Toro 53cm Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding
Bedieningshandleiding
FORM NR. 3319–182NL Rev A
53cm Recycler
Walk Power Maaier
Model nr. 20776–7900001 en hoger
EThe Toro Company – 1996, Rev. 1998
All Rights Reserved
Printed in USA
i
Figuren
1778
1. Plaatje met model- en serienummers
492
1. Handgreepknop
2. Regelkabel
3. Nop op handgreep
4. Bevestigingsbeugel
5. Kabelbandje
210
1. Koordgeleider 2. Startkoord
1914
1. Handgreep kokerdeur 2. Afsluiter rechtsom draaien
1
2
3
4
ii
1915
1. Veerklem
1626
1. Peilstok
2. ADD-markering
3. FULL-markering
4. Brandstoftankdop
5. Bougiekabel
M-3045
1. Gasregelknop
2. Regelknop grondsnelheid
3. Bedieningsstang
aandrijving
4. Repeteerstarter
1344
1
1. Hulpstartknop
488
1. Bedieningsstang
2. Stand AAN/SCHAKELEN
3. Stand RIJDEN
5
6
7
8
9
iii
1912
1. Zakframe op pen
2. Penvergrendeling
3. Handgreep helemaal naar
voren. Kokerdeur gesloten
1913
1. Pen in inkeping van zak
971
1. Maaischaal voor
dun/normaal gras
2. Maaischaal voor dik gras
788

1. Maaihoogtehendel
10
11
12
13
iv
1003
1. Luchtfilter
2. Schroef
3. Deksel
1. 0,76 mm
1782
1. Olievulbuis
1709
1. Deksel 2. Schroef (2)
14
15
16
17
v
1710
2
1
3
4
1. Kabelklemschroef
2. Gasklepkabel
3. Gasklephefboom
4. Gasklepaanslag
489
1
1. Regelknop
(1!/2
4 cm
777
3
4
3,2-6,4 mm
(1/8"-1/4")
2
1
1. Remhendel
2. Handgreep
3. Moer
4. Kabelmantel
18
19
20
21
vi
973
2
1
3
1. Mes
2. Versneller
3. Mesbout
270
1
1
1
2
3
4
A
B
C
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Slijtage
4. Gevormde gleuf
153
1
1. Slijp alleen onder deze hoek
276
1
1. Smeernippel
1 2
M-3044
1. Wasaansluiting 2. Tuinslang
22
23
24
25
26
vii
979
1. Stootplaten
281
1. Drijfriemkap 2. Bouten
760
1. Zij-afvoer
141
1. Verticuteer-mechanisme
27
28
29
30
1
Inhoud
Blz.
Inleiding 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructie 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 2. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik en bediening 3. . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud en opslag 3. . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overzicht van veiligheidssymbolen 4. . . . . .
Montage-instructies 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Plaatsen van de handgreep 7. . . . . . . . . . . . .
Installatie van het startkoord 7. . . . . . . . . . .
Plaatsen van de afvoertunnelafsluiter 7. . . .
Voor ingebruikname 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Carter met olie vullen 8. . . . . . . . . . . . . . . . .
Vullen van de brandstoftank met benzine 8.
Tips voor het fijnmaken van gras en bladeren 9. .
Algemene tips 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gras maaien 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Fijnmaken van bladeren 10. . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik en bediening 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 10. . . . . . . . .
Starten, stoppen en aandrijving 10. . . . . . . . .
Gebruik van de afvoertunnelafsluiter 11. . . . .
Gebruik van de graszak 12. . . . . . . . . . . . . . .
Instellen van de maaihoogte 13. . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 14. . . . . . . . . .
Vervangen van de bougie 14. . . . . . . . . . . . . .
Aftappen van benzine uit de brandstoftank 14
Vervangen van de carterolie 15. . . . . . . . . . . .
Afstellen van het handgas 15. . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken van het koelsysteem 15. . . . . .
Afstellen van de wielaandrijving 15. . . . . . . .
Afstellen van de remkabel 16. . . . . . . . . . . . .
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes 16
Smeren 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accessoires 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Dank u voor de keuze van een Toro produkt.
Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met
dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te
nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor
eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of
andere informatie.
Houd het model- en serienummer van de maaier altijd
bij de hand wanneer u contact opneemt met uw
erkende Toro Service Dealer of met de fabriek. Aan
de hand van deze nummers kan de Service Dealer of
contactpersoon u exacte informatie over uw
specifieke produkt verschaffen. U vindt het model- en
serienummer op een plaatje dat op het produkt
bevestigd is (fig. 1).
Noteer de model- en serienummers van de machine
hieronder, dan hebt u ze altijd bij de hand.
Modelnr.:
Serienr.:
Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert
hoe u de machine op de juiste wijze bedient en
onderhoudt. Door het lezen van de handleiding kunt u
persoonlijk letsel van u en anderen en schade aan de
machine voorkomen. Ofschoon Toro veilige en
moderne produkten ontwerpt, produceert en op de
markt brengt, blijft u verantwoordelijk voor een
correct en veilig gebruik daarvan. U bent tevens
verantwoordelijk voor de instructie m.b.t. veiligheid
van personen die u met de machine laat werken.
In deze handleiding gebruikt Toro een systeem om
mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op
bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk
fataal) letsel van u en anderen te voorkomen. De
2
woorden GEVAARLIJK, WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG geven de ernst van het gevaar aan.
Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
GEVAARLIJK waarschuwt u voor zeer gevaarlijke
situaties, die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk
letsel of zelfs overlijden, die kunnen ontstaan als u
niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
WAARSCHUWING waarschuwt u voor een
gevaarlijke situatie die kan resulteren in ernstig
lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kan ontstaan
als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
VOORZICHTIG duidt belangrijke instructies inzake
uw persoonlijke veiligheid aan. Om letsel te
voorkomen moet u dergelijke instructies zorgvuldig
lezen en opvolgen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op
belangrijke informatie te wijzen. “Belangrijk”
attendeert u op bijzondere technische informatie en
“Opmerking” duidt algemene informatie aan die
bijzondere aandacht verdient.
Wanneer over de linker- of rechterkant van de
machine wordt gesproken, wordt bedoeld gezien
vanuit staande positie achter de handgreep, in de
normale bedieningspositie.
Veilige bediening
Instructie
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u
de maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats
en functie van de bedieningselementen en hoe u
de machine moet gebruiken.
