Documenttranscriptie
2811458-ML1 (rev.0)
Dealer’s Manual
Manuel du revendeur
Dealerhandleiding
Händlerinformation
Manuale del rivenditore
Manual del distribuidor
Greens King IV & Greens King IV Plus
Model: Greens King IV 62287 - Engine type: Briggs & Stratton Vanguard
Model: Greens King IV Plus 62288 - Engine type: Briggs & Stratton Vanguard
Model: Greens King IV Plus 62289 - Engine type: Kubota D662-EB
WARNING: If incorrectly used this machine can cause severe
injury. Those who use and maintain this machine should be
trained in its proper use, warned of its dangers and should
read the entire manual before attempting to set up, operate,
adjust or service the machine.
AVERTISSEMENT : Risque de blessures graves en cas
d’utilisation incorrecte de la machine. Les opérateurs et le
personnel d’entretien doivent être formés et conscients des
dangers encourus. Ils doivent lire avec attention le manuel
avant d’essayer de monter, d’utiliser, de régler ou maintenir la
machine.
WAARSCHUWING: Bij verkeerd gebruik kan deze machine
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Degenen die de machine
gebruiken en onderhouden moeten worden getraind in het
juiste gebruik ervan, worden gewaarschuwd voor de
gevaren ervan en behoren de volledige handleiding
aandachtig te lezen alvorens de machine bedrijfs-klaar te
maken, te bedienen, af te stellen en/of te onderhouden.
WARNHINWEIS: Wenn diese Maschine nicht ordnungsgemäß
verwendet wird, können ernsthafte Verletzungen verursacht
werden. Personen, die diese Maschine verwenden und
warten, müssen in ihrer richtigen Verwendung ausgebildet
sein, auf die Gefahren aufmerksam gemacht worden sein
und die Anleitung ganz gelesen haben, bevor sie versuchen,
die Maschine aufzustellen, zu bedienen, einzustellen oder
zu warten.
AVVERTENZA: Questa macchina può causare gravi infortuni
se viene utilizzata in modo errato. Prima di accingersi ad
approntare, usare, mettere a punto o eseguire la manutenzione
di questa macchina, coloro che la utilizzano ed i responsabili
della manutenzione devono essere addestrati all’impiego della
macchina, devono essere informati dei pericoli, e devono
leggere l’intero manuale.
RJ 100 012003
ADVERTENCIA: Si se usa de forma incorrecta esta
máquina puede causar graves lesiones. Cualquier persona que use y mantenga esta máquina deberá estar
entrenado en su uso correcto, instruido de sus peligro
y deberá leer el manual completamente antes de tratar
de instalar, operar, ajustar o revisar la máquina.
Dealer
GB
This manual is designed to assist dealer personnel with the proper set up and preparation of the equipment prior to delivery to the customer. You
may wish to keep a copy in your customer file.
Do Not Remove the Safety & Operation Manual from the tractor.
For additional information not included in this manual, refer to your office copy of:
The Safety & Operation Manual
The Parts & Maintenance Manual
F
Revendeur
Le but de ce manuel est d’aider le plus possible le personnel du revendeur à installer et mettre en service l’équipement avant la livraison au client.
Gardez-en donc une copie dans votre dossier clients.
Ne pas retirer le Manuel de Sécurité et de Fonctionnement, le Manuel de Maintenance et la Nomenclature des Pièces de Rechange de la
machine.
Pour tous renseignements complémentaires ne figurant pas dans ce manuel, reportez-vous aux copies suivantes :
Manuel de Sécurité et de Fonctionnement Manuel de Maintenance
et Nomenclature des Pièces de Rechange
Utilisez la liste de contrôles pré-livraison se trouvant à la fin du manuel. Vous pouvez en donner une copie au client quand vous livrez la machine.
NL
Dealer
Deze handleiding is samengesteld met het doel om dealerpersoneel te helpen met de juiste installatie en voorbereiding van de machine voorafgaande
aan levering aan de klant. Het is nuttig om een exemplaar in uw klantendossier te bewaren.
De Veiligheids- en Bedieningshandleiding en de Onderdelen- en Onderhouds-handleiding mogen niet van de tractor worden verwijderd.
Voor aanvullende informatie die niet in deze handleiding is opgenomen, wordt u verwezen naar uw eigen exemplaar van:
De Veiligheids- en Bedienings-handleiding
De Onderdelen- en Onderhouds-handleiding
Gebruik de afleveringscontrolelijst aan de binnenzijde van de achterpagina van deze handleiding. Aangeraden wordt om de klant bij aflevering van
de machine een kopie hiervan te geven.
D
Lieber Händler,
Aufgabe dieses Handbuches ist es, Händlern die richtige Einrichtung und Vorbereitung der Ausrüstung vor Auslieferung an den Kunden zu
erleichtern. Es wird empfohlen, eine Kopie hiervon in der Kundenakte aufzubewahren.
Belassen Sie die Sicherheits- und Bedienungsanleitung sowie das Ersatzteile- und Wartungshandbuch komplett im Traktor.
Weiterführende Informationen finden Sie in Ihrem Exemplar:
der Sicherheits- und Bedienungs-anleitung,
des Ersatzteile- und Wartungs-handbuchs.
Verwenden Sie die in der hinteren inneren Umschlagseite dieses Handbuchs beigefügte Checkliste für die Endkontrolle. Übergeben Sie ggf. eine
Kopie dieser Liste bei Lieferung des Gerätes an den Kunden.
I
Rivenditore
Questo manuale è stato pensato per fornire assistenza al personale rivenditore nel corretto allestimento e preparazione dell’apparecchia-tura
prima della consegna al cliente. Si potrebbe volerne conservare una copia nel proprio archivio clienti.
Non separare il Manuale d’istruzioni per l’uso e la sicurezza o il Manuale delle parti e di manutenzione dal trattore.
Per ulteriori informazioni non incluse nel presente manuale, consultare la propria copia di ufficio del:
Manuale d’istruzioni per l’uso e la sicurezza
Manuale delle parti e di manutenzione
Usare la checklist di preconsegna fornita sul dorso interno della copertina di questo manuale. Si potrebbe volerne fornire una copia al cliente al
momento della consegna dell’unità.
© 2001, Textron Inc. All Rights Reserved
INHOUD
VEILIGHEID
1.1 Operationele veiligheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1.2 Belangrijke veiligheidsoverwegingen . . . . . . 4
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
2.1 Icons. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.2 Besturingssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
INSTALLATIE
3.1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.2 Eerste inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.3 Kooimotors . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.4 Torsieveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.5 Anti-Slingerveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.6 Grasvangers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.7 Stuurwiel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
3.8 Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
3.9 Kooibijstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
3.10 Bedrijfscontroles. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
3.11 Operationeel back-up systeem. . . . . . . . . . 13
AFSTELLINGEN
4.1
Algemeen ....................................................... 14
4.2
Ondermes-kooimessen .................................. 14
4.3
Ondermesafstelling ......................................... 15
4.4
Maaihoogte ..................................................... 16
4.5
Anti-slingerveer ............................................... 16
4.6
Gaspedaal ...................................................... 17
4.7
Rempedaal ..................................................... 17
4.8
Parkeerrem ..................................................... 17
4.9
Grendelschakelaars ....................................... 18
4.10
Tractiehendel .................................................. 18
4.11
Chokeregeling ................................................ 18
4.12
Kooibesturing ................................................. 19
4.13
Kooischakelaars ............................................. 19
4.14
Stuurwiel (uitsluitend Gk IV units) .................. 20
4.15
Nivelleringsprocedure ..................................... 20
4.16
Kooilager ........................................................ 21
4.17
Ventilatorriem (dieselmotors) ......................... 21
4.18
Hefcilinders ..................................................... 22
4.19
Specifieke draaikoppeleisen ........................... 22
4.20
Draaikoppelspecificatie .................................. 23
FOUTOPSPORING
5.1
Algemeen ....................................................... 24
ONDERHOUDS- EN SMEERSCHEMA'S
6.1
Algemeen ....................................................... 25
6.2
Smeerschema ................................................ 25
6.3
Onderhoudsschema ....................................... 26
NOITITIES
Waarschuwing onder Voorstel 65
Motoruitlaatgassen van dit product bevatten
chemicaliën die naar de Staat Californië bekend is,
kankerverwekkend zijn en tot geboorte- en andere
reproductieve afwijkingen leiden
© COPYRIGHT 2000, TEXTRON INC.
“Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht om dit handboek of enig deel ervan in enige vorm te reproduceren”
Alle informatie in deze publicatie is gebaseerd op gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de goedkeuring voor het
drukken ervan. Textron Turf Care And Specialty Products behoudt zich het recht voor om hierin, zonder voorafgaande
kennisgeving en zonder enige verplichting aan te gaan, op ieder willekeurig tijdstip veranderingen aan te brengen.
