Toro 53cm Recycler/Rear-Bagger Mower Handleiding

Type
Handleiding
Bedieningshandleiding
FORM NR. 3319–569NL
ProLine 53 cm Recycler II
Walk-Behind Power maaier
Model nr. 22157 - 8900001 en hoger
EThe Toro Company – 1998
Printed in USA
All Rights Reserved
i
Figuren
224
1
1. Plaatje met model- en serienummers
534
1
2
3
4
1. Handgreepvergrendeling
2. Steunstang voor graszak
3. Dopmoer
4. Handgreep
530
3
4
5
1
2
1. Tankbeugel
2. Sleuven
3. Plastic klemmen
4. Brandstoftank
5. Zelftappende schroef
1
3
2
2045
1. Brandstofslangklem
2. Brandstofslang
3. Koppeling
1
2
3
4
Figuren
ii
m–210
1
2
1. Koordgeleider 2. Startkoord
m–262
2
1
1. Handgreep tunneldeur 2. Afsluiter rechtsom draaien
m–275
1
1. Veerklem
m–3845
1
2
1. Olievulbuis 2. Peilstok
5
6
7
8
Figuren
iii
976
#4!4
#4!4#4!4
1992
1
2
3
1. Maaimes-/rijaandrijvingsh
andgreep
2. Handgas
3. Vingerstarter
224
1
1. Rijsnelheidsregelaar
m–3662
1 2
1. Hulpstartknop 2. Bougiekabel
9
10
11
12
Figuren
iv
m-3769



m–261
1
3
2
1. Zakframe op houderpen
2. Pen in vergrendeling
3. Handgreep helemaal naar
voren. Afvoerdeur
gesloten.
m–260
1
1. Pen vast in opening in zak
225
1
1. Maaihoogte-instelling
13
14
15
16
Figuren
v
m–3664
1
2
3
4
1. Knop
2. Luchtfilterdeksel
3. Schuim voorfilter
4. Papieren element
110
1
1. 0,5 mm
m–3848
1
2
1. Olievulbuis 2. Oliefilter
m-3862
1
1. Afdichtring
17
18
19
20
Figuren
vi
m-3638
1. Kabelklemschroef
2. Gasregelhefboom
3. Gaskabel
4. Mantel
228
1
1. Regelknop
1
m–1992
1. 2,5 cm
796
2
3
4
1
1. Mes
2. Mesmoeren
3. Beschermkap
4. Mesversneller
21
22
23
24
Figuren
vii
270
1
1
1
2
3
4
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Slijtage
4. Gevormde gleuf
153
1
1. Slijp alleen onder deze hoek
232
1
1. Smeernippel
224
1
2
1. Smeernippel 2. Drijfriem
25
26
27
28
Figuren
viii
278
1
2
3
1. Veer
2. Kabelklemschroef
3. Kabelgeleider
1
2
3
m-2858
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling
3. Slang
m–3844
1
3
2
2
1. Slangklem
2. Brandstofslang
3. Filter
796
1. Stootplaten
29
30
31
32
Figuren
ix
796
1
2
3
1. Kap van mesremkoppeling
2. Lippen en moeren
3. Lip en bout
296
12 3 45
67 5 7 8 9
1
1. Borgmoeren
2. Wiel-vulplaat
3. Lager/naaf
4. Lagerring
5. Wielhelft
6. Plastic kap (alleen
achterwielen)
7. Lip
8. Lager (2)
9. Bout
20471
1. Zij-afvoer
33
34
35
1
Inhoud
Blz.
Inleiding 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructie 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 2. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik en bediening 2. . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud en opslag 3. . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overzicht van veiligheidssymbolen 5. . . . . .
Montage-instructies 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handgreep 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Benzinetank 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Afsluiter 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructies ter voorbereiding 8. . . . . . . . . . . . . . .
Carter met olie vullen 8. . . . . . . . . . . . . . . . .
Tank met benzine vullen 9. . . . . . . . . . . . . .
Tips voor het fijnmaken van gras en bladeren 10. .
Algemene tips 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor gebruik en bediening 11. . . . . . . . .
Bedieningsorganen 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Starten, stoppen en aandrijving 11. . . . . . . . .
Gebruik van de afvoertunnelafsluiter 11. . . . .
Gebruik van de graszak 12. . . . . . . . . . . . . . .
Afstellen van maaihoogte 13. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 13. . . . . . . . . .
Vervangen van de bougie 14. . . . . . . . . . . . . .
Aftappen van benzine uit
de brandstoftank 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vervangen van de carterolie 14. . . . . . . . . . . .
Oliefilter vervangen 14. . . . . . . . . . . . . . . . .
Afstellen van het handgas 15. . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken van het koelsysteem 15. . . . . .
Afstellen van de wielaandrijving 15. . . . . . . .
Controleren/verwijderen/slijpen
van het mes 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Smeren 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Smeren van de tandwielkast 16. . . . . . . . . . . .
Afstellen van de mesremkabel 16. . . . . . . . . .
Schoonmaken van de maaier 17. . . . . . . . . .
Schoonmaken van de kap van de
mesremkoppeling 18. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de wielen 18. . . . . . . . . . . . .
Brandstoffilter 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accessoires 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Dank u dat u voor een Toro-produkt hebt gekozen.
Wij allen bij Toro wensen dat u met dit nieuwe
produkt geheel tevreden bent. Aarzel niet om contact
met uw erkende Toro Service Dealer op te nemen
voor eventuele hulp, originele Toro onderdelen of
andere informatie.
Houd het model- en serienummer van de maaier altijd
bij de hand wanneer u contact opneemt met uw
erkende Toro Service Dealer of met de fabriek. Aan
de hand van deze nummers kan de Service Dealer of
contactpersoon u exacte informatie over uw
specifieke produkt verschaffen. U vindt het model- en
serienummer op een plaatje dat op het produkt
bevestigd is (fig. 1).
Noteer het model- en serienummer van uw maaier
hieronder, dan hebt u het altijd bij de hand.
Modelnr.:
Serienr.:
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de
maaier gaat gebruiken. Daardoor kunt u letsel van
uzelf of anderen en beschadiging van de maaier
voorkomen. Hoewel Toro veilige en moderne
produkten ontwerpt, vervaardigt en op de markt
brengt, blijft u zelf verantwoordelijk voor een goed en
veilig gebruik. U dient ook anderen die met het
produkt gaan werken te instrueren over veilig
gebruik.
2
Toro gebruikt in deze handleiding een systeem van
waarschuwingen en bijzondere opmerkingen om u te
helpen (mogelijk fataal) letsel van u en anderen te
voorkomen. De woorden GEVAARLIJK,
WAARSCHUWING en VOORZICHTIG worden
gebruikt om de ernst van het gevaar aan te geven. U
dient overigens altijd met de grootste voorzichtigheid
te werk te gaan.