2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die
niet van de instructies op de hoogte zijn.
3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de
machine gebruikt, met name kinderen en
huisdieren.
4. Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is
voor ongevallen of schade aan andere personen
of hun eigendommen.
Voor ingebruikname
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek
en stevige schoenen. Draag geen schoenen met
open tenen en loop niet op blote voeten.
2. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele
voorwerpen die door de maaier kunnen worden
uitgeworpen.
3. WAARSCHUWING – Benzine is licht
ontvlambaar.
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens
het bijvullen niet roken.
Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de
brandstoftank en vul nooit brandstof bij wanneer
de motor loopt of voordat de motor na gebruik
een aantal minuten is afgekoeld.
Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zorg
ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de
buurt van de gemorste brandstof komen totdat
alle benzinedampen verdwenen zijn.
Zorg voor een goede bevestiging van
afsluitdoppen van brandstoftanks en -blikken.
4. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging voor het gebruik. Vervang
versleten of beschadigde messen en bouten altijd
als complete set om een goede balans te
behouden.
6. Let op dat bij machines met meer maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
een mes draait.
3
Gebruik en bediening
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte
lopen, omdat zich giftige koolmonoxydedampen
kunnen verzamelen.
2. Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
3. Gebruik de maaier bij voorkeur niet op nat gras.
4. Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
5. Loop altijd in een normaal tempo; ga niet
rennen.
6. Maai altijd dwars over de zijde van een helling,
nooit naar boven en beneden.
7. Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van
richting verandert op een helling.
8. Maai niet op al te steile hellingen.
9. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de maaier
achteruit beweegt of naar u toe trekt.
10. Zet de motor af wanneer u de maaier moet
kantelen om een grindpad, weg of trottoir over te
steken en voor het vervoer naar en van het te
maaien terrein.
11. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen, zoals
zijafvoerkokers of grasopvangzakken, gebreken
vertonen of ontbreken.
12. Verander de instellingen van de motor niet en
voorkom overbelasting van de motor.
13. Ontkoppel de maaimes- en aandrijfkoppeling
voordat u de motor start.
14. Houd u bij het starten of aanzetten van de motor
zorgvuldig aan de voorschriften en houd uw
voeten uit de buurt van de maaimessen.
15. Bij het starten of aanzetten van de motor de
maaier niet kantelen, tenzij dat noodzakelijk is.
Kantel de maaier in dat geval niet meer dan
absoluut nodig is en til alleen het gedeelte op dat
zich niet aan de kant van de gebruiker bevindt.
16. Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening
staat als u de motor start.
17. Houd handen en voeten uit de buurt van
draaiende delen. Blijf altijd uit de buurt van de
afvoeropening.
18. De maaier mag nooit met draaiende motor
worden opgetild of gedragen.
19. Zet de motor af en verwijder de bougiekabel:
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt;
voordat u de maaier gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat
uitvoeren;
als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaier op beschadigingen en voer alle benodigde
reparaties uit alvorens hem weer te gebruiken;
als de maaier abnormaal trilt (direct controleren).
20. Zet de motor af:
als u de maaier onbeheerd achterlaat;
voor het bijvullen van brandstof.
21. Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet.
Als de machine met een brandstofafsluitklep is
uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk
voltooid is.
22. Rijd niet te snel als u een aan de achterzijde
bevestigde zitting gebruikt.
Onderhoud en opslag
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven
regelmatig strak aan, zodat de machine steeds
veilig in gebruik is.
2. Als er zich brandstof in de tank bevindt de
maaier niet opbergen in een afgesloten ruimte
waar benzinedampen in contact met open vuur of
vonken kunnen komen.
3. Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte opbergt.
4
4. Om brandgevaar te beperken dienen motor,
geluiddemper, accucompartiment en de
omgeving van de brandstoftank steeds te worden
vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras,
bladeren en opgehoopt vuil.
5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op
slijtage en beschadigingen.
6. Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt,
dient dit buiten plaats te vinden.
Geluidsdruk
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk
volgens A-norm bij het oor van de bestuurder van:
84,2 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op
identieke machines volgens ANSI B71.5-1984
procedures.
Geluidsniveau
Deze machine produceert een geluidsniveau van:
97 LwA, op basis van metingen uitgevoerd op
identieke machines volgens Richtlijn 84/538/EEG en
wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine produceert een maximum hand-arm
trillingsniveau van: 6,61 m/s
@
, op basis van metingen
uitgevoerd op identieke machines volgens ISO 5349
procedures.
Overzicht van veiligheidssymbolen
Veiligheidsalarm –
symbool in de driehoek
geeft het gevaar aan
Veiligheidsschermen niet
openen of verwijderen
terwijl de motor loopt
Veiligheidsalarm
Roterend mes, kan tenen
of vingers afsnijden. Houd
handen en voeten uit de
buurt van het draaiende
mes zolang de motor
loopt
Lees de
bedieningshandleiding
Om beschadiging van
mes bij fijnmaken te
voorkomen versneller
gebruiken als maaier is
uitgerust met een
fijnmaakhulpstuk
Raadpleeg technische
handleiding voor juiste
onderhoudsprocedures
Overbrenging
Blijf op veilige afstand
van de machine
Olie
5
Blijf op veilige afstand
van de machine
Aan/lopen
Uitgeworpen
voorwerpen–gevaar voor
alle lichaamsdelen
Vast
Uitgeworpen voorwerpen
maaier met zijafvoer. Zorg
dat veiligheidsscherm altijd
aangebracht is
Los
Zet motor af alvorens
bedieningspositie te
verlaten
Laadtoestand van de accu
Bedrijfsurenteller Brandstof
Snel Neutraal
Langzaam Eerste versnelling
Toename/afname Tweede versnelling
Smeerpunt Derde versnelling
6
Motor starten Maaimes – basissymbool
Motor afzetten
Maaimes – afstelling
maaihoogte
Choke Koord uittrekken
Hulpstarter Wiel
Hulpstartknop driemaal
indrukken
Tractieaandrijving
Accu’s op verantwoorde
wijze afvoeren
Bedieningsstang omlaag
brengen
Steek sleutel in
contactslot
Bedieningsstang omhoog
brengen
Draai sleutel om in
contactslot
Bedieningsstang
omhoog/omlaag brengen
Hendel bewegen
Bedieningsstang
omhoog/omlaag brengen
7
Hendel naar voren
bewegen
Bedieningsstang omhoog
brengen
Hendel naar achteren
bewegen
Bedieningsstang omhoog
brengen
Bedieningsstang omlaag
brengen
Montage-instructies
Plaatsen van de handgreep
1. Handgreepstangen recht zetten en knoppen
aandraaien (fig. 2). Bevestigingsbeugels iets naar
elkaar toe buigen (fig. 2).