LITHO IN U.S.A. 5-2000
NL-2
VEILIGHEID
1
1
VEILIGHEID
1.1
OPERATIONELE VEILIGHEID ________________________________________________
! WAARSCHUWING
APPARATUUR DIE VERKEERD OF DOOR ONGETRAIND PERSONEEL WORDT BEDIEND,
KAN GEVAARLIJK ZIJN
Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle bedieningen. Onervaren bedieners behoren te worden
geïnstrueerd door iemand die vertrouwd is met de machine alvorens toestemming te krijgen er zelf gebruik van te maken.
1.
Veiligheid hangt af van de alertheid, zorg en
voorzichtigheid van degenen die de machine bedienen of
onderhouden. Minderjarigen mag nooit worden toegestaan
om enig deel van de apparatuur te bedienen.
8.
Bedien nooit een machine die niet in perfecte bedrijfsstaat verkeert, geen decalplaatjes heeft of waarvan de
beschermkappen, keerschotten en/of andere beveiligingsinrichtingen niet of onvoldoende stevig zijn bevestigd.
2.
Het behoort tot uw verantwoordelijkheid om deze
handleiding te lezen, evenals alle publicaties die met deze
machine zijn geassocieerd (onderdelen- & onderhoudshandleiding, motorhandleiding en instructies betreffende
accessoires en aanzetstukken). Als de bediener geen
Nederlands kan lezen, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de in deze handleiding
opgenomen informatie uit te leggen.
9.
Geen enkele schakelaar mag ooit worden onderbroken of
geshunt.
Leer uzelf het juiste gebruik van de machine, alsmede de
positie en bedoeling van alle bedienings- en besturingsregelingen voordat u ermee gaat werken. Onbekendheid
kan tot ongelukken leiden.
12. Houd de motor schoon. Laat hem vóór het stallen
afkoelen en verwijder altijd de contactsleutel.
3.
4.
5.
6.
Niemand mag worden toegestaan om de machine te
bedienen of onderhouden zonder eerst geschikte training
en instructies te hebben ontvangen. Hetzelfde verbod
geldt voor personen onder de invloed van alcohol of
drugs.
Draag alle noodzakelijke beschermende kleding en
persoonlijke veiligheidsuitrusting ter bescherming van uw
hoofd, ogen, oren, handen en voeten. Bedien de machine
uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
Inspecteer het gebied waar de machine zal worden
gebruikt. Verzamel alle rommel die u kunt vinden alvorens
te gaan werken. Let goed op obstakels boven uw hoofd
(lage boomtakken, elektrische kabels enz.), alsmede op
ondergrondse (sproeiers, leidingen, boomwortels enz.).
Ga een nieuw gebied voorzichtig binnen. Blijf u bewust
van verborgen gevaren.
7. Grasknipsels mogen nooit in de richting van omstanders
worden uitgeworpen. Houd iedereen op veilige afstand
zolang de machine in bedrijf is. De eigenaar/bediener is
verantwoordelijk voor lichamelijk letsel dat zelf of door
omstanders wordt opgelopen en schade die aan
eigendom wordt toegebracht in gevallen waar zulks door
de eigenaar/bediener kan worden vermeden.
10. Koolmonoxide in de uitlaatgassen kan bij inademing
dodelijk zijn. Bedien de motor nooit zonder afdoende
ventilatie.
11. Brandstof is in hoge mate ontvlambaar en dient met zorg
te worden gehanteerd.
13. Ontkoppel alle aandrijvingen en trek de parkeerrem aan
voordat de motor wordt gestart. Dit mag uitsluitend
gebeuren met de bediener op de bestuurdersplaats en
nooit wanneer deze zich naast de machine bevindt.
14. Machine en uitrusting moeten voldoen aan de laatste
eisen van landelijke, provinciale en plaatselijke overheden
ten aanzien van het rijden of transport over de openbare
weg.
15. Gebruik nooit uw handen om olielekken op te sporen.
Hydraulische vloeistof onder druk kan de huid penetreren
en ernstig letsel veroorzaken.
16. Op hellingen dient de machine op en neer (verticaal) te
worden gereden, nooit in de dwarsrichting (horizontaal).
17. Om kantelen of verlies van controle te voorkomen, mag
niet plotseling worden gestart of gestopt. Verminder de
snelheid bij het nemen van scherpe bochten. Wees
voorzichtig wanneer op een helling van richting wordt
veranderd.
18. Houd armen, benen en lichaam binnen het zitgedeelte
wanneer het voertuig in beweging is.
Deze machine behoort te worden bediend en service te worden verleend zoals gespecificeerd in deze
handleiding en is bestemd voor het professionele onderhoud van kwaliteitsgazons. De machine mag niet
worden gebruikt op ruw terrein of voor het maaien van lang gras.
NL-3
1
VEILIGHEID
1.2
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN _________________________________
!
Dit veiligheidssymbool wordt gebruikt om u te attenderen op potentiële gevaren.
GEVAAR - duidt op dreigende gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ZAL resulteren in dood of ernstig
letsel.
WAARSCHUWING - duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, KAN resulteren in
dood of ernstig letsel.
VOORZICHTIG - duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, KAN resulteren in licht of
matig letsel en beschadiging van eigendom. Het symbool kan ook worden gebruikt om de aandacht te vestigen op
onveilige praktijken.
Ten behoeve van visuele duidelijkheid, kunnen in sommige illustraties in deze handleiding afschermingen, platen en
andere veiligheidsinrichtingen open worden afgebeeld of zelfs ontbreken. Onder geen enkele omstandigheid mag deze
apparatuur echter worden bediend zonder dat dergelijke onderdelen niet naar behoren zijn aangebracht
! WAARSCHUWING
Het vergrendelsysteem van deze tractor voorkomt het starten van de machine tenzij de remhefboom is
aangetrokken, de maaihendels zijn uitgeschakeld en de tractiehendel in de vrijstand staat. Het systeem zet de
motor stil als de bediener de zitting verlaat zonder de parkeerrem aan te trekken, de maaihendels in de UIT-stand
en de tractiehendel in de vrijstand te zetten.
De tractor mag NOOIT worden bediend tenzij het operationele back-up systeem goed functioneert.
! WAARSCHUWING
1.
Voordat de bestuurdersplaats wegens enige reden wordt verlaten, dient het volgende te worden gedaan
a.
b.
c.
d.
e.
Zet de tractiehendel in de vrijstand.
Schakel alle aandrijfmechanismen uit.
Laat alle aanzetstukken op de grond neer.
Trek de parkeerrem aan.
Zet de motor stil en verwijder de contactsleutel.
2.
Houd handen, voeten en kleding op veilige afstand van bewegende delen. Wacht tot iedere beweging is
gestopt alvorens te beginnen met het schoonmaken, bijstellen of onderhouden van de machine.
3.
Zorg dat het werkgebied vrij blijft van omstanders en huisdieren.
4.
Er mogen nooit passagiers worden meegenomen, tenzij daarvoor een speciale zitplaats beschikbaar is.
5. Maaiapparatuur mag nooit worden bediend zonder dat het afvoerkeerschot stevig op zijn plaats zit.
Door alle instructies in deze handleiding op te volgen verlengt u de levensduur van uw machine en handhaaft u
maximale efficiency. Bijstellingen en onderhoud behoren altijd door een bevoegde monteur te worden uitgevoerd.
Indien aanvullende informatie of service wordt gewenst, neem dan contact op met een erkende Textron Turf Care And
Speciality Products Dealer. Onze dealers worden op de hoogte gehouden van de nieuwste onderhoudsmethoden ten
behoeve van deze machines en kunnen een snelle en efficiënte service verlenen.
NL-4
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
2
2
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
2.1 ICONS ____________________________________________________________________
Lees
handleiding
Voetbediende
bedrijfsrem
Maai-/Hefpedaal
Omhoog Omlaag
Smoorregeling motor
Hoog
Parkeerrem
Contactverbreker
Laag
Brandstof
Urenteller
Diesel
Ingeschakeld Uitgeschakeld
Benzine
D
Kooirotatie
Vooruit
Achteruit
Kooischakelaar
Inschakeling
Uitschakeling
Motor
Uit
Aan
Tractiehendel
Start
Vooruit
2 Transport
1 Maaien
Hydrauliekolielek
Koplamp
N Neutraal
Choke
Achteruit
Claxon
Smeltveiligheid
Gloeibougie
Aan
Uit
R Achteruit
Koelmiddeltemperatuur
! WAARSCHUWING
Probeer nooit met de tractor te gaan rijden voordat u de bedieningshandleiding heeft
gelezen en precies weet hoe het besturingssysteem werkt.
Maak uzelf vertrouwd met bovenstaande icons en hun betekenis. Stel u op de hoogte van
de plaats en het doel van alle besturingen, controlesystemen en meters voordat u de
tractor gaat bedienen.
NL-5
2
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Kooibedieningshendel
Parkeerremhefboom
Tractiehendel
Temperatuurmeter
(dieselunits)
Voltmeter
Contactschakelaar
Achteruitdraaischakelaar
Lichtschakelaar (optioneel)
Smeltveiligheid, verlichting
Smeltveiligheid, laadciruit
Smeltveiligheid, vergrendelsysteem
Parkeerremlampje
Motoroliedruklampje
Smoorregeling
Choke (gasunits)
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Gloeibougieschakelaar
(dieselunits)
Smeltveiligheid, gloeibougie
(dieselunits)
Gaspedaal
Rempedaal
Kantelregeling (Greens King
IV Plus units)
Maai-/Hefpedaal
Urenteller
Zittingbedieningshendel
Hydraulische vloeistofdop/ A
peilstok
Brandstofdop
D
!
B
E
WARNING
1. Read operators manual. Do not allow untrained operators to
use this machine.
2. Keep all shields in place and hardware securely tightened.
3. Before you clean, adjust or repair this equipment,
disengage all drives, engage parking brake and stop engine.
4. Keep hands, feet and clothing away from moving parts.
5. Never carry passengers.
6. Keep bystanders away
10
12
14
16
10
12
14
16
C
2
1
N
J
R
!
WARNING
Never mow in transport.
If lever is in transport
mode, forward motion will
suddenly increase when mowers
are raised or sut off
Do not use this machine on
slopes greater than 12.5 .
T
!
WARNING
Reels turn when reel levers are in backlap position. Read operator’s manual before backlapping.
K
S
U
R
G
F
L
M
V
W
O
N
Gas Units
3-5
P
40
N
Y
NL-6
X
Q
Diesel Units
H I
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
2.2
BESTURINGSSYSTEEM ____________________________________________________
A. Kooibedieningshendel - Wordt gebruikt om de
maaieenheden te bedienen. Druk de hendel(s) naar
voren t.b.v. voorwaartse rotatie en trek de hendel(s)
terug voor achterwaartse rotatie. Alledrie de
hendels moeten in de UIT-stand staan om de motor
te kunnen starten.
B. Parkeerremhefboom - Terugtrekken om de
parkeerrem in te schakelen en naar voren drukken
om de parkeerrem uit te schakelen. Vrijzetting van
de parkeerrem moet altijd langzaam gebeuren. De
parkeerrem moet zijn aangetrokken om de motor te
kunnen starten.
C. Tractiehendel - Vier standen: TRANSPORT (2),
MAAIEN (1), NEUTRAAL (N) en ACHTERUIT R). De
tractiehendel moet in de NEUTRAAL-stand staan
om de motor te kunnen starten.
D. Temperatuurmeter (dieselunits) - Geeft de
motorkoelmiddeltemperatuur aan. De normale
bedrijfstemperatuur behoort tussen 85-91°C te
liggen.
E. Voltmeter - Wordt gebruikt om de staat van de accu
te controleren. Tijdens normale werking mag de
naald van de voltmeter zich nooit in de rode zone
bevinden.
F.
2
M. Motoroliedruklampje - Dit lampje gaat branden
wanneer de motoroliedruk onder een veilig niveau
daalt. Zet de motor dan onmiddellijk stil, stel de
oorzaak vast en los het probleem op alvorens de
motor opnieuw te starten.
N. Smoorregeling - Reguleert het motortoerental.
Druk de hendel naar voren voor verhoging van het
motortoerental en trek de hendel terug voor
verlaging ervan.
O. Choke (gasunits) - Trek de chokeregelknop
omhoog om de chokeplaat te sluiten wanneer een
koude motor wordt gestart. Een warme motor heeft
doorgaans geen chokewerking nodig om te starten.
P. Gloeibougieschakelaar (dieselunits) - Wordt
gebruikt om de gloeibougies te bekrachtigen. Druk
de tuimelschakelaar naar voren en houd hem 3-5
seconden vast alvorens los te laten. Langer dan 5
seconden indrukken is niet toegestaan.
Q. Smeltveiligheid, gloeibougie (dieselunits) - 40
amp smeltveiligheid, beveiligt het gloeibougiecircuit.
R. Gaspedaal - Wordt gebruikt om de snelheid van de
tractor te regelen. Druk de pedaal niet in als het
parkeerremlampje (L) brandt.
Contactschakelaar - Wordt gebruikt om de motor
te starten. Om onbevoegde bediening te voorkomen
moet de contactsleutel worden verwijderd wanneer
de tractor buiten gebruik is.
Wanneer de voet van de gaspedaal wordt gehaald
keert de pedaal naar de vrijstand terug en komt de
machine tot stilstand. De zelfwerkende remming is
alleen in voorwaartse richting van kracht.
G. Achteruitdraaischakelaar - Wordt gebruikt om de
kooien en het ondermes aan te scherpen.
S. Rempedaal - Wordt gebruikt om de tractor te
stoppen wanneer ACHTERUIT wordt gereden. Haal
de voet van de gaspedaal en druk de rempedaal in.
H. Lichtschakelaar (optioneel) - Wordt gebruikt om
de werking van de optionele lichtset te regelen.
I.
Smeltveiligheid,
verlichting
smeltveiligheid, beveiligt het lichtcircuit.
20
amp
J. Smeltveiligheid, laadciruit (gasunits) - 20 amp
smeltveiligheid, beveiligt het laadciruit
J. Smeltveiligheid laadcircuit (dieselunits) - 30 amp
smeltveiligheid, beveiligt het laadcircuit.
K. Smeltveiligheid, vergrendelsysteem - 6 amp
smeltveiligheid, beveiligt het vergrendelsysteem.
L. Parkeerremlampje - Dit lampje brandt altijd
wanneer de parkeerrem is aangetrokken. Haal de
tractiehendel niet uit de vrijstand en druk de
gaspedaal niet in zolang het lampje brandt.
T.
Kantelregeling (Greens King IV Plus units) Draai om de kantelbedieningshendel vrij te zetten
en stel het stuurwiel bij tot de gewenste hoek is
bereikt alvorens de stuurkolom in positie te borgen.
U. Maai-/Hefpedaal - Wordt gebruikt om de
maaieenheden omhoog of omlaag te brengen.
Indrukken en vasthouden van de voorkant van de
pedaal laat de maaieenheden zakken, terwijl
indrukken en vasthouden van de achterkant van de
pedaal de maaieenheden heft.
N.B.: Wanneer de maai-/hefpedaal wordt bediend
moet de pedaal ingedrukt worden gehouden totdat
de maaieenheden volledig omlaag of omhoog zijn
gebracht en pas daarna worden losgelaten.
NL-7
2
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
Urenteller - Wordt gebruikt om de onderhoudsintervallen of maaiwerkzaamheden te timen. De teller
werkt uitsluitend wanneer de contactsleutel in de
AAN-stand staat.
X. Hydraulische vloeistofdop/peilstok - Wordt
gebruikt om het hydraulische vloeistofpeil in de tank
te controleren. Het behoort altijd tot het volstreepje
op de peilstok te reiken.
W. Zittingbedieningshendel - Wordt gebruikt om de
stand van de zitting te verstellen. Trek de hendel
naar voren en verstel de zitting tot een gerieflijke
stand is bereikt. Laat de hendel daarna weer los.
Y. Brandstofdop - Verwijder de dop om brandstof bij
te vullen of om het brandstofpeil in de tank te
controleren. Plaats de dop daarna altijd stevig terug.
V.
NL-8
INSTALLATIE
3
3
INSTALLATIE
3.1 ALGEMEEN________________________________________________________________
De installatie en het testen van de machine behoort altijd
te worden uitgevoerd door een hiertoe opgeleide
monteur die vertrouwd is met de werking en bediening
ervan.
Lees iedere instructie volledig door en zorg dat u de
strekking ervan begrijpt alvorens met de samenbouw te
beginnen. Blijf waakzaam t.a.v. potentiële gevaren en
neem alle veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen in
acht.
De RECHTER-, LINKER, VOOR- en ACHTERKANT van
de machine worden bepaald
vanuit de normale
3.2
bestuurderspositie, d.w.z. vooruitkijkend.
Accessoires die niet met dit product worden bijgeleverd,
moeten apart worden besteld. Lees de daarbij verstrekte
installatie- en onderdeleninstructies.
! VOORZICHTIG
Ga de tractor niet berijden tenzij u vertrouwd bent met
dit type machine en weet hoe alle regel- en
besturingsapparatuur moet worden bediend.
EERSTE INSPECTIE________________________________________________________
Controleer:
! VOORZICHTIG
De eerste inspectie mag uitsluitend worden uitgevoerd
wanneer de motor is uitgeschakeld en alle vloeistoffen
koud zijn. Laat de maaidekken op de grond neer, trek
de parkeerrem aan, zet de motor stil en verwijder de
contactsleutel.
1. Voer een visuele inspectie van de hele machine uit
en let op tekenen van slijtage, loszittende
bevestigingen en onderdelen die tijdens het vervoer
mogelijk zijn beschadigd.
2. Inspecteer de lak en decalplaatjes op beschadiging
of krassen. De decalplaatjes geven belangrijke
bedieningsen
veiligheidsinformatie.
Alle
ontbrekende of moeilijk te lezen plaatjes moeten
worden vervangen.
a. Koelmiddelpeil radiateur (alleen Dieselunits)
b. Motoroliepeil
c.
Hydrauliekoliepeil
4. Zorg ervoor dat de luchtfilteraansluitingen vast zitten
en dat het filterhuis stevig op zijn plaats zit.
5. Controleer of de banden de juiste spanning hebben
- t.b.v. het vervoer zijn ze namelijk te hard
opgepompt. Breng de banden op de juiste
spanning, namelijk 69 kPa.
6. Dieselunits: Ccontroleer ventilatorriem.
7. Controleer of er brandstof- of olielekken zijn.
8. Inspecteer of de smeerpunten van de tractor goed
zijn gesmeerd.
3. Alle vloeistoffen moeten het vol-streepje bereiken
wanneer de motor koud is.
3.3
KOOIMOTORS ____________________________________________________________
1. Verwijder de bevestiging van alle montagetapeinden
op het huis en haal de afdekplaat (niet afgebeeld)
weg.
2. Beweeg
de maaieenheid naar de corresponderende locatie en monteer de motor aan het huis
met de in stap 1 genoemde bevestigingen. Pakking
(A) moet zich tussen motor en huis bevinden.
A
Afb. 3A
NL-9
3
3.4
INSTALLATIE
TORSIEVEREN ____________________________________________________________
1. Schuif een klem (F) over iedere hefarm, gevolgd door
bevestiging middels een 5/16-18 x 1-1/4” slotschroef
en een 5/16-18 borgmoer (G & E). Niet vastzetten.
G
2. Schuif de rechter (J) en linker (H) torsieveren over
de respectievelijke hefarmen. Steek het eind van de
veren tusen de klemeinden.
3. Schuif het draaihuis (B) op de hefarm en zet het
huis vast met pen (C). Haak de einden van de
torsieveer over pen (C).
F
J
B
E
H
C
Afb. 3B
3.5
ANTI-SLINGERVEREN______________________________________________________
1. Bevestig een 1/2-13 zeskante tegenmoer (L) op
stang (M) en zet de stang vast onderaan de
achterkant van het frame met behulp van een 1/2”
sluitring en een 1/2-13 tegenmoer (K).
K
2. Monteer de anti-slingerveer aan de stelstang en
vervolgens aan het achterste hefjuk.
3. Stel de anti-slingerveer bij [sectie 4.5].
L
M
Afb. 3C
3.6
GRASVANGERS___________________________________________________________
1. Installatie wordt uitgevoerd door de vangerhaken aan
het hefjuk van de maaier te hangen, waarna de
vanger door zijn eigen gewicht gepositioneerd wordt
houden.
2. Bijstellen zoals beschreven in het bij de grasvanger
behorende gegevensblad.
Afb. 3D
NL-10
INSTALLATIE
3.7
3
STUURWIEL ______________________________________________________________
1. Verwijder de zeskante tegenmoer (R) van de
stuurkolom.
S
2. Plaats het stuurwiel over de as en breng de
zeskante tegenmoer weer aan. Geef de moer een
draaikoppel tot 34-41Nm en installeer de
stuurwielkap (S).
R
Afb. 3E
3.8
ACCU____________________________________________________________________
! VOORZICHTIG
Gebruik tijdens werk aan een accu altijd geïsoleerd
gereedschap, en draag een veiligheidsbril en
beschermende kleding. U moet alle voorschriften van
de accufabrikant aandachtig doorlezen en opvolgen.
1. Alvorens de accu te installeren moet u er absoluut
zeker van zijn dat de contactschakelaar in de UITstand staat en de sleutel is verwijderd.
d. Sluit daarna de ZWARTE kabel aan op de
negatieve (-) accuklem.
e.
Draai de aansluitmoeren niet te vast.
f.
Breng een dun laagje diëlektrisch siliconenvet
aan op beide aansluitklemmen en de
kabeleinden om corrosie te voorkomen.
ZWART
ROOD
POSITIEF
+
2. Zet de accu op de montagebak met de positieve (+)
aansluitklem naar voren wijzend.
a. Schuif de accu naar de achterkant van de montagebeugel tot de acculip (T) in de uitsparing zit.
3.9
b.
Plaats de klem zoals afgebeeld en zet hem aan
de accumontagebeugels vast met een 5/16-18 x
1” schroef en een vleugelborgmoer.
c.
Sluit eerst de RODE kabel van de solenoïde aan
op de positieve (+) accuklem.
T
Afb. 3F
KOOIBIJSTELLINGEN ______________________________________________________
De ondermessen zijn van de kooien teruggehaald om
beschadiging tijdens vervoer te voorkomen. Iedere kooi
moet worden bijgesteld voordat de machine gereed is om
te worden afgeleverd.
2. Voer de correcte ondermes-kooi afstelling uit.
[Sectie 4.2, 4.3]
1. Installeer alle speciale rollen en/of kooihulpstukken
volgens de bijgeleverde voorschriften.
4. Nivelleer de maaiers. [Sectie 4.15]
3. Stel de maaihoogte bij volgens de klantenspecificaties. [Sectie 4.4]
NL-11
3
INSTALLATIE
3.10 BEDRIJFSCONTROLES ____________________________________________________
Na de eerste inspectie en installatie van kooien en
accessoires moet de tractor na bevestiging van het
hulpstuk op juiste werking worden gecontroleerd.
1. Test het vergrendelsysteem.
[Sectie 3.11]
2. Start de tractor en controleer of de schakelaars,
instrumente, pedalen en regelinrichting werken
zoals voorgeschreven.
[Sectie 2.2]
3. Bedien de tractiepedaal en controleer of de tractor
soepel in beide richtingen rijdt, alsmede of de
tractor stopt na loslating van de pedaal.
NL-12
4. Controleer of de tractor niet in beweging komt als de
motor loopt en de tractiepedaal in de vrijstand staat.
5. Na werking moet de tractor worden gestopt en
opnieuw worden geïnspecteerd op olie- of
hydraulische lekkage.
INSTALLATIE
3
3.11 OPERATIONEEL BACK-UP SYSTEEM _________________________________________________
stand en de kooihendels staan in de UIT-stand. De
motor behoort te starten.
1. Het vergrendelsysteem voorkomt het starten van de
motor tenzij de parkeerrem is aangetrokken, de
tractiehendel zich in de vrijstand bevindt en de
kooihendels in de UIT-stand staan. Het systeem zet
tevens de motor stil indien de bestuurder de zitting
verlaat terwijl de kooihendels in de AAN-stand staan,
de tractiehendel zich niet in de VRIJSTAND bevindt
of de parkeerrem is VRIJGEZET.
Test 2: De motor mag niet starten als de kooihendel
in de VOORUIT- of ACHTERUIT-stand staat. Herhaal
de test met iedere kooihendel in iedere stand.
Test 3: De motor mag niet starten als de parkeerrem
is VRIJGEZET.
Test 4: De motor mag niet starten als de tractiehendel
zich niet in de vrijstand bevindt. Herhaal de test met
de hendel in iedere stand.
! WAARSCHUWING
Bedien de machine nooit terwijl het operationele
back-up systeem is uitgeschakeld of niet goed
functioneert. Geen enkele schakelaar mag
worden onderbroken of geshunt.
Test 5: Start de motor op de normale wijze, zet vervolgens de kooihendel in de AAN-stand en haal uw
gewicht van de zitting. Herhaal de test met iedere
kooihendel in iedere stand. ★
Test 6: Start de motor op de normale wijze, zet vervolgens de parkeerrem vrij en haal uw gewicht van de
zitting. ★
2. Voer alle onderstaande tests uit om te verzekeren
dat het operationele back-up systeem goed werkt.
Stop hiermee en laat het systeem inspecteren en
eventueel repareren ingeval een van de tests
negatief is:
Test 7: Start de motor op de normale wijze, beweeg
vervolgens de tractiehendel uit de vrijstand en haal
uw gewicht van de zitting. Herhaal de test met de
hendel in iedere stand. ★
● de motor start niet in test 1;
● de motor start tijdens tests 2, 3 of 4;
● de motor blijft lopen tijdens tests 5 of 6.
3. Raadpleeg bij iedere test onderstaande tabel en
volg de horizontale controlemarkeringen (✔). Tussen
twee tests moet de motor worden stilgezet.
Test 1: Vertegenwoordigt de normale startprocedure.
De bestuurder is gezeten, de parkeerrem is
aangetrokken, de tractiehendel bevindt zich in de vrijTest
Bediener gezeten
Ja
Nee
Parkeerrem
Aan
Uit
Tractiehendel in
vrijstand
Ja
1
✔
✔
✔
2
✔
✔
✔
3
✔
4
✔
5
✔
★
6
✔
★
7
✔
★
✔
Aan
✔
✔
✔
✔
Motor
start
Uit
Ja
✔
✔
✔
✔
✔
✔
Nee
Kooihendels
✔
✔
✔
✔
✔
★
✔
✔
✔
Nee
✔
★
✔
★
★ Haal uw gewicht van de zitting. De motor zal afslaan.
NL-13
4
AFSTELLINGEN
4
AFSTELLINGEN
4.1
ALGEMEEN ______________________________________________________________
! WAARSCHUWING
Om lichamelijk letsel te voorkomen moeten
voorafgaande aan afstellingen of uitvoering van
onderhoud aanzetstukken worden neergelaten en alle
aandrijvingen worden ontkoppeld. Verder dient de
parkeerrem te worden aangetrokken, de motor te
worden stilgezet en de contactsleutel te worden
verwijderd.
Zorg ervoor dat de tractor op een stevig, horizontaal
oppervlak wordt geparkeerd. Voer nooit werk aan een
tractor uit die uitsluitend op de krik staat. Gebruik altijd
draagsteunen.
Indien alleen de voor- of achterkant van de tractor
wordt omhooggebracht, plaats dan wiggen voor en
achter de wielen op de grond.
1. Afstellingen en onderhoud behoren altijd te worden
verricht door een bevoegd monteur. Als de gewenste
afstelling niet kan worden uitgevoerd, neem dan
contact op met een erkende Textron Turf Care And
Specialty Products Dealer.
2. Versleten of beschadigde onderdelen moeten
worden vervangen in plaats van aan de situatie te
worden aangepast.
3. Lang haar, sieraden en ruimvallende kleding kunnen
door bewegende delen worden gegrepen.
! VOORZICHTIG
Neem u goed in acht om van de machine bekneld
raken. te voorkomen dat handen of vingers tussen
bewegende en vaste delen.
4. De regulateurinstelling dient ongewijzigd te blijven
en de motor mag niet worden overbelast.
4.2
ONDERMES-KOOIMESSEN _________________________________________________
5. De kooi moet evenwijdig zijn aan het onderblad. Een
(Controle vóór afstelling)
1. Controleer de kooilagers op eind- en radiale speling.
Er mag geen sprake zijn van eind- of radiale speling.
Zie sectie 3.20.
2. Inspecteer of de kooimessen en het onderblad
rechte,
scherpe
randen
hebben,
zonder
verbuigingen of inkepingen.
a. De voorste rand van de kooimessen (B) moet
scherp zijn en mag geen bramen of tekenen van
afronding vertonen.
b.
Het onderblad en de achterplaat van het
onderblad moeten goed vastzitten. Het
onderblad moet recht en scherp zijn.
c.
Over het voorvlak van het onderblad moet een
plat oppervlak van minstens ca. 1,5 mm in stand
worden gehouden. Gebruik een standaard platte
vijl om het onderblad af te bramen.
verkeerd afgestelde kooi zal zijn scherpe randen
vroegtijdig verliezen, waardoor de kooi en het
onderblad ernstige schade kunnen oplopen.
6. De conditie van het gras is tevens van invloed op de
afstelling.
a. Wanneer het gras droog en schaars is, is een
grotere opening nodig om te voorkomen dat de
kooi en het onderblad heet worden en schade
oplopen.
b.
Voor gras van zeer goede kwaliteit met een hoog
vochtgehalte is een kleinere opening nodig (ca.
nul).
1,5 mm
Afb. 4A
3. Als zich zodanige slijtage of beschadiging voordoet
dat de kooi of het onderblad niet meer gecorrigeerd
kan worden door ze te polijsten, moeten ze opnieuw
geslepen worden.
4. De juiste afstelling van kooi op onderblad is uiterst
belangrijk. Er moet over de gehele lengte van de
kooi en het onderblad een opening van 0,025 0,076 mm of minder in stand gehouden worden.
B
LF025
Afb. 4B
NL-14
AFSTELLINGEN
4.3
4
ONDERMESAFSTELLING ___________________________________________________
1. Lees eerst Sectie 3.2 alvorens de afstelling uit te
voeren.
2. Begin de afstelling aan de oplopende kant van de
kooimessen, gevolgd door de aflopende kant. De
oplopende kant is het gedeelte dat tijdens normale
rotatie het eerst over het ondermes passeert.
g. Wanneer de kooimessen op de juiste wijze ten
opzichte van het ondermes zijn afgesteld, zal de
kooi vrijelijk draaien en dient u een stuk papier
over de volle lengte van de kooi te kunnen
snijden wanneer het onder een hoek van 90°
t.o.v. het ondermes wordt gehouden.
A
! VOORZICHTIG
Wees uiterst voorzichtig bij het hanteren van de kooi
om lichamelijk letsel en schade aan de snijkanten te
voorkomen.
3. Gebruik de stelschroeven (A & B), om de afstand af
te stellen. Zet de onderste stelschroef (B) los en
draai de bovenste (A) omlaag (rechtsom) om de
afstand te verkleinen.
a. Schuif een voelmaat of passtukje van 0,025 0,075 mm tussen het kooimes en het ondermes.
Draai de kooi niet.
b.
Stel de aflopende kant van het kooimes op
gelijke wijze tot dezelfde
afstand bij en
controleer daarna opnieuw de afstelling aan de
oplopende kant.
B
GKV-1
Afb. 4C
N.B.: Vermijd overmatig vastzetten aangezien ernstige
beschadiging van ondermes en kooimessen hiervan het
gevolg kan zijn. De kooien moeten vrijelijk kunnen
draaien.
NL-15
4
AFSTELLINGEN
4.4
MAAIHOOGTE ____________________________________________________________
N.B.: De afstelling tussen kooimessen en ondermes
moet altijd eerst worden uitgevoerd voordat de
maaihoogte wordt afgesteld (Secties 3.2 en 3.3).
1. Breng
de
maaieenheden
omhoog
in
de
transportstand. Trek daarna de parkeerrem aan, zet
de motor stil en verwijder de contactsleutel.
6. Herhaal stappen 4 en 5 aan de andere kant.
Afstelling aan het ene eind moet worden voltooid
alvorens dit aan het andere eind te doen.
7. Draai moeren (E) vast en controleer ieder eind
opnieuw.
2. Stel de gewenste maaihoogte in op het meetblokje
(I).
F
J
a. Meet de afstand tussen de onderkant van de
schroefkop en het meetblokoppervlak (J).
H
Stel schroef (F) bij om de gewenste hoogte te
krijgen en draai daarna de vleugelmoer vast.
b.
3. Ontspan de moeren op de voorste rolbeugels (E)
net voldoende om met de stelknop (H) de voorste
rol omhoog of omlaag te kunnen brengen.
4. Plaats het meetblokje (I) aan één eind langs de
onderkant van de voor- en achterrollen.
5. Schuif de kop van de meetblokschroef boven het
ondermes (G) en stel knop (H) bij om de afstand
tussen de schroefkop en het ondermes te
verkleinen. Draai dan borgmoer (E) vast.
4.5
G
E
I
Afb. 4D
ANTI-SLINGERVEER _______________________________________________________
1. De anti-slingerveer (C) behoort strak te staan maar
mag niet overspannen zijn.
2. Los beide moeren op de justeerstang en stel de
achterste naar behoefte bij.
3. Na juiste bijstelling moeten de moeren weer tegen
de beugel worden vastgezet.
C
GKV 2
NL-16
Afb. 4E
AFSTELLINGEN
4.6
4
GASPEDAAL______________________________________________________________
1. De bovenkant van de pedaal mag zich niet minder
dan 70 mm van de vloer bevinden wanneer de
pedaal volledig is ingedrukt.