GEVAARLIJK waarschuwt u voor zeer gevaarlijke
situaties die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk
letsel of overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de
vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
WAARSCHUWING waarschuwt u voor gevaarlijke
situaties die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk
letsel of overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de
vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
VOORZICHTIG duidt belangrijke instructies inzake
uw persoonlijke veiligheid aan. Om letsel te
voorkomen moet u dergelijke instructies zorgvuldig
lezen en opvolgen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op
belangrijke informatie te wijzen. “Belangrijk”
attendeert u op bijzondere technische informatie en
“Opmerking” duidt algemene informatie aan die
bijzondere aandacht verdient.
Wanneer over de linker- of rechterkant van de
machine wordt gesproken, wordt bedoeld gezien
vanuit staande positie achter de handgreep, in de
normale bedieningspositie.
Veilige bediening
Instructie
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u
de maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats
en de functie van de bedieningselementen en hoe
u de machine moet gebruiken.
2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die
niet van de instructies op de hoogte zijn.
3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de
machine gebruikt, met name kinderen en
huisdieren.
4. Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is
voor ongevallen of schade aan andere personen
of hun eigendommen.
Voor ingebruikname
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek
en stevige schoenen. Draag geen schoenen met
open tenen en loop niet op blote voeten.
2. Draag altijd een veiligheidsbril tijdens het
gebruik, om uw ogen te beschermen tegen
voorwerpen die door de maaier kunnen worden
uitgeworpen. Houd uw gezicht, handen en
voeten uit de buurt van het maaidek en het mes
als de motor loopt. Blijf achter de handgreep
staan totdat de motor gestopt is.
3. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele
voorwerpen die door de maaier kunnen worden
uitgeworpen.
4. WAARSCHUWING – Benzine is licht
ontvlambaar.
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens
het bijvullen niet roken.
Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de
brandstoftank en vul nooit brandstof bij wanneer
de motor loopt of voordat de motor na gebruik
een aantal minuten is afgekoeld.
Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zorg
ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de
buurt van de gemorste brandstof komen totdat
alle benzinedampen verdwenen zijn.
Zorg voor een goede bevestiging van
afsluitdoppen van brandstoftanks en -blikken.
3
5. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
6. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging voor het gebruik. Vervang
versleten of beschadigde messen en bouten altijd
als complete set om een goede balans te
behouden.
7. Let op dat bij machines met meer maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u
een mes draait.
Gebruik en bediening
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte
lopen, omdat zich giftige koolmonoxydedampen
kunnen verzamelen.
2. Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
3. Gebruik de maaier bij voorkeur niet op nat gras.
4. Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
5. Loop altijd in een normaal tempo; ga niet
rennen.
6. Maai altijd dwars over de zijde van een helling,
nooit naar boven en beneden.
7. Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van
richting verandert op een helling.
8. Maai niet op al te steile hellingen.
9. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de maaier
achteruit beweegt of naar u toe trekt.
10. Zet de motor af wanneer u de maaier moet
kantelen om een grindpad, weg of trottoir over te
steken en voor het vervoer naar en van het te
maaien terrein.
11. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen, zoals
zijafvoerkokers of grasopvangzakken, gebreken
vertonen of ontbreken.
12. Verander de instellingen van de motor niet en
voorkom overbelasting van de motor.
13. Ontkoppel de mesaandrijving of
aandrijfkoppeling voordat u de motor start.
14. Houd u bij het starten of aanzetten van de motor
zorgvuldig aan de voorschriften en houd uw
voeten uit de buurt van maaimes(sen).
15. Bij het starten of aanzetten van de motor de
maaier niet kantelen, tenzij dat noodzakelijk is.
Kantel de maaier in dat geval niet meer dan
absoluut nodig is en til alleen het gedeelte op dat
zich niet aan de kant van de gebruiker bevindt.
16. Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening
staat als u de motor start.
17. Houd handen en voeten uit de buurt van
draaiende delen. Blijf altijd uit de buurt van de
afvoeropening
18. De maaier mag nooit met draaiende motor
worden opgetild of gedragen.
19. Zet de motor af en verwijder de bougiekabel:
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt.
voordat u de maaier gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat
uitvoeren.
als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
machine op beschadigingen en voer alle
benodigde reparaties uit alvorens hem weer te
gebruiken.
als de maaier abnormaal trilt (direct controleren).
20. Zet de motor af:
als u de maaier onbeheerd achterlaat.
voordat u de brandstoftank bijvult.
21. Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet.
Als de machine met een brandstofafsluitklep is
uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk
voltooid is.
4
22. Rijd niet te snel als u een aan de achterzijde
bevestigde zitting gebruikt.
Onderhoud en opslag
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven
regelmatig strak aan, zodat de machine steeds
veilig in gebruik is.
2. Als er zich brandstof in de tank bevindt de
maaier niet opbergen in een afgesloten ruimte
waar benzinedampen in contact met open vuur of
vonken kunnen komen.
3. Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte opbergt.
4. Om brandgevaar te beperken dienen motor,
geluiddemper, accucompartiment en de
omgeving van de brandstoftank steeds te worden
vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras,
bladeren en opgehoopt vuil.
5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op
slijtage en beschadigingen.
6. Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt,
dient dit buiten plaats te vinden.
Geluidsdruk
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk
volgens A-norm bij het oor van de bestuurder van:
85 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op
identieke machines volgens ANSI B71.5-1984
procedures.
Geluidsniveau
Deze machine produceert een geluidsniveau van:
100 dB(A)/1 pW, op basis van metingen uitgevoerd
op identieke machines volgens Richtlijn 84/538/EEG
en wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine produceert een maximum hand-arm
trillingsniveau van: 4,20 m/s@, op basis van metingen
uitgevoerd op identieke machines volgens ISO 5349
procedures.
5
Overzicht van veiligheidssymbolen
Veiligheidsalarm -
symbool in de driehoek
geeft het gevaar aan.
Veiligheidsschermen
niet openen of
verwijderen terwijl de
motor loopt.
Veiligheidsalarm
Roterend mes, kan
tenen of vingers
afsnijden. Houd
handen en voeten uit
de buurt van het
draaiende mes zolang
de motor loopt.
Lees de
bedieningshandleiding.
Om beschadiging van
mes bij fijnmaken te
voorkomen versneller
gebruiken als maaier
is uitgerust met een
fijnmaakhulpstuk.
Raadpleeg technische
handleiding voor juiste
onderhoudsprocedures.
Overbrenging
Blijf op veilige afstand
van de machine.
Olie
Blijf op veilige afstand
van de machine.
Aan/Lopen
Uitgeworpen
voorwerpen-gevaar
voor alle lichaamsdelen.
In werking stellen
Uitgeworpen
voorwerpen - maaier
met zijafvoer. Zorg dat
veiligheidsscherm altijd
aangebracht is.
Buiten werking
stellen.
6
Zet motor af alvorens
bedieningspositie te
verlaten.
Laadtoestand van de
accu
Bedrijfsurenteller Neutraal
Snel Choke
Langzaam Eerste versnelling
Toename/afname Tweede versnelling
Smeerpunt Derde versnelling
Motor starten
Maaimes -
basissymbool
Motor afzetten
Maaimes - afstelling
maaihoogte
Hulpstarter Koord uittrekken
7
Hulpstartknop driemaal
indrukken
Wiel
Hulpstartknop driemaal
indrukken.
Tractieaandrijving
Accu’s op verantwoorde
wijze afvoeren.
