Simplicity 1695201 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

De Baron XL / 2400 XL / Rd-reeks
1735269
Revision G
21 pk trekkers met hydrostatische transmissie
Productnr. Beschrijving
2690762 Baron XL, 21pk & 102 cm maaidek (CE)
2690763 RD21V40, 21pk & 102cm maaidek (CE)
2690772 2421 XL, 21pk & 102 cm maaidek (CE)
2690773 Baron XL, 21pk 4WD & 102 cm maaidek (CE)
2690774 RD21V40, 21pk 4WD & 102 cm maaidek (CE)
GEBRUIKERS-
HANDLEIDING
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
3
Inhoudstafel
Periodiek Onderhoud........................................20
Onderhoudsschema..............................................20
De Bandenspanning Controleren ..........................20
Het Veiligheidsvergrendelsysteem Controleren ....21
De Remwerking Van Het Maaidek Controleren.....21
De Batterij Onderhouden.......................................21
Motoronderhoud....................................................21
Problemen Oplossen en Regelingen ..............22
Problemen Met De Trekker Oplossen ...................22
Problemen Met Het Maaidek Oplossen.................23
De Positie Van De Berijdersstoel Regelen ............24
Afstelling Van De Vergrendeling
Van De Opvangbak............................................24
Het Alarm “Opvangbak Vol” Afstellen....................24
Het Maaidekhefsysteem Afstellen .........................25
De Maaihoogte Regelen........................................25
Het Maaidek Waterpas Plaatsen ...........................25
De Batterij Opladen ...............................................25
Garantie ..............................................................26
Technische Kenmerken ....................................27
Hulpstukken en Onderhoudsproducten .........28
OPMERKING : in deze handleiding gelden de
aanduidingen “links” en “rechts” zoals gezien vanuit het
gezichtspunt van de berijder.
Veiligheidsvoorschriften.....................................4
Identificatienummers ...............................................9
Veiligheidsplaatjes ................................................10
Veiligheidspictogrammen......................................11
Functies En Bedieningsinstrumenten.............12
Met De Trekker Werken.....................................15
Veiligheids Vergrendelsysteem .............................15
Algemene Veiligheidsvoorschriften
Bij Het Werken Met De Trekker .............................15
Brandstof Bijvullen ................................................15
De Motor Starten ...................................................15
De Trekker En De Motor Stoppen .........................16
De Trekker Besturen .............................................16
Maaien ..................................................................16
Achteruit Maaien ...................................................16
Achterwaartse Aandrijving Hulpstukken................16
De Trekker Met De Hand Voortduwen...................16
Functies Van De Parkeerrem ................................17
De Opvangbak Leegmaken...................................18
Een Aanhanger Bevestigen...................................18
Verwijderen En Plaatsen Van De Opvangbak .......18
12v-DC Stopcontact (Bepaalde Modelle)..............19
Berging..................................................................19
Not for
Reproduction
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
4
Veilig gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van een stuk tuingereedschap van superieure kwaliteit.
Onze producten zijn ontworpen en vervaardigd om aan alle industrienormen te voldoen
en deze zelfs te overtreffen.
Elektrische apparaten zijn enkel en alleen veilig als ze op veilige wijze worden gebruikt.
Als ze op de verkeerde wijze worden gebruikt of niet behoorlijk worden onderhouden,
kunnen ze gevaarlijk zijn! Vergeet niet, u bent verantwoordelijk voor uw eigen veiligheid
en die van de personen rondom u.
Gebruik uw gezond verstand en denk goed na over waar u mee bezig bent. Als u er niet
zeker van bent dat het karwei dat u gaat opknappen veilig kan worden uitgevoerd met
het gereedschap dat u hebt gekozen, raadpleeg een vakman: neem contact op met uw
plaatselijke erkende verdeler.
Lees de handleiding
De gebruikershandleiding bevat belangrijke veiligheidsinformatie waar u zowel voor als
TIJDENS het gebruik van het gereedschap van op de hoogte moet zijn.
Hierin vindt u veilige gebruiksaanwijzingen, een beschrijving van de kenmerken en
bedieningsknoppen van het product en onderhoudsinformatie. Deze informatie zal u
helpen het meeste uit uw apparatuur te halen.
Lees de Veiligheidsvoorschriften en -informatie op de volgende bladzijden
helemaal door. Lees ook het hoofdstuk Bediening volledig.
Kinderen
Kinderen kunnen het slachtoffer worden van tragische ongelukken. Houd ze
uit de buurt van de plaats waar u werkt. Kinderen voelen zich vaak
aangetrokken tot het apparaat en het grasmaaien. Ga er nooit van uit dat
kinderen op de plaats zullen blijven waar u ze het laatst hebt gezien. Als de
kans bestaat dat kinderen in de buurt kunnen komen van de plaats waar u
aan het maaien bent, zorg er dan voor dat een andere verantwoordelijke
volwassene toezicht op hen houdt.
LAAT KINDEREN NOOIT MEERIJDEN OP DE ZITMAAIER! Dit moedigt hen
aan om ook in de buurt van het apparaat te komen terwijl de motor draait,
waardoor ze ernstig gewond kunnen raken. Ze kunnen dan naar het
apparaat toe komen om mee te rijden als u het niet verwacht, waardoor u hen
zou kunnen overrijden.
Achteruit
Nooit achteruit maaien, tenzij dit
absoluut nodig is. Kijk voor en tijdens
het achteruitrijden steeds
omlaag en achterom,
ook wanneer de
maaimessen
uitgeschakeld zijn.
Not for
Reproduction
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
5
Gebruik op een helling
U kunt ernstig gewond raken of zelfs om het leven komen als u dit apparaat op een
te steile helling gebruikt. Het gebruik van de maaier op een te steile helling of een
plaats waar u niet voldoende tractie hebt, kan ervoor zorgen dat u de controle over
de maaier verliest of kantelt.
Een goede vuistregel is de maaier nooit te gebruiken op een helling waarop u niet
achteruit kunt rijden (in de stand 2-wielaandrijving). Gebruik de maaier nooit op
hellingen die meer dan 1 m stijgen over een lengte van 6 m. Rijd altijd loodrecht op
en af hellingen, nooit zijwaarts.
Houd er ook rekening mee dat het oppervlak waarop u rijdt een grote invloed heeft
op de stabiliteit en de controle. Nat gras of een met ijs bedekt wegdek kunnen
ervoor zorgen dat u de maaier niet goed onder controle hebt.
Als u zich onzeker voelt over het gebruik van de maaier op hellingen, doe het dan
niet. Het is het risico niet waard.
Bewegende delen
Dit apparaat heeft veel bewegende delen die u of iemand anders kunnen verwonden. Als u
echter behoorlijk op de stoel zit en alle voorschriften in deze brochure volgt, kunt u het apparaat
veilig gebruiken.
Het maaidek is uitgerust met draaiende maaimessen die handen en voeten kunnen amputeren.
Laat niemand in de buurt van het apparaat terwijl de motor draait!
Om u, de gebruiker, te helpen dit apparaat veilig te gebruiken, is het uitgerust met een
veiligheidssysteem dat detecteert wanneer de gebruiker aanwezig is. Probeer NIET om het
systeem te wijzigen of te omzeilen. Raadpleeg onmiddellijk uw verdeler als het systeem niet alle
in deze handleiding vermelde veiligheidstests voor vergrendelingssystemen doorstaat.
Weggeslingerde voorwerpen
Dit apparaat heeft draaiende maaimessen. Deze messen kunnen rondslingerende
voorwerpen opnemen en wegslingeren, waardoor omstanders ernstig gewond kunnen
raken. Zorg ervoor dat u het te maaien gebied opruimt VOORDAT u begint te maaien.
Het apparaat niet gebruiken zonder de opvangbak of afvoerbeschermer (deflector).
Laat ook niemand in de buurt van de maaier komen terwijl de motor draait! Als er toch
iemand in de buurt komt, schakel de maaier dan onmiddellijk uit en wacht tot hij/zij weer
weg is.
Brandstof en onderhoud
Benzine is uiterst ontvlambaar. Benzinedampen zijn ook zeer ontvlambaar en kunnen
verre ontstekingsbronnen bereiken. Benzine mag enkel als brandstof worden gebruikt, niet
als oplos- of reinigingsmiddel. Het mag nooit worden bewaard op plaatsen waar de
dampen kunnen opbouwen of een ontstekingsbron, zoals een waakvlam, kunnen
bereiken. Brandstof moet worden bewaard in een goedgekeurde afgesloten plastic
benzinekan of in de brandstoftank van de tractor met de dop stevig dichtgedraaid.
Gemorste brandstof moet onmiddellijk worden opgeruimd.
Behoorlijk onderhoud is uitermate belangrijk voor de veiligheid en de prestaties van uw
apparaat. Zorg ervoor dat u de onderhoudsprocedures in deze handleiding uitvoert, vooral
het periodiek testen van het veiligheidssysteem.
Not for
Reproduction
6
WERKING - ALGEMEEN
1. Vooraleer u met de trekker begint te werken, moet u alle
richtlijnen en uitleg in de handleiding gelezen en op de
machine begrepen hebben en alle voorzorgsmaatregelen
zorgvuldig opgevolgd hebben.
2. Plaats nooit uw handen of voeten in de buurt van draaiende
onderdelen of onder de machine. Blijf altijd uit de buurt van
de afvoeropeningen.
3. Laat enkel volwassenen met een groot
verantwoordelijkheidsgevoel die bovendien ook vertrouwd zijn
met de machine, werken met de trekker. In bepaalde gebieden
kunnen trouwens ook leeftijdsbeperkingen gelden voor het
werken met een dergelijke machine.
4. Zorg ervoor dat er zich in de buurt waar u gaat werken geen
rotsen, speelgoed en/of andere obstakels bevinden die de
goede werking van de machine zouden kunnen hinderen. Het
gevaar bestaat trouwens dat deze voorwerpen door het
maaidek zouden worden rondgeslingerd.
5. Vooraleer u begint te maaien, moet u ervoor zorgen dat er zich
geen andere mensen in de buurt bevinden. Komt er iemand naar
u toe, dan dient u de trekker te stoppen en de motor stil te leggen.
6. Voer geen passagiers mee op de trekker.
7. Maai niet terwijl u achteruit rijdt, tenzij dit absoluut noodzakelijk
is. Kijk voor en tijdens het achteruitrijden naar achteren en
naar beneden.
8. Richt de materiaalafvoer nooit op iemand. Vermijd het materiaal
af te voeren tegen een muur of een hindernis. Het materiaal kan
terugkaatsen naar de gebruiker. Leg het maaidek stil wanneer u
over een ondergrond met kiezelsteen moet rijden.
