HP t540 Thin Client Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
SAMENVATTING
Deze handleiding biedt informatie over onderdelen, netwerkverbindingen, energiebeheer, beveiliging, back-ups maken
en nog veel meer.
© Copyright 2020 HP Development Company,
L.P.
AMD is een handelsmerk van Advanced Micro
Devices, Inc. USB Type-C en USB-C zijn
gedeponeerde handelsmerken van USB
Implementers Forum. DisplayPort™ en het
DisplayPort™-logo zijn handelsmerken in
eigendom van Video Electronics Standards
Association (VESA) in de Verenigde Staten en
andere landen.
De informatie in dit document kan zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
De van toepassing zijnde garanties voor
producten en diensten van HP zijn vastgelegd
in de uitdrukkelijke garantiebepalingen die bij
dergelijke producten en diensten worden
meegeleverd. Niets in dit document mag als
een aanvullende garantie worden opgevat. HP
is niet aansprakelijk voor technische fouten,
drukfouten of weglatingen in dit document.
Eerste editie: oktober 2020
Artikelnummer van document: M11832-331
Kennisgeving voor product
In deze handleiding worden de voorzieningen
beschreven die voor de meeste producten
beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle
voorzieningen op uw computer beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities
of versies van Windows. Voor systemen zijn
mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's,
software en/of een BIOS-update vereist om
volledig te kunnen proteren van de
functionaliteit van Windows. Zie
http://www.microsoft.com.
Voor toegang tot de meest recente
gebruikershandleidingen gaat u naar
http://www.hp.com/support en volgt u de
instructies om uw product te zoeken. Selecteer
vervolgens Handleidingen.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden of
anderszins gebruiken van een softwareproduct
dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd,
bevestigt u dat u gehouden bent aan de
voorwaarden van de HP EULA (End User License
Agreement). Indien u niet akkoord gaat met
deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren voor
een volledige restitutie op basis van het
restitutiebeleid van de desbetreende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor meer
informatie of om te vragen om een volledige
restitutie van de prijs van de computer.
Informatie over deze handleiding
Deze handleiding bevat algemene informatie voor het gebruik en uitvoeren van upgrades van dit product.
WAARSCHUWING! Duidt een gevaarlijke situatie aan die kan resulteren in ernstig letsel of de dood wanneer
dit gevaar niet vermeden wordt.
VOORZICHTIG: Duidt een gevaarlijke situatie aan die kan resulteren in licht of matig letsel wanneer dit
gevaar niet vermeden wordt.
BELANGRIJK: Geeft informatie aan die belangrijk maar mogelijk niet aan gevaar gerelateerd is (bijvoorbeeld
berichten over schade aan eigendommen). Waarschuwt de gebruiker dat het niet precies zoals beschreven
opvolgen van een procedure kan leiden tot verlies van gegevens of schade aan hardware of software. Bevat
ook belangrijke informatie voor de uitleg van een concept of het voltooien van een taak.
OPMERKING: Bevat extra informatie om belangrijke punten uit de hoofdtekst te benadrukken of aan te
vullen.
TIP: Biedt handige tips voor het voltooien van een taak.
iii
iv Informatie over deze handleiding
Inhoudsopgave
1 Computervoorzieningen ................................................................................................................................. 1
Functies van het product ....................................................................................................................................... 1
Onderdelen ............................................................................................................................................................. 1
Plaats van het serienummer ................................................................................................................................. 2
Instellingen ............................................................................................................................................................ 3
Waarschuwingen ................................................................................................................................. 3
De thin client monteren en juist plaatsen ........................................................................................... 3
HP Quick Release ............................................................................................................... 3
Ondersteunde montageopties .......................................................................................... 6
Ondersteunde conguratie en plaatsing .......................................................................... 9
Niet-ondersteunde plaatsing ......................................................................................... 10
Regelmatig onderhoud van de thin client ...................................................................... 11
De standaard installeren ................................................................................................................... 11
De thin client beveiligen .................................................................................................................... 13
Het netsnoer aansluiten .................................................................................................................... 14
Hardwarewijzigingen ........................................................................................................................................... 14
Het toegangspaneel verwijderen en vervangen ............................................................................... 14
Het toegangspaneel verwijderen ................................................................................... 15
Het toegangspaneel terugplaatsen ............................................................................... 17
Interne onderdelen lokaliseren ......................................................................................................... 18
De M.2-opslagmodule vervangen ..................................................................................................... 19
De accu verwijderen en vervangen ................................................................................................... 20
Het systeemgeheugen upgraden ...................................................................................................... 21
Een geheugenmodule installeren ................................................................................... 22
2 Probleemoplossing ...................................................................................................................................... 24
Hulpprogramma's Computer Setup (F10) ........................................................................................................... 24
Werken met het hulpprogramma Computer Setup (F10) ................................................................. 24
Computer Setup (Computerinstellingen) – File (Bestand) ................................................................ 25
Computer Setup (Computerinstellingen) – Storage (Opslag) ........................................................... 26
Computer Setup (Computerinstellingen) – Security (Beveiliging) .................................................... 27
Computer Setup (Computerinstellingen) – Power (Voeding) ........................................................... 29
Computer Setup (Computerinstellingen) – Advanced (Geavanceerd) .............................................. 29
BIOS-instellingen wijzigen in het hulpprogramma voor de conguratie van HP BIOS (HPBCU) ........................ 31
Een BIOS bijwerken of herstellen ........................................................................................................................ 33
Diagnostische lampjes en lampjes voor het oplossen van problemen .............................................................. 34
v
Wake-on LAN ....................................................................................................................................................... 35
Opstartvolgorde .................................................................................................................................................. 35
Opnieuw instellen van de setup- en opstartwachtwoorden ............................................................................... 36
Diagnostische inschakeltests .............................................................................................................................. 36
Betekenis van diagnosemeldingen via lampjes op het voorpaneel en via geluidssignalen .............................. 36
Basis probleemoplossing .................................................................................................................................... 38
Problemen met een computer zonder schijf (zonder ash) oplossen ................................................................ 40
Een PXE-server congureren ............................................................................................................................... 41
Gebruik HP ThinUpdate voor het terugzetten van de image .............................................................................. 41
Apparaatbeheer ................................................................................................................................................... 42
Volatiliteitsverklaring .......................................................................................................................................... 42
3 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken .......................................................................................................... 45
HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden uit de Microsoft Store ...................................................... 45
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI aanpassen ........................................................... 45
4 Vereisten voor de netvoedingskabel ............................................................................................................. 47
Algemene eisen ................................................................................................................................................... 47
vereisten voor netvoedingskabels voor Japan ................................................................................................... 47
Land-specieke vereisten .................................................................................................................................... 47
5 Richtlijnen voor gebruik, regelmatig onderhoud en voorbereiding voor vervoer ............................................... 49
Richtlijnen voor gebruik en regelmatig onderhoud ............................................................................................ 49
De computer reinigen .......................................................................................................................................... 50
Stof en vuil van de computer verwijderen ........................................................................................ 50
De computer reinigen met een ontsmettingsmiddel ....................................................................... 50
Transport voorbereiden ....................................................................................................................................... 51
6 Specicaties ................................................................................................................................................ 53
7 Elektrostatische ontlading ........................................................................................................................... 54
8 Toegankelijkheid ......................................................................................................................................... 55
HP en toegankelijkheid ........................................................................................................................................ 55
De technologische hulpmiddelen vinden die u nodig hebt ............................................................... 55
De toezegging van HP ....................................................................................................................... 55
International Association of Accessibility Professionals (IAAP) ....................................................... 56
De beste ondersteunende technologie vinden ................................................................................. 56
Uw behoeften evalueren ................................................................................................. 56
Toegankelijkheid voor HP producten .............................................................................. 56
vi
Normen en wetgeving ......................................................................................................................................... 57
Normen .............................................................................................................................................. 57
Mandaat 376 – EN 301 549 ............................................................................................ 57
Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) ................................................................ 57
Wet- en regelgeving .......................................................................................................................... 58
Nuttige bronnen en koppelingen aangaande toegankelijkheid ......................................................................... 58
Organisaties ...................................................................................................................................... 58
Onderwijsinstellingen ....................................................................................................................... 59
Andere bronnen voor mensen met beperkingen .............................................................................. 59
Koppelingen van HP .......................................................................................................................... 59
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................................... 59
Index ............................................................................................................................................................. 60
vii
viii
1 Computervoorzieningen
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de voorzieningen van de thin client.
Functies van het product
Lees dit gedeelte om een normale computerconguratie te herkennen. De functies kunnen per model
verschillen.
Ga voor meer informatie over de hardware en software die op deze thin client is geïnstalleerd naar
http://www.hp.com/go/quickspecs en zoek naar deze thin client.
Er zijn diverse opties leverbaar voor uw thin client. Ga voor meer informatie over sommige beschikbare opties
naar de website van HP op http://www.hp.com en zoek naar uw specieke thin client.
Onderdelen
Gebruik deze afbeelding en tabel om de onderdelen van de thin client te herkennen.
Functies van het product 1
Tabel 1-1 Onderdelen van het voorpaneel herkennen
Onderdelen van het voorpaneel
1 USB SuperSpeed-poorten (2) 8 Optionele poort. Als u deze poort gebruikt, kan deze
dubbele coaxiale kabelconnectoren voor het volgende
bieden: een externe antenne, seriële poort, VGA-poort,
HDMI-poort, 2 USB type-A-poorten, USB Type-C® met
dubbele rol/alternatieve modus
2 USB-poorten (2) 9 Aan-uitknop
3 RJ-45-netwerkconnector 10 USB Type-A-poort
4 DisplayPort™-connector 11 USB Type-C-oplaadpoort
5 DisplayPort-connector 12 Comboaansluiting voor audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-in
(microfoon)
6 Netvoedingsconnector 13 Activiteitslampje
7 Bevestigingspunt voor beveiligingskabel
Plaats van het serienummer
De thin client is voorzien van een uniek serienummer. Dit nummer bevindt zich op de plaats die wordt
aangegeven in de volgende afbeelding. Houd dit nummer bij de hand wanneer u contact opneemt met de
klantenondersteuning van HP.
2 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
Instellingen
Volg de instructies zorgvuldig om uw thin client in te stellen.
Waarschuwingen
Lees zorgvuldig alle instructies en waarschuwingen in deze handleiding voordat u een upgrade uitvoert.
WAARSCHUWING! U beperkt als volgt het risico op persoonlijk letsel door elektrische schokken, warme
oppervlakken of brand:
Installeer de thin client op een locatie waar normaal geen kinderen aanwezig zijn.
Haal de stekker van de thin client uit het stopcontact en laat de interne systeemonderdelen afkoelen voordat
u ze aanraakt.
Sluit geen telefoon- of telecommunicatie-aansluitingen aan op de aansluitpunten van de netwerkadapter
(NIC).
Gebruik de geaarde stekker van het netsnoer. De geaarde stekker is een belangrijke veiligheidsvoorziening.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat altijd goed bereikbaar is.
Lees de Handleiding voor veiligheid en comfort om het risico op ernstig letsel te beperken. In de handleiding
vindt u een beschrijving van een juiste instelling van het werkstation, een correcte houding en goede en
gezonde gewoonten bij het werken met de thin client. Ook bevat de handleiding belangrijke informatie over
elektrische en mechanische veiligheid. De Handleiding voor veiligheid & comfort is ook beschikbaar op
internet via http://www.hp.com/ergo.
WAARSCHUWING! Bevat elektrische onderdelen.
Schakel de stroomtoevoer naar het apparaat uit voordat u de behuizing verwijdert.
Plaats de behuizing terug voordat u de stroomtoevoer weer aansluit.
BELANGRIJK: Statische elektriciteit kan de elektrische onderdelen van de thin client of optionele apparatuur
beschadigen. Zorg ervoor dat u niet statisch geladen bent. Raak een geaard metalen voorwerp aan voordat u
de volgende handelingen uitvoert. Raadpleeg Elektrostatische ontlading op pagina 54 voor meer informatie.
Wanneer de thin client is aangesloten op een stopcontact, wordt de systeemkaart altijd van stroom voorzien.
Ontkoppel het netsnoer van de voedingsbron voordat u de thin client opent, om schade aan interne
onderdelen te voorkomen.
OPMERKING: Een optionele Quick Release-bevestigingsbeugel is verkrijgbaar bij HP om de thin client tegen
een muur, op een bureau of op een zwenkarm te monteren. Installeer de thin client bij gebruik van de
bevestigingsbeugel niet met de I/O-poorten naar de grond gericht.
De thin client monteren en juist plaatsen
U kunt de thin client op verschillende manieren monteren en congureren.
BELANGRIJK: Gebruik een door HP goedgekeurde montagebeugel om te voorkomen dat de thin client
breekt.
HP Quick Release
Een optionele Quick Release-bevestigingsbeugel is verkrijgbaar bij HP om de thin client tegen een muur, op
een bureau of op een zwenkarm te monteren. Installeer de thin client bij gebruik van de bevestigingsbeugel
niet met de I/O-poorten naar de grond gericht.
Instellingen 3
Deze thin client heeft aan de rechterzijde van het apparaat vier montagepunten. Deze montagepunten
voldoen aan de VESA-norm (Video Electronics Standards Association) waarin de industriestandaard is
vastgelegd voor montagevlakken voor platte weergaveapparatuur, zoals at-panelmonitoren, platte
beeldschermen en atscreen-tv's. U kunt de HP Quick Release bevestigen aan de VESA-montagepunten,
zodat u de thin client in diverse conguraties kunt monteren.
OPMERKING: Wanneer u een thin client monteert, gebruikt u de 10mm-schroeven die bij HP Quick Release
zijn geleverd.
Gebruik van de HP Quick Release:
1. Leg de thin client omlaag met de rechterkant omhoog en de voorkant met het HP-logo naar u toe
gericht.
2. Til de zijplaat bij de uitsparing op (1) en verwijder de plaat (2) van de thin client.
OPMERKING: Bewaar het zijpaneel voor mogelijk toekomstig gebruik.
4 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
3. Leg de dunne afstandsring in de holte aan de rechterkant van de thin client.
OPMERKING: Met de thin client zijn twee afstandsringen meegeleverd. Gebruik de dunst afstandsring
bij het monteren van de thin client.
4. Bevestig een zijde van de HP Quick Release aan de thin client met de vier 10-mm schroeven die worden
geleverd bij het pakket, zoals wordt weergegeven in de volgende afbeelding.
Instellingen 5
5. Gebruik de vier schroeven die zijn geleverd bij het montagepakket om de andere kant van de HP Quick
Release vast te zetten op het apparaat waarop u de thin client wilt monteren. Zorg dat de
ontgrendelingshendel omhoog staat.
6. Schuif het deel van de montagevoorziening dat is bevestigd aan de thin client (1) over het deel (2) dat is
bevestigd op het apparaat waarop u de thin client wilt monteren. Een hoorbare klik geeft een stevige
verbinding aan.
BELANGRIJK: Zorg dat zowel de ontgrendelingshendel aan het ene deel van de HP Quick Release als
de ronde opening in het andere deel omhoog wijzen om een goede werking van de HP Quick Release en
een veilige aansluiting van alle onderdelen te garanderen.
OPMERKING: Als de thin client met HP Quick Release op een apparaat is gemonteerd, wordt deze
automatisch in de juiste positie vergrendeld. U moet de ontgrendelingshendel naar een zijde schuiven
om de thin client te kunnen verwijderen.
Ondersteunde montageopties
In de volgende afbeeldingen worden enkele ondersteunde montageopties voor de bevestigingsbeugel
afgebeeld.
Aan de achterkant van een monitor:
6 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
Aan een wand:
Onder een bureau:
Instellingen 7
In een dubbele VESA®-montagevoorziening:
1.
2.
8 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
3.
4.
Ondersteunde conguratie en plaatsing
In de volgende afbeeldingen worden enkele van de ondersteunde conguratie- en plaatsingsopties voor de
thin client weergegeven.
OPMERKING: Houd u altijd aan de door HP ondersteunde conguraties om een goede werking van de thin
clients te garanderen.
Tenzij de thin client met de HP Quick Release is gemonteerd, moet u deze gebruiken met een bevestigde
standaard om te zorgen voor een goede luchtstroom rondom de thin client.
HP ondersteunt de horizontale conguratie voor de thin client:
Instellingen 9
HP ondersteunt de verticale conguratie voor de thin client:
U kunt de thin client onder een monitorstandaard plaatsen. Houd hierbij minstens 2,54 cm (1 inch) vrije
ruimte aan.
Niet-ondersteunde plaatsing
HP biedt geen ondersteuning voor de volgende plaatsingen voor de thin client:
BELANGRIJK: Een niet-ondersteunde plaatsing van thin clients kan leiden tot storingen of beschadiging van
de apparatuur of beide.
Thin clients hebben voldoende ventilatie nodig om de juiste bedrijfstemperatuur te kunnen behouden.
Blokkeer de ventilatieopeningen niet.
Installeer de thin client niet met de i/o-poorten naar de grond gericht.
In een bureaulade:
10 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
Met een monitor op de thin client:
Regelmatig onderhoud van de thin client
Gebruik de volgende informatie om de thin client juist te onderhouden:
Gebruik de thin client nooit als het buitenste paneel is verwijderd.
Plaats de thin client niet in zeer vochtige ruimtes en stel de thin client niet bloot aan direct zonlicht of
zeer hoge of lage temperaturen. Ga naar http://www.hp.com/go/quickspecs voor informatie over de
aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid voor de thin client.
Houd vloeistoen uit de buurt van de thin client en het toetsenbord.
Schakel de thin client uit en veeg indien nodig de buitenkant schoon met een zachte, vochtige doek.
Reinigingsmiddelen kunnen de afwerking doen verkleuren of beschadigen.
De standaard installeren
U kunt de thin client in een toren- of horizontale conguratie gebruiken met de standaard die is meegeleverd
met de thin client.
BELANGRIJK: Tenzij de thin client met de HP Quick Release is gemonteerd, moet deze worden gebuikt met
de standaard bevestigd om te zorgen voor een goede luchtstroom rondom de thin client.
Instellingen 11
1. Zorg dat alle beveiligingsvoorzieningen die het openen van de thin client verhinderen, zijn verwijderd of
ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals USB-ashdrives, uit de thin client.
3. Schakel de thin client via het besturingssysteem uit en schakel daarna alle externe apparaten uit.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
5. Torenconguratie: Bevestig de standaard aan de onderkant van de thin client.
1. Draai de thin client ondersteboven en zoek de twee schroefgaten in het rooster aan de onderkant
van de thin client.
2. Plaats de standaard op de onderkant van de thin client (1) en plaats daarna de
bevestigingsschroeven door de standaard in de schroefgaten van de thin client.
3. Draai de bevestigingsschroeven vast (2).
6. Horizontale conguratie: Bevestig de standaard aan de rechterkant van de thin client.
Leg de thin client omlaag met de rechterkant omhoog en de voorkant met het HP-logo naar u toe
gericht.
Til de zijplaat bij de uitsparing op (1) en verwijder de plaat (2) van de thin client.
OPMERKING: Bewaar het zijpaneel voor mogelijk toekomstig gebruik.
12 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
Leg de thin client neer met de rechterzijde omhoog en zoek de twee schroefgaten in het rooster
aan de rechterkant van de thin client.
Plaats de standaard op de zijkant van de thin client (1) en plaats daarna de bevestigingsschroeven
door de standaard in de schroefgaten van de thin client (2).
Draai de bevestigingsschroeven vast.
7. Sluit het netsnoer weer aan en schakel de thin client in.
OPMERKING: Zorg ervoor dat aan alle zijden van de thin client een ruimte van tenminste 10,2 cm (4
inch) vrij blijft.
8. Vergrendel eventuele beveiligingsapparaten die u hebt ontgrendeld bij het verwijderen van de
afdekplaat of het toegangspaneel van de thin client.
De thin client beveiligen
De thin client is ontworpen voor gebruik met een beveiligingskabel. Deze beveiligingskabel voorkomt dat de
thin client kan worden verwijderd door onbevoegden. Bovendien kunt u hiermee toegang tot het beveiligde
compartiment voorkomen.
Als u deze optie wilt bestellen, gaat u naar de HP-website op http://www.hp.com en zoekt u uw thin client.
1. Bepaal de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op het achterpaneel.
Instellingen 13
2. Plaats het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt (1) en sluit het vervolgens met de sleutel (2).
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
Het netsnoer aansluiten
Ga als volgt te werk om een voedingskabel op de computer aan te sluiten.
1. Sluit de voedingsadapter aan op de thin client (1).
2. Sluit het netsnoer aan op de voedingsadapter (2).
3. Sluit het netsnoer aan op een stopcontact (3).
Hardwarewijzigingen
U kunt bepaalde hardware van de thin client wijzigen of vervangen.
Het toegangspaneel verwijderen en vervangen
Verwijder het toegangspaneel om interne onderdelen te vervangen of te upgraden.
14 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
Het toegangspaneel verwijderen
Gebruik deze procedures om het toegangspaneel te verwijderen.
WAARSCHUWING! Controleer of de thin client is uitgeschakeld en of het netsnoer uit het stopcontact is
gehaald voordat u het toegangspaneel van de thin client verwijdert.
Ga als volgt te werk om het toegangspaneel te verwijderen:
1. Zorg dat alle beveiligingsvoorzieningen die het openen van de thin client verhinderen, zijn verwijderd of
ontkoppeld.
2. Verwijder alle verwisselbare media, zoals USB-ashdrives, uit de thin client.
3. Schakel de thin client via het besturingssysteem uit en schakel daarna alle externe apparaten uit.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en ontkoppel eventuele externe apparaten.
VOORZICHTIG: Er staat altijd spanning op de systeemkaart wanneer de stekker van het systeem in een
actief stopcontact zit, ongeacht of het systeem in- of uitgeschakeld is. Haal de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact om schade aan de interne onderdelen van de thin client te voorkomen.
5. Verwijder de standaard van de thin client.
1. Draai de thin client ondersteboven en zoek de twee schroefgaten in het rooster aan de onderkant
van de thin client.
Hardwarewijzigingen 15
2. Draai de schroeven los om de standaard los te maken (1) en trek de standaard uit de thin client (2).
Torenconguratie
Horizontale conguratie
6. Leg het apparaat plat op een stabiel oppervlak met de linkerzijde omhoog.
7. Open de vergrendeling (1) aan de rechterkant van het I/O-achterpaneel, draai het I/O-paneel (2) naar
links en neem het van de thin client af.
16 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
8. Plaats de schroef terug waarmee het toegangspaneel aan de behuizing is bevestigd (1).
9. Draai het toegangspaneel omhoog en til het uit de thin client (2).
Het toegangspaneel terugplaatsen
Gebruik deze procedures om het toegangspaneel terug te plaatsen.
Ga als volgt te werk om het toegangspaneel terug te plaatsen:
1. Plaats en draai het toegangspaneel op zijn plaats op de behuizing (1) en plaats de schroef terug (2).
Hardwarewijzigingen 17
2. Steek de haakjes aan de linkerkant van het I/O-achterpaneel (1) in de linkerkant van de behuizing, draai
de rechterkant (2) naar de behuizing en druk het aan totdat het vastklikt.
3. Zet de standaard van de thin client terug.
4. Sluit het netsnoer weer aan en schakel de thin client in.
5. Vergrendel beveiligingsvoorzieningen die u hebt ontgrendeld bij het verwijderen van het
toegangspaneel van de thin client.
Interne onderdelen lokaliseren
Gebruik de afbeelding en tabel om de interne onderdelen van de thin client te herkennen.
Tabel
1-2 Onderdelen van het voorpaneel herkennen
Onderdeel Onderdeel
1 Accu
2 Systeemgeheugenmodule
3 M.2-voetje voor een M.2-primaire opslagmodule van 30 mm (2230) of 80 mm (2280)
18 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
De M.2-opslagmodule vervangen
U kunt een primaire M.2-opslagmodule van 30 mm (2230) of 80 mm (2280) in de thin client installeren.
Gebruik deze procedures om de M.2-opslagmodule te vervangen.
Ga als volgt te werk om de M.2-opslagmodule vervangen:
1. Verwijder het toegangspaneel van de thin client. Zie Het toegangspaneel verwijderen op pagina 15.
WAARSCHUWING! Laat de interne systeemonderdelen afkoelen voordat u ze aanraakt om het risico op
brandwonden te beperken.
2. Zoek het M.2-voetje op de systeemkaart. Zie Interne onderdelen lokaliseren op pagina 18.
3. Draai de schroef van de opslagmodule voldoende los, zodat het uiteinde van de module opgetild kan
worden.
4. Neem de opslagmodule uit het voetje.
5. Trek de schroefbevestiging van de opslagmodule eraf en bevestig deze op de nieuwe opslagmodule.
Hardwarewijzigingen 19
6. Schuif de nieuwe opslagmodule in het M.2-voetje op de systeemkaart en druk de moduleconnectoren
stevig in het voetje.
OPMERKING: Een opslagmodule kan maar op één manier worden geïnstalleerd.
7. Druk de opslagmodule omlaag en schroef de module met een schroevendraaier op de systeemkaart
vast.
8. Plaats het toegangspaneel terug. Zie Het toegangspaneel terugplaatsen op pagina 17.
De accu verwijderen en vervangen
Gebruik deze procedures om de accu te verwijderen en te vervangen.
WAARSCHUWING! Controleer of de thin client is uitgeschakeld en of het netsnoer uit het stopcontact is
gehaald voordat u het toegangspaneel van de thin client verwijdert.
Ga als volgt te werk om de accu te verwijderen:
1. Verwijder het toegangspaneel van de thin client. Zie Het toegangspaneel verwijderen op pagina 15.
WAARSCHUWING! Laat de interne systeemonderdelen afkoelen voordat u ze aanraakt om het risico op
brandwonden te beperken.
2. Zoek de accu op de systeemkaart. Zie Interne onderdelen lokaliseren op pagina 18.
20 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
3. Knijp de metalen klem boven de batterij enigszins samen om de batterij te ontgrendelen. Als de accu
omhoog komt, tilt u deze eruit (1).
4. Schuif één kant van de nieuwe batterij onder het palletje van de houder, met de pluspool naar boven.
Duw de andere kant van de accu omlaag totdat de klem over de andere rand van de accu springt (2).
5. Plaats het toegangspaneel terug. Zie Het toegangspaneel terugplaatsen op pagina 17.
HP moedigt klanten aan gebruikte elektronica, originele HP printcartridges en oplaadbare accu's te recyclen.
Ga voor meer informatie over recyclingprogramma's naar http://www.hp.com en zoek naar 'recycle'.
Tabel
1-3 Denities van het accupictogram
Pictogram Denitie
Batterijen, accu's en accumulators mogen niet worden weggegooid met het normale huishoudelijke afval.
Als u de deze wilt inleveren voor hergebruik of op de juiste manier wilt weggooien, kunt u gebruikmaken
van het openbare inzamelingssysteem voor klein chemisch afval of ze terugsturen naar HP, een door HP
erkende partner of een van hun agenten.
Het EPA van Taiwan verplicht bedrijven die droge accu's produceren of importeren om, in overeenstemming
met artikel 15 van de Waste Disposal Act, het kringloopsymbool te vermelden op verkochte, weggegeven
of bij een aanbieding gebruikte accu's. Neem contact op met een gekwaliceerde Taiwanese recycler voor
de juiste afvoer van accu's.
Het systeemgeheugen upgraden
Het geheugenvoetje op de systeemkaart is gevuld met één geheugenmodule. Voor een optimale
geheugencapaciteit kunt u maximaal 16 GB geheugen in de geheugenvoet installeren.
Voor de juiste besturing van het systeem, moet de geheugenmodule voldoen aan de volgende specicaties:
Industriestandaard 260-pin SODIMM
Ongebuerd, compatibel met niet-ECC PC4-19200 DDR4-2400 MHz
1,2 volt DDR4-SDRAM-geheugenmodule
De thin client ondersteunt het volgende:
Single-rank- en dual-rank-modules
Enkelzijdige en dubbelzijdige geheugenmodules
Hardwarewijzigingen 21
Een snellere DDR4 SODIMM-module werkt op een maximale systeemgeheugensnelheid van 2400 MHz.
OPMERKING: Het systeem werkt niet goed als er een niet-ondersteunde geheugenmodule is geïnstalleerd.
Een geheugenmodule installeren
Gebruik deze procedures om een geheugenmodule te installeren.
BELANGRIJK: Haal de stekker uit het stopcontact en wacht ongeveer 30 seconden om de spanning uit het
systeem te laten wegvloeien, voordat u de geheugenmodule plaatst of verwijdert. Er staat altijd spanning op
de geheugenmodule zolang de thin client is aangesloten op een actief stopcontact, ongeacht of het systeem
is in- of uitgeschakeld. Als u een geheugenmodule toevoegt of verwijdert wanneer er spanning op het
systeem staat, kan dit leiden tot onherstelbare beschadiging van de geheugenmodule of de systeemkaart.
De socket voor de geheugenmodule heeft vergulde contactpunten. Als u het geheugen uitbreidt, is het
belangrijk dat u een geheugenmodule met vergulde contactpunten gebruikt om corrosie of oxidatie ten
gevolge van contact tussen onverenigbare metalen te voorkomen.
Statische elektriciteit kan de elektronische onderdelen van de thin client beschadigen. Zorg ervoor dat u niet
statisch geladen bent. Raak een geaard metalen voorwerp aan voordat u de volgende handelingen uitvoert.
Zie
Elektrostatische ontlading op pagina 54 voor meer informatie.
Voorkom dat u contactpunten aanraakt terwijl u een geheugenmodule hanteert. Als de contactpunten worden
aangeraakt, kan de module beschadigd raken.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule te installeren:
1. Verwijder het toegangspaneel van de thin client. Zie Het toegangspaneel verwijderen op pagina 15.
WAARSCHUWING! Laat de interne systeemonderdelen afkoelen voordat u ze aanraakt om het risico op
brandwonden te beperken.
2. Zoek de geheugenmodule op de systeemkaart. Zie Interne onderdelen lokaliseren op pagina 18.
3. Verwijder de geheugenmodule door de vergrendelingen aan de uiteinden van de geheugenmodule naar
buiten te drukken (1), de geheugenmodule naar boven te draaien en de geheugenmodule uit de socket
te trekken (2).
22 Hoofdstuk 1 Computervoorzieningen
4. Schuif de nieuwe geheugenmodule (1) onder een hoek van ongeveer 30° in de socket en druk de
geheugenmodule omlaag (2) zodat de vergrendelingen hem op zijn plaats vergrendelen.
OPMERKING: Een geheugenmodule kan slechts op een manier worden geïnstalleerd. Zorg dat de
uitsparing op de module aansluit op het lipje van de geheugensocket.
5. Plaats het toegangspaneel terug. Zie Het toegangspaneel terugplaatsen op pagina 17.
Het nieuwe geheugen wordt automatisch herkend wanneer u de thin client inschakelt.
Hardwarewijzigingen 23
2 Probleemoplossing
Dit hoofdstuk biedt informatie over het oplossen van problemen met de thin client.
Hulpprogramma's Computer Setup (F10)
Deze informatie bevat informatie over het hulpprogramma Computer Setup.
Met het hulpprogramma Computer Setup (F10) kunt u de volgende taken uitvoeren:
Wijzig de instellingen of herstel deze naar de standaardwaarden.
De systeemdatum en systeemtijd instellen.
De systeemconguratie instellen, weergeven, wijzigen of controleren. U kunt onder andere instellingen
voor de processor, het beeldscherm, het geheugen, audio, opslag, communicatie en invoerapparatuur
wijzigen.
De opstartvolgorde wijzigen van opstartbare apparaten, zoals SSD-schijven of USB-ashapparaten.
Het weergeven van berichten over POST (Power-On Self Test, zelftest bij het opstarten) in- of
uitschakelen. Als de weergave van POST-berichten is uitgeschakeld, worden de meeste POST-berichten
onderdrukt, zoals de geheugentelling, de productnaam en andere berichten die niet op een fout duiden.
Als er een fout optreedt tijdens de POST, wordt de fout weergegeven, ongeacht of u POST-berichten hebt
in- of uitgeschakeld. Als u tijdens de POST de weergave van POST-berichten wilt inschakelen, drukt u op
een willekeurige toets (behalve f1 tot en met f12).
Het inventarisnummer of eigendomsidenticatienummer invoeren dat door uw bedrijf aan deze
computer is toegekend.
Instellen dat naar het opstartwachtwoord wordt gevraagd, zowel bij het opnieuw starten van het
systeem (warme start) als bij het opstarten.
Een instelwachtwoord deniëren dat de toegang beheert tot het hulpprogramma Computer Setup (F10)
en de instellingen die in dit gedeelte worden beschreven.
Geïntegreerde I/O-functionaliteit beveiligen, waaronder USB-audio en ingebouwde netwerkadapter,
zodat deze niet kunnen worden gebruikt tenzij de beveiliging wordt opgeheven.
Werken met het hulpprogramma Computer Setup (F10)
U kunt Computer Setup alleen openen door de computer in te schakelen of het systeem opnieuw op te
starten.
U krijgt als volgt toegang tot het menu van Computer Setup:
24 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op.
2. Druk op esc of f10 als het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op ESC om het
setupprogramma te openen) onder aan het scherm verschijnt.
Door op esc te drukken, wordt een menu geopend waarmee u toegang hebt tot verschillende opties die
beschikbaar zijn bij het opstarten.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op esc of f10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u herhaaldelijk op esc of f10 (maar nu op het moment dat het aan/uit-lampje wit gaat branden)
om het hulpprogramma te openen.
OPMERKING: U kunt de taal selecteren voor de meeste menu's, instellingen en berichten via de optie
Language Selection (Taalselectie) met behulp van de toets f8 in Computer Setup.
3. Als u op toets esc hebt gedrukt, drukt u op f10 om Computer Setup te openen.
Er worden vijf verschillende koppen weergegeven in het menu Computer Setup Utilities
(Hulpprogramma's voor computerinstallatie): File (Bestand), Storage (Opslag), Security (Beveiliging),
Power (Voeding) en Advanced (Geavanceerd).
4. Gebruik de pijltoetsen (links en rechts) om de toepasselijke kop te selecteren. Gebruik de pijltoetsen
(omhoog en omlaag) om de gewenste optie te selecteren en druk op enter. Als u wilt teruggaan naar het
beginscherm van het hulpprogramma Computer Setup, drukt u op esc.
5. Als u uw wijzigingen wilt toepassen en opslaan, selecteert u File (Bestand) en Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten).
Als u wijzigingen heeft aangebracht die u niet wilt toepassen, selecteert u Ignore Changes and Exit
(Wijzigingen negeren en afsluiten).
Selecteer Apply Defaults and Exit (Standaardwaarden toepassen en afsluiten) om de
fabrieksinstellingen te herstellen. Met deze optie worden de oorspronkelijke fabrieksinstellingen
van het systeem hersteld.
BELANGRIJK: Schakel de computer niet uit terwijl de wijzigingen van de Computer Setup (F10) in het
BIOS worden opgeslagen, omdat de CMOS hierdoor kan worden beschadigd. U kunt de computer pas
uitschakelen nadat het F10 Setup-scherm is afgesloten.
Computer Setup (Computerinstellingen) – File (Bestand)
Deze tabel bevat informatie over het menu File (Bestand) in Computer Setup.
OPMERKING: Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede afhankelijk van de
hardwareconguratie.
Tabel 2-1 Computer Setup (Computerinstellingen) – File (Bestand)
Optie Beschrijving
Systeeminformatie Hiermee wordt de volgende informatie weergegeven:
Productnaam
SKU-nummer
CT-nummer systeemkaart
Processortype
Processorsnelheid
Stepping van de processor
Hulpprogramma's Computer Setup (F10) 25
Tabel 2-1 Computer Setup (Computerinstellingen) – File (Bestand) (vervolg)
Optie Beschrijving
Cachegrootte (L1/L2/L3)
Geheugengrootte
Integrated MAC
Systeem-BIOS
USB Type-C PD FW-versie
TPM-rmwareversie
Serienummer van de behuizing
SKU-nummer
UUID
Inventarisnummer
Functiebyte
Productienummer
Over Hiermee geeft u informatie over het auteursrecht weer.
Flash System BIOS
(Systeem-ROM ashen)
Hiermee kunt u het systeem-BIOS of apparaat-rmware ashen van een USB-herstelstick.
Datum en tijd instellen Hiermee stelt u de systeemtijd en systeemdatum in.
Standaardconguratie Hiermee kunt u het volgende doen:
Huidige instellingen opslaan als standaard
Standaardwaarden herstellen
Standaardwaarden
toepassen en afsluiten
Gebruik de oorspronkelijke fabrieksinstellingen voor gebruik bij een volgende actie Standaardwaarden
bijwerken en afsluiten.
Wijzigingen negeren en
afsluiten
Hiermee sluit u Computer Setup af zonder wijzigingen toe te passen of op te slaan.
Wijzigingen opslaan en
afsluiten
Hiermee slaat u wijzigingen in de huidige systeemconguratie op, sluit u computer Setup af en start u de
computer opnieuw op.
Computer Setup (Computerinstellingen) – Storage (Opslag)
Deze tabel biedt informatie over het menu Storage (Opslag) in Computer Setup.
OPMERKING: Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede afhankelijk van de
hardwareconguratie.
Tabel 2-2 Computer Setup (Computerinstellingen) – Storage (Opslag)
Optie Beschrijving
Apparaatconguratie Hiermee geeft u alle geïnstalleerde en door het BIOS bestuurde opslagapparaten weer. Wanneer u een
apparaat selecteert, worden gedetailleerde gegevens en opties weergegeven. De volgende opties kunnen
worden weergegeven:
Hard Disk (Vaste schijf): grootte, model, rmwareversie, serienummer.
26 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Tabel 2-2 Computer Setup (Computerinstellingen) – Storage (Opslag) (vervolg)
Optie Beschrijving
Secure Erase (Veilig wissen): hiermee kunt u het software-hulpprogramma gebruiken om een opdracht
Secure Erase (Veilig wissen) naar een doel-opslagapparaat te sturen tijdens de volgende keer opstarten.
Opslagopties External USB Storage Boot (Opstarten van USB-opslag): hiermee kunt u een USB-opslagapparaat
instellen.
Opstartvolgorde Hiermee kunt u het volgende doen:
Geef de volgorde aan waarin EFI-opstartbronnen (zoals een interne schijf, een USB-vaste schijf of
een USB-optischeschijfeenheid) worden gecontroleerd op een image van een opstartbaar
besturingssysteem. Elk apparaat op de lijst kan afzonderlijk worden uitgesloten of toegevoegd als
apparaat waarop wordt gezocht naar een bron van een opstartbaar besturingssysteem. EFI-
opstartbronnen hebben altijd voorrang over oudere opstartbronnen.
Geef de volgorde op waarin oudere opstartbronnen (zoals een netwerkkaart, een interne schijf of
een optische USB-schijfeenheid) worden gecontroleerd op een image van een opstartbaar
besturingssysteem. Elk apparaat op de lijst kan afzonderlijk worden uitgesloten of toegevoegd als
apparaat waarop wordt gezocht naar een bron van een opstartbaar besturingssysteem.
Geef de volgorde op van de aangesloten vaste schijven. De eerste vaste schijf die u opgeeft, krijgt
voorrang in de opstartvolgorde en wordt herkend als de C-schijfeenheid (als er apparaten zijn
aangesloten).
OPMERKING: U kunt f5 gebruiken om afzonderlijke opstartitems uit te schakelen, evenals het opstarten
van de EFI- of oudere opstartopties uitschakelen.
OPMERKING: De toewijzing van stationsletters in MS-DOS is mogelijk niet meer van toepassing nadat
een ander besturingssysteem wordt opgestart.
Sneltoets om opstartvolgorde eenmalig te wijzigen
Om eenmalig op te starten van een ander apparaat dan het standaardapparaat dat is opgegeven in de
opstartvolgorde, start u de computer opnieuw en drukt u op esc (voor toegang tot het opstartmenu) en
vervolgens op f9 (opstartvolgorde) of alleen op f9 (het opstartmenu overslaan) als de aan/uit-knop wit
brandt. Wanneer POST is voltooid, wordt een lijst met opstartapparaten weergegeven. Gebruik de
pijltoetsen om het gewenste opstartapparaat te selecteren en druk op enter. De computer wordt dan
eenmalig opgestart vanaf het geselecteerde apparaat.
Computer Setup (Computerinstellingen) – Security (Beveiliging)
Deze tabel biedt informatie over het menu Security (Beveiliging) in Computer Setup.
OPMERKING: Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede afhankelijk van de
hardwareconguratie.
Tabel 2-3 Computer Setup (Computerinstellingen) – Security (Beveiliging)
Optie Beschrijving
Instelwachtwoord Hiermee kunt u een instelwachtwoord (beheerderswachtwoord) instellen en inschakelen.
OPMERKING: Als het instelwachtwoord is ingesteld, moet u wijzigingen aanbrengen in de opties van
Computer Setup, een ROM-ash uitvoeren en wijzigingen aanbrengen in bepaalde plug-and-play-
instellingen van Windows.
Opstartwachtwoord Hiermee kunt u een opstartwachtwoord instellen en inschakelen. De gebruiker wordt telkens naar het
opstartwachtwoord gevraagd nadat het systeem is ingeschakeld of opnieuw is opgestart. Als de gebruiker
niet het juiste opstartwachtwoord opgeeft, wordt het systeem niet opgestart.
Wachtwoordopties Hiermee kunt u de volgende functies in- of uitschakelen:
Hulpprogramma's Computer Setup (F10) 27
Tabel 2-3 Computer Setup (Computerinstellingen) – Security (Beveiliging) (vervolg)
Optie Beschrijving
(Deze selectie wordt
alleen weergegeven als er
een opstart- of
instelwachtwoord is
ingesteld.)
Strikt wachtwoord: als dit is ingesteld, wordt een modus geactiveerd waarin fysiek omzeilen van de
wachtwoordfunctie niet mogelijk is. Als de functie is ingeschakeld, wordt het verwijderen van de
wachtwoord-jumper genegeerd.
Vragen naar wachtwoord op F9 en F12: is standaard ingeschakeld.
Bladermodus instellen: staat weergeven, maar niet wijzigen, toe van de F10 instelopties zonder het
instelwachtwoord in te voeren. standaard is ingeschakeld.
Apparaatbeveiliging Hiermee kunt u Apparaat beschikbaar (standaard) of Apparaat verbergen instellen voor:
Systeemaudio
Netwerkcontroller
M.2-opslag 0
USB-beveiliging Hiermee kunt u Ingeschakeld (standaard) of Uitgeschakeld instellen voor:
USB-poorten aan de voorkant
USB-poort 1
USB-poort 2
USB-poorten aan de achterkant
USB-poort 3
USB-poort 4
USB-poort 5
USB-poort 6
Sleufbeveiliging Hiermee kunt u de M.2 PCI Express-sleuf uitschakelen. standaard is ingeschakeld.
Sleuf #: M.2 PCIe x1
Memory Security
(Geheugenbeveiliging)
Hiermee kunt u AMD Transparent Secure Memory-versleuteling in-of uitschakelen.
Opstarten via netwerk Hiermee schakelt u de mogelijkheid in of uit om de computer op te starten vanaf een besturingssysteem
dat op een netwerkserver is geïnstalleerd. (Functie alleen beschikbaar op NIC-modellen; de netwerkkaart
moet een PCI-uitbreidingskaart zijn of in de systeemkaart zijn geïntegreerd.) Standaard is ingeschakeld.
Systeem-ID's Hiermee kunt u het volgende instellen:
Asset tag (18-byte identier) (Inventarisnummer (18-byte code)): een
eigendomsidenticatienummer dat het bedrijf heeft toegekend aan deze computer.
Ownership tag (80-byte identier) (Eigendomslabel (80-byte identier))
Systeembeveiliging Biedt deze opties:
Data Execution Prevention (Voorkomen van gegevensuitvoering (in- of uitschakelen)): hiermee kunt
u schending van de beveiliging van het besturingssysteem voorkomen. standaard is ingeschakeld.
Virtualization Technology (Technologie voor virtuele netwerken (in- of uitschakelen)): hiermee
controleert u de virtualisatievoorzieningen van de processor. Nadat deze instelling is gewijzigd,
moet de computer worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld. Standaard is uitgeschakeld.
TPM Device (TPM-apparaat): hiermee kunt u de Trusted Platform Module (TPM) als beschikbaar of
verborgen instellen.
TPM State (TPM-status): selecteer dit om de TPM in te schakelen.
28 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Tabel 2-3 Computer Setup (Computerinstellingen) – Security (Beveiliging) (vervolg)
Optie Beschrijving
Clear TPM (TPM wissen): selecteer dit voor het opnieuw instellen van de TPM naar een eigendomloze
status. Nadat de TPM is gewist, is dit ook uitgeschakeld. Om de TPM-bewerkingen tijdelijk op te
schorten, schakelt u de TPM uit in plaats van deze te wissen.
BELANGRIJK: Wissen van de TPM herstelt de fabrieksinstellingen en schakelt het uit. U verliest alle
gemaakte sleutels en gegevens die hiermee zijn versleuteld.
Veilige
opstartconguratie
De opties op deze instelpagina zijn alleen voor Windows 10 en ThinPro 7.1 en later en andere
besturingssystemen die Secure Boot (Veilig opstarten) ondersteunen. Het veranderen van de
standaardinstelling van instelopties op deze pagina voor besturingssystemen die Secure Boot niet
ondersteunen, kan voorkomen dat het systeem opstart.
Secure Boot (Veilig opstarten (in- of uitschakelen)): u kunt dit item alleen inschakelen als ondersteuning
voor oudere versies is uitgeschakeld. Dit item is bedoeld voor de stromingsregeling van Veilig opstarten.
Secure Boot (Veilig opstarten) is uitsluitend mogelijk als het systeem in de gebruikersmodus draait.
Sleutelbeheer
Clear Secure Boot Keys (Veilige opstartsleutels wissen (Wissen of niet wissen)): hiermee kunt u de
Secure boot-toets wissen.
Key Ownership (Sleuteleigendom (HP sleutels of Klantsleutels)): hiermee kunt u de sleutels van
verschillende eigenaars wijzigen.
Fast Boot (Snel opstarten) (inschakelen/uitschakelen): Als Fast boot wordt ingeschakeld, wordt het
systeem opgestart door het initialiseren van een minimaal aantal apparaten dat nodig is om de optie
Active Boot te starten. Deze optie heeft geen eect op BBS-opstartopties (BIOS Boot Specication).
Computer Setup (Computerinstellingen) – Power (Voeding)
Deze tabel biedt informatie over het menu Energie in Computer Setup.
OPMERKING: Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede afhankelijk van de
hardwareconguratie.
Tabel 2-4 Computer Setup (Computerinstellingen) – Power (Voeding)
Optie Beschrijving
Energiebeheer
besturingssysteem
Runtime Power Management (Energiebeheer tijdens gebruik) (inschakelen of uitschakelen): hiermee kunt
u voor bepaalde besturingssystemen het processorvoltage en de processorfrequentie verlagen wanneer
voor de huidige softwarebelasting niet de volledige capaciteit van de processor vereist is. standaard is
ingeschakeld.
Energiebesparing tijdens niet-gebruik (Uitgebreid of Normaal): hiermee kunnen bepaalde
besturingssystemen het stroomverbruik van de processor verlagen wanneer de processor inactief is.
Standaard is 'uitgebreid'.
Energiebeheer hardware S5 Maximum Power Savings (S5 Maximale energiebesparing): hiermee wordt de stroomtoevoer
uitgeschakeld naar alle niet-essentiële hardware als het systeem uitgeschakeld is om te voldoen aan de
eisen van EUP Lot 6 voor een energieverbruik van minder dan 0,5 Watt. Standaard is uitgeschakeld.
Computer Setup (Computerinstellingen) – Advanced (Geavanceerd)
Deze tabel biedt informatie over het menu Advanced (Geavanceerd) in Computer Setup.
OPMERKING: Welke opties van Computer Setup precies worden ondersteund, is mede afhankelijk van de
hardwareconguratie.
Hulpprogramma's Computer Setup (F10) 29
Tabel 2-5 Computer Setup (Computerinstellingen) – Advanced (Geavanceerd)
Optie Onderwerp
Opstartopties Hiermee kunt u het volgende instellen:
POST messages (POST-berichten (in- of uitschakelen)). Standaard is uitgeschakeld.
Druk op de esc-toets voor menu Opstarten (Weergegeven of Verborgen).
After Power Loss (Na stroomonderbreking (uit, aan, of vorige status)). standaard is Voeding
uitgeschakeld. Stel deze optie als volgt in:
Power o (Uit) zorgt ervoor dat de computer uitgeschakeld blijft wanneer de netvoeding is
hersteld.
Power on (Aan) zorgt ervoor dat de computer automatisch wordt ingeschakeld zodra deze
weer netvoeding krijgt.
Previous state (Vorige staat) zorgt ervoor dat de computer automatisch wordt ingeschakeld
zodra deze weer van netvoeding is voorzien, als de computer aan stond toen de netvoeding
werd onderbroken.
OPMERKING: Als u de voeding van de computer uitschakelt met de schakelaar van een stekkerdoos,
kunt u de functies standby/hibernationstand en Remote Management (Beheer op afstand) niet gebruiken.
POST Delay (POST-vertraging) (in seconden): als u deze optie inschakelt, wordt er tijdens de POST
een instelbare vertraging toegepast. Vaste schijven op bepaalde PCI-kaarten hebben deze
vertraging soms nodig, omdat zij dermate langzaam op gang komen, dat ze niet gereed zijn om op
te starten wanneer de zelftest (POST) is voltooid. De POST-vertraging geeft u ook meer tijd om op
f10 te drukken om Computer Setup (F10) te starten. Standaard is Geen.
Bypass f1 Prompt on Conguration Changes (enable or disable) (Omzeilen F1 vragen bij
conguratiewijzigingen (inschakelen/uitschakelen)).
Remote Wakeup Boot Source (Opstartbron extern ontwaken) (lokale vaste schijf of externe server).
Hiermee kunt u de bron instellen vanwaar de computer de opstartbestanden ophaalt bij op afstand
wekken.
BIOS opstarten Met deze optie kunt u de computer automatisch opstarten op een door u ingesteld tijdstip.
Apparaten op
systeemkaart
Hiermee schakelt u bronnen in voor oudere apparaten of schakelt u deze uit.
Busopties Op bepaalde modellen kunt u het volgende in- of uitschakelen:
PCI SERR#-generatie. standaard is ingeschakeld.
PCI VGA-videopaletcontrole, waarmee u de VGA-videopaletcontrole-bit in de PCI-conguratieruimte
kunt instellen. Dit is alleen nodig wanneer meer dan één grasche controller is geïnstalleerd.
Standaard is uitgeschakeld.
Apparaatopties Integrated Graphics (Geïntegreerde grasche kaart) (Auto of forceren): gebruik deze optie voor het
beheer van geïntegreerde (UMA) grasche geheugentoewijzing. De waarde die u kiest, wijst
geheugen permanent toe aan de grasche verwerking en deze is niet meer beschikbaar voor het
besturingssysteem. Als u bijvoorbeeld deze waarde instelt op 512 M op een systeem met behulp van
2 GB RAM-geheugen, wijst het systeem altijd 512 MB toe aan voor grasche verwerking en de
andere 1,5 GB voor gebruik door het BIOS en het besturingssysteem. Standaard is 'Automatisch'.
Deze stelt het UMA-geheugen in volgens het geheugen dat als volgt is geïnstalleerd op het platform:
4 GB: 512 MB
≥ 8 GB: 2 GB
Als u Force (kracht) selecteert, wordt de optie UMA Frame Buer Size geopend waarmee u de
toewijzing voor de UMA-geheugengrootte kunt instellen tussen 256 MB en 2 GB.
S5 Wake on LAN (S5 Via LAN uit slaapstand halen) (in- of uitschakelen).
Vragen naar opstartwachtwoord bij Wake on LAN.
30 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Tabel 2-5 Computer Setup (Computerinstellingen) – Advanced (Geavanceerd) (vervolg)
Optie Onderwerp
Num Lock State at Power-On (Num Lock-status bij opstarten) (Uit of Aan). Standaard is uit.
Internal speaker (Interne luidspreker, bepaalde modellen) (heeft geen invloed op externe
luidsprekers). standaard is ingeschakeld.
Optie ROM-startbeleid Hiermee kunt u het volgende instellen:
Onboard NIC PXE Option ROM's (UEFI, Legacy PXE of Niet uitvoeren)
BIOS-instellingen wijzigen in het hulpprogramma voor de
conguratie van HP BIOS (HPBCU)
U kunt een aantal BIOS-instellingen lokaal wijzigen binnen het besturingssysteem zonder via het F10-
hulpprogramma te gaan. Deze tabel geeft de items aan u kunt regelen met deze methode.
Voor meer informatie over de HP BIOS-conguratiehulpprogramma, zie de Gebruikershandleiding voor HP
BIOS Conguration Utility (BCU) op www.hp.com.
Tabel 2-6 Onderdelen van het voorpaneel herkennen
BIOS-instelling Standaardwaarde Andere waarden
Taal English Francais, Espanol, Deutsch, Italiano, Dansk, Suomi,
Nederlands, Norsk, Portugues, Svenska, Japanese, Simplied
Chinese
Tijd instellen 00:00 00:00:23:59
Dag instellen 01/01/2011 01/01/2011 tot huidige datum
Standaardcongurati
e
Geen Huidige instellingen opslaan als standaard;
Standaardwaarden herstellen
Standaardwaarden
toepassen en
afsluiten
Uitschakelen Inschakelen
Opstarten van USB-
opslag
Voor interne opslag Na interne opslag
Veilig wissen Uitschakelen Inschakelen
UEFI-opstartbronnen Windows opstartbeheer USB Floppy/CD; USB-vaste schijf
Oudere
opstartbronnen
USB-oppy/CD Vaste schijf
Systeemaudio Apparaat niet beschikbaar Apparaat verborgen
Netwerkcontroller Apparaat niet beschikbaar Apparaat verborgen
M.2-opslag 0 Apparaat niet beschikbaar Apparaat verborgen
USB-poorten aan de
voorkant
Inschakelen Uitschakelen
USB-poort 1, 2 Inschakelen Uitschakelen
USB-poorten aan de
achterkant
Inschakelen Uitschakelen
BIOS-instellingen wijzigen in het hulpprogramma voor de conguratie van HP BIOS (HPBCU) 31
Tabel 2-6 Onderdelen van het voorpaneel herkennen (vervolg)
BIOS-instelling Standaardwaarde Andere waarden
USB-poort 3, 4, 5, 6 Inschakelen Uitschakelen
M.2 PCIe x Inschakelen Uitschakelen
Opstarten via netwerk Inschakelen Uitschakelen
Inventarisnummer
Eigendomslabel
BIOS-update Uitschakelen Automatisch; Forceren
Bestandsnaam BIOS-
image
Gegevensuitvoering
voorkomen
Inschakelen Uitschakelen
Virtualisatietechnolog
ie
Uitschakelen Inschakelen
TPM-apparaat Uitschakelen Inschakelen
TPM-status Inschakelen Uitschakelen
Wis de TPM Niet resetten Herstellen
Ondersteuning voor
oudere versies
Inschakelen Uitschakelen (opmerking: De standaardwaarde kan
verschillen, afhankelijk van het besturingssysteem)
Veilig opstarten Uitschakelen Inschakelen (opmerking: De standaardwaarde kan
verschillen, afhankelijk van het besturingssysteem)
Veilige
opstartsleutels
wissen
Niet wissen Wissen
Sleuteleigendom HP sleutels Aangepaste sleutels
Snel opstarten Uitschakelen Inschakelen (opmerking: De standaardwaarde kan
verschillen, afhankelijk van het besturingssysteem)
Energiebeheer tijdens
gebruik
Inschakelen Uitschakelen
Energiebesparing bij
niet-gebruik
Uitgebreid Normaal
S5 Maximale
energiebesparing
Uitschakelen Inschakelen
S5 Wake on LAN Uitschakelen Inschakelen
POST-berichten Uitschakelen Inschakelen
Druk op de ESC-toets
voor opstartmenu
Weergegeven Verborgen
Na stroomstoring Uit Aan, Vorige staat
Vertraging na POST
(in seconden)
Geen 5, 10, 15, 20, 60
32 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Tabel 2-6 Onderdelen van het voorpaneel herkennen (vervolg)
BIOS-instelling Standaardwaarde Andere waarden
F1 Prompt op
conguratiewijziginge
n omzeilen
Uitschakelen Inschakelen
Opstartbron extern
ontwaken
Lokale vaste schijf Externe server
Inschakelen zondag -
zaterdag
Uitschakelen Inschakelen
Inschakeltijd (hh:mm) 00:00 00:00:23:59
Serial Port A (Seriële
poort A)
IO = 3F8h; IRQ=4 Uitschakelen, IO=3F8h; IRQ=4, IO=3F8h; IRQ=3, IO=2F8h;
IRQ=4, IO=2F8h; IRQ=3
##PCI SERR#-
generatie
Inschakelen Uitschakelen
PCI VGA-
videopaletcontrole
Uitschakelen Inschakelen
Geïntegreerde
grasche kaart
Automatisch Deactiveren, forceren
Buergrootte UMA-
frame
512M 256M, 512M, 1G, 2G
Num Lock-status bij
opstarten - aan
Uit Aan
Interne luidspreker Inschakelen Uitschakelen
PXE optie-ROM's Inschakelen Uitschakelen
Een BIOS bijwerken of herstellen
Gebruik deze informatie om het BIOS bij te werken en te herstellen.
HP Device Manager
HP Device Manager kan worden gebruikt voor het bijwerken van het BIOS van een thin client. Klanten kunnen
een vooraf gebouwde BIOS of het standaard BIOS-upgradepakket met een bestands- en registersjabloon van
een HP Device Manager gebruiken. Bekijk voor meer informatie over HP Device Manager bestands- en
registersjablonen de HP Device Manager User Guide op www.hp.com/go/hpdm.
Windows BIOS Flashing
U kunt de BIOS Flash Update SoftPaq gebruiken om het systeem-BIOS te herstellen of bij te werken. Er zijn
verschillende methoden beschikbaar voor het wijzigen van de rmware van het BIOS op uw computer.
Het uitvoerbare bestand van de BIOS is een hulpprogramma dat is ontwikkeld om het systeem-BIOS in een
Windows-omgeving te ashen. Om de beschikbare opties voor dit hulpprogramma weer te geven, start u het
uitvoerbare bestand in de Windows-omgeving.
U kunt de BIOS executable uitvoeren met of zonder USB-opslagapparaat. Als het systeem geen geïnstalleerd
USB-opslagapparaat heeft, wordt de BIOS-update uitgevoerd in de Windows-omgeving en gevolgd door een
systeemherstart.
BitLocker-stationsversleuteling / BIOS Measurements
Een BIOS bijwerken of herstellen 33
Als u Windows BitLocker Drive Encryption (BDE) hebt ingeschakeld op uw systeem, raadt HP aan dat u BDE
tijdelijk onderbreekt voordat het BIOS wordt bijgewerkt. Bovendien moet u uw BDE-wachtwoord voor herstel
of de BDE-pincode voor herstel ophalen voordat u BDE opschort. Nadat u de BIOS hebt geasht, kunt u BDE
weer hervatten.
Als u BDE wilt wijzigen, selecteert u Start, Conguratiescherm, BitLocker Drive Encryption, Beveiliging
onderbreken of Doorgaan met beveiliging en Ja.
Als algemene regel verandert het bijwerken van het BIOS de meetwaarden die zijn opgeslagen in de Platform
Conguration Registers (PCR's) van de beveiligingsmodule van het systeem. Schakel tijdelijk
verbindingstechnologieën uit die deze PCR-waarden gebruiken om de gezondheid van het platform te
bevestigen (BDE is daar een voorbeeld van) voordat u het BIOS
asht. Nadat u het BIOS hebt bijgewerkt, moet
u de functies opnieuw inschakelen en het systeem opnieuw opstarten zodat u nieuwe metingen kunt
uitvoeren.
BootBlock Emergency Recovery-modus
In het geval van een mislukte BIOS-update (bijvoorbeeld als de voeding wordt onderbroken tijdens het
bijwerken), kan het systeem-BIOS beschadigd raken. De BootBlock Emergency Recovery-modus detecteert
deze toestand en zoekt automatisch in de hoofdmap van de vaste schijf en in alle USB-mediabronnen naar
een compatibele binaire image. Kopieer het binaire (.bin)-bestand in de DOS-Flash-map op de bron van het
opslagapparaat en schakel vervolgens de computer in. Nadat het herstelproces de binaire image heeft
gevonden, wordt geprobeerd om het herstelproces uit te voeren. Het automatische herstel gaat door totdat
het BIOS is hersteld of bijgewerkt. Als het systeem een BIOS-instelwachtwoord heeft, moet u mogelijk het
opstartmenu/submenu hulpprogramma's gebruiken om het BIOS handmatig te ashen nadat u het
wachtwoord hebt opgegeven.
Soms zijn er beperkingen voor welke BIOS-versies geïnstalleerd kunnen worden op een platform. Als het BIOS
op het systeem beperkingen had, kunt u alleen de toegestane BIOS-versies gebruiken voor herstel.
Diagnostische lampjes en lampjes voor het oplossen van
problemen
Gebruik deze afbeelding en tabel om de lampjes voor het oplossen van problemen te herkennen.
Tabel
2-7 De diagnostische lampjes en lampjes voor het oplossen van problemen herkennen
Lampje Status
Aan-uitlampje uit Als de computer is aangesloten op het stopcontact en het voedingslampje niet brandt, is de computer
uitgeschakeld. Maar het netwerk kan Wake On LAN activeren om beheerfuncties uit te voeren.
Aan-uitlampje aan Brandt tijdens het opstarten en wanneer het apparaat ingeschakeld is. Tijdens het opstarten, wordt de
hardware geïnitialiseerd en worden opstarttests uitgevoerd voor:
Initialisatie van de processor
Geheugendetectie en initialisatie
Videodetectie en initialisatie
OPMERKING: Als een van de tests mislukt, stopt de werking van de computer, maar blijft het lampje
branden. Als de videotest niet wordt doorstaan, geeft het systeem een pieptoon. Er worden geen
berichten verzonden naar video voor elk van deze mislukte tests.
OPMERKING: Nadat het videosubsysteem is geïnitialiseerd, verschijnt een foutbericht voor alles wat
mislukt.
OPMERKING: De netwerklampjes bevinden zich in de netwerkconnector op het achterpaneel van de thin client. De lampjes zijn
zichtbaar wanneer de connector is geïnstalleerd. Knipperend groen geeft netwerkactiviteit aan, en oranje betekent een
verbindingssnelheid van 100 MB.
34 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Tabel 2-7 De diagnostische lampjes en lampjes voor het oplossen van problemen herkennen (vervolg)
Lampje Status
HDD LED is uit Wanneer de computer is ingeschakeld en het lampje van het ashgeheugen is uitgeschakeld, is er geen
toegang tot het systeem-ashgeheugen.
HDD LED knippert wit Geeft aan dat het systeem toegang heeft tot de interne ash.
Wake-on LAN
Met Wake on LAN (WOL) kunt een computer laten inschakelen of uit de slaapstand halen via een
netwerkbericht. U kunt WOL in- of uitschakelen in Computer Setup met behulp van de instelling S5 Wake on
LAN (S5 via LAN uit slaapstand halen).
Ga als volgt te werk om WOL in of uit te schakelen:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op.
2. Druk op esc of f10 als het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op ESC om het
setupprogramma te openen) onder aan het scherm verschijnt.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op esc of f10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u opnieuw op esc of f10 (maar nu op het moment dat het monitorlampje groen gaat branden) om
het hulpprogramma te openen.
3. Als u op toets esc hebt gedrukt, drukt u op f10 om Computer Setup te openen.
4. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en vervolgens Device Options (Apparaatopties).
5. Stel S5 Wake on LAN (S5 Via LAN uit slaapstand halen) in of uit.
6. Druk op f10 om de wijzigingen te accepteren.
7. Selecteer File (Bestand) en vervolgens Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten).
BELANGRIJK: De instelling S5 Maximum Power Savings (Maximale energiebesparing S5) kan Wake-on-LAN
beïnvloeden. Als u deze instelling inschakelt, is wake-on-LAN uitgeschakeld. Deze instelling vindt u in
computer Setup.
Opstartvolgorde
Bij het opstarten initialiseert de blokcode van de ash-opstart de hardware naar een bekende status en
vervolgens voert deze diagnostische basisinschakeltests uit om de integriteit van de hardware te bepalen.
Initialisatie voert de volgende functies uit:
1. Hiermee initialiseert u de CPU en geheugencontroller.
2. Hiermee initialiseert en congureert u alle PCI-apparaten.
3. Hiermee initialiseert u videosoftware.
4. Hiermee initialiseert u de video naar een bekende status.
5. Hiermee initialiseert u USB-apparaten naar een bekende status.
6. Voert inschakeldiagnoses uit.
7. De computer laadt het besturingssysteem.
Wake-on LAN 35
Opnieuw instellen van de setup- en opstartwachtwoorden
U kunt de instel- en opstartwachtwoorden in slechts enkele stappen opnieuw instellen.
1. Schakel de computer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
2. Verwijder het toegangspaneel aan de zijkant en het metalen zijpaneel.
3. Verwijder de wachtwoordjumper van de systeemkaart-header met de aanduiding PSWD/E49.
4. Plaats het metalen zijpaneel en het toegangspaneel aan de zijkant terug.
5. Schakel de stroom en de pc in.
6. Schakel de computer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
7. Verwijder het toegangspaneel aan de zijkant en het metalen zijpaneel.
8. Zet de wachtwoordjumper terug.
9. Plaats het metalen zijpaneel en het toegangspaneel aan de zijkant terug.
Diagnostische inschakeltests
De inschakeldiagnose voert basistests van de integriteit van de hardware uit om de werking en de
conguratie ervan te bepalen. Als een diagnosetest tijdens het initialiseren van de hardware mislukt, wordt de
computer gestopt. Er worden geen berichten verzonden naar video.
OPMERKING: U kunt proberen om de computer opnieuw op te starten en de diagnostische tests een tweede
maal uit te voeren om de eerste afsluiting te bevestigen.
De volgende tabel geeft een overzicht van de tests die worden uitgevoerd op de computer.
Tabel
2-8 Diagnostische test bij opstarten
Test Beschrijving
Controlesom opstartblok Hiermee test u de opstartblokcode voor de juiste controlesomwaarde
DRAM Eenvoudige schrijf/lees-patroontest van de eerste 640 Kbits geheugen
Seriële poort Hiermee test u de seriële poort met behulp van een eenvoudige poortcontrole om na te
gaan of poorten aanwezig zijn
Timer Hiermee test u de timeronderbreking met behulp van pollingmethode
RTC CMOS-accu Hiermee test u de integriteit van de RTC CMOS-accu
NAND ash-apparaat Hiermee test u de aanwezigheid van het juiste NAND ash-apparaat-ID
Betekenis van diagnosemeldingen via lampjes op het
voorpaneel en via geluidssignalen
In dit gedeelte worden de codes beschreven die via lampjes op het voorpaneel worden weergegeven, en de
geluidssignalen die mogelijk vóór of tijdens de POST worden weergegeven en waar niet altijd een foutcode of
tekstbericht bijhoort.
36 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
VOORZICHTIG: Wanneer de computer is aangesloten op een stopcontact, wordt de systeemkaart altijd van
stroom voorzien. Beperk het risico op persoonlijk letsel door elektrische schokken of hete oppervlakken door
de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te halen en de interne onderdelen van het systeem te laten
afkoelen voordat u deze aanraakt.
OPMERKING: De aanbevolen handelingen in de onderstaande tabel worden genoemd in de volgorde waarin
ze moeten worden uitgevoerd.
Niet alle diagnoselampjes en geluidssignalen zijn op alle modellen beschikbaar.
Tabel 2-9 Betekenis van diagnosemeldingen via lampjes op het voorpaneel en via geluidssignalen
Activiteit Pieptonen Mogelijke oorzaak Aanbevolen actie
Wit aan/uit-lampje brandt. Geen De computer is
ingeschakeld.
Geen
Het witte aan/uit-lampje
knippert elke 2 seconden.
Geen De computer staat in de
slaapstand Suspend to RAM
(alleen bepaalde modellen)
of in de normale stand-
bystand.
Geen. Druk op een toets of beweeg de muis als u de
computer wilt activeren.
Het rode aan/uit-lampje
knippert vier keer en het witte
aan/uit-lampje knippert twee
keer, een keer per seconde en
gevolgd door een pauze van 2
seconden. De geluidssignalen
worden in totaal vijf keer
herhaald. De lampjes blijven
knipperen totdat het probleem is
opgelost.
4,2 De hittebeveiliging van de
processor is geactiveerd:
OF
Het koelelement is niet
goed bevestigd aan de
processor.
OF
De eenheid blokkeert
ventilatieopeningen of is op
een plek waar de
omgevingstemperatuur te
hoog is.
1. Zorg dat de ventilatieopeningen van de
computer niet worden geblokkeerd.
2. Neem contact op met een HP Business of
Service Partner.
Het rode aan/uit-lampje
knippert drie keer en het witte
aan/uit-lampje knippert vier
keer, een keer per seconde,
gevolgd door een pauze van 2
seconden. De geluidssignalen
worden in totaal vijf keer
herhaald. De lampjes blijven
knipperen totdat het probleem is
opgelost.
3,4 Voeding is uitgevallen
(netvoeding overbelast).
OF
De verkeerde externe
voedingsadapter wordt op
de eenheid gebruikt.
1. Controleer of een bepaald apparaat problemen
veroorzaakt door alle aangesloten apparaten
te verwijderen. Schakel de computer in. Als de
computer zich in de POST bevindt, sluit u het
apparaat af en vervangt u een voor een de
apparaten. Herhaal deze procedure tot de fout
zich voordoet. Vervang het apparaat dat het
probleem veroorzaakt. Voeg telkens een
apparaat toe om u ervoor te zorgen dat alle
apparaten juist functioneren.
2. Vervang de voedingsbron.
3. Vervang de systeemkaart.
Het rode aan/uit-lampje
knippert drie keer en het witte
aan/uit-lampje knippert twee
keer, een keer per seconde,
gevolgd door een pauze van 2
seconden. De geluidssignalen
worden in totaal vijf keer
herhaald. De lampjes blijven
knipperen totdat het probleem is
opgelost.
3,2 Fout prevideogeheugen. BELANGRIJK: Verwijder het netsnoer van de
computer voordat u een DIMM-module opnieuw
plaatst, verwijdert of installeert om schade aan de
DIMM's of de systeemkaart te voorkomen.
1. Plaats de geheugenmodules terug.
2. Vervang een voor een de geheugenmodules om
te bepalen welke module defect is.
3. Vervang geheugen van andere leveranciers
door geheugen van HP.
Betekenis van diagnosemeldingen via lampjes op het voorpaneel en via geluidssignalen 37
Tabel 2-9 Betekenis van diagnosemeldingen via lampjes op het voorpaneel en via geluidssignalen (vervolg)
Activiteit Pieptonen Mogelijke oorzaak Aanbevolen actie
4. Vervang de systeemkaart.
Het rode aan/uit-lampje
knippert drie keer en het witte
aan/uit-lampje knippert drie
keer, een keer per seconde,
gevolgd door een pauze van 2
seconden. De geluidssignalen
worden in totaal vijf keer
herhaald. De lampjes blijven
knipperen totdat het probleem is
opgelost.
3,3 Fout grasche weergave
prevideo.
Vervang de systeemkaart.
Het rode aan/uit-lampje
knippert twee keer en het witte
aan/uit-lampje knippert drie
keer, een keer per seconde,
gevolgd door een pauze van 2
seconden. De geluidssignalen
worden in totaal vijf keer
herhaald. De lampjes blijven
knipperen totdat het probleem is
opgelost.
2,2 Het ROM is defect (onjuiste
controlesom).
1. Flash het systeem-ROM met de meest recente
BIOS-image.
2. Vervang de systeemkaart.
Het systeem wordt niet
ingeschakeld en de lampjes
knipperen niet.
Geen Het systeem kan niet
worden gestart.
Druk op de aan-uitknop en houd deze kort (minder
dan 4 seconden) ingedrukt. Als het lampje van de
vaste schijf wit oplicht, werkt de aan-uitknop
correct.
1. Verwijder het netsnoer uit de computer.
2. Open de computer en houd de gele CMOS-knop
op de systeemkaart vier seconden ingedrukt
(bevindt zich naast de USB-poorten op de
voorkant).
3. Controleer of het netsnoer is aangesloten op de
voeding.
4. Sluit de eenheid en bevestig het netsnoer
opnieuw.
5. Probeer de computer te starten.
6. Vervang de eenheid.
Basis probleemoplossing
Als de thin client problemen ondervindt of niet kan worden ingeschakeld, raadpleegt u de volgende items.
Tabel
2-10 Basis probleemoplossing
Probleem Procedures
De thin client ondervindt problemen met de
werking.
Controleer of de volgende connectoren stevig zijn aangesloten op het thin client-
systeem:
Voeding van de connector, toetsenbord, muis, RJ-45-netwerkconnector, beeldscherm
38 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Tabel 2-10 Basis probleemoplossing (vervolg)
Probleem Procedures
De thin client kan niet worden ingeschakeld. 1. Zorg ervoor dat de voeding goed is door deze te installeren op een eenheid die
werkt en test deze. Als de voedingseenheid op de testeenheid niet werkt,
vervangt u de voeding.
2. Als het apparaat niet goed werkt met de vervangen voeding, moet u de eenheid
laten onderhouden.
De thin client wordt ingeschakeld en geeft
een opstartscherm weer, maar maakt geen
verbinding met de server.
1. Controleer of het netwerk actief is en of de netwerkkabel juist werkt.
2. Controleer of de eenheid met de server communiceert door de
systeembeheerder de eenheid vanaf de server te laten pingen:
als de thin client terugpingt, dan is het signaal geaccepteerd en werkt de
eenheid. Dit wijst op een conguratieprobleem.
Als de thin client niet terugpingt en geen verbinding maakt met de server,
moet u de image terugplaatsen op de eenheid.
Geen koppeling of activiteit op de lampjes van
het netwerk of de lampjes lichten niet
knipperend groen op na het inschakelen van
de thin client. (De netwerklampjes bevinden
zich in de netwerkconnector aan de
bovenkant op het achterpaneel van de thin
client. Indicatielampjes zijn zichtbaar als de
connector is geïnstalleerd.)
1. Controleer of het netwerk actief is.
2. Controleer of de netwerkkabel juist werkt door deze op een werkend apparaat
aan te sluiten. Als een netwerksignaal wordt gedetecteerd, dan werkt de kabel.
3. Controleer of de voeding juist werkt door het netsnoer naar de computer te
vervangen door een werkend netsnoer en deze te testen.
4. Als de netwerklampjes nog steeds niet branden en als u zeker weet dat de
voedingsbron juist werkt, moet u de image terugplaatsen op de computer.
5. Als de netwerklampjes nog steeds niet branden, voert u de IP-
conguratieprocedure uit.
6. Als de netwerklampjes nog steeds niet branden, moet u de computer laten
nakijken.
Een zojuist aangesloten onbekend USB-
randapparaat reageert niet of USB-
randapparatuur aangesloten vóór het zojuist
aangesloten USB-randapparaat voltooien hun
apparaatacties niet.
U kunt een USB-randapparaat verbinden en loskoppelen met een actief platform,
zolang u het systeem niet opnieuw opstart. Als problemen optreden, koppelt u het
USB-randapparaat los en start u het platform opnieuw op.
Video wordt niet weergegeven. 1. Controleer of de monitorhelderheid op een leesbaar niveau is ingesteld.
2. Controleer of de monitor juist werkt door deze te verbinden met een bekende
werkende computer en controleer of het lampje op de voorkant groen brandt (in
de veronderstelling dat de monitor voldoet aan Energy Star). Als de monitor
defect is, vervangt u deze door een werkende monitor en herhaalt u de tests.
3. Plaats de image terug op de thin client en schakel de monitor opnieuw in.
4. Test de thin client met een werkende monitor. Als de monitor geen beeld
weergeeft, vervangt u de thin client.
Video wordt niet weergegeven na een
stroomonderbreking wanneer de monitor is
aangesloten op de USB Type-C-poort aan de
achterkant.
1. Schakel de thin client uit.
2. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en ontkoppel eventuele
externe apparaten.
3. Koppel de USB Type-C-kabel los van de achterkant van de thin client.
4. Sluit de USB Type-C-kabel opnieuw aan, sluit het netsnoer aan en schakel de thin
client in.
5. Als er geen video wordt weergegeven, moet u de image terugplaatsen op de thin
client.
Basis probleemoplossing 39
Problemen met een computer zonder schijf (zonder ash)
oplossen
Dit gedeelte is alleen bedoeld voor computer die niet over ATA-ash beschikken.
Omdat dit model geen ATA-ash bevat, wordt de volgorde van de opstartprioriteit:
USB-apparaat
PXE
1. Als de computer opstart, moet de monitor de volgende informatie weergegeven:
Tabel 2-11 Problemen met een computer zonder schijf (zonder ash) oplossen
Onderdeel Informatie Actie
MAC-adres NIC-deel van de systeemkaart werkt Als er geen MAC-adres is, is de
systeemkaart defect. Neem contact op
met het Call Center voor onderhoud.
GUID Algemene informatie over de systeemkaart Als er geen GUID-informatie wordt
weergegeven, is de systeemkaart
defect en moet worden vervangen.
Client ID Informatie van de server Als er geen informatie over de client-ID
wordt weergegeven, is er geen
netwerkverbinding. Mogelijke oorzaken
zijn een beschadigde kabel, een server
die down is of een defecte
systeemkaart. Neem contact op met
het callcenter om de defecte
systeemkaart te laten nakijken.
MASKER Informatie van de server Als er geen MASK-informatie wordt
weergegeven, is er geen
netwerkverbinding. Mogelijke oorzaken
zijn een beschadigde kabel, een server
die down is of een defecte
systeemkaart. Neem contact op met
het callcenter om de defecte
systeemkaart te laten nakijken.
DHCP IP Informatie van de server Als er geen DHCP IP-informatie wordt
weergegeven, is er geen
netwerkverbinding. Mogelijke oorzaken
zijn een beschadigde kabel, een server
die down is of een defecte
systeemkaart. Neem contact op met
het callcenter om de defecte
systeemkaart te laten nakijken.
Als u werkt in een omgeving met Microsoft® RIS PXE, gaat u naar stap 2.
40 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
Als u werkt in een omgeving met Linux®, gaat u naar stap 3.
2. Als u in werkt in een omgeving met Microsoft RIS PXE, drukt u op de toets f12 om de netwerkservice te
starten zodra de DHCP IP-informatie op het scherm wordt weergegeven.
Als de computer niet van het netwerk opstart, is de server niet gecongureerd voor PXE.
Als u de prompt voor F12 hebt gemist, probeert u het systeem op te starten vanaf de ATA-ash die niet
aanwezig is. Het bericht op het scherm luidt 'FOUT: Geen systeemschijf of schijout. Vervang deze en
druk op een willekeurige toets wanneer u gereed bent.'
Door op een willekeurige toets te drukken, wordt de opstartcyclus opnieuw gestart.
3. Als u in een omgeving met Linux werkt, wordt een foutbericht op het scherm weergegeven als er geen
Client IP is. 'FOUT: Geen systeemschijf of schijout. Vervang deze en druk op een willekeurige toets
wanneer u gereed bent.'
Een PXE-server congureren
Alle PXE-software wordt ondersteund door erkende serviceproviders op basis van garantie of een
servicecontract.
OPMERKING: Klanten die te maken krijgen met PXE-problemen en vragen hebben moeten contact opnemen
met hun PXE-aanbieder voor ondersteuning.
Zie ook het volgende:
– Voor Windows Server 2008 R2: http://technet.microsoft.com/en-us/library/7d837d88-6d8e-420c-
b68fa5b4baeb5248.aspx
– Voor Windows Server 2012: http://technet.Microsoft.com/en-us/library/jj648426.aspx
Voordat u een PXE-server congureert, moeten de volgende services worden uitgevoerd en kunnen ze op
verschillende servers worden uitgevoerd:
1. Domain Name Service (DNS)
2. Remote Installation Services (RIS)
OPMERKING: HP raadt Active Directory DHCP aan, maar dit is niet vereist.
Gebruik HP ThinUpdate voor het terugzetten van de image
Met HP ThinUpdate kunt u images en add-ons van HP downloaden, HP thin client-images opslaan en
opstartbare USB-ashdrives maken voor de distributie van images.
HP ThinUpdate is vooraf geïnstalleerd op bepaalde HP thin clients en is ook verkrijgbaar als invoegtoepassing
op http://www.hp.com/support.
Met de functie Imagedownloads kunt u een image van HP downloaden naar een lokale opslageenheid of
USB-ashdrive. De optie USB-ashdrive maakt een opstartbare USB-ashdrive die u kunt gebruiken om
de image te distribueren op andere thin clients.
Met de functie Image maken kunt u een image van een HP thin client maken en deze op een USB-
ashdrive opslaan. Deze kunt u gebruiken om de image te distribueren op andere thin clients.
Met de functie Add-on-downloads kunt u add-ons van HP downloaden naar een lokale opslageenheid of
USB-ashdrive.
Met de functie USB-drivebeheer kunt u de volgende taken uitvoeren:
Een PXE-server congureren 41
Een opstartbare USB-ashdrive maken van een imagebestand op de lokale opslageenheid
Een .ibr-imagebestand kopiëren van een USB-ashdrive naar een lokale opslageenheid
Een indeling van een USB-ashdrive herstellen
U kunt een opstartbare USB-ashdrive gebruiken die gemaakt is met HP ThinUpdate om een HP thin client-
image op een andere HP thin client van hetzelfde model met hetzelfde besturingssysteem te gebruiken.
Systeemvereisten
Voor het maken van een herstelapparaat ten behoeve van reashing of het terugzetten van de software-
image op het ashgeheugen, hebt u het volgende nodig:
Een of meer HP thin clients.
USB-ash-apparaat in de volgende grootte of groter:
ThinPro: 8 GB
Windows 10 IoT (bij gebruik van de USB-indeling): 32 GB
OPMERKING: Eventueel kunt u het hulpprogramma op een Windows-computer gebruiken.
Deze herstelmethode werkt niet bij alle USB-ash-apparaten. USB-ash-apparaten die niet als
verwijderbaar station in Windows worden weergegeven, bieden geen ondersteuning voor deze
herstelmethode.
USB-ashapparaten met meerdere partities bieden meestal geen ondersteuning voor deze
herstelmethode. Het aantal USB-ash-apparaten op de markt verandert voortdurend. Niet alle USB-ash-
apparaten zijn getest met het HP Thin Client Imaging Tool.
Apparaatbeheer
De thin client bevat een licentie voor HP Device Manager en er is vooraf geen Device Manager-agent
geïnstalleerd.
HP Device Manager is een voor thin clients geoptimaliseerd beheerprogramma dat gebruikt wordt voor het
beheer van de volledige levenscyclus van HP thin clients met Discovery, activabeheer, installatie en
conguratie. Ga voor meer informatie over HP Device Manager naar www.HP.com/go/hpdm.
Als u de thin client wilt beheren met andere beheerprogramma's, zoals Microsoft SCCM of LANDesk, gaat u
naar www.hp.com/go/clientmanagement voor meer informatie.
Volatiliteitsverklaring
Thin client-producten hebben meestal drie soorten geheugenapparaten: RAM, ROM en Flash.
Informatie opgeslagen in het RAM-geheugenapparaat gaat verloren wanneer de voeding van het apparaat
wordt verwijderd. RAM-apparaten kunnen werken op de hoofd- of hulpvoeding of accuvoeding. Daarom
kunnen sommige RAM-apparaten werken op accuvoeding, zelfs als het apparaat niet op een stopcontact
aangesloten is. Informatie opgeslagen in ROM- of ashgeheugenapparaten blijft behouden, zelfs wanneer de
voeding van het apparaat wordt verwijderd. Fabrikanten van ashapparaten geven doorgaans een
tijdsperiode (ongeveer 10 jaar) waarin gegevens op apparaten kunnen worden opgeslagen.
Denitie van energiestanden:
Hoofdvoeding: voeding die beschikbaar is wanneer de computer is ingeschakeld.
Hulp- of stand-byvoeding: voeding die beschikbaar is wanneer de computer is uitgeschakeld en
wanneer de voedingsbron is aangesloten op een onder spanning staand stopcontact.
Accuvoeding: voeding van een knoopcelbatterij die aanwezig is in thin client-systemen.
42 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
De onderstaande tabel vermeldt de beschikbare geheugenapparaten en hun typen per model. Thin client-
systemen gebruiken geen traditionele vaste schijven met bewegende onderdelen. In plaats daarvan maken ze
gebruik van ashgeheugenapparaten met een IDE/SATA front-end-interface. De koppeling van de
besturingssystemen met deze ashapparaten is vergelijkbaar met een gewone vaste IDE-/SATA-schijf. Dit
IDE/SATA-ashapparaat bevat de image van het besturingssysteem. Alleen een beheerder kan naar een
ashapparaat schrijven. Er is een speciaal softwareprogramma vereist om de ashapparaten te formatteren
en de gegevens te wissen die daarop zijn opgeslagen.
Ga als volgt te werk om het BIOS bij te werken en de BIOS-instellingen terug te zetten naar de
fabrieksinstellingen.
1. Download de meest recente BIOS voor uw model van de website van HP.
2. Volg de instructies voor het ashen van de BIOS die op de website te vinden zijn.
3. Start het systeem opnieuw op en druk tijdens het opstarten van het systeem (na het HP-startscherm,
als dit wordt weergegeven) op de toets f10 om naar het BIOS-instellingsscherm te gaan.
4. Als het eigendomslabel of inventarisnummer is ingesteld, wist u dit handmatig door Security
(Beveiliging) en System ID's (Systeem-ID's) te selecteren.
5. Selecteer File (Bestand) en vervolgens Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten).
6. Om de installatie- of inschakelwachtwoorden te wissen en andere instellingen te wissen, schakelt u de
computer uit en verwijdert u het netsnoer en de kap van de computer.
7. Zoek de (blauw of groene) wachtwoord-jumper met twee pennen op header E49 (aangeduid met PSWD)
en verwijder deze.
8. Schakel de voeding uit, wacht 10 seconden totdat de netstroom van de computer volledig is
weggevloeid en druk op de knop CMOS wissen. (Dit is doorgaans een gele drukknop met de aanduiding
CMOS).
9. Plaats de kap en het netsnoer terug en zet de computer aan. De wachtwoorden zijn nu gewist en alle
andere door de gebruiker instelbare, niet-vluchtige geheugeninstellingen zijn teruggezet naar de
fabrieksinstellingen.
10. Open het F10 installatieprogramma.
11. Selecteer File (Bestand), Default Setup (Standaardinstellingen) en selecteer daarna Restore Factory
Settings as Default (Standaardwaarden herstellen). Deze handeling zet de standaardinstellingen terug
naar de fabrieksinstellingen.
12. Selecteer File (Bestand) en selecteer vervolgens Apply Factory Defaults and Exit (Fabrieksinstellingen
toepassen en afsluiten).
13. Schakel de computer uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en plaats vervolgens de (blauw/groene)
jumper terug op header E49. Plaats de computerkap en het netsnoer terug.
Tabel
2-12 Geheugenapparaten
Beschrijving Locatie/grootte Voeding Gegevensverlies Opmerkingen
Systeemopstart-
ROM (BIOS)
SPI ROM (64 Mbit) in socket,
verwisselbaar
Systeemgeheuge
n (RAM)
SODIMM-voetje. Verwisselbaar (4
GB / 8 GB / 16 GB)
Netstroom Als netstroom
uitvalt
Alleen
S0/S3/S5/G3 ACPI
worden
ondersteund
Volatiliteitsverklaring 43
Tabel 2-12 Geheugenapparaten (vervolg)
Beschrijving Locatie/grootte Voeding Gegevensverlies Opmerkingen
RTC (CMOS) RAM RTC RAM is 272-byte RAM-geheugen
in AMD geïntegreerde systeem op de
chip (SoC)
Netstroom/accu Als de accu is
verwijderd
Toetsenbord/
mmuis (ROM)
2 KB bytes geïntegreerd in de super
I/O controller (SIO18)
Accu Als netstroom
uitvalt
Toetsenbord/
mmuis (RAM)
256 bytes geïntegreerd in de super
I/O controller (SIO18)
Netstroom Als de accu is
verwijderd
LOM EEPROM 256 bytes geïntegreerd in de LAN-
Chip
Hulp Eenmalig
programmeerbaa
r geheugen (OTP)
TPM 6 KB geïntegreerd in TPM-Chip. ROM
voor de rmware van de TCG
Netstroom
44 Hoofdstuk 2 Probleemoplossing
3 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
Met het hulpprogramma HP PC Hardware Diagnostics kunt u controleren of de computerhardware naar
behoren werkt. De drie versies zijn HP PC Hardware Diagnostics Windows, HP PC Hardware Diagnostics UEFI
(Unied Extensible Firmware Interface) en (alleen voor bepaalde producten) een rmwarefunctie genaamd
Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI.
HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden uit de
Microsoft Store
U kunt HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden uit de Microsoft Store.
1. Selecteer de app Microsoft Store op het bureaublad of typ Microsoft Store in het zoekvak van de
taakbalk.
2. Typ HP PC Hardware Diagnostics Windows in het zoekvak van de Microsoft Store.
3. Volg de instructies op het scherm.
Het hulpprogramma wordt gedownload naar de geselecteerde locatie.
Instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI
aanpassen
Door de instelling Remote HP PC Hardware Diagnostics in Computer Setup (BIOS) te gebruiken, kunt u de
verschillende aanpassingen doorvoeren.
Stel een schema in voor het uitvoeren van diagnoses op de achtergrond. U kunt diagnoses ook direct in
de interactieve modus starten door Execute Remote HP PC Hardware Diagnostics (Remote HP PC
Hardware Diagnostics uitvoeren) te selecteren.
Stel de locatie in voor het downloaden van de diagnosehulpmiddelen. Deze functie biedt toegang tot de
hulpprogramma's van de website van HP of vanaf een server die voor gebruik vooraf is gecongureerd.
De computer heeft de traditioneel lokale opslag (zoals een harde schijf of USB-ashdrive) niet nodig om
externe diagnoses uit te voeren.
Stel een locatie in voor het opslaan van de testresultaten. U kunt ook de gebruikersnaam en het
wachtwoord instellen die bij uploads worden gebruikt.
Geef statusinformatie weer over eerder uitgevoerde diagnoses.
Voer de volgende stappen uit om de instellingen voor Remote HP PC Hardware Diagnostics UEFI aan te
passen:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk als het HP logo wordt weergegeven op
f10 om Computer Setup te openen.
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd) en selecteer vervolgens Settings (Instellingen).
3. Breng de gewenste wijzigingen aan.
4. Selecteer Main (Hoofdmenu) en vervolgens Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten)
om de instellingen op te slaan.
HP PC Hardware Diagnostics Windows downloaden uit de Microsoft Store 45
Uw wijzigingen worden van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
46 Hoofdstuk 3 HP PC Hardware Diagnostics gebruiken
4 Vereisten voor de netvoedingskabel
De voedingsbronnen op sommige computers zijn voorzien van schakelaars voor de externe voedingsbron.
Omdat de spanningskeuzeschakelaar een breed spanningsbereik heeft, kan deze werken met een
netspanning van 100 V tot 120 V wisselstroom of van 220 V tot 240 V wisselstroom. Voedingsbronnen op
deze computers die niet over schakelaars voor externe voeding beschikken, zijn uitgerust met interne
schakelaars die de binnenkomende spanning detecteren en automatisch naar de juiste spanning
overschakelen.
Het netsnoer dat bij de computer is geleverd, voldoet aan de eisen die worden gesteld in het land waarin u de
apparatuur heeft gekocht.
Netsnoeren voor gebruik in andere landen moeten voldoen aan de vereisten van het land waar u de computer
gebruikt.
Algemene eisen
Deze vereisten zijn van toepassing op alle landen.
1. Het netsnoer moet worden goedgekeurd door een oiciële instantie die verantwoordelijk is voor
evaluatie in het land waar de netsnoerset moet worden geïnstalleerd.
2. De netvoedingskabel moet een minimale stroomcapaciteit hebben van 10 A (7 A, alleen in Japan) en een
nominale netspanningsbelasting van 125 of 250 V wisselspanning hebben, afhankelijk van de vereisten
van het elektriciteitsnet in elk land.
3. Bovendien moet de diameter van de draad minimaal 0,75 mm
2
of 18 AWG zijn en het snoer moet tussen
1,8 m (6 ft) en 3,6 m (12 ft) lang zijn.
Zorg ervoor dat niemand per ongeluk op het netsnoer kan gaan staan en dat geen zware voorwerpen op of
tegen het netsnoer kunnen worden geplaatst. Let speciaal op de stekker, het stopcontact en de plaats waar
het netsnoer het product ingaat.
WAARSCHUWING! Gebruik dit product niet met een beschadigde netsnoerset. Als de netsnoerset op enige
wijze beschadigd, moet u deze onmiddellijk vervangen.
vereisten voor netvoedingskabels voor Japan
Als u dit product in Japan wilt gebruiken, mag u alleen het netsnoer gebruiken dat bij het product wordt
geleverd.
BELANGRIJK: Gebruik het netsnoer dat bij dit product wordt geleverd, niet voor andere producten.
Land-specieke vereisten
Deze informatie biedt aanvullende landspecieke vereisten.
Tabel
4-1 Landspecieke vereisten voor het netsnoer
Land Beoordelende instantie Land Beoordelende instantie
Australië (1) EANSW Italië (1) IMQ
47
Tabel 4-1 Landspecieke vereisten voor het netsnoer (vervolg)
Land Beoordelende instantie Land Beoordelende instantie
Oostenrijk (1)
België (1)
Canada (2)
OVE
CEBC
CSA
Japan (3)
Noorwegen (1)
Zweden (1)
METI
NEMKO
SEMKO
Denemarken (1)
Finland (1)
Frankrijk (1)
Duitsland (1)
DEMKO
SETI
UTE
VDE
Zwitserland (1)
Verenigd Koninkrijk (1)
Verenigde Staten (2)
SEV
BSI
UL
1. Het exibele snoer moet van het type HO5VV-F zijn, mte 3-geleiders, 0,75 mm
2
geleidergrootte. De aansluitingen van het
netsnoer (apparaataansluiting en wandstekker) moeten voorzien zijn van het keurmerk van de instantie verantwoordelijk voor
evaluatie in het land waar deze zullen worden gebruikt.
2. Het exibele snoer moet van het type SVT of gelijksoortig zijn, nr. 18 AWG, 3 geleiders. De stekker moet een tweepolig geaard
type zijn met een NEMA 5-15P (15 A, 125 V) of NEMA 6-15P (15 A, 250 V)-conguratie.
3. Apparaataansluiting, exibel snoer en stekker moeten voorzien zijn van een "T" markering en registratienummer in
overeenstemming met de Japanse Dentori-wet. Het exibele snoer moet van het type VCT of VCTF zijn, 3-geleiders, 0,75 mm
2
draaddiameter. De stekker moet een tweepolig geaard type zijn met een Japanese Industrial Standard C8303 (7 A, 125 V)-
conguratie.
48 Hoofdstuk 4 Vereisten voor de netvoedingskabel
5 Richtlijnen voor gebruik, regelmatig
onderhoud en voorbereiding voor vervoer
Volg deze richtlijnen om te zorgen voor de beste prestaties en gebruiksduur van uw computer.
Richtlijnen voor gebruik en regelmatig onderhoud
HP heeft richtlijnen ontwikkeld om de computer en monitor op de juiste manier te installeren en te
onderhouden.
Plaats de computer niet in zeer vochtige ruimtes en stel de computer niet bloot aan direct zonlicht of
zeer hoge of lage temperaturen.
Plaats de computer op een stevige, vlakke ondergrond. Laat een vrije ruimte van meer 10,2 cm (4 inch)
aan alle geventileerde zijden van de computer en boven de monitor voor de benodigde ventilatie.
Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen en de luchtgaten nooit geblokkeerd worden om te voorkomen
dat de luchtstroom in de computer wordt belemmerd. Plaats het toetsenbord, met de
toetsenbordvoetjes naar beneden, niet rechtstreeks tegen de voorkant van de desktop, omdat dit de
luchtstroom belemmert.
Gebruik de computer nooit als het toegangspaneel of de afdekplaatjes van uitbreidingskaarten
verwijderd zijn.
Stapel computers niet boven elkaar of plaats deze niet te dicht naast elkaar, anders kunnen ze
onderhevig zijn aan de luchtventilatie of verwarmde lucht van andere computers.
Om het de computer in een afzonderlijke behuizing te gebruiken, moet de behuizing beschikken over
een geschikte luchtaanvoer en luchtafvoer. Bovendien blijven de bovenvermelde richtlijnen voor het
gebruik toepassing.
Zorg dat de computer en het toetsenbord niet in aanraking komen met vloeistoen.
Dek de ventilatieopeningen van de monitor nooit af (met wat dan ook).
Installeer of gebruik de functies voor energiebeheer van het besturingssysteem of andere software,
inclusief de voorzieningen voor slaap- en stand-bystanden.
Schakel de computer uit voordat u de hierna genoemde taken uitvoert:
Veeg de buitenkant van de computer schoon met een zachte, vochtige doek. Reinigingsmiddelen
kunnen de afwerking doen verkleuren of beschadigen. Raadpleeg Stof en vuil van de computer
verwijderen op pagina 50 voor de aanbevolen stappen voor het reinigen van de hoogwaardige
externe oppervlakken van de computer. Nadat u het stof en vuil hebt verwijderd, kunt u de
oppervlakken ook met een ontsmettingsmiddel reinigen. Raadpleeg De computer reinigen met een
ontsmettingsmiddel op pagina 50 voor richtlijnen om de verspreiding van schadelijke bacteriën
en virussen te voorkomen.
Reinig af en toe alle ventilatieopeningen van de computer. Stof, vuil en andere materialen kunnen
de ventilatieopeningen blokkeren en de ventilatie belemmeren.
Richtlijnen voor gebruik en regelmatig onderhoud 49
De computer reinigen
Door uw computer regelmatig te reinigen, verwijdert u stof en vuil, zodat uw apparaat optimaal blijft werken.
Gebruik de volgende informatie om de externe oppervlakken van uw computer veilig te reinigen.
Stof en vuil van de computer verwijderen
Hier vindt u de aanbevolen stappen om stof en vuil van uw computer te verwijderen.
1. Draag wegwerphandschoenen uit latex (of handschoenen uit nitril als u allergisch bent voor latex) bij
het reinigen van de oppervlakken.
2. Schakel het apparaat uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en koppel andere aangesloten externe
apparaten los. Haal alle geïnstalleerde batterijen uit de producten zoals draadloze toetsenborden.
VOORZICHTIG: Om een elektrische schok of schade aan onderdelen te voorkomen, mag u een product
nooit reinigen wanneer het is ingeschakeld of aangesloten.
3. Bevochtig een microvezeldoek met water. De doek moet vochtig zijn, maar mag niet druipnat zijn.
BELANGRIJK: Gebruik geen schurende doeken, handdoeken en papieren handdoeken om beschadiging
van het oppervlak te voorkomen.
4. Veeg de buitenkant van het product voorzichtig schoon met de bevochtigde doek.
BELANGRIJK: Houd vloeistoen uit de buurt van het product. Zorg ervoor dat er geen vocht in
openingen terechtkomt. Als er vloeistof in het HP product terechtkomt, kan dit schade aan het product
veroorzaken. Spuit geen vloeistoen rechtstreeks op het product. Gebruik geen spuitbussen,
oplosmiddelen, schuurmiddelen of reinigingsmiddelen met waterstofperoxide of bleekmiddel die de
afwerking kunnen beschadigen.
5. Start met het beeldscherm (indien van toepassing). Veeg voorzichtig in één richting en beweeg van de
bovenkant van het scherm naar de onderkant. Reinig als laatste de exibele kabels, zoals een netsnoer,
toetsenbordkabel en USB-kabels.
6. Zorg ervoor dat oppervlakken volledig aan de lucht zijn gedroogd voordat u het apparaat na het reinigen
inschakelt.
7. Gooi de handschoenen na elke reinigingsbeurt weg. Was uw handen onmiddellijk nadat u de
handschoenen hebt verwijderd.
Zie De computer reinigen met een ontsmettingsmiddel op pagina 50 voor aanbevolen stappen voor het
reinigen van de hoogwaardige externe oppervlakken op de computer om de verspreiding van schadelijke
bacteriën en virussen te helpen voorkomen.
De computer reinigen met een ontsmettingsmiddel
Het reinigen van oppervlakken, gevolgd door een ontsmetting, wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) aanbevolen als beste praktijk om de verspreiding van virale aandoeningen van de luchtwegen en
schadelijke bacteriën te voorkomen.
Nadat u de externe oppervlakken van de computer hebt gereinigd volgens de stappen in Stof en vuil van de
computer verwijderen op pagina 50, kunt u er ook voor kiezen om de oppervlakken te reinigen met een
ontsmettingsmiddel. Een ontsmettingsmiddel dat binnen de reinigingsrichtlijnen van HP valt, is een
alcoholoplossing die bestaat uit 70% isopropylalcohol en 30% water. Deze oplossing staat ook bekend als
ontsmettingsalcohol en is in de meeste winkels verkrijgbaar.
Ga als volgt te werk bij het ontsmetten van hoogwaardige, externe oppervlakken op uw computer:
50 Hoofdstuk 5 Richtlijnen voor gebruik, regelmatig onderhoud en voorbereiding voor vervoer
1. Draag wegwerphandschoenen uit latex (of handschoenen uit nitril als u allergisch bent voor latex) bij
het reinigen van de oppervlakken.
2. Schakel het apparaat uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en koppel andere aangesloten externe
apparaten los. Haal alle geïnstalleerde batterijen uit de producten zoals draadloze toetsenborden.
VOORZICHTIG: Om een elektrische schok of schade aan onderdelen te voorkomen, mag u een product
nooit reinigen wanneer het is ingeschakeld of aangesloten.
3. Bevochtig een microvezeldoek met een mengsel van 70% isopropylalcohol en 30% water. De doek moet
vochtig zijn, maar mag niet druipnat zijn.
VOORZICHTIG: Gebruik geen van de volgende chemicaliën of oplossingen die deze bevatten,
waaronder sproeibare oppervlaktereinigers: bleekmiddel, peroxiden (inclusief waterstofperoxide),
aceton, ammoniak, ethylalcohol, methyleenchloride of petroleumgebaseerde materialen, zoals benzine,
verfverdunner, benzeen of tolueen.
BELANGRIJK: Gebruik geen schurende doeken, handdoeken en papieren handdoeken om beschadiging
van het oppervlak te voorkomen.
4. Veeg de buitenkant van het product voorzichtig schoon met de bevochtigde doek.
BELANGRIJK: Houd vloeistoen uit de buurt van het product. Zorg ervoor dat er geen vocht in
openingen terechtkomt. Als er vloeistof in het HP product terechtkomt, kan dit schade aan het product
veroorzaken. Spuit geen vloeistoen rechtstreeks op het product. Gebruik geen spuitbussen,
oplosmiddelen, schuurmiddelen of reinigingsmiddelen met waterstofperoxide of bleekmiddel die de
afwerking kunnen beschadigen.
5. Start met het beeldscherm (indien van toepassing). Veeg voorzichtig in één richting en beweeg van de
bovenkant van het scherm naar de onderkant. Reinig als laatste de exibele kabels, zoals een netsnoer,
toetsenbordkabel en USB-kabels.
6. Zorg ervoor dat oppervlakken volledig aan de lucht zijn gedroogd voordat u het apparaat na het reinigen
inschakelt.
7. Gooi de handschoenen na elke reinigingsbeurt weg. Was uw handen onmiddellijk nadat u de
handschoenen hebt verwijderd.
Transport voorbereiden
Als u de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in acht om de apparatuur te beschermen.
1. Maak een back-up van de bestanden op de vaste schijf naar een extern opslagapparaat. Zorg ervoor dat
de back-upmedia niet wordt blootgesteld aan elektrische of magnetische stroomstoten tijdens opslag of
transport.
OPMERKING: De vaste schijf wordt automatisch vergrendeld wanneer u het systeem uitschakelt.
2. Verwijder alle verwisselbare media en sla deze op.
3. Schakel de computer en externe apparatuur uit.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en haal vervolgens het netsnoer uit de computer.
5. Koppel de systeemonderdelen en externe apparatuur los van hun voedingsbron en vervolgens van de
computer.
Transport voorbereiden 51
OPMERKING: Zorg ervoor dat alle uitbreidingskaarten goed en veilig vastzitten in de uitbreidingsslots
voordat u de computer vervoert.
6. Verpak de systeemonderdelen en externe apparatuur in de originele of een soortgelijke verpakking en
gebruik voldoende opvulmateriaal om de apparatuur te beschermen.
52 Hoofdstuk 5 Richtlijnen voor gebruik, regelmatig onderhoud en voorbereiding voor vervoer
6 Specicaties
Dit gedeelte bevat specicaties van uw thin client.
Voor de meest recente specicaties of aanvullende specicaties voor de thin client gaat u naar
http://www.hp.com/go/quickspecs/ en zoekt u naar uw specieke thin client om de QuickSpecs te zoeken.
Tabel 6-1 Specicaties
Metrisch VS
Afmetingen (zonder standaard)
Hoogte 35 mm 1,38 inch
Breedte 200 mm 7,87 inch
Diepte 200 mm 7,87 inch
Afmetingen (met standaard)
Hoogte 152 mm 5,98 inch
Breedte 200 mm 7,87 inch
Diepte 208 mm 8,18 inch
Gewicht (zonder standaard) 916 g 2,02 lb
Gewicht (met standaard) 969 g 2,14 lb
Temperatuurbereik
In bedrijf 10°C tot 40°C 50°F tot 104°F
Buiten bedrijf -30°C tot 60°C -22°F tot 140°F
OPMERKING: De bedrijfstemperatuur is 1,0°C per 300 m (1000 ft) tot 3000 m (10.000 ft) boven zeeniveau; Geen direct aanhoudend
zonlicht. Maximale wijzigingssnelheid is 10°C/uur. Deze limiet is mogelijk lager, afhankelijk van type en aantal van de geïnstalleerde
opties.
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf 3.048 m 10.000 voet
Buiten bedrijf 9.144 m 30.000 voet
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90%
Niet in bedrijf (max. 38,7°C natte bol) 5% tot 95%
Voedingsbron
Bedrijfsspanningsbereik 90 tot 264 V wisselstroom
Nominaal spanningsbereik 100 tot 240 V wisselstroom
Nominale lijnfrequentie 50 Hz tot 60 Hz
Lijnfrequentie in bedrijf 47 Hz tot 63 Hz
Standaardeiciëntie 45 W, 87% eiciënt
53
7 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in
aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen
deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf de
vingers of andere elektrostatische geleiders.
BELANGRIJK: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een
schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als in de instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen wordt aangegeven dat u de
computer moet loskoppelen, controleer dan eerst of de computer goed is geaard.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig mogelijk
hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak, voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch
geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
54 Hoofdstuk 7 Elektrostatische ontlading
8 Toegankelijkheid
HP heeft als doel producten, services en informatie te ontwerpen, te produceren en op de markt te brengen
die iedereen overal kan gebruiken, hetzij op zelfstandige basis of met behulp van apparaten of applicaties van
derden met ondersteunende technologie.
HP en toegankelijkheid
Diversiteit, integratie en werk/leven zit in het DNA van HP en wordt weerspiegeld in alles wat HP maakt. HP
streeft naar een inclusieve omgeving gericht op het verbinden mensen met de kracht van technologie over de
hele wereld.
De technologische hulpmiddelen vinden die u nodig hebt
Technologie opent voor u nieuwe deuren. Met ondersteunende technologieën worden barrières verwijderd en
kunt u thuis, op het werk en in de gemeenschap onafhankelijk creëren. Ondersteunende technologieën
helpen de functionele mogelijkheden van elektronische en informatietechnologie te vergroten, te
onderhouden en te verbeteren.
Zie De beste ondersteunende technologie vinden op pagina 56 voor meer informatie.
De toezegging van HP
HP zet zich ervoor in om producten en diensten aan te bieden die toegankelijk zijn voor mensen met een
handicap. Deze verbintenis ondersteunt de diversiteitsdoelstellingen van HP en zorgt ervoor dat de voordelen
van technologie voor iedereen beschikbaar zijn.
De doelstelling van HP op het gebied van toegankelijkheid is het ontwerpen, produceren en op de markt
brengen van producten en diensten die door iedereen gebruikt kunnen worden, waaronder ook mensen met
een handicap. Dit kan op basis van een autonoom systeem zijn of met behulp van de juiste assistieve
apparaten.
Om dat doel te bereiken, zijn met dit toegankelijkheidsbeleid zeven hoofddoelen vastgesteld om de acties van
HP te sturen. Van alle HP managers en werknemers wordt verwacht dat ze deze doelstellingen en de
implementatie ervan ondersteunen in overeenstemming met hun rollen en verantwoordelijkheden:
Verhogen van het bewustzijn van problemen met de toegankelijkheid binnen HP en medewerkers de
training bieden die ze nodig hebben om toegankelijke producten en diensten te ontwerpen, te
produceren, op de markt te brengen en te leveren.
Ontwikkelen van richtlijnen inzake toegankelijkheid voor producten en diensten en
productontwikkelingsgroepen verantwoordelijk houden voor het implementeren van deze richtlijnen
waar dit concurrerend, technisch en economisch haalbaar is.
Mensen met een handicap betrekken bij het ontwikkelen van richtlijnen inzake toegankelijkheid en bij
het ontwerpen en testen van producten en diensten.
Documenteren van toegankelijkheidsfuncties en informatie over HP producten en diensten in een
toegankelijke vorm openbaar beschikbaar stellen.
Relaties tot stand brengen met toonaangevende ondersteunende technologie en leveranciers van
oplossingen.
HP en toegankelijkheid 55
Ondersteunen van intern en extern onderzoek en ontwikkeling waarmee de ondersteunende
technologie die voor HP producten en diensten relevant is, verbeterd zal worden.
Ondersteunen van en bijdragen aan normen en richtlijnen voor toegankelijkheid in de sector.
International Association of Accessibility Professionals (IAAP)
IAAP is een vereniging zonder winstoogmerk die zich richt op bevordering van het vak van toegankelijkheid
via netwerken, onderwijs en certicering. Het doel is professionals op het gebied van toegankelijkheid te
helpen bij het ontwikkelen en stimuleren van hun carrière en organisaties beter in staat te stellen
toegankelijkheid te integreren in hun producten en infrastructuur.
HP is een van de oprichters en heeft zich aangesloten bij andere organisaties om de toegankelijkheid te
verbeteren. Deze toezegging ondersteunt de doelstelling van HP om producten en diensten te ontwerpen, te
produceren en op de markt te brengen die eectief door mensen met een handicap kunnen worden gebruikt.
IAAP maakt het vak sterk door personen, studenten en organisaties wereldwijd met elkaar te verbinden om
van elkaar te leren. Als u meer wilt weten, ga dan naar de online community op
http://www.accessibilityassociation.org, meld u aan voor nieuwsbrieven en lees meer over
lidmaatschapsopties.
De beste ondersteunende technologie vinden
Iedereen, inclusief mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperking, moet in staat zijn om met
behulp van technologie te communiceren, zich uit te drukken en verbinding te maken met de wereld. HP
streeft naar meer bewustzijn op het gebied van toegankelijkheid bij HP, bij onze klanten en bij onze partners.
Of het nu gaat om grote lettertypen die gemakkelijk leesbaar zijn, spraakherkenning waarmee u uw handen
rust kunt geven of een andere ondersteunende technologie voor uw specieke situatie, dankzij de vele
verschillende ondersteunende technologieën zijn HP producten eenvoudig te gebruiken. Hoe kiest u?
Uw behoeften evalueren
Technologie opent voor u nieuwe deuren. Met ondersteunende technologieën worden barrières verwijderd en
kunt u thuis, op het werk en in de gemeenschap onafhankelijk creëren. Ondersteunende technologieën
helpen de functionele mogelijkheden van elektronische en informatietechnologie te vergroten, te
onderhouden en te verbeteren.
U kunt uit vele producten met ondersteunende technologieën kiezen. Met ondersteunende technologieën
moet u verschillende producten kunnen evalueren, uw vragen kunnen beantwoorden en uw selectie van de
beste oplossing voor uw situatie kunnen vergemakkelijken. U zult merken dat professionals die
gekwaliceerd zijn om ondersteunende technologieën te evalueren uit vele gebieden afkomstig zijn, inclusief
diegenen die een licentie hebben of gecerticeerd zijn in fysiotherapie, ergotherapie, spraak-/taalpathologie
en andere expertisegebieden. Anderen, die niet gecerticeerd zijn of geen licentie hebben, kunnen ook
evaluatie-informatie bieden. U wilt mogelijk vragen stellen over de ervaring van de persoon, de expertise en
kosten om te bepalen of deze professionals geschikt zijn voor uw behoeften.
Toegankelijkheid voor HP producten
De volgende koppelingen bieden informatie over toegankelijkheidsfuncties en ondersteunende technologie,
indien van toepassing, in verschillende HP producten. Deze bronnen helpen u bij het selecteren van de
specieke functies met ondersteunende technologie en producten die passen bij uw situatie.
HP Elite x3–Toegankelijkheidsopties (Windows 10 Mobile)
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 7
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 8
56 Hoofdstuk 8 Toegankelijkheid
HP pc's–Toegankelijkheidsopties Windows 10
HP Slate 7-tablets–Toegankelijkheidsfuncties inschakelen op uw HP tablet (Android 4.1/Jelly Bean)
HP SlateBook pc's–Toegankelijkheidsfuncties inschakelen (Android 4.3, 4.2/Jelly Bean)
HP Chromebook pc's – Toegankelijkheidsfuncties inschakelen op uw HP Chromebook of Chromebox
(Chrome OS)
HP Shopping–randapparatuur voor HP producten
Zie Contact opnemen met de ondersteuning op pagina 59 als u extra ondersteuning nodig hebt met de
toegankelijkheidsfuncties van uw HP product.
Extra koppelingen naar externe partners en leveranciers die extra hulp kunnen bieden:
Microsoft-toegankelijkheidsinformatie (Windows 7, Windows 8, Windows 10, Microsoft Oice)
Informatie over toegankelijkheid van Google-producten (Android, Chrome, Google-apps)
Ondersteunende technologieën gesorteerd op type beperking
Assistive Technology Industry Association (ATIA)
Normen en wetgeving
Landen wereldwijd implementeren voorschriften om de toegang tot producten en services voor mensen met
een handicap te verbeteren. Deze voorschriften zijn van oudsher van toepassing op producten en services op
het gebied van telecommunicatie, pc's en printers met bepaalde voorzieningen voor communicatie en
videoweergave, de bijbehorende gebruikersdocumentatie en hun klantenondersteuning.
Normen
De US Access Board heeft Sectie 508 van de FAR-normen (Federal Acquisition Regulation) opgesteld als
richtlijn voor toegang tot informatie- en communicatietechnologie (ICT) voor mensen met een lichamelijke,
zintuiglijke of cognitieve handicap.
De normen bevatten technische criteria die speciek zijn voor verschillende soorten technologieën, evenals
op prestaties gebaseerde vereisten die gericht zijn op de functionele mogelijkheden van producten die
hieronder vallen. Specieke criteria zijn van toepassing op softwaretoepassingen en besturingssystemen,
webgebaseerde informatie en toepassingen, computers, telecommunicatieproducten, video en multimedia en
op zichzelf staande gesloten producten.
Mandaat 376 – EN 301 549
De Europese Unie heeft de norm EN 301 549 opgesteld binnen Mandaat 376 als een online toolkit voor
openbare aanbestedingen van ICT-producten. De norm speciceert de vereisten betreende toegankelijkheid
die van toepassing zijn op ICT-producten en -diensten, met een beschrijving van de testprocedures en
evaluatiemethodologie voor elke vereiste.
Web Content Accessibility Guidelines (WCAG)
Met de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) van het Web Accessibility Initiative (WAI) van W3C kunnen
webontwerpers en -ontwikkelaars sites maken die beter voldoen aan de behoeften van mensen met een
handicap of leeftijdsgebonden beperkingen.
WCAG bevordert de toegankelijkheid van alle webinhoud (tekst, afbeeldingen, audio en video) en
webtoepassingen. WCAG kan nauwkeurig worden getest, is gemakkelijk te begrijpen en te gebruiken en biedt
webontwikkelaars exibiliteit voor innovatie. WCAG 2.0 is ook goedgekeurd als ISO/IEC 40500:2012.
Normen en wetgeving 57
WCAG richt zich speciek op belemmeringen voor internettoegang die mensen met een visuele, auditieve,
fysieke, cognitieve of neurologische handicap ervaren en door oudere internetgebruikers met
toegankelijkheidsbehoeften. WCAG 2.0 biedt kenmerken voor toegankelijke inhoud:
Waarneembaar (bijvoorbeeld door tekstalternatieven voor afbeeldingen, bijschriften voor audio,
aanpassingsvermogen van de presentatie en kleurcontrast)
Werkbaar (door toetsenbordtoegang, kleurcontrast, timing van invoer, vermijden van aanvallen en
navigeerbaarheid)
Begrijpelijk (door leesbaarheid, voorspelbaarheid en hulp bij invoer)
Robuust (bijvoorbeeld door compatibiliteit met ondersteunende technologieën)
Wet- en regelgeving
Toegankelijkheid van IT en informatie is een gebied dat qua wetgeving steeds belangrijker is geworden. De
volgende koppelingen bieden informatie over belangrijke wetgeving, regelgeving en normen.
Verenigde Staten
Canada
Europa
Australië
Nuttige bronnen en koppelingen aangaande toegankelijkheid
De volgende organisaties, instellingen en resources zijn nuttige informatiebronnen voor mensen met een
handicap of leeftijdsgebonden beperking.
OPMERKING: Deze lijst is niet volledig. Deze organisaties worden alleen ter informatie aangeboden. HP
aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor informatie of contacten die u op internet tegenkomt. Vermelding
op deze pagina impliceert geen goedkeuring door HP.
Organisaties
Dit zijn enkele van de vele organisaties die informatie verschaen over functionele beperkingen en
leeftijdsgebonden beperkingen.
American Association of People with Disabilities (AAPD)
The Association of Assistive Technology Act Programs (ATAP)
Hearing Loss Association of America (HLAA)
Information Technology Technical Assistance and Training Center (ITTATC)
Lighthouse International
National Association of the Deaf
National Federation of the Blind
Rehabilitation Engineering & Assistive Technology Society of North America (RESNA)
Telecommunications for the Deaf and Hard of Hearing, Inc. (TDI)
W3C Web Accessibility Initiative (WAI)
58 Hoofdstuk 8 Toegankelijkheid
Onderwijsinstellingen
Veel onderwijsinstellingen, met inbegrip van deze voorbeelden, geven informatie over computergebruik door
mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperking.
California State University, Northridge, Center on Disabilities (CSUN)
University of Wisconsin - Madison, Trace Center
Computeraccommodatieprogramma University of Minnesota
Andere bronnen voor mensen met beperkingen
Veel resources, met inbegrip van deze voorbeelden, geven informatie over computergebruik door mensen
met een handicap of leeftijdsgebonden beperking.
Technisch assistentieprogramma ADA (Americans with Disabilities Act)
ILO Global Business and Disability network
EnableMart
European Disability Forum
Job Accommodation Network
Microsoft Enable
Koppelingen van HP
Deze specieke koppelingen van HP bieden informatie voor mensen met een handicap of leeftijdsgebonden
beperking.
Ons contactformulier
HP Handleiding voor veiligheid en comfort
HP Sales publieke sector
Contact opnemen met de ondersteuning
HP biedt technische ondersteuning en hulp bij het gebruik van toegankelijkheidsopties voor klanten met een
handicap.
OPMERKING: De ondersteuning is alleen beschikbaar in het Engels.
Klanten die doof of hardhorend zijn en vragen hebben over technische ondersteuning of
toegankelijkheid van HP producten:
Gebruik TRS/VRS/WebCapTel om (877) 656-7058 te bellen van maandag tot en met vrijdag, van
06.00 uur tot 21.00 uur Mountain Time.
Klanten met andere beperkingen of leeftijdsgebonden beperkingen die vragen hebben over technische
ondersteuning of toegankelijkheid van HP producten kunnen een van de volgende opties kiezen:
Bel (888) 259-5707 van maandag tot en met vrijdag, van 06.00 uur tot 21.00 uur Mountain Time.
Gebruik het contactformulier voor mensen met een handicap of leeftijdsgebonden beperking.
Contact opnemen met de ondersteuning 59
Index
A
Advanced menu (Menu Geavanceerd),
Computer Setup 29
B
batterij vervangen 20
BIOS-instellingen wijzigen 31
bronnen, toegankelijkheid 58
C
Computer Setup
Advanced menu (Menu
Geavanceerd) 29
File menu (menu Bestand) 25
Menu Power (Menu Energie) 29
Security menu (menu
Beveiliging) 27
Storage menu (Opslagmenu) 26
congureren, thin client 3
D
de computer reinigen 50
ontsmetten 50
stof en vuil verwijderen 50
de M.2-opslagmodule vervangen
19
de standaard installeren 11
de thin client beveiligen 13
diagnostische inschakeltests 36
E
een geheugenmodule installeren
22
een PXE-server congureren 41
Elektrostatische ontlading 54
evaluatie
toegankelijkheidsbehoeften 56
F
F10 Setup 24
File menu (menu Bestand), Computer
Setup 25
fout
codes 36
G
geluidssignalen 36
H
hardwarewijzigingen 14
het systeemgeheugen upgraden 21
het toegangspaneel terugplaatsen
17
het toegangspaneel verwijderen 15
HP ondersteunend beleid 55
HP PC Hardware Diagnostics Windows
downloaden 45
HP Quick Release 3
Hulpprogramma Computer Setup
24
I
installatie, volgorde van 42
instellingen 3
Instellingen voor Remote HP PC
Hardware Diagnostics UEFI
aanpassen 45
International Association of
Accessibility Professionals 56
K
klantenondersteuning,
toegankelijkheid 59
knipperende lampjes 36
L
lampjes
knipperend PS/2-toetsenbord
36
landelijke eisen voor de
netsnoerset 47
M
Menu Opslag, Computer Setup 26
Menu Power (Menu Energie),
Computer Setup 29
monteren, thin client 3
N
normen en wetgeving,
toegankelijkheid 57
O
onderdelen 1
Onderhoud van computer 50
ondersteunende technologie
doel 55
vinden 56
oplossen van problemen, lampjes
34
opnieuw instellen, instel- en
opstartwachtwoorden 36
opstartvolgorde 35
P
pieptonen 36
plaats van het serienummer 2
probleemoplossing 38, 40
productidenticatie, locatie 2
R
richtlijnen voor computergebruik 49
S
Security menu (menu Beveiliging),
Computer Setup 27
specicaties
computer 53
T
toegankelijkheid 55, 58
Toegankelijkheidsnormen Artikel
508 57
transport voorbereiden 51
V
ventilatierichtlijnen 49
vereisten voor de netvoedingskabel
landspeciek 47
voeding
aansluiten 14
voedingsbron
bedrijfsspanningsbereik 53
60 Index
Volatiliteitsverklaring 42
W
Wake-on LAN 35
werken met het hulpprogramma
Computer Setup (F10) 24
Z
zonder schijf, problemen oplossen
40
Index 61
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69

HP t540 Thin Client Handleiding

Type
Handleiding