Bedieningsstang
omlaag brengen.
Steek sleutel in
contactslot
Bedieningsstang
omhoog brengen.
Draai sleutel om in
contactslot.
Bedieningsstang
omhoog/omlaag
brengen.
Hendel bewegen.
Bedieningsstang
omhoog/omlaag
brengen.
Hendel naar voren
bewegen.
Bedieningsstang
omhoog brengen.
Hendel naar achteren
bewegen.
Bedieningsstang
omhoog brengen.
Bedieningsstang
omlaag brengen.
8
Montage-instructies
Handgreep
1. Bevestig de handgreep aan de buitenkant van het
maaidek. Gebruik daarvoor het onderste gat, met
(2) 5/16-18 x 1-1/4” lange bouten, ringen en
dunne nylon borgmoeren (fig. 2).
2. Bevestig de handgreepvergrendelingen aan de
handgreep met (2) 5/16-18 x 1-1/2” lange
bouten, ringen en nylon borgmoeren (fig. 2).
NB.: De hoogte van de handgreep is
instelbaar op de lengte van de
gebruiker. Ga achter de maaier staan
om de hoogte te bepalen. Om de
hoogte van de handgreep aan te passen,
de bouten en moeren waarmee de
vergrendelingen aan de handgreep
bevestigd zijn in een ander gat
plaatsen.
3. Schuif de steunstang voor de graszak door de
bovenste gaten in de handgreep en bevestig deze
met een dopmoer op beide uiteinden (fig. 2).
4. Zet de regelkabels met een kabelbandje vast aan
de linkerkant van de handgreep, onder de
steunstang voor de graszak.
5. Trek het startkoord door de koordgeleider aan de
handgreep (fig. 5).
Benzinetank
1. Maak met de zelftappende schroeven
begingaatjes in de onderkant van de benzinetank
en verwijder de schroeven.
2. Haak de plastic klemmen aan de voorkant van de
benzinetank in de sleuven aan de achterkant van
de motor (fig. 3).
3. Bevestig de benzinetank aan de tanksteun
met (2) zelftappende schroeven (fig. 3). De
schroeven niet te strak aandraaien.
4. Verwijder de rode dop van het uiteinde van de
brandstofslang en van het uiteinde van de
koppeling aan de benzinetank. Schuif het
uiteinde van de brandstofslang op de koppeling
(fig. 4). Zet de brandstofslang vast met de
slangklem.
Afsluiter
1. Open het deurtje van de afvoer door de
handgreep naar voren te trekken en naar achteren
te bewegen (fig. 6). Houd de handgreep van het
deurtje vast, om te voorkomen dat het deurtje
door de veerspanning dichtklapt terwijl u de
afsluiter plaatst.
2. Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening
van de afvoertunnel, draait u de afsluiter iets
rechtsom terwijl u die plaatst (fig. 6). De pijl op
het plaatje op de afsluiter moet omhoog wijzen.
3. Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt,
waardoor de afsluiter stevig op zijn plaats in de
tunnel wordt vastgehouden (fig. 6). Laat de
handgreep van het deurtje los, om de bovenkant
van de afsluiter vast te zetten.
Voor ingebruikname
Carter met olie vullen
Het carter vullen met SAE 30 of 10W30 olie totdat
het oliepeil op de peilstok de markering FULL (vol)
bereikt (fig. 8). De maximumcapaciteit van het carter
is 0,77 liter met geïnstalleerd oliefilter en 0,65 liter
zonder geïnstalleerd oliefilter. U kunt elke detergente
olie van goede kwaliteit gebruiken die van het
American Petroleum Institute (API) de “service
classification” - SF, SG, SH of SJ heeft gekregen.
Controleer steeds voor gebruik of het oliepeil tussen
de markeringen FULL (vol) en ADD (bijvullen) op
de peilstok (fig. 8) staat. Vul olie bij als het peil te
laag is.
9
1. Plaats de maaier op een horizontale ondergrond
en maak de omgeving van de peilstok schoon.
2. Verwijder de peilstok door de dop 1/4 slag
linksom te draaien.
3. Veeg de peilstok af en plaats hem in de
vulopening. Draai de dop 1/4 slag rechtsom.
Verwijder de peilstok dan en controleer het
oliepeil aan de kant van de peilstok waar de
FULL- en ADD-markering staan (fig. 8). Als het
peil te laag is, vult u juist zoveel olie bij dat het
peil tot aan de FULL-markering op de peilstok
komt. VUL NIET MEER OLIE BIJ DAN
TOT DE FULL-MARKERING OMDAT DE
MOTOR HIERDOOR KAN
BESCHADIGEN BIJ HET AANZETTEN.
GIET DE OLIE LANGZAAM BIJ.
4. Plaats de peilstok in de vulopening en draai de
dop 1/4 slag rechtsom om hem te vergrendelen.
NB.: Controleer het oliepeil telkens wanneer
u de maaier gaat gebruiken of na elke
5 bedrijfsuren. Bij het eerste gebruik
vervangt u de olie na 5 bedrijfsuren;
daarna vervangt u de olie telkens na
50 bedrijfsuren. Wanneer er veel stof
of vuil aanwezig is, moet de olie vaker
worden vervangen.
Vullen van de brandstoftank
met benzine
POTENTIEEL GEVAAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief.
WAT KAN ER GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen
veroorzaken.
HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij koude
motor bijvullen. Veeg gemorste benzine
meteen op.
Vul de tank nooit helemaal, maar slechts
tot 6-13 mm vanaf de onderkant van de
vulopening. De vulopening mag zelf niet
volstaan, omdat deze ruimte nodig is voor
het uitzetten van de brandstof.
Rook niet wanneer u met benzine bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
Bewaar benzine in een goedgekeurde tank.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt gebruiken.
Toro raadt u ten sterkste aan om in haar met benzine
aangedreven machines verse, schone LOODVRIJE
benzine met een normaal octaangehalte van 85 of
hoger te gebruiken. Loodvrije benzine brandt schoner,
verlengt de levensduur van uw machine en zorgt voor
goed starten doordat er minder afzetting in de
verbrandingskamer plaatsvindt. Als er geen loodvrije
benzine verkrijgbaar is, kunt u ook gelode benzine
gebruiken.
GEVAAR: meng nooit olie door de benzine.
Gebruik nooit benzine die nog van het vorige
maaiseizoen is overgebleven.
10
Toro adviseert in haar met benzine aangedreven
machines regelmatig Toro Stabilizer/Conditioner te
gebruiken tijdens gebruik en opslag. Toro
Stabilizer/Conditioner houdt tijdens het gebruik de
motor schoon en zorgt ervoor dat er tijdens de opslag
geen rubberachtige harsresten in de motor worden
afgezet.
Sommige benzinesoorten, die soms verrijkt of
nieuwe formule worden genoemd, zijn
benzinesoorten waardoor alcohol of ether is
gemengd. Te grote hoeveelheden van dergelijke
mengsels kunnen beschadiging van het
brandstofsysteem of motorstoringen veroorzaken.