9. Werk nooit met de machine zonder dat het volledige
grasopvangsysteem, de afvoerafscherming (deflector) of
andere veiligheidssystemen keurig op hun plaats
gemonteerd zijn.
10. Vertraag vooraleer u een bocht neemt.
11. Laat de trekker nooit achter met draaiende motor. Schakel
altijd eerst de PTO-koppeling uit, activeer de parkeerrem, leg
de motor stil en trek de sleutels uit het contact vooraleer u van
de trekker stapt.
12. Schakel het maaidek (PTO) uit wanneer u niet maait. Leg de motor
stil en wacht tot alle onderdelen volledig tot stilstand zijn gekomen
alvorens de machine te reinigen, het grasopvangsysteem te
verwijderen of de afvoerafscherming vrij te maken.
13. Werk met deze machine enkel tijdens het daglicht of bij
goed kunstlicht.
14. Werk nooit met de machine terwijl u onder invloed bent van
drugs, geneesmiddelen of alcohol.
15. Let goed op het verkeer wanneer u in de buurt van een
openbare weg werkt of deze moet oversteken.
16. Wees extra voorzichtig als u de machine op een
aanhangwagen of in een vrachtwagen laadt.
17. Draag altijd oogbescherming terwijl u met deze machine werkt.
18. Uit statistische gegevens blijkt dat vooral 60-plussers
betrokken zijn in een groot aantal ongelukken met trekkers en
maaiers. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van alle
bestuurders in kwestie om zo precies mogelijk te bepalen of ze
nog wel of niet meer in staat zijn een dergelijke machine veilig
te besturen en hun omgeving te vrijwaren van
mogelijke ongelukken.
19. Volg de aanbevelingen van de fabrikant in verband met
wielgewichten of tegengewichten.
20. Denk eraan dat het steeds de bestuurder van de trekker is die
verantwoordelijk zal worden gesteld voor ongelukken die hij
veroorzaakt aan derden of goederen van derden.
21. Alle bestuurders moeten ervoor zorgen dat ze een
professionele en praktijkgerichte opleiding krijgen om met
deze machine te werken.
22. Draag bij het werken met de trekker en de maaier steeds een
lange broek en beschermend schoeisel. Werk nooit
blootsvoets of op sandalen.
23. Vooraleer u de maaier gebruikt, moet u nagaan of de
maaibladen nog intact zijn, of ze niet beschadigd of versleten
zijn en of ze nog goed vastzitten. Versleten en/of beschadigde
onderdelen moeten onmiddellijk worden vervangen.
24. Schakel hulpstukken altijd uit als u een van volgende
handelingen wenst te verrichten: bijtanken, een hulpstuk
regelen of verwijderen (tenzij de regeling kan gebeuren van op
de berijdersstoel).
25. Als u de machine parkeert, opbergt of om een bepaalde
redden onbeheerd achterlaat, moet u het maaidek steeds
volledig laten zakken, tenzij het maaidek mechanisch
vergrendeld wordt.
26. Alvorens de berijdersstoel te verlaten, om eender welke reden,
moet u de parkeerrem activeren, de aftakas uitschakelen, de
motor stilleggen en de sleutel uit het contact verwijderen.
27. Om brandgevaar te verminderen, moet u ervoor zorgen dat de
machine vrij blijft van gras, bladeren en overtollige olie. Stop of
parkeer de machine niet boven droge bladeren, gras of
brandbaar materiaal.
TRANSPORT EN BERGING
1. Als u deze trekker transporteert op een open aanhangwagen,
moet u ervoor zorgen dat hij met de voorzijde in de rijrichting staat.
Mocht de trekker achterwaarts op de aanhangwagen staan, dan
kan de wind de motorkap optillen en deze ernstig beschadigen.
2. Neem de nodige veiligheidsvoorschriften in acht als u de
trekker na transport of berging weer vult met brandstof.
3. Stal de machine nooit (met benzine) in een besloten, slecht
geventileerde ruimte. Brandstofdampen kunnen bij een
ontstekingsbron (zoals een verwarmingsketel, boiler enz.)
komen en een ontploffing veroorzaken. Brandstofdampen zijn
ook giftig voor mens en huisdier.
4. Neem voor het bergen van de trekker altijd de richtlijnen van
de motorleverancier in acht. U vindt deze richtlijnen in de
handleiding van uw motorleverancier. Volg deze richtlijnen
zowel voor een berging van korte duur als wanneer u de
machine voor langere duur opbergt.
5. Als u de machine weer in dienst stelt na een periode van
inactiviteit moet u ervoor zorgen dat u alle richtlijnen van uw
motorleverancier zo precies mogelijk navolgt.
6. Berg de machine of de brandstofvoorraad nooit op in een
plaats waar ze in contact zouden kunnen komen met vuur,
vonken of een waakvlam, van bv. bij een geiser. Laat de
machine volledig afkoelen vooraleer u ze opbergt.
Lees deze veiligheidsvoorschriften aandachtig en leef ze strikt na. Als u zich niet aan deze veiligheidsvoorschriften
houdt, kan dat tot gevolg hebben dat u de controle over de machine verliest, dat u schade veroorzaakt aan
eigendommen of gereedschap en dat uzelf en/of omstanders gewond raken met mogelijk de dood tot gevolg. Dit
maaidek kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren. Het driehoekje in de tekst duidt op
belangrijke waarschuwingen waarmee rekening moet worden gehouden.
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
Not for
Reproduction
7
GEBRUIK OP HELLINGEN
In heel wat gevallen heeft het verlies van controle over de trekker of
ongelukken, zoals het omkantelen van de trekker, precies te maken met
hellingen. Dergelijke ongelukken resulteren meestal in zware
verwondingen met mogelijk de dood tot gevolg. U dient dus extra
voorzichtig te zijn als u werkt op hellingen. Als u de helling niet achteruit
op kunt of als u zich niet veilig voelt, doet u er goed aan niet op de helling
te werken. Als u begint weg te glijden op een helling kunt u de controle
over uw machine niet meer terugkrijgen door op de rem te gaan staan.
De voornaamste oorzaken die tot het verlies van controle over uw
machine kunnen leiden, zijn de volgende: onvoldoende grip van
de wielen, te hoge rijsnelheid, ongepast remgedrag,
verstrooidheid, een machine gebruiken die niet geschikt is voor de
taak die u wenst uit te voeren, verkeerd aangebrachte hulpstukken
en een ongelijke verdeling van de lading.
1. Maai hellingen door recht naar boven en recht naar beneden
te rijden. Rij nooit zijdelings op de flank van de helling.
2. Kijk uit voor kuilen, groeven of schokken. Op oneffen
ondergrond kan de machine omkantelen. In hoog gras kunnen
hindernissen verborgen zijn.
3. Kies een lage versnelling, zodat u niet hoeft te stoppen of
schakelen terwijl u op een helling werkt.
4. Maai niet wanneer het gras nat is. De banden kunnen hun
grip verliezen.
5. Laat de machine altijd in versnelling, in het bijzonder wanneer
u hellingen afrijdt. Schakel niet naar neutraal om de helling
af te rollen.
6. Vermijd starten, stoppen of draaien op een helling. Indien de
banden hun grip verliezen, schakel dan het maaidek uit en rijd
langzaam in een rechte lijn de helling af.
7. Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en geleidelijk uit.
Verander niet bruusk van snelheid of richting, want hierdoor
kan de machine kantelen.
8. Wees extra voorzichtig wanneer u werkt met een machine met
een grasopvangsysteem of een ander hulpstuk, want de
stabiliteit van de machine kan hierdoor worden beïnvloed.
9. Probeer nooit de machine te stabiliseren door uw voet op de
grond te plaatsen.
10. Maai niet in de buurt van sterke hellingen, sloten of ophogingen. De
maaier zou plots kunnen kantelen indien een wiel over de rand van
een afgrond of sloot geraakt, of indien een rand inzakt.
11. Gebruik geen grasopvangsystemen op steile hellingen.
12. Maai geen hellingen waarop u niet kunt achteruit rijden.
13. Neem contact op met uw erkende verdeler voor de aanbevolen
wielgewichten of tegengewichten ter verbetering van de stabiliteit.
14. Verwijder hindernissen zoals rotsen, grote takken enz.
15. Werk langzaam. De banden kunnen hun grip verliezen op
hellingen, ook wanneer de remmen correct werken.
16. Draai niet op hellingen. Als dit niet kan worden vermeden,
draai dan langzaam en geleidelijk naar beneden toe
indien mogelijk.
VOORTGETROKKEN UITRUSTING
1. Trek uitsluitend met een machine die voorzien is van een
trekhaak. Maak voortgetrokken uitrusting enkel vast aan een
trekhaak en nergens anders aan de machine.
2. Volg de aanbevelingen van de fabrikant in verband met het
maximaal toegelaten gewicht van voortgetrokken uitrusting en
het trekken van voortgetrokken uitrusting op hellingen.
3. Laat kinderen of andere personen nooit in of op de
voortgetrokken uitrusting klimmen.
4. Op hellingen kunnen de banden onder het gewicht van de
voortgetrokken uitrusting hun grip verliezen, zodat de machine
onbestuurbaar wordt.
5. Rij langzaam en houd rekening met een extra
lange remafstand.
6. Schakel niet in neutraal om de helling af te rollen.
KINDEREN
Als de bestuurder van de trekker niet aandachtig genoeg is,
kunnen er zich tragische ongelukken voordoen met spelende
kinderen. Kinderen voelen zich nu eenmaal vaak aangetrokken
door de machine en het maaien. Hou kinderen dus steeds in de
gaten en hou er rekening mee dat ze zich niet noodzakelijk meer
op dezelfde plek bevinden als enkele ogenblikken voordien.
1. Hou kinderen weg uit het maaigebied en zorg ervoor dat ze
onder het toezicht staan van een volwassene met een groot
verantwoordelijkheidsgevoel.
2. Wees attent en zet de machine uit als kinderen dichterbij komen.
3. Kijk voor en tijdens het achteruitrijden naar beneden en
naar achteren.
4. Laat nooit kinderen meerijden, zelfs niet met de maaibladen
gedemonteerd. Ze zouden van de machine kunnen vallen en
ernstig letsel oplopen of door hun handelingen het veilige
gebruik van de machine in het gedrang brengen. Kinderen die
vroeger ooit hebben meegereden, kunnen plotseling in het
maaigebied komen om nogmaals mee te rijden en lopen zo
het gevaar om overreden te worden.
5. Laat de trekker ook nooit door kinderen besturen.
6. Wees extra voorzichtig bij dode hoeken, struiken, bomen en andere
voorwerpen die de zichtbaarheid zouden kunnen belemmeren.