2. Los borgmoer (D) en stel slotschroef (E) bij om de
juiste afstand tussen pedaal en vloer te bereiken.
70 mm
Volledig
ingedrukt
D
E
GKV-3
Afb. 4F
4.7
REMPEDAAL _____________________________________________________________
1. Rij recht vooruit met de tractiehendel in de "MAAI"
stand en de smoorregeling in de "LANGZAAM"
stand. Druk de rempedaal in. Als deze te dicht bij de
vloer komt, controleer dan de hoeveelheid
remvoering.
84 mm
24 mm
a. Vervang de remvoering.
b.
F
Stel moer (F) bij om een afstand van 84 mm
tussen de stangdraaipunten te bereiken
(wanneer de remmen nieuw zijn) en de veer tot
24 mm in te drukken.
2. Als de machine naar rechts trekt, dient de stelmoer
(F) aan de linkerkant rechtsom te worden gedraaid.
Als de machine naar links trekt, dient de stelmoer
(F) aan de linkerkant linksom te worden gedraaid.
Geen van de veren mag meer dan 22 mm worden
ingedrukt.
4.8
GKV-4
Afb. 4G
PARKEERREM ____________________________________________________________
Zet de parkeerrem vrij en meet de afstand tussen moer
(G) en de onderkant van het draaipunt. Stel de moer
zodanig bij dat de afstand 5 mm bedraagt.
5 mm
G
GKV-13
Afb. 4H
NL-17
4
4.9
AFSTELLINGEN
GRENDELSCHAKELAARS __________________________________________________
1. Raadpleeg de grendelsysteemcontrole in uw
Veiligheids- en Bedieningshandleiding. Als het
systeem tekortschiet tijdens een van de tests, is
bijstelling of vervanging van de schakelaars of
hendels vereist.
3. Controleer de schakelaars om zeker te zijn dat ze
correct werken.
2. Verwijder het voorste deel van de motorkap en
controleer de regelstangen om zeker te zijn dat ze
correct zijn afgesteld (secties 3.8, 3.10 en 3.12).
Bedien de machine nooit als de schakelaars niet goed
functioneren. Defecte schakelaars moeten
onmiddellijk worden vervangen.
! VOORZICHTIG
4.10 TRACTIEHENDEL _________________________________________________________
1. Verwijder het voorste deel van de motorkap en stel
de hendel bij om hem in lijn te brengen met de vier
standen op het instrumentenpaneel.
2. Stel de kogelgewrichten (M) op stang (N) en/of de
stand en het aantal van de drukringen (P) bij t.b.v.
juiste uitlijning. De hendel mag de neutrale
startschakelaar uitsluitend in de "NEUTRAAL" stand
activeren.
P
M
N
M
GKV-15
Afb. 4I
4.11 CHOKEREGELING ________________________________________________________
Uitsluitend benzinemotors
1. Druk de chokeregelknop naar de UIT-stand.
2. Zet de chokehendel op de carburateur in de UITstand (vlinderklep open).
3. Stel de regelkabel (aan de carburateur) bij en klem
het kabelhuis vervolgens op zijn plaats terwijl de
vlinderklep moet worden opengehouden en de
regelknop in de UIT-stand dient te staan.
NL-18
AFSTELLINGEN
4
4.12 KOOIBESTURING__________________________________________________________
Stel de kooibedieningshendelstangen zodanig bij dat de
kooien worden uitgeschakeld wanneer ze de geheven
stand bereiken.
4. Draai moer (T) aan tegen de verbinding. Monteer
alle onderdelen opnieuw en zet de bevestigingen
vast.
1. Verwijder het voorste deel van de motorkap en breng
de
maaiers
omhoog.
Beweeg
alle
kooibedieningshendels naar de UIT-stand en zet de
motor stil.
2. Stel verbinding (R) zodanig bij dat sprake is van 0,81,6 mm speling tussen de onderkant van de
borstbout (S) en de onderkant van de sleuf in
verbinding (R).
T
R
S
0,8 tot 1,6 mm
3. Verwijder alle bevestigingen die verbinding (R) op
(T) en stel de
zijn plaats houden, los moer
verbinding bij.
Afb. 4J
4.13 KOOISCHAKELAARS ______________________________________________________
De kooihendelverbinding bedient twee elektrische
schakelaars die zich onder de hendels bevinden.
Controleer of beide schakelaars zijn gesloten wanneer
alle kooihendels in de NEUTRALE stand staan.
3. Wanneer een van de kooihendels in de achteruitstand wordt gezet, dient de achteruitdraaischakelaar (draden C en D) te openen en behoort de
kooischakelaar (draden A en B) gesloten te blijven.
1. Overtuig u er middels controle van dat de
schakelaars op de juiste wijze zijn bedraad. Zie
Afb.3K en de labels aan de draden t.b.v. correcte
aansluiting op de klemmen.
Achteruitdraaischakelaar
2. Wanneer een van de kooihendels in de vooruitstand
wordt gezet, dient de kooischakelaar (draden A en
B) te openen terwijl de achteruitdraaischakelaar
(draden C en D) gesloten behoort te blijven.
A
Kooischakelaar
B
D C
Afb. 4K
NL-19
4
AFSTELLINGEN
4.14 STUURWIEL (UITSLUITEND GK IV UNITS) _____________________________________
1. Los kabelmontagemoer (BB) of (CC) zoveel als
nodig en draai de tegenoverliggende moer vaster
totdat het stuurwiel haaks met het frame is en de
tractor recht vooruit rijdt.
BB
CC
2. Na bijstelling van het stuurwiel dienen beide
kabelmontagemoeren te worden versteld totdat
sprake is van een doorbuiging van 13-16 mm in het
midden van de kabels middels een trekkracht van
4,5 kg.
13-16 mm
Afb. 4L
4.15 NIVELLERINGSPROCEDURE ________________________________________________
1. Laat de hulpstukken neer totdat ze zich ongeveer 6
mm boven de grond bevinden. Als ze niet horizontaal
met de grond zijn, dient de torsieveer (Z) te worden
bijgesteld.
! WAARSCHUWING
De torsieveer staat onder extreme spannning en
heeft de neiging om zeer snel te ontrollen als de klem
wordt gelost. Om verwonding door klem of veer te
voorkomen, dient de veer te worden ontrold door
tegen de klem te tikken terwijl de moer langzaam
wordt gelost.
2. Los de veermontageklem voorzichtig en draai hem
langzaam totdat het hulpstuk horizontaal is. Zet de
klem daarna weer stevig vast.
Z
Klem
GKV-10
Afb. 4M
NL-20
AFSTELLINGEN
4
4.16 KOOILAGER ______________________________________________________________
Eind- of radiale speling is een indicatie van slechte
lagers, een zwakke spanveer of een losse moer.
1. Controleer de bevestigingen van het lagerhuis. Waar
nodig moeten onderdelen worden vastgezet of
vervangen.
Schroefdraad
dient
met
ontvettingsmiddel zorgvuldig te worden gereinigd.
AA
AA
46 mm
2. Breng een middelsterke kwaliteit Loctite aan op
schroef (P), en draai hem dan in de kooias tot de
moer zich op 46 mm van het eind ervan bevindt.
GKV-11
Afb. 4N
3. Vul de kooilagerhuizen met NLGI - kwaliteit O vet
nadat de veer is afgesteld.
4.17 VENTILATORRIEM (DIESELMOTORS) _________________________________________
Een nieuwe riem moet na de eerste tien bedrijfsuren
worden geïnspecteerd en bijgesteld en vervolgens na iedere 100 bedrijfsuren.
1. Stel de poelie van de wisselstroomdynamo zodanig
bij dat riem (B) 7-9 mm doorbuigt bij een druk van 10
kg halverwege tussen de poelies.
2. Als de spanning verkeerd is, dienen de montagebouten van de wisselstroomdynamo (A) te worden
gelost en de wisselstroomdynamo te worden
versteld totdat de juiste riemspanning is bereikt. Zet
de bevestigingen (A) weer vast.
A
B
Afb. 4O
NL-21
4
AFSTELLINGEN
4.18 HEFCILINDERS ___________________________________________________________
1. Schuif de voorste cilinder volledig uit en controleer
daarna de tussenruimte bij de nokrol (U). Deze
behoort 11,2-14,2 mm te zijn.
U
2. Los moer (V), grijp het uiteinde van de cilinderstang
dichtbij de stelmoer (punt W) en draai totdat de
afstand correct is. Zet moer (V) vast.
3. Los moer (X) op de achterste hefcilinder. Stel
stangeind (Y) bij totdat de hefarm (O) de aanslagbeugel net raakt wanneer de cilinder geheel is
ingeschoven.
V
W
11,1 tot 14,2 mm
GKV-8
Afb. 4P
X
Aanslagbeugel
Y
O
GKV-9
Afb. 4Q
4.19 SPECIFIEKE DRAAIKOPPELEISEN ___________________________________________
1. Kogelscharnieren: 40,5 - 47,2 N.m.
2. Ondermesschoen: 34 - 50 N.m.
3. Remtrommel en naaf aan wielmotor: 122 - 135 N.m.
4. Alleen GK IV Plus: Stuurwielmoer 34-41 N.m
5. Alleen GK IV Plus: Kogelscharnieren stuurcilinder
(2): 67,5 - 74,2 N.m
6. Wielmontagebevestigingen 88 - 115 N.m. Dagelijks
controleren en opnieuw aandraaien totdat het juiste
draaikoppel wordt gehandhaafd.
7. Alleen GK IV: Achterste stuurpoelie: 67,5 - 81 N.m.
8. Motoraftapplug: 29,7 N.m.
NL-22
AFSTELLINGEN
4
4.20 DRAAIKOPPELSPECIFICATIE________________________________________________
VOORZICHTIG
Alle draaikoppelwaarden in deze tabellen zijn bij benadering en dienen uitsluitend als richtlijn. Gebruik van deze
waarden is geheel voor eigen risico. Textron Turf Care And Specialty Products kan niet verantwoordelijk worden
gesteld voor enig verlies, enige aanspraak op of eis tot schadevergoeding als gevolg van het gebruik van deze
tabellen. Bij toepassing van draaikoppelwaarden moet altijd de grootste voorzichtigheid in acht worden
genomen.
Textron Turf Care And Specialty Products gebruikt kwaliteit 5 gegalvaniseerde bouten als standaard, tenzij anderszins
vermeld. Bij het aandraaien van dergelijke bouten moet de waarde worden gebruikt die voor 'gesmeerd' wordt
aangegeven.
AMERIKAANSE STANDAARDBEVESTIGINGEN
MAAT
EENHEDEN
MAAT
EENHEDEN
Gesmeerd
Droog
Gesmeerd
Droog
#6-32
in-lb (Nm)
–
20 (2.3)
–
Gesmeerd
Droog
Gesmeerd
Droog
–
7/16-14
ft-lb (Nm)
37 (50.1)
50 (67.8)
53 (71.8)
70 (94.9)
#8-32
in-lb (Nm)
–
24 (2.7)
–
30 (3.4)
7/16-20
ft-lb (Nm)
42 (56.9)
55 (74.6)
59 (80.0)
78 (105)
#10-24
in-lb (Nm)
–
35 (4.0)
–
45 (5.1)
1/2-13
ft-lb (Nm)
57 (77.2)
75 (101)
80 (108)
107 (145)
#10-32
in-lb (Nm)
#12-24
in-lb (Nm)
–
40 (4.5)
–
50 (5.7)
1/2-20
ft-lb (Nm)
64 (86.7)
85 (115)
90 (122)
120 (162)
–
50 (5.7)
–
65 (7.3)
9/16-12
ft-lb (Nm)
82 (111)
109 (148)
115 (156)
154 (209)
1/4-20
in-lb (Nm)
75 (8.4)
100 (11.3)
107 (12.1)
143 (16.1)
9/16-18
ft-lb (Nm)
92 (124)
122 (165)
129 (174)
172 (233)
1/4-28
in-lb (Nm)
85 (9.6)
115 (13.0)
120 (13.5)
163 (18.4)
5/8-11
ft-lb (Nm)
113 (153)
151 (204)
159 (215)
211 (286)
5/16-18
in-lb (Nm)
157 (17.7)
210 (23.7)
220 (24.8)
305 (34.4)
5/8-18
ft-lb (Nm)
128 (173)
170 (230)
180 (244)
240 (325)
5/16-24
in-lb (Nm)
173 (19.5)
230 (26.0)
245 (27.6)
325 (36.7)
3/4-10
ft-lb (Nm)
200 (271)
266 (360)
282 (382)
376 (509)
3/8-16
ft-lb (Nm)
23 (31.1)
31 (42.0)
32 (43.3)
44 (59.6)
3/4-16
ft-lb (Nm)
223 (302)
298 404
315 (427)
420 (569)
3/8-24
ft-lb (Nm)
26 (35.2)
35 (47.4)
37 (50.1)
50 (67.8)
7/8-14
ft-lb (Nm)
355 (481)
473 (641)
500 (678)
668 (905)
KWALITEIT 5
KWALITEIT 8
KWALITEIT 5
KWALITEIT 8
METRIEKE BEVESTIGINGEN
MAAT
4.6
EENHEDEN
Gesmeerd
8.8
Droog
Gesmeerd
10.9
Droog
Gesmeerd
Niet-kritieke
bevestiging
en in
aluminium
12.9
Droog
Gesmeerd
Droog
M4
Nm (in-lb)
–
–
–
–
–
–
3.83 (34)
5.11 (45)
2.0 (18)
M5
Nm (in-lb)
1.80 (16)
2.40 (21)
4.63 (41)
6.18 (54)
6.63 (59)
8.84 (78)
7.75 (68)
10.3 (910
4.0 (35)
M6
Nm (in-lb)
3.05 (27)
4.07 (36)
7.87 (69)
10.5 (93)
11.3 (102)
15.0 (133)
13.2 (117)
17.6 (156)
6.8 (60)
M8
Nm (in-lb)
7.41 (65)
9.98 (88)
19.1 (69)
25.5 (226)
27.3 (241)
36.5 (323)
32.0 (283)
42.6 (377)
17.0 (150)
M10
Nm (ft-lb)
14.7 (11)
19.6 (14)
37.8 (29)
50.5 (37)
54.1 (40)
72.2 (53)
63.3 (46)
84.4 (62)
33.9 (25)
M12
Nm (ft-lb)
25.6 (19)
34.1 (25)
66.0 (48)
88.0 (65)
94.5 (70)
125 (92)
110 (81)
147 (108)
61.0 (45)
M14
Nm (ft-lb)
40.8 (30)
54.3 (40)
105 (77)
140 (103)
150 (110)
200 (147)
175 (129)
234 (172)
94.9 (70)
NL-23
5
5
FOUTOPSPORING
FOUTOPSPORING
5.1
ALGEMEEN ______________________________________________________________
Onderstaande foutopsporingstabel vermeldt basisproblemen die zich kunnen voordoen tijdens start-up en werking.
Voor meer gedetailleerde informatie betreffende de hydraulische en elektrische systemen kunt u het beste contact
opnemen met de Textron Turf Care And Specialty Products Dealer in uw gebied.
Symptomen
Motor start niet
Motor start moeilijk of
loopt slecht
Motor stopt
Motor loopt warm
Accu verliest spanning
Kooien maaien ongelijk
Tractor reageert niet op
tractiepedaal
Meters/indicators werken
niet
NL-24
Mogelijke oorzaken
Actie
1.
Parkeerrem niet aangetrokken,
tractiepedaal niet in vrijstand of
kooihendel(s) in de AAN-stand
1.
Controleer operationeel back-up systeem en start-up
procedure
2.
Lage accuspanning of defecte accu
2.
Inspecteer conditie van de accu en accu-aansluitingen
3.
Brandstoftank leeg of vuil.
Brandstofafsluitklep gesloten
3.
Vullen met verse brandstof. Brandstoffilter vervangen.
Brandstofleidingen ontluchten. Open de brandstofafsluitklep.
4.
Smeltveiligheid doorgeslagen
4.
Smeltveiligheid vervangen
1.
Laag brandstofniveau, brandstof of
brandstoffilter vuil
1.
Vullen met verse brandstof. Oliefilter vervangen.
Brandstofleidingen ontluchten
2.
Luchtfilter vuil
2.
Luchtfilter inspecteren en vervangen
3.
Inspuitstukken, brandstofpomp
3.
Raadpleeg motorhandleiding
4.
Motorprobleem
4.
Raadpleeg motorhandleiding
1.
Brandstoftank leeg
1.
Vullen met verse brandstof, brandstofleidingen ontluchten
2.
Vergrendelingen niet ingeschakeld
vóór het verlaten van de bestuurdersplaats
2.
Trek de parkeerrem aan, zet de kooihendels in de UITstand en de tractiehendel in de vrijstand alvorens de
zitting te verlaten.
1.
Laag koelmiddelpeil (Diesel)
1.
Inspecteren en koelmiddel bijvullen
2.
Luchtaanvoer belemmerd
2.
Luchtaanvoer bij radiator schoonmaken
3.
Waterpompriem gebroken of los
(Diesel)
3.
Riem spannen of vervangen
4.
Motor overbelast
4.
Rijsnelheid verminderen
1.
Losse of gecorrodeerde
accuklemmen
1.
Klemmen inspecteren en schoonmaken
2.
Laag elektrolytpeil
2.
Bijvullen tot juiste peil
3.
Wisselstroomdynamoriem los of
gebroken
3.
Riem spannen of vervangen
4.
Laadsysteem defect
4.
Zie motorhandleiding
1.
Verkeerde ondermes- kooimessen
afstelling
Ondermes-kooimessen afstelling inspecteren
2.
Te laag motortoerental
Toerental controleren, motor met vol gas laten lopen
3.
Kooibedieningshendel in achteruitstand gezet
Stel de kooihendel in op voorwaartse rotatie
5.
Laag hydrauliekoliepeil
Reservoirniveau inspecteren, zonodig bijvullen
1.
Parkeerrem aangetrokken
Parkeerrem loszetten
2.
Tractiehendel in vrijstand
Verzet de hendel om de gewenste snelheid of richting te
bereiken
3.
Laag hydrauliekoliepeil
Reservoirniveau inspecteren, zonodig bijvullen
1.
Smeltveiligheid doorgeslagen,
lampje doorgebrand
Smeltveiligheid/lampje vervangen
2.
Losse bedrading
Elektrische aansluitingen controleren
ONDERHOUDS- EN SMEERSCHEMA'S
6
6
ONDERHOUDS- EN SMEERSCHEMA'S
6.1
ALGEMEEN_______________________________________________________________
handbediende vetspuit en vul langzaam tot het vet
er begint uit te lopen. Gebruik geen persluchtvetpistolen.
! WAARSCHUWING
Alvorens te beginnen met schoonmaken, afstellen of
reparatie van deze machine, dienen alle andrijvingen te
worden uitgeschakeld, de aanzetstukken op de grond
te worden neergelaten en de parkeerrem te worden
aangetrokken. Verder moet de motor worden stilgezet
en de contactsleutel worden verwijderd.
3. Breng regelmatig een kleine hoeveelheid vet op
lithiumbasis aan op de zittingrails.
4. Ten behoeve van soepele werking van alle
hefbomen, draai- en andere frictiepunten die niet op
het smeerschema zijn afgebeeld, dienen deze
iedere 40 uur of wanneer vereist een paar druppels
SAE 30 olie te krijgen.
1. Maak de vetsmeerpunten voor en na het smeren
altijd schoon.
5. Smeer de rolbevestigingen (F) iedere 100
bedrijfsuren en
coat de nokoppervlakken en
pennen van het draaihuis (J) iedere 50 bedrijfsuren.
2. Smeer met vet dat voldoet aan de NLGI Kwaliteit 2
LB specificaties of deze overtreft. Gebruik een
6.2
SMEERSCHEMA___________________________________________________________
F L
F
B
C
J
F
L
F
H
B
D
A
E
J
H
F
L
F
B
K
G
A
J
F L
C
A
F
B
B
F L
F
A.
B.
C.
D.
E.
F.
Maaierdraaihuizen
Hefarmen
Nok hefassen
Voetpedaal
Stuuras
Rollen
G.
H.
J.
K.
L.
Achterwiellagers (zie tabel)
Hydrauliekolietank (zie tabel)
Draaiarmconstructie
Achterwiellager
Kooilagerholten
NL-25
Afleveringscontrole
Productnr. 62287 - Greens King IV Benzine
Productnr. 62288 - Greens King IV Plus Benzine
Productnr. 62289 - Greens King IV Plus Diesel
Tractor_________________________
Elektrisch systeem ______________
Controleer:
Controleer:
❏
❏
❏
❏
❏
❏
❏
❏
❏
❏ Grendelsysteem (Afsnit 3.11)
❏ Kooihendelschakelaars
❏ Neutrale startschakelaar tractiehendel
❏ Parkeerremschakelaar
❏ Zittingschakelaar
❏ Achteruitdraaischakelaar
❏ Paneelmeters en -waarschuwingslampjes
❏ Beklemming of schuring van draden
Draaikoppel wielaansluitpunt 115 - 128 N.m.
Bandenspanning behoort de volgende te zijn:
69 - 83 kPa
Draaikoppel stuurmoer 34 - 51 N.m.
Bijstelling tractiepedaal
Bijstelling tractiehendel
Bijstelling parkeerrem
Bediening van alle schakelaars
Functie van de hef-/daalpedaal
Motor __________________________
Controleer:
❏
❏
❏
❏
❏
Motoroliepeil
Motorkoelmiddel (alleen Diesel)
Luchtfilterelement en aansluitingen
Controleer choke-afstelling (alleen gasunits)
Riemafstelling (alleen Diesel)
Maaieenheden __________________
Controleer:
❏
❏
❏
❏
❏
❏
Stevig vastzitten van alle bevestigingen
Eindspeling kooi - hiervan mag geen sprake zijn
Bijstelling voorrollager
Compensatie in voorrolbeugels is richting kooi
Voer kooi-ondermes bijstelling uit (0,025 – 0,08 mm)
Afstelling maaihoogte overeenkomstig klanteneisen.
Hydraulisch systeem ____________
Controleer:
❏
❏
❏
❏
Hydrauliekoliepeil
Beklemming of schuring van slangen
Draaiing of rimpeling van slangen
Olielekkage
Diversen ______________________
❏
❏
❏
❏
❏
Controleer op losse of ontbrekende bevestigingen
Alle smeerpunten
Inspecteer conditie laklaag; waar nodig bijwerken
Controleer of decalplaatjes op hun plaats zitten en
leesbaar zijn
Zorg dat de Veiligheids- en Bedieningshandleiding
en Onderdelen- en Onderhoudshandleiding in
bergvak zit
Indien er tijdens de installatie op enig gebied reparatie noodzakelijk was, licht dit dan onderstaand toe en fax ons
een kopie van de checklist en een beschrijving van het betreffende probleem.
Probleembeschrijving
_______________________________________________________________________________________
_______________________________________________________________________________________
_______________________________________________________________________________________
_______________________________________________________________________________________
Distributor _____________________________________________
Klant _____________________________________________
Geïnspecteerd __________________
Datum _________________________________
GB
World Class Quality, Performance and Support
Equipment from Ransomes Jacobsen Limited is built to
exacting standards ensured by ISO 9001 registration at
all our manufacturing locations. A worldwide dealer
network and factory-trained technicians backed by
Ransomes Jacobsen Parts Xpress provide reliable,
high-quality product support.
F
Qualité Totale Mondiale, Performance et Soutien
Les machines Ransomes Jacobsen Limited sont
fabriquées, dans toutes nos usines, selon les
normes de l’accréditation ISO 9001. Ransomes
Jacobsen Parts Xpress offre à sa clientèle un
réseau international de concessionnaires et de
techniciens formés pour l’Après-vente.
NL
Kwaliteit, prestatie en ondersteuning van wereldklasse
Machines van Ransomes Jacobsen Limited worden gebouwd
volgens de hoogste normen, zoals verzekerd door de ISO
9001 registratie die op al onze productielocaties van
toepassing is. Een wereldwijd dealernet en technici met een
fabriekopleiding voorzien, mede dankzij de back-up van
Ransomes Jacobsen Parts Xpress, in een betrouwbare
productondersteuning van hoge kwaliteit.
D
Qualität, Leistung und Support von Weltklasse
Geräte der Firma Ransomes Jacobsen Limited werden nach
höchst anspruchsvollen Maßstäben gefertigt. Alle Herstellerwerke sind nach ISO 9001 zertifiziert. Ein weltweites Händlernetz und vor Ort ausgebildete Techniker gewährleisten in
Zusammenarbeit mit Ransomes Jacobsen Parts Xpress zuverlässige, hochqualitative Produktunterstützung.
I
Qualità, prestazioni e assistenza di livello internazionale
Le apparecchiature prodotte dalla Ransomes Jacobsen
Limited sono realizzate secondo standard rigorosi previsti
dalla registrazione alle norme ISO 9001 presso tutti i nostri
stabilimenti. La rete internazionale di rivenditori e tecnici
altamente qualificati gode del supporto esclusivo del servizio
Ransomes Jacobsen Parts Xpress, unico per affidabilità e
qualità dei prodotti.
BOB-CAT BUNTON CUSHMAN JACOBSEN
Ransomes Jacobsen Limited
Central Avenue, Ransomes Europark, Ipswich, England, IP3 9QG
English Company Registration No. 1070731
www.textronsolutions.com
RANSOMES RYAN E-Z-GO