Gebruik nooit methanol
, benzine die methanol
bevat, gasohol die meer dan 10% ethanol bevat of
witte benzine, omdat het brandstofsysteem van de
motor hierdoor beschadigd kan raken. Als de
motor niet goed loopt, een benzinesoort met een
lager percentage alcohol of ether gebruiken.
Gebruik tijdens de opslag geen andere
brandstoftoevoegingen dan produkten die speciaal
voor brandstofstabilisatie tijdens de opslag zijn
vervaardigd, zoals Toro stabilizer/conditioner of
een gelijkwaardig produkt. Toro
stabilizer/conditioner is een brandstofstabilisator
op basis van petroleumdestillaat. Toro adviseert u
geen stabilisatoren op alcoholbasis, zoals ethanol,
methanol of isopropyl, te gebruiken. Stabilisatoren
mogen niet worden gebruikt om het vermogen of
de prestaties van de motor te verbeteren.
1. Maak de omgeving van de brandstoftankdop
schoon en verwijder de dop van de tank. Gebruik
loodvrije benzine om de tank te vullen tot op 6 -
13 mm vanaf de bovenrand van de tank, en niet
tot in de vulbuis. Vul de tank niet helemaal.
2. Plaats de dop weer op de brandstoftank en veeg
gemorste benzine op.
3. Druk de bougiekabel weer op de bougie
(fig. 12).
Tips voor het
fijnmaken van gras
en bladeren
Algemene tips
Volg de onderstaande instructies op voor het maaien
van gras en het fijnmaken van bladeren voor de beste
maairesultaten en het mooiste gazon:
Houd het mes scherp
gedurende het hele
maaiseizoen. Vijl regelmatig de bramen op het
mes weg.
Maai alleen droog gras en droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor
de maaier verstopt kan raken of de motor afslaat.
Tevens is de grond dan glad, waardoor u zou
kunnen uitglijden en vallen.
MOGELIJK GEVAAR
Op nat gras kunt u uitglijden en in
aanraking komen met het maaimes.
WAT ER KAN GEBEUREN
Hierdoor kunt u ernstig verwond raken
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Maai daarom alleen onder droge
omstandigheden.
Laat de motor op zijn snelst lopen. Met het
maximale vermogen krijgt u de beste
maairesultaten.
Maak steeds na gebruik de onderzijde van de
maaikast schoon.
Houd de motor in een goede conditie. Maaien en
fijnmaken vereist meer vermogen.
Reinig het luchtfilter vaker. Bij maaien en
fijnmaken komen er meer grasdeeltjes en stof in
de lucht, waardoor het luchtfilter verstopt raakt
en de motor minder goed presteert.
11
Gras maaien
Gras groeit niet het gehele jaar even snel.
Wanneer het ’s zomers heet is, is het over het
algemeen aan te raden het gras te maaien op
maaihoogte 45 mm, 55mm of 70mm (fig. 9).
Slechts ongeveer !/3 van de lengte van het gras
moet worden afgemaaid. Afgeraden wordt om
onder de instelling van 45mm te maaien, tenzij
er weinig gras is of het laat in de herfst is, en het
gras langzamer groeit.
Als er hoog gras moet worden gemaaid, moet u
het mes wellicht wat hoger instellen en
langzamer lopen; vervolgens maait u het gras
dan nog eens op een normalere hoogte. Als het
gras te lang is en er plukken gras op het gazon
achterblijven, kan de maaier verstopt raken
waardoor de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het gemaaide gras beter over het gazon
verspreid en vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u
een of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
Stel de voorwielen één stand lager in dan de
achterwielen. Bijvoorbeeld: de voorwielen op
45 mm en de achterwielen op 55 mm.
Fijnmaken van bladeren
Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds
nog 50% van het gazon door de laag
fijngemaakte bladeren te zien zijn. Soms is het
nodig hiervoor één of meer keren over de
bladeren heen te gaan.
Voor een lichte bladbedekking stelt u alle wielen
op dezelfde maaihoogte in.
Als er meer dan 12,7 cm bladeren op het gazon
ligt, stelt u de maaihoogte op een hogere stand
in. Hierdoor kunnen de bladeren gemakkelijker
onder het maaivlak worden ingevoerd.
Loop langzamer met de maaier als de bladeren
niet fijn genoeg worden gemaakt om in het gras
verborgen te worden.
Als u veel eikebladeren fijnmaakt, is het aan te
raden in het voorjaar kalk op het gras aan te
brengen. Hierdoor wordt het zuur uit de
eikebladeren geneutraliseerd.
Gebruik en
bediening
Tips voor bediening en gebruik
1. CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL - Het
oliepeil moet tussen de ADD- en
FULL-markeringen op de peilstok staan (fig. 8).
2. VOOR ELKE MAAIBEURT – Controleer of
mesrem, rijaandrijving en regelstang goed
werken. Als u de regelstang loslaat, moeten het
maaimes en de rijaandrijving automatisch
stoppen. Als de bedieningsorganen niet naar
behoren werken, moeten die eerst worden
gerepareerd voordat de maaier opnieuw wordt
gebruikt.
3. SCHERP MES - Begin elk maaiseizoen met een
scherp mes. Verwijder regelmatig braam met een
vijl.
Bedieningsorganen
Handgas, mes-/rijaandrijvingsstang en vingerstarter
bevinden zich op de bovenste handgreep (fig. 10). De
rijsnelheidsregelaar bevindt zich aan de achterkant
van het drijfriemdeksel (fig. 11).
12
Starten, stoppen en
aandrijving
NB.: De motor moet één of meer minuten
warmlopen, afhankelijk van de
omgevingstemperatuur.
1. Druk de bougiekabel op de bougie (fig. 12).
2. Zet de gasregelknop naar voren in de stand
SNEL
.
3. Zet de rijsnelheidsregelaar op
(NEUTRAAL).
4. Hulpstartknop driemaal (3x) indrukken (fig. 12).
Wacht circa twee (2) seconden na elke keer
drukken.
NB.: De starthulpknop niet gebruiken om
een warme motor na korte stilstand
opnieuw te starten. Bij koud weer kan
het nodig zijn de starthulpknop
nogmaals te gebruiken.
5. Trek aan het startkoord totdat u weerstand voelt.
Daarna flink trekken om de motor te starten.
Laat de motor warmlopen. Tijdens het
warmlopen kan de maaier worden bediend.
Regel het handgas nadat de motor gestart is. Zet
de rijsnelheidsregelaar op de gewenste snelheid.
6. BEDIENING VAN MAAIMES EN
RIJAANDRIJVING (fig. 13) – Met de
bedieningsstang in positie “A” schuift u de
bedieningsstang naar rechts en beweegt u die
omhoog naar positie “B” om het maaimes in te
schakelen. Trek de bedieningsstang tegen de
handgreep aan in positie “C” om te rijden. Om
de rijaandrijving uit te schakelen terwijl het mes
blijft draaien, laat u de bedieningsstang
langzaam in positie “B” zakken. Om te rijden
met het mes uitgeschakeld, trekt u de
bedieningsstang tegen de handgreep aan in “C”,
zonder de bedieningsstang naar rechts te
schuiven.
