van de computer en monitor op het stopcontact aan en zet de computer en monitor aan.

7. Nadat het bureaublad van Microsoft®Windows®op het beeldscherm is verschenen, zet u de computer uit (zie De computer uitzetten).

8. Zet de monitor uit en verwijder de stekker van de monitor uit het stopcontact.

9. Verwijder de stekker van de computer uit het stopcontact en druk op de aan/uit-knop om het moederbord te aarden.

10. Open de computerkap.

11. Zoek op het moederbord naar de 2-pins wachtwoordjumper (PSWD) en sluit de jumper aan om de wachtwoordfunctie opnieuw te .

12. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

13. Sluit uw computer en apparaten aan op het stopcontact en zet ze vervolgens aan.

14. Stel een nieuw systeem- en/of beheerderwachtwoord in. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).
KENNISGEVING: Als gevolg van deze procedure worden zowel het systeem- als het beheerderwachtwoord gewist.
KENNISGEVING: Sluit een netwerkkabel eerst op het netwerkcontact aan en vervolgens op de computer aan.
OPMERKING: Met deze procedure activeert u de wachtwoordfunctie. Als u het systeemsetupprogramma opent (zie Het systeemsetupprogramma
openen), zullen de opties het systeem- en beheerderwachtwoord de waarde Not Set (Niet ingesteld) hebben. Dit houdt in dat de wachtwoordfunctie is
geactiveerd, maar er nog geen wachtwoord is toegekend.

15. Sluit uw computer en apparaten aan op het stopcontact en zet ze vervolgens aan.
De CMOS-instellingen wissen


1. Volg de instructies in het gedeelte Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap.

3. Reset de huidige CMOS-instellingen:
a. Zoek op het moederbord naar de wachtwoordjumper (PSWD) en CMOS (RTCRST)-jumper (zie Vergeten wachtwoorden wissen).
b. Verwijder de stekker van de wachtwoordjumper uit de aansluiting.
c. Sluit de wachtwoordjumper aan op de RTCRST-pinnen en wacht ongeveer 5 seconden.
d. Verwijder de jumperstekker van de RTCRST-pinnen en bevestig deze opnieuw op de wachtwoordpinnen.

4. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

5. Sluit uw computer en apparaten op het stopcontact aan en zet ze vervolgens aan.
De BIOS flashen
Wanneer er een update beschikbaar is of wanneer u het moederbord vervangt, kan het nodig zijn om de BIOS te flashen. Flashen houdt in dat u de firmware
van de BIOS bijwerkt, zodat de chip een nieuwe versie krijgt.

1. Zet de computer aan.

2. Zoek naar het BIOS-updatebestand voor uw computer op de Dell Support-website: support.dell.com.

3. Klik op Download Now (Nu downloaden) om het bestand te downloaden.

4. Als het venster Export Compliance Disclaimer (Disclaimer overeenstemming met exportrichtlijnen) verschijnt, klikt u op Yes, I Accept this Agreement
(Ja, ik ga akkoord met deze overeenkomst).
Hierop zal het venster File Download (Bestand downloaden).

5. Klik op Save this program to disk (Dit programma op schijf opslaan) en klik vervolgens op OK.
Het venster Save In (Opslaan in) zal verschijnen.

6. Klik op de pijl-omlaagtoets om het menu Save In (Opslaan in) weer te geven, selecteer Desktop (Bureaublad) en klik vervolgens op Save (Opslaan).
Het bestand zal naar uw bureaublad worden gedownload.

7. Klik op Close (Sluiten) wanneer het venster Download Complete (Download voltooid) verschijnt.
Het bestandspictogram zal op het bureaublad worden weergegeven en zal dezelfde naam hebben als het gedownloade BIOS-updatebestand.

8. Dubbelklik op het bestandspictogram op het bureaublad en volg de aanwijzingen op het scherm.
Terug naar inhoudsopgave

Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Dell Diagnostics
Dell Diagnostics


Wanneer u Dell Diagnostics moet gebruiken
Als u een probleem met uw computer ondervindt, moet u voordat u contact met Dell opneemt voor technische ondersteuning, de controles uitvoeren die in het
gedeelte Vergrendelingen en softwareproblemen zijn beschreven en Dell Diagnostics uitvoeren.
U wordt aanbevolen om deze procedures af te drukken voordat u begint.
Zie Systeemsetupprogramma voor informatie over het raadplegen van de configuratiegegevens van uw computer. Zorg ervoor dat het apparaat dat u wilt
testen in het systeemsetupprogramma wordt weergegeven en is geactiveerd.
Start Dell Diagnostics vanaf de vaste schijf of vanaf de cd Drivers and Utilities.

Dell Diagnostics starten vanaf de vaste schijf
Het hulpprogramma Dell Diagnostics bevindt zich op een verborgen partitie op de harde schijf.

1. Zorg ervoor dat de stekker van de computer is aangesloten op een werkend stopcontact.

2. Start of herstart de computer.

3. DrukzodrahetDELL™-logo wordt weergegeven onmiddellijk op <F12>. Selecteer in het opstartmenu de optie Diagnostics (Diagnostiek) en druk op
<Enter>.

4. Druk op een toets om Dell Diagnostics te starten vanaf de diagnostische partitie op de harde schijf.

Dell Diagnostics starten vanaf de cd Drivers and Utilities

1. Plaats de cd Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's) in het station.

2. Zet de computer uit en start deze opnieuw.
Zodra het DELL-logo verschijnt, drukt u meteen op <F12>.

3. Wanneer de lijst met opstartbronnen verschijnt, markeert u CD/DVD/CD-RW en drukt u op <Enter>.

4. In het menu dat daarop wordt weergegeven, selecteert u de optie Boot from CD-ROM (Opstarten vanaf CD-ROM) en drukt u op <Enter>.

KENNISGEVING: DellDiagnosticswerktalleenopDell™-computers.
OPMERKING: De cd Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's) is optioneel en werd mogelijk niet met uw computer meegeleverd.
OPMERKING: Als er niets op het beeldscherm wordt weergegeven, moet u Contact opnemen met Dell raadplegen.
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft®
Windows®verschijnt. Zet de computer vervolgens uit en probeer het opnieuw.
OPMERKING: Als er een bericht wordt weergegeven dat er geen partitie met een diagnostisch hulpprogramma is gevonden, moet u Dell Diagnostics
vanaf de cd Drivers and Utilities uitvoeren.
OPMERKING: Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot het bureaublad van Microsoft®
Windows®verschijnt. Zet de computer vervolgens uit en probeer het opnieuw.
OPMERKING: Metdevolgendestappenwordtdeopstartvolgordeslechtséénkeergewijzigd.Wanneerdecomputerdevolgendekeeropstart,zalde
opstartprocedure plaatsvinden volgens de volgorde van apparaten die in het systeemsetupprogramma is opgegeven.

5. Type 1 om het cd-menu te openen en druk op <Enter> om verder te gaan.

6. Selecteer in de genummerde lijst de optie Run the 32 Bit Dell Diagnostics (Dell Diagnostics uitvoeren). Als er meerdere versies worden aangegeven,
moet u de versie selecteren die voor uw computer van toepassing is.

7. Als het Hoofdmenu van het Dell Diagnostics wordt weergegeven, selecteert u de test die u wilt uitvoeren.

Hoofdmenu Dell Diagnostics

1. Nadat Dell Diagnostics is geladen en het scherm met het Hoofdmenu wordt weergegeven, klikt u op de knop voor de gewenste optie.

2. Als u in het hoofdmenu de optie Test System (Computer testen) selecteert, zal het volgende menu verschijnen:


3. Als er tijdens een test een probleem wordt gedetecteerd, wordt er een bericht weergegeven met de foutcode en een beschrijving van het probleem.
Noteer de foutcode en een probleembeschrijving en raadpleeg vervolgens Contact opnemen met Dell.

4. Wanneer u een test uitvoert van de optie Custom Test (Aangepaste test) of Symptom Tree (Symptomenstructuur), kunt u voor meer informatie over de
test op een van de tabbladen klikken die in de volgende tabel worden beschreven.


5. Wanneer de tests zijn voltooid, sluit u het testvenster om naar het hoofdmenu terug te keren. Sluit het hoofdmenu om Dell Diagnostics te verlaten en
de computer opnieuw te starten.

6. Verwijder de cd Dell Drivers and Utilities uit het station (indien aanwezig).
OPMERKING: U wordt aangeraden om Test System (Computer testen) te selecteren, zodat een volledige test op uw computer wordt uitgevoerd.

Optie

Functie
Test Memory (Geheugen testen)
Hiermee voert u de standalone geheugentest uit
Test System (Computer testen)
Hiermee voert u een diagnostische test van de computer uit
Exit (Sluiten)
Hiermee sluit u Dell Diagnostics af
OPMERKING: U wordt aangeraden om Extended Test (Uitgebreide test) te selecteren om een grondiger controle van de apparaten binnen de computer
uit te voeren.

Optie

Functie
Express Test (snelle test)
Hiermee voert u een snelle test van de apparaten binnen de computer uit. Deze test neemt normaliter 10 tot 20 minuten
in beslag.
Extended Test (Uitgebreide test)
Hiermee voert u een grondige controle van apparaten binnen de computer uit. Deze test neemt normaliter minimaal een
uur in beslag.
Custom Test (Aangepaste test)
Hiermee kunt u een specifiek apparaat testen of zelf bepalen welke testen worden uitgevoerd.
Symptom Tree
(Symptomenstructuur)
Hiermee kunt u testen selecteren op basis van de probleemsymptomen. Met behulp van deze optie geeft u lijst van de
meest voorkomende symptomen weer.
OPMERKING: Het servicelabel voor de computer bevindt zich bovenaan elk testvenster. Als u contact opneemt met Dell, zullen de medewerkers van de
technische ondersteuning naar het servicelabel vragen.

Tabblad

Functie
Results
(Resultaten)
Hier worden de resultaten van de test weergegeven, samen met eventuele omstandigheden waarin de fout zich heeft voorgedaan.
Errors (Fouten)
Geeft de aangetroffen foutcondities en de foutcodes weer, en een beschrijving van het probleem.
Help
Hier wordt de test beschreven en worden eventuele vereisten voor het uitvoeren van de test vermeld.
Configuration
(Configuratie)
Hier wordt de hardwareconfiguratie beschreven voor het geselecteerde apparaat.
Dell Diagnostics haalt configuratiegegevens op voor alle apparaten uit de systeeminstellingen, het geheugen, verschillende interne tests
en geeft de informatie weer in de lijst met apparaten in het linkervenster van het scherm. De lijst met apparaten geeft mogelijk niet alle
namenweervanapparatendieopdecomputerzijngeïnstalleerdofalleapparatendiemetdecomputerzijnverbonden.
Parameters
Hiermee kunt u de test aanpassen door de testinstellingen te wijzigen.
Terug naar inhoudsopgave

Terug naar inhoudsopgave
 Informatie zoeken
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding

OPMERKING: Sommige functies of schijven zijn optioneel en worden niet bij de computer geleverd. Sommige functies of schijven zijn in bepaalde landen
niet beschikbaar.
OPMERKING: In sommige gevallen wordt er additionele informatie bij de computer geleverd.

Waar bent u naar op zoek?

Hier kunt u het vinden
l Een diagnostisch hulpprogramma voor mijn computer
l Stuurprogramma's voor mijn computer
l DSS (Desktop System Software)

 Cd Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's)

OPMERKING: De cd Drivers and Utilities (Stuur- en
hulpprogramma's) is optioneel en wordt mogelijk niet met uw
computer geleverd.
Erzijnreedsstuurprogramma'sopuwcomputergeïnstalleerd.
U kunt de cd gebruiken om stuurprogramma's opnieuw te
installeren (zie Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren)
en om Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Mogelijk zijn er op de schijf leesmij-bestanden opgenomen die
de laatste informatie over technische wijzigingen aan uw
computer bieden of geavanceerd technische naslagbronnen
voor technici of ervaren gebruikers.







OPMERKING: De laatste stuurprogramma's en bijgewerkte
documentatie vindt u op support.dell.com.
l Basisinformatie voor het oplossen van problemen
l Informatie over het uitvoeren van het hulpprogramma Dell Diagnostics
l Tools en hulpprogramma's
l Informatie over het instellen van een printer
 Snelle referentiegids

OPMERKING: Dit document is optioneel en is mogelijk niet met
de computer meegeleverd.


OPMERKING: Dit document is beschikbaar in de vorm van een
PDF-document op support.dell.com.
l Garantieinformatie
l Algemene voorwaarden (alleen V.S.)
l Veiligheidsinstructies
l Informatie over de regelgeving
l Ergonomische informatie
l Licentieovereenkomst voor eindgebruikers
Dell™Productinformatiegids

l Onderdelen verwijderen en vervangen
l Specificaties
l Systeeminstellingen configureren
l Informatie over het oplossen van problemen
DellOptiPlex™330gebruikshandleiding
Microsoft Windows help en ondersteuning
1. Klik op de knop Start van Windows Vista® Help en
ondersteuning® Dell User and System Guides®
System Guides.
2. Klik op de Gebruikershandleiding voor deze computer.
l Servicelabel en code voor express-service
l Microsoft Windows licentielabel
 Servicelabel en Microsoft®Windows®licentielabel
Deze labels bevinden zich op de computer.
l Gebruik het servicelabel om uw computer te identificeren
als u gebruikmaakt van support.dell.com of neem
contact op met de technische ondersteuning.
l Voer de snelle servicecode in om uw gesprek naar de
juiste medewerker te leiden wanneer u contact opneemt
met de technische ondersteuning.






OPMERKING: Als extra veiligheidsmaatregel is het nieuwe
licentielabel van Microsoft Windows voorzien van een
ontbrekend gedeelte of "gat" om het verwijderen van het label
te ontmoedigen.
l Oplossingen — probleemwijzer, tips en advies van monteurs en online cursussen,
veel gestelde vragen
l Community — Online discussies discussies met andere Dell-gebruikers
l Upgrades — upgrade-informatie voor onderdelen als het geheugen, de harde schijf
en het besturingssysteem
l Klantendienst — Contactgegevens, de status van reparatieverzoeken en
bestellingen, informatie over garanties en reparaties
l Service en ondersteuning — De status van herstellingsverzoeken,
ondersteuningshistorie, het servicecontract, online discussies met medewerkers van
de technische ondersteuning
l Dell Technical Update Service — Proactieve kennisgeving via e-mail van software- en
hardwareupdates voor de computer
l Referentiemateriaal — Computerdocumentatie, details over mijn
computerinstellingen, productspecificaties en white papers
l Downloads — Geautoriseerde stuurprogramma's, patches en software-updates
 Dell Support-website — support.dell.com

OPMERKING: Select uw regio of bedrijfssegment om de juiste
support-website op te roepen.









l Desktop System Software (DSS)— Als u het besturingssysteem voor uw computer
opnieuw installeert, moet u ook het hulpprogramma voor DSS opnieuw installeren.
DSS biedt belangrijke updates voor het besturingssysteem, en ondersteuning voor
Om de Desktop System Software te downloaden gaat u als
volgt te werk:
Terug naar inhoudsopgave

processors, optische stations, USB-apparaten enzovoort. DSS is nodig om uw Dell-
computer correct te laten werken. De software detecteert automatisch de computer
en het besturingssysteem en installeert de updates die voor uw configuratie van
belang zijn.
1. Ga naar support.dell.com, selecteer uw regio of
bedrijfssegment, en vul het servicelabel in.
2. Selecteer Drivers & Downloads (Stuurprogramma's en
downloads) en klik op Go (Ga).
3. Klik uw besturingssysteem aan en zoek op het
trefwoord Desktop System Software.

OPMERKING: De gebruikersinterface van support.dell.com
verschilt mogelijk per selectie.
l WindowsVista™gebruiken
l Met programma's en bestanden werken
l Het bureaublad personaliseren
 Windows help en ondersteuning
1. Klik op de knop Start van Windows Vista ® Help
en ondersteuning.
2. Geef met een of meer woorden een beschrijving van het
probleem en klik vervolgens op het pijlpictogram.
3. Klik op het onderwerp dat uw probleem beschrijft.
4. Volg de instructies op het scherm.
l Mijn besturingssysteem opnieuw installeren

 Schijf met besturingssysteem

OPMERKING: De schijf Operating System (Besturingssysteem)
is optioneel en wordt mogelijk niet met uw computer geleverd.

Hetbesturingssysteemisreedsopuwcomputergeïnstalleerd.
Om het besturingssysteem opnieuw te installeren kunt u
gebruikmaken van de cd Operating System
(Besturingssysteem). Zie Het besturingssysteem herstellen.







Nadatuhetbesturingssysteemopnieuwhebtgeïnstalleerd,
moet u de cd Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's)
gebruiken om de stuurprogramma's voor de apparaten die met
uw computer werden meegeleverd, opnieuw te installeren.
Het productsleutel-label voor het besturingssysteem bevindt
zich op de computer.

OPMERKING: De kleur van de cd is afhankelijk van het door u
bestelde besturingssysteem.
Terug naar inhoudsopgave
 Verklarende woordenlijst
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
De termen in deze woordenlijst worden alleen verstrekt ter informatie en kunnen functionaliteit beschrijven die al dan niet op uw specifieke computer
toepassing is.
A
AC—AlternatingCurrent(wisselstroom)—Het type elektriciteit waarmee uw computer van stroom wordt voorzien wanneer u de netadapter op een
stopcontact aansluit.
ACPI—AdvancedConfigurationandPowerInterface—Een energiebeheerspecificatie die het besturingssysteem Microsoft®Windows®in staat stelt om een
computer in standby-modus of een slaapstand te zetten om de hoeveelheid stroom te besparen die is toegewezen aan elk apparaat dat op de computer is
aangesloten.
ADSL—AsymmetricalDigitalSubscriberLine—Een technologie die een constante verbinding met hoge snelheid biedt via een analoge telefoonlijn.
AGP—AcceleratedGraphicsPort—Een grafische poort die ervoor zorgt dat systeemgeheugen kan worden gebruikt voor taken die op de grafische weergave
betrekking hebben. Een AGP kan een vloeiend grafisch beeld in ware kleuren weergeven dankzij de snellere verbinding tussen het grafische systeem en het
computergeheugen.
AHCI—AdvancedHostControllerInterface—Een interface voor een hostcontroller voor een vaste SATA-schijf die het opslagstuurprogramma ertoe in staat
steltomtechnologieënalsNativeCommandQueuing(NCQ)enhotpluginteschakelen.
Alleen-lezen—Gegevens en/of bestanden die u wel kunt raadplegen (lezen), maar niet bewerken of verwijderen. Een bestand kan het kenmerk alleen-lezen
hebben als:
¡ Het bestand is opgeslagen op een fysieke, tegen overschrijven beveiligde diskette, cd of dvd.
¡ Het bestand zich bevindt in een netwerkmap, en de systeembeheerder heeft alleen aan speciale personen rechten op het bestand toegewezen.
ALS—AmbientLightSensor(omgevingslichtsensor)—Functie voor het regelen van de helderheid van het scherm.
Antivirussoftware—Een programma dat ten doel heeft om computervirussen te detecteren, in quarantaine te zetten en/of van de computer te verwijderen.
Apparaat—Hardwarezoalseendiskettestation,printeroftoetsenborddieopdecomputerwordtaangeslotenofgeïnstalleerd.
Apparaatstuurprogramma—Zie stuurprogramma.
ASF—AlertStandardsFormat—Eenstandaardvoorhetdefiniërenvaneenmechanismevoorhetrapporterenvanhardware- en softwarewaarschuwingen
aan een beheerconsole. ASF werkt onafhankelijk van besturingssystemen en platforms.
B
Batterijlevensduur—De periode, uitgedrukt in jaren, gedurende welke een batterij van een draagbare computer leeg kan raken en weer kan worden
opgeladen.
BIOS—BasicInput/OutputSystem—Een programma of hulpprogramma dat als interface tussen de computerhardware en het besturingssysteem dient. U
mag de BIOS-instellingen alleen wijzigen als u op de hoogte bent van het effect van deze instellingen op uw computer. Ook wel systeemsetupprogramma
genoemd.
Bit—Dekleinstegegevenseenheiddiedoordecomputerkanwordengeïnterpreteerd.
Blu-ray Disc™ (BD) — Een optische opslagtechnologie die een opslagcapaciteit tot 50 GB biedt, een grafische resolutie van 1080p (HDTV vereist) en maar
liefst 7,1 kanalen aan ongecomprimeerde surround sound.
Bluetooth
®
-technologie—Eenstandaardvoordraadlozetechnologievoornetwerkapparatendiebinneneenkleinbereik(9m)vanelkaarzijnopgestelden
het mogelijk maakt dat apparaten elkaar automatisch herkennen.
Bps—BitsPerSecond—De standaardeenheid voor het meten van de snelheid van gegevensoverdracht.
BTU—BritishThermalUnit—Een meeteenheid voor warmte-uitstoot.
Bus—Een communicatiepad tussen de onderdelen binnen een computer.
Bussnelheid—De snelheid, uitgedrukt in MHZ, die aangeeft met welke snelheid een bus gegevens kan overdragen.
Byte—De basiseenheid die door uw computer wordt gehanteerd. Een byte komt meestal overeen met 8 bits.
C
C—Celsius—Eentemperatuurmetingsschaalwaarbij0°overeenkomtmethetvriespunten100°overeenkomtmethetkookpuntvanwater.
Cache—Een speciaal opslagmechanisme met hoge snelheid dat een speciaal gereserveerd onderdeel van het hoofdgeheugen kan zijn of een onafhankelijk
opslagapparaatmethogesnelheid.Hetcachegeheugenverbetertdeefficiëntievantalvanprocessorbewerkingen.
Carnet—Een internationaal douanedocument dat de tijdelijke import naar andere landen vereenvoudigt. Ook wel goederenpaspoort genoemd.
Cd-r—CdRecordable—Een beschrijfbare versie van een cd. Gegevens kunnen slechts eenmalig op een cd-r-schijf worden opgeslagen. Eenmaal opgenomen
kunnen de gegevens niet meer worden gewist of overschreven.
Cd-rw—CDRewritable—Een overschrijfbare versie van een cd. Gegevens kunnen naar een cd-rw-schijf worden weggeschreven en vervolgens worden
gewist of overschreven.
Cd-rw-/dvd-station—Een station, soms aangeduid met combostation, dat in staat is om cd's en dvd's te lezen en gegevens naar cd-rw-schijven
(overschrijfbare cd's) en cd-r-schijven (beschrijfbare cd's) te schrijven. U kunt verschillende malen gegevens naar cd-rw-schijven schrijven, maar u kunt slechts
éénkeergegevensnaareencd-r-schijf schrijven.
Cd-rw-station—Een station dat in staat is om cd's te lezen en gegevens naar cd-rw-schijven (overschrijfbare cd's) en cd-r-schijven (beschrijfbare cd's) te
schrijven. U kunt verschillende malen gegevens naar cd-rw-schijvenschrijven,maarukuntslechtséénkeergegevensnaareencd-r-schijf schrijven.
CMOS—Een type elektronisch circuit. Computers gebruiken een kleine hoeveelheid CMOS-geheugen om de datum, tijd en systeeminstellingen op te slaan.
COA—CertificateofAuthenticity—De alfanumerieke Windows-code die op een sticker op uw computer wordt vermeld. Wordt ook wel de productsleutel of het
product-id genoemd.
Code voor express-service—EennumeriekecodedieopeenstickeropuwDell™-computer wordt vermeld. Gebruik de code voor express-service als u
contact met Dell opneemt voor ondersteuning. De expresse-service is in sommige landen mogelijk niet verkrijgbaar.
Configuratiescherm—Een Windows-hulpprogramma dat u in staat stelt om de instellingen van het besturingssysteem en de hardware te wijzigen, zoals
bijvoorbeeld de beeldscherminstellingen.
Controller—Een chip die de gegevensoverdracht tussen de processor en het geheugen of tussen de processor en apparaten regelt.
CRIMM—Continuity Rambus In-lineMemoryModule—Een speciale module die niet is uitgerust met geheugenchips en wordt gebruikt voor het opvullen van
ongebruikte RIMM-sleuven.
Cursor—Een markeringspunt op het beeldscherm dat aangeeft waar de volgende handeling van het toetsenbord, de touchpad of de muis zal plaatsvinden.
Vaak heeft de cursor de vorm van een knipperende regel, een liggend streepje of een kleine pijl.
D
DDRSDRAM—Double-Data-RateSDRAM—Een type SDRAM dat de gegevenssaldocyclus verdubbelt, waardoor de systeemprestatie wordt verbeterd.
DDR2SDRAM—Double-data-rate2SDRAM—Een type DDR SDRAM dat gebruikmaakt van een 4-bits prefetch en andere architectuurwijzigingen om de
snelheid van het geheugen te vergroten tot een niveau boven de 400 MHz.
DIMM—dual in-linememorymodule—Een bedradingsplaat met geheugenchips die kan worden verbonden met een geheugenkaart op het moederbord.
DIN-aansluiting—Een ronde, aansluiting met zes pinnen die voldoet aan de DIN (Deutsche Industrie-Norm)-standaarden. Dergelijke aansluitingen worden
normaliter gebruikt om de stekkers van PS/2-toetsenborden of -muizen op aan te sluiten.
Disk striping—Een techniek die wordt gebruikt om gegevens over meerdere schijven te verdelen. Disk striping kan processen versnellen waarbij gegevens
vanuit een opslaggebied op de schijf worden opgehaald. Computers die gebruikmaken van disk striping stellen de gebruiker normaliter in staat om de grootte
van de gegevenseenheden of de stripe-breedte aan te geven.
DMA—DirectMemoryAccess—Een kanaal dat bepaalde vormen van gegevensoverdracht tussen het RAM-geheugen en een apparaat de mogelijkheid biedt
om de processor te omzeilen.
DMTF—DistributedManagementTaskForce—Een consortium van hardware- en softwarebedrijven dat beheerstandaarden ontwikkeld voor gedistribueerde
desktop-, netwerk-, internet- en zakelijke omgevingen.
Domein—Eengroepvancomputers,programma'senapparatenopeennetwerkdiealsééngeheelwordenbeheerd,metgemeenschappelijkeregelsen
procedures voor gebruik door een specifieke groep gebruikers. Een gebruiker meldt zich op het domein aan om toegang tot de bronnen op dat domein te
verkrijgen.
DRAM—DynamicRandomAccessMemory—Geheugen waar informatie wordt opgeslagen in chips die met condensators zijn uitgerust.
Dual display mode—Een beeldscherminstelling die het mogelijk maakt om een tweede monitor te gebruiken als uitbreiding op het beeldscherm. Wordt ook
wel uitgebreide weergavemodus genoemd.
Dual-core—Een Intel®-technologiewaarintweefysiekerekeneenhedenbestaanineenenkelprocessorpakket,waardoorderekenefficiëntieenhet
vermogen tot multitasking wordt vergroot.
Dvd-r—DVDRecordable—Een beschrijfbare versie van een dvd. Gegevens kunnen slechts eenmalig naar een dvd-r-schijf worden geschreven. Eenmaal
opgeslagen kunnen de gegevens niet meer worden gewist of overschreven.
Dvd+rw—DVDRewritable—Een overschrijfbare versie van een dvd. Gegevens kunnen naar een dvd+rw-schijf worden geschreven en vervolgens worden
gewist of overschreven. (Dvd+rw-technologie verschilt van dvd-rw-technologie.)
Dvd+rw-station—Een station dat in staat is om dvd's en de meeste cd-media te lezen en naar dvd+rw-schijven (herschrijfbare dvd's) te schrijven.
DVI—DigitalVideoInterface—Een standaard voor digitale overdracht tussen een computer en een digitaal beeldscherm.
E
ECC—ErrorCheckingandCorrection—Een type geheugen dat is uitgerust met speciale schakelingen voor het testen van de nauwkeurigheid van gegevens
terwijl deze zich in en uit het geheugen bewegen.
ECP—ExtendedCapabilitiesPort—Een parallelle aansluiting die verbeterde bidirectionele gegevensoverdracht biedt. ECP maakt gebruik van directe
geheugentoegang om gegevens te overdragen en verbetert daardoor in veel gevallen de prestatie, op een manier die vergelijkbaar is met EPP.
EIDE—EnhancedIntegratedDeviceElectronics—Een verbeterde versie van de IDE-interface voor vaste schijven en cd-stations.
EMI—ElectroMagneticInterference—Elektrische storing die door elektromagnetische straling wordt veroorzaakt.
ENERGY STAR®—Environmental Protection Agency-richtlijnen op basis waarvan het algehele stroomverbruik wordt gereduceerd.
EPP—EnhancedParallelPort—Een parallelle aansluiting die bidirectionele gegevensoverdracht biedt.
ESD—ElectrostaticDischarge—Een snelle ontlading van statische elektriciteit. Als gevolg van ESD kunnen de chips worden beschadigd die in computer- en
communicatieapparatuur worden gebruikt.
ExpressCard—Een verwijderbare I/O-kaart die voldoet aan de PCMCIA-standaard. Modems en netwerkadapters zijn zijn vaak gebruikte typen ExpressCards.
ExpressCards bieden ondersteuning voor zowel de PCI Express- als USB 2.0-standaard.
Extended display-modus—Een beeldscherminstelling die u in staat stelt om een tweede monitor te gebruiken als uitbreiding op het beeldscherm. Wordt ook
wel dual display mode genoemd.
F
Fahrenheit—Eentemperatuurmetingsschaalwaarbij32°overeenkomtmethetvriespunten212°methetkookpuntvanwater.
FBD—fully-bufferedDIMM—Een DIMM met DDR2 DRAM-chips en een AMB (Advanced Memory Buffer of Geavanceerde geheugenbuffer) die de communicatie
versnelt tussen de DDR2 SDRAM-chips en het systeem.
FCC—FederalCommunicationsCommission—Een Amerikaanse overheidsinstelling die verantwoordelijk is voor het afdwingen van communicatierichtlijnen die
bepalen hoeveel straling computers en andere elektronische apparatuur mogen uitzenden.
Formatteren—Het proces dat een schijf of diskette gereed maakt voor de opslag van bestanden. Als een schijf of diskette wordt geformatteerd, zullen alle
gegevens die daarop zijn opgeslagen, verloren gaan.
FSB—FrontSideBus—Het gegevenspad en de fysieke interface tussen de processor en het RAM-geheugen.
FTP—FileTransferProtocol—Een standaard internetprotocol dat wordt gebruikt om bestanden uit te wisselen tussen computers die met internet zijn
verbonden.
G
G—gravity(zwaartekracht)—Een eenheid van gewicht en kracht.
GB—gigabyte—Eenmeeteenheidvoorgegevensopslagdieovereenkomtmet1.024MB(1.073.741.824bytes).Indiengebruiktalsverwijzingnaar
opslagcapaciteitopdevasteschijfwordtdetermvaakafgerondop1.000.000.000bytes.
Geheugen—Een gebied binnen de computer dat voor tijdelijke gegevensopslag wordt gebruikt. Omdat de gegevens in het geheugen niet permanent van
aard zijn, wordt u aanbevolen om tijdens het werken met bestanden deze veelvuldig op te slaan, en zeker voordat u de computer uitzet. De computer kan
verschillende typen geheugen bevatten, zoals RAM-geheugen, ROM-geheugen en grafisch geheugen. Het wordt geheugen wordt vaak gebruikt als synoniem
voor RAM-geheugen.
Geïntegreerd—Deze term verwijst vaak naar onderdelen die zich fysiek op het moederbord van een computer bevinden. Ook wel ingebouwd genoemd.
Geheugenadres—Een locatie waar informatie tijdelijk in het RAM-geheugen wordt opgeslagen.
Geheugenkaart—Een kleine bedradingsplaat die geheugenchips bevat en wordt aangesloten op het moederbord.
Geheugentoewijzing—Een proces waarbij de computer tijdens het opstarten geheugencapaciteit aan fysieke locaties toewijst. Apparaten en software
kunnen vervolgens informatie identificeren die voor de processor toegankelijk is.
GHz—gigahertz—Een meeteenheid voor frequenties die overeenkomt met duizend miljoen Hz, oftewel duizend MHz. De snelheden voor
computerprocessors, -bussen en -interfaces worden vaak uitgedrukt in GHz.
Grafisch geheugen—Geheugen dat bestaat uit geheugenchips die aan grafische functies zijn toegewezen. Het grafisch geheugen is doorgaans sneller dan
hetsysteemgeheugen.Dehoeveelheidgeïnstalleerdegrafischegeheugenismetnamevaninvloedophetaantalkleurendateenprogrammakanweergeven.
Grafische controller—Deelektronicaopeengrafischekaartofophetmoederbord(incomputersmeteengeïntegreerdegrafischecontroller)die—in
combinatiemetdemonitor—grafische mogelijkheden biedt voor uw computer.
Grafische modus—Een modus die aangeeft hoeveel tekst en grafische beelden op een beeldscherm kunnen worden weergegeven. Grafisch gebaseerde
software, zoals de Windows-besturingssystemen, wordt weergegeven in videomodi die het best kunnen worden gedefinieerd als x horizontale pixels bij y
verticale pixels bij z kleuren. Op tekens gebaseerde software, zoals tekstbewerkers, wordt weergegeven in grafische modi die als x kolommen bij y rijen
tekens kunnen worden gedefinieerd.
Grafische resolutie—Zie resolutie.
GUI—GraphicalUserInterface—Software die interactie met de gebruiker mogelijk door middel van menu's, vensters en pictogrammen. De meeste Windows-
programma's zijn GUI's.
H
HDMI — De High-Definition Multimedia Interface (HDMI) is een volledig digitale audio/video-interface die in staat is om omgecomprimeerde mediastromen over
te brengen.
HTTP—HyperTextTransferProtocol—Een protocol voor het uitwisselen van bestanden tussen computers die met internet zijn verbonden.
Hyper-threading—Hyper-threadingiseentechnologievanInteldiedecomputerprestatiekanverbeterendooréénfysiekeprocessorinstaattestellenom
als twee logische processors te fungeren en daarmee in staat is om bepaalde taken tegelijkertijd uit te voeren.
Hz—hertz—Eeneenheidomfrequentiestemeten;komtovereenmet1cyclusperseconde.Computersenelektronischeapparatuurwordenvaakgemeten
in kilohertz (kHz), megahertz (MHz), gigahertz (GHz) of terahertz (THz).
I
IC—integratedcircuit—Een halfgeleidende wafer of chip waarop duizenden of miljoenen uiterst kleine elektronische onderdelen worden geproduceerd voor
gebruik in computer-, audio- en videoapparatuur.
IDE—IntegratedDeviceElectronics—Een interface voor massaopslagapparaten waarbij de controller in de vaste schijf of het cd-station is ingebouwd.
IEEE 1394—InstituteofElectricalandElectronicsEngineers—EenhoogwaardigeseriëlebusdiewordtgebruiktommetIEEE1394-compatibele apparaten
zoals digitale camera's en dvd-spelers op de computer aan te sluiten.
Infraroodsensor—Een poort die het mogelijk maakt om gegevens over te dragen tussen de computer en infrarode apparaten, zonder gebruik te maken van
een kabelverbinding.
I/O—input/output—Een bewerking of apparaat dat gegevens op de computer opslaat en ervan opvraagt. Toetsenborden en printers zijn I/O-apparaten.
I/O-adres—Een adres in het RAM-geheugendatbetrekkingheeftopeenspecifiekapparaat(zoalseenseriëleaansluiting,parallelleaansluitingof
uitbreidingssleuf) en de processor in staat stelt om met dat apparaat te communiceren.
IrDA—InfraredDataAssociation—De organisatie die internationale standaarden ontwerpt voor communicatie op basis van infraroodtechnologie.
IRQ—InterruptReQuest—Een elektronisch pad dat aan een specifiek apparaat wordt toegewezen, zodat het apparaat in kwestie met de processor kan
communiceren. Aan elke apparaatverbinding dient een IRQ te worden toegewezen. Hoewel twee apparaten van dezelfde IRQ-toewijzing gebruik kunnen
maken, is het niet mogelijk om beide apparaten tegelijk te gebruiken.
ISP—InternetServiceProvider—Een bedrijf dat u toegang biedt tot haar hostserver, zodat u een rechtstreekse internetverbinding kunt maken, e-mail kunt
verzenden en websites kunt bezoeken. Internetproviders bieden normaliter tegen een bepaald tarief software, een gebruikersnaam en inbelnummers aan.
K
KB—kilobyte—Eengegevenseenheiddieovereenkomtmet1.024bytesmaarvaakwordtaangeduidom1.000bytesaantegeven.
Kb—kilobit—Eengegevenseenheiddieovereenkomtmet1.024bits.Eenmeeteenheidvoordecapaciteitvangeheugencircuits.
kHz—kilohertz—Eenfrequentiemeeteenheiddieovereenkomtmet1.000Hz.
Kloksnelheid—De snelheid, uitgedrukt in MHz, die aangeeft met welke snelheid computeronderdelen die op de systeembus zijn aangesloten kunnen werken.
Koelplaat—Een metalen plaat op een processor die hitte van de processor wegvoert.
Koppelapparaat—Zie APR.
L
L1-cache—Primair cachegeheugen dat binnen de processor is opgeslagen.
L2-cache—Secundair cachegeheugen dat buiten dan wel binnen de processorarchitectuur ligt besloten.
LAN—LocalAreaNetwork—Een computernetwerk dat een klein gebied beslaat. Een LAN is normaliter beperkt tot een gebouw of een aantal gebouwen die
zich dicht bij elkaar bevinden. Een LAN kan ongeacht de afstand met een ander LAN worden verbonden met behulp van telefoonlijnen en radiogolven. Op deze
manier ontstaat een Wide Area Network (WAN).
LCD—LiquidCrystalDisplay—De technologie die wordt gebruikt in beeldschermen van draagbare computers en in flatscreens.
LED—LightEmittingDiode—Een elektronisch onderdeel dat licht uitstoot om de status van de computer aan te geven.
Leesmij-bestand—Een tekstbestand dat bij een softwarepakket of een hardwareproduct wordt geleverd. Leesmij-bestanden bieden doorgaans
installatiegegevens en beschrijvingen van nieuwe productverbeteringen of correcties die nog niet zijn gedocumenteerd.
Lokale bus—Een gegevensbus die een snelle gegevensdoorvoer van apparaten naar de processor biedt.
LPT—LinePrintTerminal—Een aanduiding voor een parallelle aansluiting van een printer of een ander parallel apparaat.
M
Map—Een term die wordt gebruikt om ruimte op een schijf of station aan te duiden waar bestanden worden gegroepeerd en gerangschikt. Bestanden in een
map kunnen op verschillende manieren worden weergegeven en geordend, zoals alfabetisch, op datum en op grootte.
MB—megabyte—Eenmeeteenheidvoorgegevensopslag.Dezemeeteenheidkomtovereenmet1.048.576bytes.1MBkomtovereenmet1.024KB.
Wanneerdetermwordtgebruiktomnaaropslagcapaciteitopdevasteschijfteverwijzen,wordt1MBvaakafgerondop1.000.000bytes.
MB/sec—megabytesperseconde—Een miljoen bytes per seconde. Deze meeteenheid wordt vaak gebruikt om de snelheid van de overdracht van
gegevens uit te drukken.
Mb—megabit—Eenmeeteenheidvoordecapaciteitvandegeheugenchip.Eenmegabitkomtovereenmet1.024Kb.
Mbps—megabitspersecond—Een miljoen bits per seconde. Deze meeteenheid wordt vaak gebruikt voor overdrachtssnelheden tussen netwerken en
modems.
Mediacompartiment—Eenruimtedieondersteuningbiedtvoorapparatenalsoptischestations,eentweedebatterijofeenDellTravelLite™-module.
MHz—megahertz—Een frequentiemeeteenheid die overeenkomt met 1 miljoen cycli per seconde. De snelheden voor computerprocessoren, -bussen en -
interfaces wordt vaak in MHz uitgedrukt.
Mini PCI—Een standaard voor ingebouwde randapparatuur waarbij de nadruk ligt op communicatie, zoals modems en netwerkadapters. Een Mini PCI-kaart
is een kleine, externe kaart die functioneel gezien het equivalent is van een standaard PCI-uitbreidingskaart.
Minikaart—Een kleine kaart die is ontworpen voor ingebouwde randapparatuur, zoals netwerkadapters die voor communicatiedoeleinden worden gebruikt.
De functionaliteit van een minikaart komt overeen met die van een standaard PCI-uitbreidingskaart.
Modulecompartiment—Zie mediacompartiment.
MP—megapixel—Een meeteenheid voor de beeldresolutie die voor digitale camera's wordt gebruikt.
ms—milliseconde—De toegangstijden voor opslagapparaten worden vaak uitgedrukt in ms.
N
Netwerkadapter—Eenchipdienetwerkfunctionaliteitbiedt.Eencomputerkaneengeïntegreerdenetwerkkaartophetmoederbordhebbenofkaneenpc-
kaart bevatten met daarop een adapter. Een andere aanduiding voor netwerkadapter is NIC (network interface controller).
NIC—Zie netwerkadapter.
ns—nanoseconde—Een tijdseenheid die overeenkomt met een miljardste van een seconde.
NVRAM—Non-VolatileRandomAccessMemory—Een type geheugen dat gegevens opslaat wanneer de computer uitstaat of niet langer is aangesloten op
de externe stroomvoorziening. NVRAM wordt gebruikt om de configuratiegegevens van de computer te behouden, zoals de datum, tijd en andere
systeemconfiguratieopties die u kunt instellen.
O
Opstartbare diskette—Een diskette die u kunt gebruiken om uw computer op te starten. Als de vaste schijf is beschadigd of uw computer door een
computervirus is getroffen, moet u ervoor zorgen dat u een opstartbare cd of diskette bij de hand hebt.
Opstartbare schijf — Een cd, dvd of floppy disk die u kunt gebruiken om uw computer op te starten Voor het geval dat de vaste schijf van uw computer
beschadigd raakt of uw computer door een virus wordt getroffen, moet u ervoor zorgen dat u altijd een opstartbare cd, dvd of floppy disk bij de hand hebt. De
cd Drivers and Utilities (Stuur- enhulpprogramma´s)iseenvoorbeeldvaneenopstartbareschijf.
Opstartvolgorde—De volgorde van de apparaten, stations of schijven vanaf welke de computer probeert op te starten.
Optisch station—Een station dat gebruik maakt van optische technologie om gegevens te lezen van, of te schrijven naar cd's, dvd's of dvd+rw's.
Voorbeelden van optische stations zijn cd-stations, dvd-stations, cd-rw-stations en cd-rw/dvd combo-stations.
P
Parallelle aansluiting—Een I/O-poort die vaak wordt gebruikt om een parallelle printer op een computer aan te sluiten. Wordt ook wel een LPT-poort
genoemd.
Partitie—Een fysiek opslaggebied op een vaste schijf dat wordt toegewezen aan een of meer logische opslaggebieden die worden aangeduid met de term
logische stations. Elke partitie kan meerdere logische stations bevatten.
Pc-kaart—Een verwijderbare I/O-kaart die aan de PCMCIA-standaard voldoet. Modems en netwerkadapters zijn populaire typen pc-kaarten.
PCI—PeripheralComponentInterconnect—EenPCIiseenlokalebusdieondersteuningbiedtvoor32en64bitsgegevenstrajecten,hetgeenzorgtvooreen
snel gegevenstraject tussen de processor en hardware zoals grafische kaarten, vaste schijven en netwerken..
PCIExpress—Een wijziging van de PCI-interface die voor een snellere gegevensoverdracht tussen de processor en de daaraan gekoppelde hardware zorgt.
PCIExpressisinstaattotgegevensoverdrachtmeteensnelheidvantussende250MB/secen4GB/sec.AlsdePCIExpress-chipset en het apparaat in staat
zijn om verschillende snelheden te werken, zullen ze op de laagste van deze snelheden werken.
PCMCIA—PersonalComputerMemoryCardInternationalAssociation—Een organisatie die standaarden voor pc-kaarten ontwikkelt.
Piekbeschermers—Voorkomen dat er via het stopcontact stroompieken, bijvoorbeeld als gevolg van onweer, de computer binnenkomen. Piekbeschermers
biedengeenbeschermingtegenblikseminslagofkortespanningsvallen,dieoptredenwanneerdenetstroommetmeerdan20procentonderhetnormale
niveau daalt.
Het is niet mogelijk om netwerkverbindingen met behulp van piekbeschermers te beveiligen. Tijdens onweer moet u altijd de stekker van de netwerkkabel uit
de netwerkaansluiting verwijderen.
PIO—ProgrammedInput/Output—Een methode voor gegevensoverdracht tussen twee apparaten via de processor als onderdeel van het gegevenstraject.
Pixel—Een punt op een beeldscherm. Pixels worden in rijen en kolommen gerangschikt zodat een beeld ontstaat. Grafische resoluties, zoals bijvoorbeeld
800x600,wordenuitgedruktalshetaantalpixelsvanlinksnaarrechtsbihetaantalpixelsvanbovennaarbeneden.
Plug-and-Play—Het vermogen van een computer om automatisch apparaten te configureren. Plug and Play maakt automatische installatie, configuratie en
compatibiliteit met bestaande hardware mogelijk, mits de BIOS, het besturingssysteem en alle apparaten voldoen aan de vereisten voor Plug and Play.
POST—PowerOnSelfTest—Een reeks van diagnostische programma's die automatisch worden uitgevoerd door de BIOS en basistests uitvoeren voor de
belangrijkste computeronderdelen, zoals het geheugen, de vaste schijven en de grafische kaart. Als er tijdens de POST geen problemen worden
gedetecteerd, zal de computer verder gaan met opstarten.
Processor—Een computerchip die programmaopdrachten interpreteert en uitvoert. De processor wordt soms ook wel de CPU genoemd (central processing
unit).
PS/2—PersonalSystem/2—Een aansluiting voor een toetsenbord, muis of toetsenblok die met PS/2-technologie compatibel is.
PXE—Pre-bootEXecutionEnvironment—Een WfM (Wired for Management)-standaard die het mogelijk maakt om computers die onderdeel van een netwerk
vormen maar niet zijn voorzien van een besturingssysteem op afstand te configureren en op te starten.
R
RAID—RedundantArrayofIndependentDisks—Een methode die gegevensredundantie mogelijk maakt. Veel voorkomende implementaties van RAID zijn
ondermeerRAID0,RAID1,RAID5,RAID10enRAID50.
RAM—RandomAccessMemory—Het primaire opslaggebied voor programmaopdrachten en -gegevens. Informatie die in het RAM-geheugen wordt
opgeslagen zal verloren gaan wanneer u de computer uitzet.
Reismodule—Een plastic apparaat dat in het modulecompartiment van een draagbare computer kan worden aangebracht om het gewicht van de computer
te reduceren.
Resolutie—De scherpte en helderheid van een beeld dat door een printer wordt geproduceerd of op een monitor wordt weergegeven. Hoe hoger de
resolutie, des te scherper het beeld.
RFI—RadioFrequencyInterference—Storingdiewordtgegenereerdoptypischeradiofrequentiesinhetbereiktussen10kHzen100.000MHz.
Radiofrequenties bevinden zich op het laagste niveau van het elektromagnetisch frequentiespectrum en veroorzaken veel waarschijnlijker storing dan hogere
frequenties zoals infrarood en licht.
ROM—ReadOnlyMemory—Geheugen dat gegevens en programma's opslaat die niet kunnen worden verwijderd of waarnaar de computer niet kan
schrijven. In tegenstelling tot het RAM-geheugen behoudt het ROM-geheugen de inhoud ervan nadat u de computer hebt uitgezet. Sommige programma's die
onmisbaar zijn voor een goede werking van uw computer zijn in het ROM-geheugen opgeslagen.
RPM—RevolutionsPerMinute—Het aantal omwentelingen per minuut. De snelheid van de vaste schijf wordt vaak in rpm uitgedrukt.
RTC—RealTimeClock—Een klok met batterijvoeding op het moederbord die de datum en tijd bijhoudt nadat u de computer hebt uitgezet.
RTCRST—RealTimeClockReset—Een jumper op het moederbord van sommige computers die vaak kan worden gebruikt om problemen op te lossen.
S
SAS—SerialAttachedSCSI—Eensnellere,seriëleversievandeSCSI-interface (in tegenstelling tot de oorspronkelijke parallelle SCSI-architectuur).
SATA—seriëleATA—Eensnellere,seriëleversievandeATA(IDE)-interface.
ScanDisk—Een hulpprogramma van Microsoft dat bestanden, mappen en het oppervlak van de vaste schijf op fouten controleert. ScanDisk wordt vaak
uitgevoerd wanneer u de computer opnieuw start nadat deze niet langer reageerde.
SCSI—SmallComputerSystemInterface—Een uiterst snelle interface die wordt gebruikt om apparaten op een computer aan te sluiten, zoals vaste
schijven, cd-stations,printersenscanners.DeSCSIkaneengrootaantalapparatenaansluitenmetbehulpvanééncontroller.Detoegangtotelkapparaat
wordt geregeld via een individueel identificatienummer op de SCSI-controllerbus.
SDRAM—SynchronousDynamicRandomAccessMemory—Een type DRAM dat wordt gesynchroniseerd met de optimale kloksnelheid van de processor.
Seriëleaansluiting—Een I/O-poort die vaak wordt gebruikt om apparaten zoals digitale handhelds of digitale camera's op de computer aan te sluiten.
Servicelabel—Een label met een streepjescode op de computer. Aan de hand van deze code kunt u uw computer identificeren wanneer u Dell Support
bezoekt op support.dell.com of wanneer u telefonisch contact opneemt met de klantenservice of technische ondersteuning van Dell.
Setup-programma—Een programma dat wordt gebruikt om hardware en software te installeren en configureren. De meeste Windows-programma´sworden
geïnstalleerdmetbehulpvaneenbestandgenaamdsetup.exe of install.exe. Het setupprogramma is niet hetzelfde als het systeemsetupprogramma.
SIM—SubscriberIdentityModule—Een SIM-kaart bevat een microchip die de spraak- en gegevensoverdracht versleutelt. U kunt SIM-kaarten gebruiken in
telefoons of draagbare computers.
Slaapmodus—Een energiebesparingsmodus die alle items in het geheugen opslaat op een speciaal daartoe gereserveerde ruimte op de vaste schijf en
vervolgens de computer uitzet. Als u de computer opnieuw start, zal de informatie uit het geheugen die op de vaste schijf werd opgeslagen automatisch
worden hersteld.
Smart card—Een kaart die is uitgerust met een processor en geheugenchip. Smart cards kunnen worden gebruikt om de identiteit van een gebruiker te
verifiëren.
Snelkoppeling—Een pictogram dat snelle toegang biedt tot vaak gebruikte programma's, bestanden, mappen en stations. Als u een snelkoppeling op het
bureaublad van Windows plaatst en het pictogram dubbelklikt, opent u daarmee de/het overeenkomstige map, bestand of station zonder er eerst naar
hoeven te zoeken. Snelkoppelingspictogrammen wijzigen niets aan de locatie van bestanden, mappen of stations. Als u een snelkoppeling verwijdert, zal dit
geen invloed hebben op het oorspronkelijke bestand, map of station. Het is ook mogelijk om de naam van een snelkoppeling te wijzigen.
S/PDIF—Sony/PhilipsDigitalInterface—Een formaat voor de overdracht van audiobestanden dat het mogelijk maakt om audio van het ene naar het andere
bestandovertedragenzonderhetteconverterenvanennaareenanaloogformaat,hetgeendekwaliteitvanhetbestandnadeligzoukunnenbeïnvloeden.
Standby-modus—Een energiebeheermodus die alle niet benodigde computerbewerkingen stopzet om stroom te besparen.
Strike Zone™—Verstevigd gebied van het vaste-schijfcompartiment dat de vaste schijf beschermt door te fungeren als een schokdemper wanneer een
computer trillingen ondervindt als gevolg van een schok of val (ongeacht het feit of de computer aanstaat of uitstaat).
Stuurprogramma—Software die het besturingssysteem in staat stelt om apparaten zoals een printer te bedienen. Veel apparaten zullen niet naar behoren
werkenalshetjuistestuurprogrammanietopdecomputerisgeïnstalleerd.
SVGA—SuperVideoGraphicsArray—Een standaard voor grafische kaarten en controllers. Typische SVGA-resolutieszijn800x600en1.024x768.
Het aantal kleuren en de resolutie die een programma weergeeft hangen af van de mogelijkheden van de monitor, de grafische controller en de
stuurprogramma'sdaarvanendehoeveelheidgrafischgeheugendieindecomputerisgeïnstalleerd.
S-video TV-out—Een aansluiting waarmee een televisie of een digitaal audioapparaat op de computer kan worden aangesloten.
SXGA—SuperExtendedGraphicsArray—Een standaard voor grafische kaarten en controllers die ondersteuning biedt voor resoluties tot
1.280x1.024pixels.
SXGA+—SuperExtendedGraphicsArrayPlus—Een standaard voor grafische kaarten en controllers die ondersteuning biedt voor resoluties tot
1.400x1.050pixels.
Systeembord—De hoofdbedradingsplaat in een computer. Ook wel het moederbord genoemd.
Systeemsetupprogramma—Een hulpprogramma dat dient als interface tussen de hardware van de computer en het besturingssysteem. Het
systeemsetupprogramma stelt u ertoe in staat door de gebruiker selecteerbare opties te configureren in de BIOS, zoals de datum, de tijd of het
systeemwachtwoord. U mag de instellingen voor dit programma uitsluitend wijzigen als u over grondig inzicht in het effect van dergelijke wijzigingen beschikt.
Systeemvak—Het gedeelte van de Windows-taakbalk dat pictogrammen bevat die snelle toegang bieden tot programma's en computerfuncties, zoals de
klok, volumeregeling en printstatus. Wordt ook wel de systeembalk genoemd.
T
TAPI—TelephonyApplicationProgrammingInterface—Stelt Windows-programma's in staat om een breed scala aan telefonieapparaten te bedienen,
waaronder spraak-, gegevens-, fax- en grafische voorzieningen.
Tegen overschrijven beveiligd—Bestanden of media die niet kunnen worden gewijzigd. Als u niet wilt dat gegevens worden gewijzigd of vernietigd, moet u
gegevens tegen overschrijven beveiligen. Als u een diskette tegen overschrijven wilt beveiligen, moet u het schuifje op de diskette open schuiven.
Tekstverwerker—Een programma dat wordt gebruikt om bestanden te maken en bewerken die louter tekst bevatten. Het Kladblok van Windows maakt
bijvoorbeeld gebruik van een tekstverwerker. Tekstverwerkers bieden doorgaans geen woordomslag- of opmaakfunctionaliteit (de optie voor onderlijnen, het
wijzigenvanlettertypesetc).
Toetsencombinatie—Een opdracht waarvoor meerdere toetsen tegelijkertijd moeten worden ingedrukt.
TPM—Trusted Platform Module —Een op hardware gebaseerde beveiligingsfunctie die in combinatie met beveiligingssoftware de netwerk- en
computerbeveiliging verbetert door functies als bestands- en e-mailbeveiliging in te schakelen.
U
UAC—UserAccountControl—Microsoft Windows®Een beveiligingsfunctie van Microsoft Windows®Vista™die,eenmaalgeactiveerd,zorgtvooreen
additionele beveiligingslaag tussen gebruikersaccounts en toegang biedt tot de instellingen van het besturingssysteem.
Uitbreidingskaart—Een bedradingsplaat die wordt aangesloten op een uitbreidingssleuf waarmee het moederbord van sommige computers is uitgerust, met
het doel om de functionaliteit en capaciteit van de computer uit te breiden. Voorbeelden zijn grafische kaarten, modem- en geluidskaarten.
Uitbreidingssleuf—Een aansluiting op het moederbord (van sommige computers) waarop een uitbreidingskaart kan worden aangesloten, zodat deze met de
systeembus wordt verbonden.
UMA—UnifiedMemoryAllocation—Systeemgeheugen dat op dynamische wijze aan de grafische kaart wordt toegewezen.
UPS—UninterruptiblePowerSupply—Een reservestroomvoorziening die wordt gebruikt in geval van een stroomstoring of wanneer de stroom onder een
acceptabel niveau valt. Een UPS kan een computer voor een beperkte tijd van stroom voorzien wanneer er geen netstroom voorradig is. UPS-systemen bieden
normaliter piekonderdrukking en spanningsregeling. Kleine UPS-systemen bieden gedurende een aantal minuten batterijstroom zodat u de computer kunt
uitzetten.
USB—UniversalSerialBus—Een hardware-interface voor apparaten met een lage snelheid, zoals een USB-toetsenbord, muis, joystick, scanner,
luidsprekers, printer, breedbandapparaaten (ADSL- en kabelmodems), apparatuur voor het vastleggen van beelden en opslagapparaten. De apparaten
worden rechtstreeks aangesloten op een 4-pins aansluiting op de computer of in een hub met meerdere poorten die op de computer is aangesloten. USB-
apparaten kunnen worden aangesloten en verwijderd terwijl de computer aan staat, en kunnen tevens in serie worden geschakeld.
UTP—UnshieldedTwistedPair—Een type kabel dat in de meeste telefoonnetwerken en sommige computernetwerken wordt gebruikt. Paren van niet-
afgeschermde draden worden gedraaid om ze te beschermen tegen elektromagnetische storing, in plaats van afhankelijk te zijn van een metalen omhulsel
rond elk paar draden ter bescherming tegen storing.
UXGA—UltraExtendedGraphicsArray—Een standaard voor grafische kaarten en controllers die ondersteuning biedt voor resoluties tot
1.600x1.200pixels.
V
V—volt—Eenmeeteenheidvoorelektrischeladingofelektromotorischekracht.EénVgaatdooreenweerstandvan1ohmwanneereenladingvan
1ampèredoordieweerstandgaat.
Vaste schijf—Een station dat gegevens op een vaste schijf leest en naar de vaste schijf schrijft. De term harde schijf en vaste schijf worden veelal door
elkaar gebruikt.
Vernieuwingsfrequentie—De frequentie, uitgedrukt in Hz, waarop de horizontale lijnen op het beeldscherm opnieuw worden geladen (ook wel verticale
frequentie genoemd). Hoe hoger de vernieuwingsfrequentie, hoe minder het beeld voor het menselijk oog zal lijken te knipperen.
Vingerafdruk-leesapparaat—Eenstripsensordieuwuniekevingerafdrukgebruiktomuwgebruikersidentiteitteverifiëren,metalsdoeldecomputerte
helpen beveiligen.
Virus—Een programma dat is ontworpen om computergebruikers overlast te bezorgen of om gegevens op een computer te vernietigen. Een computervirus
verspreidtzichvandeenecomputernaardeandereviaeengeïnfecteerdedisketteofcd,softwaredievaninternetwordtgedownloadofviabijlagenbije-
mailberichten.Alseengeïnfecteerdprogrammawordtuitgevoerd,zalhetingebeddeviruseveneenswordenuitgevoerd.
Een veel voorkomend type virus is een bootvirus (opstartvirus), dat in de opstartsector van een diskette wordt opgeslagen. Als de diskette in het
diskettestationachterblijftterwijldecomputerwordtuitgezetenopnieuwwordtaangezet,zaldecomputerwordengeïnfecteerdwanneerhetde
opstartsectorenvandedisketteleestindeveronderstellingdathetomeendiskettemeteenbesturingssysteemgaat.Alsdecomputerwordtgeïnfecteerd,
kan het opstartvirus zichzelf naar alle diskettes schrijven die in het diskettestation worden geplaatst, totdat het virus wordt vernietigd.
W
W—watt—Demeeteenheidvoorelektrischestroom.EénWkomtovereenmeteenstroomladingvan1ampèredieopeenniveauvan1voltverloopt.
Wallpaper—Een achtergrondpatroon of een afbeelding op het bureaublad van Windows. U kunt de wallpaper wijzigen via het Configuratiescherm van
Windows. Ook kunt u uw favoriete afbeelding inscannen en deze als wallpaper gebruiken.
Werkingsduur batterij—De hoeveelheid tijd (minuten of uren) dat een batterij voor een draagbare computer de computer van stroom te voorzien.
WHr—watt-uur—Een meeteenheid die vaak wordt gebruikt om het geschatte vermogen van een batterij uit te drukken. Een 66-WHr batterij kan
bijvoorbeeld66Wbiedengedurende1uurof33Wgedurende2uur.
WLAN—Wireless Local Area Network. Een reeks van onderling verbonden computers die via luchtgolven met elkaar communiceren met behulp van
zogenaamde access points (toegangspunten) of draadloze routers om toegang tot internet te bieden.
WWAN—Wireless Wide Area Network. Een draadloos netwerk met hoge snelheid dat gebruikmaakt van mobiele telefoons en een veel groter geografisch
gebied beslaat dan WLAN. Ook wel een mobiel breedbandnetwerk genoemd.
WXGA—WideAspectExtendedGraphicsArray—Een standaard voor grafische kaarten en controllers die ondersteuning biedt voor resoluties tot
1.280x800pixels.
X
XGA—eXtendedGraphicsArray—Eenstandaardvoorgrafischekaartenencontrollersdieondersteuningbiedtvoorresolutiestot1.024x768pixels.
Z
ZIF—ZeroInsertionForce—Een type contact of aansluiting dat/die het mogelijk maakt om een computerchip te installeren of verwijderen zonder dat er
kracht wordt uitgeoefend op de chip of het contact dan wel de aansluiting.
Zip—Een populair formaat voor gegevenscompressie. Bestanden die zijn gecomprimeerd in het Zip-formaat worden zip-bestanden genoemd en hebben
meestal de bestandsuitgang .zip. Een speciaal type zip-bestand is het zelfuitpakkend bestand, dat de bestandsuitgang .exe heeft. U kunt zelfuitpakkende
bestanden decomprimeren door erop te dubbelklikken.
Zip drive—EenschijfmethogecapaciteitdieisontwikkelddoorIomegaCorporationengebruikmaaktvan3,5inch-diskettes genaamd Zip-disks. Zip-disks
zijnietsgroterdangangbarediskettesenongeveertweekeerzodik.Zebiedeneengevevensopslagcapaciteitvanmaximaal100MB.
Terug naar inhoudsopgave

Terug naar inhoudsopgave
 Help opvragen
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Hulp verkrijgen
Problemen met uw bestelling
Productinformatie
Het retourneren van items voor garantie- of restitutiedoeleinden
Voordat u belt
Contact opnemen met Dell
Hulp verkrijgen

Als er een probleem op de computer optreedt, kunt u de volgende stappen voltooien om het probleem te diagnosticeren en op te lossen:

1. Zie Problemen oplossen voor informatie en procedures met betrekking tot het computerprobleem.

2. Zie Dell Diagnostics voor procedures voor het uitvoeren van Dell Diagnostics.

3. Vul de Diagnostische checklist in.

4. Maak gebruik van het uitgebreide dienstenaanbod van Dell Support (support.dell.com) voor hulp met installatieprocedures of probleemoplossing. Zie
Online services voor een uitgebreidere lijst met contactgegevens voor Dell Support.

5. Als het probleem niet kon worden opgelost met behulp van de voorgaande stappen, raadpleegt u Contact opnemen met Dell.
Voer wanneer het geautomatiseerde telefoonsysteem van Dell daarom vraagt, de expres-servicecode in zodat uw telefoongesprek naar de juiste medewerker
van de ondersteuning wordt doorgeleid. Als u niet over een express-servicecode beschikt, opent u de map Dell Accessories, dubbelklikt u op het pictogram
Express Service Code en volgt u de instructies.
Aanwijzingen voor het gebruik van Dell Support vindt u op Technische ondersteuning en klantendienst.

Technische ondersteuning en klantendienst
DetechnischeondersteuningvanDellstaatklaarvooraluwvragenmetbetrekkingtothardwarevanDell™.Demedewerkersvanonzeondersteuningsdienst
maken gebruik van geautomatiseerde diagnostische tools om snelle, accurate antwoorden te bieden.
Zie Voordat u belt voor contactgegevens voor de technische ondersteuning van Dell in uw regio of ga naar support.dell.com.

DellConnect
DellConnect is een gebruiksvriendelijke tool die medewerkers van de technische ondersteuning van Dell toegang tot uw computer verschaft via een
breedbandverbinding om een computerprobleem te diagnostiseren en geheel onder uw toezicht te herstellen. Ga voor meer informatie naar support.dell.com
en klik op DellConnect.

Online services
Meer informatie over de producten en diensten van Dell is beschikbaar op de volgende websites:
www.dell.com
www.dell.com/ap (alleenlandeninAzië/StilleZuidzee-gebied)
www.dell.com/jp (alleen Japan)
www.euro.dell.com (alleen Europa)
LET OP: Als u de computerkap wilt verwijderen, moet u eerst de stekker van de computer en modem uit het stopcontact verwijderen.
OPMERKING: Bel met de technische ondersteuning van Dell vanaf een telefoon die zich in de buurt van de computer bevindt, zodat de medewerker van
de technische ondersteuning u kan helpen met de benodigde procedures.
OPMERKING: Mogelijk is het express-servicecodesysteem niet in alle landen beschikbaar.
OPMERKING: Een aantal van de volgende diensten zijn mogelijk niet altijd beschikbaar in locaties buiten de Verenigde Staten. Neem contact op met uw
lokale Dell-vertegenwoordiger voor meer informatie over de beschikbaarheid.
www.dell.com/la (Latijns-Amerikaanse en Caribische landen)
www.dell.ca (alleen Canada)
Dell Support is beschikbaar via de volgende websites en e-mailadressen:
l Dell Support-websites
support.dell.com
support.jp.dell.com (alleen Japan)
support.euro.dell.com (alleen Europa)
l E-mailadressen Dell Support
la-[email protected] (Alleen Latijns-Amerika en landen in het Caribisch gebied)
[email protected] (alleenlandeninAzië/StilleZuidzee-gebied)
l E-mailadressen Dell Marketing en Sales
[email protected] (alleenlandeninAzië/StilleZuidzee-gebied)
[email protected] (alleen Canada)
l Anonymous file transfer protocol (FTP)
ftp.dell.com
Meld u aan als de gebruiker: anonymous, en gebruik uw e-mailadres als wachtwoord.

AutoTech-dienst
Dells geautomatiseerde ondersteuningsdienst —AutoTech—biedt opgenomen antwoorden op de vragen die klanten van Dell het meest over hun draagbare en
desktopcomputers stellen.
Als u met AutoTech belt, moet u uw toetstelefoon gebruiken om de onderwerpen te selecteren die met uw vragen overeenkomen. Raadpleeg Contact
opnemen met Dell voor het telefoonnummer in uw regio.

Geautomatiseerde bestellingsstatusdienst
Om de bestellingsstatus van Dell-producten te raadplegen, kunt u terecht op support.dell.com, of bellen met de geautomatiseerde bestellingsstatusdienst.
Een opname zal u vragen om de informatie op te geven die nodig is om uw bestelling te vinden en de status daarvan te rapporteren. Raadpleeg Contact
opnemen met Dell voor het telefoonnummer in uw regio.
Problemen met uw bestelling
Als u een probleem met uw bestelling hebt, zoals ontbrekende onderdelen, verkeerde onderdelen of een onjuiste factuur, dan kunt u contact opnemen met de
klantendienst van Dell. Zorg ervoor dat u de factuur of pakbon bij de hand hebt wanneer u belt. Raadpleeg Contact opnemen met Dell voor het
telefoonnummer in uw regio.
Productinformatie
Als u informatie over additionele producten van Dell nodig hebt of een bestelling wilt plaatsen, kunt u terecht op de homepage van Dell: www.dell.com.
Raadpleeg voor het telefoonnummer voor uw regio of het nummer van een verkoopspecialist Contact opnemen met Dell.
Het retourneren van items voor garantie- of restitutiedoeleinden
Bereid alle items die u retourneert voor reparatie of restitutie als volgt voor:

1. Neem telefonisch contact op met Dell om een machtigingsnummer geretourneerde producten te verkrijgen. Breng dit nummer op een duidelijk zichtbare
op de doos aan.
Raadpleeg Contact opnemen met Dell voor het telefoonnummer voor uw regio.

2. Sluit een kopie van de factuur en een brief met een beschrijving van de reden voor teruggave bij.

3. Sluit een kopie van de diagnostische checklist bij (zie Diagnostische checklist), voor een overzicht van de tests die u hebt uitgevoerd en foutmeldingen
die door Dell Diagnostics zijn gerapporteerd (zie Dell Diagnostics).

4. Voeg alle accessoires bij die bij de items horen die u retourneert (stroomkabels, software, diskettes, handleidingen etc.) als u items voor
restitutiedoeleinden retourneert.

5. Verpak de geretourneerde apparatuur in de oorspronkelijke of een vergelijkbare verpakking.
De verzendkosten zijn voor uw eigen rekening. U bent verantwoordelijk voor het verzekeren van de geretourneerde producten en aansprakelijk voor het
risico van verlies tijdens de verzending naar Dell. Pakketten die onder rembours zijn verzonden, worden niet geaccepteerd.
Als aan bovenstaande voorwaarden niet wordt voldaan, zullen de geretourneerde producten bij het magazijn van Dell worden geweigerd en aan u worden
geretourneerd.
Voordat u belt
Vergeet niet om de diagnostische checklist in te vullen (zie Diagnostische checklist). Zet indien mogelijk de computer aan wanneer u Dell voor ondersteuning
belt, en bel via een telefoon die zich in de nabijheid van de computer bevindt. U wordt mogelijk gevraagd om een aantal opdrachten in te voeren,
gedetailleerde informatie in te voeren of andere stappen op het gebied van probleemoplossing uit te voeren die alleen mogelijk zijn op de computer waar het
probleem zich heeft voorgedaan. Zorg ervoor dat u de documentatie voor de computer bij de hand hebt.


Contact opnemen met Dell
Dell biedt verschillende online en telefonische ondersteuningsdiensten en -mogelijkheden. De beschikbaarheid hiervan verschilt per land en product. Sommige
diensten zijn mogelijk niet in uw regio beschikbaar. Om contact op te nemen met Dell voor zaken op het gebied van verkoop, technische ondersteuning of
klantenservice:

1. Bezoek support.dell.com.

2. Zoek naar uw land of regio in het vervolgkeuzemenu Choose A Country/Region onderaan de pagina.

3. Klik aan de linkerzijde van de pagina op Contact Us.

4. Selecteer de link voor de gewenste dienst of het gewenste type ondersteuning.

OPMERKING: Zorg ervoor dat u de express-servicecode bij de hand hebt wanneer u belt. Deze code helpt het geautomatiseerde telefoonsysteem om u
met de meest geschikte medewerker door te verbinden. Mogelijk wordt er tevens naar uw servicelabel wordt gevraagd. Dit label bevindt zich aan de
achterzijde of onderzijde van uw computer.
LET OP: Voordat u binnen de computer gaat werken, moet u de veiligheidsinstructies opvolgen die zijn beschreven in de Productinformatiegids.

Diagnostische checklist
Naam: Datum:
Adres: Telefoon:
Servicelabel (streepjescode aan de achterzijde of onderzijde van de computer):
Code voor express-service:
Machtigingsnummer geretourneerde producten (indien verkregen van een ondersteuningstechnicus van Dell):
Besturingssysteem en versie:
Apparaten:
Uitbreidingskaarten:
Bent u op een netwerk aangesloten? Ja Nee
Netwerk, versie en netwerkadapter:
Programma's en versies:
Raadpleeg de documentatie van het besturingssysteem om de inhoud van de opstartbestanden van de computer vast te stellen. Als de computer is
aangesloten op een printer, moet u elk bestand afdrukken. Zo niet, dan moet u de inhoud van elk bestand noteren voordat u telefonisch contact met Dell
opneemt.
Foutmelding, pieptooncode of diagnostische code:
Een beschrijving van het probleem en de procedures voor probleemoplossing die u hebt uitgevoerd:
OPMERKING: Als u niet over een actieve internetverbinding beschikt, kunt u contactgegevens vinden op de factuur, de pakbon of in de
productcatalogus van Dell.

5. Selecteer de voor u meest prettige methode om contact met Dell op te nemen.
Terug naar inhoudsopgave

Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Multimedia gebruiken
Multimedia gebruiken

Cd's of dvd's afspelen

1. Druk op de eject-knop aan de voorzijde van het station.

2. Plaats de cd met het label naar boven in het midden van de lade.

3. Druk op de eject-knop of druk de lade zachtjes naar binnen.


Voorhetformatterenvancd'svoordeopslagvangegevens,hetcreërenvanmuziek-cd'senhetkopiërenvancd'smoetudecd-software raadplegen die met
uw computer werd geleverd.
Een cd-speler is uitgerust met de volgende basisknoppen:

Een DVD-speler is uitgerust met de volgende basisknoppen:

KENNISGEVING: Druk de cd-/dvd-lade niet omlaag wanneer u deze opent of sluit. Houd de lade dicht wanneer u het cd- of dvd-station niet gebruikt.
KENNISGEVING: Beweeg de computer niet terwijl u cd's of dvd's afspeelt.
OPMERKING: Zorg er tijdens het maken van cd's voor dat u volgens de geldende copyrightwetten te werk gaat.
Afspelen.
Terugspoelen binnen de huidige track.
Pauzeren.
Vooruitspoelen binnen de huidige track.
Stoppen.
Naar het vorige track.
De schijf uitwerpen.
Naar de volgende track.
Klik voor meer informatie over het afspelen van cd's of dvd's op Help op de cd- of dvd-speler (indien beschikbaar).

Het volume regelen

1. Open het venster Volumeregeling.

2. Klik op de balk in de kolom Volumeregeling en sleep deze naar boven of beneden om het volumeniveau te verhogen of verlagen.
Raadpleeg voor meer informatie over de volumeregelingsopties op Help in het venster Volumeregeling.
De Volumemeter geeft het huidige volumeniveau voor uw computer weer, inclusief de dempingsstatus. Klik op het QuickSet-pictogram op de taakbalk en vink
Disable On Screen Volume Meter (Volumemeter op scherm deactiveren) aan of uit, of druk op de volumebedieningsknoppen om de Volumemeter te activeren
of deactiveren.


Het beeld bijstellen
Als een foutmelding verschijnt dat de huidige resolutie en de kleurdiepte te veel geheugen verbruiken en het afspelen van dvd's onmogelijk maken, moet u de
eigenschappen van het beeldscherm bijstellen.
Microsoft Windows XP

1. Klik op Start® Configuratiescherm® Vormgeving en thema's.

2. Selecteer onder Kies een taak... de optie De beeldschermresolutie wijzigen.

3. Klik onder beeldschermresolutie op de balk en versleep deze om de resolutie te verlagen.

4. Selecteer in het vervolgkeuzemenu voor Kleurkwaliteit de optie Gemiddeld (16 bits) en klik op OK.
MicrosoftWindowsVista™

1. Klik op de knop Start van Windows Vista , klik op Configuratiescherm en klik vervolgens op Weergave en personalisatie.

Stoppen.
Het huidige hoofdstuk opnieuw starten.
Afspelen.
Snel vooruitspoelen.
Pauzeren.
Snel achteruitspoelen.
Eénframeverdergaantijdensdepauzemodus.
Naar volgende titel of hoofdstuk.
Huidige titel of hoofdstuk continu afspelen.
Naar vorige titel of hoofdstuk.
De dvd uitwerpen.
OPMERKING: Wanneer de luidsprekers zijn gedempt, zal de afgespeelde cd of dvd niet hoorbaar zijn.
1
volumepictogram
2
Volumemeter
3
dempingspictogram


2. Selecteer onder Personalisatie de optie Beeldschermresolutie aanpassen.
Hierop verschijnt het venster Eigenschappen voor beeldscherm.

3. Klik onder Resolutie: op de balk en versleep deze om de resolutie te verlagen.

4. Selecteer in het vervolgkeuzemenu voor Kleuren: de optie Gemiddeld (16 bits).

5. Klik op OK.
Terug naar inhoudsopgave

Terug naar inhoudsopgave
 Aanzichten mini tower-computer
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Aanzicht voorzijde
Aanzicht achterzijde
Aansluitingen op het achterpaneel
Aanzicht voorzijde


1
servicelabel
Met behulp van de informatie op het servicelabel kunt u uw
computer identificeren wanneer u de Dell Support-website
bezoekt of met de technische ondersteuning belt.
2
mediacompartiment
Gebruik het optisch station om cd's of dvd's af te spelen.
3
diskettestation
Het diskettestation is optioneel.
4
activiteitslampje vaste
schijf
Het activiteitslampje voor de vaste schijf zal gaan branden
wanneer de computer gegevens van de vaste schijf leest of
naar de vaste schijf schrijft. Het lampje kan ook gaan branden
wanneer er een apparaat zoals een optisch station wordt
gebruikt.
5
USB 2.0-aansluitingen
(2)
Gebruik de USB-aansluitingen voor apparaten die u zo nu en
dan aansluit, zoals joysticks en camera's, of voor opstartbare
USB-apparaten (zie Opties van het systeemsetupprogramma
voor meer informatie over het opstarten vanaf een USB-
apparaat). Het verdient de aanbeveling om de USB-
aansluitingen aan de achterzijde te gebruiken voor apparaten
die aangesloten blijven, zoals printers en toetsenborden.
6
controlelampjes
Met behulp van deze lampjes kunt u een computerprobleem
oplossen op basis van de diagnostische code. Raadpleeg
Controlelampjes voor meer informatie.
7
aan/uit-knop,
voedingslampje
Druk op de aan/uit-knop om de computer aan te zetten. Het
lampjeinhetmiddenvandezeknopgeeftaandatdecomputer
isingeschakeld.

KENNISGEVING: Om gegevensverlies te voorkomen moet u de
aan/uit-knop niet gebruiken om de computer uit te zetten. U
moet de computer daarentegen uitschakelen via het
besturingssysteem.
8
koptelefoonaansluiting
Gebruik de koptelefoonaansluiting om koptelefoons en de
Aanzicht achterzijde



Aansluitingen op het achterpaneel


meeste typen luidsprekers aan te sluiten.
9
microfoonaansluiting
U kunt de microfoonaansluiting gebruiken om een pc-microfoon
aan te sluiten. Op computers met een geluidskaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
10
LAN-indicatielampje
Dit lampje geeft aan dat er een LAN (Local Area Network)-
verbinding is gemaakt.
1
kapontgrendelings-
mechanisme
Met dit ontgrendelingsmechanisme kunt u de computerkap openen.
2
hangslotbeugels
Hangslotbeugels kunnen worden bevestigd aan in de winkel
verkrijgbare antidiefstalvoorzieningen. Met behulp van de
hangslotbeugels kunt u de computerkap met een hangslot aan het
computerchassis bevestigen, zodat onbevoegde personen geen
toegang tot de binnenkant van uw computer kunnen krijgen. Om
de hangslotbeugels te gebruiken, moet u een in de winkel
verkrijgbaar hangslot door de beugels aanbrengen en vervolgens
het hangslot vergrendelen.
3
stroomaansluiting
Sluit de stroomkabel aan.
4
voltagekeuze-
schakelaar
Hiermee selecteert u het stroomniveau.
5
aansluitingen op het
achterpaneel
Sluit USB-, audio- en andere apparaten op de juiste aansluiting aan
(zie Aansluitingen op het achterpaneel voor meer informatie.
6
kaartsleuven
ToegangsaansluitingenvoorgeïnstalleerdePCI- en PCI Express-
kaarten.

1
parallelle
aansluiting
Sluit parallelle apparaten zoals een printer aan op de parallelle
aansluiting. Als u over een USB-printer beschikt, moet u deze
aansluiten op een USB-aansluiting.

OPMERKING: Degeïntegreerdeparallelleaansluitingwordt
automatischgedeactiveerdalsdecomputereengeïnstalleerdekaart
detecteert die een parallelle aansluiting bevat die op hetzelfde adres
is geconfigureerd. Raadpleeg Opties van het
systeemsetupprogramma voor meer informatie.
2
verbindings-
integriteitslampje
l Groen — Er is een succesvolle verbinding tussen een
10Mbps-netwerk en de computer.
l Oranje — Er is een succesvolle verbinding tussen een
100Mbps-netwerk en de computer.
l Geel — Eriseensuccesvolleverbindingtusseneen1Gbps
(1000Mbps)-netwerk en de computer.
l Uit — De computer detecteert geen fysieke verbinding met het
netwerk.
3
aansluiting voor
netwerkadapter
Om de computer aan te sluiten op een netwerk of
breedbandapparaat moet u een uiteinde van de netwerkkabel
aansluiten op een netwerkcontact of een netwerk- of
breedbandapparaat. Sluit het andere gedeelte van de netwerkkabel
aan op de netwerkadapteraansluiting op het achterpaneel van de
computer. Een klikgeluid geeft aan dat de netwerkkabel goed
vastzit.

OPMERKING: Sluit geen telefoonkabel aan op de
netwerkaansluiting.
Bij computers met een netwerkadapterkaart moet u de aansluiting
op de kaart gebruiken.
U wordt aangeraden om Categorie 5-bedrading en -aansluitingen
voor uw netwerk te gebruiken. Als u toch gebruikmaakt van
Categorie 3-bedrading, moet u de netwerksnelheid naar 10 Mbps
forceren om een betrouwbare werking te garanderen.
4
netwerk-
activiteitslampje
Dit licht knippert geel als de computer netwerkgegevens uitzendt of
ontvangt. Als gevolg van een hoog netwerkvolume kan het lijken of
dit lampje aanhoudend brandt.
5
line-out-aansluiting
Gebruik de groene line-out-aansluiting om koptelefoons en de
meestetypeluidsprekersmetgeïntegreerdeversterkersaante
sluiten.
Op computers met een geluidskaart moet u de aansluiting op de
kaart gebruiken.
6
microfoon/line-in-
aansluiting
Gebruik de blauw met roze line-in-aansluiting om een opname-
/afspeelapparaat aan te sluiten, zoals een cassettespeler, cd-speler,
videorecorder of een pc-microfoon.
7
USB 2.0-
aansluitingen (6)
Gebruik de USB-aansluitingen aan de achterzijde voor apparaten die
normaliter aangesloten blijven, zoals printers en toetsenborden.
U wordt aangeraden om de USB-aansluitingen aan de voorzijde van
de computer te gebruiken voor apparaten die u zo nu en dan
aansluit, zoals joysticks of camera's.
8
VGA-
videoaansluiting
Sluit de VGA-kabel van de monitor aan op de VGA-aansluiting op de
computer.
Bij computers die van een videokaart zijn voorzien, moet u de
stekker op de kaart aansluiten.
9
seriëleaansluiting
Sluit een serieel apparaat zoals een handheld apparaat op de
seriëlepoortaan.DestandaardtoewijzingisCOM1voorseriële
aansluiting 1.
Raadpleeg voor meer informatie Opties van het
systeemsetupprogramma.
Terug naar inhoudsopgave

Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Opmerkingen, kennisgevingen en waarschuwingen

Afkortingen en acroniemen
Zie voor een volledig overzicht van afkortingen en acroniemen Verklarende woordenlijst.
AlsueenDell™computeruitden-serie hebt aangeschaft, zijn de verwijzingen naar de Microsoft
®
Windows
®
-besturingssystemen niet van toepassing.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
©2007DellInc.Allerechtenvoorbehouden.
Verveelvoudiging van dit materiaal, op welke wijze dan ook, is alleen toegestaan na uitdrukkelijke, schriftelijke toestemming van Dell Inc.
Merken in dit document: Dell, het DELL-logo, OptiPlex, Inspiron, TravelLite, Dell OpenManage en Strike Zone zijn merken van Dell Inc.; Intel, Pentium, SpeedStep en Celeron zijn
gedeponeerde merken van Intel Corporation; Microsoft, Windows Vista en Windows zijn merken of gedeponeerde merken van Microsoft Corporation; Computrace en Absolute zijn
gedeponeerde merken van Absolute Software Corporation; BluetoothiseenmerkdatheteigendomisvanBluetoothSIG,Inc.doorDellInc.opbasisvaneenlicentiewordt
gebruikt. ENERGY STAR is een gedeponeerd merk van het U.S. Environmental Protection Agency. In haar hoedanigheid als ENERGY STAR-partner heeft Dell Inc. vastgesteld dat dit
product voldoet aan de ENERGY STAR-richtlijnenvooreenefficiëntstroomverbruik.
Andere merken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden met betrekking tot de merken en namen of ter
aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere merken of handelsnamen dan haar eigen merken en
handelsnamen.
Model DCSM en DCNE
September2007P/NRW281 Rev.A00
mini tower-computer

Terug naar inhoudsopgave
Over uw computer
Informatie zoeken
Aanzichten mini tower-computer
Binnenaanzicht van de computer
Specificaties voor de desktopcomputer
Onderdelen van het moederbord
Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting
De computer instellen
Geavanceerde functies
Uw computer beveiligen
Systeemsetupprogramma
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Problemen oplossen
Software opnieuw installeren
Help opvragen
Bijlage
Verklarende woordenlijst
Onderdelen vervangen en verwijderen
Onderdelen toevoegen en vervangen
De computerkap verwijderen
Geheugen
Kaarten
Montagekader
Stations
Batterij
Stroomvoorziening
Luidsprekers
Processor
I/O-paneel
Moederbord
De computerkap opnieuw aanbrengen
OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer.
LET OP: Een WAARSCHUWING duidt het risico aan van schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden.
Terug naar inhoudsopgave
 Onderdelen van de mini tower-computer
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
De computerkap verwijderen
Binnenaanzicht van de computer
Onderdelen van het moederbord
Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting
Geheugen
Kaarten
Montagekader
Stations
Batterij
Stroomvoorziening
Luidsprekers
Processor
I/O-paneel
Moederbord
De computerkap opnieuw aanbrengen
De computerkap verwijderen




1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Leg de computer met de computerkap naar boven op zijn kant.

OPMERKING: Zorg ervoor dat er voldoende ruimte aanwezig is om de verwijderde kap te ondersteunen.

3. Maak de computerkap los door deze van de voorzijde van de computer af te trekken en omhoog te tillen.

4. Leg de kap aan de kant op een veilige locatie.
Binnenaanzicht van de computer
Onderdelen van het moederbord

1
sleuf voor beveiligingskabel
2
kapontgrendelingsmechanisme
3
hangslotbeugel


1
diskettestation
2
mediacompartiment
3
voeding
4
moederbord
5
warmteafleiding
6
vaste schijf

Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting

1
aansluiting voor interne
luidspreker (INT_SPKR)
2
processoraansluiting (CPU)
3
stroomaansluiting processor
(12VPOWER)
4
geheugenmoduleaansluitingen
(DIMM_1, DIMM_2)
5
aansluitingen voor SATA-
stations (SATA0, SATA1)
6
aansluiting op het voorpaneel
(FRONTPANEEL)
7
stroomaansluiting (POWER)
8
aansluitingen voor SATA-stations
(SATA2, SATA3)
9
RTC reset jumperswitch
(RTCRST)
10
wachtwoord-jumperswitch (PSWD)
11
batterijcontact (BATTERY)
12
aansluiting voor PCI Express x16-
kaart (SLOT1)
13
aansluitingen PCI-kaart
(SLOT2 en SLOT3)
14
interne luidspreker (SPKR)
15
seriële/PS/2-aansluiting
(PS2/SER2)
16
ventilatoraansluiting (FAN_CPU)
17
aansluiting diskettestation
(FLOPPY)



Gelijkstroomaansluiting P1




Pin-nummer

Signaalnaam

Draadkleur

Draadformaat
1
3,3 V
Oranje
20 AWG
2
3,3 V
Oranje
20 AWG
3
RTN
Zwart
20 AWG
4
5 V
Rood
20 AWG
5
RTN
Zwart
20 AWG
6
5 V
Rood
20 AWG
7
RTN
Zwart
20 AWG
8
POK
Grijs
22 AWG
9
5 V AUX
Paars
20 AWG
10
+12 V
Geel
20 AWG
11
+12 V
Geel
20 AWG
12
3,3 V
Oranje
20 AWG
13
3,3 V
Oranje
20 AWG
14
-12 V
Blauw
22 AWG
15
RTN
Zwart
20 AWG
16
PS_ON
Groen
22 AWG
17
RTN
Zwart
20 AWG
18
RTN
Zwart
20 AWG
19
RTN
Zwart
20 AWG
20
OPEN


21
5 V
Rood
20 AWG
22
5 V
Rood
20 AWG
23
5 V
Rood
20 AWG
24
RTN
Zwart
20 AWG
Gelijkstroomaansluiting P2



Gelijkstroomstroomaansluitingen P3, P5, P8 en P9


Gelijkstroomstroomaansluiting P7


Geheugen
U kunt de geheugencapaciteit van uw computer vergroten door geheugenmodules op het moederbord aan te sluiten. Uw computer biedt ondersteuning voor
DDR2-geheugens. Zie voor informatie over het type geheugenmodules dat door uw computer wordt ondersteund het gedeelte "Geheugen" van de
specificaties voor uw computer:
l Mini tower-computer — Specificaties mini tower-computer
l Desktopcomputer — Specificaties voor de desktopcomputer

Pin-nummer

Signaalnaam

18-AWG-kabel
1
GND
Zwart
2
GND
Zwart
3
+12 VADC
Geel
4
+12 VADC
Geel

Pin-nummer

Signaalnaam

18-AWG-kabel
1
+3,3 VDC
Oranje
2
GND
Zwart
3
+5 VDC
Rood
4
GND
Zwart
5
+12 VBDC
Wit

Pin-nummer

Signaalnaam

22-AWG-kabel
1
+5 VDC
Rood
2
GND
Zwart
3
GND
Zwart
4
+12 VADC
Geel

Installatierichtlijnen
l AlsuslechtséénDIMM-geheugenmodule installeert, moet u deze op de aansluiting DIMM_1 installeren.
l Voordebesteprestatiemoetengeheugenmoduleswordengeïnstalleerdinparen van overeenkomstige geheugencapaciteit, snelheid en technologie. Als
degeheugenmodulesnietinovereenkomstigeparenwordengeïnstalleerd,zaldecomputerblijvenwerken,maarzalersprakezijnvaneeniets
mindere prestatie (zie het label op de module om de capaciteit van de module vast te stellen). Als u een gemengd paar installeert, bijvoorbeeld een
DDR2 667-MHz-geheugenmodule en een DDR2 800-MHz-geheugenmodule, zullen beide modules op de laagste van de twee snelheden werken.

Geheugen installeren


1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Druk op de bevestigingsklemmen aan weerszijden van de aansluiting voor de geheugenmodule.



4. Lijn de inkeping aan de onderkant van de module uit met de horizontale streep in de aansluiting.

5. Druk de module in de aansluiting totdat deze vastklikt.
Als u de module op juiste wijze aanbrengt, zullen de bevestigingsklemmen vastklikken in de uitsparingen aan elk uiteinde van de module.

6. Breng de computerkap opnieuw aan.

7. Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.

KENNISGEVING: Installeer geen ECC- of gebufferde geheugenmodules Uw computer ondersteunt alleen ongebufferde, niet-ECC-geheugens.
OPMERKING: Het geheugen dat u bij Dell hebt aangeschaft, valt onder de garantievoorwaarden voor uw computer
LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.
1
uitsparingen (2)
2
geheugenmodule
3
inkeping
4
bevestigingsklem (2)
5
horizontale streep



8. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Deze computer en klik op Eigenschappen.

9. Klik op het tabblad Algemeen.

10. Omtecontrolerenofhetgeheugenopjuistewijzeisgeïnstalleerdmoetudehoeveelheidbeschikbaargeheugen(RAM)raadplegen.

Geheugen verwijderen


1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Druk de bevestigingsklemmen aan beide uiteinden van de geheugenmoduleaansluiting naar buiten.

4. Pak de module aan het uiteinde vast en til deze omhoog.

5. Breng de computerkap opnieuw aan.
Kaarten

UwDell™-computer biedt de volgende sleuven voor PCI- en PCI Express-kaarten:
l EénPCIExpressx16-kaartsleuf (SLOT1)
l Twee PCI-kaartsleuven (SLOT2, SLOT3)
Zie Onderdelen van het moederbord voor de locatie van kaartsleuven.

PCI- en PCI Express-kaarten
Uw computer biedt ondersteuning voor twee PCI-kaartenenéénPCIExpressx16-kaart.
Als uw computer niet van een kaartventilator is voorzien en u een grafische kaart installeert die 75 W of meer verbruikt, moet u contact met Dell opnemen
voor de aanschaf van een kaartventilator.
l Volg tijdens het installeren of vervangen van een kaart de procedures die in het volgende gedeelte zijn beschreven.
l Als u een kaart verwijdert en niet vervangt: zie Een PCI- of PCI Express x16-kaart verwijderen.
l Alsueenkaartvervangt,moetuhethuidigestuurprogrammavoordekaartdeïnstalleren.

PCI- en PCI Express x16-kaarten installeren

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.
LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.


3. Druk op het ontgrendelingslipje aan de binnenzijde van het kaartvergrendelingsmechanisme om het mechanisme open te klappen. Het
vergrendelingsmechanisme zal geopend blijven.

4. Open vanaf de bovenkant het kaartvergrendelingsmechanisme waarmee de kaart wordt vastgehouden:
a. Plaats uw duim op de bovenkant van het kaartvergrendelingsmechanisme en pak de onderzijde van het vergrendelingsmechanisme met uw
vingers beet.
b. Druk met uw vrije hand zachtjes de zijkanten van het kaartvergrendelingsmechanisme in om de kaart los te maken uit de vergrendelingssleuven
die de kaart vasthouden.
c. Draai het kaartvergrendelingsmechanisme naar buiten om deze los te maken uit de twee lipsleuven.

5. Als u een kaart vervangt die reeds op de computer is aangesloten, moet u de kaart verwijderen.
Koppel indien nodig alle kabels los die op de kaart zijn aangesloten.
l Voor PCI-kaarten: pak de kaart vast bij de bovenste hoeken en trek hem voorzichtig uit de aansluiting.
l Voor PCI Express x16-kaarten: trek aan het bevestigingslipje, pak de kaart bij de bovenste hoeken vast en trek de kaart voorzichtig uit de
aansluiting.

6. Maak de kaart gereed voor installatie.
Zie de documentatie die met de kaart is meegeleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of andere aanpassingen
voor uw computer.


7. Plaats de kaart in de aansluiting en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.

1
uitlijningsgeleider
2
kaart
3
kaartrandaansluiting
4
kaartaansluiting
5
ontgrendelingslipje
6
kaartvergrendelingsmechanisme
OPMERKING: De positie van de kaart die in de afbeelding wordt weergegeven is alleen ter indicatie bedoeld en kan per computer verschillen.


8. Als u de PCI Express-kaartopdex16kaartaansluitinginstalleert,moetudekaartopzodanigewijzeplaatsendatdebevestigingssleufopéénlijnstaat
met het bevestigingslipje.

9. Plaats de kaart in de aansluiting en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.

10. Draai de kaartvergrendelingsmechanisme en zet deze vast.

11. Sluit alle relevante kabels op de kaart aan.
Raadpleeg de documentatie die met de kaart werd meegeleverd voor informatie over de kabelverbindingen voor de kaart.

12. Breng de computerkap opnieuw aan.

13. Sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet ze vervolgens aan.

14. Alsueengeluidskaarthebtgeïnstalleerd:
a. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen), ga naar Onboard Devices (Ingebouwde apparaten), selecteer
Integrated Audio (Ingebouwde audio) en selecteer vervolgens de instelling Off (Uit).
b. Sluit externe audio-apparatuur aan op de aansluitingen van de geluidskaart. Sluit geen externe audioapparatuur op de microfoon-,
luidspreker/koptelefoon-aansluiting of line-in-aansluitingen op het achterpaneel aan (zie Aansluitingen op het achterpaneel).

15. Alsueenaanvullendenetwerkadapterhebtgeïnstalleerdendeingebouwdenetwerkadapterwiltdeactiveren:
a. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen), ga naar Onboard Devices (Ingebouwde apparaten), selecteer
Integrated NIC (Ingebouwde NIC) en wijzig de instelling in Off (Uit).
b. Sluit de netwerkkabel aan op een van de aansluitingen van de add-in- netwerkmodule. Sluit de netwerkkabel niet aan op de ingebouwde
aansluiting op het achterpaneel (zie Aansluitingen op het achterpaneel).
1
kaartvollediggeïnstalleerd
2
kaartnietvollediggeïnstalleerd
3
beugel buiten de sleuf
4
beugel binnen sleuf
1
PCI Express x16-kaart
2
Bevestigingslipje PCI Express x16-kaart
3
PCI Express x16-kaartsleuf



16. Installeer alle stuurprogramma's die voor de kaart benodigd zijn, zoals beschreven in de documentatie voor de kaart

Een PCI- of PCI Express x16-kaart verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder de schroef waarmee de kaartbeugel is vastgezet.

4. Til de kaartbeugel omhoog en leg deze op een veilige locatie opzij.

5. Als u een kaart vervangt die reeds op de computer is aangesloten, moet u de kaart verwijderen.
Koppel indien nodig alle kabels los die op de kaart zijn aangesloten.
l Voor PCI-kaarten: pak de kaart vast bij de bovenste hoeken en trek hem voorzichtig uit de aansluiting.
l Voor PCI Express x16-kaarten: trek aan het bevestigingslipje, pak de kaart bij de bovenste hoeken vast en trek de kaart voorzichtig uit de
aansluiting.

6. Als u de kaart permanent verwijdert, moet u een vulbeugel in de lege kaartsleufopening installeren.

7. Breng de kaartbeugel opnieuw aan. Zorg er daarbij voor dat:
l Deklemopéénlijnstaatmetdeinkeping.
l Debovenzijdenvanallekaartenenvulbeugelszichopéénlijnbevindenmetdeuitlijningsstreep.
l De inkeping bovenin de kaart of vulbeugel om de uitlijningsgeleider past.

8. Bevestig de kaartbeugel opnieuw door de borgschroef opnieuw aan te brengen en vast te draaien.

9. Breng de computerkap opnieuw aan.

10. Sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet ze opnieuw aan.

11. Verwijder het stuurprogramma van de kaart.

12. Als u een geluidskaart hebt verwijderd:
a. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen), ga naar Onboard Devices (Ingebouwde apparaten), selecteer
Integrated Audio (Ingebouwde audio) en wijzig de instelling in On (Aan).
b. Sluit externe audioapparatuur aan op de audio-aansluitingen op het achterpaneel van de computer (zie Aansluitingen op het achterpaneel).

13. Als u een add-in-netwerkaansluiting hebt verwijderd:
a. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen), ga naar Onboard Devices (Ingebouwde apparaten), selecteer
Integrated NIC (Ingebouwde NIC) en wijzig de instelling in On (Aan).
b. Sluit de netwerkkabel aan op de ingebouwde aansluiting op het achterpaneel van de computer (zie Aansluitingen op het achterpaneel).
Montagekader



Het montagekader verwijderen
OPMERKING: ErmoetenvulbeugelsopeenlegekaartsleufopeningenwordengeïnstalleerdomaandeFCC-certificatierichtlijnen voor uw
computer te voldoen. Daarnaast zorgen de vulbeugels ervoor dat er geen stof en vuil in uw computer terechtkomen.
LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).


3. Druk het klemontgrendelingslipje naar beneden om de klemmen van het montagekader op het voorpaneel los te maken.

4. Draai het montagekader en trek het weg van de voorzijde van de computer om de klemmen voor het montagekader uit de montagekaderklemsleuf los
te maken.

5. Bewaar het montagekader op een veilige locatie.

Het montagekader opnieuw aanbrengen

1. Installeerdemontagekaderklemmenopéénlijnindeklemsleuven.

2. Draai het montagekader in de richting van de computer totdat deze op het voorpaneel op zijn plaats vastklikt.
Stations
Uw computer biedt ondersteuning voor een combinatie van de volgende apparaten:
l MaximaaltweeseriëleATA-schijven
l Een optioneel diskettestation
l Maximaal twee optische stations

1
klemmen montagekader (3)
2
klemontgrendelingslipje
3
montagekader



Aanbevolen stationskabelverbindingen
l SluitseriëleATA-schrijven aan op de aansluitingen op het moederbord die zijn aangeduid met "SATA0" of "SATA1".
l SluitseriëleATA-cd- of dvd-stations aan op de aansluitingen op het moederbord die zijn aangeduid met "SATA2 " of "SATA3".

Stationskabels aansluiten
Als u een station installeert, sluit u twee kabels aan—een stroomkabel en een gegevenskabel—op de achterzijde van het station.



Aansluitingen stationsinterface
De stationskabelaansluitingen zijn voorzien van pinnen voor een juiste aansluiting. Lijn de sleutel van de kabelstekker op juiste wijze uit met de kabel en de
schijf alvorens deze aan te sluiten.
1
compartimenten voor optische stations (2)
2
diskettestation (optioneel)
3
compartimenten voor vaste schijven (2)


1
stroomkabel
2
gegevenskabel
1
interfacekabel
2
interface-aansluiting

Stationskabels aansluiten en verwijderen
WanneerueenseriëleATA-gegevens aansluit of verwijdert, moet u de kabel met behulp van het treklipje verwijderen.
DeaansluitingenvoordeseriëleATA-interface zijn voorzien van pinnen voor een juiste aansluiting. Een inkeping of een ontbrekende pin op een aansluiting
komt dus overeen met een lipje of een pin op de andere aansluiting.

Vaste schijven


Raadpleeg de documentatie voor de schijf om te controleren of deze voor uw computer is geconfigureerd.

Een vaste schijf verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder de stekker van de stroom- en gegevenskabels uit de schijf.

4. Verwijder de gegevenskabel uit het moederbord.



5. Verwijder de vier schroeven waarmee de vaste schijf is bevestigd.

6. Schuif de vaste schijf uit de voorzijde van de computer weg.

7. Als de schijfconfiguratie door het verwijderen van de schijf wordt gewijzigd, moet u ervoor zorgen dat deze wijzigingen in het systeemsetupprogramma
worden doorgevoerd. Als u de computer opnieuw opstart, opent u systeemsetupprogramma (zie Systeemsetupprogramma). Ga naar het gedeelte
1
gegevenskabel vaste
schijf
2
gegevensaansluiting vaste schijf op het
moederbord
3
stroomkabel


"Drives" (Schijven) van het systeemsetupprogramma en stel de juiste configuratie in voor Drive 0 through 3 (Schijf 0 t/m 3).

8. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

9. Sluit de stekker van de computer en apparaten aan op het stopcontact en zet ze aan.

Een vaste schijf installeren

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Raadpleeg de documentatie voor de schijf om te controleren of deze voor uw computer is geconfigureerd.



4. Als er geen plastic schijfbeugel aan de vervangende vaste schijf is bevestigd, moet u de beugel van de bestaande schijf verwijderen door deze los te
trekken.
Zet de nieuwe schijf met de beugel vast.

5. Schuif de vaste schijf voorzichtig in het schijfcompartiment totdat deze vastklikt.
1
vaste schijf
2
vaste-schijfbeugel

6. Sluit de stroomkabel en gegevenskabel aan op de vaste schijf


7. Sluit de gegevenskabel op het moederbord aan.

8. Controleer of alle kabels op juiste wijze zijn aangesloten en goed vastzitten.

9. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

10. Sluit de stekker van de computer aan op het stopcontact aan en zet de computer aan.

11. Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van het station.

12. Controleer het systeemsetupprogramma voor wijzigingen van de schijfconfiguratie (zie Het systeemsetupprogramma openen).

Een tweede vaste schijf installeren
1
gegevenskabel vaste
schijf
2
gegevensaansluiting op moederbord voor
vaste schijf
3
stroomkabel





1. Raadpleeg de documentatie voor de schijf om te controleren of deze voor uw computer is geconfigureerd.

2. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

3. Verwijder de plastic beugel aan de binnenzijde van de vaste schijf door de ontgrendellipjes in te drukken en de beugel zacht uit het compartiment
omhoog te tillen.

4. Druk de zijkanten van de schijfbeugel voorzichtig uit elkaar en schuif de vaste schijf in de beugel totdat de schijf op zijn plaats vastklikt.



5. Verplaats de eerste vaste schijf van het bovenste naar het onderste schijfcompartiment:
a. Verwijder de stekkers van de stroom- en gegevenskabels uit de achterzijde van de eerste vaste schijf.
b. Druk de blauwe ontgrendellipjes aan weerskanten van de schijf in en schuif de eerste vaste schijf uit het bovenste schijfcompartiment.
c. Schuif de eerste vaste schijf voorzichtig in het onderste schijfcompartiment totdat deze vastklikt.

6. Schuif de nieuwe vaste schijf voorzichtig in het bovenste schijfcompartiment totdat deze vastklikt.

7. Sluit een stroomkabel op elke schijf aan.

LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.

8. Sluit de SATA-gegevenskabel die u tijdens stap5 verwijderde aan op de eerste vaste schijf.

9. Zoek naar een ongebruikte SATA-aansluiting op het moederbord en sluit een schijfkabel op deze aansluiting en op de tweede schijf aan.

10. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

11. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet de computer aan.

12. Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van het station.

13. Controleer het systeemsetupprogramma of de schijfconfiguratie is gewijzigd (zie Het systeemsetupprogramma openen).

Inzetstukken van het stationspaneel

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder het stationspaneel door het stationsvergrendelingsmechanisme naar beneden te schuiven. Hierdoor wordt het paneel geopend. Verwijder
vervolgens het stationspaneel van de scharnieren.
1
gegevenskabel vaste
schijf
2
gegevensaansluiting vaste schijf op
moederbord (SATA0 of SATA1)
3
stroomkabel


1
stationspaneel
2
ontgrendelingslipje

3. Zoek voor het schijfcompartiment naar het inzetstuk voor het stationspaneel dat u wilt gebruiken.

4. Druk het ontgrendelingslipje van het inzetstuk zachtjes in om deze van het stationspaneel te verwijderen.


5. Breng het stationspaneel opnieuw op de voorzijde van de computer aan.
Het stationspaneel zal alleen passen als deze op juiste wijze is geplaatst.

Diskettestation



Een diskettestation verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder het montagekader (zie Het montagekader verwijderen).

4. Verwijder de stroom- en gegevenskabels uit de achterzijde van het diskettestation.

5. Verwijder de gegevenskabel uit het moederbord.

6. Schijf het stationsvergrendelingsmechanisme naar beneden en hou deze op zijn plaats. Schuif het diskettestation uit de computer zonder het
3
inzetstuk voor het stationspaneel


1
inzetstuk paneel van optisch
station
2
inzetstuk paneel van
diskettestation
3
houder voor cilinderschroeven


LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.
OPMERKING: Zie Een diskettestation installeren voor het toevoegen van een diskettestation.
mechanisme daarbij los te laten.


7. Zie Een diskettestation installerenalsuhetdiskettestationvervangt.Zoniet,danmoetuhetstationspaneelvervangendoordescharnierenopéénlijn
te brengen en het paneel omhoog te draaien totdat deze op zijn plaats vastklikt.

8. Breng het montagekader opnieuw aan (zie Het montagekader opnieuw aanbrengen).

9. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

10. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet ze aan.

11. Controleer het systeemsetupprogramma of de juiste wijzigingen voor de optie Diskette drive (Diskettestation) zijn ingevoerd (zie Het
systeemsetupprogramma openen).

Een diskettestation installeren

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder het montagekader (zie Het montagekader verwijderen).

4. Als u een diskettestation vervangt, moet u de cilinderschroeven uit het bestaande station verwijderen en de schroeven aan het vervangend station
bevestigen.

5. Als u een nieuw diskettestation installeert:
a. Verwijder het inzetstuk voor het paneel van het nieuwe station (zie Inzetstukken van het stationspaneel).
b. Verwijder de cilinderschroeven uit de binnenzijde van het inzetstuk voor het stationspaneel.
c. Breng de schroeven op het nieuwe station aan.

6. Lijn de cilinderschroeven op het diskettestation uit met de sleuven van de cilinderschroeven en schuif het station zachtjes in het compartiment totdat
1
diskettestation
2
schrijfontgrendelingsmechanisme
het vastklikt.


7. Sluit de stroom- en gegevenskabel op het diskettestation aan.

8. Sluit het andere uiteinde van de gegevenskabel aan op de aansluiting op het moederbord die is aangeduid met "FLOPPY" (zie Onderdelen van het
moederbord) en geleid de kabel door de klem op de kap.

9. Breng het montagekader opnieuw aan (zie Het montagekader opnieuw aanbrengen).

10. Controleer alle kabelverbindingen en haal alle kabels uit de weg om te voorkomen dat de luchtstroom tussen de ventilator en ventilatieopeningen
geblokkeerd raakt.

11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

12. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet de computer en apparaten aan.

13. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen) en selecteer de gewenste optie voor Diskette Drive (Diskettestation).

14. Controleer of uw computer op juiste wijze functioneert door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
1
diskettestation
2
cilinderschroeven (4)
3
sleuven cilinderschroeven (2)


1
stroomkabel
2
kabel diskettestation
3
aansluiting diskettestation (FLOPPY)



Optisch station



Een optisch station verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder het montagekader (zie Het montagekader verwijderen).

4. Verwijder de stekker van de gegevenskabel voor het optisch station uit de aansluiting op het moederbord.

5. Schuif het stationsvergrendelingsmechanisme naar beneden en houd het in deze positie. Schuif zonder het vergrendelingsmechanisme los te laten het
optisch station uit de computer.


6. Als u het optisch station vervangt: zie Een optisch station installeren.

7. Breng het montagekader opnieuw aan (zie Het montagekader opnieuw aanbrengen).

8. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

9. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet ze aan.

10. Configureer de stations in het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).

Een optisch station installeren

1. Haal het station uit de verpakking en maak deze gereed voor installatie.
Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd om na te gaan of het station voor gebruik in uw computer is geconfigureerd.

2. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.
1
mediacompartiment
2
schrijfontgrendelingsmechanisme

3. Als u een optisch station vervangt, moet u de cilinderschroeven uit het bestaande station verwijderen en vervolgens de schroeven in het vervangende
station aanbrengen.

4. Als u een nieuw optisch station installeert:
a. Verwijder de cilinderschroeven aan de binnenzijde van het inzetstuk voor het stationspaneel.
b. Breng de schroeven in het nieuwe station aan.

5. Lijn de cilinderschroeven op het optisch station uit met de sleuven voor de cilinderschroeven, en schuif het station in het compartiment totdat het
station vastklikt.

6. Sluit de stroomkabel en gegevenskabel aan op de vaste schijf.

7. Sluit de gegevenskabel aan op de aansluiting op het moederbord.

1
mediacompartiment
2
cilinderschroeven (3)
3
sleuven cilinderschroeven (2)




8. Controleer alle kabelverbindingen en haal alle kabels uit de weg om te voorkomen dat de luchtstroom tussen de ventilator en ventilatieopeningen
geblokkeerd raakt.

9. Brenghetstationspaneelopnieuwaandoordescharnierenopéénlijntebrengenenhetpaneelomhoogtedraaientotdathetvastklikt.

10. Breng het montagekader opnieuw aan (zie Het montagekader opnieuw aanbrengen).

11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

12. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet ze aan.
Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van het station.

13. Open het systeemsetupprogramma (zie Systeemsetupprogramma) en selecteer de juiste optie onder Drive (Station).

14. Controleer of uw computer op juiste wijze functioneert door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Batterij

De batterij vervangen

Een knoopcelbatterij bewaart de computerconfiguratie, datum en tijdoptie in. De levensduur van de batterij bedraagt een aantal jaar. Als u de datum- en
tijdsgegevens meerdere malen opnieuw moet instellen nadat u de computer hebt aangezet, is het tijd om de batterij te vervangen.

De batterij vervangt u als volgt:

1. Sla alle vensters in het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma), zodat u de juiste instellingen kunt herstellen tijdens stap 9.

2. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

3. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

4. Zoek naar het batterijcompartiment (zie Onderdelen van het moederbord).

5. Druk voorzichtig de batterijontgrendelingshefboom weg van de batterij zodat de batterij omhoog springt.

6. Plaats de nieuwe batterij in het compartiment met de zijde die is aangeduid is met "+" naar boven, en druk de batterij op zijn plek.

1
stroomkabel
2
gegevenskabel optisch station
3
aansluiting optisch station




7. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

8. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet ze aan.

9. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen) en herstel de instellingen die u opsloeg tijdens stap 1. Ga vervolgens
naar het gedeelte Onderhoud en wis de melding van een bijna lege batterij uit het Gebeurtenislogboek, evenals alle andere foutmeldingen die
betrekking hebben op het vervangen van de batterij.

10. Dank de oude batterij op milieuvriendelijke wijze af.
Raadpleeg de Productinformatiegids voor informatie over het wegwerpen van batterijen.
Stroomvoorziening


De stroomvoorziening vervangen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder de gelijkstroomstroomkabels uit het moederbord en de stations.
Noteer de manier waarop de gelijkstroomkabels onder de lipjes in het computerchassis zijn geplaatst alvorens deze uit moederbord en de stations te
verwijderen. U moet deze kabels weer op juiste wijze aanbrengen om te voorkomen dat ze worden beschadigd of verstrengeld raken.

4. Verwijder de kabel van de vaste schijf, de gegevenskabel van het cd- of dvd- station, de lintkabel van het voorpaneel en alle andere kabels van de
bevestigingsklem aan de kant van de stroomvoorziening.

5. Verwijder de vier schroeven waarmee de stroomvoorziening is bevestigd aan de achterzijde van het computerchassis.

1
systeembatterij
2
positieve zijde van de batterij-aansluiting
3
lipje batterijcompartiment
4
batterijcompartiment


6. Schuif de stroomvoorziening naar de voorzijde van de computer en til deze uit de computer.

7.
Schuif de vervangende stroomvoorziening naar de achterzijde van de computer.
1
ontgrendelknop
2
voeding
3
schroeven (4)
4
voltagekeuzeschakelaar (rood)
5
stroomaansluiting


7. Schuif de vervangende stroomvoorziening naar de achterzijde van de computer.

8. Breng alle schroeven waarmee de stroomvoorziening aan de achterzijde van het computerchassis wordt vastgehouden, opnieuw aan en zet ze vast.


9. Sluit de gelijkstroomkabels opnieuw aan op het moederbord en de stations.

10. Bevestig de kabel van de vaste schijf, de gegevenskabel van het cd- of dvd- station en de lintkabel van het voorpaneel aan de bevestigingsklem aan de
zijkant van de stroomvoorziening.

11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

12. Controleer met behulp van de rode voltagekeuzeschakelaar aan de achterzijde van het chassis of het juiste spanningsniveau (115 V of 230 V) voor de
stroomvoorziening is geselecteerd.

13. Sluit de stekker van uw computer en apparaten op een stopcontact aan en zet ze aan.

14. Controleer of de computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Luidsprekers

Een luidspreker installeren

OPMERKING: Controleer alle kabelverbindingen op juiste wijze zijn aangesloten en goed vastzitten.

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de kap van de computer (zie De computerkap verwijderen).

3. Breng de luidspreker in het chassis van de computer aan.


4. Sluit de kabels op het moederbord aan.

5. Breng de computerkap opnieuw aan.

6. Zet de computer aan.

Een luidspreker verwijderen


1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de kap van uw computer (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder de kabels uit het moederbord.

4. Verwijder de luidspreker uit het computerchassis.


5. Breng de computerkap opnieuw aan.

6. Zet de computer aan.
Processor


De processor en warmteafleiding verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder en verplaats voorzichtig kabels die over de warmteafleiding zijn geleid.

4. Draai de klemhefboom 180 graden tegen de klok in om de klemgreep los te maken uit de uitstekende beugel.

5. Maak de klemgreep van de uitstekende beugel aan de tegenoverliggende zijde los.


6. Draai de warmteafleiding voorzichtig omhoog en verwijder deze uit de computer. Leg de warmteafleiding met de bovenzijde naar beneden, zodat de
kant van het thermisch vet naar boven wijst.



7. Trek de ontgrendelingshefboom recht omhoog totdat de processor vrijkomt.



8. Verwijder de processor uit het contact.
Laat de ontgrendelingshefboom uitgeklapt in de vrijstand staan zodat het contact gereed is voor de nieuwe processor.

De processor en warmteafleiding installeren
1
warmteafleiding
2
behuizingen borgschroeven (2)
1
vergrendelingsmechanisme in het midden van de
kap
2
afdekking
processor
3
processor
4
contact
5
ontgrendelingshefboom


KENNISGEVING: Aard uzelf door een ongeverfd metalen oppervlak aan de achterkant van de computer aan te raken.

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Haal de nieuwe processor uit de verpakking, en let erop dat u geen van de pinnen van de processor wordt verbogen.

3. Als de ontgrendelingshefboom op het contact niet volledig is uitgeklapt, moet u deze in de uitgeklapte (vrij)stand brengen.

4. Lijn de pin-1-hoeken van de processor uit met het contact.



5. Plaats de processor voorzichtig in het contact en zorg ervoor dat de processor op juiste wijze is aangebracht.

6. Druk de processor zachtjes naar beneden en draai de ontgrendelingshefboom terug naar het moederbord totdat de processor vastklikt.

7. Verwijder het thermisch vet aan de onderzijde van de warmteafleiding.

8. Breng de nieuwe laag thermisch vet aan de bovenkant van de processor aan.

9. Installeer de warmteafleiding:
a. Plaats de warmteafleiding en ventilator terug op de beugel van de warmteafleiding.
b. Zorg ervoor dat de twee klemgrepen zijn uitgelijnd met de twee uitstekende beugels.
c. Houd de warmteafleiding op zijn plaats en draai de klemhefboom 180 graden met de klok mee om de warmteafleiding en ventilator vast te
zetten.
1
afdekking processor
2
lipje
3
processor
4
processorcontact
5
vergrendelingsmechanisme in het
midden van de kap
6
ontgrendelingshefboom
7
geleidende inkeping voorzijde
8
contact en pin-1-aansluiting van
de processor
9
geleidende inkeping achterzijde


KENNISGEVING: Brengeennieuwelaagthermischvetaan.Ditiseenessentiëlevereistevooreenoptimalewerkingvandeprocessor.



10. Sluit alle kabels aan die u hebt verwijderd tijdens het verwijderen van de warmteafleiding.

11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

12. Sluitdestekkervandecomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.

13. Controleer of uw computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
I/O-paneel




Het I/O-paneel verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder het montagekader (zie Het montagekader verwijderen).
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat de warmteafleiding op juiste wijze is aangebracht en stevig vastzit.
1
warmteafleiding
2
beugel warmteafleiding
3
behuizing borgschroef (2)


OPMERKING: Noteer de manier waarop alle kabels zijn geplaatst, zodat u deze op juiste wijze terug kunt plaatsen wanneer u het nieuwe I/O-paneel
installeert.

4. Verwijder de stekkers van alle kabels die op het I/O-paneel van het moederbord zijn aangesloten.

5. Verwijder de schroef waarmee het I/O-paneel is bevestigd.

6. Schuif het I/O-paneel naar beneden om de klem van het I/O-paneel los te maken uit de klemsleuf van het I/O-paneel.

7. Verwijder het I/O-paneel voorzichtig van de computer.



Het I/O-paneel installeren

1. Plaats het I/O-paneel in de sleuf.

2. Lijn de I/O-paneelklem uit met de klemsleuf voor het I/O-paneel en schuif deze in de sleuf.

3. Breng de schroef waarmee het I/O-paneel wordt bevestigd opnieuw aan en zet deze vast.

4. Sluit de kabels opnieuw op het moederbord aan.

5. Breng het montagekader opnieuw aan (zie Het montagekader opnieuw aanbrengen).

6. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

7. Sluitdestekkervanuwcomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.

8. Controleer of de computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Moederbord

1
borgschroef
2
I/O-paneel
3
I/O-kabelaansluiting


Het moederbord verwijderen



1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder alle add-in-kaarten van het moederbord (zie Kaarten).

4. Verwijder de processor en de warmteafleiding (zie Luidsprekers).

5. Verwijder de geheugenmodule(s) (zie Geheugen verwijderen) en noteer welke geheugenmodule uit elke geheugenaansluiting is verwijderd, zodat de
geheugenmodulesindezelfdelocatiekunnenwordengeïnstalleerdnadathetmoederbordisvervangen.

6. Verwijder alle kabels uit het moederbord. Noteer de plaatsing van alle kabels terwijl u deze verwijdert, zodat u deze op juiste wijze terug kunt plaatsen
nadatuhetnieuwemoederbordhebtgeïnstalleerd.

7. Verwijder de resterende zeven schroeven van het moederbord. (Vier andere schroeven werden reeds verwijderd met de warmteafleiding.)

8. Schuif het moederbord naar de voorzijde van de computer en til het moederbord vervolgens omhoog uit de computer.

Schroeven voor het moederbord



9. Leg het moederbord dat u zojuist hebt verwijderd naast het vervangende moederbord om te controleren of ze identiek zijn.

Het moederbord installeren

1. Breng het moederbord zachtjes in het chassis aan en schuif het naar de achterzijde van de computer.

2. Gebruik de zeven schroeven om het moederbord aan het chassis te bevestigen.

1
moederbord
2
schroeven (7)

3. Breng de kabels die u van het moederbord hebt verwijderd, opnieuw aan.

4. Vervang de processor en warmteafleiding (zie De processor en warmteafleiding installeren).

5. Breng de geheugenmodules opnieuw aan in de geheugenaansluitingen op dezelfde locaties waar u deze hebt verwijderd (zie Geheugen installeren).

6. Sluit alle add-in-kaarten opnieuw op het moederbord aan.

7. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

8. Sluitdestekkervandecomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.

9. Controleer of de computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
De computerkap opnieuw aanbrengen


1. Controleer of alle kabels zijn aangesloten en haal eventuele kabels uit de weg.

2. Zorg ervoor dat er geen gereedschappen of onderdelen in de computer achterblijven.

3. Breng de computerkap opnieuw aan:
a. Lijn de onderzijde van de kap uit met de scharnieren die zich langs de rand van de onderzijde van de computer bevinden.
b. Draai de kap omlaag om deze te sluiten. Gebruik daarbij de scharnierpunten als hefboom.
c. Druk de kap op zijn plaats door het kapontgrendelingsmechanisme naar u toe te trekken en de hefboom los te laten wanneer de kap op juiste
wijzeisgeïnstalleerd.
d. Zorg ervoor dat de computerkap op juiste wijze is bevestigd alvorens u de computer verplaatst.

4. Zet de computer weer rechtop.

5. Sluitdestekkervandecomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.
Terug naar inhoudsopgave

KENNISGEVING: Zorg ervoor dat de warmteafleiding op juiste wijze is aangebracht en stevig vastzit.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen van de computer nergens worden geblokkeerd.
Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Specificaties mini tower-computer
Specificaties mini tower-computer




OPMERKING: De specificaties kunnen per regio verschillen. Klik voor meer informatie over het raadplegen van uw computerconfiguratie op Start® Help
en ondersteuning en selecteer de optie om informatie over uw computer weer te geven.

Processor
Processortype
Intel®Core™2Duo
Intel®Pentium®Dual Core
Intel®Celeron®
Intern cachegeheugen
Tot 6 MB
Busfrequentie voorzijde
800 MHz en 1066 MHz

Systeeminformatie
Chipset
Intel®G31 Express-chipset met ICH7R
Gegevensbusbreedte
64 bits
Adresbusbreedte
36 bits
DMA-kanalen
acht
Interrupt-niveaus
24
BIOS-chip (NVRAM)
8MB
NIC
Geïntegreerdenetwerkinterfacemetondersteuning
voor ASF 1.03 en 2.0 support zoals gedefinieerd door
DMTF
10/100/1000-communicatievermogen

Geheugen
Type
667 of 800 MHz DDR2 SDRAM
Geheugenaansluitingen
2
Ondersteunde geheugenmodules
512 MB, 1 GB of 2 GB niet-ECC
Minimaal geheugen
Dual channel: 1 GB
Single channel: 512 MB

OPMERKING: 512 MB is de minimale configuratie.
Maximaal geheugen
4GB

OPMERKING: Wanneer u 4 GB aan geheugen
gebruikt, kan het zijn dat Microsoft
®
Windows
®
-
besturingssystemen minder systeemgeheugen
vermelden dan fysiek in de DIMM-sleuven is
geïnstalleerd.
BIOS-adres
F0000h

Poortenenaansluitingen
Externe aansluitingen:
Serieel
9-pins aansluiting; 16550C-compatibel
Parallel
25-pins aansluiting (bidirectioneel)
Video
15-pins VGA-aansluiting
Netwerkadapter
RJ45-aansluiting
OptionelePS/2metsecundaireseriële
poortadapter
Twee 6-pins mini-DIN's
USB
Twee USB 2.0–aansluitingen op het voorpaneel, en
zes op het achterpaneel
Audio
Twee aansluitingen voor line-in/microfoon en line-out;
twee aansluitingen op het voorpaneel voor
koptelefoons en een microfoon
Aansluitingen op het moederbord:
SATA
Vier 7-pins aansluitingen
Diskettestation
34-pins aansluiting
Ventilator
5-pins aansluiting
PCI 2.3
Twee120-pins aansluitingen
PCI Express
Eén164-pins (x16) aansluiting
Voorpaneel
40-pins aansluiting

Stroom
Gelijkstroomtoevoer:

OPMERKING: Het stroomverbruik van een
wisselstroombron kan nul zijn wanneer de verbinding
van de computer met die stroomvoorziening wordt
verbroken. De computer zal echter een kleine
hoeveelheid stroom van de interne knoopcelbatterij
betrekken, zelfs wanneer de computer geen stoom
van de wisselstroombron betrekt.
Wattverbruik
305 W
Warmteafgifte
1041 BTU/u

OPMERKING: De warmteafgifte wordt berekend op
basis van het stroomvoorzieningsniveau.
Spanning
Handmatige selectie stroomvoorzieningen—90 tot
135Vbij60Hz;180tot265Vbij50Hz
Reservebatterij
3-V CR2032 lithium knoopcel

Bedieningsopties en lampjes
Aan/uit-schakelaar
Drukknop
Aan/uit-lampje
Groen lampje — groen knipperend duidt op een
slaapmodus; aanhoudend groen geeft aan dat de
computer is ingeschakeld.
Oranje lampje — een knipperend oranje lampje duidt
opeenprobleemmeteengeïnstalleerdapparaat;
een aanhoudend oranje lampje duidt op een
probleem met de interne stroomvoorziening (zie
Problemen met de stroomvoorziening.)
lampje van de harde schijf
Groen
Verbindingslampje (voorzijde chassis)
Een aanhoudend groen lampje duidt een
netwerkverbinding aan
Verbindingsintegriteitslampje (op ingebouwde
netwerkadapter
l Groen lampje = 10 Mbps
l Oranje lampje = 100 Mbps
l Geel lampje = 1000 Mbps (1 Gbs)
Netwerkactiviteitslampje (op de ingebouwde
netwerkadapter)
Knipperend geel lampje
Controlelampjes
Vier lampjes op het voorpaneel (zie Controlelampjes.)
Stand-bylampje
AUX_PWR op het moederbord

Uitbreidingsbus
Bustype
PCI 2.3
PCI Express 1.0A
SATA 1.0A en 2.0
USB 2.0





Bussnelheid
PCI: 133 MB/s
PCI Express x16: 8 GB/s bidirectionele snelheid
SATA: 1,5 Gbps en 3,0 Gbps
USB: 480 Mbps
Kaarten:
Ondersteuning voor kaarten met volledige hoogte
PCI:

aansluitingen
Twee
aansluitingsgrootte
Twee 120-pins aansluitingen
gegevensbreedte aansluiting
(maximum)
32 bits
PCI Express:

aansluitingen
Eénx16-aansluiting
stroom
maximaal 25 W (x16)
aansluitingsgrootte
164 pins (x16)
gegevensbreedte aansluiting (maximum)
16 PCI Express-banen (x16)

Communicatie
Netwerkadapter
10/100/1000 Ethernet LAN op moederbord

Stations
Extern toegankelijk
l Eén3,5inchstation
l Twee compartimenten voor 5,25 inch-stations
Beschikbare apparaten
l Vaste schijf, dvd+/-rw-station, dvd-rom, cd-rw-
station, diskettestation
Intern toegankelijk
l Twee compartimenten voor een 1 inch hoge
vaste schijf

Video(Videocontroller)
Type
l IntelG31(geïntegreerdinmoederbord)
l De PCI Express x16-sleuf biedt ondersteuning
voor een grafische PCI Express-kaart of een
grafische DVI-kaart (ter ondersteuning van
twee monitors)

Audio
Type
ADI 1984 High Definition Audio

Fysiek
Hoogte
41,4 cm
Breedte
18,5 cm
Diepte
43,9 cm
Gewicht
12,34 kg

Omgevingsparameters
Temperatuur:
Terug naar inhoudsopgave

Bedrijfstemperatuur
10°tot35°C(50°tot95°F)
Opslagtemperatuur
–40°tot65°C(–40°tot149°F)
Relatieve vochtigheidsgraad
20% tot 80% (niet-condenserend)
Schoktolerantie
Bedrijfstemperatuur
5 tot 350 Hz bij 0,0002 G2/Hz
Opslagtemperatuur
5 tot 500 Hz bij 0,001 to 0,01 G2/Hz
Maximumimpact:
Bedrijfstemperatuur
40 G +/- 5% met een pulsduur van 2 msec +/- 10%
(vergelijkbaar met 51 cm/sec)
Opslagtemperatuur
105 G +/- 5% met een pulsduur van 2 msec +/- 10%
(vergelijkbaar met 127 cm/sec)
Hoogte:
Bedrijfstemperatuur
–15,2 tot 3.048 m
Opslagtemperatuur
–15,2 tot 10.668 m
Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Over RAID-configuraties
Over RAID-configuraties
Dit gedeelte geeft een overzicht van de RAID-configuratie waarvoor u mogelijk hebt gekozen toen u uw Dell-computer bestelde. Van alle RAID-configuraties
die binnen de computerbranche voor uiteenlopende doeleinden worden gebruikt, heeft Dell besloten om uw computer uit te rusten met RAID niveau 1. Een
RAID niveau 1-configuratie wordt aanbevolen voor gebruikers die prijs stellen op een hoge mate van gegevensintegriteit.
De Intel RAID-controller binnen uw computer is alleen in staat om een RAID-niveautussentweefysiekeschijventecreëren.Deschijvenmoetendezelfde
capaciteit hebben om te garanderen dat de grotere schijf geen ontoegewezen (en dientengevolge onbruikbare) ruimte bevat.

Controleren of de RAID-configuratie werkt
Uw computer geeft tijdens het opstarten, nog voordat het besturingssysteem wordt geladen, informatie over de RAID-configuratie van uw computer weer. Als
er geen RAID-configuratie is ingestgeld, zal de melding none defined worden weergegeven onder RAID Volumes, gevolgd door een lijst van fysieke schijven
diebinnenuwcomputerzijngeïnstalleerd.AlsereenRAID-volumeisgeïdentificeerd,kuntuinhetveldStatus de huidige status van uw RAID-configuratie
aflezen. Het veld Status bevat informatie met betrekking tot de volgende condities:
l Normal — Uw RAID-configuratie werkt naar behoren.
l Degraded — Een van de vaste schijven werkt niet. De computer kan nog steeds worden opgestart, maar de RAID-configuratie werkt niet. Er worden
dus geen gegevens naar de andere schijf gekopieerd.
l Rebuild — De computer heeft gedetecteerd dat een tweede vaste schijf moet worden vervangen of aangesloten. De computer zal automatisch de
RAID-configuratie herstellen wanneer het besturingssysteem de volgende keer wordt geladen.

RAID niveau 1-configuratie
RAID niveau 1 maakt gebruik van een techniek voor gegevensredundantie genaamd mirroring om de gegevensintegriteit te verbeteren. Wanneer gegevens
naar de primaire vaste schijf worden geschreven, worden deze tegelijkertijd gedupliceerd (gespiegeld) op de tweede vaste schijf binnen de configuratie. Een
RAID niveau 1-configuratie ruilt de uiterst snelle toegang tot gegevens in voor de voordelen op het gebied van gegevensredundantie.

Als er een storing op de vaste schijf optreedt, zullen de daaropvolgende lees- en schrijfbewerkingen naar de werkende schijf worden overgedragen.
Vervolgens kan een vervangende schijf worden ingericht met de gegevens van de werkende schijf. Omdat er gegevens naar beide schijven worden
geschreven, zullen bijvoorbeeld twee RAID niveau 1-schijven van 120 GB samen een maximum van 120 GB hebben om gegevens op te slaan.

RAID-problemen oplossen
U kunt een van twee methoden gebruiken om problemen met RAID vaste schijf-volumes op te lossen. Een methode maakt gebruik van de Intel RAID Option
ROM utility, die kan worden uitgevoerd zonder dat er een besturingssysteem op de vaste schijf aanwezig is. De tweede methode maakt gebruik van de Intel
Matrix Storage Manager, of Intel Matrix Storage Console, en wordt uitgevoerd nadat het besturingssysteem en de Intel Matrix Storage Console zijn
geïnstalleerd.VoorbeidemethodemoetvoordatubegintopuwcomputerdeRAID-modus zijn geactiveerd (zie Uw computer instellen op de RAID-modus).

De computer herstellen na een fout op meerdere vaste schijven met behulp van de Intel®
OPMERKING: Als u uw Dell-computer met RAID hebt aangeschaft, zal uw computer zijn uitgerust met twee vaste schijven van dezelfde capaciteit.
OPMERKING: Binnen een RAID niveau 1-configuratie komt de capaciteit van de configuratie overeen met de capaciteit van de kleinste schijf binnen de
configuratie.
RAID Option ROM Utility
Hoewel vaste schijven van elk formaat kunnen worden gecombineerd om een RAID-configuratietecreëren,moetendeschijvenidealiterhetzelfdeformaat
hebben wanneer u de Intel RAID Option ROM utility gebruikt. Binnen een RAID niveau 1-configuratie zal het formaat van de configuratie overeenkomen met de
kleinste van de twee schijven.

1. Stel op uw computer de RAID-modus in (zie Uw computer instellen op de RAID-modus).

2. Druk op <Ctrl><i> wanneer u wordt gevraagd om de Intel RAID Option ROM utility te openen.

3. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om de optie Create RAID Volume te markeren, en druk op <Enter>.

4. Geef een naam voor het RAID-volume op of accepteer de standaardnaam, en druk op <Enter>.

5. Selecteer RAID1 (Mirror) en druk op <Enter>.

6. Selecteer de gewenste capaciteit voor het volume en druk op <Enter>. De standaardwaarde is de maximaal beschikbare capaciteit.

7. Drukop<Enter>omhetvolumetecreëren.

8. Druk op <y> om te bevestigen dat u het RAID-volumewiltcreëren.

9. Controleer of de juiste volumeconfiguratie in het hoofdmenu van de Intel RAID Option ROM utility wordt weergegeven.

10. Gebruik de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om de optie Exit te selecteren en druk op <Enter>.

11. Installeer het besturingssysteem met behulp van de meegeleverde cd (zie Het besturingssysteem herstellen).

DecomputerherstellennaeenfoutopéénvasteschijfmetbehulpvandeIntelMatrix
Storage Manager

1. Klik op de knop Start en selecteer Programma's® Intel(R) Matrix Storage Manager® Intel Matrix Storage Console om de Intel Storage Utility te
starten.

2. Klik op de knop Restore RAID 1 data protection (RAID 1- gegevensbeveiliging herstellen).

3. Klik op de knop Rebuild RAID volume now (RAID-volume nu opnieuw opbouwen).

4. Klik op de knop Yes (Ja) om het RAID-volume op de vaste schijf op te bouwen.

Uw computer instellen op de RAID-modus

1. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).

2. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om de optie Drives (Schijven) te markeren, en druk op <Enter>.

3. Druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om de optie SATA Operation (SATA-functionaliteit) te markeren, en druk op <Enter>.

4. Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-rechtstoets om de optie RAID On (RAID aan) te markeren, druk op <Enter> en druk vervolgens op <Esc>.

5. Druk op de pijl-naar-linkstoets en pijl-naar-rechtstoets om de optie Save/Exit (Opslaan/afsluiten) te markeren en druk op <Enter> om het
systeemsetupprogramma te verlaten en verder te gaan met het opstartproces.
OPMERKING: Met de volgende stappen zult u geen gegevens kunnen herstellen die zijn verloren gegaan als gevolg van een storing op de vaste schijf.
Deze procedure kan alleen worden uitgevoerd nadat de vaste schijven waarop een storing is opgetreden, zijn vervangen (zie het gedeelte Schijven
voor uw computer).
OPMERKING: De volgende stappen kunnen alleen worden uitgevoerd nadat de vaste schijf waarop een fout is opgetreden is vervangen (zie het
gedeelte Schijven voor uw computer).
OPMERKING: U kunt uw computer blijven gebruiken terwijl deze bezig is het met opnieuw bouwen van het RAID niveau 1-volume.
OPMERKING: Zie voor meer informatie over RAID-opties Opties van het systeemsetupprogramma.
Terug naar inhoudsopgave

Terug naar inhoudsopgave
 Aanzichten desktopcomputer
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Aanzicht voorzijde
Aanzicht achterzijde
Aansluitingen op het achterpaneel
Aanzicht voorzijde


1
USB 2.0-aansluitingen
(2)
Gebruik de USB-aansluitingen voor apparaten die u zo nu en
dan aansluit, zoals joysticks en camera's, of voor opstartbare
USB-apparaten (zie Opties van het systeemsetupprogramma
voor meer informatie over het opstarten vanaf een USB-
apparaat). Het verdient de aanbeveling om de USB-
aansluitingen aan de achterzijde te gebruiken voor apparaten
die aangesloten blijven, zoals printers en toetsenborden.
2
activiteitslampje vaste
schijf
Het activiteitslampje voor de vaste schijf zal gaan branden
wanneer de computer gegevens van de vaste schijf leest of
naar de vaste schijf schrijft. Het lampje kan ook gaan branden
als een apparaat zoals een optisch station actief is.
3
aan/uit-knop, aan/uit-
lampje
Druk op de aan/uit-knop om de computer aan te zetten. Het
lampjeinhetmiddenvandezeknopgeeftdestroomstatus
aan.

KENNISGEVING: Om gegevensverlies te voorkomen moet u
de aan/uit-knop niet gebruiken om de computer uit te zetten.
U moet de computer daarentegen uitschakelen via het
besturingssysteem.
4
Dell-logo
Dit logo kan in de stand van de computer worden gedraaid.
Om het logo te roteren moet u uw vingers om de rand van het
logo plaatsen, stevig drukken en het logo verdraaien. U kunt
het logo ook draaien met behulp van de inkeping onderaan
het logo.
5
stroomlampje
Het stroomlampje licht op en knippert of blijft branden om
verschillende werkstanden aan te geven:
l Geen lichtje — De computer staat uit.
l Aanhoudend groen — De computer bevindt zich in een
normale werkstand.
l Groen knipperend — De computer bevindt zich in een
energiebesparende modus.
l Aanhoudend oranje of oranje knipperend — Zie
Problemen met de stroomvoorziening.
Om een energiebesparende modus te verlaten drukt u op de
aan/uit-knop of gebruikt u het toetsenbord of de muis als
deze zijn ingesteld als wekapparaten in Windows
Hardwarebeheer. Raadpleeg voor meer informatie over
slaapmodi en het verlaten van een energiebesparende modus
Energiebeheer.
Raadpleeg Controlelampjes voor een beschrijving van
lichtcodes op basis waarvan u computerproblemen kunt
oplossen.
6
controlelampjes
Met behulp van deze lampjes kunt u een computerprobleem
oplossen op basis van de diagnostische code. Raadpleeg
Controlelampjes voor meer informatie.
7
LAN-indicatielampje
Dit lampje geeft aan dat er een LAN (Local Area Network)-
verbinding is gemaakt.
Aanzicht achterzijde



Aansluitingen op het achterpaneel

8
koptelefoon- en
microfoonaansluitingen
U kunt de microfoonaansluiting gebruiken om een pc-
microfoon aan te sluiten. Op computers met een geluidskaart
moet u de aansluiting op de kaart gebruiken.
Gebruik de koptelefoonaansluiting om koptelefoons en de
meeste typen luidsprekers aan te sluiten.
9
diskettestation
Het diskettestation is optioneel.
10
mediacompartiment
Gebruik het optisch station om cd's of dvd's af te spelen.
11
servicelabel
Met behulp van de informatie op het servicelabel kunt u uw
computer identificeren wanneer u de Dell Support-website
bezoekt of met de technische ondersteuning belt.
1
kaartsleuven
ToegangsaansluitingenvoorgeïnstalleerdePCI- en PCI
Express-kaarten.
2
aansluitingen op het
achterpaneel
Hierop kunt u USB-, audio- en andere apparaten aansluiten
(zie Aansluitingen op het achterpaneel Raadpleeg voor meer
informatie).
3
stroomaansluiting
Hierop sluit u de stroomkabel aan.
4
voltagekeuzeschakelaar
Hiermee selecteert u het stroomniveau.
5
hangslotbeugels
Hangslotbeugels kunnen worden bevestigd aan in de winkel
verkrijgbare antidiefstalvoorzieningen. Met behulp van de
hangslotbeugels kunt u de computerkap met een hangslot aan
het computerchassis bevestigen, zodat onbevoegde personen
geen toegang tot de binnenkant van uw computer kunnen
krijgen. Om de hangslotbeugels te gebruiken, moet u een in de
winkel verkrijgbaar hangslot door de beugels aanbrengen en
vervolgens het hangslot vergrendelen.
6
kapontgrendelings-
mechanisme
Gebruik dit ontgrendelingsmechanisme om de computerkap te
openen.
1
parallelle aansluiting
Sluit parallelle apparaten zoals een printer aan op de parallelle
aansluiting. Als u over een USB-printer beschikt, moet u deze
aansluiten op een USB-aansluiting.

OPMERKING: Degeïntegreerdeparallelleaansluitingwordt
automatischgedeactiveerdalsdecomputereengeïnstalleerde
Terug naar inhoudsopgave

kaart detecteert die een parallelle aansluiting bevat die op
hetzelfde adres is geconfigureerd. Raadpleeg Opties van het
systeemsetupprogramma voor meer informatie.
2
lampje
verbindingsintegriteit
l Groen — Er is een succesvolle verbinding tussen een
10Mbps-netwerk en de computer.
l Oranje — Er is een succesvolle verbinding tussen een
100Mbps-netwerk en de computer.
l Geel — Er is een succesvolle verbinding tussen een
1Gbps(1000Mbps)-netwerk en de computer.
l Uit — De computer detecteert geen fysieke verbinding
met het netwerk.
3
aansluiting voor
netwerkadapters
Om de computer aan te sluiten op een netwerk of
breedbandapparaat moet u een uiteinde van de netwerkkabel
aansluiten op een netwerkcontact of een netwerk- of
breedbandapparaat. Sluit het andere gedeelte van de
netwerkkabel aan op de netwerkadapteraansluiting op het
achterpaneel van de computer. Een klikgeluid geeft aan dat de
netwerkkabel goed vastzit.

OPMERKING: Sluit geen telefoonkabel aan op de
netwerkaansluiting.
Bij computers met een netwerkadapterkaart moet u de
aansluiting op de kaart gebruiken.
U wordt aangeraden om Category 5-bedrading en -
aansluitingen voor uw netwerk te gebruiken. Als u toch
gebruikmaakt van Category 3-bedrading, moet u de
netwerksnelheid naar 10 Mbps forceren om een betrouwbare
werking te garanderen.
4
netwerkactiviteitslampje
Dit licht knippert geel als de computer netwerkgegevens
uitzendt of ontvangt. Als gevolg van een hoog netwerkvolume
kan het lijken of dit lampje aanhoudend brandt.
5
line-out-aansluiting
Gebruik de groene line-out-aansluiting om koptelefoons en de
meestetypeluidsprekersmetgeïntegreerdeversterkersaan
te sluiten.
Op computers met een geluidskaart moet u de aansluiting op
de kaart gebruiken.
6
microfoon-/line-in-
aansluiting
Gebruik de blauwe line-in-aansluiting om een opname-
/afspeelapparaat zoals een cassettespeler, cd-speler of
videorecorder te sluiten.
Gebruik de roze microfoonaansluiting om een pc-microfoon aan
te sluiten.
Op computers met een geluidskaart moet u de aansluiting op
de kaart gebruiken.
7
USB 2.0-aansluitingen
(6)
Gebruik de USB-aansluitingen aan de achterzijde voor
apparaten die normaliter aangesloten blijven, zoals printers en
toetsenborden.
U wordt aangeraden om de USB-aansluitingen aan de
voorzijde van de computer te gebruiken voor apparaten die u
zo nu en dan aansluit, zoals joysticks of camera's.
8
VGA-videoaansluiting
Sluit de VGA-kabel van de monitor aan op de VGA-aansluiting
op de computer.
Als uw computer met een grafische kaart is uitgerust, moet u
de aansluiting op de kaart gebruiken.
9
seriëleaansluiting
Sluit een serieel apparaat zoals een handheld apparaat op de
seriëlepoortaan.DestandaardtoewijzingisCOM1voorseriële
aansluiting 1.
Raadpleeg Opties van het systeemsetupprogramma voor meer
informatie.
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Opmerkingen, kennisgevingen en waarschuwingen

Afkortingen en acroniemen
Zie voor een volledig overzicht van afkortingen en acroniemen Verklarende woordenlijst.
AlsueenDell™computeruitden-serie hebt aangeschaft, zijn de verwijzingen naar de Microsoft
®
Windows
®
-besturingssystemen niet van toepassing.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
©2007DellInc.Allerechtenvoorbehouden.
Verveelvoudiging van dit materiaal, op welke wijze dan ook, is alleen toegestaan na uitdrukkelijke, schriftelijke toestemming van Dell Inc.
Merken in dit document: Dell, het DELL-logo, OptiPlex, Inspiron, TravelLite, Dell OpenManage en Strike Zone zijn merken van Dell Inc.; Intel, Pentium, SpeedStep en Celeron zijn
gedeponeerde merken van Intel Corporation; Microsoft, Windows Vista en Windows zijn merken of gedeponeerde merken van Microsoft Corporation; Computrace en Absolute zijn
gedeponeerde merken van Absolute Software Corporation; BluetoothiseenmerkdatheteigendomisvanBluetoothSIG,Inc.doorDellInc.opbasisvaneenlicentiewordt
gebruikt. ENERGY STAR is een gedeponeerd merk van het U.S. Environmental Protection Agency. In haar hoedanigheid als ENERGY STAR-partner heeft Dell Inc. vastgesteld dat dit
product voldoet aan de ENERGY STAR-richtlijnenvooreenefficiëntstroomverbruik.
Andere merken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden met betrekking tot de merken en namen of ter
aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere merken of handelsnamen dan haar eigen merken en
handelsnamen.
Model DCSM en DCNE
September2007P/NRW281 Rev.A00
desktopcomputer

Terug naar inhoudsopgave
Over uw computer
Informatie zoeken
Aanzichten desktopcomputer
Binnenaanzicht van de computer
Specificaties voor de desktopcomputer
Onderdelen van het moederbord
Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting
De computer instellen
Geavanceerde functies
Uw computer beveiligen
Systeemsetupprogramma
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Problemen oplossen
Software opnieuw installeren
Help opvragen
Bijlage
Verklarende woordenlijst
Onderdelen vervangen en verwijderen
Onderdelen toevoegen en vervangen
De computerkap verwijderen
Geheugen
Kaarten
Stations
Batterij
Stroomvoorziening
Luidsprekers
Processor
I/O-paneel
Moederbord
De computerkap opnieuw aanbrengen
OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer.
LET OP: Een WAARSCHUWING duidt het risico aan van schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden.
Terug naar inhoudsopgave
 Onderdelen van de desktopcomputer
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
De computerkap verwijderen
Binnenaanzicht van de computer
Onderdelen van het moederbord
Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting
Geheugen
Kaarten
Stations
Batterij
Stroomvoorziening
Luidsprekers
Processor
I/O-paneel
Moederbord
De computerkap opnieuw aanbrengen
De computerkap verwijderen




1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Als u een hangslot hebt aangebracht op de hangslotbeugel op het achterpaneel, moet u het hangslot verwijderen.

3. Schuif het kapontgrendelingsmechanisme naar achteren terwijl u de kap optilt.


OPMERKING: Zorg ervoor dat er voldoende ruimte aanwezig is om de verwijderde kap te ondersteunen.

4. Draai de kap omhoog terwijl u de scharnieren als steunpunten gebruikt.

5. Verwijder de computerkap van de scharnieren en plaats deze op een zacht, niet-schurend oppervlak.
Binnenaanzicht van de computer



Onderdelen van het moederbord

1
sleuf voor beveiligingskabel
2
kapontgrendelingsmechanisme
3
hangslotbeugel


KENNISGEVING: Let er bij het openen van de computerkap op dat u niet per ongeluk kabels uit het moederbord lostrekt.
1
stationhouder (cd-/dvd-station, diskettestation en
vaste schijf)
2
voeding
3
moederbord
4
kaartsleuven
5
warmteafleiding
6
I/O-
voorpaneel

Pin-toewijzingen stroomvoorziening wisselstroomaansluiting

1
aansluiting voor interne
luidspreker (INT_SPKR)
2
processoraansluiting (CPU)
3
stroomaansluiting processor
(12VPOWER)
4
geheugenmoduleaansluitingen
(DIMM_1, DIMM_2)
5
aansluitingen voor SATA-
stations (SATA0, SATA1)
6
aansluiting op het voorpaneel
(FRONTPANEEL)
7
stroomaansluiting (POWER)
8
aansluitingen voor SATA-stations
(SATA2, SATA3)
9
RTC reset jumperswitch
(RTCRST)
10
wachtwoord-jumperswitch (PSWD)
11
batterijcontact (BATTERY)
12
aansluiting voor PCI Express x16-
kaart (SLOT1)
13
aansluitingen PCI-kaart
(SLOT2 en SLOT3)
14
interne luidspreker (SPKR)
15
seriële/PS/2-aansluiting
(PS2/SER2)
16
ventilatoraansluiting (FAN_CPU)
17
aansluiting diskettestation
(FLOPPY)



Gelijkstroomaansluiting P1



Gelijkstroomaansluiting P2


Pin-nummer

Signaalnaam

Draadkleur

Kabelformaat
1
3,3 V
Oranje
20 AWG
2
3,3 V
Oranje
20 AWG
3
RTN
Zwart
20 AWG
4
5 V
Rood
20 AWG
5
RTN
Zwart
20 AWG
6
5 V
Rood
20 AWG
7
RTN
Zwart
20 AWG
8
POK
Grijs
22 AWG
9
5 V AUX
Paars
20 AWG
10
+12 V
Geel
20 AWG
11
+12 V
Geel
20 AWG
12
3,3 V
Oranje
20 AWG
13
3,3 V
Oranje
20 AWG
14
-12 V
Blauw
22 AWG
15
RTN
Zwart
20 AWG
16
PS_ON
Groen
22 AWG
17
RTN
Zwart
20 AWG
18
RTN
Zwart
20 AWG
19
RTN
Zwart
20 AWG
20
OPEN


21
5 V
Rood
20 AWG
22
5 V
Rood
20 AWG
23
5 V
Rood
20 AWG
24
RTN
Zwart
20 AWG



Gelijkstroomaansluiting P4



Gelijkstroomaansluitingen P5 en P6

Geheugen
U kunt de geheugencapaciteit van uw computer vergroten door geheugenmodules op het moederbord aan te sluiten. Uw computer biedt ondersteuning voor
DDR2-geheugens. Zie voor informatie over het type geheugenmodules dat door uw computer wordt ondersteund het gedeelte "Geheugen" van de
specificaties voor uw computer:
l Mini tower-computer — Specificaties mini tower-computer
l Desktopcomputer — Specificaties voor de desktopcomputer

Pin-nummer

Signaalnaam

18-AWG-kabel
1
GND
Zwart
2
GND
Zwart
3
+12 VADC
Geel
4
+12 VADC
Geel

Pin-nummer

Signaalnaam

22-AWG-kabel
1
+5 VADC
Rood
2
GND
Zwart
3
GND
Zwart
4
+12 VADC
Geel

Pin-nummer

Signaalnaam

18-AWG-kabel
1
+3,3 VDC
Oranje
2
GND
Zwart
3
+5 VDC
Rood
4
GND
Zwart
5
+12 VBDC
Wit

Installatierichtlijnen
l AlsuslechtséénDIMM-geheugenmodule installeert, moet u deze op de aansluiting DIMM_1 installeren.
l Voordebesteprestatiemoetengeheugenmoduleswordengeïnstalleerdin paren van overeenkomstige geheugencapaciteit, snelheid en technologie. Als
degeheugenmodulesnietinovereenkomstigeparenwordengeïnstalleerd,zaldecomputerblijvenwerken,maarzalersprakezijnvaneeniets
mindere prestatie (zie het label op de module om de capaciteit van de module vast te stellen). Als u een gemengd paar installeert, bijvoorbeeld een
DDR2 667-MHz-geheugenmodule en een DDR2 800-MHz-geheugenmodule, zullen beide modules op de laagste van de twee snelheden werken.

Geheugen installeren


1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Druk op de bevestigingsklemmen aan weerszijden van de aansluiting voor de geheugenmodule.



4. Lijn de inkeping aan de onderkant van de module uit met de horizontale streep in de aansluiting.

5. Druk de module in de aansluiting totdat deze vastklikt.
Als u de module op juiste wijze aanbrengt, zullen de bevestigingsklemmen vastklikken in de uitsparingen aan elk uiteinde van de module.

6. Breng het optisch station opnieuw aan, indien van toepassing (zie Optisch station).

7. Breng de computerkap opnieuw aan.
KENNISGEVING: Voordat u geheugen verwijdert, kan het nodig zijn om het optisch station te verwijderen. Zie Optisch station.
1
uitsparingen (2)
2
geheugenmodule
3
inkeping
4
bevestigingsklem (2)
5
horizontale streep



8. Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.

9. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Deze computer en klik op Eigenschappen.

10. Klik op het tabblad Algemeen.

11. Omtecontrolerenofhetgeheugenopjuistewijzeisgeïnstalleerdmoetudehoeveelheidbeschikbaargeheugen(RAM)raadplegen.

Geheugen verwijderen


1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Druk de bevestigingsklemmen aan beide uiteinden van de geheugenmodule naar buiten.

4. Pak de module aan het uiteinde vast en til de module omhoog.

5. Installeer het optisch station opnieuw, indien van toepassing (zie Optisch station).

6. Breng de computerkap opnieuw aan.
Kaarten

UwDell™-computer biedt ondersteuning voor de volgende PCI- en PCI Express-kaartsleuven:
l EénPCIExpressx16-kaartsleuf (SLOT1)
l Twee PCI-kaartsleuven (SLOT2, SLOT3)
Zie Onderdelen van het moederbord voor de locatie van kaartsleuven.

PCI- en PCI Express-kaarten
Uw computer biedt ondersteuning voor twee PCI-kaartenenéénPCIExpressx16-kaart.
Als uw computer niet van een kaartventilator is voorzien en u een grafische kaart installeert die 75 W of meer verbruikt, moet u contact met Dell opnemen
voor de aanschaf van een kaartventilator.
l Volg tijdens het installeren of vervangen van een kaart de procedures die in het volgende gedeelte zijn beschreven.
l Als u een kaart verwijdert en niet vervangt, zie Een PCI- of PCI Express x16-kaart verwijderen.
l Alsueenkaartvervangt,moetuhethuidigestuurprogrammavoordekaartdeïnstalleren.

PCI- en PCI Express x16-kaarten installerens

KENNISGEVING: Voordat u geheugen verwijdert, kan het nodig zijn om het optisch station te verwijderen. Zie Optisch station.
1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Draai het ontgrendelingslipje op het kaartvergrendelingsmechanisme totdat het mechanisme openklapt.

4. Als u een nieuwe kaart installeert, verwijdert u eerst de vulbeugel om voor een kaartsleufopening te zorgen.

5. Als u een kaart vervangt die reeds op de computer is aangesloten, moet u de kaart verwijderen. Verwijder indien nodig alle kabels die op de kaart zijn
aangesloten.

6. Maak de kaart gereed voor installatie.




7. Plaats de kaart in de aansluiting en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.



8. Als u de PCI Express-kaartopdex16kaartaansluitinginstalleert,moetudekaartopzodanigewijzeplaatsendatdebevestigingssleufopéénlijnstaat
met het bevestigingslipje.

1
ontgrendelingslipje
2
kaart
3
pinnen aan zijkant kaart
4
kaartaansluiting
OPMERKING: Raadpleeg de documentatie die met de kaart werd geleverd voor informatie over het configureren van de kaart, het maken van interne
verbindingen of het aanpassen van de kaart op uw computer.
1
kaartvollediggeïnstalleerd
2
kaartnietvollediggeïnstalleerd
3
beugel binnen sleuf
4
beugel buiten de sleuf

9. Plaats de kaart in de aansluiting en druk deze stevig aan. Zorg ervoor dat de kaart volledig in de sleuf is aangebracht.



10. Draai de kaartvergrendelingsmechanisme en zet deze vast.

11. Sluit alle kabels aan die op de kaart zouden moeten zijn aangesloten.
Raadpleeg de documentatie die met de kaart werd meegeleverd voor informatie over de kabelverbindingen voor de kaart.

12. Breng de computerkap opnieuw aan.

13. Sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet ze vervolgens aan.

14. Alsueengeluidskaarthebtgeïnstalleerd:
a. Het systeemsetupprogramma openen Open het systeemsetupprogramma (zie), ga naar Onboard Devices (Ingebouwde apparaten), selecteer
Integrated Audio (Ingebouwde audio) en selecteer vervolgens de instelling Off (Uit).
b. Sluit externe audio-apparatuur aan op de aansluitingen van de geluidskaart. Sluit geen externe audio-apparaten aan op de
microfoonaansluiting, luidspreker-/koptelefoonaansluiting of line-in- aansluitingen op het achterpaneel (zie I/O-paneel).

15. Als u een add-in-netwerkadapterhebtgeïnstalleerdendeingebouwdenetwerkadapterwiltdeactiveren:
a. Open het systeemsetupprogramma (zie Systeemsetupprogramma), ga naar Onboard Devices (Ingebouwde apparaten), selecteer Integrated
NIC (Ingebouwde NIC) en wijzig de instelling in Off (Uit).
b. Sluit de netwerkkabel aan op de add-in-aansluitingen van de netwerkadapter. Sluit de netwerkkabel niet aan op de ingebouwde aansluiting op
het achterpaneel (zie I/O-paneel).

16. Installeer alle stuurprogramma's die voor de kaart benodigd zijn, zoals beschreven in de documentatie voor de kaart

Een PCI- of PCI Express x16-kaart verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Druk zachtjes op het ontgrendelingslipje op het kaartvergrendelingsmechanisme om deze naar buiten te klappen.

4. Als u een kaart vervangt die reeds op de computer is aangesloten, moet u de kaart verwijderen.
Koppel indien nodig alle kabels los die op de kaart zijn aangesloten.
l Voor PCI-kaarten: pak de kaart vast bij de bovenste hoeken en trek hem voorzichtig uit de aansluiting.
l Voor PCI Express x16-kaarten: trek aan het bevestigingslipje, pak de kaart bij de bovenste hoeken vast en trek de kaart voorzichtig uit de
aansluiting.
1
PCI Express x16-kaart
2
bevestigingslipje voor PCI Express x16-
kaart
3
PCI Express x16-
kaartsleuf




5. Als u de kaart permanent verwijdert, moet u een vulbeugel in de lege kaartsleufopening installeren.

6. Klik het kaartvergrendelingsmechanisme vast op zijn plaats.

7. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

8. Sluit de stekker van de computer en apparaten opnieuw op het stopcontact aan en zet ze opnieuw aan.

9. Deïnstalleerhetstuurprogrammavandekaart.Raadpleegdedocumentatiediemetdekaartwerdmeegeleverdvoorderelevanteinstructies.

10. Als u een geluidskaart hebt verwijderd:
a. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen), ga naar Onboard Devices (Ingebouwde apparaten), selecteer
Integrated Audio (Ingebouwde audio) en wijzig de instelling in On (Aan).
b. Sluit externe audioapparatuur aan op de audio-aansluitingen op het achterpaneel van de computer.

11. Als u een netwerkadapterkaart hebt verwijderd:
a. Open het systeemsetupprogramma, selecteer Audiocontroller en wijzig de instelling in On (Aan) (zie Het systeemsetupprogramma openen).
b. Sluit de netwerkkabel aan op de ingebouwde netwerkaansluiting op het achterpaneel van de computer.
Stations
Uw computer biedt ondersteuning voor een combinatie van de volgende apparaten:
l EénvasteSATA(seriëleATA)-schijf
l Een optioneel diskettestation
l Een optioneel optisch station

1
ontgrendelingslipje
2
kaartvergrendelingsmechanisme
3
kaart
4
pinnen aan zijkant kaart
5
kaartaansluiting


OPMERKING: Het installeren van vulbeugels op een lege kaartsleufopeningen is nodig om te voldoen aan de FCC-certificatierichtlijnen voor uw
computer. Daarnaast zorgen de vulbeugels ervoor dat er geen stof en vuil in uw computer terechtkomen.

Aanbevolen stationskabelaansluitingen
l SluitdevasteseriëleATA-schijf aan op een van de aansluitingen op het moederbord die zijn aangeduid met "SATA0".
l SluithetseriëleATAcd- of dvd-station aan op een van de aansluitingen die zijn aangeduid met "SATA1 ".

Stationskabels aansluiten
Als u een station installeert, sluit u twee kabels aan—een stroomkabel en een gegevenskabel—op de achterzijde van het station.


Aansluitingen stationsinterface
De stationskabelaansluitingen zijn voorzien van pinnen voor een juiste aansluiting. Lijn de sleutel van de kabelstekker en het station uit voordat u deze
aansluit.


Stationskabels aansluiten en verwijderen
1
mediacompartiment
2
vaste schijf
3
diskettestation


1
stroomkabel
2
aansluiting stroomvoorziening
1
interfacekabel
2
interface-aansluiting
WanneerueenseriëleATA-gegevenskabel aansluit of verwijdert, moet u de kabel met behulp van het treklipje verwijderen.
DeaansluitingenvoordeseriëleATA-inferface zijn voorzien van pennen voor de juiste aansluiting, dat wil zeggen dat een inkeping of een ontbrekend pin
overeenkomt met een lipje of een pin op de stekker.
Als u een SATA-gegevenskabel aansluit of verwijdert, moet u de kabel vasthouden aan de zwarte stekker aan beide uiteinden.

Vaste schijfs


Raadpleeg de documentatie voor de schijf om te controleren of deze voor uw computer is geconfigureerd.

Een vaste schijf verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder het optisch station uit het compartiment en leg het voorzichtig opzij (zie Optisch station).

4. Verwijder het diskettestation uit het compartiment en leg het voorzichtig opzij (zie Diskettestation).

5. Druk de twee plastic bevestigingsklemmen aan weerszijden van de vaste schijf in en schuif de schijf naar de achterzijde van de computer.

6. Til de vaste schijf uit de computer en verwijder de stekkers van de stroomkabel en gegevenskabels uit de schijf.

7. Als het verwijderen van deze schijf gevolgen heeft voor de schijfconfiguratie, moet u ervoor zorgen dat deze wijzigingen in het
systeemsetupprogramma worden doorgevoerd. Open tijdens het opstarten van de computer het systeemsetupprogramma (zie Het
systeemsetupprogramma openen), ga naar het gedeelte "Drives" (Schijven) van het systeemsetupprogramma en voer onder Drive 0 through 3 (Schijf
0 t/m 3) de juiste schuifinstellingen in.

8. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

9. Sluit de stekker van de computer en apparaten aan op het stopcontact en zet ze aan.
OPMERKING: Omdat het voor de volgende stappen niet nodig is om het cd/dvd-station en het diskettestation volledig te verwijderen, is het evenmin
nodig om de kabels te verwijderen die de de twee schijven verbinden.
KENNISGEVING: Trek het station niet aan haar kabels uit de computer. Dit kan schade aan de kabels en aan de kabelaansluitingen veroorzaken.

10. Sluit de stekker van de computer en apparaten aan op het stopcontact en zet ze aan.

Een vaste schijf installeren|

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Raadpleeg de documentatie voor de schijf om te controleren of deze voor uw computer is geconfigureerd.

4. Als de vervangende vaste schijf niet voorzien is van de plastic vaste schijfbeugel, moet u de beugel van de bestaande schijf verwijderen door de twee
ontgrendellipjes te gebruiken en de beugel vervolgens van de schijf te trekken.



5. Bevestig de beugel aan de nieuwe schijf door deze op de schijf vast te klikken.
1
bevestigingsklemmen (2)
2
vaste schijf
1
vaste schijf
2
ontgrendellipjes (2)
3
plastic beugel vaste schijf


1
bevestigingslipjes (2)
2
vaste schijf
3
ontgrendellipjes (2)
4
plastic beugel vaste schijf

6. Sluit de stroomkabel en gegevenskabel aan op de vaste schijf.

7. Zoek naar de juiste sleuf voor het station en schuif het station in het compartiment totdat deze vastklikt.

8. Installeer het diskettestation en het optisch station opnieuw.

9. Sluit de gegevenskabel op het moederbord aan.

10. Controleer of alle kabels op juiste wijze zijn aangesloten en goed vastzitten.

11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

12. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet ze aan.

13. Partitioneer en formatteer het station alvorens met de volgende stap verder te gaan.

14. Controleer in het systeemsetupprogramma de gewijzigde schijfconfiguratie (zie Het systeemsetupprogramma openen).

15. Test de vaste schijf door Dell Diagnostics uit te voeren. (zie Dell Diagnostics).

16. Installeer het besturingssysteem op de vaste schijf. Raadpleeg voor instructies de documentatie voor het besturingssysteem.

Diskettestation



Een diskettestation verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

1
vaste schijf
2
sleufverificatienummer
OPMERKING: Zie voor het toevoegen van een diskettestation Een diskettestation installeren.

3. Verwijder het optisch station en leg het voorzichtig opzij (zie Optisch station).

4. Trek het stationsvergrendelingsmechanisme van het station omhoog en schuif het diskettestation naar de achterzijde van de computer. Til vervolgens
het station uit de computer omhoog.

5. Als u het station niet vervangt, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen.

6. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

7. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet ze aan.

8. Controleer of in het systeemsetupprogramma de juiste configuratie voor het diskettestation wordt vermeld (zie Het systeemsetupprogramma openen).

Een diskettestation installeren

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Als u een nieuw station installeert:
a. Breng voorzichtig een schroevendraaier met een platte kop tussen de voorzijde van de computer en de achterzijde van het inzetstuk voor het
stationspaneel aan om het inzetstuk te verwijderen.
b. Verwijder de vier cilinderschroeven van de achterzijde van het inzetstuk voor het stationspaneel.

4. Als u een bestaand station verwijdert:
Verwijder de vier cilinderschroeven uit het bestaande station.

5. Breng de vier cilinderschroeven aan in de gaten aan de zijkanten van het nieuwe diskettestation een draai ze aan.
1
stationsvergrendelingsmechanisme (blauw)
2
diskettestation
OPMERKING: Omdat het voor de volgende stappen niet nodig is om het cd-/dvd-station volledig te verwijderen, hoeft u evenmin de kabels waarmee
het cd-/dvd-station is aangesloten te verwijderen.
KENNISGEVING: Trek het station niet aan haar kabels uit de computer. Dit kan schade aan de kabels en aan de kabelaansluitingen veroorzaken.

6. Sluit de stroom- en gegevenskabel op het diskettestation aan.

7. Schuif het diskettestation zachtjes vast in sleuf 2.

8. Lijn de cilinderschroeven uit met de schroefgeleiders en schuif het station in het stationscompartiment totdat deze op zijn plaats klikt.

9. Sluit het andere uiteinde van de gegevenskabel aan op de aansluiting op het moederbord die is aangeduid met "FLOPPY" (zie Onderdelen van het
moederbord).

10. Breng het optisch station opnieuw aan (zie Optisch station).

11. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

12. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet ze aan.
Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van het station.

13. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen) en selecteer de juiste optie voor Diskette Drive (Diskettestation).

14. Controleer of uw computer op juiste wijze functioneert door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).

Optisch station



Een optisch station verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Trek het stationsvergrendelingsmechanisme omhoog en schuif het station naar de achterzijde van de computer. Til vervolgens het station uit de
computer omhoog.

4. Verwijder de stekker van de gegevenskabel voor het optisch station uit de aansluiting op het moederbord.
1
sleufverificatienummer
KENNISGEVING: Trek het station niet aan haar kabels uit de computer. Dit kan schade aan de kabels en aan de kabelaansluitingen veroorzaken.

5. Verwijder de stekker van de stroomkabel en de kabel van het optisch station uit de achterzijde van het station.

6. Als u het optisch station vervangt: zie Optisch station.

7. Als u het station niet vervangt, moet u het inzetstuk voor het stationspaneel opnieuw aanbrengen.

8. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

9. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet ze aan.

10. Configureer de stations in het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).

Een optisch station installeren

1. Haal het station uit de verpakking en maak deze gereed voor installatie.
Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd om na te gaan of het station voor gebruik in uw computer is geconfigureerd.

2. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

3. Als u een optisch station vervangt, moet u de cilinderschroeven uit het bestaande station verwijderen en vervolgens de schroeven in het vervangende
station aanbrengen.

4. Als u een nieuw station installeert:
a. Druk op de twee lipjes aan de bovenzijde van het inzetstuk van het stationspaneel en draai het inzetstuk naar de voorzijde van de computer.
b. Verwijder de drie cilinderschroeven uit het inzetstuk van het stationspaneel.
c. Breng de drie cilinderschroeven in de gaten aan de zijkant van het nieuwe station aan en draai ze vast.



5. Sluit de stroomkabel en gegevenskabel aan op de vaste schijf.
1
schrijfontgrendelingsmechanisme
2
mediacompartiment

6. Lijn de cilinderschroeven uit met de schroefgeleiders en schuif het station in het stationscompartiment totdat deze op zijn plaats klikt.

7. Controleer alle kabelaansluitingen en haal kabels uit de weg om te zorgen voor voldoende luchtstroom voor de ventilator en de ventilatieopeningen.

8. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

9. Sluit de stekker van de computer en apparaten op het stopcontact aan en zet ze aan.
Raadpleeg de documentatie die met het station werd meegeleverd voor instructies met betrekking tot het installeren van de software die benodigd is
voor een juiste werking van het station.

10. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen) en selecteer de juiste optie voor Drive (Station).

11. Controleer of uw computer op juiste wijze functioneert door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).

Het inzetstuk voor het paneel van het optisch station opnieuw aanbrengen

1. Lijn het optische paneel uit. Breng het inzetstuk aan op de randen van de lege sleuf voor het optisch station.

2. Druk op het paneel. Hierdoor zal het paneel op zijn plaats worden vergrendeld.
Batterij

De batterij vervangen

Een knoopcel (batterij) bewaart de computerconfiguratie, datum en tijdoptie in. De levensduur van de batterij bedraagt een aantal jaar. Als u de datum- en
tijdsgegevens meerdere malen opnieuw moet instellen nadat u de computer hebt aangezet, is het tijd om de batterij te vervangen.

OPMERKING: Om te voldoen aan de FCC-richtlijnen, wordt u aangeraden om het inzetstuk van het paneel voor het optisch station opnieuw aanbrengt
wanneer u de optische schijf uit de computer hebt verwijderd.
De batterij vervangt u als volgt:

1. Sla alle vensters in het systeemsetupprogramma op (zie Systeemsetupprogramma) zodat u de juiste instellingen van stap 9 kunt herstellen.

2. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

3. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

4. Zoek naar het batterijcompartiment (zie Onderdelen van het moederbord).

5. Druk voorzichtig de batterijontgrendelingshefboom weg van de batterij zodat de batterij omhoog springt.

6. Plaats de nieuwe batterij in het compartiment met de zijde die is aangeduid is met "+" naar boven, en druk de batterij op zijn plek.



7. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

8. Sluit de stekker van de computer op het stopcontact aan en zet ze aan.

9. Open het systeemsetupprogramma (zie Systeemsetupprogramma) en herstel de instellingen die u vastlegde tijdens stap 1. Ga vervolgens naar het
gedeelte Onderhoud en wis de melding van een bijna lege batterij uit het Gebeurtenislogboek, evenals alle andere foutmeldingen die betrekking
hebben op het vervangen van de batterij.

10. Dank de oude batterij op milieuvriendelijke wijze af.
Zie de Productinformatiegids voor informatie over het afvoeren van batterijen.
Stroomvoorziening


De stroomvoorziening vervangen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder de gelijkstroomstroomkabels uit het moederbord en de stations.
Noteer de manier waarop de gelijkstroomkabels onder de lipjes in het computerchassis zijn geplaatst alvorens deze uit moederbord en de stations te
verwijderen. U moet deze kabels weer op juiste wijze aanbrengen om te voorkomen dat ze worden beschadigd of verstrengeld raken.

4. Verwijder de kabel van de vaste schijf, de gegevenskabel van het cd- of dvd- station, de lintkabel van het voorpaneel en alle andere kabels van de
bevestigingsklem aan de kant van de stroomvoorziening.

5. Verwijder de twee schroeven waarmee de stroomvoorziening aan de achterzijde van het computerchassis is verwijderd.
1
batterijontgrendelingshefboom
2
batterij (positieve kant)



6. Druk op de ontgrendelingsknop op de bodem van het computerchassis.

7. Verwijder het optisch station en leg het voorzichtig opzij (zie Optisch station).

8. Schuif de stroomvoorziening ongeveer 2,5 cm naar de voorzijde van de computer.

9. Til de stroomvoorziening uit de computer omhoog.

10. Schuif de vervangende stroomvoorziening op zijn plaats.

11. Breng de schroeven die de stroomvoorziening aan de achterzijde van het computerchassis bevestigen opnieuw aan.


12. Sluit de gelijkstroomkabels opnieuw aan op het moederbord en de stations.

13. Bevestig de kabel van de vaste schijf, de gegevenskabel van het cd- of dvd- station en de lintkabel van het voorpaneel aan de bevestigingsklem aan de
zijkant van de stroomvoorziening.

14. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

15. Controleer of het juiste stroomniveau (115 V of 230 V) is geselecteerd met behulp van de rode voltagekeuzeschakelaar aan de achterzijde van het
chassis.

16. Sluit de stekker van de computer en apparaten op een stopcontact aan en zet ze aan.

17. Controleer of de computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
1
ontgrendelknop
2
voeding
3
schroeven (2)
4
voltagekeuzeschakelaar (rood)
5
stroomaansluiting


OPMERKING: Controleer of alle kabels op juiste wijze zijn aangesloten.
Luidsprekers

Een luidspreker installeren


1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de kap van de computer (zie De computerkap verwijderen).

3. Breng de luidspreker in het chassis van de computer aan.


4. Sluit de kabels op het moederbord aan.

5. Breng de computerkap opnieuw aan.

6. Zet de computer aan.

Een luidspreker verwijderen


1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de kap van de computer (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder de stekker van de kabels uit het moederbord.

4. Verwijder de luidspreker uit het chassis van de computer.


5. Breng de computerkap opnieuw aan.

6. Zet de computer aan.
Processor


De processor verwijderen en warmteafleiding verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder en verplaats voorzichtig kabels die over de warmteafleiding zijn geleid.

4. Draai de borgschroeven aan elke zijde van de warmteafleider los.


5. Draai de warmteafleiding omhoog en verwijder deze uit de computer.




6. Open de afdichting van de processor door de ontgrendelingshefboom onder het vergrendelingsmechanisme in het midden van de afdichting weg te
schuiven. Trek de hefboom vervolgens terug om de processor vrij te maken.



7. Verwijder de processor uit het contact.
Laat de ontgrendelingshefboom uitgeklapt in de vrijstand staan zodat het contact gereed is voor de nieuwe processor.

De processor installeren

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Haal de nieuwe processor uit de verpakking, en let erop dat u geen van de pinnen van de processor wordt verbogen.

3. Als de ontgrendelingshefboom op het contact niet volledig is uitgeklapt, moet u deze in de uitgeklapte (vrij)stand brengen.

4. Lijn de geleidende inkepingen aan de voor- en achterzijde van de processor uit met de geleidende inkepingen aan de voor- en achterzijde van het
contact.

5. Lijn de pin-1-hoeken van de processor uit met het contact.

1
warmteafleiding
2
behuizing borgschroef (2)
1
vergrendelingsmechanisme in het midden van de
kap
2
afdichting
processor
3
processor
4
contact
5
ontgrendelingshefboom


KENNISGEVING: Aard uzelf door een ongeverfd metalen oppervlak aan de achterkant van de computer aan te raken.


6. Plaats de processor voorzichtig in het contact en zorg ervoor dat de processor op juiste wijze is aangebracht.

7. Wanneerdeprocessorvollediginhetcontactisgeïnstalleerd,moetudeafdichtingvandeprocessorsluiten.
Controleer of het lipje op de afdichting van de processor onder de vergrendelingsmechanisme in het midden van de afdichting op het contact is
geplaatst.

8. Draai de ontgrendelingshefboom voor het processorcontact terug naar het contact en klik de hefboom op zijn plaats om de processor vast te zetten.

9. Verwijder het thermisch vet aan de onderzijde van de warmteafleiding.

10. Breng de nieuwe laag thermisch vet aan de bovenkant van de processor aan.

11. Installeer de warmteafleiding:
a. Plaats de warmteafleiding terug in zijn beugel.
b. Draai de warmteafleiding omlaag in de richting van de computerstandaard en zet de twee borgschroeven vast.

1
afdichting processor
2
lipje
3
processor
4
processorcontact
5
vergrendelingsmechanisme in het
midden van de kap
6
ontgrendelingshefboom
7
geleidende inkeping voorzijde
8
contact en pin-1-aansluiting van
de processor
9
geleidende inkeping achterzijde


KENNISGEVING: Brengeennieuwelaagthermischvetaan.Ditiseenessentiëlevereistevooreenoptimalewerkingvandeprocessor.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat de warmteafleiding op juiste wijze is aangebracht en stevig vastzit.


12. Sluit alle kabels aan die u hebt verwijderd tijdens het verwijderen van de warmteafleiding.

13. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

14. Sluitdestekkervandecomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.

15. Controleer of de computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
I/O-paneel




Het I/O-paneel verwijderen

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder de schroef waarmee het I/O-paneel aan de desktopcomputer is bevestigd.

4. Draai het I/O-paneel voorzichtig los.

5. Verwijder de kabel uit het I/O-paneel door aan de treklus te trekken.

1
warmteafleiding
2
beugel warmteafleiding
3
behuizing borgschroef (2)


OPMERKING: Noteer de manier waarop alle kabels zijn geplaatst, zodat u deze op juiste wijze terug kunt plaatsen wanneer u het nieuwe I/O-paneel
installeert.


Het I/O-paneel installeren

1. Sluit de I/O-kabel op het I/O-paneel aan.

2. Breng het I/O-paneel in de sleuf aan.

3. Lijn de I/O-paneelklem uit met de klemsleuf voor het I/O-paneel en schuif deze in de sleuf.

4. Kijk op het voorpaneel of de USB- en audioaansluitingen op de gaten zijn gecentreerd.

5. Breng de schroef waarmee het I/O-paneel wordt bevestigd opnieuw aan en zet deze vast.

6. Sluit de kabels opnieuw op het moederbord aan.

7. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

8. Sluitdestekkervandecomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.

9. Controleer of de computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
Moederbord

Het moederbord verwijderen


1
borgschroef
2
I/O-paneel
3
I/O-kabelaansluiting
4
treklus I/O-aansluiting

1. Volg de procedures uit die zijn beschreven in Voordat u begint.

2. Verwijder de computerkap (zie De computerkap verwijderen).

3. Verwijder alle add-in-kaarten van het moederbord (zie Kaarten).

4. Verwijder de processor en de warmteafleiding (zie Luidsprekers).

5. Verwijder de geheugenmodule(s) (zie Geheugen verwijderen) en noteer welke geheugenmodule uit elke geheugenaansluiting is verwijderd, zodat de
geheugenmodulesindezelfdelocatiekunnenwordengeïnstalleerdnadathetmoederbordisvervangen.

6. Verwijder alle kabels uit het moederbord. Noteer de plaatsing van alle kabels terwijl u deze verwijdert, zodat u deze op juiste wijze terug kunt plaatsen
nadatuhetnieuwemoederbordhebtgeïnstalleerd.

7. Verwijder de resterende zeven schroeven van het moederbord. (Vier andere schroeven werden reeds verwijderd met de warmteafleiding.)

8. Schuif het moederbord naar de voorzijde van de computer en til het moederbord vervolgens omhoog uit de computer.

Schroeven voor het moederbord



9. Leg het moederbord dat u zojuist hebt verwijderd naast het vervangende moederbord om te controleren of ze identiek zijn.

Het moederbord installeren

1. Breng het moederbord zachtjes in het chassis aan en schuif het naar de achterzijde van de computer.

2. Gebruik de zeven schroeven om het moederbord aan het chassis te bevestigen.


3. Breng de kabels die u van het moederbord hebt verwijderd, opnieuw aan.

4. Installeer de processor en de warmteafleiding opnieuw (zie De processor installeren).
1
moederbord
2
schroeven (7)

5. Breng de geheugenmodules opnieuw aan in de geheugenaansluitingen op dezelfde locaties waar u deze hebt verwijderd (zie Geheugen installeren).

6. Sluit alle add-in-kaarten opnieuw op het moederbord aan.

7. Breng de computerkap opnieuw aan (zie De computerkap opnieuw aanbrengen).

8. Sluitdestekkervandecomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.

9. Controleer of de computer naar behoren werkt door Dell Diagnostics uit te voeren (zie Dell Diagnostics).
De computerkap opnieuw aanbrengen


1. Controleer of alle kabels zijn aangesloten en haal eventuele kabels uit de weg.

2. Zorg ervoor dat er geen gereedschappen of onderdelen in de computer achterblijven.

3. Breng de computerkap opnieuw aan:
a. Lijn de onderzijde van de kap uit met de scharnieren die zich langs de rand van de onderzijde van de computer bevinden.
b. Draai de kap omlaag om deze te sluiten. Gebruik daarbij de scharnierpunten als hefboom.
c. Druk de kap op zijn plaats door het kapontgrendelingsmechanisme naar u toe te trekken en de hefboom los te laten wanneer de kap op juiste
wijzeisgeïnstalleerd.
d. Zorg ervoor dat de computerkap op juiste wijze is bevestigd alvorens u de computer verplaatst.

4. Zet de computer weer rechtop.

5. Sluitdestekkervandecomputerenapparatenopeenstopcontactaanenzetzeaan.
Terug naar inhoudsopgave

KENNISGEVING: Zorg ervoor dat de warmteafleiding op juiste wijze is aangebracht en stevig vastzit.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen van de computer nergens worden geblokkeerd.
Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Specificaties voor de desktopcomputer
Specificaties voor de desktopcomputer





OPMERKING: Het aanbod kan per regio verschillen. Klik voor meer informatie over uw computerconfiguratie op Start® Help en ondersteuning en
selecteer de optie om informatie over uw computer weer te geven.

Processor
Processortype
l Intel Core 2 Duo
l Intel Pentium®
l Intel Celeron®
Interne cache
Tot 6 MB
Externe busfrequentie
800 MHz en 1066 MHz

Systeeminformatie
Chipset
Intel G31 chipset met ICH7R
Gegevensbusbreedte
64 bits
Adresbusbreedte
36 bits
DMA-kanalen
acht
Interrupt-niveaus
24
BIOS-chip (NVRAM)
8MB
NIC
Geïntegreerdenetwerkinterfacemetondersteuning
voor ASF 1.03 en 2.0 support zoals gedefinieerd door
DMTF
10/100/1000-communicatieverbindingen

Geheugen
Type
667 of 800 MHz DDR2 SDRAM
Geheugenaansluitingen
2
Ondersteuning voor geheugenmodules
512MB,1GBof2GBniet-ECC
Minimaal geheugen
Dual channel: 1 GB
Single channel: 512 MB

OPMERKING: 512 MB is de minimale configuratie.
Maximaal geheugen
4GB

OPMERKING: Als u 4 GB aan geheugen gebruikt, is
het mogelijk dat Microsoft
®
Window
®
minder
systeemgeheugen vermeldt dan fysiek in de DIMM-
sleuvenisgeïnstalleerd.

Poortenenaansluitingen
Externe aansluitingen:
Serieel
9-pins aansluiting; 16550C-compatibel
Parallel
25-pins aansluiting (bidirectioneel)
Video
15-pins VGA-aansluiting
Netwerkadapter
RJ45-aansluiting
OptionelePS/2metsecundaireseriële
poortadapter
Twee 6-pins mini-DIN's
USB
Twee USB 2.0–aansluitingen op het voorpaneel, en
zes op het achterpaneel
Audio
Twee aansluitingen voor line-in/microfoon en line-out;
twee aansluitingen op het voorpaneel voor
koptelefoons en een microfoon
Aansluitingen op het moederbord:
SATA
Vier 7-pins aansluitingen
Diskettestation
34-pins aansluiting
Ventilator
5-pins aansluiting
PCI 2.3
Twee120-pins aansluitingen
PCI Express
Eén164-pins (x16)-aansluiting
Voorpaneel
40-pins aansluiting

Stroom
Gelijkstroomtoevoer:

OPMERKING: Het stroomverbruik van een
wisselstroombron kan nul zijn wanneer de verbinding
van de computer met die stroomvoorziening wordt
verbroken. De interne batterij betrekt echter een
zeer kleine hoeveelheid stroom van de
stroomvoorziening, zelfs wanneer de computer geen
stroom van de wisselstroombron betrekt.
Wattverbruik
280 W
Warmteafgifte
955 BTU/u

OPMERKING: De warmteafgifte wordt berekend op
basis van het stroomniveau.
Spanning
Handmatige selectiestroomtoevoer — 90 tot 135 V bij
50/60Hz;180tot265Vbij50/60Hz
Reservebatterij
3-V CR2032 lithium knoopcel

Bedieningsopties en lampjes
Aan/uit-schakelaar
Drukknop
Aan/uit-lampje
Groen lampje — Een knipperend groen lampje geeft
aan dat het systeem zich in de slaapstand bevindt;
een groen lampje duidt erop dat het systeem is
ingeschakeld.
Oranje lampje — Een knipperend oranje lampje duidt
opeenprobleemmeteengeïnstalleerdapparaat;
een aanhoudend oranje lampje duidt op een
probleem met de interne stroomvoorziening (zie
Problemen met de stroomvoorziening.)
Lampje van de vaste schijf
Groen
Verbindingslampje
Een aanhoudend groep lampje duidt een
netwerkverbinding aan
Verbindingsintegriteitslampje (op ingebouwde
netwerkadapter
l Groen lampje = 10 Mbps
l Oranje lampje = 100 Mbps
l geel lampje = 1000 Mbps (1 Gbs)
Netwerkactiviteitslampje (op de ingebouwde
netwerkadapter)
Knipperend geel lampje
Controlelampjes
Vier lampjes op het voorpaneel (zie Controlelampjes.)
Stand-bylampje
AUX_PWR op het moederbord

Communicatie
Netwerkadapter
10/100/1000 Ethernet LAN op moederbord


Uitbreidingsbus
Bustype
PCI 2.3
PCI Express 1.0A
SATA 1.0A en 2.0
USB 2.0
Bussnelheid
PCI: 133 MB/s
PCI Express x16: 8 GB/s bidirectionele snelheid
SATA: 1,5 Gbps en 3,0 Gbps
USB: 480 Mbps
Kaarten
De standaardconfiguratie biedt alleen ondersteuning
voor kaarten met een laag profiel. In het geval van
het optionele riser-card-compartiment biedt de
computer ondersteuning voor kaarten met een halve
lengte en halve hoogte. Kaarten met een volledige
hoogte worden ondersteund door het riser card-
compartiment van 6.875 inch.
PCI: zonder riser-card-compartiment
aansluitingen
Twee
kaartformaat
Laag profiel
aansluitingsgrootte
120 pins
gegevensbreedte aansluiting
(maximum)
32 bits
PCI Express: zonder riser-card-compartiment
aansluitingen
Eénx16
kaartformaat
Laag profiel
stroom
25 W (maximum)
aansluitingsgrootte
164 pins (x16)
gegevensbreedte aansluiting (maximum)
16 PCI Express-banen (x16)
PCI en PCI Express: met optioneel PCI Express riser-card-compartiment met volledige hoogte met
ondersteuning voor kaarten met een laag profiel en volledige hoogte
PCI
aansluitingen
Twee
kaartformaat
Een kaart met een laag profiel en een kaart met een
volledige hoogte
aansluitingsgrootte
120 pins
gegevensbreedte aansluiting
(maximum)
32 bits
PCI Express
aansluitingen
Eénx16
kaartformaat
Volledige hoogte
stroom
Maximaal 25 W
aansluitingsgrootte
164 pins (x16)
gegevensbreedte aansluiting (maximum)
16 PCI Express-banen (x16)
Alleen PCI: met optioneel PCI riser-card-compartiment met volledige hoogte en ondersteuning voor
zowel kaarten met een laag profiel als kaarten met een volledige hoogte
aansluitingen
Drie PCI-aansluitingen
kaartformaat
Een kaart met een laag profiel en twee kaarten met
een hoog profiel
aansluitingsgrootte
120 pins
gegevensbreedte aansluiting (maximum)
32 bits

Stations
Extern toegankelijk
l Eén3,5inchstation
l Een compartiment voor een cd-/dvd-station of
een optionele tweede vaste schijf
Beschikbare apparaten
l Vaste schijf, dvd+/-rw-station, dvd-rom, cd-rw-
station, diskettestation
Intern toegankelijk
l Een compartiment voor een vaste schijf met
een hoogte van 5,25 inch




Terug naar inhoudsopgave

Video(Videocontroller)
Type
l IntelG31(geïntegreerdinmoederbord)
l De PCI Express x16-sleuf biedt ondersteuning
voor een grafische PCI Express-kaart of een
grafische DVI-kaart (voor het gebruik van twee
monitors)

Audio
Type
ADI 1984 High Definition Audio
Stereoconversie
24-bits analoog-naar-digitaal; 24-bits digitaal-naar-
analoog

Fysiek
Hoogte
11,4 cm
Breedte
39,9 cm
Diepte
35,3 cm
Gewicht
10,4 kg

Omgevingsparameters
Temperatuur:
Bedrijfstemperatuur
10°tot35°C
Opslagtemperatuur
–40°tot65°C
Relatieve vochtigheidsgraad
20% tot 80% (niet-condenserend)
Schoktolerantie
Bedrijfstemperatuur
0,25 G bij 3 tot 200 Hz bij 0,5 octaaf/min
Opslagtemperatuur
0,5 G tot 3 bij 200 Hz bij 1 octaaf/min
Maximumimpact:
Bedrijfstemperatuur
40 G +/- 5% met een pulsduur van 2 msec +/- 10%
(vergelijkbaar met 51 cm/sec [20 in/sec])
Opslagtemperatuur
105 G +/- 5% met een pulsduur van 2 msec +/- 10%
(vergelijkbaar met 127 cm/sec [50 in/sec])
Hoogte:
Bedrijfstemperatuur
–15,2 tot 3.048 m
Opslagtemperatuur
–15,2 tot 10.668 m
Terug naar inhoudsopgave
 Uw computer beveiligen
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Software voor beveiligingsbeheer
Computertraceringssoftware
Als uw computer zoekraakt of wordt gestolen
Software voor beveiligingsbeheer
De software voor beveiligingsbeheer biedt vier functies ter bescherming van uw computer:
l Aanmeldingbeheer
l Verificatie voor het opstarten (met behulp van een vingerafdruklezer, smart card of wachtwoord)
l Encryptie
l Beheervanprivé-gegevens

Wachtwoordtypen
De computer biedt wachtwoorden voor verschillende beveiligingsniveaus.

De software voor beveiligingsbeheer activeren

1. Start of herstart de computer.

2. DrukzodrahetDELL™-logo wordt weergegeven onmiddelijk op <F2>. Als u te lang wacht en het logo van Windows verschijnt, moet u wachten totdat u
het bureaublad van Windows ziet. Zet de computer vervolgens uit en probeer het opnieuw.

3. Selecteer in het vervolgkeuzemenu de optie Wave EMBASSY Trust Suite en druk op <Enter> om de pictogrammen voor de softwareonderdelen op het
bureaubladtecreëren.

4. Druk op <Esc> om het systeemsetupprogramma af te sluiten.

5. Klik desgevraagd op Save/Exit (Opslaan/afsluiten).

De software voor beveiligingsbeheer gebruiken
Zie de Aan de slag-handleiding van de software voor informatie over het gebruik van de software en de verschillende beveiligingsfuncties:
Klik op Start® Alle programma's® Wave EMBASSY Trust Suite® Getting Started Guide.
Computertraceringssoftware
Met behulp van de computertraceringssoftware kunt u mogelijk uw computer terugvinden nadat deze is zoekgeraakt of gestolen. De software is optioneel en
mogelijkaangeschaftbijuwDell™-computer. Zo niet, dan kunt u contact opnemen met de verkoopvertegenwoordiger van Dell voor informatie over deze
beveiligingsfunctie.

Type wachtwoord

Functies
Primair wachtwoord (ook wel
systeemwachtwoord genoemd)
l Beschermt de computer tegen toegang door onbevoegden
Beheerderswachtwoord
l Biedt systeembeheerders en onderhoudstechnici toegang tot computers voor reparatie- of
herconfiguratiewerkzaamheden
l Stelt u in staat om de toegang tot het systeemsetupprogramma te beperken, net zoals een primair
wachtwoord de toegang tot de computer beperkt
l Kan in plaats van het primair wachtwoord worden gebruikt
Wachtwoord voor Vaste schijf
l Beschermt de gegevens op de vaste schijf of externe vaste schijf (indien gebruikt) tegen toegang
door onbevoegden
Als uw computer zoekraakt of wordt gestolen
l Neem contact op met het plaatselijke politiebureau om aangifte te doen het verlies of de diefstal van uw computer. Vermeld het servicelabel in de
beschrijving van uw computer. Vraag om een proces-verbaalnummer en noteer dit nummer samen met het adres en telefoonnummer van het
politiebureau. Noteer indien mogelijk de naam van de dienstdoende agent.
l Als de computer een bedrijfscomputer is, moet u contact opnemen met de beveiligingsbeheerder binnen uw bedrijf.
l Neem contact op met de klantendienst van Dell om het verlies van de zoekgeraakte computer te rapporteren. Geef het servicelabel van de computer,
het proces-verbaalnummer en het adres en telefoonnummer op van het politiebureau waar u aangifte van de vermissing van uw computer hebt
gedaan. Geef indien mogelijk de naam van de dienstdoende agent op.
De medewerker van de klantendienst van Dell zal uw rapport opslaan onder het servicelabel van de computer en aangeven dat de computer is zoekgeraakt of
gestolen. Indien iemand met de technische ondersteuning van Dell belt en uw servicelabel vermeldt, zal de computer automatisch worden gerapporteerd als
zijn de gestolen of vermist. De medewerker van de klantendienst zal proberen om het telefoonnummer en adres van de beller te achterhalen. Dell zal
vervolgens contact opnemen met het politiebureau waar u aangifte van de vermissing of diefstal van uw computer hebt gedaan.
Terug naar inhoudsopgave

OPMERKING: De computertraceringssoftware is in sommige landen mogelijk niet verkrijgbaar.
OPMERKING: Alsopuwcomputercomputertraceringssoftwareisgeïnstalleerdendezezoekraaktofwordtgestolen,moetucontactopnemenmethet
bedrijf dat de traceringsdienst aanbied om de vermissing van de computer aan te geven.
OPMERKING: Als u weet waar de computer is verloren of gestolen, moet u het politiebureau in die regio bellen. Als u dit niet weet, moet u contact
opnemen met het plaatselijke politiebureau.
Terug naar inhoudsopgave
 De computer instellen
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Uw computer in een besloten ruimte installeren
Een thuis- en kantoornetwerk instellen
Een internetverbinding maken
Informatie naar een nieuwe computer overzetten
Een printer instellen
Twee monitors aansluiten
Stroombeveiligingsvoorzieningen
Uw computer in een besloten ruimte installeren
Als u uw computer in een besloten ruimte installeert, kan de luchtstroom worden beperkt. Dit kan de prestatie van de computer nadelig beperken en ervoor
zorgen dat deze oververhit raakt. Volg de onderstaande richtlijnen wanneer u uw computer in een besloten ruimte installeert:
l Laat een ruimte van minimaal 10,2 cm vrij aan alle zijden van de computer die van luchtgaten zijn voorzien, zodat er genoeg luchtstroom is voor een
goede ventilatie.
l Als de besloten ruimte van deuren is voorzien, moeten deze een luchtstroom van minimaal 30 procent toelaten via de besloten ruimte (voor- en
achterzijde).

l Alsdecomputerisgeïnstalleerdineenhoekvaneenbureauofondereenbureau,moetueengebiedvantenminste5.1cmtussendeachterzijdevan
de computer en de muur vrijlaten om de luchtstroom te bieden die voor een juiste ventilatie nodig is.

Een thuis- en kantoornetwerk instellen

Een verbinding met een netwerkadapter maken
Om een netwerkkabel aan te sluiten, gaat u als volgt te werk:

1. Sluit de netwerkkabel aan op de aansluiting van de netwerkadapter aan de achterzijde van de computer.
Breng de kabel in de aansluiting aan totdat deze vastklikt en trek zachtjes aan de kabel om na te gaan of deze goed vastzit.

2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel op een netwerkcontact aan.


Wizard Netwerk instellen

Windows XP
Het besturingssysteem Microsoft
®
Windows
®
XP biedt de wizard Netwerk instellen om u te helpen bij het delen van bestanden, printers of een
internetverbinding maken tussen computers in een kantoor aan huis of een klein kantoor.

1. Klik op de knop Start, wijs Alle programma's® Accessoires® Communicatie aan en klik vervolgens op Wizard Netwerk instellen.

2. Klik in het welkomstscherm van de Wizard Netwerk instellen op Volgende.

3. Klik op Controlelijst voor het instellen van een netwerk.

OPMERKING: Sluit de netwerkkabel aan op de aansluiting van de netwerkadapter op de computer. Sluit de netwerkkabel niet aan op de
modemaansluiting op de computer. Sluit geen netwerkkabel aan op een telefoonaansluiting.
OPMERKING: Als u de verbindingsmethode Deze computer maakt rechtstreeks verbinding met het Internet selecteert, activeert u de firewall die is
ingebouwd in Windows XP Service Pack 1 (SP1) of hoger.
4. Vul de controlelijst in en maak de benodigde voorbereidingen.

5. Ga terug naar de Wizard Netwerk instellen en volg de instructies op het scherm.

Windows Vista
U kunt als volgt uw netwerkinstellingen wijzigen in Microsoft
®
WindowsVista™:

1. Klik op de knop Start van Windows Vista en klik vervolgens op Netwerk® Netwerkcentrum.

2. Klik op Een verbinding of netwerk instellen.

3. Selecteer het gewenste type netwerkverbinding en volg de aanwijzingen op het scherm.

4. Sluit het Netwerkcentrum wanneer u klaar bent.
Een internetverbinding maken
Om een internetverbinding te kunnen maken, dient u over een modem of netwerkverbinding te beschikken en een internetprovider. Uw internetprovider zal
een of meer van de volgende internetverbindingsopties bieden:
l ADSL-verbindingen die internetverbindingen met hoge snelheid bieden via uw bestaande telefoonlijn of mobiele provider. Met een ADSL-verbinding kunt
u toegang tot internet krijgen en tegelijkertijd uw telefoon op dezelfde lijn gebruiken.
l Kabelmodemverbindingen die internettoegang met hoge snelheid bieden via uw lokale kabeltelevisieaansluiting.
l Satellietmodemverbindingen die snelle internettoegang via een satelliettelevisiesysteem bieden.
l Inbelverbindingen die internettoegang bieden via een telefoonlijn. Inbelverbindingen zijn aanzienlijk trager dan ADSL-, kabel- en satellietverbindingen.
l Draadloze LAN-verbindingen die een internetverbinding bieden op basis van draadloze Bluetooth®-technologie.
Als u een inbelverbinding gebruikt, moet u een telefoonkabel op de modemaansluiting op de computer en op het telefooncontact aansluiten alvorens een
internetverbinding te maken. Als u een ADSL-, kabel- of satellietverbinding gebruikt moet u contact opnemen met uw mobiele of internetprovider voor
aanwijzingen met betrekking tot het opzetten van een verbinding.

Een internetverbinding instellen
U kunt als volgt een internetverbinding opzetten als uw internetprovider een snelkoppeling op uw bureaublad heeft geplaatst:

1. Sla openstaande bestanden op en sluit ze. Sluit alle programma's af.

2. Dubbelklik op het pictogram ISP op het bureaublad van Microsoft® Windows®.

3. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
Als uw bureaublad geen pictogram van de internetprovider bevat, of als u een internetverbinding met een andere internetprovider wilt maken, moet u de
stappen in het volgende gedeelte uitvoeren die betrekking hebben op het besturingssysteem van uw computer.

Windows XP

1. Sla openstaande bestanden op en sluit ze. Sluit alle programma's af.

2. Klik op Start® Internet Explorer.
De Wizard nieuwe verbinding zal worden geopend.

3. Klik op Verbinding met het Internet maken.

4. Selecteer in het volgende venster de gewenste optie:
l Als u geen internetprovider hebt en er een wilt selecteren, klikt u op Ik wil zelf een Internet-provider in een lijst selecteren.
OPMERKING: Internetproviders en hun aanbod verschillen per land.
OPMERKING: Raadpleeg in geval van problemen met het maken van een internetverbinding Een thuis- en kantoornetwerk instellen. Als u niet in staat
bent om een internetverbinding te maken, maar in het verleden wel een succesvolle verbinding hebt kunnen maken, kan er sprake zijn van een storing
bij uw internetprovider. Neem contact op met uw internetprovider om na te gaan of er sprake van een storing is, of probeer later opnieuw een
verbinding te maken.
l Als u reeds instellingsgegevens van uw internetprovider hebt ontvangen, maar nog geen installatie-cd, klikt u op Ik wil handmatig een
verbinding instellen.
l Als u over een cd beschikt, selecteert u Ik heb een cd-rom met software van een Internet-provider.

5. Klik op Volgende.
Als u Ik wil handmatig een verbinding instellen hebt geselecteerd, gaat u verder met stap 6. Zo niet, volg dan de instructies op het scherm om de
installatie te voltooien.

6. Selecteer de juiste optie onder Op welke manier wilt u verbinding met het Internet maken? en klik op Volgende.

7. Gebruik de installatieinformatie die door uw internetprovider werd geleverd om de installatie te voltooien.

WindowsVista™

1. Sla openstaande bestanden op en sluit ze. Sluit alle programma's af.

2. Klik op de knop Start van Windows Vista en klik op Configuratiescherm.

3. Selecteer onder Netwerk en internet de optie Verbinding met het Internet maken.
Het venster Verbinding met het Internet maken zal worden geopend.

4. Klik afhankelijk van de manier waarop u een verbinding wilt maken op Breedband (PPPoE) of Inbelverbinding:
l Selecteer Breedband als u een ADSL-, satelliet-, kabel- of Bluetooth-verbinding wilt maken.
l Selecteer Inbelverbinding als u een inbel- of ISDN-verbinding wilt gebruiken.

5. Volg de instructies op het scherm en gebruik de installatieinformatie die door uw internetprovider werd geleverd om de installatie te voltooien.
Informatie naar een nieuwe computer overzetten
Met behulp van de "wizards" van het besturingssysteem kunt u bestanden en andere gegevens van de ene computer naar de andere overzetten,
bijvoorbeeld van een oude naar een nieuwe computer. Raadpleeg voor aanwijzingen het onderstaande gedeelte dat overeenkomt met het besturingssysteem
dat op uw computer draait.

Microsoft®Windows®XP (optioneel)
Het besturingssysteem Microsoft
Windows XP biedt een wizard Bestanden en instellingen overzetten om gegevens van een broncomputer over te brengen
naar een nieuwe computer. U kunt de volgende gegevens overzetten:
l E-mailberichten
l Werkbalkinstellingen
l Venstergroottes
l Internetfavorieten
Ukuntdegegevensnaardenieuwecomputeroverzettenviaeenseriëleofnetwerkverbinding,ofdegegevensopslaanopverwijderbaremediazoalseen
writable cd en deze vervolgens naar de nieuwe computer overzetten.
Om Informatie naar een nieuwe computer overzetten, moet u de Wizard Bestanden en instellingen overzetten uitvoeren. U kunt voor dit proces de optionele
schijf Operating System (Besturingssysteem) gebruiken of een wizard-diskette die u met behulp van de Wizard Bestanden en instellingen overzetten hebt
OPMERKING: Als u niet weet welk type verbinding u moet selecteren, moet u contact met uw internetprovider opnemen.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u de informatie van uw internetprovider bij de hand hebt. Als u geen internetprovider hebt, kunt u de wizard Verbinding
met het Internet maken gebruiken om een provider te vinden.
OPMERKING: Als u niet weet welk type verbinding u moet selecteren, klikt u op Help me met zoeken of neemt u contact op met uw internetprovider.
OPMERKING: Ukuntgegevensvaneenoudenaareennieuwecomputeroverzettendoorrechtstreekseenseriëlekabelaantesluitenopde
input/output (I/O)-poortenvandetweecomputers.OmgegevensovertedragenviaeenseriëleverbindingmoetuhethulpprogrammaNetverbindingen
openen via het configuratiescherm en additionele configuratiestappen uitvoeren, zoals het instellen van een geavanceerde verbinding het toewijzen
van de hostcomputer en gastcomputer.
Voor instructies over het instellen van een directe kabelverbinding tussen twee computers, gaat u naar support.microsoft.com en zoekt u het artikel How
to Set Up a Direct Cable Connection Between Two Computers in Windows XP. Dit artikel is mogelijk niet in alle landen beschikbaar.
gemaakt.

De Wizard Bestanden en instellingen overzetten uitvoeren met de behulp van de schijf met het besturingssysteem
U kunt als volgt een nieuwe computer voorbereiden op de bestandsoverdracht:

1. Open de Wizard Bestanden en instellingen overzetten: klik op Start® Alle programma's® Accessoires® Systeemwerkset® Wizard Bestanden en
instellingen overzetten.

2. Als het welkomstscherm Wizard Bestanden en instellingen overzetten verschijnt, klikt u op Volgende.

3. Klik in het venster Welke computer is dit? op Nieuwe computer® Volgende.

4. Klik in het venster Hebt u de cd-rom met Windows XP bij de hand op Ik wil de wizard op de cd-rom met Windows XP gebruiken® Volgende.

5. Als het scherm Ga nu naar de oude computer verschijnt, gaat u naar uw oude computer, oftewel de broncomputer. Klik op dit punt niet op Volgende.
Gegevensvandeoudecomputerkopiëren:

1. Plaats de cd Windows XP Operating System in het station van de oude computer

2. Klik in het scherm Welkom bij Microsoft Windows XP op Andere taken uitvoeren.

3. Klik onder Wat wilt u doen? op Bestanden en instellingen overzetten® Volgende.

4. Klik in het venster Welke computer is dit? op Oude computer® Volgende.

5. Klik in het scherm Op welke manier wilt u bestanden en instellingen overzetten? op de gewenste overdrachtsmethode.

6. Selecteer in het scherm Wat wilt u overzetten? de items die u wilt overzetten en klik op Volgende.
Nadat de informatie is gekopieerd, verschijnt het scherm Gegevens verzamelen.

7. Klik op Voltooien.
Gegevens naar de nieuwe computer overzetten

1. Klik in het scherm Ga nu naar de oude computer op de nieuwe computer op Volgende.

2. Selecteer in het scherm Waar bevinden zich de bestanden en instellingen? de methode voor het overzetten van de instellingen en bestanden en klik
op Volgende.
De wizard leest de verzamelde bestanden en instellingen en past deze toe op de nieuwe computer.
Wanneer alle instellingen en bestanden zijn toegepast, verschijnt het scherm Voltooid.

3. Klik op Voltooid en start de computer opnieuw op.

De wizard Bestanden en instellingen overzetten uitvoeren zonder de cd met het besturingssysteem
Wanneer u de wizard Bestanden en instellingen overzetten zonder de optionele cd met het besturingssysteem wilt uitvoeren, moet u een wizard-diskette
makenwaarmeeureservekopieënkuntmakenvandegegevensbestanden.
Om een wizard-diskette te maken, gebruikt u de nieuwe computer met Windows XP en voert u de volgende stappen uit:

1. Open de Wizard Bestanden en instellingen overzetten: klik op Start® Alle programma's® Accessoires® Systeemwerkset® Wizard Bestanden en
instellingen overzetten.

2. Als het welkomstscherm Wizard Bestanden en instellingen overzetten verschijnt, klikt u op Volgende.

3. Klik in het venster Welke computer is dit? op Nieuwe computer® Volgende.

4. Klik in het venster Hebt u de cd-rom met Windows XP bij de hand op Ik wil de wizarddiskette in het volgende diskettestation maken® Volgende.

5. Plaats het verwisselbaar medium, zoals een beschrijfbare cd, en klik op OK.
OPMERKING: Voor deze procedure is de cd Operating System benodigd. Deze cd is optioneel en wordt mogelijk niet met sommige computers
meegeleverd.

6. Wanneer de diskette is gemaakt en het bericht Ga nu naar de oude computer verschijnt, moet u niet op Volgende klikken.

7. Ga naar de oude computer.
Gegevensvandeoudecomputerkopiëren:

1. Plaats de wizard-diskette in de oude computer.

2. Klik op Start® Uitvoeren.

3. Blader in het veld Openen van de optie Uitvoeren naar het pad voor fastwiz (op de juiste verwisselbare media) en klik op OK.

4. Klik in het welkomstscherm Wizard Bestanden en instellingen overzetten op Volgende.

5. Klik in het venster Welke computer is dit? op Oude computer® Volgende.

6. Klik in het scherm Op welke manier wilt u bestanden en instellingen overzetten? op de gewenste overdrachtsmethode.

7. Selecteer in het scherm Wat wilt u overzetten? de items die u wilt overzetten en klik op Volgende.
Nadat de informatie is gekopieerd, verschijnt het scherm Gegevens verzamelen.

8. Klik op Voltooien.
Gegevens naar de nieuwe computer overzetten

1. Klik in het scherm Ga nu naar de oude computer op de nieuwe computer op Volgende.

2. Selecteer in het scherm Waar bevinden zich de bestanden en instellingen? de methode voor het overzetten van de instellingen en bestanden en klik
op Volgende. Volg de instructies op het scherm.
De wizard leest de verzamelde bestanden en instellingen en past deze toe op de nieuwe computer.
Wanneer alle instellingen en bestanden zijn toegepast, verschijnt het scherm Voltooid.

3. Klik op Voltooid en start de computer opnieuw op.

MicrosoftWindowsVista™(optioneel)

1. Klik op de knop Start van Windows Vista en klik vervolgens op Bestanden en instellingen overzetten® Windows Easy Transfer starten.

2. Klik in het venster User Account Control op Verder.

3. Klik op Een nieuwe overdracht starten of Een overdracht in uitvoering voortzetten.
Volg de aanwijzingen van de Wizard Bestanden en instellingen overzetten.
Een printer instellen
Raadpleeg de documentatie die met de printer werd geleverd voor informatie over de installatie, met inbegrip van instructies over de volgende zaken:
l Bijgewerkte stuurprogramma's verkrijgen en installeren.
l De printer op de computer aansluiten.
l Breng papier in de printerlade aan en installeer de toner- of inktcartridge.
Raadpleeg voor technische hulp de handleiding van de printer of neem contact op met de printerfabrikant.

OPMERKING: Zoek voor meer informatie over deze procedure op support.dell.com naar het document #154781 (What Are The Different Methods To
TransferFilesFromMyOldComputerToMyNewDell™ComputerUsingtheMicrosoft
®
Windows
®
XP Operating System?).
OPMERKING: MogelijkisdeKnowledgeBasevanDell™nietinallelandenbeschikbaar.
KENNISGEVING: Zorg ervoor dat het installatieprogramma voor het besturingssysteem is voltooid alvorens u een printer op de computer aansluit.
Printerkabel
Uw printer kan met behulp van een USB-kabel of parallelle kabel op uw printer worden aangesloten. Mogelijk werd er geen printerkabel bij uw printer
geleverd. Als u daarom een aparte kabel aanschaft, moet u nagaan of deze compatibel is met zowel uw printer als uw computer. Als u een printerkabel bij uw
computer hebt aangeschaft, bevindt de kabel zich mogelijk in de verpakkingsdoos van de computer.

Een USB-printer aansluiten

1. Voltooi de installatie van het besturingssysteem als u dat nog niet hebt gedaan.

2. Sluit de kabel van de USB-printer aan op de USB-aansluitingen op de computer en printer. USB-stekkerspassenslechtsopopéénmanier.


3. Zet de printer aan en zet vervolgens de computer aan.

4. Afhankelijk van het besturingssysteem op de computer zal een printer- wizard u al dan niet tijdens de installatie van het stuurprogramma van de printer
helpen:
Als Microsoft
®
Windows
®
XP op uw computer draait en de Wizard Hardware toevoegen verschijnt, klikt u op Annuleren.
AlsWindowsVista™op uw computer draait, klikt u op de knop Start van Windows Vista en klikt u op netwerk® Een printer toevoegen om de Wizard
Printer toevoegen te starten.

5. Installeer indien nodig het stuurprogramma voor de printer. Zie Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren en de documentatie die met de printer
werd meegeleverd.

Een parallelle printer aansluiten

1. Voltooi de installatie van het besturingssysteem als u dat nog niet hebt gedaan.

2. Zet de computer uit (zie De computer uitzetten).

3. Sluit de parallelle printerkabel aan op de parallelle aansluiting op de computer en zet de twee schroeven vast. Sluit de kabel op de aansluiting op de
printer aan en zet de twee klemmen in de twee inkepingen vast.

OPMERKING: Het is mogelijk om USB-apparaten aan te sluiten terwijl de computer aan staat.
1
USB-aansluiting op de computer
2
USB-aansluiting op printer
3
kabel van de USB-printer


KENNISGEVING: Gebruik voor de het beste resultaat een parallelle kabel van 3 meter of minder.


4. Zet de printer aan en zet vervolgens de computer aan. Als het venster Wizard Hardware toevoegen verschijnt, klikt u op Annuleren.

5. Installeer indien nodig het stuurprogramma voor de printer. Raadpleeg hiervoor de documentatie die met de printer werd geleverd.
Twee monitors aansluiten

Als u een grafische kaart hebt aangeschaft die ondersteuning voor twee monitors biedt, moet u de onderstaande aanwijzingen volgen om uw monitors aan te
sluiten en te activeren. De aanwijzingen laten u zien hoe u twee monitors (elk met een VGA-aansluiting),éénmonitormeteenVGA-aansluitingenéénmonitor
met een DVI-aansluiting of een televisie kunt aansluiten.

Twee VGA-monitors aansluiten

1. Zet de computer uit.

2. Sluit een van de monitors op de VGA-aansluiting (blauw) aan de achterzijde van de computer aan.

3. Sluit de andere monitor aan op de optionele DVI-adapter en sluit de DVI- adapter aan op de DVI-aansluiting (wit) aan de achterzijde van de computer.

4. Start de computer opnieuw op.

1
parallelle aansluiting op de computer
2
aansluiting op de printer
3
klemmen (2)
4
inkepingen
5
parallelle printerkabel
6
schroeven (2)
OPMERKING: Als uw computer met een ingebouwde grafische kaart is uitgerust, moet u beide monitors niet op de ingebouwde videoaansluiting
aansluiten. Als de ingebouwde videoaansluiting is.

EénVGA-monitoraansluitenenéénDVI-modem aansluiten

1. Zet de computer uit.

2. Sluit de VGA-aansluiting op de monitor aan op de VGA-aansluiting (blauw) aan de achterzijde van de computer.

3. Sluit de DVI-aansluiting op de andere monitor aan op de DVI-aansluiting (wit) aan de achterzijde van de computer.

4. Start de computer opnieuw op.

Een televisie aansluiten

1. Zet de computer uit.

2. Sluit een uiteinde van de S-video-kabel aan op de optionele TV-OUT- aansluiting aan de achterzijde van de computer.

3. Sluit het andere uiteinde van de S-video-kabel aan op de S-video- aansluiting op uw televisie.

4. Sluit de VGA- of DVI-monitor aan.

5. Start de computer opnieuw op.

De beeldscherminstellingen wijzigen

1. Zet de computer aan nadat u de monitor(s) of televisie hebt aangesloten.
Het bureaublad van Microsoft
®
Windows
®
wordt op de primaire monitor weergegeven.

2. U kunt de uitgebreide bureaubladmodus activeren in de beeldscherminstellingen. In de uitgebreide bureaubladmodus kunt u objecten van het ene
beeldscherm naar het andere slepen, waardoor u de werkruimte in feite verdubbelt.
Stroombeveiligingsvoorzieningen
Er zijn verschillende voorzieningen beschikbaar die de computer beschermen tegen stroomschommelingen en -storingen:
l Stroomstootbeveiligingen
l Spanningsstabilisatoren
l Uninterruptible power supplies (UPS)
1
optionele DVI-adapter
2
DVI-aansluiting (wit)
3
TV-OUT-aansluiting
4
VGA-aansluiting (blauw)
OPMERKING: U moet een S-video-kabel aanschaffen om een televisie op uw computer aan te kunnen sluiten. Dergelijke kabels zijn verkrijgbaar bij de
meeste elektronicazaken. De kabel wordt niet bij uw computer geleverd.

Stroomstootbeveiligingen
Stroomstootbeveiligingen en power strips die met bescherming tegen stroomstoten zijn uitgerust, kunnen uw computer beschermen tegen schade als gevolg
van stroompieken die kunnen optreden tijdens onweer of na stroomonderbrekingen. Sommige fabrikanten van stroomstootbeveiligingen bieden garantie
tegen bepaalde typen schade. Raadpleeg aandachtig de garantievoorwaarden als u een stroomstootbeveiliging kiest. Een apparaat met een hoger
jouleniveau biedt betere bescherming. U kunt de jouleniveaus vergelijken om de relatieve effectiviteit van verschillende voorzieningen vast te stellen.
Veel stroomstootbeveiligingen zijn voorzien van een telefooncontact ter bescherming van de modem. Raadpleeg de documentatie voor de
stroomstootbeveiliging voor informatie over het aansluiten van een modem.

Spanningsstabilisatoren
Spanningsstabilisatoren hebben ten doel om de netstroom op een redelijk constant niveau te houden.

Uninterruptible Power Supplies
Een UPS biedt bescherming tegen stroomschommelingen en -onderbrekingen. UPS-voorzieningen zijn uitgerust met een batterij die tijdelijke stroom levert aan
de aangesloten hardware wanneer de netstroom wordt onderbroken. De batterij laadt zichzelf op wanneer er netstroom beschikbaar is. Raadpleeg de
documentatie van de fabrikant van de UPS voor informatie over de werkduur van de batterij en om te controleren of het apparaat is goedgekeurd door
Underwriters Laboratories (UL).

Terug naar inhoudsopgave

KENNISGEVING: Spanningsstabilisatoren bieden geen bescherming tegen stroomonderbrekingen.
OPMERKING: Om een maximale werkduur van de batterij te garanderen moet u alleen uw computer op een UPS aansluiten. Sluit andere apparaten,
zoals een printer, op een afzonderlijke power strip aan die bescherming biedt tegen stroomstoten.
Terug naar inhoudsopgave
 Systeemsetupprogramma
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Overzicht
Het systeemsetupprogramma openen
Systeemsetup-vensters
Overzicht
Het systeemsetupprogramma gebruikt u als volgt:
l Om de systeemconfiguratieinformatie te wijzigen nadat u hardware hebt toegevoegd, gewijzigd of verwijderd
l Om een door gebruikers instelbare optie zoals het gebruikerswachtwoord in te stellen of wijzigen
l Omdehuidigehoeveelheidgeheugenteraadplegenofhettypevandegeïnstalleerdehardeschijfintestellen
Voordat u gebruikmaakt van het systeemsetupprogramma, wordt u aangeraden om de informatie in het scherm van het systeemsetupprogramma te noteren
voor toekomstige naslag.
Het systeemsetupprogramma openen

1. Start of herstart de computer.

2. AlshetblauweDELL™-logo verschijnt, drukt u meteen op <F2>.
Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten tot u het bureaublad van Microsoft®Windows®ziet. Zet
de computer uit (zie De computer uitzetten) en probeer het opnieuw.
Systeemsetup-vensters
Het system-setup-scherm geeft de huidige of wijzigbare configuratieinformatie voor uw computer weer. De informatie op het scherm is in drie gebieden
onderverdeeld: de lijst met opties, het veld met actieve opties en toetsfuncties.


Opties van het systeemsetupprogramma

Options List (Optielijst) — Dit veld wordt aan de linkerzijde van het system-setup-venster weergegeven. Het
veldiseenschuifbarelijstdieeenoverzichtbiedtvanfunctiesdiedeconfiguratievanuwcomputerdefiniëren,
inclusiefdegeïnstalleerdehardware,energiebesparingsfunctiesenbeveiligingsfuncties.
Ga naar boven en beneden in de lijst met behulp van de pijl-omhoog- en pijl-omlaagtoets. Als een optie wordt
gemarkeerd, zal in het Option Field (Optieveld) meer informatie over die optie worden weergegeven,
alsmede de huidige en beschikbare instellingen voor die optie. Gebruik de toetsen + en - op het numerieke
toetsenblok om elke optie in- of uit te klappen.
Option Field (Optieveld) — Dit veld bevat
informatie over elke optie. In dit veld kunt u
de huidige instellingen weergeven en de
instellingen wijzigen.
Gebruik de pijl-naar-links-toets en pijl-naar-
rechts-toets om een optie te markeren. Druk
op <Enter> om de selectie te activeren.







Key Functions (Toetsenfuncties) — Dit veld wordt weergegeven onder het Option Field (Optieveld) en geeft een overzicht van toetsen en hun functies
binnen het actieve system-setup-veld.
OPMERKING: Afhankelijkvanuwcomputerendedaaropgeïnstalleerdeapparatenkunnendeitemsinditgedeeltealdannietwordenweergegeven



Systeem
System Info
(Systeeminformatie)
Vermeldt de naam van de computer, de BIOS-versie, het servicelabel, de code voor express-service (indien van toepassing) en
de inventaristag. Geen van deze velden kan worden gewijzigd.
Processor Info
Biedt informatie over het processortype, de kloksnelheid van de processor, de bussnelheid van de processor, het formaat van
de L2-cache van de processor en de id van de processor. Geeft aan of de processor hyperthreading, multi core-functionaliteit en
ondersteuning voor 64 bits technologie biedt. Geen van deze velden kan worden gewijzigd.
Memory Info
(Geheugeninformatie)
Geefteenoverzichtvandegeïnstalleerdegeheugencapaciteit,degeheugensnelheid,degeheugenkanaalmodus(dualofsingle),
degeheugentechnologieendesleufgegevensvoorhetgeïnstalleerdegeheugen.Voorelkegeheugensleufwaaropeen
geheugenmoduleisgeïnstalleerdbiedthetsysteemsetupprogrammaeenoverzichtvanhetDIMM-formaat, EEC-ondersteuning, de
rangorde, het type en de organisatie. Lege geheugensleuven worden aangeduid met "Empty". Geen van deze velden kan worden
gewijzigd.
PCI Info (PCI-
informatie)
VermeldtallegeïnstalleerdePCI- of PCI Express-kaarten en hun respectieve sleuf-ID. Geen van deze velden kan worden
gewijzigd.
Date/Time (Datum/tijd)
Vermeldt de huidige datum- en tijdsinstellingen.
Boot Sequence
(Opstartvolgorde)
De computer probeert op te starten op basis van de apparaatvolgorde die in deze lijst is opgegeven. Deze optie stelt u in staat
om de opstartvolgorde te bepalen/wijzigen (zie Boot Sequence (Opstartvolgorde)).
Stations
Diskette Drive (Diskettestation)
l Voor Diskette drive: is Internal
(Intern) de standaardoptie
l Zonder diskettestation is USB de
standaardoptie.
Deze optie activeert of deactiveert het diskettestation. Beschikbare opties zijn Off (Uit), Internal (Intern), USB
en Read Only (Alleen-lezen).

OPMERKING: Als USB is geselecteerd, moet u controleren of de optie voor de USB-controller onder Onboard
Devices (Ingebouwde apparaten) is ingesteld op On (Aan).
SATA 0 t/m SATA n
Vermeldt, activeert en deactiveert de stations die met de SATA-aansluitingen op het moederbord zijn verbonden
en vermeldt de capaciteit van de harde schijven.
SATA-werking
(RAID Autodetect/AHCI is de
standaardoptie)

Opties voor mini tower- en desktopcomputers:
l RAID Autodetect/AHCI (RAID indien schijf met RAID-handtekening, zo niet AHCI)
l RAID Autodetect/ATA (RAID indien schijf met handtekening, zo niet ATA)
l RAID On (SATA is bij elke opstartprocedure ingesteld op RAID on)

OPMERKING: In Autodetect-modus zal de computer de schijf configureren als RAID als er een RAID-
handtekening op de schijf wordt gedetecteerd. Zo niet, dan zal de schijf als een AHCI- of ATA-schijf worden
geconfigureerd.
SMART Reporting
Off (Uit) is de standaardoptie
Deze instelling bepaalt of fouten met betrekking tot ingebouwde stations al dan niet tijdens het opstarten van
het systeem worden vermeld.
Onboard Devices (Ingebouwde apparaten)
Integrated NIC
(Ingebouwde NIC)
On (Aan) is de
standaardoptie
Activeert of deactiveert de Integrated NIC-controller. Beschikbare instellingen zijn Off (Uit), On (Aan), On w/ PXE (Aan met PXE) en
On w/RPL (Aan met RPL). Als de instelling On w/ PXE (Aan met PXE) of On w/RPL (Aan met RPL) is geactiveerd, en er geen
opstartroutine op de netwerkserver beschikbaar is, zal de computer proberen om op te starten vanaf het volgende apparaat in de
lijst met opstartbronnen.
Integrated Audio
(Ingebouwde audio)
On (Aan) is de
standaardoptie
Activeert of deactiveert de ingebouwde audiocontroller.
USB Controller (USB-
controller)
On (Aan) is de
standaardoptie
Activeert of deactiveert de interne USB-controller. No Boot (Niet opstarten) activeert de controller, maar zorgt ervoor dat het niet
mogelijk is om de computer vanaf een USB-apparaat op te starten.

OPMERKING: Besturingssystemen die USB ondersteunen zullen ondanks de instelling No Boot (Niet opstarten) in staat zijn om
USB-diskettestations te herkennen.
USB-aansluiting
voorzijde
On (Aan) is de
standaardoptie
Activeert of deactiveert de USB-poorten aan de voorzijde van de computer.
PCI-sleuven
On (Aan) is de
standaardoptie
Activeert of deactiveert alle PCI-sleuven.
LPT Port Mode(LPT-
poortmodus)
Bepaalt de werkmodus van de interne parallelle poort.
l Off (Uit) deactiveert de poort.



PS/2 is de
standaardoptie
l AT stelt de poort in op AT-compatibiliteit.
l PS/2 stelt de poort in op PS/2-compatibiliteit.
l EPP configureert de poort voor het bidirectionele EPP-protocol.
l ECP configureert de poort voor het bidirectionele ECP-protocol.

OPMERKING: Als u de LPT Port Mode (LPT-poortmodus) instelt op ECP, zal e LPT Port DMA (LPT-poort-DMA) in het optiemenu
verschijnen.
LPT Port Address
(LPT-poortadres)
Bepaalt het adres dat door de ingebouwde parallelle poort wordt gebruikt.
Serial Port #1
(Seriëlepoortnr.
1)
Auto (Automatisch)
standaardoptie
Bepaaltdemanierwaaropdeseriëlepoortfunctioneert.
Auto (Automatisch), de standaardoptie, stelt automatisch een aansluiting op een bepaalde toewijzing in (COM1 of COM3).
Serial Port #2
(Seriëlepoortnr.
2)
Auto (Automatisch) is
de standaardoptie
Bepaaltdemanierwaaropdeseriëlepoortfunctioneert.

OPMERKING: AlleenbeschikbaaralsereenseriëlePS/2-poortadapterisgeïnstalleerd.
Auto (Automatisch), de standaardoptie, stelt automatisch een aansluiting op een bepaalde toewijzing in (COM2 of COM4).
Video (Videocontroller)
Primary Video (Primaire
videocontroller)
Auto (Automatisch) is de
standaardoptie
Deze instelling geeft aan welke videocontroller de primaire videocontroller is, Auto of Onboard/PEG (Ingebouwd/PEG). Als
Auto (Automatisch) wordt geselecteerd, zal de uitbreidingsvideocontroller worden gebruikt.

OPMERKING: Een PCI Express Graphics (PEG)-kaart zal de werking van de ingebouwde videocontroller overnemen.
Performance (Prestatie)
Multiple CPU Core
On (Aan) is de
standaardoptie
Bepaalt of er een of twee cores op de processor worden geactiveerd. On (Aan) activeert de tweede core.
SpeedStep
Off (Uit) is de
standaardoptie
Activeert Intel®SpeedStep®voor alle ondersteunde processors binnen de computer. Deze instelling wijzigt het stroomverbruik
en de frequentie van de processor.

OPMERKING: Deze optie is mogelijk niet op uw computer beschikbaar.
Limit CPUID Value
Off (Uit) is de
standaardoptie
Beperkt de maximale waarde die de standaard CPUID-functie van de processor ondersteunt. Sommige besturingssystemen
kunnenpasvollediggeïnstalleerdwordenwanneerdemaximaleondersteundewaardevoordeCPUID-functie groter is dan 3.
Akoestische modus vaste
schijf
Bypass (Negeren) is de
standaardoptie
l Bypass (Negeren) — Uw computer zal de huidige instellingen voor de akoestische modus niet controleren of wijzigen.
l Quiet (Stil) — De harde schijf werkt op basis van diens minst gehorige instelling.
l Suggested (Aanbevolen) — De harde schijf werkt volgens het gehorigheidsniveau dat door de fabrikant is aanbevolen.
l Performance (Prestatie) — De harde schijf werkt op maximale snelheid.

OPMERKING: Als u op een andere prestatiemodus overgaat, is het mogelijk dat de harde schijf meer geluid produceert. Dit heeft
echter geen invloed op de schijfprestatie. Als u de geluidsinstellingen wijzigt, zal het image van de vaste schijf niet worden
gewijzigd.
Security (Beveiliging)
Admin Password
(Beheerderwachtwoord)
Not Set (Niet ingesteld) is de
standaardoptie
Geeft de huidige status van de wachtwoordbeveiligingsfunctie van het systeemsetupprogramma weer, en stelt u in
staatomeennieuwbeheerderwachtwoordteverifiërenofintestellen.HetBeheerderwachtwoord kan worden
gedeactiveerd met behulp van een jumper op het moederbord.
System Password (Systeemwachtwoord)
Not Set (Niet ingesteld) is de
standaardoptie

Geeft de huidige status van de syteemwachtwoordbeveiligingsfunctie weer en biedt de mogelijkheid om een nieuw
systeemwachtwoordteverifiërenofintestellen.HetSysteemwachtwoord kan worden gedeactiveerd met behulp
van een jumper op het moederbord.
Drive 0-n Password (0-n-wachtwoord
harde schijf)
Geeft de huidige status van de wachtwoordbeveiligingsfunctie voor de harde schijf weer en maakt het mogelijk om
eennieuwwachtwoordvoordehardeschijfteverifiërenenintestellen.Alshetstationeencdofdvdis,zalergeen
wachtwoord beschikbaar zijn.


Not Set (Niet ingesteld) is de
standaardoptie
Password Changes
(Wachtwoordwijzigingen)
Unlocked (Onvergrendeld) is de (Niet
ingesteld) is de standaardoptie

Definieert de interactie tussen het systeemwachtwoord en het beheerderwachtwoord.
l Locked (Vergrendeld) voorkomt dat een gebruikers zonder geldig beheerderwachtwoord het
systeemwachtwoord kunnen wijzigen.
l Unlocked (Onvergrendeld) stelt gebruikers met een geldig systeemwachtwoord in staat om het
systeemwachtwoord te wijzigen.
Execute Disable
On (Aan) is de standaardoptie)
Met deze instelling activeert of deactiveert u de geheugenbeveiligingstechnologie Execute Disable.
Computrace(R)
Deactivate (Deactiveren is de
standaardoptie)
Activeert of deactiveert de BIOS-interface van de optionele Computrace
®
-agent van Absolute
®
Software. Deze
optionele bewakingsdienst is afzonderlijk verkrijgbaar.
l Activate (Activeren) activeert de BIOS-interface van de Computrace-agent permanent.
l Disable (Uitschakelen) deactiveert de BIOS-interface van de Computrace-agent permanent.
l Deactivate (Deactiveren) deactiveert de BIOS-interface van de Computrace-agent tijdelijk.
Door deze dienst te activeren, gaat u akkoord met de overdracht van gegevens van uw computer naar de server
van Computrace.
Power Management (Energiebeheer)
AC Recovery (Netstroomherstel)
Off (Uit) is de standaardoptie)
Bepaalt de manier waarop de computer reageert wanneer na een stroomstoring er opnieuw netstroom wordt geleverd.
l Off (Uit) geeft de computer opdracht om uit te blijven wanneer deze opnieuw van stroom wordt voorzien. U moet
de aan/uit-knop op het voorpaneel indrukken om de computer aan te zetten.
l On (Aan) geeft de computer opdracht om aan te gaan als deze opnieuw van stroom wordt voorzien.
l Last (Laatste) geeft de computer de opdracht om naar de laatste stroomstand terug te keren waarin de
computer zich bevond op het moment voordat deze werd uitgezet.
Auto Power On (Automatische
stroom aan)
Off (Uit) is de standaardoptie)

Stelt de computer zodanig in dat deze automatisch wordt aangezet.
l Met Off (Uit) wordt deze functie gedeactiveerd.
l Everyday (Elke dag) zet de computer elke dag aan op het tijdstip dat is ingesteld in Auto Power Time (Tijdstip
automatisch inschakelen).
l Weekdays (Weekdagen) zet de computer elke dag van maandag tot vrijdag aan op het tijdstip dat is ingesteld
in Auto Power Time (Tijdstip automatisch inschakelen).

OPMERKING: Deze functie werkt niet als u de computer uitzet met behulp van een schakelaar op een stekkerdoos of
stroomstootbeveiliging.
Auto Power Time (Tijdstip
automatisch inschakelen)
Stelt de tijd in waarop de computer automatisch wordt ingeschakeld.
Voor de tijd wordt het standaard 12-urig formaat gehanteerd (uren:minuten). U kunt de opstarttijd wijzigen door op de
pijl-naar-links-toets of pijl-naar-rechts-toets te drukken om een hoger of lager getal te selecteren, of getallen in de
datum- en tijdsvelden invoeren.
Low Power Mode
(Stroombesparingsmodus)
Off (Uit) is de standaardoptie
Als Low Power Mode (Stroombesparingsmodus) is geselecteerd, is het niet meer mogelijk om de computer met behulp
van wekgebeurtenissen in te schakelen vanuit de stand Hibernate (Slaapstand) of Off (Uit-stand) via de ingebouwde
netwerkcontroller.
Remote Wake-Up (Wekken op
afstand)
Off (Uit) is de standaardoptie

Deze optie stelt de computer in staat om zichzelf in te schakelen wanneer een NIC of modem met een remote wakeup-
functie een weksignaal ontvangt.
On (Aan) is de standaardoptie. On w/ Boot to NIC (Aan met opstarten naar NIC) zal de computer in staat stellen om
vanaf een netwerk op te starten alvorens op te starten op basis van de opstartvolgorde.

OPMERKING: Normaliter kan de computer op afstand worden ingeschakeld vanuit de uitstelmodus, slaapstand of indien
deze is uitgeschakeld. Als stroombesparingsmodus (in het menu Energiebeheer) is geactiveerd, zal het niet mogelijk
zijn om de computer op afstand in te schakelen vanuit Suspend (Uitstelmodus).
Suspend Mode (Uitstelmodus)
S3 is de standaardoptie
Stelt de uitstelmodus van de computer in.
l S1 - Een uitstelmodus waarin de computer in een stroombesparingsmodus draait.
l S3 - Een uitstelmodus waarin de computer voor veel onderdelen gereduceerde stroom biedt of wordt
uitgeschakeld.Hetsysteemgeheugenblijftdaarentegenactief.
Maintenance (Onderhoud)
Service Tag (Servicelabel)
Geeft het servicelabel voor uw computer weer.
SERR-bericht
On (Aan) is de
standaardoptie
Voor sommige grafische kaarten is het nodig dat het SERR-bericht wordt gedeactiveerd.
Load Defaults
Herstelt de fabrieksinstellingen voor het systeemsetupprogramma.


Boot Sequence (Opstartvolgorde)
Deze functie stelt u in staat om de opstartvolgorde voor apparaten te wijzigen.

Opties
l USB Device (USB-apparaat) — De computer probeert om vanaf het USB-apparaat op te starten. Als er geen besturingssysteem aanwezig is, zal de
computer een foutmelding genereren.
l Onboard or USB Floppy Drive (Ingebouwd of USB-diskettestation) — De computer probeert om vanaf het diskettestation op te starten. Als de diskette
in het diskettestation niet opstartbaar is, of as er geen diskette in het diskettestation aanwezig is, zal de computer een foutmelding genereren.
l Onboard SATA Hard Drive (Ingebouwde SATA-schijf) — DecomputerprobeertomoptestartenvanafdeprimaireseriëleATA-schijf. Als er geen
besturingssysteem op de schijf aanwezig is, zal de computer een foutmelding genereren.
l Onboard or USB Optical Drive (Ingebouwde optische schijf of optische USB-schijf) — De computer probeert op te starten vanaf het optisch station. Als
er geen schijf in het station aanwezig is, of als de schijf geen besturingssysteem bevat, zal de computer een foutmelding genereren.
l Onboard Network Controller (Ingebouwde netwerkcontroller) — De computer probeert op te starten vanaf de netwerkcontroller. Als er geen
besturingssysteem aanwezig is, zal de computer een foutmelding genereren.

De opstartvolgorde voor de huidige opstartsessie wijzigen
U kunt deze functie onder meer gebruiken om de computer te instrueren om op te starten vanaf het optisch station, zodat u Dell Diagnostics kunt uitvoeren
vanaf de cd Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's), en de computer vervolgens op te laten starten vanaf de vaste schijf wanneer de diagnostische
tests zijn voltooid. U kunt deze functie ook gebruiken om uw computer op te starten vanaf een USB-apparaat zoals een diskettestation, geheugenstick of
optisch station.

1. Als u opstart vanaf een USB-apparaat, moet u het USB-apparaat aansluiten op een USB-aansluiting.

2. Start of herstart de computer.

3. Als rechts bovenin het scherm de tekst F2 = Setup, F12 = Boot Menu wordt weergegeven, drukt u op <F12>.
Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u blijven wachten totdat u het bureaublad van Microsoft Windows ziet. Zet
vervolgens de computer uit (zie De computer uitzetten) en probeer het opnieuw.
(standaardoptieen laden)
Event Log
(Gebeurtenislogboek)
Stelt u in staat om het gebeurtenislogboek weer te geven. Ingangen worden met een R gemarkeerd voor Read (Gelezen) en
U voor Unread (Ongelezen). Mark All Entries Read (Alle ingangen als gelezen markeren) plaatst links van alle ingangen een
R. Met Clear Log (Log wissen) wist u het gebeurtenislogboek.
ASF Mode (ASF-modus)
Zorgt voor het Alert Standard Format (ASF)-beheer van de NIC. De BIOS-instellingsoptie wordt gebruikt om de ASF 2.0-functie,
Alert Only (Alleen waarschuwing) of Off (Uit) te selecteren.
POST Behavior (POST-gedrag)
Fast Boot
On (Aan) is de standaardoptie
Indien deze functie is geactiveerd zal de opstarttijd van de computer worden gereduceerd door een aantal
compatibiliteitsstappen over te slaan.
l Off - Tijdens het opstarten van de computer worden geen stappen overgeslagen.
l On - De computer start sneller op.
Numlock Key (Numlock-toets)
On (Aan) is de standaardoptie
Bepaalt de functionaliteit van de numerieke toetsen aan de rechterkant van uw toetsenbord.
l Off - De toetsen op het rechter toetsenblok functioneren als pijltoetsen.
l On - De toetsen op het rechter toetsenblok functioneren als getallen.
POST Hotkeys (POST-sneltoetsen)
Setup & Boot Menu (Instellings- en
opstartmenu) is de standaardoptie
Bepaalt of er op het aanmeldingsscherm een bericht wordt weergegeven dat de toetsencombinatie vermeld die
nodig is om het systeemsetupprogramma of de functie Quickboot (Snel opstarten) te openen.
l Setup & Boot Menu (Set-up- en opstartmenu) geeft beide meldingen weer (F2=Set-upmenu en
F12=Opstartmenu).
l Setup geeft alleen het set-upbericht weer (F2=Set-up).
l Boot Menu geeft alleen het Quick Boot-bericht weer (F12=opstartmenu).
l None (Geen) geeft geen bericht weer.
Keyboard Errors (Toetsenbordfouten)
Report (Rapporteren) is de
standaardoptie
Indien deze optie is ingesteld op Report (Rapporteren) (geactiveerd) en tijdens de POST een fout wordt
gedetecteerd, zal de BIOS de foutmelding weergeven en u vragen om op <F1> te drukken om verder te gaan of om
op <F2> te drukken om het systeemsetupprogramma te starten.
Indien deze optie is ingesteld op Do Not Report (Niet rapporteren) (gedeactiveerd) en tijdens de POST een fout
wordt gedetecteerd, zal de BIOS de foutmelding weergeven en met het opstarten van de computer doorgaan.
OPMERKING: Als de computer opstart vanaf een USB-diskettestation, moet u eerst het diskettestation instellen op USB in het systeemsetupprogramma
(zie Systeemsetupprogramma).
Het Boot Device Menu (Opstartbronmenu) zal verschijnen en alle beschikbare opstartbronnen vermelden. Elk apparaat wordt vergezeld van een getal.

4. Voer onderin het menu het getal in van het apparaat dat alleen voor de huidige opstartprocedure zal worden gebruikt.
Als u bijvoorbeeld vanaf een USB-stick opstart, markeert u USB Device (USB-apparaat) en drukt u op <Enter>.

De opstartvolgorde wijzigen voor toekomstige opstartprocedures

1. Open het systeemsetupprogramma (zie Het systeemsetupprogramma openen).

2. Gebruik de pijltoetsen om de menuoptie Boot Sequence (Opstartvolgorde) te markeren en druk op <Enter> om het pop-up- venster te openen.

3. Gebruik de pijltoetsen om de lijst met apparaten te doorlopen.

4. Druk op de spatiebalk om een apparaat te activeren of deactiveren. (Geactiveerde apparaten zijn voorzien van een vinkje.)

5. Druk op <Shift><Up Arrow> of <Shift><Down Arrow> om een geselecteerd apparaat naar boven of beneden in de lijst te verplaatsen.
Terug naar inhoudsopgave

OPMERKING: Om de computer vanaf een USB-apparaat te starten, moet het apparaat opstartbaar zijn. Raadpleeg de documentatie voor het
apparaat om na te gaan of het apparaat opstartbaar is.
OPMERKING: Noteer de huidige opstartvolgorde voor het geval u deze wilt herstellen.
Terug naar inhoudsopgave
 Software opnieuw installeren
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Stuurprogramma's
Problemen met hardware of software oplossen
Het besturingssysteem herstellen
Stuurprogramma's

Wat is een stuurprogramma?
Een stuurprogramma is een programma waarmee een apparaat zoals een printer, muis of toetsenbord wordt bestuurd. Voor alle apparaten is een
stuurprogramma nodig.
Een stuurprogramma fungeert als een vertaler voor het apparaat en de andere programma's die gebruikmaken van het apparaat. Elk apparaat beschikt over
een eigen reeks speciale opdrachten die alleen door het bijbehorende stuurprogramma worden herkend.
Uw Dell-computer wordt standaard met de vereiste stuurprogramma's geleverd. Voor de stuurprogramma's is geen verdere installatie of configuratie
benodigd.
Veel stuurprogramma's, bijvoorbeeld het stuurprogramma voor het toetsenbord, worden geleverd met het besturingssysteem Windows. In de volgende
gevallen moet u mogelijk stuurprogramma's installeren:
l U voert een upgrade voor uw besturingssysteem uit.
l U installeert uw besturingssysteem opnieuw.
l U sluit een nieuw apparaat aan of u installeert een nieuw apparaat.

Stuurprogramma's controleren
Als u problemen met een apparaat ondervindt, controleert u of het stuurprogramma de bron van het probleem is en werkt u het stuurprogramma indien
noodzakelijk bij.

Microsoft®Windows®XP

1. Klik op Start® Configuratiescherm.

2. Selecteer onder Kies een categorie de optie Prestaties en onderhoud en klik op Systeem.

3. Selecteer in het venster Systeemeigenschappen het tabblad Hardware en klik op Apparaatbeheer.

MicrosoftWindowsVista™

1. Klik op de knop Start van Windows Vista en klik met de rechtermuisknop op Computer.

2. Klik op Eigenschappen® Apparaatbeheer.
Ga naar beneden in de lijst om te zien of het pictogram voor een apparaat is voorzien van een uitroepteken (een gele cirkel met een [!]).
Als de naam van een apparaat wordt vergezeld van een uitroepteken, kan het nodig zijn om het stuurprogramma opnieuw te installeren of een nieuw
stuurprogramma te installeren.

Stuur- en hulpprogramma's opnieuw installeren
OPMERKING: Mogelijk verschijnt het venster User Account Control. Als u over beheerdersrechten beschikt, klikt u op Verder. Zo niet, dan moet u
contact opnemen met uw systeembeheerder voor verdere actie.

Vorig stuurprogramma van Windows XP gebruiken
Alsereenprobleemopuwcomputeroptreedtnadatueenstuurprogrammahebtgeïnstalleerdofbijgewerkt,moetuVorigstuurprogrammavanWindowsXP
gebruikenomhetstuurprogrammaterugtezettennaardeeerdergeïnstalleerdeversie.
Windows XP:

1. Klik op Start® Deze computer® Eigenschappen® Hardware® Apparaatbeheer.

2. KlikmetderechtermuisknopophetapparaatwaarvooreennieuwstuurprogrammawerdgeïnstalleerdenklikopEigenschappen.

3. Selecteer het tabblad stuurprogramma's en klik op® Stuurprogramma terugzetten.
Windows Vista:

1. Klik op de knop Start van Windows Vista , en klik met de rechtermuisknop op Computer.

2. Klik op Eigenschappen® Apparaatbeheer.

3. KlikmetderechtermuisknopophetapparaatwaarvooreennieuwstuurprogrammawerdgeïnstalleerdenklikopEigenschappen.

4. Selecteer het tabblad Stuurprogramma's en klik op Stuurprogramma terugzetten.
Als Vorig stuurprogramma van Windows XP het probleem niet heeft kunnen verhelpen, gebruikt u Systeemherstel (zie Het besturingssysteem herstellen) om
uw computer naar de oorspronkelijke staat te herstellen waarin deze zich bevond toen u het nieuwe stuurprogramma installeerde.

Stuurprogramma's handmatig opnieuw installeren
Nadat u de stuurprogrammabestanden hebt uitgepakt zoals in het vorige gedeelte hebt beschreven, doet u het volgende:
Windows XP:

1. Klik op Start® Deze computer® Eigenschappen® Hardware® Apparaatbeheer.

2. Dubbelklik op het type apparaat waarvoor u het stuurprogramma installeert (bijvoorbeeld Audio of Video).

3. Dubbelklik de naam van het apparaat waarvoor u een stuurprogramma installeert.

4. Selecteer het tabblad Stuurprogramma en klik op Stuurprogramma bijwerken.

5. Klik op Ik wil zelf kiezen (geavanceerd)® Volgende.

6. Klik op Bladeren en blader naar de locatie waarnaar u eerder de stuurprogrammabestanden hebt gekopieerd.

7. Als de naam van het gewenste stuurprogramma verschijnt, klikt u op Volgende.

8. Klik op Voltooien en start de computer opnieuw op.
Windows Vista:

1. Klik op de knop Start van Windows Vista en Klik met de rechtermuisknop op Computer.

2. Klik op Eigenschappen® Apparaatbeheer.

3. Dubbelklik op het type apparaat waarvoor u het stuurprogramma installeert (bijvoorbeeld Audio of Video).

4. Dubbelklik de naam van het apparaat waarvoor u een stuurprogramma installeert.

OPMERKING: Mogelijk verschijnt het venster User Account Control. Als u over beheerdersrechten beschikt, klikt u op Verder. Zo niet, dan moet u
contact opnemen met uw systeembeheerder om Apparaatbeheer te kunnen openen.
OPMERKING: Mogelijk verschijnt het venster User Account Control. Als u over beheerdersrechten beschikt, klikt u op Verder. Zo niet, dan moet u
contact opnemen met uw systeembeheerder om Apparaatbeheer te kunnen openen.

5. Klik op het tabblad Stuurprogramma en selecteer Stuurprogramma bijwerken® Browse my computer for driver software.

6. Klik op Bladeren en blader naar de locatie waarnaar u eerder de stuurprogrammabestanden hebt gekopieerd.

7. Als de naam van het gewenste stuurprogramma verschijnt, klikt u op de naam van het stuurprogramma® OK® Volgende.

8. Klik op Voltooien en start de computer opnieuw op.
Problemen met hardware of software oplossen
Als een apparaat niet wordt gedetecteerd tijdens het instellen van het besturingssysteem of als het wel wordt gedetecteerd maar niet juist wordt
geconfigureerd, kunt u de Probleemoplosser voor hardware gebruiken om de incompatibiliteit op te lossen.
De Probleemoplosser voor hardware start u als volgt:
Windows XP:

1. Klik op Start® Help en ondersteuning.

2. Type Probleemoplosser voor hardware in het zoekveld en druk op <Enter> om met zoeken te beginnen.

3. Klik in het gedeelte Een probleem oplossen op Probleemoplosser voor hardware.

4. Selecteer in de lijst Probleemoplosser voor hardware de optie die uw probleem het beste beschrijft en klik op Volgende om de resterende stappen in
het probleemoplossingsproces te volgen.
Windows Vista:

1. Klik op de knop Start van Windows Vista en klik op Help en ondersteuning.

2. Type probleemoplosser voor hardware in het zoekveld en druk op <Enter> om met zoeken te beginnen.

3. Selecteer in de zoekresultaten de optie waarvan de beschrijving het meest overeenkomt met het probleem, en volg de onderstaande stappen in het
probleemoplossingsproces.
Het besturingssysteem herstellen
U kunt het besturingsyssteem op een van de volgende manieren terugzetten:
l Systeemherstelhersteltuwcomputernaareeneerderewerkendetoestand,zonderdegegevensbestandentebeïnvloeden.GebruikSysteemherstel
als de eerste oplossing om het besturingssysteem te herstellen en uw gegevensbestanden te behouden.
l Dell PC Restore van Symantec (beschikbaar in Windows XP) en Dell Factory Image Restore (beschikbaar in Windows Vista) herstellen de vaste schijf
naar de staat waarin deze zich bevond toen u de computer aanschafte. Beide toepassingen verwijderen alle gegevens permanent van de vaste schijf
enverwijderenalleprogramma'sdieuhebtgeïnstalleerdnadatudecomputerhebtontvangen.GebruikDellPCRestoreofDellFactoryImageRestore
alleen als Systeemherstel het probleem met het besturingssysteem niet heeft verholpen.
l Als de cd Operating System (Besturingssysteem) bij uw computer werd meegeleverd, kunt u deze gebruiken om het besturingssysteem te herstellen.
Als u de cd Operating System gebruikt, zullen echter alle gegevens van de vaste schijf worden verwijderd. Gebruik de cd alleen als Systeemherstel het
probleem met het besturingssysteem niet heeft verholpen.

Microsoft Windows Systeemherstel gebruiken
Windows XP en Windows Vista bieden een optie genaamd Systeemherstel waarmee u de computer kunt herstellen naar een eerdere werkende stand (zonder
invloed op de gegevensbestanden) wanneer de computer als gevolg van wijzigingen van de hardware, software of andere systeeminstellingen niet langer
naar behoren functioneert. Alle wijzigingen die Systeemherstel op uw computer maakt, kunnen volledig ongedaan worden gemaakt.

Systeemherstel starten
Windows XP:
KENNISGEVING: Maak regelmatig een back-up van uw bestanden. Systeemherstel kan uw gegevens niet bewaken of herstellen.
OPMERKING: De procedures in dit document zijn geschreven voor de standaard Windows-weergave en zijn daarom niet van toepassing wanneer u uw
Dellâ„¢-computer instelt op de klassieke Windows-weergave.

1. Klik op Start® Alle programma's® Accessoires® Systeemwerkset® Systeemherstel.

2. Klik op Een eerdere status van deze computer herstellen of Een herstelpunt maken.

3. Klik op Volgende en volg de aanwijzingen op het scherm.
Windows Vista:

1. Klik op Start .

2. Type in het venster Starten met zoeken Systeemherstel en druk op <Enter>.

3. Klik op Volgende en volg alle instructies op het scherm.
Als Systeemherstel het probleem niet heeft opgelost, zult u de laatste systeemherstelbewerking niet meer ongedaan kunnen maken.

Het laatste systeemherstel ongedaan maken
Windows XP:

1. Klik op Start® Alle programma's® Accessoires® Systeemwerkset® Systeemherstel.

2. Klik op De laatste herstelbewerking ongedaan maken en klik vervolgens op Volgende.
Windows Vista:

1. Klik op Start .

2. Type in het venster Zoeken starten Systeemherstel en druk op <Enter>.

3. Klik op De laatste herstelbewerking ongedaan maken en klik vervolgens op Volgende.

Systeemherstel inschakelen
Als u Windows XP opnieuw installeert terwijl er minder dan 200 MB vaste-schijfruimte vrij is, wordt Systeemherstel automatisch uitgeschakeld.
U kunt als volgt zien of Systeemherstel is ingeschakeld:

1. Klik op Start® Configuratiescherm® Prestaties en onderhoud® Systeem.

2. Selecteer het tabblad Systeemherstel en vink het selectievakje Systeemherstel uitschakelen uit.

Dell™PCRestoreenDellFactoryImageRestoregebruiken
U moet Dell PC Restore (Windows XP) of Dell Factory Image Restore (Windows Vista) alleen gebruiken als de laatste mogelijkheid om uw besturingssyteem te
herstellen. Deze opties herstellen de vaste schijf naar de werkende stand waarin deze zich bevond toen u de computer aanschafte. Programma's en
bestanden die u hebt toegevoegd sinds u de computer— in ontvangst nam, met inbegrip van gegevensbestanden—, zullen permanent van de vaste schijf
worden verwijderd. Gegevensbestanden zijn onder meer documenten, e-mailberichten, digitale foto's, muziekbestanden enzovoort. Maak indien mogelijk een
back-up van alle gegevens voordat u gebruikmaakt van PC Restore of Factory Image Restore.

OPMERKING: Mogelijk verschijnt het venster User Account Control. Als u over beheerdersrechten beschikt, klikt u op VerderZo niet, dan moet u
contact opnemen met uw systeembeheerder om de gewenste taak uit te voeren.
OPMERKING: Windows Vista deactiveert Systeemherstel niet, ook niet als er weinig schijfruimte beschikbaar is. De volgende stappen zijn daarom
alleen op Windows XP van toepassing.
OPMERKING: Dell PC Restore van Symantec en Dell Factory Image Restore zijn in sommige landen of op sommige modellen computers mogelijk niet
aanwezig.

Windows XP: Dell PC Restore
PC Restore gebruiken:

1. Zet de computer aan.
Tijdens het opstartproces verschijnt een blauwe balk met de tekst www.dell.com bovenin het scherm.

2. Als u de blauwe balk ziet, drukt u meteen op <Ctrl><F11>.
Als u niet op tijd op <Ctrl><F11> hebt gedrukt, moet u wachten totdat de computer volledig is opgestart en de computer vervolgens opnieuw opstarten.

3. Klik op Restore en klik op Confirm (Bevestigen).
Het herstelproces neemt ongeveer 6 tot 10 minuten in beslag.

4. Klik desgevraagd op Finish (Voltooien) om de computer opnieuw te starten.

5. Klik desgevraagd op Yes (Ja).
De computer wordt opnieuw opgestart. Omdat de computer naar de oorspronkelijke staat is hersteld, zijn de vensters die op het scherm verschijnen,
zoals het venster met de eindgebruikerslicentieovereenkomst, dezelfde vensters die u te zien kreeg toen u de computer voor het eerst aanzette.

6. Klik op Next (Volgende).
Het venster System restore (Systeemherstel wordt weergegeven en de computer wordt opnieuw opgestart.

7. Klik op OK zodra de computer opnieuw is gestart.
PC Restore verwijderen:
Dell PC Restore stelt u in staat om de vaste schijf te herstellen naar de werkende staat waarin deze zich bevond toen u uw computer aanschafte. U wordt
aangeraden om PC Restore niet van uw computer te verwijderen, zelfs niet om extra ruimte op de vaste schijf vrij te maken. Als u PC Restore van de vaste
schijf verwijdert, zult u dit niet meer ongedaan kunnen maken, en zult u niet langer in staat zijn om het besturingssysteem van uw computer naar de
oorspronkelijke staat te herstellen.

1. Meld u als lokale beheerder op de computer aan.

2. Ga in Microsoft Windows Verkenner naar c:\dell\utilities\DSR.

3. Dubbelklik op de bestandsnaam DSRIRRemv2.exe.

4. Klik op OK om de PC Restore-partitie van de vaste schijf te verwijderen

5. Klik op Yes (Ja) als er een bevestigingsbericht op het scherm verschijnt.
De PC Restore-partitie wordt verwijderd en de zojuist beschikbaar gekomen schijfruimte wordt toegevoegd aan de bestaande vrije ruimte op de vaste
schijf.

6. Klik met de rechtermuisknop op Locale schijf (C) in Windows Verkenner, klik op Eigenschappen en controleer of de additionele schijfruimte wordt
aangeduid in de vorm van een hogere waarde voor Percentage vrije ruimte.

7. Klik op Finish (Voltooien) om het venster PC Restore Removal te sluiten en start de computer opnieuw op.

Windows Vista: Dell Factory Image Restore
KENNISGEVING: Als u niet verder wilt gaan met PC Restore klikt u op Reboot (Opnieuw starten).
OPMERKING: Zet de computer niet handmatig uit. Klik op Finish en wacht tot de computer volledig is opgestart.
OPMERKING: Als u zich niet hebt aangemeld als lokale beheerder, zal een melding op het scherm verschijnen dat u zich als beheerder moet
aanmelden. Klik op Quit (Sluiten) en meld u vervolgens als lokale beheerder aan.
OPMERKING: Als de vaste schijf van uw computer geen partitie voor PC Restore bevat, zal er een melding op het scherm worden weergegeven
dat de partitie niet werd aangetroffen.

1. Zet de computer aan. Druk zodra het DELL-logo verschijnt een paar keer op <F8> om het venster Vista Geavanceerde opstartopties te openen.

2. Selecteer Repair Your Computer (Uw computer repareren).
Het venster System Recovery Options (Opties voor systeemherstel) zal worden weergegeven.

3. Selecteer een toetsenbordlay-out en klik op Next (Volgende).

4. Meld u aan als een lokale gebruiker om toegang tot de herstelopties te krijgen. Om de opdrachtregel te openen, typt u administrator in in het veld
User name (Gebruikernaam) en klikt u op OK.

5. Klik op Dell Factory Image Restore.
Het introductievenster van Dell Factory Image Restore zal verschijnen.

6. Klik op Next (Volgende).
Het venster Confirm Data Deletion (Gegevensverwijdering bevestigen) zal verschijnen.

7. Vink het selectievakje aan om aan te geven dat u door wilt gaan met het opnieuw formatteren van de vaste schijf en het herstellen van de
systeemsoftware naar de fabrieksinstellingen, en klik op Next.
Het herstelproces zal beginnen en vijf minuten of langer in beslag nemen. Er zal een bericht op het scherm verschijnen wanneer het besturingssysteem
en de fabrieksinstellingen zijn hersteld.

8. Klik op Finish (Voltooien) om de computer opnieuw op te starten.

De cd Operating System gebruiken

Voordat u begint
AlsuvanplanbentomhetbesturingssysteemWindowsopnieuwteinstallerenomeenprobleemmeteenzojuistgeïnstalleerdstuurprogrammateherstellen,
moet u eerst "Vorig stuurprogramma van Windows XP gebruiken" proberen. Zie Vorig stuurprogramma van Windows XP gebruiken. Als u het probleem niet
kunt verhelpen met Vorig stuurprogramma, dan dient u Systeemherstel te gebruiken om uw besturingssysteem terug te brengen in de werkingstoestand
waarin het was voordat u het nieuwe apparaatstuurprogramma installeerde. Zie Microsoft Windows Systeemherstel gebruiken.
Om Windows opnieuw te installeren heeft u het volgende nodig:
l DeschijfDell™Operating System (Besturingssysteem)
l De schijf Dell Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's)

Windows XP of Windows Vista opnieuw installeren
Hetkan1tot2urendurenvoordathetherinstallatieprocesisvoltooid.Nadatuhetbesturingssysteemopnieuwhebtgeïnstalleerd,moetuookde
apparaatstuurprogramma's, het antivirusprogramma en andere software opnieuw installeren.

1. Bewaar en sluit alle geopende bestanden en sluit alle programma's.

2. Plaats de cd Operating System in het cd-station.

3. Klik op Sluiten als het venster Windows installaren verschijnt.

4. Start de computer opnieuw.
OPMERKING: Afhankelijk van uw configuratie moet u Dell Factory Tools selecteren en vervolgens Dell Factory Image Restore.
KENNISGEVING: Als u niet verder wilt gaan met Factory Image Restore, klikt u op Cancel (Annuleren).
OPMERKING: De cd Dell Drivers and Utilities bevatstuurprogramma'sdietijdenshetsamenstellenvanuwcomputerzijngeïnstalleerd.GebruikdecdDell
Drivers and Utilities om alle benodigde stuurprogramma's te laden. Afhankelijk van de regio waar u uw computer of de cd hebt besteld, werden de cd's
Dell Drivers and Utilities en Operating System mogelijk niet met uw computer geleverd.
Zodra het DELL-logo verschijnt, drukt u meteen op <F12>.
Terug naar inhoudsopgave

Terug naar inhoudsopgave
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Opmerkingen, kennisgevingen en waarschuwingen

Afkortingen en acroniemen
Zie voor een volledig overzicht van afkortingen en acroniemen Verklarende woordenlijst.
AlsueenDell™computeruitden-serie hebt aangeschaft, zijn de verwijzingen naar de Microsoft
®
Windows
®
-besturingssystemen niet van toepassing.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
©2007DellInc.Allerechtenvoorbehouden.
Verveelvoudiging van dit materiaal, op welke wijze dan ook, is alleen toegestaan na uitdrukkelijke, schriftelijke toestemming van Dell Inc.
Merken in dit document: Dell, het DELL-logo, OptiPlex, Inspiron, TravelLite, Dell OpenManage en Strike Zone zijn merken van Dell Inc.; Intel, Pentium, SpeedStep en Celeron zijn
gedeponeerde merken van Intel Corporation; Microsoft, Windows Vista en Windows zijn merken of gedeponeerde merken van Microsoft Corporation; Computrace en Absolute zijn
gedeponeerde merken van Absolute Software Corporation; BluetoothiseenmerkdatheteigendomisvanBluetoothSIG,Inc.doorDellInc.opbasisvaneenlicentiewordt
gebruikt. ENERGY STAR is een gedeponeerd merk van het U.S. Environmental Protection Agency. In haar hoedanigheid als ENERGY STAR-partner heeft Dell Inc. vastgesteld dat dit
product voldoet aan de ENERGY STAR-richtlijnenvooreenefficiëntstroomverbruik.
Andere merken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden met betrekking tot de merken en namen of ter
aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere merken of handelsnamen dan haar eigen merken en
handelsnamen.
September2007P/NRW281 Rev.A00
Terug naar inhoudsopgave

OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer.
LET OP: Een WAARSCHUWING duidt het risico aan van schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden.
Terug naar inhoudsopgave
 Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Stroomlampjes
Pieptooncodes
Systeemmeldingen
Controlelampjes
Stroomlampjes

Het aan/uit-lampje (tweekleurig LED-lampje) aan de voorzijde van de computer gaat respectievelijk branden of knipperen om twee verschillende statussen
aan te geven:
l Als het aan/uit-lampje uit is, is de computer is uitgeschakeld of ontvangt deze geen stroom.
¡ Sluit de stroomkabel opnieuw aan op de stroomaansluiting aan de achterzijde van de computer en op het stopcontact.
¡ Als de computer is aangesloten op een stekkerdoos, moet u controleren of de stekkerdoos is aangesloten op een stopcontact en of de
stekkerdoos is ingeschakeld. Verwijder daarnaast alle stroombeveiligingsvoorzieningen, stekkerdozen en stroomverlengkabels om te controleren
of de computer zonder deze voorzieningen wel aan gaat.
¡ Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
l Als het aan/uit-lampje aanhoudend groen brandt en de computer niet reageert:
¡ Controleer of de monitor op de computer is aangesloten en ingeschakeld.
¡ Als de monitor is aangesloten en ingeschakeld, zie Pieptooncodes.
l Als het aan/uit-lampje groen knippert, bevindt de computer zich in de stand-by-modus. Druk op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk
op de aan/uit-knop om de computer uit de stand-by-modus te halen. Als het aan/uit-lampje groen is en de computer niet reageert:
¡ Controleer of de monitor op de computer is aangesloten en is ingeschakeld.
¡ Als de monitor is aangesloten en ingeschakeld, zie Pieptooncodes.
l Als het aan/uit-lampje aanhoudend oranje brandt, ontvangt de computer stroom, maar is een apparaat mogelijk defect of op onjuiste wijze
geïnstalleerd.
¡ Verwijder en installeer de geheugenmodules opnieuw (zie Geheugen).
¡ Verwijder en installeer alle kaarten opnieuw (zie Kaarten).
¡ Verwijder de grafische kaart en installeer deze opnieuw, indien aanwezig (zie Kaarten).
l Als het aan/uit-lampje oranje knippert, is er mogelijk sprake van een probleem met de stroomvoorziening of een interne storing van een apparaat.
¡ Controleer of alle stroomkabels goed zijn aangesloten op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord).
¡ Controleer of de primaire stroomkabel en de kabel van het voorpaneel op juiste wijze zijn aangesloten op het moederbord (zie Onderdelen van
het moederbord).
Pieptooncodes
Uw computer kan tijdens het opstarten een reeks pieptonen laten horen als fouten of problemen niet op de monitor kunnen worden weergegeven. Deze
reeks pieptonen, ook wel een pieptooncode genaamd, identificeert een probleem. Pieptooncode 1-3-1 (een mogelijke pieptooncode) bestaat bijvoorbeeld uit
éénpieptoon,eensnelleopeenvolgingvandriepieptonenenvervolgenséénpieptoon.Dezepiepcodeverteltudatdecomputertegeneen
geheugenprobleem is aangelopen.
Door de geheugenmodules te verwijderen en weer opnieuw te installeren kunnen de volgende pieptooncodes mogelijk worden verholpen. Als het probleem
zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie "Contact opnemen met Dell" in de gebruikshandleiding) voor aanwijzingen over het verkrijgen van
technische ondersteuning.

Als u een van de volgende pieptooncodes hoort, moet u het gedeelte "Contact opnemen met Dell" in de gebruikshandleiding raadplegen voor instructies over
het verkrijgen van technische ondersteuning.


Code

Oorzaak
1-3-1 tot en met 2
Geheugennietjuistgeïdentificeerdofgebruikt
4-3-1
Geheugenfout boven adres 0FFFFh
Systeemmeldingen


Code

Oorzaak
1-1-2
Fout in het register van de microprocessor
1-1-3
Fout met lezen/schrijven NVRAM
1-1-4
Checksumfout ROM-BIOS
1-2-1
Fout in de programmeerbare intervaltimer
1-2-2
Fout bij DMA-initialisering
1-2-3
Fout bij lezen/schrijven DMA-pagina register
1-3
Fout bij test videogeheugen
1-3-1 tot en met 2
Geheugennietjuistgeïdentificeerdofgebruikt
3-1-1
Registerfout bij slave-DMA
3-1-2
Registerfout bij master-DMA
3-1-3
Registerfout masker master-interrupt
3-1-4
Registerfout masker slave-interrupt
3-2-2
Laadfout interruptvector
3-2-4
Fout bij test toetsenbordcontroller
3-3-1
Stroomverlies NVRAM
3-3-2
Ongeldige NVRAM-configuratie
3-3-4
Fout bij test videogeheugen
3-4-1
Fout bij scherminitialisering
3-4-2
Fout bij opnieuw traceren scherm
3-4-3
Fout bij zoeken naar video-ROM
4-2-1
Timer tikt niet
4-2-2
Fout bij afsluiten
4-2-3
Fout bij poort A20
4-2-4
Onverwachte interrupt in beveiligde modus
4-3-1
Geheugenfout boven adres 0FFFFh
4-3-3
Fout bij teller 2 timerchip
4-3-4
Tijd-van-de-dag-klok is stilgevallen
4-4-1
Foutbijtestenseriëleofparallellepoort
4-4-2
Fout bij het decomprimeren van code naar schaduwgeheugen
4-4-3
Fout bij testen mathematische co-processor
4-4-4
Fout bij cachetest
OPMERKING: Als de foutmelding niet in de tabel wordt vermeld, moet u de documentatie raadplegen van het besturingsyssteem of het programma dat
werd uitgevoerd toen de melding verscheen.

Alert! Previous attempts at booting this system have failed at checkpoint [nnnn]. For help in resolving this problem, please note this
checkpoint and contact Dell Technical Support — De computer is drie keer achter elkaar niet in staat geweest om de opstartroutine te
voltooien (zie Contact opnemen met Dell voor technische ondersteuning).

CMOS checksum error — Mogelijk is er een storing op het moederbord opgetreden of is de RTC-batterij bijna leeg. Vervang de batterij (zie
De batterij vervangen of zie Contact opnemen met Dell voor technische ondersteuning).

CPUfanfailure— Er is een storing van de CPU-ventilator opgetreden. Vervang de ventilator van de CPU (zie De processor en
warmteafleiding verwijderen).

Diskette drive 0 seek failure — Mogelijk zit een kabel los of komt de computerconfiguratie niet overeen met de hardwareconfiguratie.
Controleer de kabelverbindingen (zie Contact opnemen met Dell voor technische ondersteuning).

Diskettereadfailure— Mogelijk is het diskettestation defect of zit er een kabel los. Vervang de diskette of controleer of er een kabel los
zit.

Hard-diskdrivefailure— Possible hard disk drive failure during HDD POST. Controleer de kabels/wissel van vaste schijf (ziie Contact
Controlelampjes

Ter ondersteuning bij het oplossen van problemen is het voor- of achterpaneel van de computer uitgerust met vier lampjes genaamd "1," "2," "3," en "4". De
lampjes kunnen uit zijn of groen zijn. Wanneer de computer normaal kan worden opgestart, knipperen de controlelampjes. Wanneer de computer normaal kan
worden opgestart, knipperen de controlelampjes. Als het POST-gedeelte van het opstartproces met succes wordt voltooid, branden alle vier de lampjes stabiel
groen. Als de computer tijdens het POST-proces een storing ondervindt, kan het patroon dat op de LED's wordt weergegeven helpen identificeren waar in het
proces de computer is vastgelopen

opnemen met Dell voor hulp).

Hard-disk drive read failure — Er is tijdens de test van de vaste schijf mogelijk een fout opgetreden bij het opstarten (zie Contact
opnemen met Dell voor hulp).

Keyboardfailure—
Mogelijk is het toetsenbord defect of zit er een kabel van het toetsenbord los (zie Problemen met het toetsenbord).

No boot device available — De computer kan geen opstartbaar apparaat of opstartbare partitie vinden.
¡ Als het diskettestation als opstartbron wordt gebruikt, moet u controleren of de kabels goed zijn aangesloten en dat een
opstartbare diskette in het station aanwezig is.
¡ Als u de vaste schijf als opstartbron gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de kabels van de vaste schijf zijn aangesloten en dat
devasteschijfopjuistewijzeisgeïnstalleerdengepartitioneerdalsopstartbron.
¡ Open het systeemsetupprogramma en zorg ervoor dat de opstartvolgorde correct is (zie Het systeemsetupprogramma
openen).

No timer tick interrupt — Een chip op het moederbord is mogelijk defect, of er is een storing op het moederbord opgetreden (zie Contact
opnemen met Dell voor technische ondersteuning).

Non-system disk or disk error — Vervang de diskette door een diskette met een opstartbaar besturingssysteem of verwijder de diskette
uit station A en start de computer opnieuw.

Not a boot diskette — Plaats een opstartbare diskette in het diskettestation en start de computer opnieuw.

USB over current error — Verwijder de stekker van het USB-apparaat uit de computer. Gebruik een externe stroomvoorziening voor het
USB-apparaat.

NOTICE - Hard Drive SELF MONITORING SYSTEM has reported that a parameter has exceeded its normal operating range. —
S.M.A.R.T-fout, mogelijke storing op de vaste schijf. Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd in het systeemsetupprogramma.
OPMERKING: Deplaatsingvandecontrolelampjeskanvariëren,afhankelijkvanhettypesysteem.Decontrolelampjeskunnenverticaalofhorizontaal
worden weergegeven.

Lichtpatroon

Probleembeschrijving

Gesuggereerde oplossing

De computer bevindt zich in een normale "uit"-
toestand, of er is een mogelijke pre-BIOS-fout
opgetreden.
De controlelampjes branden niet nadat de
computer met succes tot aan het
besturingssysteem opstart.
Sluit de computer aan op een werkend stopcontact en druk op de aan/uit-knop.

Er heeft zich mogelijk een fout voorgedaan in
de BIOS. De computer is in de herstelmodus.
Voer het hulpprogramma BIOS Recovery (BIOS-herstel) uit, wacht tot het herstel voltooid
is, en start de computer dan opnieuw op.

Er heeft zich mogelijk een fout in de processor
voorgedaan.
Installeer de processor opnieuw en start de computer opnieuw op.
Terug naar inhoudsopgave


Er zijn geheugenmodules gedetecteerd, maar
er heeft zich een geheugenfout voorgedaan.
l Alsuééngeheugenmodulehebtgeïnstalleerd,dientudezeopnieuwte
installeren en de computer opnieuw te starten. (zie Geheugen voor aanwijzingen
met betrekking tot het verwijderen en installeren van geheugenmodules.)
l Alsutweeofmeergeheugenmodulesgeïnstalleerdhebt,dientudemoduleste
verwijderen.Installeeréénmoduleopnieuwenstartdecomputeropnieuwop.Als
de computer normaal start, dient u een volgende module opnieuw te installeren.
Gadoortotueendefectemodulehebtgeïdentificeerdoftotuallemodulesfoutvrij
opnieuwhebtgeïnstalleerd.
l Installeer indien beschikbaar een goed werkend geheugen van hetzelfde type in
de computer.
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie
Contact opnemen met Dell).

Er heeft zich mogelijk een fout voorgedaan met
de grafische kaart.
l Als de computer een grafische kaart bevat, dient u deze te verwijderen en
opnieuw te installeren. Start de computer vervolgens opnieuw.
l Als het probleem zich nog steeds voordoet, dient u een grafische kaart te
installeren waarvan u weet dat deze werkt en dient u de computer opnieuw te
starten.
l Als het probleem zich nog steeds voordoet of de computer is uitgerust met een
ingebouwde grafische kaart, moet u contact met Dell opnemen (zie Contact
opnemen met Dell).

Er heeft zich mogelijk een fout voorgedaan in
een diskettestation of een vaste schijfstation.
Plaats alle stroom- en gegevenskabels opnieuw en start de computer opnieuw op.

Er heeft zich mogelijk een USB-fout
voorgedaan.
Installeer alle USB-apparaten opnieuw, controleer de kabelverbindingen en start de
computer vervolgens opnieuw op.

Er zijn geen geheugenmodules aangetroffen.
l Alsuééngeheugenmodulehebtgeïnstalleerd,dientudezeopnieuwte
installeren en de computer opnieuw te starten. Zie Geheugen voor aanwijzingen
met betrekking tot het verwijderen en installeren van geheugenmodules.
l Alsutweeofmeergeheugenmodulesgeïnstalleerdhebt,dientudemoduleste
verwijderen.Installeeréénmoduleopnieuwenstartdecomputeropnieuwop.Als
de computer normaal start, dient u een volgende module opnieuw te installeren.
Gadoortotueendefectemodulehebtgeïdentificeerdoftotuallemodulesfoutvrij
opnieuwhebtgeïnstalleerd.
l Installeer indien beschikbaar een goed werkend geheugen van hetzelfde type in
de computer.
l Als het probleem zich voor blijft doen, moet u contact met Dell opnemen (zie
Contact opnemen met Dell).

Er zijn geheugenmodules aangetroffen, maar
er is een fout in de geheugenconfiguratie of de
geheugencompatibiliteit.
l Controleer of er geen sprake is van speciale vereisten voor de plaatsing van
geheugenmodules/geheugenaansluiting (zie Geheugen).
l Controleer of de geheugenmodules die u installeert compatibel met uw computer
zijn (zie Geheugen).
l Als het probleem aanhoudt zie moet u contact met Contact opnemen met Dell).

Er is een fout opgetreden.
Dit patroon wordt eveneens weergegeven als
u het systeemsetupprogramma opent. In dat
geval is er waarschijnlijk geen sprake van een
probleem (zie Systeemsetupprogramma).
l Controleer of de kabels van de vaste schijf en het optisch station op juiste wijze
op het moederbord zijn aangesloten.
l Controleer het computerbericht dat op het scherm van uw monitor wordt
weergegeven.
l Als het probleem aanhoudt, zie moet u contact met Contact opnemen met Dell).

Nadat de POST is voltooid, lichten alle vier
diagnostische lichtjes groen op voordat ze
uitgaan en daarmee een normale werkconditie
aangeven.
Geen.
Terug naar inhoudsopgave
 Problemen oplossen
Dell™OptiPlex™330Gebruikshandleiding
Problemen oplossen
Aan/uit-lampje
Problemen oplossen
U kunt de volgende tips gebruiken om problemen met uw computer op te lossen:
l Als u een onderdeel hebt verwijderd voordat het probleem zich voordeed, controleert u de installatieprocedures en zorgt u dat het onderdeel correct is
geïnstalleerd.
l Als een randapparaat niet werkt, controleert u of het apparaat goed is aangesloten.
l Als er een foutmelding op het scherm verschijnt, noteert u de exacte tekst. Deze melding kan de medewerkers van de technische ondersteuning helpen
om het probleem te diagnostiseren en op te lossen.
l Als er een foutmelding binnen een programma verschijnt, moet u de documentatie voor het programma raadplegen.

Problemen met de batterij



Vervang de batterij —
Als u de tijd en datum meerdere keren opnieuw hebt moeten instellen nadat u de computer inschakelt of als er een onjuiste tijd of datum wordt weergegeven
tijdens het opstarten, vervangt u de batterij (zie De batterij vervangen). Als de batterij nog steeds niet goed functioneert, moet u contact met Dell opnemen
(zie Contact opnemen met Dell).

Problemen met stations


Controleer of Microsoft®Windows
®
het station herkent —
Windows XP:
l Klik op Start en klik vervolgens op Deze computer.
WindowsVista™:
l Klik op de knop Start van Windows Vista en klik vervolgens op Computer.
Als het station niet wordt vermeld, moet u een volledige scan uitvoeren met uw antivirussoftware om te controleren op virussen en deze te verwijderen. In
sommige gevallen kunnen computervirussen ervoor zorgen dat Windows een station niet meer herkent.

Test het station —

l Plaats een andere diskette, cd of dvd om de mogelijkheid uit te sluiten dat het oorspronkelijke exemplaar defect is.
l Plaats een opstartbare diskette in het station en start de computer opnieuw.

Reinig het station of de schijf —
Zie De computer reinigen.
OPMERKING: De procedures in dit document zijn geschreven voor de standaard Windows-weergave en zijn daarom niet van toepassing wanneer u uw
Dellâ„¢-computer instelt op de klassieke Windows-weergave.
LET OP: Voordat u met een van de procedures in dit gedeelte begint, moet u de veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids raadplegen.

Controleer de kabelaansluitingen 
Voer de Probleemoplosser voor hardware uit —
Zie Problemen met hardware of software oplossen.

Voer Dell Diagnostics uit —
Zie Dell Diagnostics.

Problemen met een optisch station

Stel de volumeregeling van Windows bij —
l Klik op het luidsprekerpictogram rechtsonder in het scherm.
l Zorg ervoor dat de volume aanstaat door op de schuifbalk te klikken en deze omhoog te slepen.
l Zorg ervoor dat het geluid niet is gedempt door aangevinkte vakjes aan te klikken.

Controleer de luidsprekers en subwoofer —

Problemen met het schrijven naar een optisch station

Sluit alle overige programma's —
Het optisch station moet tijdens het schrijven een constante stroom aan gegevens ontvangen. Als deze stroom wordt onderbroken, zal er een fout optreden.
Probeer alle programma's te sluiten alvorens naar het optisch station te schrijven.

Schakel de stand-by-modus van Windows uit alvorens naar een schijf te schrijven —
Zie Energiebeheer of zoek op het trefwoord stand-by in Windows Help en ondersteuning voor informatie over energiebeheermodi.

Problemen met de vaste schijf

Voer Check Disk uit — 
Windows XP:
1. Klik op Start en klik vervolgens op Deze computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op Locale schijf C:.
3. Klik op Eigenschappen® Extra® Nu controleren.
4. Klik op Beschadigde sectoren zoeken en repareren en klik op Start.
Windows Vista:
1. Klik op Start en klik vervolgens op Computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op Locale schijf C:.
3. Klik op Eigenschappen® Tools® Nu controleren.
Mogelijk verschijnt het venster User Account Control. Als u over beheerdersrechten beschikt, klikt u op Verder Zo niet, dan moet u contact opnemen
met uw systeembeheerder om de gewenste taak uit te voeren.
4. Volg de instructies op het scherm.

Problemen met e-mail, modems en internet

OPMERKING: Trillingen van een optisch station met een hoge snelheid zijn normaal en kunnen met gehorigheid gepaard gaan. Dit duidt echter niet op
een defect van de schijf of het station.
OPMERKING: Vanwege de uiteenlopende wereldregio's en schijfformaten zullen niet alle dvd-schijven in alle dvd-stations werken.

Controleer de beveiligingsinstellingen van Microsoft Outlook®Express — Als u geen e-mailbijlagen niet kunt openen:
1. Klik in Outlook Express op Extra® Opties® Beveiliging.
2. Klik indien nodig op Geen bijlagen toestaan om het vinkje te verwijderen.

Controleer de telefoonaansluiting
Controleer de telefoonaansluiting
Sluit de modem direct op het telefooncontact aan
Gebruik een andere telefoonkabel —

l Controleer of de telefoonkabel is aangesloten op de modemaansluiting (deze aansluiting wordt aangeduid met een groen label of een pictogram in de
vorm van een aansluiting).
l Zorg ervoor dat de telefoonstekker in de modem vastklikt.
l Verwijder de telefoonkabel uit de modem, sluit deze aan op een telefoon en luister of u een kiestoon hoort.
l Als de lijn wordt gedeeld met andere telefoonapparaten, zoals een antwoordapparaat, een faxapparaat, stroomstootbeveiliging of splitter, moet u
deze omzeilen en de telefoon gebruiken om de modem rechtstreeks aan te sluiten op het telefooncontact in de muur. Als u een kabel van meer dan 3 m
gebruikt, moet u een kortere kabel gebruiken.

Voer Modem Helper uit —
Windows XP:
1. Klik op Start® Alle programma's® Modem Helper.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om modemproblemen te identificeren en op te lossen.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Alle programma's® Diagnostische modemtool.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om modemproblemen te identificeren en op te lossen. De diagnostische modemtool is mogelijk niet op alle
computers aanwezig.

Controleer of de modem met Windows communiceert —

Windows XP:
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers en andere hardware® Telefoon- en modemopties® Modems.
2. Klik op de COM-poort voor uw modem® Eigenschappen® Diagnostische gegevens® Instellingen opvragen om te controleren of de modem met
Windows communiceert.
Als alle opdrachten een reactie opleveren, werkt de modem naar behoren.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Telefoon- en modemopties® Modems.
2. Klik op de COM-poort voor uw modem® Eigenschappen ® Diagnostische gegevens® Instellingen opvragen om te controleren of de modem met
Windows communiceert.
Als alle opdrachten een reactie opleveren, werkt de modem naar behoren.

Controleer of u met internet bent verbonden — Controleer of u over een abonnement bij een internetprovider beschikt. Zorg dat Outlook Express is geopend
en klik op Bestand. Als de optie Offline werken is voorzien van een vinkje, moet u het vinkje aanklikken om het te verwijderen en eeninternetverbinding te
maken. Neem contact op met uw internetprovider voor hulp.

Foutmeldingen

Als de foutmelding niet wordt vermeld, moet u de documentatie raadplegen voor het besturingssysteem of het programma dat werd uitgevoerd toen de
melding verscheen.

A filename cannot contain any of the following characters: \ / : * ? " < > | — Gebruik deze tekens niet in bestandsnamen.

A required.DLL file was not found — Er ontbreekt een essentieel bestand voor het programma dat u probeert te openen. Verwijder het programma en
OPMERKING: Sluit geen telefoonkabel op de netwerkadapteraansluiting aan (zie Aansluitingen op het achterpaneel).
installeer het opnieuw:
Windows XP:
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Software® Programma's en functies.
2. Selecteer het programma dat u wilt verwijderen.
3. Klik op Verwijderen.
4. Raadpleeg de documentatie voor het programma voor installatieinstructies.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Programma's® Programma's en functies.
2. Selecteer het programma dat u wilt verwijderen.
3. Klik op Verwijderen.
4. Raadpleeg de documentatie voor het programma voor installatieinstructies.

drive letter :\ is not accessible. The device is not ready — The drive cannot read the disk. Plaats een diskette in het station en probeer het opnieuw.

enter a bootable disk — Plaats een opstartbare diskette, cd of dvd in het station.

Non-system disk error — Verwijder de diskette uit het diskettestation en start de computer opnieuw op.

Not enough memory or resources. Close some programs and try again — Sluit alle vensters en open het programma dat u wilt gebruiken. In sommige
gevallen zult u de computer opnieuw moeten opstarten om de computerbronnen te herstellen. In dat geval moet u het programma dat u wilt gebruiken het
eerst uitvoeren.

Operating system not found — Neem contact met Dell op (zie Contact opnemen met Dell.

Problemen met IEEE 1394-apparaten


Controleer of de kabel voor het IEEE 1394-apparaat op juiste wijze op het apparaat is aangesloten en op de aansluiting op de computer 
Controleer of het IEEE 1394-apparaat in het systeemsetupprogramma is geactiveerd — Zie Opties van het systeemsetupprogramma.

Controleer of het IEEE 1394-apparaat door Windows wordt herkend —
Windows XP:
1. Klik op Start en klik vervolgens op Configuratiescherm.
2. Selecteer onder Kies een categorie Prestaties en onderhoud® Systeem® Systeemeigenschappen ® Hardware® Apparaatbeheer.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid.
2. Klik op Apparaatbeheer.
Als uw IEEE 1394-apparaat wordt vermeld, herkent Windows het.

Als u problemen met een Dell IEEE 1394-apparaat hebt —
Neem contact met Dell op (zie Contact opnemen met Dell).

Als u problemen met een IEEE 1394-apparaat hebt dat niet door Dell is geleverd — Neem contact op met de fabrikant van het IEEE 1394-apparaat.

Problemen met het toetsenbord

OPMERKING: Uw computer biedt ondersteuning voor de standaarden IEEE 1394a en IEEE 1394b.

Controleer de kabel van het toetsenbord — 
l Zorg ervoor dat de kabel van het toetsenbord stevig op de computer is aangesloten.
l Zet de computer uit (zie Voordat u binnen de computer gaat werken), sluit de kabel van het toetsenbord opnieuw aan zoals in het setupdiagram
weergegeven en start de computer opnieuw op.
l Controleer of de kabel nergens is beschadigd of gerafeld en controleer de kabelstekkers op verbogen of gebroken pinnen. Trek eventuele verbogen
pinnen recht.
l Verwijder eventuele verlengkabels voor het toetsenbord en sluit het toetsenbord direct op de computer aan.

Test het toetsenbord — Sluit een goed werkend toetsenbord op de computer aan en probeer het toetsenbord uit.

Voer de Probleemoplosser voor hardware uit —
Zie Problemen met hardware of software oplossen.

Vergrendelingen en softwareproblemen


De computer start niet op

Raadpleeg de controlelampjes —
Zie Controlelampjes.

Zorg ervoor dat de stroomkabel stevig op de computer en op het stopcontact is aangesloten 
De computer reageert niet meer

Zet de computer uit — Als de computer niet reageert wanneer u een toets op het toetsenbord indrukt of uw muis beweegt, moet u de aan/uit-knop minimaal
8 tot 10 seconden ingedrukt houden (totdat de computer uitgaat), en de computer vervolgens opnieuw opstarten.

Een programma reageert niet meer

Beëindighetprogramma—

1. Druk tegelijkertijd op de toetsen <Ctrl><Shift><Esc> om Taakbeheer te openen.
2. Selecteer het tabblad Toepassingen.
3. Selecteer het programma dat niet meer reageert.
4. Klik op Taakbeëindigen.

Een programma crasht regelmatig

Raadpleeg de documentatie voor de software —
Indien nodig maakt u de installatie van het programma ongedaan en installeert u het opnieuw.

Een programma is bestemd voor een eerdere Windows-versie

KENNISGEVING: Als u het besturingssysteem niet kunt afsluiten, bestaat de mogelijkheid dat u gegevens zult verliezen.
OPMERKING: De meeste software wordt vergezeld van aanwijzingen in de vorm van documentatie op een diskette, cd of dvd.

Voer de Wizard Programmacompatibiliteit uit —

Windows XP:
Als de Wizard Programmacompatibiliteit een programma configureert om in een niet-XP-omgeving te worden uitgevoerd:
1. Klik op Start® Alle programma's® Accessoires® Wizard Programmacompatibiliteit® Next.
2. Volg de instructies op het scherm.
Windows Vista:
De wizard Programmacompatibiliteit configureert een programma op zodanige wijze dat het in een omgeving wordt uitgevoerd die lijkt op andere dan
Windows XP-omgevingen.
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Programma's® Een ouder programma met deze versie van Windows gebruiken.
2. Klik in het introductiescherm op Volgende.
3. Volg de instructies op het scherm.

Er verschijnt een diepblauw scherm

Zet de computer uit —
Als de computer niet reageert wanneer u een toets op het toetsenbord indrukt of uw muis beweegt, moet u de aan/uit-knop minimaal 8 tot 10 seconden
ingedrukt houden (totdat de computer uitgaat), en de computer vervolgens opnieuw opstarten.

Overige softwareproblemen

Raadpleeg de documentatie voor de software of neem contact op met de softwarefabrikant voor informatie met betrekking tot probleemoplossing —

l Ganaofhetprogrammacompatibelismethetbesturingssysteemdatopdecomputerisgeïnstalleerd.
l Controleer of de computer voldoet aan de minimale hardwarevereisten voor de software. Raadpleeg de softwarehandleiding voor informatie.
l Controleerofhetprogrammaopjuistewijzeisgeïnstalleerdengeconfigureerd.
l Controleer of de stuurprogramma's voor het apparaat geen conflict hebben met het programma.
l Indien nodig maakt u de installatie van het programma ongedaan en installeert u het opnieuw.

Maak meteen een back-up van uw bestanden 
Gebruik een antivirusprogramma om de vaste schijf, diskettes, cd's of dvd's te scannen 
Bewaar en sluit alle geopende bestanden en programma's en zet de computer uit via het menu Start 
Problemen met het geheugen


Als u de melding ontvangt dat er onvoldoende geheugen is — 
l Bewaar en sluit alle geopende bestanden en sluit alle geopende programma's die u niet gebruikt om na te gaan of het probleem daarmee is opgelost.
l Raadpleeg de softwaredocumentatie voor de minimale geheugenvereisten. Installeer indien nodig extra geheugen (zie Geheugen installeren).
l Breng de geheugenmodules opnieuw aan (zie Geheugen) om na te gaan of de computer in staat is om op succesvolle wijze te communiceren met het
geheugen.
l Voer Dell Diagnostics uit (zie Dell Diagnostics).

Als u andere geheugenproblemen ondervindt — 
l Breng de geheugenmodules opnieuw aan (zie Geheugen) om na te gaan of de computer in staat is om op succesvolle wijze te communiceren met het
geheugen.
l Ga na of u de installatierichtlijnen voor het installeren van het geheugen hebt gevolgd (zie Geheugen installeren).
l Controleer of de geheugenvoorziening die u gebruikt door uw computer wordt ondersteund. Zie Geheugen voor meer informatie over het type
geheugen dat door uw computer wordt ondersteund.
l Voer Dell Diagnostics uit (zie Dell Diagnostics).

Problemen met een muiss


Controleer de muiskabel — 
l Controleer of de kabel nergens is beschadigd of gerafeld en controleer de kabelstekkers op verbogen of gebroken pinnen. Trek eventuele verbogen
pinnen recht.
l Verwijder eventuele verlengsnoeren van muizen en sluit de muis direct op de computer aan.
l Controleer of de muiskabel is aangesloten volgens het setupdiagram voor uw computer.

Start de computer opnieuw — 
1. Druk gelijktijdig op <Ctrl><Esc> om het menu Start weer te geven.
2. Druk op <u> en druk op de pijl-omhoogtoets en pijl-omlaagtoets om Afsluiten of Uitschakelen te markeren, en druk vervolgens op <Enter>.
3. Nadat de computer is uitgeschakeld, sluit u de muis opnieuw aan zoals afgebeeld in het setupdiagram.
4. Zet de computer aan.

Test de muis — Sluit een goed werkende muis op de computer aan en controleer of deze muis wel werkt.

Controleer de muisinstellingen — 
Windows XP:
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Muis.
2. Wijzig de instellingen waar nodig.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Muis.
2. Wijzig de instellingen waar nodig.

Installeer het stuurprogramma voor de muis opnieuw — Zie Stuurprogramma's.

Voer de Probleemoplosser voor hardware uit — Zie Problemen met hardware of software oplossen.

Problemen met het netwerk


Controleer de netwerkkabelaansluiting — Controleer of de netwerkkabel goed op de netwerkaansluiting op de achterzijde van de computer en op het
netwerkcontact is aangesloten.

Controleer de netwerklampjes aan de achterzijde van de computer — Als het verbindingsintegriteitslampje niet brandt (zie Aansluitingen op het
achterpaneel), is er geen netwerkverbinding. Vervang de netwerkkabel.

Start de computer opnieuw en meld u opnieuw aan op het netwerk 
Controleer de netwerkinstellingen — Neem contact op met de netwerkbeheerder of de persoon die uw netwerk heeft ingesteld om na te gaan of uw
netwerkinstellingen juist zijn en het netwerk naar behoren functioneert.

Voer de Probleemoplosser voor hardware uit — Zie Problemen met hardware of software oplossen.

Problemen met de stroomvoorziening


Als het aan/uit-lampje groen is en de computer niet reageert — Zie Controlelampjes.

Als het aan/uit-lampje groen knippert — De computer bevindt zich in stand-bymodus. Druk op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk op de
aan/uit-knop om de computer uit de stand-by-modus te halen.

Als het aan/uit-lampje uit is — De computer is uitgeschakeld of ontvangt geen stroom.
l Sluit de stroomkabel opnieuw aan op de stroomaansluiting aan de achterzijde van de computer en op het stopcontact.
l Verwijder stekkerdozen, verlengsnoeren en andere stroombeveiligingsvoorzieningen om te controleren of de computer zonder deze voorzieningen wel
op juiste wijze start.
l Controleer of er stekkerdozen worden gebruikt. Indien dit het geval is, moet u controleren of de stekkerdozen op een stopcontact zijn aangesloten en
zijn ingeschakeld.
l Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
l Controleer of de primaire stroomkabel en de kabel van het frontpaneel op juiste wijze op het moederbord zijn aangesloten (zie Onderdelen van het
moederbord).

Als het aan/uit-lampje oranje knippert — De computer ontvangt netstroom, maar er is mogelijk sprake van een interne stroomstoring.
l Controleer of de voltagekeuzeschakelaar is ingesteld op de beschikbare netstroom (indien van toepassing).
l Controleer of alle onderdelen en kabels stevig en op juiste wijze zijn aangesloten op het moederbord (zie Onderdelen van het moederbord and
Onderdelen van het moederbord).

Als het aan/uit-lampje aanhoudend oranje brandt — Mogelijkiseenapparaatdefectofoponjuistewijzegeïnstalleerd.
l Controleer of de stroomkabel van de processor op juiste wijze is aangesloten op de aansluiting op het moederbord (POWER2) (zie Onderdelen van het
moederbord).
l Verwijder alle geheugenmodules en installeer ze vervolgens opnieuw (zie Geheugen).
l Verwijder alle uitbreidingskaarten, inclusief grafische kaarten, en installeer ze vervolgens opnieuw (zie Een PCI- of PCI Express x16-kaart verwijderen).

Verwijder alle storingsbronnen — Een aantal mogelijke storingsbronnen zijn:
l Verlengsnoeren voor de stroom, het toetsenbord en de muis
l Er zijn teveel apparaten op dezelfde stekkerdoos aangesloten
l Meerdere stekkerdozen zijn op hetzelfde stopcontact aangesloten

Problemen met de printer


Raadpleeg de printerdocumentatie — Raadpleeg de printerdocumentatie voor informatie over printerinstellingen en tips voor het oplossen van problemen.

Controleer of de printer is ingeschakeld 
Controleer de kabelaansluitingen van de printer — 
l Raadpleeg de voor informatie over kabelaansluitingen.
l Controleer of de printerkabels stevig op de printer en computer zijn aangesloten.

Test het stopcontact — Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.

Controleer of de printer herkend wordt door Windows —
Windows XP:
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers en andere hardware® Reedsgeïnstalleerdeprintersoffaxprintersweergeven.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer, indien vermeld.
3. Klik op Eigenschappen® Poorten. Controleer in het geval van een parallelle printer of de optie Afdrukken naar de volgende poort(en): is ingesteld op
LPT1 (Printerpoort). Controleer in het geval van een USB-printer of de optie Afdrukken naar de volgende poort(en): is ingesteld op USB.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Printer.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer, indien vermeld.
3. Klik op Eigenschappen en klik op Poorten.
4. Wijzig waar nodig de instellingen.
OPMERKING: Neem voor technische ondersteuning voor de printer contact op met de fabrikant van de printer.

Installeer het stuurprogramma voor de printer opnieuw —
Raadpleeg de printerdocumentatie voor informatie over het opnieuw installeren van het stuurprogramma voor de printer.

Problemen met de scanner


Raadpleeg de documentatie voor de scanner — Raadpleeg de scannerdocumentatei voor informatie over de installatie, configuratie en het oplossen van
problemen.

Ontgrendel de scanner — Controleer of de scanner niet is vergrendeld (indien de scanner is voorzien van een vergrendelingslipje of -knop).

Start de computer opnieuw en probeer de scanner opnieuw uit 
Controleer de kabelaansluitingen — 
l Raadpleeg de documentatie voor de scanner voor informatie over kabelverbindingen.
l Controleer of de kabels van de scanner op juiste wijze zijn aangesloten op de scanner en computer.

Controleer of de scanner wordt herkend door Microsoft Windows — 
Windows XP:
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers en andere hardware® Scanners en camera's.
2. Als uw scanner wordt vermeld, betekent dit dat Windows de scanner herkent.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Scanners en camera's.
2. Als de scanner wordt vermeldt, betekent dit dat Windows de scanner herkent.

Installeer het stuurprogramma voor de scanner opnieuw — Raadpleeg voor aanwijzingen de documentatie voor de scanner.

Problemen met het geluid en de luidspreker


Er komt geen geluid uit de luidsprekers

Controleer de kabelverbindingen van de luidsprekers — Controleer of de luidsprekers zijn aangesloten zoals weergegeven in het instellingsdiagram dat met
de luidsprekers werd meegeleverd. Als u een geluidskaart hebt aangeschaft, moet u controleren of de luidsprekers op de kaart zijn aangesloten.

Controleer of de subwoofer en de luidsprekers zijn ingeschakeld — Zie het setupdiagram dat met de luidsprekers werd meegeleverd. Als de luidsprekers
zijn voorzien van een volumeregeling, moet u het volume, het basniveau of trebleniveau bijstellen om vervorming te voorkomen.

Stel de volumeregeling van Windows bij — Klik of dubbelklik op het luidsprekerpictogram rechts onderin het scherm. Zorg ervoor dat het volume is
ingeschakeld en het geluid niet wordt gedempt.

Verwijder de koptelefoon uit de koptelefoonaansluiting — Geluid uit de luidsprekers wordt automatisch gedeactiveerd wanneer een koptelefoon op de
koptelefoonaansluiting op het voorpaneel van de computer wordt aangesloten.
OPMERKING: Neem voor technische ondersteuning voor uw scanner contact op met de fabrikant van de scanner.
OPMERKING: De volumeregeling van MP3-spelers en andere spelers nemen mogelijk de regeling van het Windows-volume over. Controleer altijd of het
volume op de mediaspeler(s) niet laag staat of is gedempt.

Test het stopcontact — Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.

Verwijder mogelijke storingsbronnen — Zet ventilators, fluorescerende lampen of halogeenlampen in de nabijheid uit om te controleren op storing.

Voer de diagnostische luidsprekertest uit 
Installeer het stuurprogramma voor de geluidskaart opnieuw — Zie Stuurprogramma's.

Voer de Probleemoplosser voor hardware uit — Zie Problemen met hardware of software oplossen.

Er komt geen geluid uit de koptelefoon

Controleer de aansluiting van de koptelefoon — Controleer of de stekker van de koptelefoonkabel goed op de koptelefoonaansluiting is aangesloten (zie
Aanzicht voorzijde en Aanzicht achterzijde).

Stel de volumeregeling van Windows bij — Klik of dubbelklik op het luidsprekerpictogram rechts onderin het scherm. Zorg ervoor dat het volume is
ingeschakeld en het geluid niet wordt gedempt.

Problemen met de grafische kaart en monitor


Het scherm is leeg

Het scherm is moeilijk leesbaar

Controleer de kabelaansluiting van de monitor — 
l Controleer of de monitorkabel op de juiste grafische kaart is aangesloten (in het geval van configuratie met twee grafische kaarten).
l Als u de optionele DVI-naar-VGA-adapter gebruikt, moet u controleren of de adapter op juiste wijze is aangesloten op de grafische kaart en monitor.
l Controleer of de monitorkabel op de monitor en computer is aangesloten zoals weergegeven in het setupdiagram voor uw computer.
l Verwijder alle uitbreidingskabels voor de grafische kaart en sluit de monitor rechtstreeks op de computer aan.
l Wissel de stroomkabel van de computer en monitor om. Op deze manier kunt u controleren of de stroomkabel van de monitor defect is.
l Controleer de aansluitingen op verborgen of kapotte pinnen (bij aansluitingen voor monitorkabels ontbreken normaliter pinnen).

Controleer het aan/uit-lampje van de monitor —
l Als het aan/uit-lampje is verlicht of knippert, wordt de monitor van stroom voorzien.
l Als het aan/uit-lampje uit staat, moet u de knop stevig indrukken om er zeker van de zijn dat de monitor is ingeschakeld.
l Als het aan/uit-lampje knippert, moet u op een toets op het toetsenbord drukken of de muis bewegen om de computer te activeren.

Test het stopcontact — Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.

Raadpleeg de controlelampjes —
Zie Controlelampjes.

Controleer de monitorinstellingen — Raadpleeg de monitordocumentatie voor instructies over het bijstellen van het contrast en de helderheid, het
OPMERKING: Raadpleeg de documentatie voor de monitor voor probleemoplossingsprocedures.
demagnetiseren (degaussing) van de monitor en het uitvoeren van de monitor self-test.

Haal de subwoofer uit de buurt van de monitor — Als uw luidsprekersysteem met een subwoofer is uitgerust, moet u ervoor zorgen dat de subwoofer ten
minste 60 centimeter van de monitor is verwijderd.

Haal de monitor uit de buurt van externe stroombronnen — Ventilators, fluorescerende lampen, halogeenlampen en andere elektrische apparaten kunnen
ervoor zorgen dat het beeld op het beeldscherm trillerig wordt. Zet apparaten in de nabijheid uit om te controleren of de storing daaraan te wijten is.

Draai de monitor om verblindend zonlicht en mogelijke storing te voorkomen 
Wijzig de beeldscherminstellingen van Windows — 
Windows XP:
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Vormgeving en thema's.
2. Klik in het gebied dat u wilt wijzigen of klik op het monitorpictogram.
3. Probeer verschillende instellingen voor de optie Kleurkwaliteit en Beeldschermresolutie uit.
Windows Vista:
1. Klik op Start ® Configuratiescherm® Hardware en geluid® Personalisatie® Beeldscherminstellingen.
2. Wijzig waar nodig de instellingen voor Resolutie en Kleuren.

De driedimensionale beeldkwaliteit is slecht

Controleer de stroomkabelverbinding van de grafische kaart — Controleer of de stroomkabel voor de grafische kaart(en) op juiste wijze op de kaart(en) is
aangesloten.

Controleer de monitorinstellingen — Raadpleeg de monitordocumentatie voor instructies over het bijstellen van het contrast en de helderheid, het
demagnetiseren (degaussing) van de monitor en het uitvoeren van de monitor self-test.

Als slechts een deel van het beeldscherm leesbaar is

Sluit een externe monitor aan —
1. Zet de computer uit en sluit een externe monitor op de computer aan.
2. Zet de computer en monitor aan en wijzig de helderheids- en contrastinstellingen van het beeldscherm.
Als de externe monitor werkt, is het computerbeeldscherm of de grafische controller mogelijk defect. Neem contact met Dell op (zieContact opnemen met Dell).
Aan/uit-lampje

Het aan/uit-lampje aan de voorzijde van de computer licht op, gaat knipperen of brandt aanhoudend om verschillende statussen aan te geven:
l Als het aan/uit-lampje groen is en de computer niet reageert: zie Controlelampjes.
l Als het aan/uit-lampje groen knippert, bevindt de computer zich in de stand-by-modus. Druk op een toets op het toetsenbord, beweeg de muis of druk
op de aan/uit-knop om de computer uit de stand-by-modus te halen.
l Als het aan/uit-lampje uit is, is de computer is uitgeschakeld of ontvangt deze geen stroom.
¡ Sluit het netsnoer opnieuw aan, zowel op de aansluiting aan de achterzijde van de computer als op het stopcontact.
¡ Als de computer is aangesloten op een stekkerdoos, moet u controleren of de stekkerdoos is aangesloten op een stopcontact en of de
stekkerdoos is ingeschakeld.
¡ Verwijder stroombeveiligingsvoorzieningen, stekkerdozen en verlengsnoeren om te controleren of de computer zonder deze voorzieningen wel
aan gaat.
¡ Controleer of het stopcontact werkt door het te testen in combinatie met een ander apparaat, zoals bijvoorbeeld een lamp.
¡ Controleer of de primaire stroomkabel en kabel voor het voorpaneel op juiste wijze op het moederbord zijn aangesloten (zie Onderdelen van het
moederbord en Onderdelen van het moederbord).
l Als het aan/uit-lampje oranje knippert, ontvangt de computer stroom, maar is er mogelijk een probleem met de interne stroomvoorziening opgetreden.
¡ Controleer of de voltagekeuzeschakelaar, indien aanwezig, is ingesteld op het stroomniveau dat op uw locatie aanwezig is.
¡ Controleer of de stroomkabel van de processor op juiste wijze op het moederbord is aangesloten (zie Onderdelen van het moederbord en
Onderdelen van het moederbord).
l Als het aan/uit-lampjeaanhoudendoranjebrandt,isermogelijkeenapparaatdefectofoponjuistewijzegeïnstalleerd.
¡ Verwijder en installeer de geheugenmodules opnieuw (zie Geheugen).
¡ Verwijder en installeer alle kaarten opnieuw (zie Kaarten).
l Verwijder alle storingsbronnen. Een aantal mogelijke storingsbronnen zijn:
¡ Verlengsnoeren voor de stroom, het toetsenbord en de muis
¡ Er zijn teveel apparaten op een stekkerdoos aangesloten
¡ Er zijn meerdere stekkerdozen op hetzelfde stopcontact aangesloten
Terug naar inhoudsopgave

  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155

Dell OptiPlex 330 de handleiding

Type
de handleiding