EMISSIES
1. De uitlaatgassen van deze machine bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid en die bij bepaalde hoeveelheden kanker
kunnen veroorzaken of kunnen leiden tot misvormingen en/of
andere genetische afwijkingen bij de geboorte.
2. Informatie over de duurzaamheidsperiode van de relevante
emissies en de luchtindex vindt u op het emissiselabel van de motor.
ONTSTEKINGSSYSTEEM
1. Het ontstekingssysteem met bougies voldoet aan de
Canadese norm ICES-002.
WAARSCHUWING
Gebruik de machine nooit op hellingen met meer dan 17,6%
stijgingspercentage (10 graden), d.w.z. hellingen waarbij over
een afstand van 607 cm een hoogteverschil van 106 cm
overwonnen wordt.
Als u de machine gebruikt op hellingen moet u extra
wielgewichten of tegengewichten gebruiken. Neem contact
op met uw geautoriseerd verdeler om na te gaan welke
gewichten voor uw machine beschikbaar zijn en welke
geschikt zijn om het werk in kwestie uit te voeren.
Kies de lage versnelling voordat u op de helling begint te
rijden. Zelfs indien u extra wielgewichten of tegengewichten
geplaatst hebt, moet u op hellingen vooral voorzichtig zijn als
u achter op de trekker een grasopvangsysteem
geïnstalleerd hebt.
Maai hellingen door recht naar BOVEN en recht naar
BENEDEN te rijden, NOOIT zijdelings tegen de flank van de
helling. Wees voorzichtig als u van richting verandert en
STOP of VERTREK NIET op een helling.
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
Not for
Reproduction
8
ONDERHOUD EN NAZICHT
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere mogelijke
ontstekingsbronnen.
2. Gebruik enkel goedgekeurde benzinerecipiënten.
3. Verwijder nooit de tankdop of tank nooit terwijl de motor draait.
Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
4. Tank nooit binnen, maar altijd buiten.
5. Plaats de machine of de brandstofrecipiënt nooit in de buurt
van een open vlam, vonken, of een waakvlam, zoals
bijvoorbeeld in de buurt van een geiser of een ander toestel.
6. Vul de recipiënten nooit in een voertuig of op de laadvloer van
een vrachtwagen met een kunststoffen bodembekleding.
Plaats recipiënten altijd op de grond, weg van uw voertuig,
alvorens ze te vullen.
7. Verwijder benzineaangedreven machines van de vrachtwagen
of de aanhangwagen en tank ze vol op de grond. Indien dit niet
mogelijk is, vul de machines dan op een aanhangwagen met
een draagbare recipiënt in plaats van met het tankpistool.
8. Houd het tankpistool de hele tijd in contact met de rand van de
brandstoftank of de opening van de recipiënt totdat deze
gevuld is. Gebruik geen pistoolvergrendel/openingssysteem.
9. Indien u brandstof op uw kleren morst, moet u onmiddellijk
andere kleren aantrekken.
10. Overvul de tank nooit. Plaats de tankdop terug en zet hem
goed vast.
11. Wees extra voorzichtig in de omgang met benzine en andere
brandstoffen. Zij zijn ontvlambaar en de dampen die ze
ontwikkelen zijn ontplofbaar.
12. Indien er brandstof wordt gemorst, probeer dan niet de motor
te starten, maar verplaats de machine, weg van de plaats waar
gemorst werd, en zorg er nauwgezet voor op geen enkele
manier vonken te veroorzaken zolang de brandstofdampen
niet volledig zijn verdampt.
13. Plaats alle doppen zorgvuldig terug op de brandstoftank(s) en
de brandstofrecipiënt(en).
Service en onderhoud
1. Laat de machine nooit draaien in een gesloten ruimte waar de
koolstofmonoxidedampen zich kunnen ophopen.
2. Zorg ervoor dat de moeren en bouten, in het bijzonder de
bevestigingsbouten van de maaibladen, altijd goed vast staan
en houd het materieel in goede toestand.
3. Knoei nooit met de veiligheidssystemen. Controleer regelmatig
of ze naar behoren werken en voer de nodige herstellingen uit
indien ze niet goed werken.
4. Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere
vuilophoping. Ruim gemorste olie of brandstof op.
5. Stop, leg de motor stil en controleer de machine nadat ze een
voorwerp geraakt heeft. Voer herstellingen uit indien nodig,
alvorens te herstarten.
6. Voer nooit afstellingen of herstellingen uit terwijl de motor
draait, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel is vermeld in de
handleiding van de motorfabrikant.
7. De onderdelen van het grasopvangsysteem staan bloot aan
slijtage en allerlei vormen van beschadiging, waardoor
bewegende onderdelen zichtbaar kunnen worden of objecten
unnen worden rondgeslingerd. Controleer deze onderdelen op
regelmatige basis en vervang ze desnoods door de
wisselstukken die de fabrikant daarvoor aanbeveelt.
8. Maaibladen zijn heel scherpe voorwerpen die diepe
snijwonden kunnen veroorzaken. Wikkel de maaibladen in een
omhulsel of draag handschoenen als u ze vastneemt. Wees
ook extra voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden
uitvoert aan de maaibladen.
9. Controleer regelmatig of de rem nog goed werkt. Voer
eventueel de nodige regelingen of herstelwerkzaamheden uit.
10. Onderhoud of vervang de veiligheids- en aanwijzingslabels
indien nodig.
11. Verwijder de brandstoffilter niet wanneer de motor heet is,
want gemorste benzine kan ontsteken. Plaats de klemmen
voor de brandstofleiding niet verder uit elkaar dan nodig.
Controleer of de klemmen de slang stevig over de filter
vasthouden na de installatie.
12. Gebruik geen benzine met METHANOL of gasohol met meer dan
10% ETHANOL of benzineadditieven of wasbenzine, want de
motor/het brandstofsysteem kan hierdoor schade oplopen.
13. Indien de brandstoftank moet worden afgetapt, doe dit dan buiten.
14. Vervang een defecte knaldemper.
15. Gebruik bij het uitvoeren van herstelwerkzaamheden
uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde wisselstukken.
16. Hou bij het uitvoeren van regelingen en
herstelwerkzaamheden altijd rekening met de specificaties en
instellingen opgegeven door de fabrikant.
17. Grote onderhouds- en herstelwerkzaamheden laat u best
gebeuren in erkende en door de fabrikant goedgekeurde
service centers.
18. Voer zelf geen grote herstelwerkzaamheden aan deze
machine uit tenzij u daarvoor de noodzakelijke technische
opleiding gekregen hebt. Verkeerd uitgevoerde
onderhoudswerkzaamheden kunnen tot gevaarlijke situaties,
schade aan de machine en een nietigverklaring van de
garantie leiden.
19. Denk er bij een maaidek met meer dan één blad aan dat het
éne blad het andere in beweging kan zetten.
20. Verander niets aan het motormanagement van de motor en
voer de motor niet op. Hoge motorsnelheden verhogen het
risico op ongelukken.
21. Koppel aangedreven hulpstukken los, leg de motor stil, haal
de sleutel uit het contact en maak de draden van de
ontstekingsbougies los in volgende gevallen: als u ophopingen
van gras en andere materialen in de uitvoer wenst te
verwijderen, als u onderhoudswerkzaamheden wenst uit te
voeren, als u een voorwerp geraakt hebt of als de machine
abnormaal begint te trillen. Hebt u een voorwerp geraakt, dan
moet u nagaan of de machine schade opgelopen heeft en
deze herstellen vooraleer u de machine opnieuw mag
opstarten en doorgaan met de werkzaamheden.
22. Plaats uw handen nooit in de buurt van de koelventilator van
de hydrostatische pomp terwijl de motor nog loop. Deze
ventilator bevindt zich aan de bovenzijde van de aandrijfas.
23. Machines met hydraulische pompen, slangen of motoren:
WAARSCHUWING: Hydraulische vloeistof die onder druk
ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om de huid te
doorboren en ernstig letsel te veroorzaken. Als een
lichaamsvreemde vloeistof in de huid wordt geïnjecteerd, moet
deze binnen enkele uren chirurgisch worden verwijderd door
een arts die vertrouwd is met deze vorm van letsel. Zoniet kan
koudvuur optreden. Houd uw lichaam en handen weg van
pengaten of openingen waaruit hydraulische vloeistof onder
hoge druk wordt verstoven. Gebruik voor het opsporen van
lekken papier of karton en niet uw handen. Zorg ervoor dat
alle hydraulische- vloeistofverbindingen goed vast staan en
dat alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat
verkeren alvorens het systeem onder druk te zetten. In geval
van een lek dient u de machine onmiddellijk te laten nazien
door een geautoriseerd verdeler.
24. WAARSCHUWING: Energieaccumulator De veren op
verkeerde wijze losmaken kan ernstig letsel veroorzaken.
Veren mogen enkel door een geautoriseerd verdeler
worden verwijderd.
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
Not for
Reproduction
9
Identificatieplaatje
van de trekker
Aanduidingen Op Het
Ce-Identificatieplaatje
A.Identificatienummer van de fabrikant
B.Serienummer van de fabrikant
C.Kracht in kilowatt
D.Maximum motorsnelheid in omwentelingen per minuut
E.Adres van de fabrikant
F.Fabricagejaar
G.Logo CE-conformiteit
H.Massa van de machine in kilogram
I.Gegevens geluidssterkte in decibels
Part No. xxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxx
Serial No. xxxxxxxxxx
20xx
kW: x.xx
xxxx max
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxx dB
kg: xxx
A
B
C
D
E
F
G
H
I
Identifikationsmærkat
Als u voor het bekomen van wisselstukken of informatie of
voor een onderhoudsbeurt contact opneemt met uw
geautoriseerd verdeler, MOET u deze nummers bij
u hebben.
Noteer de naam/het nummer van uw model, de identificatie -
nummers van fabrikant en de serienummers van de motor in de
daartoe voorziene ruimte zodat u deze gegevens achteraf
gemakkelijk kunt terugvinden. Deze nummers vindt u op de
aangegeven locaties.
Opmerking : raadpleeg de handleiding van de motor -
leverancier voor de locatie van de identificatienummers
van de motor.