7. STOPPEN - Om de motor te stoppen de
bedieningsstang loslaten en handgas op
(UIT)
zetten. Trek de kabel van de bougie als u de
motor onbeheerd achterlaat of u die niet meer
gebruikt.
Gebruik van de
afvoertunnelafsluiter
1. Zorg dat de motor af staat. Open de afvoerdeur
door de hendel naar voren te trekken en duw het
deurtje daarna naar achteren (fig. 6). Houd de
handgreep van het deurtje vast om te voorkomen
dat het deurtje door de veerspanning dicht slaat
terwijl u de afsluiter aanbrengt.
2. Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening
van de afvoertunnel, draait u de afsluiter iets
rechtsom terwijl u die plaatst (fig. 6). De pijl op
het plaatje op de afsluiter moet omhoog wijzen.
3. Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt,
waardoor de afsluiter stevig op zijn plaats in de
tunnel wordt vastgehouden (fig. 7). Laat de
handgreep van het deurtje los, om de bovenkant
van de afsluiter vast te zetten.
4. Om de afsluiter te verwijderen, de handgreep van
het deurtje naar achteren bewegen en
tegelijkertijd de veerklem aan de onderkant van
de afsluiter optillen. Zodra de afsluiter vrij komt,
deze uit de afvoertunnel trekken.
NB.: Als het gras dik en lang is, kan zich
maaisel op en rond de tunnelafsluiter
verzamelen. Hierdoor is de afsluiter
mogelijk moeilijk te verwijderen.
Maak de afsluiter na elk gebruik goed
schoon. Zie Schoonmaken van de
maaier, pagina 18.
Gebruik van de graszak
Soms wilt u misschien de graszak gebruiken om
hierin extra lang of dik gras of bladeren te
verzamelen.
13
1. Zet de motor af en wacht tot alle draaiende delen
stilstaan.
2. Zorg dat de handgreep van het afvoerdeurtje
helemaal naar voren staat en de pen vergrendeld
is (fig. 14).
3. PLAATSEN VAN DE GRASZAK - Schuif het
gat in het zakframe over de pen op de
afvoertunnel (fig. 14). Plaats de achterkant van
het zakframe op de onderste handgreep.
POTENTIEEL GEVAAR
Maaisel en andere voorwerpen kunnen uit
de geopende afvoertunnel worden
uitgeworpen.
WAT KAN ER GEBEUREN
Voorwerpen die met kracht worden
uitgeworpen kunnen persoonlijk (fataal)
letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN
Maak het deurtje van de afvoertunnel nooit
open terwijl de motor loopt, tenzij een
graszak, optionele zijafvoer of
afvoertunnelafsluiter aangebracht is.
4. Trek de handgreep van de afvoerdeur naar voren
totdat de pen vrijkomt en beweeg de handgreep
naar achteren totdat de pen in het gat van de zak
valt (fig. 15). Het afvoerdeurtje in de maaikast is
nu geopend.
POTENTIEEL GEVAAR
Door een versleten graszak kunnen
steentjes en andere voorwerpen naar de
bestuurder of omstanders worden
uitgeworpen.
WAT KAN ER GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen
persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder
of omstanders veroorzaken.
HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN
Controleer de graszak regelmatig. Als die
versleten is, vervangen door een nieuwe
originele TORO graszak.
POTENTIEEL GEVAAR
Door een niet volledig gesloten afvoerdeur
kunnen voorwerpen uitgeworpen worden.
WAT KAN ER GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen
persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder
of omstanders veroorzaken.
HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN
Als het deurtje niet kan worden gesloten
omdat de afvoer door maaisel verstopt is,
de motor af zetten en de handgreep van de
afvoerdeur rustig heen en weer bewegen
totdat het deurtje volledig kan worden
gesloten. Als het deurtje nog niet kan
worden gesloten, verstopping met een stok
verwijderen, niet met de hand.
5. LEGEN VAN DE GRASZAK - Zet de motor af
en wacht tot alle bewegende delen stil staan. Til
de handgreep van de afvoerdeur op en beweeg
die naar voren, totdat de pen in de vergrendeling
valt (fig. 14). Pak de handgrepen aan de voor- en
achterkant van de zak vast en til de graszak van
de maaier af. Kantel de zak langzaam voorover
om hem leeg te maken.
6. Om de graszak te plaatsen, stap 3 t/m 4 herhalen.
14
Afstellen van maaihoogte
De maaihoogte is instelbaar van ca. 19 mm tot
83 mm, in stappen van 12,7 mm (fig. 9). Door de
afstelhefboom naar voren te bewegen, wordt een
hogere maaihoogte-instelling verkregen.
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Licht de maaikast op, zodat de wielen van de
grond komen. Niet de handen onder de
maaikast steken om de maaikast op te tillen.
Druk de afstelhefboom naar het wiel toe (fig. 16)
en zet hem op de gewenste stand. Zorg ervoor
dat de pen op de hefboom in een uitsparing in de
maaikast valt. Stel alle wielen op dezelfde
hoogte in.
POTENTIEEL GEVAAR
Bij het instellen van de maaihoogte kunnen
de handen met het draaiende mes in
aanraking komen.
WAT KAN ER GEBEUREN
Aanraking van het mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN
Zet de motor af en wacht tot alle
bewegende delen stilstaan voordat u de
maaihoogte instelt.
Zorg dat uw vingers niet onder de maaikast
komen wanneer u de maaihoogte instelt.
Onderhoud
MOGELIJK GEVAAR
Wanneer de bougiekabel op de bougie is
aangesloten, kan de motor onbedoeld
worden gestart.
WAT ER KAN GEBEUREN
Per ongeluk starten van de motor kan
leiden tot lichamelijk letsel van u of
omstanders.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Trek de kabel van de bougie voordat u
onderhoud gaat verrichten. Bougiekabel
terzijde leggen zodat hij geen contact met
de bougie kan maken.
Onderhoud van het luchtfilter
Normaliter dient het schuim-voorfilter telkens na
25 bedrijfsuren of elk jaar te worden schoongemaakt.
Het papieren filter na elke 100 bedrijfsuren of elk jaar
schoonmaken. Wanneer de maaimachine in stoffige of
vuile omstandigheden wordt gebruikt, moet het filter
vaker worden schoongemaakt. Te zeer vervuilde
onderdelen vervangen.
Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder
luchtfilters; dit kan extreme slijtage
of beschadiging van de motor
veroorzaken.
NB.: Door de maaier naar de verkeerde zijde
te kantelen voor onderhoud aan de
onderzijde kunnen de luchtfilters
beschadigd worden.
1. Zet de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 12).
2. Verwijder de twee (2) knoppen waarmee het
luchtfilterdeksel op de motor is bevestigd
(fig. 17).
15
3. Luchtfilterdeksel verwijderen en zorgvuldig
schoonmaken.
4. Voorfilter voorzichtig verwijderen. Als het
voorfilter vuil is, het voorzichtig wassen in een
oplossing van vloeibare zeep en warm water.
Naspoelen in schoon water. Filter goed laten
drogen alvorens het opnieuw te monteren.
5. Als het papieren filter vuil is, het filter
schoonmaken door het voorzichtig tegen een
vlak oppervlak uit te kloppen. Als het filter sterk
vervuild is, moet het worden vervangen.
Belangrijk: Geen olie op het schuimfilter of
papieren filter aanbrengen. Geen
perslucht gebruiken om het papieren
filter te reinigen.
6. Schuim-voorfilter over het papieren filter
aanbrengen. Luchtfilterdeksel monteren en goed
bevestigen met de twee (2) knoppen.
Vervangen van de bougie
Verwijder de bougie telkens na 25 bedrijfsuren ter
controle. Vervang de bougie na elke 100 bedrijfsuren
of elk maaiseizoen. Gebruik een Champion RC12YC
of gelijkwaardige bougie.
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Maak de omgeving van de bougie schoon en
verwijder hem uit de cilinderkop.
Belangrijk: Vervang een gescheurde, verstopte of
vervuilde bougie. De elektroden
mogen niet worden geschuurd,
afgeschraapt of anderszins
schoongemaakt omdat er
motorschade kan ontstaan wanneer
er gruis in de cilinder komt.
3. Stel de elektrodenafstand in op 0,5 mm (fig. 18).
Plaats de bougie met de juist afgestelde afstand
en de pakkingsluiting. Draai de bougie goed vast
tot 19 Nm.
Aftappen van benzine uit de
brandstoftank
1. Zet de motor af en wacht tot hij afgekoeld is. De
kabel van de bougie trekken (fig. 12).
NB.: Benzine mag alleen worden afgetapt
bij koude motor
2. Verwijder de dop van de brandstoftank en
gebruik een pomphevel om de brandstof in een
schoon benzineblik te laten lopen.
NB.: Het aftappen van brandstof mag alleen
op deze manier gebeuren.
Vervangen van de carterolie
Vervang de olie na de eerste 5 bedrijfsuren en
vervolgens telkens na 50 uur of elk maaiseizoen. Olie
bij warme motor aftappen.
NB.: Bij gebruik onder zware
omstandigheden of hoge temperaturen
de olie na elke 25 uur vervangen.
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Verwijder de graszak. Tap alle benzine af uit de
brandstoftank, zie Aftappen van benzine uit de
brandstoftank, pagina 15.
3. Neem de peilstok uit de olievulbuis en plaats een
opvangbak naast de linkerkant van de maaier.
4. Zet de maaimachine op zijn linkerkant en laat de
olie in de bak lopen (fig. 19).
5. Na het aftappen de maaier weer rechtop zetten en
de motor met verse olie vullen. Zie hiervoor de
paragraaf: Carter met olie vullen, pagina 8.
16
Oliefilter vervangen
Vervang het oliefilter (fig. 19) na elke
100 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden.
1. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine uit de brandstoftank,
pagina 15.
2. Aftappen van de olie, zie Vervangen van de
carterolie, pagina 15.
3. Leg een lap onder het oliefilter om weglekkende
olie op te vangen terwijl u het filter verwijdert.
4. Oliefilter verwijderen en wegwerpen.
5. De afdichtring van het nieuwe filter met de
vinger licht instrijken met olie (fig. 20).
6. Monteer het nieuwe filter en draai het met de
hand 2/3 slag vast.
7. Controleer het filter op olielekkage.
8. De doek met olie als chemisch afval behandelen.
Afstellen van het handgas
Als de motor niet start, is het misschien nodig de
gasklepregeling opnieuw af te stellen. Dit moet
eveneens gebeuren wanneer een nieuwe gaskabel is
geïnstalleerd.
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Kabelklemschroef losdraaien totdat de
handgaskabel loskomt (fig. 21).
3. Beweeg de gasklephefboom, gaskabel en
kabelmantel zo ver mogelijk in de richting van
de pijl (fig. 21).
4. Zet de gasregelknop naar voren in de stand
SNEL
.
5. Kabelklemschroef vastdraaien om de ingestelde
kabel vast te zetten.
Schoonmaken van het
koelsysteem
Na elke 100 bedrijfsuren vuil en kaf van de
buitenkant van de cilinder, koelribben en rond de
carburateur en aansluitingen verwijderen. Tevens vuil
uit inlaatopeningen op huis van repeteerstarter
verwijderen. Hierdoor worden een goede koeling en
de beste prestaties van de motor gegarandeerd.
Afstellen van de
wielaandrijving
Als de maaier niet uit zichzelf rijdt, of dit juist wel
doet wanneer de bedieningsstang zich op meer dan
4 cm van de handgreep bevindt, moet de knop voor
de wielaandrijving aan de achterzijde van de
tandwielkast worden ingesteld
1. Het deurtje in de maaikast sluiten en graszak
verwijderen.
2. AFSTELLING (fig. 22) - Draai de afstelknop
1/2 slag rechtsom als de rijaandrijving niet
werkt. Beweegt de maaier vooruit zonder dat de
aandrijving geactiveerd is, de afstelknop 1/2 slag
linksom draaien om de drijfriem te ontspannen.
3. AFSTELLING CONTROLEREN – Trek de
maaier langzaam naar achteren terwijl u de
bedieningsstang geleidelijk aan naar de
handgreep toe beweegt. De afstelling is correct
als de achterwielen stoppen met draaien als de
bedieningsstang zich op ca. 2,5 cm van de
handgreep af bevindt (fig. 23).
Controleren/verwijderen/
slijpen van het mes
Maai altijd met een scherp mes. Met een scherp mes
bereikt u een goed maairesultaat zonder het gras af te
scheuren, wat bij een bot mes kan gebeuren.
17
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine uit de brandstoftank,
pagina 15.
3. Zet de maaimachine op zijn linkerkant (fig. 24).
MOGELIJK GEVAAR
De motor kan onbedoeld worden gestart.
WAT ER KAN GEBEUREN
Wanneer de motor onbedoeld wordt
gestart, kan dat ernstig letsel van de
bestuurder of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Alvorens het mes te controleren, te
verwijderen of te vervangen altijd eerst de
kabel van de bougie af trekken en die uit de
buurt van de bougie vast te zetten, om
contact met de bougie te voorkomen.
4. CONTROLEREN VAN HET MES – Controleer
het mes zorgvuldig op scherpte en slijtage, met
name op het raakvlak van vlakke en gebogen
delen (fig. 25A). Het metaal dat deze delen
verbindt kan door zand en schurend materiaal
afslijten. Het mes moet daarom voor gebruik
worden gecontroleerd. Als u gleuven of slijtage
constateert (fig. 25B en C), dient het mes door
een nieuw TORO-mes te worden vervangen. Zie
hiervoor stap 5.
NB.: U bereikt het beste resultaat, wanneer u
voor het begin van het maaiseizoen een
nieuw mes plaatst. In de loop van het
jaar kunt u dan kleine
onregelmatigheden wegvijlen om de
snijrand scherp te houden.
POTENTIEEL GEVAAR
Een versleten of beschadigd mes kan
breken en in een dergelijk geval kan een
stuk van het mes worden uitgeworpen naar
bestuurder of omstanders.
WAT KAN ER GEBEUREN
Een uitgeworpen stukje mes kan
bestuurder of omstanders ernstig
verwonden of zelfs doden.
HOE HET GEVAAR TE VERMIJDEN
Controleer het mes regelmatig op slijtage of
beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
5. VERWIJDEREN VAN HET MES - Pak het
uiteinde van het mes vast met behulp van een
oude lap of dikke gewatteerde handschoen.
Verwijder de mesbout, de beschermkap, de
versneller en het mes (fig. 24).
6. SLIJPEN VAN HET MES - Met behulp van een
vijl de bovenkant van het mes slijpen, waarbij u
de oorspronkelijke snijhoek in stand houdt
(fig. 26). Als u aan beide snijranden evenveel
materiaal verwijdert, blijft het mes in evenwicht.
Belangrijk: Controleer de balans van het mes
door het op een mesbalans te leggen.
In de ijzerwinkel kunt u een
goedkope balans kopen. Wanneer
een mes in evenwicht is, blijft het
horizontaal liggen. Is het mes niet in
balans, dan helt het over naar de
zwaardere kant. In dit geval moet
nog wat metaal van de snijkant aan
die kant worden afgevijld.
7. Monteer het scherpe, gebalanceerde mes, de
versneller, de beschermkap en de mesmoeren. De
wiek van het mes moet naar de bovenkant van
het maaierhuis wijzen. Draai de mesmoeren aan
tot 20-37 Nm.
18
MOGELIJK GEVAAR
Bij gebruik van de maaier zonder
mesversneller kan het mes verbuigen of
breken.
WAT ER KAN GEBEUREN
Een gebroken mes kan gebruiker of
omstanders ernstig verwonden of zelfs
doden.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
De maaier nooit zonder mesversneller
gebruiken.
Smeren
De wielassen moeten telkens na 25 bedrijfsuren en
aan het eind van het seizoen worden gesmeerd.
1. Zet de maaihoogtehefbomen van de achterwielen
in de middenstand. Smeernippels met een schone
doek afvegen (fig. 27). Zet een vetspuit op de
smeernippel en pomp voorzichtig 2 à 3 slagen nr.
2 lithiumverzeept universeelvet in de
smeernippel. Door een teveel aan vet kunnen de
afdichtingen beschadigd worden.
Smeren van de tandwielkast
Na elke 100 bedrijfsuren de tandwielkast smeren met
nr. 2 lithiumverzeept universeelvet.
1. Graszak verwijderen.
2. Zet een vetspuit op de smeernippel door de
opening in het drijfriemdeksel (fig. 28). Pomp
voorzichtig 1-2 slagen vet in de smeernippel.
3. Monteer de graszak.
Afstellen van de mesremkabel
Als er een nieuwe mesremkabel geïnstalleerd is of de
mesremriem vervangen is, moet de mesremkabel
worden afgesteld.
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Draai de kabelklemschroef los totdat de mantel
van de remkabel loskomt (fig. 29). Trek aan de
kabel om speling weg te nemen, maar zet de veer
niet onder spanning. Draai de schroef aan om de
afstelling vast te zetten.
MOGELIJK GEVAAR
De mesremkabel niet te strak zetten. Door
te strak aandraaien kan de mesrem van de
remtrommel af worden getrokken. Als de
rem geen contact met de trommel maakt,
stopt het mes niet met draaien als de
bedieningsstang wordt losgelaten.
WAT ER KAN GEBEUREN
Een draaiend mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
Controleer het mechanisme van de mesrem
telkens wanneer u de remkabel afstelt, om
te verzekeren dat de rem het mes binnen 3
seconden of sneller stopt.
Als het mes niet binnen 3 seconden of
sneller stopt, brengt u de maaier naar een
erkende Toro Service Dealer voor controle
en reparatie.
Schoonmaken van de maaier
Afsluiter
Voor het beste resultaat moet de afvoertunnelafsluiter
telkens na gebruik worden schoongemaakt. Wanneer
het gras dik en dicht is, kunnen er plukken gemaaid
19
gras op en rond de afsluiter achterblijven; hierdoor
kan het moeilijk zijn de afsluiter te verwijderen. Na
ieder gebruik moet de afsluiter van de afvoertunnel
worden verwijderd en worden ontdaan van alle vuil.
Afvoertunnel
Controleer altijd of de afvoertunneldeur goed sluit
wanneer u de handgreep loslaat. Als de deur door vuil
niet goed sluit, de binnenkant van de tunnel en deur
grondig schoonmaken.
MOGELIJK GEVAAR
Maaisel en andere voorwerpen kunnen uit
de geopende afvoertunnel worden
uitgeworpen.
WAT ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen
persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder
of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES
VOORKOMEN
De maaier nooit starten of bedienen tenzij
één van de volgende punten waar is:
1. De afvoertunnelafsluiter zit stevig in
de afvoertunnel.
2. De graszak zit stevig op zijn plaats.
3. De optionele zijafvoer zit stevig op
zijn plaats.
4. De afvoertunneldeur zit stevig op
zijn plaats.
Onderkant van de maaikast
Houd de onderkant van de maaikast schoon. Houd
vooral de stootplaten schoon (fig. 32).
Wassen
1. Zet de maaier op een vlakke ondergrond bij een
aangesloten tuinslang.
2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar)
aan het uiteinde van de tuinslang. Bevestig de
snelkoppeling aan de wasaansluiting van de
maaier en draai de waterkraan helemaal open
(fig. 30).
3. Start de maaier.
4. Laat de motor twee minuten lopen.
5. Zet de motor af.
6. Draai de waterkraan dicht en verwijder de
snelkoppeling van de wasaansluiting.
7. Start de maaier opnieuw en laat de motor één
minuut lopen om het vocht uit de maaier te
verwijderen.
8. Als er aan de onderkant van de maaikast veel
gras is aangekoekt, de tuinslang opnieuw op de
wasaansluiting aansluiten, de waterkraan
helemaal open draaien en de maaier twee
minuten laten lopen. Zet daarna de motor af en
draai de kraan dicht. Laat de maaier 30 minuten
inweken. Draai de waterkraan opnieuw helemaal
open en laat de maaier nog eens twee minuten
lopen.
Schrapen
Als niet al het vuil d.m.v. wassen is verwijderd, tilt u
de maaier op en schraapt u het resterende vuil weg.
1. Trek de kabel van de bougie (fig. 12).
2. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine uit de brandstoftank,
pagina 15.
3. Zet de maaimachine op zijn linkerkant (fig. 32).
4. Verwijder vuil en maaisel met een houten
schraper. Vermijd naden en scherpe hoeken.
5. Zet de maaier weer rechtop.
20
6. Vul de brandstoftank met benzine.
7. Zet de bougiekabel weer op de bougie.
Drijfriem
Houd het deel onder de drijfriem schoon.
1. Verwijder de bouten waarmee het drijfriemdeksel
(fig. 28) aan de maaikast is bevestigd. Til het
deksel op en verwijder alle verontreinigingen
rondom de drijfriem. Plaats daarna het deksel
weer over de drijfriem.
Schoonmaken van de kap van
de mesremkoppeling
De kap van de mesremkoppeling moet regelmatig
tijdens het maaiseizoen en aan het eind van elk
maaiseizoen worden schoongemaakt om goede
prestaties te verzekeren en achteruitgang van
onderdelen te voorkomen. De kap kan het best
worden schoongemaakt als het mes wordt geslepen,
omdat het mes moet worden verwijderd om de kap
van de mesremkoppeling te verwijderen.
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine uit de brandstoftank,
pagina 15.
3. Zet de maaimachine op zijn linkerkant.
4. Verwijder (2) mesmoeren, beschermkap,
versneller en maaimes (fig. 24).
5. Maak de lippen waarmee de kap aan de maaikast
bevestigd is los door de moeren of bouten van de
lippen los te draaien (fig. 33). Draai de lippen
180_ om ze uit de weg te bewegen.
6. Verwijder de kap van de mesremkoppeling en
veeg of blaas alle vuil onder de kap en rond de
mesremkoppeling weg.
7. Monteer de kap op de mesremkoppeling. Draai
de lippen 180_ terug in positie. Draai de moeren
of bouten van de lippen aan om de kap aan de
maaikast te bevestigen.
8. Monteer maaimes, versneller, beschermkap en
(2) mesmoeren.
9. Zet de maaier weer rechtop.
10. Druk de kabel weer op de bougie.
Onderhoud van de wielen
(fig. 34)
Verwijderen
1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan. Trek de kabel van de bougie af
(fig. 12).
2. Verwijder de bout, wiel-vulplaat en borgmoer
waarmee het wiel op de as bevestigd is.
3. Verwijder de wielhelften van de band door de (4)
bouten en moeren te verwijderen.
NB.: Als de lagers uit de naaf moeten
worden verwijderd, doet u dat door
tegen de lagerring te drukken.
Montage
1. Plaats de band op (1) wielhelft, met de lippen
tegenover elkaar.
2. Plaats het lager/naafdeel in het middengat van de
wielhelft. Zorg ervoor dat u de uitsteeksels van
de naaf over de flens van het gat heen plaatst.
3. Plaats de andere wielhelft op het lager/naafdeel,
waarbij u de lippen en bevestigingsgaten van
wiel en band gelijk houdt.
4. Met behulp van (2) 1/4–20 x 1.50” lange
voldraadbouten of bouten en moeren de
wielhelften losjes aan elkaar bevestigen.
Schroeven of bouten in tegenover elkaar
liggende gaten monteren.
21
5. Controleer of alle delen goed recht tegenover
elkaar zitten. Draai de bouten ombeurten en
kruiselings aan, totdat de wielhelften tegen
elkaar aan getrokken zijn.
6. Monteer (2) bouten en moeren, die u eerder
verwijderd hebt, in de resterende gaten in de
wielhelften en draai ze vast. Verwijder de (2)
lange schroeven en bouten en vervang deze door
(2) bouten en moeren.
7. Monteer het wiel op de as met de bouten, vulring
en moer. Plaats de vulring tussen de wielnaaf en
de as.
Brandstoffilter
Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren
of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden. De beste tijd om het brandstoffilter te
vervangen (fig. 31) is wanneer de tank leeg is. Nooit
een vuil filter opnieuw installeren nadat het uit de
brandstofleiding verwijderd is.
1. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar
elkaar toe en schuif ze weg van het filter
(fig. 31).
2. Trek het filter uit de brandstofslangen.
3. Monteer een nieuw filter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
Stalling
1. Vóór langdurige opslag ofwel benzine uit tank
aftappen, of alvorens te stallen een
brandstofadditief gebruiken. Voor het aftappen
van de benzine, zie Aftappen van benzine uit de
brandstoftank, pagina 15. Nadat benzine
afgetapt is, motor starten en stationair laten
draaien tot alle benzine verbruikt is en motor
stopt. Startprocedure nog tweemaal herhalen om
te verzekeren dat alle benzine uit de motor
verwijderd is. Als benzine niet afgetapt wordt,
vormt zich een gomachtige vernisaanslag,
waardoor motor slecht gaat lopen en mogelijk
problemen met starten krijgt.
NB.: Als voor de motor een mengsel van
benzine met alcohol of ether wordt
gebruikt, alle brandstof uit de tank
verwijderen en motor laten lopen totdat
hij afslaat vóór opslag.
Brandstof mag alleen in de tank blijven als een
additief, zoals Toro Stabilizer/Conditioner, aan
de brandstof is toegevoegd en door de motor
verspreid is vóór stalling. Toro
Stabilizer/Conditioner is een stabilisator op basis
van aardoliedestillaat. Toro adviseert geen
stabilisators op alcoholbasis, zoals ethanol,
methanol of isopropyl te gebruiken. Gebruik het
additief in de op de verpakking geadviseerde
hoeveelheid.
Onder normale omstandigheden behouden
brandstofadditieven gedurende 6-8 maanden hun
werking.
2. Aftappen van de olie, zie Vervangen van de
carterolie, pagina 15. Nadat de olie is afgetapt,
vult u het carter niet met olie voordat u de hierna
volgende stappen (3 tot en met 11) hebt
uitgevoerd.
3. Verwijder de bougie en giet 30 ml (2 eetlepels)
SAE 30-olie in het gaatje in de cilinder. Trek
langzaam aan het startkoord zodat de olie zich in
de cilinder verspreidt. Breng de bougie weer aan
en draai hem vast tot 19 Nm. PLAATS DE
BOUGIEKABEL NIET OP DE BOUGIE.
4. Maak de maaikast schoon: zie hiervoor
Schoonmaken van de maaier, pagina 18.
5. Maak de kap van de mesremkoppeling schoon,
zie Schoonmaken van de kap van de
mesremkoppeling, pagina 20.
6. Verwijder maaisel en vuil van de uitwendige
delen van de motor, cilinder, koelribben,
dekplaat en bovenzijde van de maaikast.
22
7. Controleer de toestand van het mes: zie hiervoor
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes,
pagina 16.
8. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed
aan.
9. Maak het luchtfilter schoon: zie hiervoor
Onderhoud van het luchtfilter, pagina 14.
10. Smeer de assen, zie Smeren, pagina 18.
11. Werk alle geroeste of afgeschilferde geverfde
oppervlakken bij. Bij de erkende TORO Service
dealer kunt u hiervoor Toro Re-Kote verf kopen.
12. Vul het carter met olie; zie hiervoor de
desbetreffende paragraaf op pagina 8.
13. Zet de maaier op een schone, droge plaats buiten
bereik van kinderen. Dek hem af zodat hij
schoon blijft en beschermd wordt.
Toebehoren
Voor bijzondere omstandigheden kunt u de volgende
accessoires bij uw erkende TORO Service dealer
aanschaffen.
1. Zijafvoerset, model nr. 59113 - in enkele
seconden te installeren. Aan de achterzijde
bevestigd in plaats van graszak of tunnelafsluiter.
Verspreidt maaisel tijdens het maaien naar beide
zijden (fig. 35).
2. Vonkenvanger en schroef (ond.nr. 94-1681) -
Als vanwege wettelijke voorschriften een
vonkenvanger verplicht is, is die verkrijgbaar via
de TORO Service Dealer. Het scherm na elke
75 bedrijfsuren schoonmaken.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Toro 53cm Recycler/Rear-Bagger Mower Handleiding

Type
Handleiding