2. Draai de handgreep naar achteren totdat het
nopje erop in het middelste gat van de
handgreepbevestiging valt (fig. 2). Als de
handgreep zich niet op de goede hoogte bevindt,
kunt u deze aanpassen door het nopje in een
ander gat te laten vallen. Maak de
bedieningskabels vast met de kabelbandjes.
Installatie van het startkoord
1. Trek het startkoord door de koordgeleider op de
handgreep (fig. 3). Om gemakkelijker lussen te
vormen, drukt u de bedieningsstang tegen de
handgreep zodat de bladrem wordt ontspannen.
Plaatsen van de
afvoertunnelafsluiter
1. Zorg dat de motor af staat.
2. Open het deurtje van de afvoer door het naar
achteren te bewegen (fig. 4). Houd de handgreep
van het deurtje vast, om te voorkomen dat het
deurtje door de veerspanning dichtklapt terwijl u
de afsluiter plaatst.
3. Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening
van de afvoertunnel, draait u de afsluiter iets
rechtsom terwijl u die plaatst (fig. 4). De pijl op
het plaatje op de afsluiter moet omhoog wijzen.
4. Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt,
waardoor de afsluiter stevig op zijn plaats in de
tunnel wordt vastgehouden (fig. 5). Laat de
handgreep van het deurtje los, om de bovenkant
van de afsluiter vast te zetten.
8
Voor ingebruikname
Carter met olie vullen
Het carter vullen met SAE 30 of 10W30 olie totdat
het oliepeil op de peilstok de markering FULL (vol)
bereikt, zoals getoond in (fig. 6). De
maximumcapaciteit van het carter is 0,6 liter olie. U
kunt elke detergente olie van goede kwaliteit
gebruiken die van het American Petroleum Institute
(API) de “service classification” - SF, SG, SH of SJ
heeft gekregen.
Controleer steeds voor gebruik of het oliepeil tussen de
markeringen FULL (vol) en ADD (bijvullen) op de
peilstok (fig. 6) staat. Vul olie bij als het peil te laag is.
1. Plaats de maaier op een horizontale ondergrond
en maak de omgeving van de peilstok schoon.
2. Verwijder de peilstok door de dop 1/4 slag
linksom te draaien.
3. Veeg de peilstok af en plaats hem in de
vulopening. Draai de dop 1/4 slag rechtsom.
Verwijder de peilstok dan en controleer het
oliepeil aan de kant van de peilstok waar de
FULL- en ADD-markering staan (fig. 6). Als het
peil te laag is, vult u juist zoveel olie bij dat het
peil tot aan de FULL-markering op de peilstok
komt. VUL NIET MEER OLIE BIJ DAN
TOT DE FULL-MARKERING OMDAT DE
MOTOR HIERDOOR KAN
BESCHADIGEN BIJ HET AANZETTEN.
GIET DE OLIE LANGZAAM BIJ.
4. Plaats de peilstok in de vulopening en draai de
dop 1/4 slag rechtsom om hem te vergrendelen.
NB.: Controleer het oliepeil telkens wanneer
u de maaier gaat gebruiken of na elke
5 bedrijfsuren. Bij het eerste gebruik
vervangt u de olie na 5 bedrijfsuren;
daarna vervangt u de olie telkens na
50 bedrijfsuren. Wanneer er veel stof
of vuil aanwezig is, moet de olie vaker
worden vervangen.
Vullen van de brandstoftank
met benzine
MOGELIJK GEVAAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief.
WAT ER KAN GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij koude
motor bijvullen. Veeg gemorste benzine
meteen op.
Vul de tank nooit helemaal, maar slechts
tot 6-13 mm vanaf de onderkant van de
vulopening. De vulopening mag zelf niet
volstaan, omdat deze ruimte nodig is voor
het uitzetten van de brandstof.
Rook niet wanneer u met benzine bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
Bewaar benzine in een goedgekeurde tank
of blik. Buiten het bereik van kinderen
houden.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt gebruiken.
Toro raadt u ten sterkste aan om in haar met benzine
aangedreven machines verse, schone LOODVRIJE
benzine met een normaal octaangehalte van 85 of
hoger te gebruiken. Loodvrije benzine brandt schoner,
verlengt de levensduur van uw machine en zorgt voor
goed starten doordat er minder afzetting in de
verbrandingskamer plaatsvindt. Als er geen loodvrije
benzine verkrijgbaar is, kunt u ook gelode benzine
gebruiken.
Belangrijk: meng nooit olie door de benzine.
Gebruik nooit benzine die nog van
het vorige maaiseizoen is
overgebleven.
9
Toro raadt u aan in haar met benzine aangedreven
machines regelmatig een brandstofstabilisator te
gebruiken tijdens gebruik en opslag. Een stabilisator
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en zorgt
ervoor dat er tijdens de opslag geen rubberachtige
harsresten in de motor worden afgezet.
Belangrijk: sommige benzinesoorten, die soms
verrijkt of nieuwe formule worden
genoemd, zijn benzinesoorten
waardoor alcohol of ether is
gemengd. Te grote hoeveelheden van
dergelijke mengsels kunnen
beschadiging van het
brandstofsysteem of motorstoringen
veroorzaken. Gebruik nooit
methanol
, benzine die methanol
bevat, gasohol die meer dan 10%
ethanol bevat of witte benzine,
omdat het brandstofsysteem van de
motor hierdoor beschadigd kan
raken. Als de motor niet goed loopt,
een benzinesoort met een lager
percentage alcohol of ether
gebruiken.
Gebruik tijdens de opslag geen
andere brandstoftoevoegingen dan
produkten die speciaal voor
brandstofstabilisatie tijdens de
opslag zijn vervaardigd, zoals Toro
stabilizer/conditioner of een
gelijkwaardig produkt. Toro
stabilizer/conditioner is een
brandstofstabilisator op basis van
petroleumdestillaat. Toro adviseert u
geen stabilisatoren op alcoholbasis,
zoals ethanol, methanol of isopropyl,
te gebruiken. Stabilisatoren mogen
niet worden gebruikt om het
vermogen of de prestaties van de
motor te verbeteren.