MOTORGEGEVENS
Modelnaam en -nummer
PRODUCTNUMMER van de trekker
PRODUCTGEGEVENS
SERIENUMMER van de trekker
Naam van de verdeler
Datum aankoop
Engine Make
Motorspecificaties
Datum aankoop
Serienummer van de motor
PRODUCTNUMMER van het maaidek
SERIENUMMER van het maaidek
Identificatienummers
Not for
Reproduction
10
Plaatje -
Transmissie
Vrijgavehendel voor de
transmissie
Onderdeelnr. 1723425
Plaatje -
Contactsleutelstanden
Onderdeelnr. 1722806
Plaatje - Regeling van
de maaihoogte
Onderdeelnr. 1723470
Plaatje – Bediening - richtlijnen, CE-modellen
Onderdeel nr. 174027
Plaatje - Bediening
opvangbak
Onderdeelnr. 1723310
Plaatje - Gevaar, Pedaal
opvangbak
Onderdeelnr. 1723317
1723317
Plaatje – Het opvangsysteem
losmaken
Onderdeelnr. 1723317
Plaatje - Gevaar,
Draaiende maaibladen
Onderdeelnr. 1720389
Plaatje - Gevaar,
Rondslingerende
voorwerpen
Onderdeelnr.
1720391
Plaatje - Gevaar,
Rondslingerende
voorwerpen
Onderdeelnr.
1721107
Plaatje - Gevaar,
Rondslingerende
voorwerpen
Onderdeelnr.
1720390
Decal - Drawbar
Limits
Part No. 1721141
Waarschuwingsstickers
Veiligheidsplaatjes
Bij het ontwerp en de vervaardiging van deze machine werden
voor uw veiligheid en de betrouwbaarheid van de machine
verschillende principes in acht genomen die u mag verwachten
van een toonaangevende industriële fabrikant van machines voor
buitenwerkzaamheden.
Hoewel u door het lezen van deze handleiding en de daarin
beschreven veiligheidsvoorschriften de nodige basiskennis
verwerft om deze machine veilig en efficiënt te bedienen, hebben
wij een aantal veiligheidsplaatjes op de machine aangebracht om
u ook tijdens uw werkzaamheden met de trekker aan deze
belangrijke informatie te herinneren.
Alle waarschuwingsboodschappen (GEVAAR,
WAARSCHUWING en OPGEPAST) en richtlijnen die
aangebracht zijn op uw trekker en maaidek moet u grondig lezen
en in acht nemen. Worden deze instructies niet opgevolgd, dan
bestaat gevaar voor lichamelijk letsel. Deze informatie is voor uw
eigen veiligheid bedoeld en is uitermate belangrijk ! De hierna
afgebeelde veiligheids plaatjes bevinden zich op uw trekker
en maaidek.
Als één van deze plaatjes is afgegaan of beschadigd, moet u het
onmiddellijk vervangen. Vraag uw geautoriseerd verdeler
om vervanging.
De plaatjes zijn gemakkelijk aan te brengen en vormen zowel voor
uzelf, als voor andere gebruikers een permanente herinnering aan
de vereiste veiligheids voorschriften, wat voor een veilige en
efficiënte bediening van de machine noodzakelijk is.
Not for
Reproduction
11
Waarschuwing: Lees de
gebruikershandleiding
Zorg ervoor dat u de gebruikers -
handleiding gelezen en begrepen hebt
vooraleer u met deze machine begint te
werken.
Gevaar: Rondslingerende
voorwerpen
De maaibladen van deze machine
kunnen allerlei voorwerpen (stenen,
steengruis,…) doen rondslingeren. Hou
omstaanders uit de buurt.
Waarschuwing: Trek de sleutel uit
het contact vooraleer u met een
onderhoudsbeurt begint
Haal de sleutel uit het contact en lees de
nodige technische documentatie vooraleer
u onderhoudswerkzaamheden of
herstellingen uitvoert.
Gevaar: Kantelgevaar
Gebruik deze machine niet op hellingen
die steiler zijn dan 10°.
Gevaar: Amputatie
Deze machine is in staat ledematen te
amputeren. Hou omstaanders en
kinderen van de machine vandaan als u
werkt.
Gevaar: Amputatie
Dit maaidek is in staat ledematen te
amputeren. Hou handen en voeten
verwijderd van de maaibladen.
Veiligheidspictogrammen
Gevaar: Rondslingerende
voorwerpen.
Tijdens het maaien moet de
opvangbak altijd dicht zijn.
Gevaar: Rondslingerende
voorwerpen.
Werk niet met de maaier zonder
opvangbak of zonder deflector.
Gevaar: Rondslingerende
voorwerpen.
Werk niet met de maaier zonder eerst
de afvoerkoker te monteren.
Gevaar: Brandgevaar.
Voeg geen brandstof toe terwijl de
motor loopt of heet is. Zet de motor stil
en laat hem 3 minuten afkoelen
voordat u brandstof toevoegt.
Gevaar: Heet oppervlak.
Laat de machine afkoelen voordat u dit
gebied aanraakt.
Gevaar: Koolmonoxidevergiftiging.
Gebruik de motor niet in een
ongeventileerde ruimte.
CE-veiligheidspictogrammen
Not for
Reproduction
12
Functies en
bedieningsinstrumenten
Functie Van De Bedieningsinstrumenten
In wat volgt, wordt de functie van elk bedieningsinstrument kort toegelicht. Om te kunnen starten, stoppen, rijden en
maaien moet u telkens een bepaalde combinatie van deze bedieningsinstrumenten in een verschillende volgorde
kunnen gebruiken. Meer uitleg daarover vindt u in het deel “Met de trekker werken”.
Gashendel/regeling smoorklep
(Ongehuwd beuren model)
Met de gashendel wordt de motorsnelheid (toerental) geregeld.
Duw de gashendel naar voren om de motorsnelheid te
verhogen en laat de gashendel los om de motorsnelheid te
verlagen. Werk altijd met volgas. Beweeg de hendel naar voren
(voorbij het arreteerorgaan) om de smoorklep te sluiten. Sluit de
smoorklep tijdens een koude start. Open de smoorklep zodra de
motor aanslaat. Bij een warme motor is het gebruik van de
smoorklep niet nodig.
Regelen van de gashendel
Met de gashendel wordt de motorsnelheid (toerental)
geregeld. Duw de gashendel naar voren om de
motorsnelheid te verhogen en laat de gashendel los om de
motorsnelheid te verlagen. Werk altijd met volgas.
Figuur 1. Bedieningsinstrumenten van trekker en maaier
OPMERKING : voor de duidelijkheid is het stuurwiel verwijderd.
12V
Not for
Reproduction
13
Functies en bedieningsinstrumenten
Contactschakelaar
Met de contactschakelaar wordt de motor aan- en uitgezet. Hij
heeft 3 standen :
Uit Zet de motor uit en verbreekt de elektrische voeding.
Aan Laat de motor lopen en geeft stroom aan het
elektrische circuit.
Start Zwengelt de motor aan om hem te doen starten.
OPMERKING : laat de contactschakelaar nooit in de
positie “Aan” taan terwijl de motor niet draait ; daardoor
ontlaadt de batterij.
Regeling van de maaihoogte
Met de regelknop voor de regeling van de maaihoogte wordt de
maaihoogte van het maaidek ingesteld. De maaihoogte kan
onbeperkt worden ingesteld op elke willekeurige waarde tussen
2,5 en 9,5 cm.
Regeling van de maaihoogte
Als de gewenste maaihoogte tussen twee markeringsposities in
zit, kunt u de fijnregeling gebruiken.
Bedieningshendel van het hefsysteem
voor hulpstukken
Tijdens het gebruik van het maaidek, heft u het maaidek van de
grond tijdens transport van en naar de werkplek. Maai NIET met
het maaidek in de opgeheven transportstand.
Met de bedieningshendel van het hefsysteem voor hulpstukken
worden hulpstukken opgeheven en neergelaten die gebruik
maken van het handbediende hefsysteem van de trekker. Door
de hendel naar voren te duwen, wordt het hulpstuk neergelaten;
door de hendel naar achteren te trekken, wordt het hulpstuk
opgeheven. Trek de hendel iets naar achteren en druk de
ontgrendelknop om de hefposities te veranderen. Let erop dat
de handel volledig naar voren staat tijdens het maaien.
Ontgrendeling voor het verwijderen van
de opvangbak
Nadat u het ontgrendelingspedaal heeft ingedrukt trekt u deze
knop naar voren om de opvangbak los te maken voor
verwijdering.
Snelheidsregelaar (optie)
De snelheidsregelaar wordt gebruikt om de rijsnelheidregeling
in voorwaartse richting te vergrendelen. Duw de hendel naar
voren tot de gewenste rijsnelheid is bereikt. Om de
snelheidsregelaar uit te schakelen, beweegt u de hendel terug.
Mocht u snel moeten stoppen, dan wordt door het intrappen van
het rempedaal de snelheidsregelaar ook in de neutrale stand
geschakeld.
Smoorklep
Sluit de smoorklep tijdens een koude start. Open de smoorklep
zodra de motor aanslaat. Bij een warme motor is het gebruik
van de smoorklep niet nodig. Beweeg de hendel naar voren om
de smoorklep te sluiten.
Lichtschakelaar
Met deze lichtschakelaar worden de lichten van de trekker aan-
en uitgeschakeld.
Rempedaal
Door het rempedaal in te drukken, wordt de trekker afgeremd.
Uurmeter (optie)
De uurmeter meet het aantal uren dat de contactsleutel in de
stand RUN staat.
De uurmeter geeft een knippersignaal voor de eerste
olieverversing na de eerste 5 bedrijfsuren en tevens om de
50 bedrijfsuren als herinnering aan de smeerbeurt. Deze
herinneringen blijven ongeveer twee uur actief en worden
automatisch teruggesteld.
OPMERKING: De uurmeter registreert het verstrijken van
de totale tijd dat de sleutel in de RUN-stand staat, zelfs
als de motor niet draait. De uurmeter heeft een eigen
voeding, zodat het totale aantal uren altijd afleesbaar is.
PTO-schakelaar
Met de PTO worden hulpstukken aan- en uitgeschakeld. Om de
PTO in te schakelen, trekt u de schakelaar uit. Om de PTO uit te
schakelen, drukt u de schakelaar in.
OPMERKING : als de
berijder niet vast op de berijdersstoel zit, kan en zal de
PTO niet werken.
Rijsnelheidspedalen
De rijsnelheid van de trekker in voorwaartse richting wordt
geregeld met het rijsnelheidspedaal vooruit. De rijsnelheid van
de trekker in achterwaartse richting wordt geregeld met het
rijsnelheidspedaal achteruit.
Door het intrappen van één van deze pedalen wordt de
rijsnelheid verhoogd. Opmerking : hoe verder het pedaal wordt
ingedrukt, des te harder zal de trekker rijden.
1/10
HOURS
A
Not for
Reproduction
14
Functies en bedieningsinstrumenten
Ontgrendelingspedaal van de
opvangbak
Het ontgrendelingspedaal ontgrendelt de opvangbak, zodat deze
kan worden geopend om het verzamelde gras uit te kiepen.
Hendel voor het openen en sluiten van
de opvangbak
Met deze hendel opent u de opvangbak om hem leeg te maken
en sluit u hem om gras op te vangen tijdens het maaien. Druk
het ontgrendelingspedaal in om de opvangbak leeg te maken
en trek de hendel naar achteren. Om de opvangbak te sluiten,
duwt u de hendel naar voren tot de opvangbak sluit en wordt
vergrendeld.
Stopcontac
Het stopcontact is 12V-DC. De nominale stroomsterkte van het
accessoire moet 14 ampère of minder bedragen.
Achteruitmaai-optie (RMO)
De achteruitmaai-optie staat maaien toe (of te gebruiken voor
andere PTO-hulpstukken) terwijl achteruit gereden wordt.
Indien u kiest voor achteruit maaien , draai de RMO-sleutel na
de PTO is geactiveerd. Het controlelampje zal oplichten, en de
gebruiker kan nu maaien in de achteruit. Iedere keer dat de
PTO is ontkoppeld, dient de RMO -optie te worden
gereactiveerd indien gewenst.
12V
Regeling van de berijdersstoel
De berijdersstoel kan naar voren en naar achteren worden
geschoven. Beweeg de hendel, zet de berijdersstoel in de
gewenste positie en laat de hendel los zodat de berijdersstoel in
de nieuwe positie wordt vergrendeld.
Vrijgavehendel voor de transmissie
Met de vrijgavehendel voor de transmissie wordt de transmissie
van de trekker uitgeschakeld, zodat de trekker met de hand kan
worden geduwd. Zie “De trekker met de hand voortduwen” voor
toepassingsinformatie.
Het alarm “opvangbak vol”
Het alarm “opvangbak vol” weerklinkt wanneer de opvangbak
volledig gevuld is met grasmaaisel. Wanneer het alarm weerklinkt,
drukt u onmiddellijk de PTO-schakelaar (B) in om de maaibladen uit
te schakelen. Rijd naar de plek waar u het gras wilt uitkiepen en
maak de opvangbak daar leeg. Opmerking: Bij gebruik van de
bladverzamelaar is het mogelijk dat het alarm niet wordt
geactiveerd door droge bladeren
Brandstoftank / Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft het brandstofpeil in de tank aan.
Verwijder de vuldop om brandstof bij te vullen. Denk eraan
enige ruimte over te laten, want brandstof zet uit door warmte.
Parkeerrem
De parkeerremknop wordt gebruikt om de parkeerrem in te
schakelen wanneer de trekker stilstaat. Trap het rempedaal
volledig in en trek de knop omhoog om de parkeerrem in te
schakelen.
Not for
Reproduction
15
De zitmaaier
gebruiken
Algemene Veiligheidsvoorschriften Bij
Het Werken Met De Trekker
Zorg ervoor dat u alle richtlijnen in de secties
“Veiligheidsvoorschriften” en “Met de trekker werken” gelezen
en goed begrepen hebt vooraleer u met de trekker en het
maaidek aan de slag probeert te gaan. Zorg ervoor dat u de
werking van alle bedieningsinstrumenten onder de knie hebt en
dat u de trekker kunt doen stoppen.
Brandstof Bijvullen
Om brandstof toe te voegen, doet u het volgende :
1. Haal de dop van de brandstoftank (A, Figuur 2).
2. Vul de tank maar voeg ook niet teveel brandstof toe. Laat
wat expansieruimte. Voor meer specifieke instructies : zie
de handleiding van uw motorleverancier.
3. Plaats de dop van de brandstoftank terug en maak ze vast.
De Motor Starten
1. Druk het rempedaal volledig in of activeer de parkeerrem
terwijl u op de berijdersstoel zit.
2. Let erop dat u met uw voet de rijsnelheidspedalen niet
ingetrapt houdt en dat de snelheidsregelaar niet is
ingeschakeld.
3. Schakel de PTO-koppeling uit.
4. Geef volgas.
5. Sluit de smoorklep.
OPMERKING : bij een motor die op bedrijfstemperatuur
is, is het gebruik van de smoorklep wellicht niet nodig.
6. Steek de sleutel in het contact en zet hem in de stand
“start”.
7. Als de motor gestart is, zet u de gashendel in zijn lage stand
zodat het toerental terugloopt. Laat de motor minstens een
minuut warmlopen.
8. Geef volgas.
OPMERKING : in een noodgeval kan de motor direct
worden stilgelegd door de contactsleutel in de stand “uit”
te zetten. Dit is evenwel niet de meest aangewezen
manier om de motor te stoppen. Hoe u dat best doet,
vindt u verderop in “De trekker en de motor stoppen”.
Controle van het
veiligheidsvergrendelsysteem
WAARSCHUWING
Deze maaier is uitgerust met
veiligheidsvergrendelingen en andere
veiligheidsvoorzieningen. Deze veiligheidssystemen
zijn er voor uw veiligheid: Probeer de
veiligheidsschakelaars niet te omzeilen en knoei nooit
met de veiligheidsvoorzieningen.
TEST 1 — DE MOTOR MAG NIET STARTEN ALS:
de hendel voor de snijmesrotatie in de stand
INSCHAKELEN staat, OF
het rempedaal NIET geheel is ingedrukt (handrem UIT).
TEST 2 — DE MOTOR MOET STARTEN ALS:
de bestuurder op de stoel zit, EN
de hendel voor de snijmesrotatie in de stand
ONTKOPPELEN staat, EN
het rempedaal geheel is ingedrukt (handrem AAN)
TEST 3 — DE MOTOR MOET WORDEN UITGESCHAKELD ALS:
de bestuurder van de stoel opstaat.
TEST 4 — CONTROLEREN VAN DE REMTIJD VAN
DE MAAIBLADEN
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen vijf seconden nadat de
hendel voor de snijmesrotatie in de stand ONTKOPPELEN is
gezet. Als de aandrijfriem van de maaier niet binnen vijf
seconden stopt, moet u contact opnemen met uw dealer.
WAARSCHUWING
Als een veiligheidstest niet met succes wordt
uitgevoerd, mag u de maaier niet gebruiken. Neem
contact op met uw erkende verdeler.
Gebruik geen benzine die METHANOL bevat, geen
gasohol met meer dan 10% ETHANOL en ook geen
benzine-additieven of superbenzine want daardoor kan
de motor of het brandstofsysteem beschadigd worden.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig met benzine. Het is een uiterst
ontvlambaar product. Voeg geen benzine toe wanneer
de motor nog warm is omdat hij nog niet voldoende is
afgekoeld. Vermijd vonken en vuur en laat niet toe dat
er wordt gerookt in de onmiddellijke omgeving. Voeg
niet te veel brandstof toe en veeg gemorste brandstof
weg.
Not for
Reproduction
16
De zitmaaier gebruiken
De Trekker En De Motor Stoppen
1. Plaats de rijsnelheidsregeling (en) in neutraal.
2. Zet de PTO-koppeling uit en wacht tot alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
3. Stel de gashendel in de stand die is voorgeschreven in de
handleiding van de motorleverancier, die u terugvindt in het
gebruikerspakket dat met uw trekker wordt meegeleverd.
Volg alle aanbevolen stopprocedures.
4. Draai de contactsleutel naar de stand 'Uit'. Verwijder de
sleutel uit het contactslot.
De Trekker Besturen
1. Ga op de berijdersstoel zitten en pas desnoods de positie
van de berijdersstoel aan. Controleer of u gemakkelijk zit, of
u alle bedieningselementen kunt bereiken en of u alle
instrumenten op het instrumentenbord kunt lezen.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Controleer of de PTO uitgeschakeld is.
4. Start de motor (zie “De motor starten”).
5. Schakel de parkeerrem uit en los het rempedaal.
6. Druk de regelaar van de voorwaartse rijsnelheid in om
vooruit te rijden en los de regelaar om te stoppen. Hoe
verder u deze regelaar indrukt, hoe sneller de trekker zal
gaan rijden.
7. Stop de trekker door de regelaar van de rijsnelheid volledig
te lossen, vervolgens de parkeerrem te activeren en de
motor stil te leggen (zie het deel “De trekker en de motor
stoppen”).
Maaien
1. Stel de maaihoogte van het maaidek in op het gewenste
niveau en stel de dieptemeterwielen in op de juiste hoogte
(indien van toepassing).
2. Activeer de parkeerrem. Controleer of de PTO-koppeling
uitgeschakeld is.
3. Start de motor (zie “De motor starten”).
4. Laat het maaidek volledig zakken met behulp van de
bedieningshendel van het hefsysteem voor hulpstukken.
5. Geef volgas.
6. Activeer de PTO-koppeling (maaidek).
7. Begin te maaien. Zie verder deel LC voor enkele tips in
verband met maaipatronen, onderhoud van het gazon en
het oplossen van problemen.
8. Als u klaar bent, schakelt u de PTO-koppeling uit en heft u
het maaidek op met behulp van de bedieningshendel van
het hefsysteem voor hulpstukken.
9. Stop de motor (zie “De trekker en de motor stoppen”).
Achteruit Maaien
Als een bestuurder kiest voor achterwaarts te maaien, het
RMO-systeem kan worden geactiveerd. Om de achteruitmaai-
optie (RMO) te gebruiken, draai de RMO-sleutel nadat de PTO
is geactiveerd. Het controlelampje zal oplichten, en de
gebruiker kan nu maaien in de achteruit. Iedere keer dat de PTO
is ontkoppeld, dient de RMO-optie te worden gereactiveerd
indien gewenst. De sleutel dient verwijderd te worden om
toegang tot RMO te beperken.
Achterwaartse Aandrijving Hulpstukken
Als een bestuurder kiest voor het achterwaarts aandrijven van
een PTO aangedreven hulpstuk, het RMO-systeem kan worden
geactiveerd. Om de achteruitmaai-optie (RMO) te gebruiken,
draai de RMO-sleutel nadat de PTO is geactiveerd. Het
controlelampje zal oplichten, en de gebruiker kan achterwaarts
aandrijven. Iedere keer dat de PTO is ontkoppeld, dient de
RMO-optie te worden gereactiveerd indien gewenst. De sleutel
dient verwijderd te worden om toegang tot RMO te beperken.
De Trekker Met De Hand Voortduwen
Modellen met tweewielaandrijving (2WD)
1. Schakel de PTO-koppeling uit en zet de motor af.
2. Trek vrijgavehendel voor de transmissie circa 6,4 cm naar
achteren om deze in de vrijgavepositie te vergrendelen
(Figuur 2.1).
3. De trekker kan nu met de hand worden voortgeduwd.
WAARSCHUWING
De motor zal afslaan indien het pedaal voor de achterwaartse
rijsnelheid wordt ingedrukt met geactiveerde PTO en niet
geactiveerde RMO. De gebruiker moet altijd de PTO
ontkoppelen voordat wegen of paden worden overgestoken
die gebruikt worden door andere voertuigen. Het plotseling
wegvallen van aandrijving kan gevaarlijke situatie's opleveren.
WAARSCHUWING
Achteruit maaien kan gevaarlijk zijn voor omstanders.
Tragische ongevallen kunnen voorkomen indien de
bestuurder niet allert is op de aanwezigheid van kinderen.
Schakel nooit de optie Achteruit maaien (RMO) in als er
kinderen aanwezig zijn. Kinderen voelen zich vaak tot de
machine aangetrokken en het maaien.
DE ZITMAAIER MAG NIET WORDEN
GESLEEPT
De zitmaaier slepen leidt tot schade aan de transmissie.
• Gebruik geen ander voertuig om deze machine voort te
duwen of te trekken.
• Activeer de transmissievrijgavehendel niet terwijl de
motor draait.
Not for
Reproduction
17
De zitmaaier gebruiken
Figuur 3. De parkeerrem activeren
A. Pedalen voor de regeling van de rijsnelheid
B. Rempedaal
C. Knop van de parkeerrem
Functies Van De Parkeerrem
De parkeerrem inschakelen - Zie Figuur 3. Om de parkeerrem
in te schakelen, haalt u de voet van de pedalen voor de regeling
van de rijsnelheid (A), drukt ü het rempedaal volledig in (B), trekt
u de knop van de parkeerrem OMHOOG (C) en haalt u
vervolgens de voet weer van de parkeerrem.
De parkeerrem uitschakelen - Zie Figuur 3. Om de
parkeerrem uit te schakelen, drukt u het rempedaal volledig in
(B) en drukt u de knop van de parkeerrem IN (C).
A
B
C
Figuur 2.2. Vrijgavehendel voor de transmissie (4WD)
A. Vrijgavehendel voor de transmissie
Modellen met vierwielaandrijving (4WD)
1. Schakel de PTO-koppeling uit en zet de motor af.
2. Duw de transmissie-ontkoppeling ongeveer 6,4 cm in om
deze te vast te zetten in de ontkoppelde positie (Figuur 2.2).
3. De trekker kan nu met de hand worden voortgeduwd.
A
Figuur 2.1. Vrijgavehendel voor de transmissie (2WD)
A. Dop van de brandstoftank
B. Vrijgavehendel voor de transmissie
B
A
Not for
Reproduction
18
De zitmaaier gebruiken
Een Aanhanger Bevestigen
De maximale horizontale trekkracht die op de koppelstang mag
worden uitgeoefend is 444 Nm. De verticale krachtlimiet
bedraagt 222 Nm. Dat komt neer op het trekken van een
aanhangwagen van 180 kg op een helling van 10 graden.
(180kg)
396 Lbs.
10˚
3'4"
(1m)
20' (6m)
Figuur 5. Aanbevolen aanhangergewicht
Figuur 4. De opvangbak leegmaken
A. Ontgrendelingspedaal van de opvangbak
B. Hendel van de opvangbak
A
B
De Opvangbak Leegmaken
Om de opvangbak leeg te maken:
1. Druk het ontgrendelingspedaal van de opvangbak in (A,
Figuur 4).
2. Verleng de hendel (B) van de opvangbak en gebruik hem
om de opvangbak leeg te maken.
3. Gebruik de hendel (B) om de opvangbak te sluiten en schuif
de hendel terug in de opvangbak.
VeRwijderen En Plaatsen Van De
Opvangbak
1. Plaats de verwijderingsknop van de opvangbak (C) naar
voor om de opvangbak los te maken van de achterste
steunarmen.
2. Druk het ontgrendelingspedaal van de opvangbak in (A,
Figuur 6).
3. Gebruik de hendel (B) om de opvangbak een beetje te
openen.
4. Hef de opvangbak op om hem van de steunarmen te
nemen.
Om de opvangbak te plaatsen, voert u de bovenstaande
procedure in omgekeerde volgorde uit. Bij het plaatsen van de
opvangbak moeten de uitlijningstekens op de opvangbak en op
de achterzijde van de trekker overeenkomen.
WAARSCHUWING
Werk niet met de maaier zonder opvangbak of zonder
deflector.
Figuur 6. De opvangbak leegmaken
A. Ontgrendelingspedaal van de opvangbak
B. Hendel van de opvangbak
C. Vergrendelingsknop van de opvangbak
3
4
1
2
A
C
B
Not for
Reproduction
Berging
Alvorens de trekker aan het eind van het seizoen voor lange tijd
op te bergen, dient u eerst grondig de richtlijnen door te nemen
m.b.t. onderhoud en berging van de machine. U vindt deze
richtlijnen in het onderdeel “Veiligheidsvoorschriften”.
Vervolgens doet u het volgende :
Schakel de PTO-koppeling uit, stel de parkeerrem in en
verwijder de sleutel.
Voer onderhoud aan de motor uit, alsmede de
bergingsmaatregelen die in de handleiding van de
motorleverancier staan vermeld. Dit omvat het aftappen van
het brandstofsysteem of het toevoegen van een
stabiliseringsadditief aan de brandstof. (Berg een machine
met brandstof nooit op in een afgesloten ruimte – zie
boven).
De levensduur van de batterij wordt verlengd indien deze
wordt verwijderd en in een koele, droge plaats wordt
opgeborgen en circa eenmaal per maand volledig wordt
opgeladen. Als de batterij in de machine gemonteerd blijft,
koppel dan de negatieve batterijkabel los.
Voorafgaand aan het starten van de machine nadat deze is
opgeborgen :
Controleer alle vloeistofniveaus. Controleer alle
onderhoudspunten.
Voer alle aanbevolen controles en procedures uit die in de
handleiding van de motorleverancier staan beschreven.
Laat de motor voor gebruik een aantal minuten
warmdraaien.
WAARSCHUWING
Berg de machine (met brandstof) nooit op in een
afgesloten, slecht geventileerde ruimte. De kans
bestaat dat benzinedampen in contact komen met een
ontstekingsbron (zoals een geiser, boiler, enz.) en een
explosie veroorzaken.
Brandstofdampen zijn ook giftig voor mens en dier.
19
De zitmaaier gebruiken
12 Volt stopcontact (niet op alle
modellen)
Het 12 volt stopcontact voor accessoires bevindt zich in de
linkerhouder (figuur 1). Het kan worden gebruikt om kleine
elektronische toestellen van stroom te voorzien. De nominale
stroomsterkte van het accessoire mag maximaal 9
ampère bedragen.
Opmerking: wanneer u een 12-volt accessoire gebruikt
kan dat de batterij doen ontladen, zeker wanneer de
motor stationair draait. Wanneer u het stopcontact voor
accessoires niet gebruikt, moet het met de rubberen stop
worden afgesloten om te voorkomen dat kortsluitingen
zouden ontstaan door vocht. Water dat in het stopcontact
terechtkomt, kan kortsluitingen veroorzaken.
OPGEPAST
Vermijd letsels. Voor een veilig gebruik is uw volledige
aandacht vereist. Draag geen koptelefoon om tijdens
het besturen van de machine naar de radio of muziek
te luisteren.
Not for
Reproduction
20
Periodiek
onderhoud
Onderhoudsschema
Het gewone, periodieke onderhoud van uw zitmaaier en maaidek gebeurt het best volgens het volgende schema.
De bandenspanning controleren
De bandenspanning moet op regelmatige tijdstippen worden
gecontroleerd en op de waarden in de tabel worden gehouden
in figuur 7. Merk op dat deze waarden lichtjes kunnen afwijken
van de maximale bandenspanning die op de zijkant van de
banden wordt vermeld. De drukwaarden in de tabel zijn ideale
waarden voor de beste tractie en maaikwaliteit en voor een
langere levensduur van de banden.
Figuur 7. Bandenspanning
Bandenmaat PSI bar
22 x 10,0-8 10 0,68
20 x 8,0-8 10 0,68
15 x 6,0-6 12-14 0,82-0,96
ZITMAAIER EN MAAIDEK
Om de 8 uur of dagelijks *
Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem
Reinig de zitmaaier en het maaidek
Verwijder zichtbaar afvalmateriaal uit de motorruimte
Om de 25 uur of jaarlijks *
Controleer de remwerking van de maaibladen
Controleer de zitmaaier/het maaidek op loszittende
bevestigingsmiddelen
Controleer de bandenspanning
Om de 50 uur of jaarlijks *
Controleer de remwerking van de zitmaaier
Reinig de accu en kabels
Raadpleeg uw dealer jaarlijks om
Smeer de zitmaaier en het maaidek
Controleer de maaibladen **
* Welke als eerste komt
** Controleer de bladen vaker op plaatsen met zandige
bodem of in zeer stoffige omgevingen.
MOTOR
Eerste 5 uur
Ververs de motorolie - zie motorhandboek
Om de 8 uur of dagelijks *
Controleer het oliepeil van de motor
Om de 25 uur of jaarlijks *
Reinig het luchtfilter en voorfilter **
Om de 50 uur of jaarlijks *
Ververs de motorolie - zie motorhandboek
Vervang het oliefilter
Jaarlijks
Vervang het luchtfilter
Vervang het voorfilter
Raadpleeg uw dealer jaarlijks om
Inspecteer de geluiddemper
Vervang de ontstekingsbougie
Vervang het brandstoffilter
Reinig het luchtkoelsysteem van de motor
* Welke als eerste komt
** In stoffige omgevingen of als vuil in de lucht aanwezig
is, moet u vaker reinigen
Not for
Reproduction
21
Periodiek onderhoud
Figuur 8. Batterij
A. Negatieve kabel
B. Positieve kabel en afdekking
C. Rubberen batterijhouder
A
C
B
Het Veiligheidsvergrendelsysteem
Controleren
Controleer of het veiligheidsvergrendelsysteem correct
functioneert door de testsop. Neem contact op met uw
geautoriseerd verdeler als een test niet het gewenste resultaat
oplevert.
De Remwerking Van Het Maaidek
Controleren
Als de PTO uitgeschakeld wordt, moeten de maaibladen en de
aandrijfriem van het maaidek binnen de 5 seconden volledig
stilvallen.
1. Start de motor terwijl de trekker in neutraal staat, de PTO
uitgeschakeld is en de berijder zich in de berijdersstoel
bevindt.
2. Kijk over de linker voetsteun naar de aandrijfriem. Schakel
de PTO-koppeling in en wacht een aantal seconden.
Schakel de PTO-koppeling uit en houdt de tijd bij die de
aandrijfriem nodig heeft om te stoppen.
3. Als de aandrijfriem niet binnen vijf seconden stilstaat, stel
dan de koppeling in of neem contact op met uw verdeler.
Motoronderhoud
Raadpleeg de handleiding van de motorleverancier voor alle
motor-onderhoudsprocedures en aanbevelingen.
De Batterij Onderhouden
De batterij en batterijkabels schoonmaken
1. Ontkoppel de batterijkabels te beginnen met de negatieve
kabel (A, Figuur 8).
2. Verwijder de batterijhouder (C) en de batterij.
3. Maak het vak waarin de batterij rust schoon met een
oplossing van soda en water.
4. Veeg de polen van de batterij en de uiteinden van de
batterijkabels goed schoon met een staalborstel tot ze
glanzen en gebruik daarvoor een schoonmaakproduct dat
speciaal voor batterijpolen is ontwikkeld.
5. Plaats de batterij terug en maak ze vast met de
batterijhouder (C).
6. Koppel de batterijkabels opnieuw aan, te beginnen met de
positieve kabel (B).
7. Bedek de uiteinden van de batterijkabels en de polen van
de batterij met een laagje vaseline of niet-geleidend
smeervet.
WAARSCHUWING
Als u de batterij plaatst of verwijdert, moet u de
negatieve batterijkabel als EERSTE loskoppelen en als
LAATSTE terug aansluiten. Doet u dat niet, dan bestaat
de kans op kortsluiting tussen de positieve pool en een
stuk gereedschap.
Not for
Reproduction
22
Problemen oplossen
en regelingen
Problemen oplossen
Hoewel het gewone periodieke onderhoud de levensduur van
uw zitmaaier zal verlengen, kan het bij langdurig of constant
gebruik uiteindelijk toch nodig zijn om specifieke
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren om uw zitmaaier naar
behoren te laten blijven werken.
In de onderstaande gids voor het oplossen van problemen vindt
u de meest voorkomende problemen, hun oorzaken en
mogelijke oplossingen.
Op de volgende pagina’s vindt u dan instructies zodat u de
meeste van die eenvoudige aanpassingen en
onderhoudsherstellingen zelf kan uitvoeren. Indien u dat wenst,
kan u een beroep doen op uw plaatselijk erkend verdeler voor
het uitvoeren van deze onderhouds-werkzaamheden.
WAARSCHUWING
Om ernstige letsels te voorkomen mag u alleen
onderhoudswerkzaamheden aan de zitmaaier
uitvoeren wanneer de motor stilgelegd en de
parkeerrem geactiveerd is.
Trek altijd de sleutel uit het contact, maak de
bougiekabel los en bevestig hem uit de buurt van de
bougie voor u met het onderhoud begint om te
voorkomen dat de motor per ongeluk zou starten.
Problemen met de zitmaaier oplossen
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
De motor wil niet
aanslaan of starten.
Rempedaal is niet ingedrukt. Druk het rempedaal volledig in.
PTO-schakelaar (elektrische
koppeling) staat in de stand AAN.
Zet de schakelaar in de stand UIT.
Snelheidsregelaar ingeschakeld. Zet de knop in de stand VRIJ/UIT.
Geen brandstof meer. Als de motor warm is, laat u hem afkoelen en vult u
vervolgens brandstof bij.
Motor verzopen. Schakel de choke uit.
Zekering is doorgeslagen. Zie erkende dealer.
De polen van de batterij moeten
worden schoongemaakt.
Zie De accu en kabels reinigen.
De batterij is leeg of stuk. Accu opladen of vervangen.
Bedrading los of defect. Controleer de bedrading visueel. Raadpleeg een erkende
dealer als de draden gerafeld of gebroken zijn.
Solenoïde of startmotor defect. Zie erkende dealer.
Schakelaar veiligheidsvergrendelsysteem
defect.
Zie erkende dealer.
Water in brandstof. Zie erkende dealer.
Benzine is oud of verschaald. Zie erkende dealer.
Motor is moeilijk te
starten of loopt niet
goed.
Te rijke brandstofmengeling. Maak luchtfilter schoon.
Motor heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
Kloppende motor.
Laag oliepeil. Zie motorhandboek.
Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie motorhandboek.
Overdreven
olieverbruik.
De motor raakt oververhit. Zie erkende dealer.
Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie motorhandboek.
Te veel olie in oliecarter. Tap overtollige motorolie af.
Motoruitlaat is
zwart.
Vuile luchtfilter. Zie Luchtfilter onderhouden.
Choke dicht. Open de choke.
Not for
Reproduction
23
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
De motor loopt maar
de zit maaier wil niet
rijden.
Rijsnelheidspedalen niet ingedrukt. Druk de pedalen in.
Ontgrendelingshendel van de
transmissie staat in de stand DUWEN.
Zet de hendel in de stand RIJDEN.
Aandrijfriem van maaidek is gebroken. Zie erkende dealer.
Parkeerrem is ingeschakeld. Zet de parkeerrem uit.
Tractieaandrijfriem is gebroken of slipt. Zie erkende dealer.
Rem houdt niet.
Rem binnenin versleten. Zie erkende dealer.
Zitmaaier is moeilijk
of slecht te
besturen.
Stuurstangenmechanisme zit los. Zie erkende dealer.
Onjuiste bandenspanning. Zie Bandenspanning controleren.
Lagers van voorwielas zijn droog. Zie erkende dealer.
Problemen met de zitmaaier oplossen (vervolg)
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
Het maaidek komt
niet omhoog.
Stangenmechanisme van hefsysteem
niet correct bevestigd of beschadigd.
Zie erkende dealer.
Maaier maait niet
gelijk.
Maaidek niet waterpas. Zie erkende dealer.
De banden van de zitmaaier zijn niet
goed opgeblazen.
Zie Bandenspanning controleren.
Maairesultaat ziet
er onafgewerkt uit.
Motorsnelheid te laag. Geef volgas.
Rijsnelheid te hoog. Rij trager.
Zitmaaier heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
De motor valt
gemakkelijk stil
tijdens het maaien.
Motorsnelheid te laag. Geef volgas.
Rijsnelheid te hoog. Rij trager.
Vuil of verstopt luchtfilter. Zie motorhandboek.
Maaihoogte te laag ingesteld. Stel de maaihoogte bij de eerste maaibeurt van lang
gras in op de hoogste stand.
Afvoeropening is geblokkeerd. Maai met de grasafvoer naar het reeds gemaaide
gedeelte gericht.
Motor niet op bedrijfstemperatuur. Laat de motor een aantal minuten warmdraaien.
De maaier wordt gestart in lang gras. Start de motor op een plaats zonder lang gras.
Zitmaaier trilt sterk.
Zitmaaier heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
De motor loopt en
de zitmaaier rijdt,
maar de maaier wil
niet rijden.
PTO is niet ingeschakeld. Schakel de PTO in.
Zitmaaier heeft een ander probleem. Zie erkende dealer.
Problemen met het maaidek oplossen
Problemen oplossen en regelingen
Not for
Reproduction
24
Problemen oplossen en regelingen
Figuur 9. De positie van de berijdersstoel instellen
A. Instelhendel voor de stoelpositie
B. Carrosseriebout, tussenstuk, tussenring en moer
C. Stoelveer
De Positie Van De Berijdersstoel Regelen
Instelling van de stand
De stand van de berijdersstoel kan in drie verschillende standen
worden versteld. Neem contact op met uw geautoriseerde
dealer voor hulp.
Schuifinstelling van de stoel
De berijdersstoel kan naar voren en naar achteren worden
geschoven. Duw tegen de hendel (A, Figuur 9), zet de
berijdersstoel in de gewenste positie en laat de hendel daarna
weer los zodat de berijdersstoel in de nieuwe positie wordt
vergrendeld.
Instelling van de stoelveren
De stoelveren (C, Figuur 9) kunnen worden versteld voor een
hardere of zachtere instelling. Kantel de berijdersstoel naar
voeren en schuif de veereenheid (C) naar voren voor een
zachtere instelling en naar achteren voor een hardere instelling.
Afstelling Van De Vergrendeling Van De
Opvangbak
Als de opvangbak niet kan worden vergrendeld wanneer de
hendel snel naar voren wordt geduwd, moet de speling van de
vergrendeling misschien worden afgesteld. Neem contact op
met uw geautoriseerde dealer voor hulp.
C
A
C
D
A
B
B
Het Alarm “Opvangbak Vol” Afstellen
Er zijn twee manieren om het alarm “opvangzak vol” bij te
stellen, één voor grasvolume en één voor gevoeligheid.
Bijstelling grasvolume
Door de lepelbeugel (C, figuur 10) omhoog te schuiven, wordt
het grasvolume in de opvangzak vergroot voordat het alarm
luidt. Door de lepelbeugel (C) omlaag te schuiven, wordt het
grasvolume in de opvangzak verminderd voordat het alarm
luidt.
1. Maak de hardware beugel los (B).
2. Schuif lepelbeugel (C) omhoog of omlaag.
3. Zet de hardware beugel vast (B).
Bijstelling gevoeligheid
Door de slotschroef, het borgplaatje en de moer (D) omhoog te
schuiven verlaagt de gevoeligheid in de opvangzak voordat het
alarm luidt. Door de slotschroef, het borgplaatje en de moer (D)
omlaag te schuiven verhoogt de gevoeligheid in de opvangzak
voordat het alarm luidt.
1. Draai de slotschroef, het borgplaatje en de moer (D) los.
2. Schuif de slotschroef, het borgplaatje en de moer (D) op de
alarmlepel (A) omhoog of omlaag.
3. Draai de slotschroef, het borgplaatje en de moer (D) vast.
OPMERKING: Het kan nodig zijn het alarm opvangzak
vol te wijzigen wanneer grascondities veranderen.
Figuur 10. Bijstelling alarm opvangbak
A. Alarmlepel C. Lepelbeugel
B. Hardware beugel D. Slotschroef, borg-
plaatje en moer
Not for
Reproduction
Het maaidekhefsysteem afstellen
Zie Figuur 11. Pas de hoogte van de maaimachinelift
door de kettingen van de maaimachinelift aan te passen
aan. Voor het verhoogde gebruik van de liftaanpassing de
derde kettingsverbinding. Voor verhoogd
aanpassingsgebruik onder de grond de vierde
kettingsverbinding.
De maaihoogte regelen
De maaihoogte wordt ingesteld via de hoogteregelhendel (A,
Figuur 12). Druk op de knop voor het vrijgeven van de
hendel. Plaats de hendel naar achteren om het maaidek
hoger te plaatsen; plaats de hendel naar voren om het
maaidek lager te plaatsen.
25
Problemen oplossen en regelingen
Figuur 11. Afstellen van het maaidekhefsysteem
(onderaanzicht aan de rechterkant van de trekker)
A. Arm van het maaidekhefsysteem
Het maaidek waterpas plaatsen
Als het maairesultaat ongelijk is, moet u het maaidek
misschien waterpas plaatsen. Een ongelijk maairesultaat
kan ook het gevolg zijn van ongelijke of verkeerde
bandenspanning. Controleer of de bandenspanning correct
is zoals beschreven in het deel “De bandenspanning
controleren”.
Neem contact op met uw geautoriseerde dealer
voor hulp.
A
A
Figuur 12. De hoogte van het maaidek regelen
A. Regelhendel
WAARSCHUWING
Alvorens het maaidek te controleren moet u de PTO en
de motor uitschakelen, de sleutel uit het contactslot
verwijderen en wachten tot alle draaiende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen.
De Batterij Opladen
Een uitgeputte batterij, of een die te zwak is om de motor te
starten, kan het gevolg zijn van een storing in het laadsysteem
of een ander elektrisch onderdeel. Als u twijfelt aan de oorzaak
van het probleem, neem dan contact op met uw verdeler. Als u
de batterij moet vervangen, volg dan de stappen in “De batterij
en batterijkabels schoonmaken” in “Periodiek onderhoud”.
Om de batterij te laden, volgt u de aanwijzingen van de fabrikant
van de batterijlader alsmede alle waarschuwingen in het
gedeelten over de veiligheidsrichtlijnen in dit boek. Laad de
batterij tot deze volledig geladen is (tot de soortelijke massa van
de elektrolyt 1,250 of hoger is en de elektrolyttemperatuur ten
minste 15,5 C is). Laad niet op met meer dan 10 A.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat zich geen open vuur en vonken in de
buurt van de batterij bevinden, de uit de batterij
ontsnappende gassen zijn uiterst ontplofbaar. Zorg voor
een goede ventilatie tijdens het laden van de batterij.
Not for
Reproduction
26
1737660 Rev B
%5,**6675$772132:(5352'8&76*5283//&*$5$17,(%(/(,'9225(,*(1$5(1
%(3(5.7(*$5$17,(
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC zal alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten
gratis repareren en/of vervangen. Briggs & Stratton Corporation zal alle onderdelen van de Briggs and Stratton motor* met
materiaal- en/of fabricagefouten gratis repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd
ter reparatie of vervanging onder deze garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is van kracht gedurende de
onderstaande perioden en onderworpen aan de onderstaande voorwaarden. Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde
erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op www.Murray.com.
Er wordt geen andere expliciete garantie afgegeven. Impliciete garanties, inclusief voor verkoopbaarheid en geschiktheid voor
HHQEHSDDOGGRHO]LMQEHSHUNWWRWppQMDDUQDDDQNRRSRILQGHZHWWHOLMNHWRHJHVWDQHPDWH$DQVSUDNHOLMNKHLGYRRULQFLGHQWHOH
of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is.
Sommmige staten of landen staan geen beperkingen toe over de periode waarin een impliciete garantie geldig is, en sommige
staten of landen staan geen uitsluiting of beperking van incidentele of gevolgschade toe, zodat de bovenstaande beperking
en uitsluitingen mogelijk niet op u van toepassing zijn. Deze garantie geeft u specifieke wettelijke rechten en u kunt eveneens
andere rechten hebben per staat of per land verschillen.
GARANTIEPERIODE
De garantieperiode start op de datum van aankoop door de eerste consument (detailhandel) of commerciële eindgebruiker
en is geldig gedurende de hierboven vermelde periode. “Consumentengebruik” betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik
door een particuliere consument. “Commercieel gebruik” betekent ieder ander gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële
KXXUGRHOHLQGHQRIYRRUKHWJHQHUHUHQYDQLQNRPHQ=RGUDKHWSURGXFWFRPPHUFLHHOLVJHEUXLNW]DOKHWGDDUQDLQKHWNDGHUYDQ
deze garantie worden beschouwd als commercieel gebruik.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als
aankoopbewijs. Als u geen bewijs kunt leveren van de oorspronkelijke datum op het moment waarop u om garantieservice
verzoekt, zal de productiedatum van het product worden gebruikt om te bepalen of het product onder de garantie valt.
29(58:*$5$17,(
U zijn altijd bereid reparaties uit te voeren die onder de garantie vallen en verontschuldigen ons bij voorbaat bij u voor het
eventuele ongemak. Garantieservice wordt alleen verleend door servicedealers die door Briggs & Stratton of BSPPG, LLC zijn
erkend.
De meeste reparaties die onder de garantie vallen, worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde garantieverzoeken
kan soms niet worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is
veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of
niet-goedgekeurde brandstof.
9HUNHHUGJHEUXLNHQPLVEUXLN- Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als
u het product gebruikt op een manier die niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is
beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer op het product is verwijderd of als het product op
een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan inslagschade of
beschadiging door water/chemische corrosie.
9HUNHHUGRQGHUKRXGRIUHSDUDWLH- Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema’s in de
gebruikershandleiding en voor service- en reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden
gebruikt. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de
garantie.
1RUPDOHVOLMWDJH - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt
onderhouden. Deze garantie dekt de reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal
gebruik is verstreken. Onderhouds- en aan slijtage onderhevige onderdelen zijn bijvoorbeeld filters, riemen, snijbladen en
remblokken (met uitzondering van motorremblokken). Deze vallen niet onder de garantie als het om slijtagekenmerken gaat, maar
wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
9HUVFKDDOGHEUDQGVWRI- Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig dat voldoet aan de specificaties in de
gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte
brandstofslangen, klevende kleppen etc) vallen niet onder de garantie.
* Geldt alleen voor Briggs and Stratton-motoren. De garantie voor niet-Briggs and Stratton-motoren wordt gegeven door de motorfabrikant.
,WHP &RQVXPHQWHQJHEUXLN &RPPHUFLHHOJHEUXLN
Apparatuur 2 jaar 90 dagen
Motor* 2 jaar 90 dagen
Batterij 1 jaar 1 jaar
NL
Not for
Reproduction
27
Technische
kenmerken
MOTOR
21 pk* Briggs & Stratton
Merk Briggs & Stratton
Model Twin Vanguard (385777)
PK 21
Zuigerverplaatsing 627 cc
Elektrisch circuit Alternator: 12 volt, 16 amp
Batterij: 230 amp
Oliereservoir 1,4 L
CHASSIS
Brandstoftank Brandstoftank: 9,5 L
Bandenmaat Bandenmaat: 20 x 10,00-8 (2WD)
Bandenmaat: 22 x 10,00-10 (4WD)
0,41-0,55 bar
Bandenspanning Bandenmaat: 15 x 6,00-6 (2WD)
Bandenmaat: 16 x 6,50-8 (4WD)
0,8-1,0 bar
TRANSMISSIE
K46
Merk Tuff Torq K46 (hydrostatische)
Hydraulische vloeistof 10W-30 Motorolie van hoge kwaliteit
Oliereservoir 2,5 L
Snelheden bij 3400 o/m Vooruit: 0 - 8,8 km/u
Achteruit: 0 - 5,6 km/u
Continu beschikbaar koppel 291 Nm
Toelaatbare trekstangbelasting 200 kg
Maximum asdruk 265 kg
K464
Merk Tuff Torq K464 (hydrostatische)
Hydraulische vloeistof 10W-50 motorolie van hoge
synthetisch
Oliereservoir 5,11 L
Snelheden bij 3400 o/m Vooruit: 0 - 8,8 km/u
Achteruit: 0 - 5,6 km/u
Continu beschikbaar koppel 291 Nm
Toelaatbare trekstangbelasting 200 kg
Maximum asdruk 265 kg
AFMETINGEN
Totale lengte 277 cm
Lengte (enkel de trekker) 193 cm
Totale breedte 94 cm
Hoogte Bovenzijde stoel: 112 cm
Gewicht (ong.)
- 21 pk trekker 321 kg
OPMERKING: de technische specificaties zijn correct bij het ter perse gaan
en kunnen worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving.
De vermogenklasseringen voor een individueel motormodel zijn aanvankelijk ontwikkeld door te beginnen met SAE (Society of
Automotive Engineers) code J1940 (Kleine Motor ermogen & Koppelklassering Procedure) (Revision 2002–05). Gezien zowel de
grote verscheidenheid aan machines waarop onze motoren geplaatst zijn en de variëteit aan met het milieu verbandhoudende
zaken die van toepassing zijn op het gebruik van de machine, kan het zijn dat de motor die U gekocht heeft niet het opgegeven
vermogen levert indien gebruikt op een bepaalde machine (werkelijk “prak–tisch” vermogen). Dit verschil komt door een
verscheidenheid aan factoren, inclusief, maar niet beperkt tot, het volgende: verschillen in hoogte, temperatuur, luchtdruk,
luchtvochtigheid, brandstof, motorsmering, maximum afgereld motortoerental, individuele motor tot motor variabiliteit, ontwerp van
de betreffende machine, de manier waarop de motor gebruikt wordt, in–lopen van de motor om frictie te verminderen en het reinigen
van de verbrandingskamers, afstellingen van de kleppen en carburateur en andere factoren. De vermogenklasseringen kunnen ook
aangepast worden op basis van vergelijking met andere motoren die gebruikt worden voor gelijkwaardige toepassingen en kunnen
daardoor mogelijk niet voldoen aan de waarden die verkregen zijn met gebruik van de voorafgaande codes.
Not for
Reproduction
28
Onderdelen
en accessoires
Motorolie
Retoucheerverf
Smeerpistoolkit
Tube smeervet (240 ml [8 oz])
Dichtmiddel voor banden
Vuilverwijderaar/ontvetter
Stabilisator voor brandstof
Onderdelen
Als u onderdelen moet vervangen kan u terecht bij uw erkend
verdeler. Gebruik altijd originele onderdelen van Simplicity.
Onderhoudsproducten
Bij uw erkend verdeler kan u terecht voor vele handige en
nuttige onderhoudsproducten. Een aantal voorbeelden zijn:
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
www.MasseyLawn.com
www.snapper.com
Briggs & Stratton Power Products Group, L.L.C.
Copyright © 2010 Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI USA. All Rights Reserved
www.BRIGGSandSTRATTON.com
www.SimplicityMfg.com
Not for
Reproduction
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Simplicity 1695201 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor