Toro 43cm Recycler/Rear-Bagging Lawnmower Handleiding

Type
Handleiding
Bedieningshandleiding
BELANGRIJK: Lees deze handleiding aandachtig door. Hij bevat
informatie voor uw eigen veiligheid en die van anderen. Zorg er ook voor
dat u weet hoe de bedieningsfuncties werken en hoe u ermee moet
omgaan, voordat u met dit produkt aan de slag gaat.
FORM NR. 3317–904NL
43 cm Recycler
Walk-Behind
Power maaier
Model nr. 21012BC–6900001 en hoger
Model nr. 21013BC–6900001 en hoger
The Toro Company – 1995
Gedrukt in de VS
Alle rechten voorbehouden
Inleiding
Dank u voor de keuze van een Toro produkt.
Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met
dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te
nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor
eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of
andere informatie.
Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u
de model- en serienummers van de machine altijd te
vermelden. Aan de hand van deze nummers kan de
Service Dealer of vertegenwoordiger u de juiste
informatie over de specifieke machine verschaffen.
De model- en serienummers vindt u op een plaatje dat
op een speciale plaats op de machine is aangebracht
(zie onder).
1694
1
1. Plaatje met model- en serienummers
Noteer de model- en serienummers van de machine
hieronder, dan hebt u ze altijd bij de hand.
Modelnr.:
Serienr.:
Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert
hoe u de machine op de juiste wijze bedient en
onderhoudt. Door het lezen van de handleiding kunt u
persoonlijk letsel van u en anderen en schade aan de
machine voorkomen. Ofschoon Toro veilige en
moderne produkten ontwerpt, produceert en op de
markt brengt, blijft u verantwoordelijk voor een
correct en veilig gebruik daarvan. U bent tevens
verantwoordelijk voor de instructie m.b.t. veiligheid
van personen die u met de machine laat werken.
In deze handleiding gebruikt Toro een systeem om
mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op
bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk
fataal) letsel van u en anderen te voorkomen. De
woorden GEVAAR, WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG geven de ernst van het gevaar aan.
Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
GEVAAR waarschuwt u voor zeer gevaarlijke
situaties, die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk
letsel of zelfs overlijden, die kunnen ontstaan als u
niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
WAARSCHUWING waarschuwt u voor een
gevaarlijke situatie die kan resulteren in ernstig
lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kan ontstaan
als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
VOORZICHTIG duidt belangrijke instructies inzake
uw persoonlijke veiligheid aan. Om letsel te
voorkomen moet u dergelijke instructies zorgvuldig
lezen en opvolgen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om uw
aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
“Belangrijk” attendeert u op bijzondere technische
informatie en “N.B.” geeft algemene informatie aan
die bijzondere aandacht verdient.
Als de handleiding verwijst naar de linker- of
rechterkant van de machine, betekent dit gezien vanaf
de normale bedieningspositie, waarbij u achter de
handgreep staat.
NL–1
Inhoud
Pag.
Veilige bediening 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructie 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 2. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik en bediening 2. . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overzicht van veiligheidssymbolen 4. . . . . .
Montage-instructies 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handgreep 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Installatie van het startkoord 8. . . . . . . . . . .
Monteren van de graszakklep 9. . . . . . . . . . .
Tunnelafsluiter 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Carter met olie vullen 10. . . . . . . . . . . . . . . . .
Tank met benzine vullen 11. . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor starten 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor stoppen 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Graszak 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tunnelafsluiter 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instellen van de maaihoogte 14. . . . . . . . . . . .
Tips voor het fijnmaken van gras
en bladeren 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Pag.
Onderhoud 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 17. . . . . . . . . .
Aftappen van benzine uit de brandstoftank 17
Verversen van carterolie 18. . . . . . . . . . . . . . .
Controleren van de bougie 18. . . . . . . . . . . . .
Afstellen van het handgas 19. . . . . . . . . . . . .
Afstellen van de remkabel 19. . . . . . . . . . . . .
Afstellen van de wielaandrijving 20. . . . . . . .
Controleren/verwijderen/
slijpen van het mes 21. . . . . . . . . . . . . . . . .
Smeren 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 25. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NL–2
Veilige bediening
Instructie
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u
de maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats
en functie van de bedieningselementen en hoe u
de machine moet gebruiken.
2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die
niet van de instructies op de hoogte zijn.
3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de
machine gebruikt, met name kinderen en
huisdieren.
4. Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is
voor ongevallen of schade aan andere personen
of hun eigendommen.
Voor ingebruikname
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek
en stevige schoenen. Draag geen schoenen met
open tenen en loop niet op blote voeten.
2. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele
voorwerpen die door de maaier kunnen worden
uitgeworpen.
3. WAARSCHUWING: benzine is licht
ontvlambaar.
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of
blikken die daar speciaal voor bedoeld zijn.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis;
tijdens het bijvullen niet roken.
Vul zo nodig brandstof bij voordat u de
motor aanzet. Verwijder nooit de dop van de
brandstoftank en vul nooit brandstof bij
wanneer de motor loopt of voordat de motor
na gebruik een aantal minuten is afgekoeld.
Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen.
Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen
in de buurt van de gemorste brandstof
komen totdat alle benzinedampen
verdwenen zijn.
Zorg voor een goede bevestiging van
afsluitdoppen van brandstoftanks en
-blikken.
4. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging voor het gebruik. Vervang
versleten of beschadigde messen en bouten altijd
als complete set om een goede balans te
behouden.
6. Let op dat bij machines met meer maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
een mes draait.
Gebruik en bediening
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte
lopen, omdat zich giftige koolmonoxydedampen
kunnen verzamelen.
2. Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
3. Gebruik de maaier bij voorkeur niet op nat gras.
4. Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
5. Loop altijd in een normaal tempo; ga niet
rennen.
6. Maai altijd dwars over de zijde van een helling,
nooit naar boven en beneden.
7. Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van
richting verandert op een helling.
8. Maai niet op al te steile hellingen.
Veilige bediening
NL–3
9. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de maaier
achteruit beweegt of naar u toe trekt.
10. Zet de motor af wanneer u de maaier moet
kantelen om een grindpad, weg of trottoir over te
steken en voor het vervoer naar en van het te
maaien terrein.
11. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen, zoals
zijafvoerkokers op grasopvangzakken, gebreken
vertonen of ontbreken.
12. Verander de instellingen van de motor niet en
voorkom overbelasting van de motor.
13. Ontkoppel de mesaandrijving of
aandrijfkoppeling voordat u de motor start.
14. Houd u bij het starten of aanzetten van de motor
zorgvuldig aan de voorschriften en houd uw
voeten uit de buurt van maaimes(sen).
15. Bij het starten of aanzetten van de motor de
maaier niet kantelen, tenzij dat noodzakelijk is.
Kantel de maaier in dat geval niet meer dan
absoluut nodig is en til alleen het gedeelte op dat
zich niet aan de kant van de gebruiker bevindt.
16. Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening
staat als u de motor start.
17. Houd handen en voeten uit de buurt van
draaiende delen. Blijf altijd uit de buurt van de
afvoeropening
18. De maaier mag nooit met draaiende motor
worden opgetild of gedragen.
19. Zet de motor af en verwijder de bougiekabel:
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt.
voordat u de maaier gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden
gaat uitvoeren.
als u een vreemd voorwerp raakt.
Controleer de machine op beschadigingen
en voer alle benodigde reparaties uit
alvorens hem weer te gebruiken.
als de maaier abnormaal trilt (direct
controleren).
20. Zet de motor af:
als u de maaier onbeheerd achterlaat.
voordat u de brandstoftank bijvult.
21. Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet.
Als de machine met een brandstofafsluitklep is
uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk
voltooid is.
Onderhoud en opslag
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven
regelmatig strak aan, zodat de machine steeds
veilig in gebruik is.
2. Als er zich brandstof in de tank bevindt de
maaier niet opbergen in een afgesloten ruimte
waar benzinedampen in contact met open vuur of
vonken kunnen komen.
3. Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte opbergt.
4. Om brandgevaar te beperken dienen motor,
geluiddemper, accucompartiment en de
omgeving van de brandstoftank steeds te worden
vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras,
bladeren en opgehoopt vuil.
5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op
slijtage en beschadigingen.
6. Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt,
dient dit buiten plaats te vinden.
Veilige bediening
NL–4
Geluidsdruk
Model 21012B
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk
volgens A-norm bij het oor van de bestuurder van:
80.2 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op
identieke machines volgens ANSI B71.5-1984
procedures.
Model 21013B
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk
volgens A-norm bij het oor van de bestuurder van:
81.9 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op
identieke machines volgens ANSI B71.5-1984
procedures.
Geluidsniveau
Deze machine produceert een geluidsniveau van:
96 dB(A)/1 pW, op basis van metingen uitgevoerd op
identieke machines volgens Richtlijn 84/538/EEG en
wijzigingen daarvan..
Trillingsniveau
Deze machine produceert een maximum hand-arm
trillingsniveau van: 5,41 m/s, op basis van metingen
uitgevoerd op identieke machines volgens ISO 5349
procedures.
Overzicht van veiligheidssymbolen
Veiligheidsalarm
symbool in de
driehoek geeft gevaar
aan
Veiligheidsschermen
niet openen of
verwijderen terwijl de
motor loopt
Veiligheidsalarm
Roterend mes, kan
tenen of vingers
afsnijden. Houd
han-den en voeten uit
de buurt van het
draaiende mes zolang
de motor loopt.
Lees de bedienings-
handleiding
Om beschadiging van
mes bij fijnmaken te
voorkomen versneller
gebruiken, als maaier
is uitgerust met een
fijnmaakhulpstuk
Raadpleeg technische
handleiding voor
juiste onderhouds-
procedures
Overbrenging
Blijf op veilige afstand
van de machine
Olie
Veilige bediening
NL–5
Blijf altijd op veilige
afstand van de maaier
Aan/Lopen
Uitgeworpen
voorwerpen — gevaar
voor alle
lichaamsdelen
In werking stellen
Uitgeworpen
voorwerpen — Maaier
met zijafvoer. Zorg dat
het veiligheidsscherm
altijd aangebracht is.
Buiten werking stellen
Zet motor stil alvorens
bedieningspositie te
verlaten
Laadtoestand van de
accu
Bedrijfsurenteller Neutraal
Snel Choke
Langzaam Eerste versnelling
Afname/toename Tweede versnelling
Smeerpunt Derde versnelling
Veilige bediening
NL–6
Motor starten
Maaimes —
basissymbool
Motor afzetten
Maaimes — afstelling
maaihoogte
Hulpstarter Koord uittrekken
Hulpstartknop
driemaal indrukken
Wiel
Brandstof Tractieaandrijving
Accu’s op
verantwoorde wijze
afvoeren
Bedieningsstang
omlaag brengen
Steek sleutel in
contactslot
Bedieningsstang
omhoog brengen
Draai sleutel om in
contactslot
Bedieningsstang
omhoog/omlaag
brengen
Hendel bewegen
Bedieningsstang
omhoog/omlaag
brengen
Veilige bediening
NL–7
Hendel naar voren
bewegen
Bedieningsstang
omhoog brengen
Hendel naar achteren
bewegen
Bedieningsstang
omhoog brengen
Bedieningsstang
omlaag brengen
NL–8
Montage-instructies
Handgreep
Montage
1. Knoppen op de bevestigingsbeugels losdraaien
(fig. 1).
1
2
3
1693
2
Figuur 1
1. Knop
2. Bevestigingsbeugel
3. Maaikastsleuf
2. Zet de bevestigingsbeugels verticaal, zodat de
gaten zich aan de bovenkant bevinden.
3. Schuif de uiteinden van de hendel in de gaten in
de montagesteunen totdat deze volledig in de
steunen zitten (fig. 1). Zorg ervoor dat de kabels
boven op de linker montagesteun zitten (fig. 2).
4. Druk handgreep en bevestigingsbeugels naar
achteren totdat de beugels stevig in de
maaikastsleuven zitten (fig. 2).
5. Draai de knoppen aan totdat de randen van de
sleuven aan de bovenkant van de beugels tegen
elkaar komen.
6. Maak kabels aan linkerstang vast m.b.v.
kabelbandjes (fig. 2).
NB: Zorg dat de kabels het openen of
sluiten van de afvoerdeur niet
belemmeren.
1
2
1694
Figuur 2
1. Kabelbandje 2. Kabels
Installatie van het startkoord
1. Trek het startkoord door de koordgeleider op de
handgreep (fig. 3). Om gemakkelijker lussen te
vormen, drukt u de bedieningsstang tegen de
handgreep zodat de bladrem wordt ontspannen.
Montage
NL–9
1690
1
2
Figuur 3
1. Startkoord 2. Koordgeleider
Monteren van de graszakklep
1. Bevestig graszakklep op graszakframe met
behulp van de drie (3) klemmen (fig. 4 en 5).
1713
1
23
Figuur 4
1. Graszakklep
2. Klem
3. Graszakframe
1714
Figuur 5
Tunnelafsluiter
1. Zorg dat de motor afstaat.
2. Open het deurtje van de afvoer en plaats de
afsluiter in de opening van de afvoertunnel
(fig. 6). Omdat de afsluiter iets breder is dan de
opening van de afvoertunnel, draait u de afsluiter
iets rechtsom terwijl u die plaatst
1339
1
Figuur 6
1. Afsluiter
3. Duw de afsluiter helemaal in de opening van de
afvoertunnel.
4. Laat het afvoerdeurtje over de afsluiter zakken.
NL–10
Voor ingebruikname
Carter met olie vullen
Het carter vóór het eerste gebruik vullen met 0,6 liter
SAE 30 olie. U kunt elke detergente olie van goede
kwaliteit gebruiken die van het American Petroleum
Institute (API) de “service classification” SF, SG of
SH heeft gekregen.
Controleer steeds voor gebruik of het oliepeil tussen
de markeringen FULL (vol) en ADD (bijvullen) op
de peilstok (fig. 7) staat. Vul olie bij als het peil te
laag is.
1691
3
4
2
1
Figuur 7
1. Peilstok
2. Brandstoftankdop
3. ”ADD” markering
4. ”FULL” markering
1. Plaats de maaier op een horizontale ondergrond
en maak de omgeving van de peilstok schoon.
2. Verwijder de peilstok door de dop 1/4 slag naar
links te draaien.
3. Veeg de peilstok met een doek af en druk hem
terug in de vulopening. Draai de knop 1/4 slag
rechtsom en daarna linksom. Neem de peilstok
uit de vulopening en controleer het oliepeil
(fig. 7). Als het peil te laag is, juist genoeg olie
bijvullen totdat het oliepeil tegen de
FULL-markering op de peilstok staat. NIET
TOT BOVEN DE FULL-MARKERING
BIJVULLEN, OMDAT DIT TOT
BESCHADIGING VAN DE MOTOR KAN
LEIDEN. OLIE LANGZAAM BIJVULLEN.
NB: Controleer het oliepeil telkens wanneer
u de maaier gaat gebruiken of na elke
5 bedrijfsuren. Bij het eerste gebruik
vervangt u de olie na 2 bedrijfsuren;
daarna vervangt u de olie telkens na
25 bedrijfsuren. Wanneer er veel stof
of vuil aanwezig is, moet de olie vaker
worden vervangen.
4. Plaats de peilstok in de vulopening en draai de
dop 1/4 slag naar rechts om hem te vergrendelen.
Voor ingebruikname
NL–11
Tank met benzine vullen
MOGELIJK GEVAAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief.
WAT ER KAN GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij koude
motor bijvullen. Veeg gemorste benzine
meteen op.
Vul de tank niet helemaal, maar slechts
tot 6-13 mm vanaf de bovenrand van de
tank. De vulopening mag zelf niet volstaan,
omdat deze ruimte nodig is voor het
uitzetten van de brandstof.
Rook niet wanneer u met benzine bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
Bewaar benzine in een goedgekeurde tank.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt gebruiken.
GEVAAR
1. Maak de omgeving van de brandstoftankdop
schoon en verwijder de dop van de tank (fig. 7).
Vul de tank niet helemaal. De tank met loodvrije
benzine vullen tot op 6-13 mm vanaf de
bovenrand van de tank, niet tot in de vulopening.
2. Plaats de dop weer op de brandstoftank.
Gemorste benzine opvegen.
Toro raadt u aan in haar met benzine aangedreven
machines regelmatig een brandstofstabilisator te
gebruiken tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en zorgt
ervoor dat er tijdens de stalling geen rubberachtige
harsresten in de motor worden afgezet.
Belangrijk: meng nooit olie door de benzine.
Gebruik nooit methanol
, benzine die
methanol bevat, gasohol die meer dan 10%
ethanol bevat, of witte benzine omdat het
brandstofsysteem van de motor hierdoor
beschadigd kan raken.
Gebruik tijdens de opslag geen andere
brandstoftoevoegingen dan produkten die
speciaal voor brandstofstabilisatie tijdens de
opslag zijn vervaardigd, zoals Toro
Stabilizer/Conditioner. Toro Stabilizer/
Conditioner is een conserveringsmiddel op
petroleum-destillaatbasis. Toro adviseert u
geen stabilisatoren op alcoholbasis, zoals
ethanol, methanol of isopropyl, te gebruiken.
Stabilisatoren mogen niet worden gebruikt
om het vermogen of de prestatie van de motor
te verbeteren.
NL–12
Gebruiksaanwijzing
Bedieningsorganen
De bedieningsstang voor de grondsnelheid
(gemotoriseerd model), gasregelknop,
bedieningsstang voor het maaimes en repeteerstarter
bevinden zich alle op de handgreep (fig. 8 en 9).
2365
2
1
3
Alleen handmaaier
Figuur 8
1. Gasregelknop
2. Bedieningsstang maaimes
3. Startkoord
2339
3
1
4
2
Gemotoriseerd model
Figuur 9
1. Gasregelknop
2. Bedieningsstang maaimes
3. Bedieningsstang
grondsnelheid
4. Startkoord
Motor starten
1. Druk de bougiekabel op de bougie (fig. 10).
2. Hulpstartknop driemaal (3x) indrukken (fig. 10).
Wacht circa twee (2) seconden na elke keer
drukken.
1344
1
2
Figuur 10
1. Hulpstartknop 2. Bougiekabel
Gebruiksaanwijzing
NL–13
NB: Gebruik de hulpstartknop niet om een
warme motor te starten (bij koud weer
kan dit echter nodig zijn).
3. Zet de gasregelknop in de stand
(SNEL).
Handmaaier
Trek de bedieningsstang voor het maaimes tegen
de handgreep aan.
Trek de repeteerstarter uit totdat u weerstand
voelt; daarna flink trekken om de motor te
starten.
Gemotoriseerd model
Trek de bedieningsstang voor het maaimes tegen
de handgreep aan.
Trek de repeteerstarter uit totdat u weerstand
voelt; daarna flink trekken om de motor te
starten.
Trek de bedieningsstang voor de grondsnelheid
langzaam naar de handgreep toe om de machine
in beweging te zetten. De maaier heeft één
grondsnelheid. Wanneer u de bedieningsstang
tegen de handgreep aan trekt, heeft de maaier de
maximale grondsnelheid.
4. Als de motor aanslaat, zet u de gasregelknop in
de gewenste stand tussen
(SNEL) en
(LANGZAAM).
Motor stoppen
1. Laat de bedieningsstang voor het maaimes los.
De motor en het maaimes moeten dan tot
stilstand komen. Neem contact op met uw
Service dealer als dat niet gebeurt. Om de
zelfaandrijving te stoppen, laat u de
bedieningsstang voor de grondsnelheid los. Blijf
achter de handgreep staan totdat alle bewegende
delen tot stilstand zijn gekomen.
2. Trek de bougiekabel van de bougie als u de
maaier onbeheerd achterlaat of niet gebruikt.
Motor opnieuw starten
1. Zet de gasregelknop in de stand (SNEL) en
herhaal stap 3 en 4 van de paragraaf Motor
starten.
2. Als de motor na twee pogingen niet aanslaat,
stap 2 t/m 4 van de paragraaf MOTOR
STARTEN herhalen.
Graszak
Plaatsen van de zak
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan.
2. Open de kokerdeur, schuif de klep aan de zak in
de afvoeropening en haak het zakframe aan de
bevestigingsbeugels (fig. 11). Laat de kokerdeur
op de zak rusten (fig. 12).
1715
1
3
2
4
Figuur 11
1. Kokerdeur
2. Graszakklep
3. Zakframehaak
4. Bevestigingsbeugel
Gebruiksaanwijzing
NL–14
795
Figuur 12
Verwijderen van de zak
1. Zet de motor af en wacht tot alle delen
stilstaan. Houd handen en voeten altijd uit de
buurt van het maaierhuis terwijl de motor loopt.
Open de kokerdeur en houd deze omhoog. Pak
de handgreep van de graszak vast en til de zak
van de maaier. Sluit de kokerdeur.
NB: Bij het verwijderen van de graszak
wordt los gras dat zich in de
afvoeropening bevindt door de zakklep
opgeschept. Als de afvoeropening
verstopt blijft, resterend maaisel
verwijderen met een stok of iets
dergelijks.
Zak legen
1. Pak de handgreep en de onderkant van de zak
vast. Kiep de zak langzaam naar voren om hem
te legen.
Tunnelafsluiter
1. Overtuig u ervan dat de motor afstaat.
2. Open het deurtje van de afvoer en plaats de
afsluiter in de opening van de tunnel (fig. 13).
Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening
van de afvoertunnel, draait u de afsluiter iets
rechtsom terwijl u die plaatst.
1339
1
Figuur 13
1. Afsluiter
3. Duw de afsluiter helemaal in de opening van de
afvoertunnel.
4. Laat het afvoerdeurtje over de afsluiter zakken.
Instellen van de maaihoogte
Op het mesdrijfsnaarhuis zijn zes (6) letters
aangebracht voor de verschillende maaihoogten. Alle
wielen worden op dezelfde maaihoogte ingesteld.
1. Zet de motor af en trek de bougiekabel van de
bougie (fig. 10).
2. Druk de maaistandhendel met één of twee
vingers in (fig. 14).
Om een hogere maaihoogte in te stellen, de
maaistandhendel indrukken om de vergrendeling
los te maken en daarna optillen. Laat de hendel
op de gewenste stand los. Om een lagere
maaihoogte in te stellen, de maaistandhendel
indrukken om de vergrendeling los te maken en
daarna omlaag drukken terwijl u de maaier
naar voren duwt. De aanwijzer geeft de
maaistand aan.
3. Controleer of de maaistandhendel in een
bepaalde maaistand vergrendeld is voordat u de
machine gaat gebruiken. De hoogte niet
verstellen terwijl de maaistandhendel
vergrendeld is.
Gebruiksaanwijzing
NL–15
1711
1
2
3
4
Figuur 14
1. Maaistandhendel
2. Maaihoogte-instellingen
3. Aanwijzer
4. Koppelstang
Tips voor het fijnmaken van
gras en bladeren
Algemene tips
Door de volgende aanwijzingen op te volgen, krijgt u
de beste maairesultaten en het mooiste gazon.
Houd het mes scherp
gedurende het hele
maaiseizoen. Vijl regelmatig de bramen op het
mes weg.
Maai alleen droog gras of blad. Nat gras en blad
hebben de neiging tot aankoeken en kunnen
verstoppingen of afslaan van de motor veroorzaken.
Op nat gras kunt u bovendien uitglijden en vallen.
MOGELIJK GEVAAR
Op nat gras kunt u uitglijden en in
aanraking komen met het maaimes.
WAT ER KAN GEBEUREN
Hierdoor kunt u ernstig verwond raken
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Maai daarom alleen onder droge
omstandigheden.
WAARSCHUWING
Laat de motor op zijn snelst lopen. Met het
maximale vermogen krijgt u de beste
maairesultaten.
Maak steeds na gebruik de onderzijde van de
maaikast schoon.
Houd de motor in een goede conditie. Maaien en
fijnmaken vereist meer vermogen.
Reinig het luchtfilter vaker. Bij maaien en
fijnmaken komen er meer grasdeeltjes en stof in
de lucht, waardoor het luchtfilter verstopt raakt
en de motor minder goed presteert.
Tips voor het fijnmaken van afgemaaid
gras
Gras groeit niet het gehele jaar even snel.
Wanneer het s zomers heet is, is het over het
algemeen aan te raden het gras te maaien op
maaihoogte C, D, of E. Slechts ongeveer 1/3 van
de lengte van het gras moet worden afgemaaid.
Afgeraden wordt om onder de C-hoogte te
maaien, tenzij er weinig gras is of het laat in de
herfst is, en het gras langzamer groeit.
Als er hoog gras moet worden gemaaid, moet u
het mes wellicht wat hoger instellen en
langzamer lopen; vervolgens maait u het gras
dan nog eens op een normalere hoogte. Als het
gras te lang is en er plukken gras op het gazon
achterblijven, kan de maaier verstopt raken
waardoor de motor afslaat.
Gebruiksaanwijzing
NL–16
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het gemaaide gras beter over het gazon
verspreid en vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u
een of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
Tips voor het fijnmaken van bladeren
Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds
nog 50% van het gazon door de laag
fijngemaakte bladeren te zien zijn. Soms is het
nodig hiervoor één of meer keren over de
bladeren heen te gaan.
Loop langzamer wanneer de bladeren niet fijn
genoeg worden gemaakt om gedeeltelijk tussen
het gras te worden verborgen.
Als u veel eikebladeren fijnmaakt, is het aan te
raden in het voorjaar kalk op het gras aan te
brengen. Hierdoor wordt het zuur uit de
eikebladeren geneutraliseerd.
NL–17
Onderhoud
MOGELIJK GEVAAR
Als u de bougiekabel op de bougie laat, zou iemand de motor kunnen starten.
WAT ER KAN GEBEUREN
Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot lichamelijk letsel van u of
omstanders.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Trek de kabel van de bougie voordat u onderhoud gaat verrichten. Bougiekabel
terzijde leggen zodat hij geen contact met de bougie kan maken.
VOORZICHTIG
Onderhoud van het luchtfilter
Bij werken in schone omstandigheden moet de
luchtfilterpatroon na elke 25 bedrijfsuren van de
motor vervangen worden; vaker bij gebruik in zeer
stoffige of zanderige omstandigheden. Onderdelen
zijn verkrijgbaar bij de erkende Toro Service Dealer.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken
(fig. 15).
1002
1
Figuur 15
1. Bougiekabel
2. Verwijder de schroef waarmee het luchtfilter op
de motor bevestigd is (fig. 16). Deksel omlaag
klappen en grondig reinigen.
3. Papieren luchtfilterpatroon uitnemen (fig. 16) en
wegwerpen.
4. Nieuwe luchtfilterpatroon aanbrengen.
5. Luchtfilterdeksel weer aanbrengen en vastzetten
met de schroef.
Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder
dat luchtfilter op zijn plaats zit, daar anders
de motor beschadigd kan worden.
1003
1
2
3
Figuur 16
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
3. Papieren luchtfilterpatroon
Aftappen van benzine uit de
brandstoftank
1. Zet de motor af en wacht tot hij afgekoeld is.
Trek de bougiekabel van de bougie (fig. 15).
Belangrijk: benzine mag alleen worden
afgetapt van een koude motor.
Onderhoud
NL–18
2. Dop van brandstoftank afnemen en m.b.v. een
pomphevel benzine in een schone benzinebus
aftappen.
NB: het aftappen van brandstof mag alleen
op deze manier gebeuren.
Verversen van carterolie
Vervang de olie na de eerste 2 bedrijfsuren en
vervolgens telkens na 25 uur. Omdat warme olie
gemakkelijker afgetapt kan worden en meer
verontreinigingen meevoert dan koude olie, is het aan
te bevelen de motor enkele minuten te laten lopen
alvorens de olie af te tappen.
1. Zet de motor af en trek de bougiekabel van de
bougie (fig. 15).
2. Alle benzine aftappen, zie: Aftappen van benzine
uit de brandstoftank
3. Kantel de maaier op zijn linkerzijkant (fig. 17).
4. Plaats een opvangbak onder de maaier.
5. Verwijder de aftapplug uit de onderkant van de
maaier (fig. 17).
1973
1
Figuur 17
1. Aftapplug carterolie
6. Laat de maaier zakken, zodat de olie in de
opvangbak loopt.
7. Na het aftappen de aftapplug reinigen en terug
plaatsen.
8. Zet de maaier weer in zijn normale werkstand.
9. Veeg eventueel gemorste olie op.
10. De motor met verse olie vullen. Zie: Carter met
olie vullen.
Controleren van de bougie
Gebruik een Champion RJ19LM of gelijkwaardige
bougie. De elektrodenafstand moet 0,76 mm zijn.
Verwijder de bougie telkens na 25 bedrijfsuren ter
controle.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken
(fig. 15).
2. Maak de omgeving van de bougie schoon en
verwijder hem uit de cilinderkop.
Belangrijk: vervang gescheurde, verstopte of
vervuilde bougies. De elektroden mogen niet
worden geschuurd, afgeschraapt of
anderszins schoongemaakt omdat er
motorschade kan ontstaan wanneer er gruis
in de cilinder komt.
3. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm
(fig. 18). Plaats de bougie met de juist afgestelde
afstand en de afdichtring. Draai de bougie goed
vast tot 20 Nm.
Onderhoud
NL–19
.76 mm
986
(.030”)
Figuur 18
4. Na voltooiing van de werkzaamheden de kabel
weer op de bougie plaatsen.
Afstellen van het handgas
Afstelling van het handgas kan nodig zijn als de
motor niet start. Bij eventuele vervanging van de
handgaskabel is afstelling eveneens vereist.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken
(fig. 15).
2. Verwijder de twee (2) schroeven van de
motorkap en til de kap van de motor af (fig. 19).
1709
1
2
Figuur 19
1. Luchtfilterdeksel 2. Schroef (2)
3. Kabelklemschroef losdraaien totdat de
handgaskabel loskomt (fig. 20).
2348
4
2
1
3
Figuur 20
1. Kabelklemschroef
2. Handgaskabel
3. Gasklephefboom
4. Aanslag
4. Zet de gasregelknop in de stand (SNEL).
5. Beweeg de handgaskabel totdat de
gasklephefboom de aanslag raakt (fig. 20).
6. Draai de kabelklemschroef vast om de juiste
afstelling van de kabel vast te zetten.
7. Bevestig de motorkap met de twee (2)
schroeven. Schroeven aantrekken tot
0,9-1,1 Nm.
Afstellen van de remkabel
Wanneer een nieuwe bladremkabel wordt
geÏnstalleerd, is afstelling noodzakelijk.
1. Zet de motor af. Trek de bougiekabel van de
bougie.
2. CONTROLEREN VAN DE AFSTELLING –
Beweeg de bedieningsstang naar de handgreep
toe, totdat de speling uit de kabel is genomen.
De ruimte tussen de bedieningsstang en de
handgreep moet 1,5 mm-4,6 mm bedragen
(fig. 21 en fig. 22).
Onderhoud
NL–20
2340
1,5-4,6 mm
Model met zelfaandrijving afgebeeld
Figuur 21
2341
1
2
3
Model met zelfaandrijving afgebeeld
Figuur 22
1. Kabelmantel
2. Kabelklem
3. Moer
3. AFSTELLEN VAN DE KABELMANTEL –
Draai de moer op de kabelklem los. Steek een
voorwerp met een afmeting van 1,5 mm-4,6 mm
tussen bedieningsstang en handgreep. Trek de
kabelmantel omlaag tot alle speling in de kabel
is opgeheven. Draai de moer op de kabelklem
weer vast.
Afstellen van de
wielaandrijving
(model met zelfaandrijving)
Wanneer de zelfaandrijving van de maaier niet werkt
of de neiging heeft te kruipen als de aandrijving niet
is ingeschakeld, dient de bedieningskabel van de
aandrijving bijgesteld te worden.
1. Zet de motor af.
2. Draai de knop rechtsom als de maaier kruipt
terwijl de aandrijving niet geactiveerd wordt.
Draai de knop linksom als de maaier niet in
beweging komt wanneer de aandrijving
geactiveerd wordt.
2341
1
Figuur 23
1. Afstelknop
NB: Wanneer over de linker- of rechterkant
van de machine wordt gesproken,
wordt bedoeld gezien vanuit staande
positie achter de handgreep, in de
normale bedieningspositie.
De afstelling is goed wanneer:
de maaier niet kruipt wanneer de aandrijving niet
geactiveerd wordt
Onderhoud
NL–21
de bedieningsstang zich op een comfortabele
afstand van de handgreep bevindt voor het
activeren en uitschakelen van de zelfaandrijving.
NB: De kabel van de wielaandrijving niet te
strak spannen. De kabel is goed
afgesteld wanneer de wielen vrij
beginnen te draaien als de
bedieningsstang zich op een
comfortabele afstand van de handgreep
bevindt. Bij te strak spannen moet de
gebruiker te veel kracht uitoefenen om
de zelfaandrijving te activeren of uit te
schakelen.
Neem indien nodig contact op met een erkende Toro
Service Dealer.
Controleren/verwijderen/
slijpen van het mes
Met een recht en scherp mes bereikt u het beste
maairesultaat. Daarom het maaimes regelmatig
controleren en indien nodig slijpen.
MOGELIJK GEVAAR
Het maaimes is scherp.
WAT ER KAN GEBEUREN
Aanraking van een scherp mes kan ernstige
verwondingen veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Gebruik een gewatteerde handschoen of
oude lap om het mes vast te houden.
WAARSCHUWING
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken
(fig. 15).
2. Alle benzine aftappen, zie: Aftappen van benzine
uit de brandstoftank.
MOGELIJK GEVAAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief en kan
lichamelijk letsel of schade aan
eigendommen veroorzaken.
WAT ER KAN GEBEUREN
Bij kantelen van de maaier kan benzine uit
carburateur of brandstoftank lekken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Voorkom morsen van benzine door alle
benzine af te tappen met een pomphevel.
WAARSCHUWING
3. Kantel de maaier op zijn linkerzijkant (fig. 24).
Het maaimes niet draaien, omdat dit
startproblemen kan veroorzaken.
1973
1
2
3
Figuur 24
1. Mes
2. Versneller
3. Mesbout en veerring
4. CONTROLEREN VAN HET MES —
Controleer het mes zorgvuldig op scherpte en
slijtage, met name op het raakvlak van vlakke en
gebogen delen (fig. 25A). Het metaal dat deze
delen verbindt kan door zand en schurend
materiaal afslijten. De maaier moet daarom voor
gebruik worden gecontroleerd. Als u gleuven of
slijtage constateert (fig. 25B & C), dient het mes
te worden vervangen. Zie stap 5.
Onderhoud
NL–22
270
1
1
1
2
3
4
A
B
C
Figuur 25
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Slijtage
4. Gevormde gleuf
NB: U bereikt het beste resultaat, wanneer u
voor het begin van het maaiseizoen een
nieuw mes plaatst. In de loop van het
jaar kunt u dan kleine
onregelmatigheden wegvijlen om de
snijrand scherp te houden.
MOGELIJK GEVAAR
Een versleten of beschadigd mes kan
breken en in een dergelijk geval kan een
stuk van het mes worden uitgeworpen naar
bestuurder of omstanders.
WAT ER KAN GEBEUREN
Een uitgeworpen stukje mes kan
bestuurder of omstanders ernstig
verwonden of zelfs doden.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Controleer het mes regelmatig op slijtage of
beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
GEVAAR
5. VERWIJDEREN VAN HET MES — Pak het
uiteinde van het mes vast met behulp van een
oude lap of dikke gewatteerde handschoen.
Verwijder dan de bout op het mes, de veerring,
de versneller en ten slotte het mes (fig. 24).
6. SLIJPEN VAN HET MES — Met behulp van
een vijl kunt u de bovenkant van het mes slijpen,
waarbij u de oorspronkelijke snijhoek in stand
houdt (fig. 26). Als u aan beide snijkanten
evenveel materiaal verwijdert, blijft het mes in
evenwicht.
Belangrijk: Controleer de balans van het mes
door het op een mesbalans te leggen. In de
ijzerwinkel kunt u een goedkope balans
kopen. Wanneer een mes in evenwicht is,
blijft het horizontaal liggen. Is het mes niet in
balans, dan helt het over naar de zwaardere
kant. In dit geval moet nog wat metaal van de
snijkant aan die kant worden afgevijld.
153
1
Figuur 26
1. Slijp alleen onder deze hoek
7. Breng het scherpe, gebalanceerde TORO-mes, de
versneller, veerring en bout weer op hun plaats.
Het wiekdeel van het mes moet naar de
bovenkant van de maaikast wijzen. Draai de bout
op het mes aan tot 68 Nm.
Onderhoud
NL–23
MOGELIJK GEVAAR
Tijdens het slijpen van het mes kunnen
stukjes van het mes uitgeworpen worden.
WAT ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen stukjes van het mes kunnen
ernstig oogletsel veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Draag een veiligheidsbril tijdens het slijpen
van het mes.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEVAAR
Als de maaier zonder de versneller wordt
gebruikt, kan het mes hierdoor verbogen,
verwrongen of gebroken worden.
WAT ER KAN GEBEUREN
Een gebroken mes kan de gebruiker of
bijstanders ernstig verwonden of zelfs
doden.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Gebruik de maaier niet zonder de
versneller.
WAARSCHUWING
Smeren
Na elke 25 bedrijfsuren en aan het eind van het
maaiseizoen moeten de voor- en achterwielen worden
gesmeerd.
1. Breng 1 à 2 druppels lichte olie aan op de
binnen- en buitenkant van alle wielbouten. Laat
de wielen draaien om de olie in de naafbussen te
brengen. Veeg het teveel aan olie weg.
2. MODELLEN MET ZELFAANDRIJVING –
Alle benzine aftappen, zie: Aftappen van benzine
uit de brandstoftank, pagina 17.
3. Stel de maaier op de hoogste maaistand in (E).
4. Zet de maaier op zijn linkerzijkant. Veeg de
smeernippels af met een schone doek (fig. 27).
Zet een vetspuit op de smeernippels en pomp
voorzichtig 1 à 2 maal. Gebruik hiervoor nr. 2
universeelvet op lithiumbasis.
782
1
1
Figuur 27
1. Smeernippel (modellen met zelfaandrijving)
Schoonmaken
Afsluiter en afvoertunnel
Voor een zo goed mogelijk resultaat moet de
afvoertunnelafsluiter telkens na gebruik worden
schoongemaakt. Wanneer het gras dik en dicht is,
kunnen er plukken gemaaid gras op en rond de
afsluiter achterblijven; hierdoor kan het moeilijk zijn
de afsluiter te verwijderen. Na ieder gebruik moet de
afsluiter van de afvoertunnel worden verwijderd en
worden ontdaan van alle afval.
Onderkant van het maaierhuis
Met name de stootplaten aan de onderkant van het
maaierhuis behoren vrij van vuil en afval te blijven
(fig. 29).
Onderhoud
NL–24
Wasmethode
1. Plaats de maaier op een betonnen of geasfalteerd
oppervlak, nabij een aangesloten tuinslang.
2. Start de motor.
3. Houd de slang ter hoogte van de handgreep en
laat water op de grond lopen, vlak voor het
rechter achterwiel (fig. 28). Het draaiende
maaimes leidt en roteert het water onder het
maaierhuis en spoelt de grasresten weg. Laat het
water enkele minuten lopen, dan wel tot er geen
grasresten meer worden uitgeworpen.
1093
1
Figuur 28
1. Rechter achterwiel
4. Zet de motor af.
5. Draai de waterkraan dicht.
6. Start de motor opnieuw en laat hem enkele
minuten lopen om het vocht op het maaierhuis
en de onderdelen te laten opdrogen.
Schrapen
Als door het wassen niet alle vuil van de onderkant
van de maaier verwijderd is, zet u de maaier op zijn
linkerzijkant en schraapt u de onderkant schoon.
1. Trek de bougiekabel van de bougie.
2. Alle benzine aftappen, zie: Aftappen van benzine
uit de brandstoftank, pagina 17.
MOGELIJK GEVAAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief en kan
lichamelijk letsel of schade aan
eigendommen veroorzaken.
WAT ER KAN GEBEUREN
Bij kantelen van de maaier kan benzine uit
carburateur of brandstoftank lekken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Voorkom morsen van benzine door alle
benzine af te tappen met een pomphevel.
WAARSCHUWING
3. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het
deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
4. Zet de maaier op zijn linkerzijkant (fig. 29).
Zorg ervoor dat het mes niet draait omdat
hierdoor startproblemen kunnen ontstaan.
1973
1
Figuur 29
1. Stootplaten
5. Verwijder vuil en gemaaid gras dat aan de kast
kleeft met een hardhouten schraper. Raak de
gietnaden en scherpe kanten niet aan.
6. Zet de maaier weer rechtop.
7. Vul de brandstoftank.
8. Zet de bougiekabel weer op de bougie.
NL–25
Stalling
1. Wanneer de maaier voor langere tijd niet
gebruikt wordt, dient u de benzine uit de
brandstoftank af te tappen of een
brandstofadditief aan de benzine toe te voegen.
Zie voor het aftappen van de benzine de
desbetreffende paragraaf. Nadat de brandstof is
afgetapt, zet u de motor aan en laat u hem
draaien totdat alle brandstof is verbruikt en de
motor afslaat. Als de benzine niet wordt afgetapt
en er geen stabilisator wordt toegevoegd,
ontstaan er rubberachtige harsresten die de
werking van de motor belemmeren en zelfs tot
startproblemen kunnen leiden.
De brandstof kan alleen in de benzinetank
blijven als er vóór opslag een
brandstofstabilisator, zoals Toro
Stabilizer/Conditioner, aan de benzine wordt
toegevoegd. Toro Stabilizer/Conditioner is een
conserveringsmiddel op petroleumdestillaatbasis
Toro adviseert u geen stabilisatoren op
alcoholbasis, zoals ethanol, methanol of
isopropyl, te gebruiken. Gebruik de
brandstofstabilisator in de aanbevolen
hoeveelheden zoals op de verpakking wordt
vermeld.
Onder normale omstandigheden behouden deze
toevoegingen aan de brandstof 6-8 maanden hun
werking.
2. Aftappen van de olie: zie hiervoor de paragraaf
Vervangen van de carterolie. Nadat de olie is
afgetapt, vult u het carter niet met olie voordat u
de hierna volgende stappen 3 tot en met 10 hebt
uitgevoerd.
3. Verwijder de bougie en giet 30 ml (2 eetlepels)
SAE 30-olie in het gaatje in de cilinder. Trek
langzaam aan het startkoord zodat de olie zich in
de cilinder verspreidt. Breng de bougie weer op
zijn plaats en draai hem vast tot 20 Nm.
PLAATS DE BOUGIEKABEL NIET OP DE
BOUGIE.
4. Maak het maaierhuis schoon: zie Schoonmaken.
5. Controleer de toestand van het mes: zie
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes.
6. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed
aan.
7. Verwijder maaisel en vuil van de uitwendige
delen van de motor, dekplaat en bovenzijde van
de maaikast.
8. Maak het luchtfilter schoon: zie Onderhoud van
het luchtfilter.
9. Smeer de wielen: zie Smeren.
10. Werk alle geroeste of afgeschilferde geverfde
oppervlakken bij. Bij de erkende
TORO-Servicedealer kunt u hiervoor Toro
Re-Kote-verf kopen.
11. Vul het carter met olie, zie Carter met olie
vullen.
12. Zet de maaier op een schone, droge plaats. Dek
hem af zodat hij schoon blijft en beschermd
wordt.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Toro 43cm Recycler/Rear-Bagging Lawnmower Handleiding

Type
Handleiding