1. Maak de omgeving van de brandstoftankdop
schoon en verwijder de dop van de tank (fig. 6).
Wanneer u loodvrije benzine gebruikt, dient u de
tank te vullen tot op 6-13 mm vanaf de
bovenrand van de tank, en niet tot in de
vulopening. Vul de tank niet helemaal.
2. Plaats de dop weer op de brandstoftank en veeg
gemorste benzine op.
Tips voor het
fijnmaken van gras
en bladeren
Algemene tips
Volg de onderstaande instructies op voor het maaien
van gras en het fijnmaken van bladeren voor de beste
maairesultaten en het mooiste gazon:
Houd het mes scherp
gedurende het hele
maaiseizoen. Vijl regelmatig de bramen op het
mes weg.
Maai alleen droog gras en droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor
de maaier verstopt kan raken of de motor afslaat.
Tevens is de grond dan glad, waardoor u zou
kunnen uitglijden en vallen.
MOGELIJK GEVAAR
Op nat gras kunt u uitglijden en in
aanraking komen met het maaimes.
WAT ER KAN GEBEUREN
Hierdoor kunt u ernstig verwond raken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Maai alleen onder droge omstandigheden.
Zet het gas op de snelste stand. Met het hoogste
vermogen verkrijgt u het beste maairesultaat.
Maak steeds na gebruik de onderzijde van de
maaikast schoon.
Zorg dat de motor in een goede staat van
onderhoud verkeert. Voor maaien en fijnmaken
is meer vermogen nodig.
Het luchtfilter vaker reinigen. Bij maaien en
fijnmaken wordt meer maaisel en stof
opgeworpen, waardoor het luchtfilter verstopt
raakt en de motorprestaties achteruit gaan.
10
Gras maaien
Gras groeit niet het gehele jaar even snel.
Wanneer het ’s zomers heet is, is het over het
algemeen aan te raden het gras te maaien op
maaihoogte C, D, of E. Slechts ongeveer 1/3 van
de lengte van het gras moet worden afgemaaid.
Afgeraden wordt om onder de C-hoogte te
maaien, tenzij er weinig gras is of het laat in de
herfst is, en het gras langzamer groeit.
Als er lang gras gemaaid moet worden, stel de
maaier dan tijdens de eerste maaironde in op een
hogere maaistand en een lagere snelheid. Maai
het gras daarna nog eens op de normale
maaihoogte-instelling. Maait u te lang gras, dan
kan de maaier verstopt raken en de motor
afslaan.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het gemaaide gras beter over het gazon
verspreid en vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u
een of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
Stel de hoogte van de voorwielen één stand
lager in dan die van de achterwielen.
Bijvoorbeeld: stel voorwielen in op “C”
en achterwielen op “D”.
Fijnmaken van bladeren
Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds
nog 50% van het gazon door de laag
fijngemaakte bladeren te zien zijn. Soms is het
nodig hiervoor één of meer keren over de
bladeren heen te gaan.
Als u slechts een lichte bladlaag wilt maken, zet
u alle wielen op dezelfde maaihoogte.
Als er meer dan 12,7 cm bladeren op het gazon
ligt, zet u de voorwielen één of twee standen
hoger dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de
bladeren gemakkelijker onder het maaivlak
worden ingevoerd.
Loop langzamer met de maaier als de bladeren
niet fijn genoeg worden gemaakt om in het gras
verborgen te worden.
Als u veel eikeblad fijnmaakt, wordt aanbevolen
in het voorjaar kalk op het gras te brengen. Kalk
neutraliseert het zuur van de eikebladeren.
Gebruik en
bediening
Tips voor bediening en gebruik
1. CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL -
Het oliepeil moet tussen de ADD- en
FULL-markeringen op de peilstok staan (fig. 6).
2. VOOR HET MAAIEN – Controleer of de
zelfaandrijving en de bedieningsstang goed
functioneren. Wanneer u de bedieningsstang
loslaat, moeten de motor en de zelfaandrijving
stoppen.
Starten, stoppen en
aandrijving
1. BEDIENINGSORGANEN - De gasregelknop,
grondsnelheidsknop, bedieningsstang en
repeteerstarter bevinden zich op de bovenkant
van de handgreep (fig. 7).
NB.: De motor moet één of meer minuten
warmlopen, afhankelijk van de
omgevingstemperatuur.
2. Druk de kabel op de bougie.
3. Zet de grondsnelheidsknop in de stand
.
11
4. Zet de gasregelknop naar voren in de stand
SNEL.
Druk de hulpstartknop drie (3) maal in (fig. 8).
Wacht ca. twee (2) seconden na elke keer
indrukken.
NB.: Gebruik de hulpstartknop niet om een
warme motor na korte stilstand
opnieuw te starten. Bij koud weer kan
herhaald gebruik van de hulpstartknop
nodig zijn.
5. Trek de bedieningsstang (fig. 9) naar de
handgreep toe. Trek de repeteerstarter uit totdat u
weerstand voelt. Trek daarna flink aan de
repeteerstarter om de motor te starten. Als de
motor is aangeslagen, het motortoerental naar
wens regelen.
6. GRONDSNELHEID (fig. 7) - De maaier heeft
drie grondsnelheden: stand “1” is langzaam, “2”
is middelmatig en “3” is snel. Zet de
grondsnelheid in de gewenste stand. De
grondsnelheid kan worden veranderd door de
afstand tussen de bedieningsstang en de
handgreep groter of kleiner te maken. Laat de
bedieningsstang zakken voor een lagere snelheid
bij het maken van bochten, bij manoeuvreren of
als de maaier te snel gaat. Als u de
bedieningsstang te ver laat zakken, stopt de
zelfaandrijving. Trek de bedieningsstang naar de
handgreep toe voor een hogere grondsnelheid.
Wanneer u de bedieningsstang tegen de
handgreep aan trekt, heeft de maaier de
maximale grondsnelheid. U hoeft de
bedieningsstang niet tegen de handgreep aan te
trekken. Zet de grondsnelheid in de stand
bij
het maaien van randen en wanneer u de maaier
onbeheerd achterlaat.
7. BEDIENING VAN DE WIELAANDRIJVING
(fig. 9) - Zet de bedieningsstang in de stand
AAN/SCHAKELEN. Stel de gewenste
grondsnelheid in en trek de bedieningsstang in
de stand RIJDEN om de zelfaandrijving te
activeren.
Belangrijk: Schakel nooit in de stand RIJDEN;
dit kan leiden tot beschadiging van
de transmissie beschadigd en
problemen met het schakelen. Voor
een andere grondsnelheid de
bedieningsstang in de stand
AAN/SCHAKELEN (fig. 9) zetten, of
de bedieningsstang zo ver laten zakken
dat de zelfaandrijving stopt.
NB.: De aandrijfwielen zijn uitgerust met
vrijlopende koppelingen, waardoor het
gemakkelijker is de maaimachine naar
achteren te trekken wanneer de
wielaandrijving ontkoppeld is. Om de
koppelingen vrij te maken, moet de
maaier tenminste 2,5 cm naar voren
worden geduwd nadat de
wielaandrijving is gestopt. Neem bij
eventuele vragen contact op met uw
dealer.
8. STOPPEN - Om de motor te stoppen de
bedieningsstang loslaten. Trek de kabel van de
bougie af als u de motor onbeheerd achterlaat of
u die niet meer gebruikt.
Gebruik van de
afvoertunnelafsluiter
1. Zorg dat de motor af staat. Open de afvoerdeur
door de hendel naar voren te trekken en duw het
deurtje daarna naar achteren (fig. 4). Houd de
handgreep van het deurtje vast om te voorkomen
dat het deurtje door de veerspanning dicht slaat
terwijl u de afsluiter aanbrengt.
2. Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening
van de afvoertunnel, draait u de afsluiter iets
rechtsom terwijl u die plaatst (fig. 4). De pijl op
het plaatje op de afsluiter moet omhoog wijzen.
3. Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt,
waardoor de afsluiter stevig op zijn plaats in de
tunnel wordt vastgehouden (fig. 5). Laat de
handgreep van het deurtje los, om de bovenkant
van de afsluiter vast te zetten.
12
4. Om de afsluiter te verwijderen, de handgreep van
het deurtje naar achteren bewegen en
tegelijkertijd de veerklem aan de onderkant van
de afsluiter optillen. Zodra de afsluiter vrij komt,
deze uit de afvoertunnel trekken.
Gebruik van de graszak
Soms wilt u misschien de graszak gebruiken om
hierin extra lang of dik gras of bladeren te
verzamelen.
1. Zet de motor af en wacht tot alle draaiende delen
stilstaan.
2. Zorg dat de handgreep van het afvoerdeurtje
helemaal naar voren staat en de pen vergrendeld
is (fig. 10).
3. PLAATSEN VAN DE GRASZAK – Schuif het
gat in het zakframe over de pen op het huis
(fig. 10). Plaats de achterkant van het zakframe
op de onderste handgreep.
4. Trek de handgreep van de afvoerdeur naar voren
en beweeg de handgreep naar achteren totdat de
pen in het gat van de zak valt (fig. 11). Het
afvoerdeurtje in de maaikast is nu geopend.
5. LEGEN VAN DE GRASZAK - Zet de motor af
en wacht tot alle bewegende delen stil staan. Til
de handgreep van de afvoerdeur op en beweeg
die naar voren, totdat de pen in de vergrendeling
valt (fig. 10). Pak de handgreep aan de voorkant
van de zak vast en til de graszak van de maaier
af. Kiep de zak langzaam voorover om hem leeg
te maken.
MOGELIJK GEVAAR
Maaisel en andere voorwerpen kunnen uit
de geopende afvoertunnel worden
uitgeworpen.
WAT ER KAN GEBEUREN
Voorwerpen die met kracht worden
uitgeworpen kunnen persoonlijk (fataal)
letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Maak het deurtje van de afvoertunnel nooit
open terwijl de motor loopt, tenzij een
graszak, optionele zijafvoer of
afvoertunnelafsluiter aangebracht is.
MOGELIJK GEVAAR
Door een versleten graszak kunnen
steentjes en andere voorwerpen naar de
bestuurder of omstanders worden
uitgeworpen.
WAT ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen
persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder
of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Controleer de graszak regelmatig. Als die
versleten is, vervangen door een nieuwe
originele TORO graszak waarop deze of
een vergelijkbare waarschuwing is
aangebracht.
13
6. Om de graszak te plaatsen, stap 3 t/m 4 herhalen.
MOGELIJK GEVAAR
Door een niet volledig gesloten afvoerdeur
kunnen voorwerpen uitgeworpen worden.
WAT ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen
persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder
of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Als het deurtje niet kan worden gesloten
omdat de afvoer door maaisel verstopt is,
de motor af zetten en de handgreep van de
afvoerdeur rustig heen en weer bewegen
totdat het deurtje volledig kan worden
gesloten. Het deurtje niet dicht forceren,
omdat hierdoor het deurtje of de
handgreep beschadigd kunnen raken. Als
het deurtje nog niet kan worden gesloten,
verstopping met een stok verwijderen, niet
met de hand.
Instellen van de maaihoogte
Het unieke SmartWheelt van Toro biedt een
eenvoudige methode om de juiste maaihoogte te
bepalen.
Het SmartWheel heeft twee schalen:
DUN/NORMAAL en DIK, om de beste
maaihoogte-instelling voor elke situatie te bepalen
(fig. 12). Gebruik normaal gesproken de schaal
DUN/NORMAAL tijdens de warme zomermaanden.
De schaal DIK is voor het dikke, malse gras dat
voornamelijk in de lente groeit.
Over het algemeen wordt aanbevolen:
Het gras moet meestal op de maaihoogte C, D
of E worden gemaaid, zodat het gras circa 5,1
tot 7,6 cm lang blijft.
Maaien met een lagere instelling dan C wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late
herfst, wanneer het gras minder snel groeit. Als
er lang gras gemaaid moet worden, stel de
maaier dan tijdens de eerste maaironde in op een
hogere maaistand en een lagere snelheid. Maai
het gras daarna nog eens op de normale
maaihoogte-instelling. Maait u te lang gras, dan
kan de maaier verstopt raken en de motor
afslaan.
Met behulp van het SmartWheel bepaalt u de
juiste maaihoogte, zodat niet meer dan circa 1/3
van de lengte van het gras wordt afgemaaid.
MOGELIJK GEVAAR
Bij het instellen van de maaihoogte kunnen
de handen met het draaiende mes in
aanraking komen.
WAT ER KAN GEBEUREN
Contact met het draaiende mes kan ernstig
letsel veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Verstel de maaihoogte niet als de motor
loopt en het mes draait.
