LEDA63NW/LEDA64NW
V. 02 – 30/06/2017 11 ©Velleman nv
3. Gebruik geschikte kabels van het lichtnet en sluit deze aan op de netadapter [C].
Waarschuwing: Zorg voor een beveiligde aansluiting. Het stroomcircuit moet geaard zijn en met een
geschikte zekering beveiligd zijn.
4. Boor 4 gaten [K] in het plafond voor de plafondbevestiging [F]. Steek een connector [L] in ieder gat.
5. Steek een plafondschroef [M] in iedere draadhouderkap [H].
6. Steek een ophangdraad [E] in iedere draadhouder [I].
7. Schroef alle draadhouders [I] op de houderkappen [H] om de plafondmontages te voltooien [F].
8. Plaats een draad in iedere paneelbevestiging. Bij alle ophangdraden schuift u de klem op de draad en
schroeft u deze stevig vast [N]. Zie figuur [J] voor het finale resultaat.
9. Knip indien nodig de te lange kabeluiteinden af. Opgelet: Laat minstens 10 mm kabel zichtbaar, zodat u de
kabellengte later nog kunt aanpassen.
10. Sluit de netadapter [D] aan op het LED-paneel.
11. Verwijder de beschermfolie aan de achterkant van het LED-paneel.
Het paneel is nu gebruiksklaar. Deze brandt bij het inschakelen.
5.3 Installatie
We raden het gebruik aan van het LEDA61AF of LEDA62AF frame. Voor het inbouwen in een frame, gaat u als
volgt te werk:
1. Controleer of de constructie voldoende sterk is om het gewicht van het LED-paneel [A] te dragen, en of het
paneel in het systeemplafond past.
2. Gebruik het aluminium frame om de bevestigingsgaten te meten. Boor de benodigde bevestigingsgaten met
behulp van de geschikte instrumenten (niet meegelev.).Plaats een nylon connector (niet meegelev.) [B] in
ieder gat. Bevestig het aluminium frame [C] op het dak met de M4-schroeven (niet meegelev.) [D].
3. Schuif het paneellicht in het aluminium frame.
4. Verbind het paneellicht met de voeding.
5. Sluit het aluminium frame.
6. Reiniging en onderhoud
Dit toestel is niet uitgerust met een aan-uitschakelaar om het van het lichtnet los te koppelen. Isoleer het
toestel elektrisch voor de installatie of onderhoud.
Alle gebruikte schroeven moeten goed zijn aangespannen en mogen geen sporen van roest vertonen.
De behuizing, zichtbare onderdelen, montagehouders en installatielocatie (waaronder plafond, ophanging,
enz...)mogen niet vervormd zijn of aangepast worden (geen extra gaten in montagebeugels, aansluitingen
niet verplaatsen, enz.).
Mechanisch bewegende delen mogen geen sporen van slijtage vertonen en mogen niet onregelmatig
bewegen.
De voedingskabels mogen niet beschadigd zijn. Laat het toestel onderhouden door een geschoolde
technicus.
Indien de beschermplaat beschadigd is, moet u de lamp onmiddellijk loskoppelen van het stroomnet.
Gebruik het toestel niet indien de beschermplaat gebarsten of gebroken is. De beschermplaat is niet
vervangbaar.