Zorg dat uw vingers niet onder de maaikast
komen wanneer u de maaihoogte instelt.
1. Voordat u de motor start en begint met maaien,
de maaier op het gras duwen. Stop wanneer de
letters op het SmartWheelt op het linker
achterwiel rechtop staan (fig. 12).
2. Vergelijk met behulp van het SmartWheel
(fig. 12) de punten van de grassprieten met de
letters op het wiel. De letter die met de hoogte
van de grassprieten overeenkomt, bepaalt de
juiste maaihoogte.
3. Druk de maaihoogtehendel naar het wiel toe en
naar de juiste letter op de maaikast (fig. 13). Het
instellen gaat gemakkelijker wanneer u de
maaikast optilt, zodat het wiel vrij komt van de
grond. Steek daarbij geen vingers onder de
14
maaikast. Laat de pen van de maaihoogtehendel
in de juiste sleuf van de maaikast vallen. Stel
alle wielen op dezelfde maaihoogte in.
NB.: De voorwielen kunnen op 1,3 cm
worden ingesteld. Beweeg de
maaihoogtehendel voorbij “A” en laat
de pen in de sleuf in de maaikast
vallen.
Onderhoud
MOGELIJK GEVAAR
Wanneer de bougiekabel op de bougie is
aangesloten, kan de motor onbedoeld
worden gestart.
WAT ER KAN GEBEUREN
Wanneer de motor onbedoeld wordt
gestart, kan dat ernstig letsel van de
bestuurder of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Trek de bougiekabel van de bougie voordat
u onderhouds- of afstelwerkzaamheden
uitvoert.
Onderhoud van het luchtfilter
Normaal gesproken moet het luchtfilter na elke
25 bedrijfsuren worden vervangen. Vervanging is
vaker nodig als de maaier onder stoffige of zanderige
omstandigheden wordt gebruikt. Een nieuw luchtfilter
is bij de erkende Toro dealer verkrijgbaar.
1. Zet de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 6).
2. Draai de schroef waarmee het luchtfilterdeksel
aan de motor is bevestigd los (fig. 14). Klap het
luchtfilterdeksel omlaag en maak het deksel
grondig schoon.
3. Het papieren luchtfilterelement (fig. 14)
verwijderen en wegwerpen.
4. Plaats een nieuw papieren luchtfilterelement.
5. Sluit het luchtfilterdeksel en bevestig het met de
schroef.
Belangrijk: De motor mag nooit draaien zonder
luchtfilterelement. Hierdoor kan
namelijk overmatige slijtage en
beschadiging van de motor ontstaan.
Vervangen van de bougie
Verwijder de bougie telkens na 25 bedrijfsuren ter
controle. Vervang de bougie na elke 100 bedrijfsuren
of elk maaiseizoen. Gebruik een Champion RJ19LM
of gelijkwaardige bougie.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken.
2. Maak de omgeving van de bougie schoon en
verwijder hem uit de cilinderkop.
Belangrijk: Vervang een gescheurde, verstopte of
vervuilde bougie. De elektroden
mogen niet worden geschuurd,
afgeschraapt of anderszins
schoongemaakt omdat er
motorschade kan ontstaan wanneer
er gruis in de cilinder komt.
3. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm
(fig. 15). Plaats de bougie met de juist afgestelde
afstand en de pakkingsluiting. Draai de bougie
goed vast tot 20 Nm.
Aftappen van benzine uit de
brandstoftank
1. Zet de motor af en wacht tot hij afgekoeld is. De
kabel van de bougie trekken.
NB.: Benzine mag alleen worden afgetapt
bij koude motor
2. Verwijder de dop van de brandstoftank (fig. 6) en
gebruik een pomphevel om de brandstof in een
schoon benzineblik te laten lopen.
15
NB.: Het aftappen van brandstof mag alleen
op deze manier gebeuren.
3. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
4. Laat de motor lopen totdat hij afslaat. Probeer de
motor nog eenmaal te starten om te controleren
of alle benzine uit de carburateur is verbruikt.
Vervangen van de carterolie
Vervang de olie na de eerste 5 bedrijfsuren en
vervolgens telkens na 50 uur of elk maaiseizoen.
Olie bij warme motor aftappen.
NB.: Bij gebruik onder zware
omstandigheden of hoge temperaturen
de olie na elke 25 uur vervangen.
1. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het
deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
2. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine.
3. Trek de bougiekabel van de bougie.
4. Neem de peilstok uit de olievulbuis en plaats een
opvangbak naast de linkerkant van de maaier.
5. Zet de maaimachine op zijn linkerkant en laat de
olie in de bak lopen (fig. 16).
6. Na het aftappen de maaier weer rechtop zetten en
de motor met verse olie vullen. Zie hiervoor de
paragraaf: Carter met olie vullen, blz. 8.
7. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Afstellen van het handgas
Als de motor niet start of stopt, is het misschien
nodig de gasklepregeling opnieuw af te stellen.
Dit moet eveneens gebeuren wanneer een nieuwe
gaskabel is geïnstalleerd.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken.
2. Verwijder (2) schroeven van de motorkap en til
de kap eraf (fig. 17).
3. Kabelklemschroef losdraaien totdat de
handgaskabel loskomt (fig. 18).
4. Zet de gasregelknop naar voren in de stand
SNEL
.
5. Beweeg de gaskabel totdat de gasregelhefboom
de aanslag raakt (fig. 18).
6. Draai de kabelklemschroef vast om de afgestelde
kabel vast te zetten.
7. Monteer de motorkap met de (2) schroeven.
Schroeven aandraaien met 0,9-1,1 Nm).
Schoonmaken van het
koelsysteem
Na elke 100 bedrijfsuren vuil en kaf van de
buitenkant van de cilinder, koelribben en rond de
carburateur en aansluitingen verwijderen. Tevens vuil
uit inlaatopeningen op huis van repeteerstarter
verwijderen. Hierdoor worden een goede koeling en
de beste prestaties van de motor gegarandeerd.
Afstellen van de
wielaandrijving
Als de maaier niet uit zichzelf rijdt, of dit juist wel
doet wanneer de bedieningsstang zich op meer dan
4 cm van de handgreep bevindt, moet de knop voor
de wielaandrijving aan de achterzijde van de
tandwielkast worden ingesteld.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken.
2. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het
deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
3. AFSTELLING (fig. 19) - Draai de afstelknop !
/2
slag rechtsom als de zelfaandrijving niet werkt.
Beweegt de maaier vooruit zonder dat de
aandrijving geactiveerd is, de afstelknop !
/2 slag
linksom draaien om de drijfriem te ontspannen.
16
MOGELIJK GEVAAR
Wanneer de kabel te veel gespannen wordt,
beweegt de maaier vooruit zonder dat de
zelfaandrijving ingeschakeld is.
WAT ER KAN GEBEUREN
Contact met de bewegende maaier kan
ernstig letsel van bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
De kabel van de wielaandrijving niet te
strak spannen.
4. CONTROLEREN VAN DE AFSTELLING – De
kabel is goed afgesteld wanneer de wielen vrij
beginnen te draaien als de bedieningsstang zich
op ca. 4 cm van de handgreep bevindt (fig. 20).
5. Herhaal indien nodig stap 2 en 3, totdat de juiste
afstelling is bereikt.
Afstellen van de remkabel
(fig. 21)
Wanneer een nieuwe bladremkabel wordt
geïnstalleerd, is afstelling noodzakelijk.
1. Zet de motor af. Trek de bougiekabel van de
bougie.
2. CONTROLEREN VAN DE AFSTELLING –
Beweeg de bedieningsstang naar de handgreep
toe, totdat de speling uit de kabel is genomen.
De ruimte tussen de remhendel en de handgreep
moet 3,2 mm–6,4 mm bedragen. Zie stap 3 voor
de afstelling.
3. AFSTELLEN VAN DE KABELMANTEL –
Draai de moer op de kabelklem los. Steek een
voorwerp met een afmeting van 3,2 mm–6,4 mm
tussen remhefboom en handgreep. Trek de
kabelmantel omlaag tot alle speling in de kabel
is opgeheven. Draai de moer op de kabelklem
weer vast.
Controleren/verwijderen/
slijpen van het mes
Maai altijd met een scherp mes. Met een scherp mes
bereikt u een goed maairesultaat zonder het gras af te
scheuren, wat bij een bot mes kan gebeuren.
1. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine.
2. Trek de bougiekabel van de bougie.
3. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het
deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
4. Zet de maaier op zijn linkerkant (fig. 22). Zorg
ervoor dat het mes niet draait, omdat daardoor
startproblemen kunnen ontstaan.
5. CONTROLEREN VAN HET MES – Controleer
het mes zorgvuldig op scherpte en slijtage, met
name op het raakvlak van vlakke en gebogen
delen (fig. 23A). Het metaal dat deze delen
verbindt kan door zand en schurend materiaal
afslijten. Het mes moet daarom voor gebruik
worden gecontroleerd. Als u gleuven of slijtage
constateert (fig. 23B en C), dient het mes door
een nieuw TORO-mes te worden vervangen. Zie
hiervoor stap 6.
NB.: U bereikt het beste resultaat, wanneer u
voor het begin van het maaiseizoen een
nieuw TORO-mes plaatst. In de loop
van het jaar kunt u dan kleine
onregelmatigheden wegvijlen om de
snijrand scherp te houden.
6. VERWIJDEREN VAN HET MES – Pak het
uiteinde van het mes vast met behulp van een
oude lap of dikke gewatteerde handschoen.
Verwijder de mesbout, de veerring, de versneller
en het mes (fig. 22).
17
MOGELIJK GEVAAR
Een versleten of beschadigd mes kan
breken en in een dergelijk geval kan een
stuk van het mes worden uitgeworpen naar
bestuurder of omstanders.
WAT ER KAN GEBEUREN
Een uitgeworpen stukje mes kan
bestuurder of omstanders ernstig
verwonden of zelfs doden.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Controleer het mes regelmatig op slijtage of
beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
7. SLIJPEN VAN HET MES – Met behulp van een
vijl de bovenkant van het mes slijpen, waarbij u
de oorspronkelijke snijhoek in stand houdt
(fig. 24). Als u aan beide snijranden evenveel
materiaal verwijdert, blijft het mes in evenwicht.
Belangrijk: Controleer de balans van het mes
door het op een mesbalans te leggen.
In de ijzerwinkel kunt u een
goedkope balans kopen. Wanneer
een mes in evenwicht is, blijft het
horizontaal liggen. Is het mes niet in
balans, dan helt het over naar de
zwaardere kant. In dit geval moet
nog wat metaal van de snijkant aan
die kant worden afgevijld.
8. Monteer het scherpe, gebalanceerde TORO-mes,
de versneller, de veerring en de mesbout weer op
hun plaats. Het wiekdeel van het mes moet naar
de bovenkant van de maaikast wijzen. Draai de
bout op het mes aan tot 68 Nm.
9. Zet de maaier weer rechtop.
10. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Smeren
De voor- en achterwielen moeten telkens na
25 bedrijfsuren en aan het eind van het seizoen
worden gesmeerd.
1. Breng 2 à 3 druppels lichte olie aan op de
binnen- en buitenkant van alle wielbouten. Laat
de wielen draaien om de olie in de naafbussen te
brengen. Veeg het teveel aan olie weg.
2. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in
de stand “C”. Veeg de smeernippels af met een
schone doek (fig. 25). Zet een vetspuit op de
smeernippels en pomp voorzichtig 2 à 3 maal.
Gebruik hiervoor nr. 2 universeelvet op
lithiumbasis. Door een te grote druk kunnen de
afdichtingen beschadigd raken.
Schoonmaken
Afsluiter en afvoertunnel
Voor het beste resultaat moet de afvoertunnelafsluiter
telkens na gebruik worden schoongemaakt. Wanneer
het gras dik en dicht is, kunnen er plukken gemaaid
gras op en rond de afsluiter achterblijven; hierdoor
kan het moeilijk zijn de afsluiter te verwijderen. Na
ieder gebruik moet de afsluiter van de afvoertunnel
worden verwijderd en worden ontdaan van alle vuil.
Controleer altijd of de afvoertunneldeur goed sluit
wanneer u de handgreep loslaat. Als de deur door vuil
niet goed sluit, de binnenkant van de tunnel en deur
grondig schoonmaken.
Onderkant van de maaikast
Houd de onderkant van de maaikast schoon. Houd
vooral de stootplaten schoon (fig. 27).
Wassen
1. Plaats de maaier op een vlakke ondergrond in de
buurt van een tuinslang.
2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar)
aan het uiteinde van de tuinslag. Bevestig de
snelkoppeling aan de wasaansluiting en draai de
waterkraan helemaal open (fig. 26).
18
3. Start de motor.
4. Laat de maaier twee minuten lopen.
5. Zet de motor af.
6. Draai de kraan dicht en verwijder de
snelkoppeling van de wasaansluiting.
7. Start de maaier opnieuw en laat hem enkele
minuten lopen om hem te laten drogen.
8. Als aan de onderkant van het maaidek veel gras
is aangekoekt, sluit u de tuinslang opnieuw aan
op de wasaansluiting, u draait de kraan helemaal
open en laat de maaier twee minuten lopen. Stop
de maaier en draai de kraan dicht. Laat de maaier
30 minuten weken. Daarna de kraan weer
helemaal open draaien en de maaier nog eens
twee minuten laten lopen.
MOGELIJK GEVAAR
Een gebroken of ontbrekende
wasaansluiting kan leiden tot uitgeworpen
voorwerpen of contact met het maaimes.
WAT ER KAN GEBEUREN
Contact met uitgeworpen voorwerpen of
het maaimes kan ernstig of zelfs fataal letsel
veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Een gebroken of ontbrekende
wasaansluiting direct vervangen alvorens
de maaier opnieuw te gebruiken.
Eventuele gaten in de maaier dichtmaken
met bouten en moeren.
Nooit handen of voeten onder de maaier of
door openingen in de maaier steken.
Schrapen
Als niet al het vuil d.m.v. wassen is verwijderd, tilt u
de maaier op en schraapt u het resterende vuil weg.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat. Probeer de
motor nog eenmaal te starten om te controleren
of alle benzine uit de carburateur is verbruikt.
2. Trek de bougiekabel van de bougie.
3. Wanneer een graszak aangebracht is, het deurtje
in de maaikast sluiten en graszak verwijderen.
4. Zet de maaier op zijn linkerkant (fig. 27). Zorg
ervoor dat het mes niet draait, omdat daardoor
startproblemen kunnen ontstaan.
5. Verwijder vuil en maaisel met een houten
schraper. Vermijd naden en scherpe hoeken.
6. Zet de maaier weer rechtop.
7. Vul de brandstoftank met benzine.
8. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Drijfriem
Houd het deel onder de drijfriem schoon.
1. Zet de motor af en verwijder de bouten waarmee
het deksel aan de maaikast is bevestigd (fig. 28).
Til het deksel op en verwijder alle
verontreinigingen rondom de drijfriem. Plaats
daarna het deksel weer over de drijfriem.
Stalling
1. Vóór langdurige opslag ofwel benzine uit tank
aftappen, of alvorens te stallen een
brandstofadditief gebruiken. Voor het aftappen
van de benzine, zie Aftappen van benzine,
pagina 14. Nadat benzine afgetapt is, motor
starten en stationair laten draaien tot alle benzine
verbruikt is en motor stopt. Startprocedure nog
tweemaal herhalen om te verzekeren dat alle
benzine uit de motor verwijderd is. Als benzine
niet afgetapt wordt, vormt zich een gomachtige
vernisaanslag, waardoor motor slecht gaat lopen
en mogelijk problemen met starten krijgt.
19
NB.: Als voor de motor een mengsel van
benzine met alcohol of ether wordt
gebruikt, alle brandstof uit de tank
verwijderen en motor laten lopen totdat
hij afslaat vóór opslag.
Benzine mag alleen maar in de tank blijven
zitten als een additief, zoals TORO
Stabilizer/Conditioner, vóór het stallen aan de
benzine wordt toegevoegd. TORO ontraadt het
gebruik van middelen op alcoholbasis, zoals
ethanol, methanol of isopropyl. Additief in de op
de verpakking aangegeven hoeveelheid
gebruiken.
Onder normale omstandigheden behouden
brandstofadditieven gedurende 6–8 maanden hun
werking.
2. Aftappen van de olie, zie Vervangen van de
carterolie, pagina 15. Nadat de olie is afgetapt,
vult u het carter niet met olie voordat u de hierna
volgende stappen (3 tot en met 10) hebt
uitgevoerd.
3. Verwijder de bougie en giet 30 ml (2 eetlepels)
SAE 30-olie in het gat in de cilinder. Trek
langzaam aan het startkoord zodat de olie zich in
de cilinder verspreidt. Breng de bougie weer aan
en draai hem vast met 20 Nm. PLAATS DE
BOUGIEKABEL NIET OP DE BOUGIE.
4. Maak de maaikast schoon: zie hiervoor
Schoonmaken van maaikast, afvoertunnel,
drijfriemdeksel en afsluiter, blz. 17.
5. Controleer de toestand van het mes: zie hiervoor
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes,
pagina 16.
6. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed
aan.
7. Verwijder maaisel en vuil van de uitwendige
delen van de motor, cilinder, koelribben,
dekplaat en bovenzijde van de maaikast.
8. Maak het luchtfilter schoon: zie hiervoor
Onderhoud van het luchtfilter, pagina 14.
9. Smeer de wielen: zie hiervoor Smeren,
pagina 17.
10. Werk alle geroeste of afgeschilferde geverfde
oppervlakken bij. Bij de erkende TORO Service
dealer kunt u hiervoor Toro Re-Kote verf kopen.
11. Vul het carter met olie; zie hiervoor de
desbetreffende paragraaf op pagina 8.
12. Zet de maaier op een schone, droge plaats. Dek
hem af zodat hij schoon blijft en beschermd
wordt.
Accessoires
Voor bijzondere omstandigheden kunt u de volgende
accessoires bij uw erkende TORO Service dealer
aanschaffen.
1. Zijafvoerset, model nr. 59113 - In enkele
seconden te installeren. Aan achterzijde
bevestigd in plaat van de graszak. Verspreidt
maaisel aan beide zijkanten (fig. 29).
2. Vonkenvanger, model nr. 94-1681 – Als
vanwege wettelijke voorschriften een
vonkenvanger nodig is, is die verkrijgbaar via de
erkende Toro dealer.
3. Verticuteerset, model nr. 59131 – In enkele
minuten te installeren. Aan de voorzijde
bevestigd, voor gemakkelijk manoeuvreren
(fig. 30). De verende pennen maken mos e.d. los,
zodat dit in de graszak wordt opgevangen en
afgevoerd kan worden.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Toro 53cm Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding