Renault Nieuwe Zoe Handleiding

Type
Handleiding
Renault ZOE
Instructieboekje
bienvenue à bord de votre véhicule ..........
(page courante)
information et conseils généraux
bienvenue à bord de votre véhicule .....
(page courante)
0.1
NLD_UD57680_1
Bienvenue (X10 - Renault)
Welkom aan boord van uw elektrische auto
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
De schema’s in de gebruikershandleiding zijn voorzien van voorbeelden.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en Deze verschijnen in de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie over en/of beperkingen voor
handelingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
vitres ..........................................................
(page courante)
pneumatiques ............................................
(page courante)
rétroviseurs ................................................
(page courante)
éclairage
extérieur ...............................................
(page courante)
accès
véhicule ................................................
(page courante)
0.2
NLD_UD58439_1
Extérieur (X10 - Renault)
BUITENKANT
Elektrische ruiten 3.15
Wissen voorruit 1.105 en 1.110
Ontwasemen 3.4 en 3.7
Verlichting: werking 1.98
Verlichting: vervangen 5.10
Opladen 1.8
De banden 5.6
Onderhoud van de carrosserie 4.9
Spiegels 1.69
card 1.22
portieren vergrendelen, ontgren-
delen 1.32
intérieur......................................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
sièges ........................................................
(page courante)
rangements/aménagements ......................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
enfants .......................................................
(page courante)
0.3
NLD_UD58440_1
Habitacle (X10 - Renault)
INTERIEUR
De juiste zithouding 1.38
Op de voorplaats(en) 1.36
Voor de veiligheid van de kinde-
ren 1.52
Opbergruimtes, indeling interieur 3.18
Vervoer van bagage 3.27
Achterbank 3.23
Hoofdsteun achter 3.22
poste de conduite ......................................
(page courante)
planche de bord .........................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
0.4
NLD_UD58441_1
Poste de conduite (X10 - Renault)
BESTUURDERSPOSITIE
Instrumentenpaneel 1.74
Knop voor het starten/stop-
pen van de motor 2.2
Knoppen boordcomputer 1.81
Snelheidsregelaar
2.55
Snelheidsbegrenzer
2.51
Ontgrendelen van de motor-
kap 4.2
Verlichting buitenkant
1.98
Afstellen van het stuurwiel
1.95
Verwarming-/
Airconditioningsysteem 3.4
Multimediascherm 3.28
Versnellingshendel. 2.5
Elektronische parkeerrem.
2.8
Verwarmde stoel(en) 1.36
Laadzone telefoon
3.18
aides à la conduite.....................................
(page courante)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
0.5
NLD_UD58442_1
Aides à la conduite (X10 - Renault)
RIJHULPSYSTEMEN
ABS (antiblokkeersysteem)
ESC (elektronische stabiliteitscontrole)
Rembekrachtiging
Hulp bij wegrijden op een helling
2.28
Controlesysteem bandenspanning
2.18
Snelheidsbegrenzer 2.51
Lane departure warning 2.33
Dodehoekwaarschuwing 2.42
Detectie van verkeersborden 2.47
Snelheidsregelaar 2.55
Parkeerhulp 2.61
Achteruitrijcamera 2.65
Parkeerhulp 2.67
Rijstrookassistent 2.37
Actieve noodrem 2.21
sécurité passagers ....................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
0.6
NLD_UD58443_1
Sécurité à bord (X10 - Renault)
VEILIGHEID IN DE AUTO
Voorste Airbags 1.43
Uitschakelen van de passa-
giersairbag voorin 1.66
Zijdelingse Airbags 1.50
Autogordels 1.38
identification du véhicule ...........................
(page courante)
plaques d’identification véhicule ................
(page courante)
numéro d’identification véhicule (VIN) .......
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
0.7
NLD_UD58444_1
Identification (X10 - Renault)
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN
Identificatieplaatje motor
6.3
Beoordeling van een voertuigidentifica-
tienummer 6.2
Bandenspanningsetiketten 2.18
4.8
Identificatieplaatje 6.2
niveaux ......................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
moteur
accès au moteur ..................................
(page courante)
0.8
NLD_UD58445_1
Compartiment moteur (X10 - Renault)
DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud)
Motorkap openen 4.2
Koelvloeistof 4.4
400 V-circuits 1.2
Ruitensproeiervloeistof 4.4
remvloeistof 4.4
Accu: 4.6
dépannage ................................................
(page courante)
lampes
remplacement ......................................
(page courante)
balais d’essuie-vitres .................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
remorquage ...............................................
(page courante)
fusibles ......................................................
(page courante)
0.9
NLD_UD58446_1
Dépannage (X10 - Renault)
PECHHULP
Vervangen van een/de
ruitenwisserblad(en) voorruit
5.21
Vervangen van de
lampen van de koplam-
pen 5.10
Sleeppunt voor 5.23
Vervangen van het ruiten-
wisserblad achter 5.21
Vervangen van de
lampen van de achter-
lichten 5.11
Zekeringen 5.17
Lekke band 5.3
De gereedschappen
5.2
0.10
NLD_UD57681_1
Filler NU (X10 - Renault)
0.11
NLD_UD57682_1
Sommaire Général (X10 - Renault)
Ken uw auto  .................................................................
Rijden  ...........................................................................
Comfort  ........................................................................
Onderhoud  ...................................................................
Praktische tips .............................................................
Technische gegevens  .................................................
Alfabetische inhoudsopgave  .....................................
Hoofdstuk
1
INHOUD
2
3
4
5
6
7
0.12
NLD_UD57683_1
Filler NU (X10 - Renault)
1.1
NLD_UD67329_3
Sommaire 1 (X10 - Renault)
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
Elektrische auto: inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Belangrijke aanbevelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.7
Elektrische auto: opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.8
programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.20
Kaart: algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.22
Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.30
Portieren vergrendelen, ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.33
Automatische portiervergrendeling tijdens het rijden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.35
Voorstoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.36
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.38
Aanvullende veiligheidsvoorzieningen voor het kind . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.43
bij de autogordels achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.49
bescherming zijkant. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.50
Kinderveiligheid: algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.52
keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.55
installatie van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.58
uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.66
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.69
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.70
Controleen waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.74
Displays en meters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.78
Boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.81
Menu voor het personaliseren van de auto-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.90
Klok en buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.93
Stuurwiel/Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.95
Claxon en lichtsignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.97
Verlichting en signalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.98
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.104
Ruitenwissers, ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.105
véhicule électrique
présentation .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie 12 Volts .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie de traction .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
circuit électrique « 400 Volts » ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise de charge ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.2
NLD_UD67289_2
Véhicule hybride : Présentation (X10 - Renault)
Véhicule électrique : présentation
1 Oplaadaansluiting
2 Elektrische motor
3 12 V-hulpaccu
4 Tractiebatterij “400 volt”
5 Oranje elektrische bedrading
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (1/5)
1
2
3
4
5
services connectés ....................................
(page courante)
1.3
NLD_UD67289_2
Véhicule hybride : Présentation (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (2/5)
De elektrische auto bezit specifieke kenmer-
ken maar werkt op dezelfde wijze als een
auto met thermische motor.
Het fundamentele verschil van de elektri-
sche auto is het exclusieve gebruik van de
elektrische energie in plaats van de brand-
stof voor auto’s met thermische motor.
We adviseren u dus om deze bijsluiter over
uw elektrische auto aandachtig te lezen.
Z. E. Aangesloten services
Uw elektrische auto is uitgerust met aange-
sloten diensten die het mogelijk maken te
kennen en/of in te stellen:
de laadstatus van de auto met waarschu-
wing accu bijna leeg;
het programmeren van het opladen van
de tractiebatterij aan de hand van voor-
gestelde instellingen;
resterende actieradius van de auto;
– ...
Het is altijd mogelijk om u bij een aange-
sloten dienst in te schrijven of om deze
te verlengen. Raadpleeg een merkdea-
ler.
6 7
8
U hebt toegang tot deze diensten via:
externe digitale apparaten (mobiele tele-
foons 7, tablets 8, etc.);
het multimediascherm 6 in de auto.
Raadpleeg voor meer details de gebruiks-
aanwijzing van het multimediasysteem of
neem contact op met een merkdealer.
1.4
NLD_UD67289_2
Véhicule hybride : Présentation (X10 - Renault)
Accu’s
De elektrische auto beschikt over twee
typen accu’s:
een 400 V-tractiebatterij;
een 12 V-hulpaccu.
Tractiebatterij “400 volt”
Deze batterij slaat de noodzakelijke energie
op voor de goede werking van de motor van
uw elektrische auto. Zoals alle accu’s of bat-
terijen loopt deze leeg bij gebruik en moet
deze dus regelmatig worden opgeladen.
U hoeft niet te wachten totdat u op reserve
rijdt om de tractiebatterij op te laden.
De oplaadtijd kan verschillen naargelang het
type speciale wandcontactdoos of openbaar
oplaadpunt waaraan u verbonden bent.
De actieradius van uw auto hangt af van de
lading van de accu, maar ook van uw rijstijl.
2.16.
12 V-hulpaccu
De tweede accu in uw auto is een
12 V-hulpaccu: deze levert de noodzakelijke
energie voor de werking van de uitrustingen
van de auto (koplampen, ruitenwissers, rem-
bekrachtiging...).
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (3/5)
1.5
NLD_UD67289_2
Véhicule hybride : Présentation (X10 - Renault)
Het aandrijfsysteem van de
elektrische auto gebruikt onge-
veer 400 volt gelijkspanning.
Dit systeem kan tijdens en na
het uitzetten van het contact onder span-
ning staan. Let op de waarschuwingen
op de stickers in de auto.
Elke interventie of wijziging aan het elek-
trische systeem van 400 volt van de auto
(componenten, kabels, connectoren,
tractiebatterij) is vanwege de veiligheids-
risico’s streng verboden. Roep de hulp in
van een merkdealer.
Risico op ernstige brandwonden of
mogelijk dodelijke elektrische schok-
ken.
A
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (4/5)
Het symbool A lokaliseert de elektrische ele-
menten van uw auto die risico’s voor uw vei-
ligheid met zich kunnen meebrengen.
400 volt elektrisch circuit
Het elektrische circuit van 400 V is te her-
kennen aan de oranje bedrading 9 en aan
de onderdelen aangeduid met het symbool
.
9
véhicule électrique
bruit ......................................................
(page courante)
véhicule électrique
conduite ...............................................
(page courante)
avertisseur
sonore piéton .......................................
(page courante)
1.6
NLD_UD67289_2
Véhicule hybride : Présentation (X10 - Renault)
Rijden
Net als bij een auto met automatische trans-
missie moet u eraan wennen dat u uw lin-
kervoet niet moet gebruiken en er niet mee
moet remmen.
Wanneer u tijdens het rijden uw voet van het
gaspedaal haalt of op het rempedaal zet, ge-
nereert de motor tijdens het afremmen elek-
triciteit die wordt gebruikt om de auto af te
remmen of om de tractiebatterij op te laden.
2.13.
Bijzonder geval:
Na een maximale lading van de batterij en
gedurende de eerste gebruikskilometers
van de auto, is de motorrem tijdelijk beperkt.
Pas hierbij uw rijgedrag aan.
ELEKTRISCHE AUTO: presentatie (5/5)
Diepe plassen, overstromingen:
Rijd niet door als het water op
de weg hoger staat dan de on-
derrand van de velgen.
Uw elektrische auto is stil. Zet
voordat u de auto verlaat, uw
voet op het rempedaal en stop
de motor.
RISICO VAN ERNSTIG LETSEL
De motorrem mag onder geen
beding gebruik van het rempe-
daal vervangen.
Geluid
Elektrische auto’s zijn erg stil. U bent er nog
niet aan gewend maar andere weggebrui-
kers zijn dat evenmin. Ze kunnen moeilijk
horen of de auto rijdt.
Omdat de motor vrijwel geen geluid maakt,
hoort u geluiden die u niet gewend bent
(geluid van de wind, banden enz.).
Elke keer dat het contact wordt uitgescha-
keld, wordt na ongeveer tien seconden de
ventilatie uitgeschakeld.
Voetgangersclaxon
Met de voetgangersclaxon kunt u andere
weggebruikers waarschuwen, met name
voetgangers en fietsers.
Bij het starten van de motor blijft de voet-
gangersclaxon automatisch geactiveerd.
Het geluidssignaal klinkt als de auto rijdt met
een snelheid van ongeveer 1 tot 30 km/u.
Hinder bij het rijden
Gebruik aan de bestuurders-
kant matten die geschikt zijn
voor de auto en zet deze vast
aan de vooraf geïnstalleerde onderde-
len. Controleer regelmatig of ze goed
vastzitten. Stapel niet meerdere matten
op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
présentation du véhicule électrique
recommandations importantes ............
(page courante)
véhicule électrique
recommandations importantes ............
(page courante)
1.7
NLD_UD57686_1
Recommandations importantes (X10 - Renault)
Recommandations importantes
BELANGRIJKE AANBEVELINGEN
Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri-
sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Bij een ongeluk of elektrische schok
Bij een ongeluk of botsing tegen de onderkant van de auto (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair)
kunnen het elektrisch circuit of de tractiebatterij worden beschadigd.
Laat uw auto door een merkdealer controleren.
Raak de 400 V-onderdelen of blootliggende oranje kabels die vanuit het interieur of vanaf de buitenkant van de auto zichtbaar zijn, nooit aan.
Bij ernstige beschadiging van de tractiebatterij zouden er eventuele lekken kunnen ontstaan:
raak nooit de vloeistoffen (gassen ...) uit de tractiebatterij aan;
bij lichamelijk contact met veel water spoelen en zo snel mogelijk een arts raadplegen.
Na een schok, hoe licht ook, aan het oplaadpunt en/of de klep, moet u deze zo snel mogelijk laten controleren door een merkdealer.
Bij brand
Verlaat bij brand onmiddellijk de auto en ontruim deze, neem dan contact op met de hulpdiensten en specificeer dat het gaat om een elektri-
sche auto gaat.
Als u moet blussen, maak dan alleen gebruik van blusmiddelen van het type ABC of BC die aangewezen zijn bij brand in elektrische installa-
ties. Gebruik geen water of andere blusmiddelen.
Neem bij elke beschadiging aan het elektrische circuit contact op met een merkdealer.
Voor het slepen
5.23.
Wassen van de auto
Reinig de motorruimte, de oplaadaansluiting en de tractiebatterij nooit met een hogedrukreiniger.
Risico van schade aan het elektrische circuit.
Reinig de auto nooit als deze wordt opgeladen.
Risico van mogelijk dodelijke elektrische schokken.
prise de charge ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cordon de charge.......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
trappe de charge .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charge batterie de traction .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
véhicule électrique
charge ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.8
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
Véhicule électrique : charge
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (1/12)
Schakelschema van de lading
1Aansluiting op specifiek stopcontact of op-
laadterminal
2 Laadsnoer
3 Oplaadaansluiting
Raadpleeg bij vragen over de benodigde
uitrusting voor het opladen een merk-
dealer.
3
1
2
1.9
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (2/12)
Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto
Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri-
sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Opladen
Voer geen onderhoud uit op de auto tijdens het opladen (wassen, onderhoud aan de motor...).
Bij aanwezigheid van water, tekenen van corrosie of vreemde elementen in de stekker van het oplaadsnoer of in het laadcontact van de auto
mag u de auto niet opladen. Risico op brand.
Probeer niet om de contacten van het snoer, van het gewone stopcontact of van het laadcontact van de auto aan te raken of om er voorwer-
pen in te doen.
Sluit het laadsnoer nooit aan op een adapter, een stekkerdoos of een verlengsnoer.
Het gebruik van een generator is verboden.
Demonteer of verander het laadcontact van de auto of het laadsnoer niet. Risico op brand.
Wijzig de elektrische installatie niet of werk er niet aan tijdens het opladen.
Bij een botsing, zelfs een lichte, tegen de oplaadklep of de klep, moet u deze zo snel mogelijk laten controleren door een merkdealer.
Zorg goed voor het snoer: niet gaan op staan, niet in water dompelen, niet aan trekken, niet aan schokken blootstellen ...
Regelmatig controleren of de laadkabel in goede staat verkeert.
Niet gebruiken als het laadsnoer of de contactdoos beschadigd is (corrosie, bruin worden, scheurtjes ...). Wend u tot een merkdealer voor een
vervangend exemplaar.
1.10
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
Laadsnoer A
Deze kabel is specifiek voor uw auto en be-
stemd voor de verbinding met wandcontact-
dozen of publieke oplaadpunten voor stan-
daardopladen van de tractieaccu.
A
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (3/12)
Raadpleeg voor de werking altijd aandach-
tig het instructieboekje van het laadsnoerB.
B
Laadsnoer B
Met dit laadsnoer kan de tractiebatterij:
standaard laden via een speciaal laad-
contact (14A / 16A) voor de auto
bijkomend worden opgeladen, via een
gewoon stopcontact (8A), bijvoorbeeld
wanneer u onderweg bent.
De gebruikte stopcontacten moeten in elk
geval overeenkomstig de instructies in het
instructieboekje van het laadsnoer zijn ge-
ïnstalleerdB.
C
B
D
Indien tijdens het laden een storing op-
treedt (het rode waarschuwingslampje
van het stopcontact D gaat branden),
stop dan onmiddellijk met opladen.
Raadpleeg het instructieboekje van het
snoer.
Gebruik bij voorkeur een laadsnoer
waarmee de tractiebatterij standaard
kan worden opgeladen.
Elke oplaadkabel wordt opgeborgen in
de bagageruimte van de auto.
Zorg dat de contactdoos nooit aan het
snoer hangt. Gebruik de ruimtes C om
deze te bevestigen.
1.11
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto
Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri-
sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Keuze van laadsnoer
De standaard bij deze auto geleverde laadsnoeren zijn specifiek voor deze auto ontwikkeld. Ze zijn bedoeld om u te beschermen tegen risico’s
van een elektrische schok die de dood of brand kan veroorzaken.
Gebruik geen oplaadkabels van eerdere auto's; deze zijn niet aangepast.
Voor uw veiligheid is het gebruik van een laadsnoer dat niet door de fabrikant is voorgeschreven strikt verboden. Het niet-naleven van dit
voorschrift kan leiden tot brand of een elektrische schok die de dood kan veroorzaken. Raadpleeg een merkdealer voor het kiezen van een
laadsnoer dat aangepast is aan uw auto.
Installaties
Bij standaard opladen
Gebruik van het laadsnoer A
Laat een vakman een specifieke wandcontactdoos installeren.
Gebruik van het laadsnoer B
Het speciale stopcontact voor elektrische auto’s (14A / 16A) moet worden geïnstalleerd door een vakman. Lees de meegeleverde gebruiks-
aanwijzing aandachtig.
Voor extra opladen (laadsnoer B)
Met gewoon stopcontact (10A)
Laat een vakman controleren of elk stopcontact waarop u het laadsnoer gaat aansluiten, voldoet aan de normen en regelgeving van het
land.
Lees de handleiding die bij het laadsnoer is meegeleverd aandachtig voor informatie over de gebruiksvoorzorgsmaatregelen van het pro-
duct en de vereiste technische specificaties voor de elektrische installatie van het stopcontact.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (4/12)
1.12
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: OPLADEN (5/12)
Laadtype Wisselstroom (AC)
-aansluiting Laadpunt 1/laadkabel4 Voertuig 3/laadkabel 5
Laadtypen die voldoen aan
de Europese normen (raad-
pleeg voor alle andere geval-
len een erkende dealer).
4
1
3
5
3 51 4
Laadtypen die voldoen aan de
Europese normen
Wisselstroom (AC)
Als de informatie verschijnt op de laadklep
van het voertuig, volgt u de onderstaande
instructies.
Voordat u een laadkabel aansluit, contro-
leert u het volgende:
de kleur en een van de letters op de aan-
sluiting 1 moeten overeenkomen met de
kleur en een van de letters op het uit-
einde 4 van de leiding;
de kleur en een van de letters op de aan-
sluiting 3 moeten overeenkomen met de
kleur en een van de letters op het uit-
einde 5 van de leiding;
1.13
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: OPLADEN (6/12)
Laadtype Gelijkstroom (DC)
-aansluiting Voertuig 3/laadkabel 5
Laadtypen die voldoen aan
de Europese normen (raad-
pleeg voor alle andere geval-
len een erkende dealer).
3 5
Laadtypen die voldoen aan de
Europese normen (vervolg)
Gelijkstroom (DC)
Als de informatie verschijnt op de laadklep
van het voertuig, volgt u de onderstaande
instructies.
Voordat u een laadkabel aansluit, moet u
controleren of de kleur en een van de letters
op de aansluiting 3 overeenkomen met de
kleur en een van de letters op het uiteinde 5
van de laadkabel.
5
3
1.14
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (7/12)
3
De auto heeft twee oplaadaansluitingen aan
de voorkant:
E-aansluiting voor opladen tot 22 kW;
F-aansluiting, afhankelijk van de auto,
voor snel opladen.
Voorzorgsmaatregelen
Laad uw auto niet op en parkeer deze niet
bij extreme temperatuursomstandigheden
(hitte of kou).
In extreme gevallen kan het opladen enkele
minuten duren voordat de motor start (de
tractiebatterij heeft wat tijd nodig om af te
koelen of op te warmen).
Wanneer de auto gedurende meer dan 7
dagen geparkeerd staat bij temperaturen
lager dan -25 °C, kan de tractiebatterij mo-
gelijk niet opgeladen worden.
Daar er geen overspanningsbeveiliging
aanwezig is, wordt afgeraden om de
auto tijdens onweer (bliksem ...) op te
laden.
Wanneer de auto gedurende meer dan 3
maanden geparkeerd staat met een laad-
niveau rond de nul, kan de batterij mogelijk
niet opgeladen worden.
Om de levensduur van uw tractiebatterij te
vrijwaren, moet u vermijden om uw auto ge-
durende meer dan een maand met een hoog
laadniveau geparkeerd te laten staan, vooral
in perioden van extreme warmte.
U kunt de tractiebatterij het beste opladen
na het rijden en/of in een omgeving met een
gematigde temperatuur. Anders kan het op-
laden lang duren of onmogelijk zijn.
Aanbevelingen
Parkeer de auto bij erg warm weer bij
voorkeur op een schaduwrijke/overdekte
plaats om deze op te laden.
Ook bij regen en sneeuw kan de auto
worden opgeladen.
Een ingeschakelde airconditioning ver-
lengt de laadduur.
Oplaadaansluiting 3
Opmerking: verwijder bij insneeuwen de
sneeuw rond het laadcontact van de auto
alvorens de auto te koppelen of los te kop-
pelen. De aanwezigheid van sneeuw in het
laadcontatct kan immers het koppelen van
het laadsnoer blokkeren.
E
F
1.15
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (8/12)
10
open de klep 8;
sluit het uiteinde van het snoer aan op de
voedingsbron;
pak de handgreep 9 vast;
sluit het snoer aan op de auto. Het waar-
schuwingslampje Z.E. 7 knippert geel;
wanneer u een klik hoort, controleert
u of het laadsnoer goed is vastgeklikt.
Controleer de vergrendeling en trek voor-
zichtig aan de handgreep 9.
Opladen van de tractiebatterij
Stilstaande auto, contact uit:
neem het oplaadsnoer uit de bagage-
ruimte van de auto;
haal deze uit de opbergzak;
druk op de schakelaar 6 om de oplaad-
klep 10 te ontgrendelen.
Er verschijnt een melding op het instrumen-
tenpaneel om aan te geven dat de laadklep
open is. Het waarschuwingslampje Z.E. 7
gaat wit branden;
Het laadsnoer wordt automatisch op de auto
aangesloten. Zo kan het snoer niet van de
auto worden losgekoppeld.
Het is van essentieel belang om het
laadsnoer goed uit te rollen om overhit-
ting te voorkomen.
8
9
7
Gebruik geen verlengsnoer,
meervoudige contactdoos of
adapter.
Risico van brand.
6
1.16
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
Tijdens het opladen knippert het waarschu-
wingslampje Z.E. 7 blauw.
Wanneer het opladen start, is de volgende
informatie zichtbaar op het instrumentenpa-
neel:
het energieniveau op het controlelampje
van de batterij 11;
het laadniveau van de batterij;
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (9/12)
11
12
een schatting van de resterende tijd
(vanaf ongeveer 95% opgeladen wordt
de resterende tijd niet meer weergege-
ven);
het waarschuwingslampje 12 geeft aan
dat de auto op een voedingsbron is aan-
gesloten;
uw voertuigbereik varieert afhankelijk van
het laadniveau.
Het display op het instrumentenpaneel ver-
dwijnt na enkele seconden. Het verschijnt bij
het openen van een portier weer op het in-
strumentenpaneel.
Zodra het opladen voltooid is, brandt het
waarschuwingslampje Z.E. 7 continu groen.
Het is niet noodzakelijk om op reserve te
staan om de auto op te laden.
Bij een storing
Neem als het waarschuwingslampje Z.E. 7
continu rood brandt altijd contact op met een
erkende dealer.
De oplaadtijd van de tractiebatterij hangt af van de hoeveelheid resterende energie en het
vermogen van het oplaadpunt. Dit wordt tijdens het opladen weergegeven op het instru-
mentenpaneel 1.78.
Wij raden u aan om bij een probleem het snoer te vervangen door een identiek snoer.
Raadpleeg een merkdealer.
7
1.17
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ontkoppel de laadkabel 2 van de auto;
de klep 8 moet dicht zijn;
u moet de 10 laadklep sluiten en erop
drukken om deze te vergrendelen;
ontkoppel de kabel 2 van de stroom-
bron 1;
plaats de kabel 2 in de opbergzak en
plaats deze in de bagageruimte.
Nadat u op de knop voor het ontgren-
delen van het laadsnoer heeft gedrukt,
heeft u 30 seconden om het laadsnoer
los te koppelen voordat het weer ver-
grendeld wordt.
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (10/12)
Voorzorgen bij het loskoppelen van de
aansluiting
Druk op de schakelaar 6 of houd de por-
tierontgrendelingsknop op de kaart inge-
drukt om de kabel van het voertuig los te
maken;
pak de handgreep 9 vast;
Opmerking: na een lange oplaadbeurt van
de tractiebatterij kan de kabel warm zijn.
Gebruik daarom de handgrepen.
Respecteer absoluut de volgorde van de
handelingen voor het loskoppelen.
10
8
9
7
6
2
1.18
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (11/12)
Sticker 13
De sticker 13 op de oplaadklep 10 biedt in-
structies voor het openen en sluiten van het
klepje:
Bij stilstaande auto kunnen de klep en de
oplaadklep worden geopend.
– als de auto rijdt, moeten de klep en de
oplaadklep gesloten zijn;
13
Gelieve op de auto geen anti-
statische tape te installeren om
het controlesysteem niet te ver-
storen.
reinig de oplaadklep niet met behulp van
een hogedrukspuit;
open de klep om de oplaadkabel aan te
sluiten;
sluit de klep na het loskoppelen weer;
– aansluiten op een gewoon stopcontact,
een wisselstroomoplaadpunt of-een sne-
loplaadpunt.
13
1.19
NLD_UD67224_3
Véhicule électrique : charge (X10 - Renault)
ELEKTRISCHE AUTO: opladen (12/12)
14
15
Sticker 14
De sticker 14 op de laadklep 10 laat zien hoe
de laadstatus wordt aangeduid via het con-
trolelampje 7:
geel knipperen: de kabel is aangesloten
op de auto en het systeem voert zijn con-
troles uit;
blauw knipperen: auto wordt opgeladen;
continu blauw branden: programmeren
van opladen is geactiveerd;
Sticker 15
De sticker 15 op de laadklep 10 geeft aan
dat het mogelijk is om de laadklep te ont-
grendelen vanuit het voertuig door de por-
tierontgrendelknop op de kaart ingedrukt te
houden.
14
15
7
brandt continu groen: de auto is volledig
opgeladen;
knippert rood: bedrijfsstoring.
programmation de la charge......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cordon de charge.......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.20
NLD_UD67378_3
Véhicule électrique : programmation de la charge (X10 - Renault)
programmation
Programmeren van het opladen
Selecteer, met stilstaande auto en draai-
ende motor, bij “Instellingen” op het multime-
diascherm 1, het tabblad “Voertuig”. Gebruik
het menu “EV-programm.” om de laadconfi-
guratie van uw auto in te stellen.
Als het programmeren is bevestigd, ver-
schijnt het controlelampje
op het in-
strumentenpaneel.
Opmerking: het opladen begint als de motor
wordt uitgeschakeld, de auto wordt aange-
sloten op een voedingsbron en toegang is
toegestaan.
ELEKTRISCH VOERTUIG: laadprogrammering (1/2)
‟Onmiddellijk opladen” 2
Het opladen begint als de auto wordt aange-
sloten op een voedingsbron.
Zone A geeft aan dat ´Onmiddellijk opladen´
is geactiveerd.
Opmerking: u kunt deze optie uitschakelen
door te drukken op “OFF”.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
1
‟Postponed charge” 3
U kunt een starttijd opgeven voor het opla-
den.
Druk op “Bewerken” 4 om de instellingen te
openen en de starttijd voor het opladen in
te stellen.
Stel de starttijd voor het opladen in en druk
vervolgens op “Sluiten” om te bevestigen.
Zone B toont de ingestelde starttijd voor het
opladen.
Het opladen begint op het geprogram-
meerde tijdstip als de motor is uitgeschakeld
en de auto is aangesloten op een voedings-
bron.
Programma
Meteen laden
Laden begint zodra de auto aangesloten is
Postponed
charge
Bewerken Bewerken
Airco
Lading
Calendar
Programma
2
A
Laden begint om 12:34
Programma
Meteen laden
Postponed
charge
Bewerken
Bewerken
Airco
Lading Calendar
Programma
3
B
4
1.21
NLD_UD67378_3
Véhicule électrique : programmation de la charge (X10 - Renault)
De ingestelde tijden verschijnen in zone C.
Het opladen begint op het geprogram-
meerde tijdstip als de motor is uitgeschakeld
en de auto is aangesloten op een voedings-
bron.
ELEKTRISCH VOERTUIG: laadprogrammering (2/2)
‟Programma” 5
U kunt diverse geprogrammeerd oplaadtijd-
stippen per week opslaan.
Selecteer de programmatijd 6 die u wilt wijzi-
gen om naar de instellingen te gaan.
U kunt een van uw opgeslagen program-
ma’s uitschakelen door te drukken op “OFF”.
Stel de start- en eindtijden voor het opladen
in en de dagen waarvoor deze tijden gelden.
Druk op “Sluiten” om te bevestigen.
Opmerking: als de start- en eindtijd de-
zelfde zijn, is de oplaadperiode 24 uur. U
kunt geen oplaadprogramma bevestigen als
u geen dag selecteert.
Om veiligheidsredenen mogen
deze handelingen alleen uitge-
voerd worden als de auto stil-
staat.
Programma
Oplaadprogramma 1
12:34 PM -> 12:24 AM L M M J V S D
10:00 PM -> 06:00 AM L M M J V S D
Oplaadprogramma 2
Oplaadprogramma 3
6
Programmeren van het opladen
Starten om
Stop om
Sluiten
EV-programm.
Meteen laden
Postponed
charge
Bewerken Bewerken
AircoLading Calendar
Programma
5
C
L M M J V S D
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande
badge ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande
carte .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.22
NLD_UD58970_4
Carte : généralités (X10 - Renault)
Carte : généralités
KAARTEN: algemeen (1/2)
1 Ontgrendelen van alle portieren.
2 Vergrendelen van alle portieren.
3 Vergrendelen/ontgrendelen van de baga-
geruimte.
4 Op afstand inschakelen van de verlich-
ting.
Met de kaart kunt u:
Portieren en kleppen vergrendelen/ont-
grendelen
ontgrendeling van de laadkabel 1.8 ;
op afstand inschakelen van de verlich-
ting van de auto (raadpleeg de volgende
bladzijden);
Automatisch op afstand sluiten van de
elektrisch bediende ruiten 1.32.
Actieradius
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is, en plaats het correct. De
levensduur is ongeveer twee jaar: moet
worden vervangen als het bericht “Batterij
kaart bijna leeg” op het instrumentenpaneel
wordt weergegeven 5.15.
Bij lege batterij, kunt u de auto altijd
vergrendelen/ontgrendelen en starten.
2.2 1.32 5.15.
1
2
3
4
Bereik van de card
Het bereik van de afstandsbediening wordt
beïnvloed door de omgeving. Let er op dat
de portieren niet per ongeluk worden ver-
grendeld of ontgrendeld doordat u onopzet-
telijk op een knop op de kaart drukt.
Let op: Als een van de portieren of de ach-
terklep open of niet goed gesloten is, mislukt
het vergrendelen en knipperen de knipper-
lichten en de zijknipperlichten niet.
éclairage
éclairage à distance .............................
(page courante)
1.23
NLD_UD58970_4
Carte : généralités (X10 - Renault)
KAARTEN: algemeen (2/2)
Vervangen: extra kaart nodig
Als u de kaart verliest of een extra kaart
nodig hebt, kunt u deze bestellen bij een
merkdealer.
Als u een kaart vervangt, moet u met de
auto en alle kaarten naar een merkdea-
ler gaan om het systeem te resetten.
U kunt maximaal vier kaarten per auto
gebruiken.
Advies
Stel de kaart niet bloot aan warmte,
koude of vocht.
Berg de card nooit op een plek op waar
deze verbogen of per ongeluk bescha-
digd zou kunnen worden: dit kan bijvoor-
beeld gebeuren als u op de card gaat
zitten als deze in uw achterzak zit.
4
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de af-
standsbediening.
Functie “verlichting op afstand”
Als u op de knop 4 drukt, gaan de dimlich-
ten en de buitenverlichting gedurende onge-
veer 20 seconden aan. Hiermee kan de auto
op afstand herkend worden, bijvoorbeeld op
een parkeerterrein. Als u op de knop 4 drukt
en deze ingedrukt houdt gedurende onge-
veer twee seconden, wordt de buitenverlich-
ting ingeschakeld en klinkt een geluidssig-
naal.
NB: nog een druk op knop 4 dooft de ver-
lichting.
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte « mains libres » : utilisation ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes
des portes/ouvrants .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture/ouverture :
des portes ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture/ouverture :
du coffre ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture/ouverture :
du toit ouvrant ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouvrants ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.24
NLD_UD65507_3
Carte mains libres : utilisation (X10 - Renault)
Er zijn drie manieren voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de auto:
– handsfree, terwijl men naar de auto toe
loopt of ervan wegloopt;
handsfree met behulp van de knop 2 op
de handgreep 1 van een van de voorpor-
tieren;
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus.
HANDSFREE KAART: gebruik (1/5)
1
2
Bewaar de kaart niet op een plaats waar
andere elektronische apparaten (com-
puter, telefoon, enz.) de werking ervan
kunnen verstoren.
De handsfree-functie uit- of
inschakelen
Afhankelijk van de auto kunt u deze functies
uit- of inschakelen:
de auto ontgrendelen terwijl men ernaar
toe loopt en vergrendelen terwijl men
ervan wegloopt;
de auto vergrendelen of ontgrendelen
door te drukken op de knoppen van de
portierhandgreep.
Ook het geluidssignaal dat klinkt als de
auto wordt vergrendeld terwijl men ervan
wegloopt, kan worden uit- of ingeschakeld.
1.90.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1.25
NLD_UD65507_3
Carte mains libres : utilisation (X10 - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (2/5)
3
4
Ontgrendelen via de handsfree-
functie, terwijl men naar de auto
toeloopt of ervan wegloopt
Als de kaart in de toegangszone 3 is, wordt
de auto ontgrendeld.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
“Handsfree” vergrendelen
vanop afstand
Als u van de auto wegloopt met de kaart bij
u en met de portieren en achterklep geslo-
ten, wordt de auto automatisch vergrendeld
zodra u de toegangszone 3 verlaat.
N.B.: de afstand waarop de auto vergren-
deld wordt, hangt af van de omgeving.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal en blijven dan branden gedurende
ongeveer vier seconden en er klinkt een
pieptoon om aan te geven dat de deuren
zijn vergrendeld. Bij sommige voertuigen
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Afhankelijk van de uitvoering klappen de
buitenspiegels automatisch in om het ver-
grendelen te bevestigen.
Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen
de toegangszone 3 blijft, wordt de vergren-
deling op afstand uitgeschakeld. Om de auto
te vergrendelen drukt u op de knop 2 op de
handgreep 1 of op de knop 5 op de kaart.
De auto kan alleen worden vergrendeld als
de kaart binnen de zone 4 is.
3
5
1.26
NLD_UD65507_3
Carte mains libres : utilisation (X10 - Renault)
Handsfree vergrendelen/
ontgrendelen met knop 2
Druk, met de kaart in gebied 3 en de auto
vergrendeld, op de knop 2 op de hand-
greep 1 op een van de twee voorportieren:
de auto wordt ontgrendeld. Met een druk op
knop 2 wordt ook de hele auto ontgrendeld.
Met een druk op knop 6 wordt ook de hele
auto ontgrendeld.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer
oplichten van de knipperlichten en de
zijknipperlichten.
HANDSFREE KAART: gebruik (3/5)
Met een volgende druk op de knop 2 wordt
de auto weer vergrendeld.
Druk tweemaal op de knop 2 om de vensters
te sluiten.
U kunt zien dat de auto is vergrendeld door-
dat de alarmknipperlichten tweemaal knip-
peren en vervolgens gedurende ongeveer
vier seconden branden; ook hoort u een ge-
luidssignaal.
Bijzonderheden met betrekking
tot het ontgrendelen
Automatische ontgrendeling bij benadering
van de auto wordt uitgeschakeld indien de
auto gedurende acht dagen niet is gebruikt.
Druk op de knop 2 (op de handgreep van het
portier of de achterklep) of op de afstands-
bediening om de auto te ontgrendelen en de
werking opnieuw te activeren.
Bijzonderheden met betrekking
tot handsfree vergrendelen
Nadat de auto is vergrendeld met de hands-
free-functie, moet u ongeveer drie secon-
den wachten voordat u de auto weer kunt
ontgrendelen. Tijdens deze drie seconden
kunt u nagaan of de auto goed vergrendeld
is door aan de handgrepen van de deuren
te trekken.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal maar de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
1
2
6
carte
mains libres ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.27
NLD_UD65507_3
Carte mains libres : utilisation (X10 - Renault)
Gebruik van de card met
afstandsbediening
Ontgrendelen met behulp van de kaart
Druk op de knop 7.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer
oplichten van de knipperlichten en de zij-
knipperlichten.
Vergrendelen met de kaart
Met de portieren en de bagageruimte geslo-
ten, druk op de knop 5: de auto wordt ver-
grendeld.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Door twee keer op de knop 5 te drukken
wordt de auto vergrendeld en kunnen de
voor- en achterruiten (afhankelijk van de
auto) worden gesloten.
Opmerking:
de maximale afstand waarop de auto ver-
grendeld wordt, hangt af van de omge-
ving;
– als een portier of de achterklep open is
of niet goed is gesloten, wordt de ver-
grendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal maar de alarm- en zijknip-
perlichten knipperen niet.
Als de motor draait werken de knoppen
van de card niet.
7
HANDSFREE KAART: gebruik (4/5)
Wanneer de card zich bij een gestarte
motor en na het openen en sluiten van een
deur niet langer binnen de zone 4 bevindt,
waarschuwt de boodschap “Kaart niet gede-
tecteerd” u dat de card zich niet langer in de
auto bevindt. Dit helpt bijvoorbeeld voorko-
men dat u wegrijdt nadat een passagier is
uitgestapt met de card bij zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de card
weer gedetecteerd is.
4
5
1.28
NLD_UD65507_3
Carte mains libres : utilisation (X10 - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (5/5)
8
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Vergrendelen/ontgrendelen van
alleen de achterklep
Druk op de knop 8 om enkel de koffer te ver-
grendelen/ontgrendelen.
Ontgrendeling van het laadsnoer
Druk de knop 7 in om de oplaadkabel van de
auto los te maken.
7
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
super condamnation des portes ................
(page courante)
carte : utilisation.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
carte
supercondamnation .............................
(page courante)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants
des portes ............................................
(page courante)
carte
verrouillage/déverrouillage des
ouvrants ...............................................
(page courante)
1.29
NLD_UD65509_2
Carte : super condamnation (X10 - Renault)
Als de auto extra portiervergrendeling heeft,
kunnen hiermee de portieren worden ver-
grendeld en niet met de handgrepen aan
de binnenkant van de portieren worden ont-
grendeld (na het inslaan van een ruit om het
portier van binnenuit te openen).
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Ontgrendel de auto met behulp van de
knop 1 op de kaart.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op-
lichten van de knipperlichten.
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
Activeren van de extra
portiervergrendeling
U kunt kiezen tussen twee manieren voor
het activeren van de extra portiervergrende-
ling:
druk twee keer snel achter elkaar op de
knop 2;
– of druk twee keer snel achter elkaar op
de knop van de handgreep van het be-
stuurdersportier 3.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren tweemaal langzaam en driemaal snel
om aan te geven dat de portieren vergren-
deld zijn en afhankelijk van de auto worden
de buitenspiegels automatisch ingeklapt.
KAART: extra portiervergrendeling
3
1
2
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture/fermeture
ouvrants ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.30
NLD_UD57693_1
Ouverture et fermeture des portes (X10 - Renault)
Portes
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2)
Openen van buitenaf
Voorportieren
Trek met de portieren ontgrendeld aan de
handgreep 1.
Bijzonderheid van de handsfree-kaart
Druk met de portieren ontgrendeld op de
knop 2 van de handgreep 1 van een van de
twee voorportieren en trek de handgreep
naar u toe.
Openen van binnenuit
Trek aan de portierhandgreep 5.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Er klinkt een geluidssignaal bij het openen
van het bestuurdersportier om u te waar-
schuwen dat de lichten nog branden.
1
Uit veiligheidsoverwegingen
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
2
Achterdeuren
Met de portieren ontgrendeld:
druk op de uitsparing 3 om de hand-
greep 4 te kantelen;
schuif uw hand in de handgreep 4 en trek
deze naar u toe.
4
3
5
sécurité enfants .........................................
(page courante)
alarme sonore
oubli de fermeture d’un ouvrant ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore
oubli d’éclairage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.31
NLD_UD57693_1
Ouverture et fermeture des portes (X10 - Renault)
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Bijzonderheid
Na het stilzetten van de motor, blijven lichten
en accessoires (radio ...) werken tot het be-
stuurdersportier geopend wordt.
Veiligheid van de kinderen
Een achterportier kan niet van binnenuit
worden geopend als u het knopje 7 omlaag
zet. Controleer of het portier inderdaad niet
van binnenuit geopend kan worden. Herhaal
dit bij het andere achterportier.
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Bij het stoppen geeft het controlelampje
aan of een portier (deur, kofferbak
of oplaadklep) open staat of slecht is geslo-
ten. Het controlelampje 6 geeft aan dat het
portier (of de achterklep) open of niet goed
gesloten is.
Zodra de auto een snelheid van ongeveer
20 km/u bereikt, verschijnen de controle-
lampjes
en 6 samen met een bericht
om te melden dat een portier of klep open of
niet goed gesloten is.
6
7
carte
clé de secours carte .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
non démarrage du moteur en mode
mains libres ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture/fermeture
ouvrants ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.32
NLD_UD61902_2
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X10 - Renault)
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/3)
Als de kaart niet werkt:
In sommige gevallen werkt de kaart niet:
kaartbatterij leeg, accu ontladen, enz.
door het gebruik van elektronische appa-
raten in de buurt van de afstandsbedie-
ning werken (bijv. mobiele telefoon);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
In dat geval is het mogelijk:
de in de card geïntegreerde sleutel te ge-
bruiken;
de portieren één voor één met de hand te
vergrendelen;
de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren van binnen-
uit te gebruiken (raadpleeg de volgende
bladzijden).
In de card geïntegreerde sleutel
Met de geïntegreerde 2-sleutel kunt u het
linkervoorportier vergrendelen of ontgrende-
len wanneer de kaart niet werkt.
Toegang tot sleutel 2
Schuif de behuizing achter 1 omlaag terwijl
u op de zone A drukt.
2
A
1
1.33
NLD_UD61902_2
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X10 - Renault)
Verrouillage, déverrouillage des ouvrants
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/3)
Gebruik van de sleutel die in de kaart is
ingebouwd
Steek de sleutel 2 in het slot en vergrendel
of ontgrendel het linker voorportier.
Handmatig vergrendelen van de
portieren
Verdraai, met open portier, de schroef 3
(met behulp van het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.
Nu is het portier van buitenaf vergrendeld.
Het openen kan alleen van binnenuit ge-
beuren of met de noodsleutel voor het linker
voorportier.
3
2
1.34
NLD_UD61902_2
Verrouillage / Déverrouillage des portes (X10 - Renault)
Portieren vergrendelen zonder
kaart
Bijvoorbeeld als de kaartbatterij leeg is, de
kaart tijdelijk niet werkt, enz.
Druk, met het contact uit en een geopend
portier of geopende kofferbak, langer dan
vijf seconden op de schakelaar 4.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
Opmerking: de auto kan alleen van buitenaf
worden ontgrendeld als de kaart zich in de
toegangszone van de auto bevindt, of met
behulp van de ingebouwde kaartsleutel.
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/3)
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 4 bedient zowel de portieren
als de achterklep.
Als een portier (of de achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren-
delen de portieren snel.
Als u een object vervoert met geopende
achterklep, kunt u toch de portieren vergren-
delen: houd met het contact uit de scha-
kelaar 4 langer dan vijf seconden ingedrukt
om de andere portieren en kleppen te ver-
grendelen.
Controlelampje van de
portiervergrendeling
Als het contact is ingeschakeld, geeft het
controlelampje boven de schakelaar 4 aan
of de portieren en kleppen al dan niet zijn
vergrendeld:
lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als het contact is uitgeschakeld, blijft het
waarschuwingslampje nog enige tijd bran-
den wanneer u de portieren vergrendelt,
waarna het vanzelf dooft.
Laat nooit een kaart in de auto
liggen als u de auto verlaat.
Nadat de auto is vergrendeld/ontgren-
deld met behulp van de kaartknoppen,
wordt handsfree vergrendelen/ontgren-
delen gedeactiveerd.
De “handsfree” werking wordt hersteld
na het starten van de auto.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
4
condamnation automatique des ouvrants
en roulage..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.35
NLD_UD57695_1
Condamnation automatique des ouvrants en roulage (X10 - Renault)
Condamnation automatique des ouvrants en roulage
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Druk bij draaiende motor ongeveer 5 se-
conden op de knop 1 tot u een geluidssig-
naal hoort.
NB: na het openen/sluiten van een portier,
vergrendelt dit weer automatisch zodra de
auto 10 km/u rijdt;
De werking van het systeem
Na het wegrijden van de auto, vergrende-
len de portieren automatisch als de auto
een snelheid van ongeveer 10 km/u heeft
bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch:
als u op de schakelaar 1 voor het ont-
grendelen van de portieren drukt;
als de auto stilstaat, door van binnenuit
een voorportier te openen.
Bij een storing
Als u een storing constateert (geen automa-
tische vergrendeling, het lampje in knop 1
licht niet op bij het vergrendelen van de por-
tieren), controleer dan eerst of alle portieren
goed gesloten zijn. Als deze goed gesloten
zijn, moet u een merkdealer raadplegen.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
1
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
à commandes manuelles .....................
(page courante)
1.36
NLD_UD57696_1
Sièges avant à commandes manuelles (X10 - Renault)
Siège avant
VOORSTOELEN (1/2)
Vooruit of achteruit schuiven
van de stoel
Trek de handgreep 1 omhoog om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u de
handgreep los. Controleer of de stoel ver-
grendeld is.
Lendensteun van de
bestuurdersstoel verstellen
(afhankelijk van de auto)
Zet de hendel 2 lager voor een steviger on-
dersteuning en hoger voor een zwakkere.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen voorwerpen op de vloer (voor
de bestuurder) liggen. In geval van plot-
seling remmen zouden deze voorwer-
pen onder de pedalen terecht kunnen
komen, waardoor de bestuurder deze
niet meer goed zou kunnen bedienen.
1
Rugleuning verstellen
Draai de knop 3 tot de gewenste stand.
2
3
1.37
NLD_UD57696_1
Sièges avant à commandes manuelles (X10 - Renault)
Stoelverwarming
Contact aan:
Als u de eerste keer op de schakelaar 4
op de gewenste stoel drukt, wordt de
hoge stand van het verwarmingssysteem
geactiveerd. Beide geïntegreerde waar-
schuwingslichtjes op de schakelaar gaan
branden;
druk een tweede keer op de schake-
laar om de verwarming in de stand laag
te zetten. Een geïntegreerd waarschu-
wingslampje gaat branden;
druk een derde keer om de verwarming
uit te schakelen.
4
storingen
Als een storing wordt gedetecteerd, gaan de
waarschuwingslampjes in de schakelaar 4
voor de betreffende stoel na ongeveer vijf
seconden uit.
Ga naar een merkdealer.
VOORSTOELEN (2/2)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(page courante)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.38
NLD_UD57697_1
Ceintures de sécurité (X10 - Renault)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Bovendien dient u zich te houden aan
de wetgeving van het land waarin u zich be-
vindt.
Ceintures de sécurité
Verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordels kunnen
bij een ongeval letsel veroor-
zaken.
Gebruik één autogordel per persoon,
kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
Verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u de peda-
len nog net geheel kunt indrukken. Stel
de rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
stel de stand van het stuurwiel af.
Afstellen van de autogordel
Ga goed tegen de rugleuning aan zitten.
De band van de schoudergordel 1 moet zo
dicht mogelijk langs de hals over de schou-
der lopen, zonder dat de gordel uw hals
raakt.
De band van de heupgordel 2 moet vlak
over de heupen langs het bekken lopen.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bv.: niet over
te dikke kleding of over ertussen gestoken
voorwerpen enz.
AUTOGORDELS (1/5)
1
2
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken. 3.23.
verrouillage ................................................
(page courante)
1.39
NLD_UD57697_1
Ceintures de sécurité (X10 - Renault)
Waarschuwingslampje van het
niet dragen van de autogordels
voor op het display 6
Bij het starten van de motor licht het op en
als de auto ongeveer 20 km/u rijdt en de au-
togordel niet is vastgemaakt, gaat het knip-
peren en klinkt er een geluidssignaal gedu-
rende ongeveer twee minuten.
NB: een voorwerp op de zitting van de pas-
sagiersstoel kan in sommige gevallen het
waarschuwingslampje inschakelen.
AUTOGORDELS (2/5)
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 3
te trekken). Als de gordel blokkeert, laat hem
dan een stuk teruggaan en rol hem opnieuw
af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
1
5
3
4
5
6
1.40
NLD_UD57697_1
Ceintures de sécurité (X10 - Renault)
Hoogteverstelling van de gordel
van de voorstoelen
Verplaats de knop 8 om de hoogte van de
gordel zo af te stellen dat de riem van de
borstkas 1 loopt zoals hiervoor is aangege-
ven: Druk op de knop 8 en zet de hoofdsteun
omhoog of omlaag. Controleer na het afstel-
len of de knop weer goed is vergrendeld.
8
AUTOGORDELS (3/5)
Waarschuwing achtergordel niet vastge-
maakt (afhankelijk van de auto)
Het controlelampje ß verschijnt op het
centrale display, evenals een afbeelding 7
afhankelijk van de auto.
In alle gevallen worden deze berichten
weergeven bij het:
starten van de auto;
openen van een portier;
vastmaken of losmaken van een auto-
gordel achterin (in dit geval hoort u ook
gedurende ongeveer één minuut een ge-
luidssignaal).
Opmerking: Een voorwerp dat op een van
de stoelen voor is geplaatst, kan in sommige
gevallen het waarschuwingslampje inscha-
kelen.
7
Controleer altijd of de passagiers achter hun
autogordel dragen en of het aantal vastge-
maakte gordels gelijk is aan het aantal be-
zette plaatsen op de achterstoelen.
Op het overzicht 7:
groen lampje: autogordel vastgemaakt;
rood lampje: autogordel niet vastge-
maakt;
grijs lampje: plaats niet bezet.
Ontgrendelen
Druk op de knop 4, de gordel wordt door het
oprolmechanisme teruggetrokken. Begeleid
hem.
1
4
sièges arrière .............................................
(page courante)
1.41
NLD_UD57697_1
Ceintures de sécurité (X10 - Renault)
AUTOGORDELS (4/5)
Klik de verschuifbare gesp 12 in de bijbeho-
rende rode sluiting 14.
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordel achterin
na het kantelen van de achter-
bank.
Middelste gordel
Rol de riem 10 langzaam uit zijn houder, klik
vervolgens de gesp 11 in de bijbehorende
zwarte sluiting 13.
Gordels aan de zijkanten
achter 9
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
9
11
11
13
14
10
12
1.42
NLD_UD57697_1
Ceintures de sécurité (X10 - Renault)
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan.
Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer.
Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes enz.):
een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot
zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels die beschadigingen vertonen moeten ook worden
vervangen.
Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed zitten, zodat deze weer op de juiste wijze kunnen
worden gebruikt.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking belemmerd wordt.
Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of blijven haken achter personen of voorwerpen).
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
AUTOGORDELS (5/5)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs complémentaires de retenue ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures de sécurité..
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.43
NLD_UD57698_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X10 - Renault)
Dispositifs complémentaires à la ceinture enfant
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6)
Deze bestaan uit:
– gordelspanners van het oprolmecha-
nisme van de autogordel;
krachtbegrenzers voor de bescher-
ming van de borstkas;
– airbags anti-submarining;
– airbags - Bestuurder en passagier
voorin.
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of af-
zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel (die in werking
komt om de speling van de autogordel op
te heffen);
voorin airbag.
Gordelspanners
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de gordelspan-
ner 1 activeren die onmiddellijk de gordel
strak trekt.
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
1
1.44
NLD_UD57698_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X10 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbaganti-submarining
Deze is geplaatst onder de zitting van elke
voorstoel en ontplooit zich om te voorko-
men dat de inzittende te ver onder de gordel
doorschuift.
Airbag van bestuurder en
passagier voorin
Deze bevindt zich bij de linker en rechter
voorstoel.
De aanwezigheid van deze uitrusting wordt
aangeduid met het woord “airbag” op het
stuurwiel, het dashboard (in zone airbag A)
en, afhankelijk van de auto, een pictogram
aan de onderkant van de voorruit.
Elk airbagsysteem bestaat uit:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
een rekeneenheid die het systeem be-
waakt en de elektrische ontsteking van
de gaspatroon bestuurt;
aparte opname-elementen;
een controlelampje
å op het instru-
mentenpaneel.
A
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats.
Daarom komen bij het ont-
plooien van de airbag warmte
en rook vrij zonder enig brandgevaar en
klinkt er een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.45
NLD_UD57698_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X10 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6)
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale aanrijding, worden
de airbags snel opgeblazen om de klap van
het hoofd en de borstkas van de bestuur-
der tegen het stuurwiel en van de passagier
tegen het dashboard op te vangen. Daarna
lopen de airbags direct weer leeg om het
verlaten van de auto niet te bemoeilijken.
Storingen
å Dit lampje op het instrumentenpa-
neel gaat branden als het contact wordt aan-
gezet en dooft na enkele secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Wacht u hier te lang mee dan betekent dat,
dat de bescherming in de tussenliggende
periode misschien niet optimaal is.
1.46
NLD_UD57698_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X10 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6)
In de volgende situaties werken de gor-
delspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star
(niet-vervormbaar) oppervlak, met een snel-
heid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, ge-
lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con-
tactzone van meer dan 40% en een snelheid
van 40 km/u of hoger voor de twee voertui-
gen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een
ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met
een snelheid van 50 km/u of hoger.
1.47
NLD_UD57698_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X10 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6)
In de volgende voorbeelden kunnen de
gordelspanners of de airbags in werking
treden:
– botsingen tegen de onderkant van de auto,
zoals van een stoeprand;
– gaten in het wegdek;
– een val of harde landing;
– stenen;
– ...
In de volgende voorbeelden treden de
gordelspanners of airbags wellicht niet
in werking:
– botsing van achteren, zelfs een lichte;
– als de auto omslaat;
aanrijding van de zijkant, op de voorkant
van de auto;
frontale aanrijding, onder de achterkant
van een vrachtwagen;
frontale botsing tegen een obstakel met
een scherpe hoek;
– ...
sécurité enfants .........................................
(page courante)
1.48
NLD_UD57698_1
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (X10 - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6)
Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer mogen deze werkzaamheden
uitvoeren.
Zit niet te dicht op het stuurwiel: ga zo zitten dat uw armen licht gebogen zijn 1.38. Zo blijft er voldoende ruimte over voor een goede en
effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen)
bij het dashboard.
Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een
kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN TENZIJ DE
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VAN DE AUTOGORDEL VAN DE VOORPASSAGIER UITGESCHAKELD ZIJN. 1.66.
Waarschuwingen inzake anti-submarining (zittingairbag)
Installeer geen kind jonger dan 12 jaar op deze plaats. Bij activering van de anti-submarining airbag kunnen voorwerpen op de zitting van de
stoel, met kracht worden weggeslingerd.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures de sécurité..
(page courante)
1.49
NLD_UD57699_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures arrière latérales (X10 - Renault)
aux ceintures arrière
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN ZIJKANT
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (airbags, reken-
eenheden, bedrading) of deze in een
andere auto over te zetten, zelfs als
deze identiek is.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires
protection latérale ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de protection latérale ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.50
NLD_UD57700_1
Dispositifs de protection latérale (X10 - Renault)
de protection latérale
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Waarschuwing betreffende de zijairbag
Stoelhoezen: voor de stoelen met een airbag zijn stoelhoezen nodig die speci-
aal voor uw auto zijn ontworpen. Raadpleeg een merkdealer om te weten of der-
gelijke hoezen leverbaar zijn. Het gebruik van andere hoezen (of hoezen die be-
stemd zijn voor een ander model) kan de goede werking van deze airbags belemmeren
en daardoor de veiligheid van de inzittenden in gevaar brengen.
Plaats geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier en de
interieurbekleding. Bedek de rugleuning van de stoel ook niet met voorwerpen zoals kle-
ding of accessoires. De airbag werkt hierdoor mogelijk niet goed of kan verwondingen
veroorzaken wanneer de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge-
beurt door deskundig personeel van de merkdealer.
De ruimte tussen de rugleuning van de achterbank en de bekleding is de zone waarin de
airbag openklapt: hier mag u geen objecten plaatsen.
Zijdelingse Airbags
Deze airbag is in de voorstoelen geplaatst
en wordt aan de zijkant van de stoelen (kant
van de deur) geactiveerd om de inzittenden
te beschermen in geval van een ernstige
aanrijding tegen de zijkant.
Afhankelijk van de auto geeft een mar-
kering op de voorruit aan dat er aanvul-
lende veiligheidsvoorzieningen (airbags,
gordelspanners, enz.) aanwezig zijn in
het interieur.
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue complémentaires ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.51
NLD_UD57701_1
Dispositifs de retenue complémentaire (X10 - Renault)
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem.
De gordel moet altijd worden gedragen. Het niet-dragen kan bij een ongeval de inzittenden blootstellen aan zware verwondingen. Dit
kan ook het risico op lichte oppervlakkige wonden bij het opblazen van de airbag verergeren, hoewel dergelijke kleine verwondingen
nooit zijn uitgesloten bij gebruik van een airbag.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de airbags of de gordelspanners niet
altijd geactiveerd. Zware stoten onder de auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen activeren.
Werkzaamheden en wijzigingen van het complete airbag-systeem (airbags, gordelspanners, ECU, kabelbundels, enz.), zijn strikt verbo-
den (behalve door gekwalificeerd personeel).
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt/worden opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig
personeel van de merkdealer aan het airbagsysteem werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze wbijzonderheden door hem dit instructie-
boekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.52
NLD_UD57702_1
Sécurité enfants : généralités (X10 - Renault)
Sécurité enfants : généralités
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2)
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
Een botsing met 50 km/u
komt overeen met een val van
10 meter hoogte. Het niet vast-
maken van een kind is het-
zelfde als het laten spelen op een balkon
zonder balustrade op de vierde verdie-
ping!
Houd een kind nooit in uw armen. Bij
een ongeluk zal u het niet kunnen tegen-
houden, zelfs niet als u zelf in uw gordel
vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u het kinderzitje
vervangen en de gordels en de ISOFIX
verankeringen laten controleren.
Als u wilt voorkomen dat de
portieren worden geopend, ge-
bruikt u de functie “Kinderslot”.
1.30.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1.53
NLD_UD57702_1
Sécurité enfants : généralités (X10 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2)
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de be-
scherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
zich correct vast te maken,
in en uit te stappen aan de andere
kant van het verkeer.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan.
Laat uw kind nooit zijn hoofd of armen uit
het raam steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.54
NLD_UD57703_1
Sécurité enfants : choix du siège enfant (X10 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitje “vooruit”
Het hoofd en de buik van een kind zijn de
lichaamsdelen die het meest beschermd
moeten worden. Een vooruit geplaatst kin-
derzitje dat stevig in de auto is vastgezet,
vermindert het risico dat het kind zijn hoofd
stoot. Vervoer uw kind in een vooruit ge-
plaatst zitje met een harnas als de lengte
van het kind dat toelaat.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zij-
delingse bescherming.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laten lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.55
NLD_UD57704_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X10 - Renault)
Choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3)
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX-systeem.
De autogordel mag nooit los-
gemaakt of verdraaid worden.
Laat de gordel nooit onder de
armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd
is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt,
kan deze het kind niet beschermen.
Raadpleeg een merkdealer. Gebruik
deze zitplaats niet zolang de gordel niet
is gerepareerd.
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
1.56
NLD_UD57704_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X10 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3)
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een markering.
1
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
Voordat u een ISOFIX-kinder-
zitje installeert dat u hebt ge-
kocht voor een andere auto,
moet u nagaan of het geïnstal-
leerd mag worden. Raadpleeg de lijst
van de fabrikant van het zitje waarop
de auto's staan waarin het zitje gebruikt
mag worden.
Bevestiging met ISOFIX-systeem
Toegelaten zijn ISOFIX-kinderzitjes die zijn
goedgekeurd overeenkomstig het reglement
ECE-R44 in één van de drie gevallen:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
– specifiek.
Controleer, voor deze twee laatste, of uw
kinderzitje geïnstalleerd kan worden door de
lijst van de geschikte auto’s te raadplegen.
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX-gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX-systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX-systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
1.57
NLD_UD57704_1
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (X10 - Renault)
De derde ring wordt gebruikt om de boven-
ste riem van bepaalde kinderzitjes te beves-
tigen: u moet de haak 2 aan de ring 3 beves-
tigen voor een zitplaats achterin en aan de
ring 4 voor een voorstoel.
4
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3)
U moet de riem van het kinder-
zitje aan de bijbehorende ring
bevestigen.
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
De ISOFIX-verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met
het ISOFIX-systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere
voorwerpen op deze verankeringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX-verankeringen
laten controleren en het kinderzitje vervangen.
Span de riem zodat de rugleuning van het
kinderzitje goed tegen de rugleuning van de
stoel in de auto is geplaatst.
Opm.: u moet de ringen gebruiken met het
symbool
.
2
3
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.58
NLD_UD57705_1
Sécurité enfants : installation du siège enfant (X10 - Renault)
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
installation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (1/2)
Op zitplaats voorin
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is):
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
– zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit
mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien
nodig naar voren (voor de nodige ruimte op
de achterste zitplaatsen voor de passagiers
of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat
achterstevoren staat, mag het dashboard
niet raken of niet in maximale naar voren ge-
schoven positie staan.
Wijzig deze afstellingen niet meer na het in-
stalleren van het kinderzitje.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.66.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Controleer of het kinderzitje,
door het installeren ervan in de
auto, niet loskomt van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
1.59
NLD_UD57705_1
Sécurité enfants : installation du siège enfant (X10 - Renault)
Op de zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïns-
talleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind
aan de tegenover het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet deze daarna zo
ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het
kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind, mag u de stoel die voor het kind staat
niet verder dan halverwege de stelrails naar
achteren zetten, de rugleuning niet te schuin
(maximaal 25°) zetten en moet u de stoel zo
hoog mogelijk zetten.
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst.
3.22. Zet de achterstoel indien nodig zo
ver mogelijk naar achteren. Dit moet ge-
beuren voordat u het kinderzitje plaatst.
Controleer of het kinderzitje goed tegen de
rugleuning van de achterstoel rust.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de
voorstoel niet belemmeren.
1.36.
Een kinderzitje met een vloers-
teun mag nooit worden geïn-
stalleerd op de middelste zit-
plaats achterin.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Op de middelste zitplaats achterin
Controleer of de gordel geschikt is voor de
bevestiging van uw kinderzitje. Raadpleeg
een merkdealer.
KINDERVEILIGHEID: installatie van kinderzitje, algemeen (2/2)
Controleer bij monteren van
een kinderzitje (verhoging
Groep 2 of 3), of de autogor-
del goed werkt (oprolt). 1.38.
Pas, indien nodig de stand van de auto-
stoel aan.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.60
NLD_UD58240_1
Sièges enfant : fixation par ceinture de sécurité (X10 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/3)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Uitvoering vijf zitplaatsen
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats voorin passagier
Zitplaatsen
achter aan de
zijkanten
Achterplaats
midden
Zonder airbag of met
uitgeschakelde airbag
Met ingeschakelde
airbag
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg X X U (2) U (2)
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 10 kg en tot < 13 kg U (1) (5) X U (3) U (3) (6)
Kuipzitje/kinderzitje
achterstevoren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg en 9 tot 18 kg U (1) (5) X U (3) U (3) (6)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg X U (5) U (4) U (4) (6)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg X U (5) U (4) U (4)
(1) LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: voordat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst, moet u
controleren of de passagiersairbag voor is uitgeschakeld. 1.66.
1.61
NLD_UD58240_1
Sièges enfant : fixation par ceinture de sécurité (X10 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/3)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het
gemonteerd kan worden.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(3) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.22. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
(5) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(6) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: een kinderzitje met een vloersteun mag nooit worden geplaatst.
1.62
NLD_UD58240_1
Sièges enfant : fixation par ceinture de sécurité (X10 - Renault)
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/3)
³ Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat plaatsnemen of
een kinderzitje installeert.
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van een kinderzitje.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevesti-
ging met de gordel van een als “Universeel”
goedgekeurd zitje.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.66.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.63
NLD_UD65551_3
sieges enfant : fixation par système isofix (X10 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het Isofix-bevestigingssysteem (1/3)
²
Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIGE
VERWONDINGEN:
voordat u een achterstevoren
geplaatst kinderzitje op de passagiers-
stoel voor plaatst, controleert u of de
passagiersairbag voor is gedeactiveerd
1.66.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te instal-
leren, maakt u eerst de autogordel los
voordat u de bouten vastzet.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX bevestiging
ü Plaats waar een ISOFIX kinderzitje is
toegelaten.
± De zitplaatsen achterin zijn voorzien
van een verankering voor de bevestiging
van een universeel ISOFIX-kinderzitje voor-
uit. De verankeringspunten bevinden zich in
de rugleuning van de passagiersstoel voor
en in de rugleuning van de achterbank.
Wanneer een ISOFIX-
kinderzitje op de zitplaats aan
de linkerkant achterin wordt
geïnstalleerd, kan de middel-
ste zitplaats niet meer worden gebruikt.
De middelste autogordel is immers niet
meer toegankelijk of bruikbaar.
1.64
NLD_UD65551_3
sieges enfant : fixation par système isofix (X10 - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging via het Isofix-bevestigingssysteem (2/3)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Type kinderzitje
Gewicht van
het kind
Grootte van
het ISOFIX
zitje
Passagiersstoel voorin
Zitplaatsen
achter aan de
zijkanten
(afhankelijk
van de auto)
Zitplaats
midden achter
(afhankelijk
van de auto)
Zonder
airbag of met
uitgeschakelde
airbag
Met
ingeschakelde
airbag
Reiswieg dwars
Groep 0
< tot 10 kg
F, G
[L1, L2]
X X IL (2) X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 10 kg en tot <
13 kg
E
[R1]
IL
(1) (3)
X IL (4) X
Kuipzitje/kinderzitje
achterstevoren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg en 9 tot
18 kg
C
[R3]
IL
(1) (3)
X
X
X
D
[R3]
IL (4)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg
A, B, B1 [F3,
F2, F2X]
X
IUF - IL
(3)
IUF - IL
(4) (5)
X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg en
22 tot 36 kg
[B2] X
IUF - IL
(3)
IUF - IL
(4) (5)
X
Zitje, maat i X X X X
1.65
NLD_UD65551_3
sieges enfant : fixation par système isofix (X10 - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje: controleer of het
gemonteerd kan worden.
IUF/IL = Plaats toegestaan voor auto’s met bevestigingen ISOFIX, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel/semi-
universeel of specifiek voor een auto”; controleer of het gemonteerd kan worden.
(2) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(3) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(4) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(5) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.22. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
A, B, B1 [F3, F2, F2X]: voor naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
[B2]: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg);
C en D [R3 en R2]: naar achteren gerichte zitjes of kuipzitjes van groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
E [R1]: naar achteren gerichte zitjes in groep 0 (minder dan 10 kg) of 0+ (minder dan 13 kg);
F, G [L1, L2]: reiswiegen in groep 0 (minder dan 10 kg).
KINDERZITJES: bevestiging via het Isofix-bevestigingssysteem (3/3)
airbag
désactivation airbag passager avant ...
(page courante)
désactivation airbag passager avant .........
(page courante)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.66
NLD_UD57706_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X10 - Renault)
désactivation, activation de l’airbag passager avant
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3)
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
Voordat u een kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin installeert:
controleer of het kinderzitje op deze stoel
kan worden geïnstalleerd;
het volgende is van essentieel belang:
deactivering van de airbagvoor een kin-
derzitje waarin het kind achterstevoren in
de auto zit.
Uitschakelen van de airbag: druk met stil-
staande auto en contact uit, de grendel 1
in en draai deze naar stand OFF.
Met contact aan, moet u verplicht con-
troleren of het controlelampje
op
het centrale display 2 correct verschijnt
en (afhankelijk van de auto) of het bericht
“Passagiersairbag uitgeschakeld" verschijnt.
Dit lampje blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken.
1
2
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
1.67
NLD_UD57706_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X10 - Renault)
3
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3)
Deze voorschriften staan op de markerin-
gen op het dashboard en op de stickers A
op elke kant van de zonneklep van de pas-
sagier 3 (zie het voorbeeld van de sticker
hierboven).
A
A
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
airbag
activation airbags passager avant .......
(page courante)
1.68
NLD_UD57706_1
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (X10 - Renault)
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3)
Inschakelen van de
passagiersairbag voorin
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbag weer inscha-
kelen om de voorpassagier bij een botsing
te beschermen.
Opnieuw inschakelen van de airbag: met
stilstaande auto en contact uit, druk en
draai de knop 1 naar de stand ON.
Met het contact aan, moet u controleren of
het controlelampje 2 op het display
uit is en of het controlelampje na
elke start op het display verschijnt gedu-
rende ongeveer 1 minuut. De passagiersair-
bag voorin is ingeschakeld.
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbag, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes
å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
1
2
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
rétroviseurs ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.69
NLD_UD57718_1
Rétroviseurs (X10 - Renault)
Rétroviseurs
SPIEGELS
Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar.
Spiegel met knopje 2
Om te voorkomen dat u in het donker ver-
blind wordt door achter u rijdende voertui-
gen, kan het spiegelglas in de nachtstand
gekanteld worden met het knopje 2 achter
de spiegel.
Spiegel zonder knopje 2
De achteruitkijkspiegel wordt automatisch
donkerder wanneer er een auto achter u rijdt
met groot licht of zeer fel licht.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Selecteer de spiegel met behulp van de
schakelaar 2, en verstel hem daarna met de
knop 1 in de gewenste stand.
2
Voorwerpen in het buitenspie-
gelglas zijn dichterbij dan ze
lijken.
Voor uw eigen veiligheid dient
u hiermee rekening te houden bij het be-
palen van de afstand, voordat u een ma-
noeuvre uitvoert.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Verwarmde buitenspiegels
Bij gestarte motor wordt het spiegelglas
verwarmd als de achterruitverwarming aan
staat.
Inklapbare buitenspiegels
De buitenspiegels klappen automatisch uit
als de auto wordt ontgrendeld. De spiegels
klappen automatisch in bij het vergrendelen
van de auto.
U kunt altijd het in- of uitklappen forceren:
zet de schakelaar 3 in stand B om de bui-
tenspiegels in te klappen;
zet de schakelaar 3 in stand A om de bui-
tenspiegels uit te klappen.
A
B
1
2
3
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.70
NLD_UD64355_2
Poste de conduite à gauche (X10 - Renault)
Poste de conduite
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2)
1
2
4
5
8
13
1
15
16
22
21
7
10
1211
8
14
20
24
23
9
3
3
17
18
19
6
1.71
NLD_UD64355_2
Poste de conduite à gauche (X10 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1 Zijrooster.
2 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzer;
– verlichting;
mistlichten voor;
– Mistachterlicht.
3 Luidsprekers.
4 Instrumentenpaneel.
5 Stuurwiel, locatie van bestuurdersairbag,
claxon.
6 Schakelaars voor:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
– voor het navigatiesysteem.
7 Schakelaar voor de ruitenwissers/-
sproeiers van de voorruit.
8 Centrale ventilatieroosters
9 Knop voor het starten/stoppen van de
motor.
10 Multimedia- of radioscherm.
11 Schakelaars voor:
stoelverwarming voor;
inschakelen/uitschakelen, afhan-
kelijk van de auto, van de ECO
-modus;
– alarmknipperlichten;
Portiervergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van het
parkeerhulpsysteem.
12 Bedieningspaneel van de klimaatrege-
ling.
13 Plaats passagiersairbag.
14 Dashboardkastje.
15 Accessoireaansluiting en multimedia
aansluitingen.
16 Houder voor handsfree kaart
17 Selecteurhendel.
18 Laadzone/opbergruimte voor telefoon
19 Schakelaars voor:
Inschakelen/uitschakelen van de
automatische parkeerrem;
inschakelen/uitschakelen van de
functie autohold.
20 Hoogte- en diepteverstelling van het
stuurwiel.
21 Knoppen voor de snelheidsregelaar/-be-
grenzer en hoofdschakelaar.
22 Knop voor het ontgrendelen van de mo-
torkap.
23 Knoppen voor stuurwielverwarming.
24 Schakelaars voor:
in-/uitschakelen van de
Rijstrookassistent en Waarschuwing
bij verlaten rijstrook;
elektrisch verstellen van de koplam-
pen;
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
ontgrendelen van de oplaadklep en
het laadcontact.
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.72
NLD_UD65513_2
Poste de conduite direction à droite (X10 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2)
4
12
13
3
22
20
19
23
10
11
6
9
24
21
1
1
5 7
6
8
14
15
1617
18
2
2
1.73
NLD_UD65513_2
Poste de conduite direction à droite (X10 - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1 Zijrooster.
2 Luidsprekers.
3 Plaats passagiersairbag.
4 Bedieningspaneel van de klimaatrege-
ling.
5 Schakelaars voor:
stoelverwarming voor;
inschakelen/uitschakelen, afhan-
kelijk van de auto, van de ECO
-modus;
– alarmknipperlichten;
Portiervergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van het
parkeerhulpsysteem.
6 Centrale ventilatieroosters
7 Multimedia- of radioscherm.
8 Knop voor het starten/stoppen van de
motor.
9 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzer;
– verlichting;
mistlichten voor;
– Mistachterlicht.
10 Knoppen voor de snelheidsregelaar/-be-
grenzer en hoofdschakelaar.
11 Stuurwiel, locatie van bestuurdersairbag,
claxon.
12 Instrumentenpaneel.
13 Schakelaar voor de ruitenwissers/-
sproeiers van de voorruit.
14 Schakelaars voor:
in-/uitschakelen van de
Rijstrookassistent en Waarschuwing
bij verlaten rijstrook;
elektrisch verstellen van de koplam-
pen;
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
ontgrendelen van de oplaadklep en
het laadcontact.
15 Knoppen voor stuurwielverwarming.
16 Schakelaars voor:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
afstandsbediening van het naviga-
tiesysteem.
17 Hoogte- en diepteverstelling van het
stuurwiel.
18 Selecteurhendel.
19 Laadzone/opbergruimte voor telefoon
20 Schakelaars voor:
Inschakelen/uitschakelen van de
automatische parkeerrem;
inschakelen/uitschakelen van de
functie autohold.
21 Houder voor handsfree kaart
22 Accessoireaansluiting en multimedia
aansluitingen.
23 Dashboardkastje.
24 Knop voor het ontgrendelen van de mo-
torkap.
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
1.74
NLD_UD67362_3
Témoins lumineux (X10 - Renault)
Témoins lumineux
CONTROLELAMPJES (1/4)
Het controlelampje © geeft aan dat
u meteen voorzichtig naar een merk-
dealer moet rijden. Als u dit voorschrift
negeert, loopt u het risico dat uw auto
beschadigd wordt.
A
å
RichtingaanwijzerAirbag
Het licht op bij het starten van de
motor en dooft na enkele secondes.
Als het niet gaat branden bij het aanzetten
van het contact of als het gaat branden bij
een startende motor, wijst dit op een storing
in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Controlelampje parkeerrem of
automatische parkeerrem 2.8
Controlelampje ‟AUTOHOLD”-
systeem 2.60
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
Controlelampje markeringslicht
k
Controlelampje dimlicht
á
Controlelampje grootlicht
Controlelampje automatisch
grootlicht 1.98
Controlelampje mistachterlicht
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
1
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.
Instrumentenpaneel A: dit licht op wanneer
het bestuurdersportier wordt geopend. Druk
zo vaak als nodig op de schakelaar 1 of trek
deze zo vaak als nodig omhoog om de inten-
siteit aan te passen.
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
limiteur de vitesse ......................................
(page courante)
régulateur de vitesse .................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
1.75
NLD_UD67362_3
Témoins lumineux (X10 - Renault)
CONTROLELAMPJES (2/4)
®
Waarschuwingslampje onmid-
dellijk stoppen
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact en gaat uit zodra de motor is gestart.
Het gaat tegelijk met andere waarschu-
wingslampjes en/of boodschap(pen) bran-
den en gaat vergezeld van een geluidssig-
naal.
Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te
stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet
opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
©
Waarschuwingslampje
Dit gaat branden bij het aanzetten
van het contact en gaat uit zodra de motor is
gestart. Het kan tegelijk gaan branden met
andere waarschuwingslampjes en/of bood-
schappen op het instrumentenpaneel.
Het is nodig voorzichtig direct naar een
merkdealer te rijden. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto bescha-
digd wordt.
Waarschuwingslampje
Als dit tijdens het rijden rood wordt
en het controlelampje
® verschijnt,
moet u voor de veiligheid stoppen zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten. Stop
de motor en start deze niet opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Als dit tijdens het rijden geel wordt en het
controlelampje
© verschijnt, moet u zo
snel mogelijk een merkdealer raadplegen.
Rijd ondertussen voorzichtig. Als u dit
voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw
auto beschadigd wordt.
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.
ß
Waarschuwingslampje vergeten
autogordels voor
Dit lampje verschijnt op het centrale display
bij het starten van de motor en als de auto
ongeveer 20 km/u rijdt en de autogordel niet
is vastgemaakt, gaat het knipperen en klinkt
er circa twee minuten lang een geluidssig-
naal. 1.38.
Waarschuwingslampje ge-
opend(e) portier(en)
1.30
1.76
NLD_UD67362_3
Témoins lumineux (X10 - Renault)
Controlelampje elektromotor
Dit lampje duidt op een storing in
het elektrotechnische systeem van de elek-
tromotor. Raadpleeg snel een merkdealer.
Controlelampje tractiebatterij-
peil
Dit verschijnt in het geel als het laadniveau
van de tractiebatterij de reservedrempel be-
reikt. 1.78.
Controlelampje storing tractie-
batterij
Als dit lampje samen met het controlelampje
© verschijnt, duidt dit op een storing in
de werking van de tractiebatterij. Raadpleeg
snel een merkdealer.
CONTROLELAMPJES (3/4)
Controlelampje elektronisch
systeem
Dit verschijnt als de temperatuur van de
elektrische eenheid te hoog is. Stop het
voertuig zonder het contact uit te schake-
len. De temperatuur moet zakken en het
controlelampje moet verdwijnen. Raadpleeg
anders een merkdealer.
Het controlelampje kan gepaard gaan
met verminderde voertuigprestaties.
Controlelampje storing in elek-
tronisch systeem
Dit lampje duidt op een elektrotechnische
storing (tractiebatterij en elektromotor).
Raadpleeg snel een merkdealer.
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.
Ú
Waarschuwingslampje laad-
stroom 12 V-hulpaccu
Als het lampje gepaard gaat met het contro-
lelampje
® en een geluidssignaal, is de
lading in het elektrische circuit te laag of te
hoog. 1.8.
Controlelampje beperkte presta-
ties
Dit lampje verschijnt als de tractiebatterij tij-
delijk niet het nominale vermogen levert. De
voertuigprestaties zijn dan tijdelijk beperkt.
Gebruik een meer soepele rijstijl totdat het
controlelampje verdwijnt.
ECO Controlelampje rijmodus
Dit lampje verschijnt als de ECO -modus is
geactiveerd. 2.13 2.16.
1.77
NLD_UD67362_3
Témoins lumineux (X10 - Renault)
U
Controlelampje snelheidsafhan-
kelijke stuurbekrachtiging
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het rijden oplicht samen met
het waarschuwingslampje ®, duidt dit
op een storing in het systeem.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Controlelampje waarschuwing
bij verlaten van rijstrook 2.33
Waarschuwingslampje om een
storing aan te geven of om aan
te geven dat actieve noodstop niet be-
schikbaar is 2.21
D
Waarschuwingslampje storing
remsysteem
Als het tijdens het remmen gaat branden
met het waarschuwingslampje
® en
er een geluidssignaal klinkt, dan wijst het op
een daling van de hoeveelheid remvloeistof
of een storing aan het remsysteem. Stop on-
middellijk en raadpleeg een merkdealer.
CONTROLELAMPJES (4/4)
x
Controlelampje antiblokkeer-
systeem
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes.
Als het niet dooft na het aanzetten van het
contact of als het oplicht tijdens het rijden,
wijst dit op een storing in het antiblokkeer-
systeem van de wielen. Er kan dan met de
auto worden geremd als bij een auto zonder
ABS. Raadpleeg snel een merkdealer.
Controlelampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) en
tractiecontrole
Dit lampje kan om meerdere redenen ver-
schijnen: 2.28.
Waarschuwingslampje om aan
te geven dat het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) en de trac-
tiecontrole niet beschikbaar zijn
Controlesysteem bandenspan-
ning 2.18.
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET UITRUSTINGSNIVEAU EN HET LAND.
Controlelampje snelheidswaar-
schuwing 1.78
Ð Ï
Controlelampjes voor de
snelheidsbegrenzer en
-regelaar 2.51 2.55
Controlelampjes laadpro-
gramma 1.20
Controlelampjes voor aircopro-
grammering 3.11
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation d’énergie ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.78
NLD_UD57711_1
Afficheurs et indicateurs (X10 - Renault)
Afficheurs et indicateurs
DISPLAYS EN METERS (1/3)
A
Instrumentenpaneel A
verschijnt zodra het bestuurdersportier
wordt geopend. Bij sommige controlelamp-
jes verschijnt ook een bericht.
Afhankelijk van de auto kunt u de inhoud en
de kleuren van uw instrumentenpaneel naar
eigen keuze instellen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij auto’s
met een multimediascherm.
Bij auto's zonder multimediascherm 1.90.
Snelheidsmeter 1
De snelheid van uw auto is beperkt tot onge-
veer 135 km/u.
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land ver-
schijnt het controlelampje
en hoort
u een geluidssignaal. Dit geluidssignaal is
te horen zodra de auto sneller rijdt dan
120 km/u.
Het waarschuwingslampje blijft branden
zolang de snelheid hoger is dan 120 km/u.
Multimedia-informatie 2
Afhankelijk van de auto kunt u informa-
tie weergeven op het multimediascherm
(kompas, telefoon, navigatie, enz.).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Weergave “klaar om te rijden 3
Het bericht READY verschijnt als de motor
draait en verdwijnt als de auto sneller rijdt
dan 5 km/u.
Econometer 4 2.13
Indicatielampje rijstijl 5 2.13
Totaalteller 6 1.83
Boordcomputer 7 1.81
Geschatte actieradius 8.
1
4
7
6
2
8
5
3
économètre................................................
(page courante)
1.79
NLD_UD57711_1
Afficheurs et indicateurs (X10 - Renault)
DISPLAYS EN METERS (2/3)
11
9
Resterende laadtijd 10
Oplaadpercentage tractiebatterij 11
Waarschuwingslampje portier 12
Verschijnt als een portier, de achterklep of
laadklep open staat of niet goed is gesloten.
Reservedrempel
Zodra het laadniveau van de tractiebatterij
ongeveer 7% of 12% is, afhankelijk van de
auto, verschijnen de peilmeter en het gele
controlelampje 9
en hoort u een ge-
luidssignaal.
De actieradius optimaliseren 2.16.
Drempels van onmiddellijke stilstand
Wanneer het laadniveau 4,5% is, of afhan-
kelijk van de auto ongeveer 6%, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt een rode peil-
meter.
Als het laadniveau 3,5% is, of afhankelijk
van de auto ongeveer 5%, wordt de actie-
radius niet meer weergegeven. Het motor-
vermogen blijft zakken totdat de auto stilvalt.
5.23.
Laadniveau 13
De meter geeft de resterende hoeveelheid
energie aan.
Waarschuwingslampje koppeling van
laadsnoer 14
Het gaat branden zodra het laadsnoer op de
auto is aangesloten.
13
14
10
12
1.80
NLD_UD57711_1
Afficheurs et indicateurs (X10 - Renault)
20
Instrumentenpaneel in mijlen
(mogelijkheid om over te gaan op km/u)
Auto's zonder een multimediascherm
Schakel het contact uit en druk zo vaak
als nodig op de schakelaar 17 om het
tabblad 20 weer te geven;
druk herhaaldelijk op 18 of 19 om
“Instellingen” weer te geven en druk ver-
volgens op 16 “OK”;
herhaal dezelfde procedure om
INSTRUM.PANEEL” weer te geven en
vervolgens “Eenheden”.
Auto’s uitgerust met een multimedia-
scherm.
Selecteer op het multimediascherm, met stil-
staande auto en draaiende motor, het menu
“Instellingen”, het tabblad “Systeem” en ver-
volgens “Eenheden”.
Opmerking: in beide gevallen gaat de
boordcomputer na een onderbreking van
accuvoeding automatisch terug naar de oor-
spronkelijke eenheid.
Om terug te gaan naar de vorige eenheid,
gaat u op dezelfde manier te werk.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
17
18
16
DISPLAYS EN METERS (3/3)
19
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.81
NLD_UD62067_2
Ordinateur de bord : généralités (X10 - Renault)
Ordinateur de bord
BOORDCOMPUTER: algemeen (1/2)
A
1
2
3
4
Boordcomputer A
Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de
volgende functies:
afgelegde afstand;
gegevens van de reis;
– informatieboodschappen;
storingsboodschappen (in combinatie
met het controlelampje
©);
– alarmboodschappen (in combinatie met
het lampje ®);
menu voor het personaliseren van de
auto-instellingen. 1.90.
Alle functies zijn beschreven op de volgende
bladzijden.
Druk op de schakelaar 1 om tussen de
menu’s te schakelen en selecteer functies
door herhaaldelijk op schakelaar 2 of 3 te
drukken. Gebruik vervolgens, indien nodig,
de schakelaar 4 om “OK” te bevestigen.
Op het tabblad Auto:
a) ritinstellingen;
gemiddeld energieverbruik sinds de
laatste reset en actueel energiever-
bruik;
afgelegde afstand sinds de laatste
reset en gemiddelde snelheid.
b) De bandenspanning resetten;
c) tijdstip (afhankelijk van de auto);
d) interval voor onderhoudsbeurten;
e) alleen bij stilstand, menu voor persoon-
lijke auto-instellingen 1.90.
Op het tabblad Bericht:
f) functieoverzicht, informatieboodschap-
pen en storingsboodschappen
1.82
NLD_UD62067_2
Ordinateur de bord : généralités (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemeen (2/2)
Nulinstelling van de gegevens
van de reis
Zorg ervoor dat een van de ritparameters
wordt weergegeven en druk op de schake-
laar 4 “OK” totdat de weergave naar nul
wordt gereset.
Automatische nulinstelling van
de gegevens van de reis
De nulinstelling gebeurt automatisch als één
van de gegevens zijn maximale waarde be-
reikt.
Betekenis van de waarden van
energieverbruik
Bepaalde uitrustingen van de auto verbrui-
ken energie: de door de auto verbruikte
energie kan dus verschillend zijn van de ver-
bruikte energie aan de elektrische meter.
Betekenis van de waarden
gedurende de eerste paar
kilometer na een nulinstelling
De waarden van gemiddeld energieverbruik
en van gemiddelde snelheid worden steeds
stabieler en interessanter naarmate de afge-
legde afstand na de laatste reset toeneemt.
Reset van de verwachte
actieradius
Na een volledige oplaadbeurt van de trac-
tiebatterij kunt u op twee manieren resetten:
handmatig of automatisch.
Bepaalde informatie van de boordcom-
puter verschijnt op het display van het
navigatiesysteem.
De kilometerteller van de ritinstellingen
wordt gereset, zowel op de boordcom-
puter als in het navigatiesysteem.
Handmatige reset
Selecteer een van de ritinstellingen en houd
schakelaar 4 OK ingedrukt om de actiera-
dius te resetten.
Automatische reset
De actieradius wordt automatisch gereset
nadat de tractiebatterij volledig opgeladen
is, op een waarde die berekend wordt op het
energieverbruik tijdens de laatste 200 km.
4
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.83
NLD_UD67291_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Verbruik
a) Gegevens van de reis
Actueel energieverbruik.
+ 13,4
kWh/100 km
Gemiddeld energieverbruik.
De waarde verschijnt nadat er minstens 400 meter is gereden sinds de laat-
ste reset.
12,8
kWh/100 km
Rit
Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
42,2
km/h
1284,7
Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling.
km
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND
1.84
NLD_UD67291_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
b) Reset van de bandenspanning 2.18
+ Bandenspanning
12:00
c) Klok
1.85
NLD_UD67291_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Servicebeurt binnen ...
d) Onderhoudsinterval.
Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers); daarna, als
de termijn van de overgebleven afstand bijna verstreken is, doen verschillende
gevallen zich voor:
Actieradius minder dan 1500 km of één maand: het bericht “Servicebeurt
binnen...” verschijnt, met de afstand of tijd.
Als het tijd is voor een servicebeurt, verschijnt het bericht “Servicebeurt
nodig binnen ...” met de dichtstbijzijnde termijn (afstand of tijd).
Actieradius gelijk aan 0 km of datum van onderhoudsbeurt bereikt: be-
richt “Onderhoud uitvoeren” verschijnt samen met waarschuwingslampje
©.
Laat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
1936 km
of 3 maanden
Resetten van het display na onderhoud volgens het onderhoudsprogramma.
Het onderhoudsinterval mag pas opnieuw gereset worden na een onderhoudsbeurt die in overeenstemming is met het onderhoudsprogramma
van uw auto.
Bijzonderheid: om het revisie-interval te resetten, drukt u ongeveer 10 seconden zonder onderbreking op een van de toetsen van de nulinstel-
ling van de weergave, tot de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt permanent wordt weergegeven.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND
1.86
NLD_UD67291_3
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Instellingen
(OK)
e) Menu voor het personaliseren van de instellingen van de auto 1.90.
Achterklep is open
f) Functieoverzicht.
Aanduiding achtereenvolgens:
informatieboodschappen;
van storingsboodschappen.
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.87
NLD_UD62069_2
Ordinateur de bord : messages d’information (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
“Kabel loskoppelen om te starten” Geeft aan dat het laadsnoer nog steeds aangesloten is op de auto.
« Parkeerrem aangetrokken » Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet.
“Stuurinrichting niet vergrendeld” Geeft aan dat de stuurkolom niet geblokkeerd is.
“Controleer verbinding”
Neem de aansluiting van de auto los en sluit hem vervolgens weer aan.
Als de boodschap altijd wordt weergegeven, kan dat veroorzaakt worden door een andere
oorzaak die in verband staat met de omstandigheden buiten tijdens het laden of met de thuis-
installatie.
“Controleer laadstation”
Geeft een mogelijk elektrisch probleem of een defect laadsnoer aan: gebruik een andere aan-
sluiting of een ander laadpunt of laat het snoer controleren.
“Onderbreking tijdens laden”
Geeft een elektrisch probleem tijdens het opladen aan. Start het opladen opnieuw.
Als dat niet werkt, laat u de elektrische installatie controleren.
“Laden geweigerd Contract geblok.” Opladen verboden door de organisatie waar u de accu huurt. Regel de situatie.
Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid.
Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.88
NLD_UD57715_1
Ordinateur de bord : messages d’anomalie de fonctionnement (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen
Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje © en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit
voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt.
Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het lampje
© blijft branden. Voorbeelden van storingsboodschappen worden hieronder gegeven.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
« Controleer airbag » Geeft een storing aan van de aanvullende veiligheidsvoorzieningen. In geval van een ongeluk,
bestaat het risico dat ze niet geactiveerd worden.
« Controleer voertuig » Geeft een storing aan van een van de opname-elementen van de pedalen of van het beheer-
systeem van de 12 V-hulpaccu.
« Controleer remsysteem » Geeft een slijtage van het remsysteem aan of dat het moet worden gecontroleerd.
« Controleer oplaadaansluit. » Geeft oververhitting aan in het laadcontact van de auto. Wacht ongeveer 20 minuten en pro-
beer het nog eens. Als dit niet werkt, roept u de hulp in van een merkdealer.
« Elektrische syst controleren » Geeft een storing aan van het tractiesysteem.
« Batterij opladen onmogelijk » Geeft een storing aan van het laadsysteem van de tractiebatterij.
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.89
NLD_UD67427_3
Ordinateur de bord : messages d’alerte (X10 - Renault)
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen
Deze verschijnen met het controlelampje ®. U moet dan, voor uw eigen veiligheid, direct stoppen zodra dit zonder gevaar mogelijk
is. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer.
Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als er
meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
« Storing remsysteem » Geeft een probleem in het remsysteem aan.
« Storing stuurbekracht. » Geeft een probleem in de stuurinrichting aan.
« Elektr. storing motor » Geeft vermogensverlies van de auto aan.
« Elektr. storing GEVAAR » Geeft een defect van het elektrische systeem aan.
« Lekke band « Dit betekent dat minstens een van de banden lek is of veel te lage spanning heeft.
menu de personnalisation des réglages du
véhicule .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
personnalisation des réglages du véhicule
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglages personnalisés du véhicule .........
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de configuration ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(page courante)
équipements multimédia............................
(page courante)
réglages .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglages
menu de configuration .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(page courante)
verrouillage des portes ..............................
(page courante)
condamnation des portes ..........................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
1.90
NLD_UD58474_1
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (X10 - Renault)
menu de personnalisation des réglages du véhicule
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/3)
Deze functie zorgt, afhankelijk van de uitrus-
ting van de auto, voor het in-/uitschakelen
en de afstelling van sommige functies van
de auto.
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm.
Toegang tot het menu met instellingen
Selecteer op het multimediascherm, met
stilstaande auto en draaiende motor, 1
het menu “Instellingen”, dan het tabblad
Voertuig” en dan het menu “Voertuig con-
figuratie” om naar de diverse instellingen te
gaan.
1
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
d) “Welkom”:
Welkom buitenkant;
Automatische uitklappen van de spie-
gels;
Welkom interieur;
Automatische modus binnenlicht.
Afhankelijk van de functie, selecteer:
“ON” of “OFF” om in of uit te schakelen;
of
een periode om de tijd dat de lichten
aan zijn aan te passen (d.w.z. de functie
“Uitschakelvertraging”).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Selectie van de instellingen
Selecteer een tabblad en vervolgens de
functie die moet worden gewijzigd (de weer-
gave hangt af van de uitrusting en het land
van de auto):
a) “Rijden”:
– Indicatorvolume.
b) “Toegang”:
Bestuurdersportier ontgrendelen;
Portieren vergrendelen tijdens het
rijden;
Openen/sluiten van de handsfree-mo-
dus;
Afstandsbediening vergrendelen/ont-
grendelen bij naderen;
Geluid vergrendeling op afstand;
Modus stil;
Automatische vergrendeling.
c) “Verl. / wissers”:
– Uitschakelvertraging;
Wissen in zijn achteruit;
Automatisch wissen voorruit;
Veeg na een wasbeurt.
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(page courante)
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(page courante)
verrouillage des portes ..............................
(page courante)
condamnation des portes ..........................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.91
NLD_UD58474_1
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (X10 - Renault)
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/3)
Auto’s zonder een
multimediascherm
Toegang tot het menu met de
instellingen op het display 2.
Zet de auto stil en druk zo vaak als nodig op
de schakelaar 3 om het tabblad “Voertuig
weer te geven. Druk achter elkaar op scha-
kelaar 4 of 5 tot u het menu “Instellingen” be-
reikt, en bevestig uw keuze door op te druk-
ken op 6 “OK”.
Selectie van de instellingen
Navigeer met behulp van de 4 of 5 om de
functie te selecteren die moet worden ge-
wijzigd en druk op 6 “OK” om te bevestigen
(weergave kan variëren naargelang de uit-
rusting van de auto en het land):
a) “INSTRUM.PANEEL”:
– Taal;
– Eenheid;
– Stijl;
– Kleur.
b) “AUTO”:
Wissen van de achterruit bij achteruit-
rijden;
Automatische wissen van de voorruit;
Druppel-wisfunctie voor/achter;
Welkom buitenkant.
c) “PARKEER ASSIST.”:
– Pieptoonvolume.
2
d) “RIJHULPSYSTEMEN”:
Volume waarschuwingsgeluid bij ver-
laten rijstrook;
Waarschuwingsgevoeligheid bij verla-
ten rijstrook;
Waarschuwingstrilling bij verlaten rij-
strook;
Gevoeligheid rijstrookassistent;
– Dodehoekwaarschuwing;
Actief remmen;
– Snelheidswaarschuwing.
e) “VERLICHTING”:
Automatische modus binnenlicht;
Automatische uitschakelvertraging;
Uitschakelvertraging: XX seconden.
f) “TOEGANG”:
Portieren vergrendelen tijdens het
rijden;
Openen/sluiten van de handsfree-mo-
dus;
Alleen bestuurdersportier ontgrende-
len;
Automatisch opnieuw vergrendelen;
Stil vergrendelen;
Automatisch openen/sluiten;
Automatisch uitklappen van de spie-
gels.
g) “RESETTEN”.
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
3
4
5
6
1.92
NLD_UD58474_1
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (X10 - Renault)
Als de regel is geselecteerd, drukt u op scha-
kelaar 6 “OK" om de functie in te stellen.
Als u “PARKEER ASSIST.” en daarna
VOLUME” of “INSTRUM.PANEEL” en
daarna “TAAL” selecteert, moet u nog een
keuze maken (geluidsvolume van de par-
keerhulp of taal van het instrumentenpa-
neel). Bepaal in dat geval uw keuze en be-
vestig deze door op de schakelaar 6 “OK”
te drukken, de geselecteerde waarde wordt
weergegeven met een
= vóór de regel.
Het menu voor het personaliseren
van de instellingen van de auto kan
niet gebruikt worden tijdens het rijden.
Onderweg schakelt het display van het
instrumentenpaneel automatisch over
op de boordcomputer.
Om het menu te verlaten, drukt u op 4 of 5
om naar “TERUG” te gaan en bevestigt u uw
keuze door op 6 “OK” te drukken. Het kan
nodig zijn dit een aantal keren te herhalen.
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (3/3)
2
3
4
5
6
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
température extérieure ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de température extérieure ...................
(page courante)
1.93
NLD_UD57717_1
Heure et température extérieure (X10 - Renault)
Heure et température extérieure
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2)
Stel het uur in met behulp van knop 2 of 3,
druk vervolgens op de schakelaar 4 “OK” om
te bevestigen.
Stel de minuten in met behulp van knop 2
of 3, druk vervolgens op schakelaar 4 “OK”
om te bevestigen.
De tijd instellen
Auto’s zonder een multimediascherm
Druk zo vaak als nodig op de schakelaar 1
om het “Voertuig” tabblad te bereiken.
Druk herhaaldelijk op schakelaar 2 of 3 om
het 5 klokje in te stellen.
Houd de schakelaar 4 “OK” ingedrukt totdat
de weergave knippert.
9 °C 12:00
5
2
3
1
4
6
Auto’s uitgerust met een multimedia-
scherm.
De tijd en/of buitentemperatuur verschijnen
op het multimediascherm 6.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
1.94
NLD_UD57717_1
Heure et température extérieure (X10 - Renault)
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht.
Buitentemperatuurmeter
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en
+3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar-
schuwing voor kans op gladheid).
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2)
Als de elektrische voeding onderbroken
is geweest (losgenomen accukabel, ze-
kering doorgebrand, enz.) moet u het
klokje weer gelijk zetten.
Zet het alleen bij stilstaande auto gelijk.
volant de direction
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
volant de direction chauffant ......................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
1.95
NLD_UD57707_1
Volant de direction (X10 - Renault)
Stuurwielverwarming
(Afhankelijk van de auto)
Met deze functie wordt het stuurwiel ver-
warmd 2.
De werking van de startvergrendeling
Wanneer de temperatuur is bereikt, worden
de zones ongeveer 30 minuten verwarmd,
waarna de functie automatisch wordt uitge-
schakeld.
Volant de direction/Direction assistée
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
1
Hoogte- en diepteverstelling van
het stuurwiel
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuurwiel
in de gewenste stand.
Til daarna de hendel geheel terug omhoog
en voorbij het zware punt om het stuurwiel
te blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
3
Schakel de functie in
Druk met het contact aan op de schake-
laar 3; het schakelaarlampje verschijnt.
Uitschakelen van de functie
- Automaat:
De functie wordt ongeveer 30 minuten na
de verwarmingsfase automatisch uitgescha-
keld. Het schakelaarlampje 3 verdwijnt.
Opmerking: als de functie automatisch is
uitgeschakeld, drukt u twee keer op de scha-
kelaar 3 om deze opnieuw te activeren.
Als de schakelaar 3 niet opnieuw wordt in-
gedrukt, wordt de functie weer ingeschakeld
wanneer het contact wordt aangezet.
- Handmatig:
Als u de functie wilt uitschakelen tijdens de
verwarmingsfase, drukt u op de schake-
laar 3. Het schakelaarlampje 3 verdwijnt.
STUURWIEL (1/2)
2
direction assistée .......................................
(page courante)
1.96
NLD_UD57707_1
Volant de direction (X10 - Renault)
Stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil
staat.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
Als het stuurwiel snel wordt gedraaid,
kan u een geluid horen. Dat is normaal.
STUURWIEL (2/2)
alarme sonore............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseurs lumineux ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de détresse ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signal danger .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
warning ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseur sonore .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appel
lumineux ..............................................
(page courante)
appel
sonore ..................................................
(page courante)
klaxon ........................................................
(page courante)
avertisseurs sonore et lumineux ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.97
NLD_UD57719_1
Avertisseurs sonore et lumineux (X10 - Renault)
Avertisseurs sonores et lumineux
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
A
1
Claxon
Druk op het midden van het stuurwiel A.
Lichtsignaal
Trek voor een lichtsignaal schakelaar 1 naar
u toe.
Richtingaanwijzers
U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan
het stuurwiel en in de richting waarin u dit
gaat draaien.
Werking van de sneltoets
Tijdens het rijden wordt het stuur mogelijk
slechts weinig gedraaid, waardoor de scha-
kelaar niet vanzelf terugkomt in de rust-
stand.
Beweeg in dat geval de hendel kort naar de
tussenstand 1 en laat deze daarna los: de
hendel komt terug in de beginstand en de
richtingaanwijzer knippert drie keer.
é
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar 2. Hierdoor
komen de vier knipperlichten en de zijknip-
perlichten tegelijk in werking. Gebruik deze
alleen als gevaar dreigt om andere wegge-
bruikers te waarschuwen dat u gedwongen
bent te stoppen op een abnormale plaats of
zelfs waar dit verboden is, of bij bijzondere
rij- of verkeersomstandigheden.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto
kunnen tijdens krachtig remmen de knip-
perlichten automatisch inschakelen. U kunt
deze uitschakelen door op de schakelaar 2
te drukken.
2
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
signal danger .............................................
(page courante)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
tableau de bord ....................................
(page courante)
feux de jour ................................................
(page courante)
1.98
NLD_UD65514_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X10 - Renault)
Éclairages et signalisations extérieurs
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/6)
Controleer, voordat u in het donker wegrijdt, de werking van de verlichting en stel
indien nodig de stand van de koplampen af op de belasting van de auto. Zorg
ervoor dat de lichten niet bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, vervoer van voorwer-
pen, enz.).
1
k
Dimlicht
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk-
teken 3 staat. Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van auto)
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij de
markering 3 staat of zet de schakelaar in de
stand voor grootlicht: met draaiende motor
schakelen de dimlichten automatisch in en
uit naargelang van de helderheid buiten,
zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te be-
dienen.
2
Wanneer u links rijdt met een auto met
de bestuurdersstoel aan de linkerkant
(of andersom), bent u verplicht om tij-
dens uw verblijf de lichten te laten afstel-
len door een merkdealer.
1
Verlichting overdag
Uw auto is voorzien van rijverlichting (afhan-
kelijk van de versie).
De dagrijverlichting schakelt overdag au-
tomatisch in zonder dat u de schakelaar 1
hoeft te bedienen bij het starten van de
motor, en gaat uit bij het stoppen van de
motor. Hiervoor is de modus AUTO vereist.
zijlichten
Draai de ring 2 tot het symbool bij
het merkteken 3 staat. Dit controlelampje op
het instrumentenpaneel licht op.
3
1.99
NLD_UD65514_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X10 - Renault)
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
er weinig licht buiten is;
er geen andere auto of verlichting wordt
gedetecteerd;
als de auto sneller dan ongeveer 40 km/u
rijdt.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Om automatisch grootlicht in te
schakelen:
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij het
merkteken 3 staat.
Het controlelampje
wordt op het in-
strumentenpaneel weergegeven.
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/6)
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, mist enz.);
als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
reflecterende systemen;
– ...
á
Grootlicht
Met draaiende motor, duw met de
dimlichten aan tegen de lichtschakelaar 1.
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op-
nieuw naar u toe.
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto ontsteekt
en dooft dit systeem automatisch het groot-
licht. Het gebruikt een camera geplaatst
achter de binnenspiegel om voorliggers en
tegenliggers te detecteren.
3
2
1
1.100
NLD_UD65514_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X10 - Renault)
storingen
Wanneer het bericht “Controleer autom ver-
lichting” op het instrumentenpaneel ver-
schijnt, wordt het systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/6)
Het gebruik ‘s nachts van een
draagbaar navigatiesysteem
op het gedeelte van de voorruit
onder de camera, kan de wer-
king van het automatische grootlichtsys-
teem verstoren (risico van reflecties op
de voorruit).
Het systeem voor het auto-
matisch inschakelen van het
grootlicht is in geen geval een
vervanging voor de oplettend-
heid en verantwoordelijkheid van de be-
stuurder inzake de verlichting van het
voertuig en de aanpassing daarvan aan
de licht-, zicht- en verkeersomstandig-
heden.
Automatisch grootlicht
(vervolg)
Om automatisch grootlicht uit te
schakelen:
Draai de ring 2 in een andere stand dan
AUTO.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Let op: door op de schakelaar 1 te druk-
ken, wordt de automatisch grootlicht-functie
uitgeschakeld, het controlelampje
verdwijnt van het instrumentenpaneel en de
auto zal het grootlicht aanzetten.
3
2
1
feux :
de route ................................................
(page courante)
alarme sonore............................................
(page courante)
éclairage extérieur d’accompagnement.....
(page courante)
1.101
NLD_UD65514_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X10 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/6)
1
2
Geluidssignaal vergeten
verlichting
In het geval dat de lichten zijn ingescha-
keld na het stilzetten van de motor, klinkt er
een signaal bij het openen van het bestuur-
dersportier om u te waarschuwen dat de
lichten nog branden.
storingen
Als het bericht “Controleer verlichting”
verschijnt in combinatie met het ©
waarschuwingslampje en het k
waarschuwingslampje knippert op het in-
strumentenpaneel, is er een storing in de
verlichting.
Raadpleeg een merkdealer.
Uitschakelen van de lichten
De lichten gaan automatisch uit na stop-
pen van de motor, openen van het bestuur-
dersportier of vergrendelen van de auto. In
dat geval schake-len, bij de volgende keer
starten van de motor, de lichten opnieuw in,
overeen-komstig de stand van ring 2.
N.B.: als de mistlichten branden, dooft de
verlichting niet automatisch.
Functie welkomst en afscheid
(afhankelijk van de auto)
Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan
de dagrijverlichting en de markeringslichten
achter automatisch aan wanneer card wordt
gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
Ze gaan automatisch uit:
ongeveer één minuut nadat ze zijn aan-
gegaan;
wanneer de motor wordt gestart, naarge-
lang van de stand van de schakelaar voor
de verlichting;
of
wanneer de auto wordt vergrendeld.
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Selecteer op het multimediascherm, met stil-
staande auto en draaiende motor, het menu
Instellingen”, het tabblad “Voertuig”, het
menu “Voertuig configuratie”, “Welkom” en
dan “Lichtsignaal als begroeting”. Kies “ON”
of “OFF” om de functie in of uit te scha-
kelen.
1.102
NLD_UD65514_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X10 - Renault)
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie kunt u de markeringslich-
ten en dimlichten korte tijd inschakelen (bijv.
voor het bijlichten bij het openen van een
hek).
Als de motor en de lichten uitgescha-
keld zijn, de 2 ring op AUTO staat, trekt u
de hendel 1 naar u toe: de markeringslichten
en dimlichten gaan ongeveer 30 seconden
aan samen met de
š en k op het
instrumentenpaneel.
Om deze tijd te verlengen, kunt u de schake-
laar tot vier keer naar u toe trekken (de maxi-
male tijd is ongeveer twee minuten).
Het bericht “verlichting op _ _ _” gevolgd
door de resterende tijd worden ter bevesti-
ging op het instrumentenpaneel weergege-
ven. Daarna kunt u uw auto vergrendelen.
Om de verlichting uit te schakelen voordat
deze automatisch uitschakelt, verdraait u de
ring 2 (de stand is onbelangrijk) en draait u
deze daarna terug in de stand AUTO.
VERLICHTING EN SIGNALEN (5/6)
1
2
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
1.103
NLD_UD65514_2
Éclairages et signalisations extérieurs (X10 - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (6/6)
Bij mist, sneeuw of bij het vervoer van
voorwerpen die voorbij de voorkant van
het dak uitsteken, werkt de automati-
sche verlichting niet altijd.
Het inschakelen van de mistlichten blijft
onder controle van de bestuurder: de
controlelampjes op het instrumentenpa-
neel informeren u over het inschakelen
(controlelampje brandt) of uitschakelen
(controlelampje uit).
Mistachterlicht
Draai de middelste ring 4 van de
schakelaar zo dat het symbool bij het merk-
teken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u het mistachterlicht uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Lichten uit
Draai de middelste ring 4 opnieuw tot het
merkteken 3 tegenover het symbool van de
mistlampen staat die u wilt uitschakelen. Het
bijbehorende controlelampje op het instru-
mentenpaneel dooft.
Bij het uitschakelen van de verlichting, gaan
ook de mistlichten voor en achter uit.
Bochtlichten
(Afhankelijk van de auto)
Bij vooruitrijden met de dimlichten aan gaat
in bepaalde omstandigheden (snelheid,
stuurwielhoek, vooruit rijden, richtingaanwij-
zer ingeschakeld enz.) één van de mistlich-
ten vooraan aan om bij het draaien de bocht
te verlichten.
Omgekeerd gaan de twee mistlampen aan
de voorkant automatisch aan.
4
1
2 3
g
Mistlichten voor
Draai de middelste ring 4 van
de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het
merkteken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
réglage électrique de la hauteur des
faisceaux ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage extérieur d’accompagnement.....
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.104
NLD_UD61186_2
Réglage électrique de la hauteur des faisceaux (X10 - Renault)
Réglage des projecteurs
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Wanneer u links rijdt met een auto met de bestuurdersstoel aan de linkerkant (of andersom),
bent u verplicht om tijdens uw verblijf de lichten te laten afstellen door een merkdealer.
Schakelaar A wordt gebruikt om de hoogte
van de koplampen aan te passen aan de be-
lasting van de auto.
Als de dimlichten branden, drukt u op of trekt
u aan schakelaar A zo vaak als nodig is voor
het selecteren van de gewenste stand op het
instrumentenpaneel. De geselecteerde posi-
tie wordt gedurende ongeveer 30 seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Opmerking: verlichting aan, elke keer dat
de motor start, wordt de geselecteerde stand
gedurende ongeveer 30 seconden weerge-
geven op het instrumentenpaneel.
Voorbeelden van de stand van
knop A
, afhankelijk van de belasting
Bestuurder alleen of met een passagier
voorin
0
Alle stoelen bezet 1
Bestuurder met passagiers en bagage (of
belading) tot de maximaal toegelaten totale
massa
2
Bestuurder zonder passagiers of bagage (of
belading) tot de maximaal toegelaten totale
massa
3
* afhankelijk van de auto
In de volgende tabel ziet u enkele voorbeelden. Stel in alle gevallen bediening A in vol-
gens de belading van de auto, zodat de weg goed zichtbaar is en andere weggebruikers
niet verblind worden.
A
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.105
NLD_UD57723_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X10 - Renault)
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser langza-
mer werken als de auto stopt. Van snel con-
tinu wissen naar langzaam continu wissen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen
de wissers weer met de oorspronkelijk inge-
stelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u hiermee bovengenoemd au-
tomatisme uit.
Essuie-vitres, lave-vitres
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (1/5)
1
2
1
A
B
C
D
E
Auto voorzien van ruitenwisser
voor met interval
A een keer wissen
Door kort te drukken maakt de ruiten-
wisser één wisbeweging.
B stoppen
C wissen met intervallen
De wissers vegen met tussenpozen
van enkele secondes. De duur van het
interval is te regelen door de ring 2 te
verdraaien;
D langzaam continu wissen
E snel continu wissen
lave-projecteurs .........................................
(page courante)
1.106
NLD_UD57723_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X10 - Renault)
Auto voorzien van ruitenwisser
voor met regensensor
De regensensor bevindt zich op de voorruit,
voor de binnenspiegel.
A een keer wissen
Door kort te drukken maakt de ruiten-
wisser één wisbeweging.
B stoppen
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (2/5)
1
A
B
C
D
E
2
F
1
G
C automatisch wissen
In deze stand signaleert het systeem
water op de voorruit en schakelt het
wissen in met een aangepaste wis-
snelheid. De inschakeldrempel van het
wissen en de duur van het interval is
te regelen door de ring 2 te verdraaien:
F : minimumgevoeligheid
G : maximumgevoeligheid
Hoe hoger de gevoeligheid, des te snel-
ler reageren de ruitenwissers en wordt de
frequentie van het wissen verhoogd.
Wanneer automatisch wissen is ingescha-
keld of de gevoeligheid wordt verhoogd,
wordt één wisbeweging uitgevoerd.
Opmerking:
de regensensor heeft enkel een onder-
steunende functie. Bij beperkte zicht-
baarheid moet de bestuurder zijn ruiten-
wisser handmatig inschakelen. Bij mist
of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet
altijd automatisch en blijft deze onder uw
controle.
Bij temperaturen onder nul wordt auto-
matisch wissen niet ingeschakeld wan-
neer de auto wordt gestart. Deze functie
wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer de auto sneller rijdt dan een be-
paalde snelheid (ongeveer 8 km/uur).
schakel automatisch wissen niet in bij
droog weer;
ontdooi de voorruit volledig voordat u het
automatisch wissen inschakelt.
1.107
NLD_UD57723_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X10 - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (3/5)
storingen
Bij een storing van het automatisch wissen,
schakelt de ruitenwisser over op wissen met
intervallen. Roep de hulp in van een merk-
dealer.
De werking van de regensensor kan worden
verstoord bij:
beschadigde ruitenwisserbladen; wan-
neer de ruitenwissers een watersluier of
watersporen achterlaten op de detectie-
zone van de sensor, kan dit de reactie-
snelheid van het automatisch wissen ver-
groten of de frequentie van het wissen
verhogen;
barsten of scheuren in de voorruit ter
hoogte van de sensor, stof, vuil, insecten
of rijm op de voorruit of het gebruik van
reinigingswas of waterafstotende pro-
ducten; het automatisch wissen is in dat
geval minder gevoelig en reageert moge-
lijk zelfs niet.
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser lang-
zamer werken als de auto stopt. Van snel
continu wissen naar langzaam continu
wissen. Zodra de auto weer gaat rijden, be-
ginnen de wissers weer met de oorspronke-
lijk ingestelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u hiermee bovengenoemd au-
tomatisme uit.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer bij vorst voordat u de rui-
tenwisser inschakelt of de ruitenwisser-
bladen niet zijn vastgevroren. Als u de
ruitenwisser inschakelt terwijl de bladen
zijn vastgevroren, kunt u zowel de bladen
als de motor van de ruitenwisser bescha-
digen.
Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage of beschadiging van de wisser-
bladen.
D langzaam continu wissen
E snel continu wissen
1
A
B
C
D
E
1.108
NLD_UD57723_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X10 - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (4/5)
Bijzondere stand van
de ruitenwisser voor
(onderhoudsstand)
In deze stand kunnen de bladen worden op-
getild om ze van de voorruit te verwijderen.
Dit kan nuttig zijn:
om de bladen te reinigen;
om de bladen van de voorruit los te
maken in winterse weersomstandighe-
den;
vervang de bladen. 5.21.
Wanneer de motor wordt gestopt of ge-
start, trekt de schakelaar twee keer 1 naar
stand A (één wisbeweging). De bladen stop-
pen in een stand waarbij de motorkap vrij is.
Om de bladen terug te zetten in de laagste
stand, met het contact aan, moet u ervoor
zorgen dat de ruitenwissers zijn neergeklapt
op de voorruit. Zet daarna de schakelaar 1 in
stand A (één wisbeweging).
Voordat u het contact aanzet, moet u de
ruitenwissers op de voorruit zetten. Anders
kunnen de motorkap of de wissers bescha-
digd raken wanneer deze worden ingescha-
keld.
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, on-
tdooien, reinigen van de voor-
ruit enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand B (uit) zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
Wanneer er zich obstakels op de voor-
ruit bevinden (vuil, sneeuw, ijs ...), maakt
u de voorruit (inclusief de centrale zone
achter de binnenspiegel) schoon voor-
dat u de ruitenwissers inschakelt (risico
op oververhitting van de motor).
Als een obstakel de beweging van een
blad verhindert, kan dat blad stoppen
met wissen. Verwijder het obstakel en
schakel de ruitenwisser opnieuw in met
de ruitenwisserschakelaar.
1
A
B
C
D
E
1.109
NLD_UD57723_1
Essuie-vitre / lave-vitre avant (X10 - Renault)
RUITENWISSER, RUITENSPROEIER VOOR (5/5)
Ruitensproeier
Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u
toe en laat deze weer los.
Door langer te drukken, maken de ruitenwis-
sers, naast de ruitensproeier twee wisbewe-
gingen, een paar seconden later gevolgd
door een derde.
Voor auto’s uitgerust met een multimedia-
scherm, kunt u ervoor kiezen de derde wis-
beweging van de ruitenwisserbladen in of uit
te schakelen. 1.90.
Opmerking: Bij temperaturen onder nul kan
de ruitenwisservloeistof aanvriezen op de
voorruit en het zicht verminderen. Verwarm
de voorruit met behulp van de ontwase-
mingsschakelaar voordat u ze reinigt.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.21.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
stand B (uit) staat.
Verwondingsgevaar.
1
A
B
C
D
E
essuie-vitre/lave-vitre.................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.110
NLD_UD57724_1
Essuie-vitre / lave-vitre arrière (X10 - Renault)
RUITENWISSER, -SPROEIER ACHTER (1/2)
1
2 3
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.21.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
Om de werking te stoppen, laat u opnieuw
de ring 3 draaien.
Opmerking: als u de auto door een was-
straat rijdt, moet u de ring 3 van de scha-
kelaar 1 in ruststand zetten om het automa-
tisch wissen uit te zetten.
Houd u aan de gebruiksvoorschriften.
Y
Achterruitwisser
Draai met contact aan de ring 3
van de schakelaar 1 tot het merkteken 2 te-
genover het symbool staat.
uitschakelen
wissen met intervallen
De ruitenwisserbladen vegen met tus-
senpozen van enkele seconden. De
frequentie van het wissen varieert
naargelang de rijsnelheid van de auto;
langzaam continu wissen
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep te openen of te sluiten.
Voordat u iets aan de achter-
ruit doet (wassen van de auto,
ontdooien, reinigen enz.) moet
u de schakelaar 1 in ruststand
zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
1.111
NLD_UD57724_1
Essuie-vitre / lave-vitre arrière (X10 - Renault)
RUITENWISSER, -SPROEIER ACHTER (2/2)
Inschakelen/uitschakelen van de
achterruitwisser
Wanneer de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld, wordt het wissen met intervallen
van de achterruit ingeschakeld (als de rui-
tenwissers van de voorruit werken). Als uw
auto is uitgerust met een menu om de auto-
instellingen te personaliseren, kunt u deze
functie in- of uitschakelen. 1.90.
Voor auto’s die niet zijn uitgerust met een
menu om de instellingen te personaliseren,
kunt u de functie laten deactiveren door een
merkdealer.
Wanneer er zich obstakels op de achterruit
bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui-
tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als
een obstakel de beweging van het blad ver-
hindert, kan het blad stoppen. Verwijder het
obstakel, wacht ongeveer 30 seconden en
schakel de ruitenwisser opnieuw in met de
schakelaar voor het wissen.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer bij vorst voordat u de ruiten-
wisser inschakelt of de ruitenwisserbla-
den niet zijn vastgevroren op de ruit. Als
u de ruitenwisser bedient terwijl het blad
geblokkeerd is door vorst, bestaat het
risico dat zowel het blad als de motor van
de ruitenwisser beschadigd raken.
Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage of beschadiging van de wisser-
bladen.
p
Ruitenwissers/
ruitensproeiers achter
Duw met het contact aan lang tegen de
schakelaar 1 en laat vervolgens los.
Als de schakelaar langer ingedrukt ge-
houden wordt, zullen (behalve de ruiten-
sproeier) de ruitenwisser twee wisbewegin-
gen maken, enkele seconden later gevolgd
door een derde (druppel-wisfunctie).
Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter-
ruitwisser werken.
1
1.112
NLD_UD57683_1
Filler NU (X10 - Renault)
2.1
NLD_UD67326_3
Sommaire 2 (X10 - Renault)
Hoofdstuk 2: Rijden
(met tips voor zuinig en milieubewust autorijden)
Starten, Stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Versnellingsschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.5
Elektronische parkeerrem.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.12
Tips voor het rijden, Eco-rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.13
Actieradius van de auto: tips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.16
Controlesysteem bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.18
Actieve noodrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.21
Hulpen correctiesystemen tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.28
Lane departure warning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.33
Rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.37
Dodehoekwaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.42
Detectie van verkeersborden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.47
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.51
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.55
Functie “AUTOHOLD” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.60
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.61
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.65
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.67
démarrage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.2
NLD_UD67222_2
Démarrage (X10 - Renault)
Démarrage, arrêt du moteur
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (1/3)
Starten van de motor
De kaart moet worden ingevoerd binnen de
detectiezone 1.
Om te starten
druk op het rempedaal;
druk op de knop 2. De melding READY
brandt op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal.
De melding verdwijnt wanneer de snelheid
boven ongeveer 5 km/u komt.
1
2
Bijzonderheden
Als er niet is voldaan aan een van die start-
voorwaarden, verschijnt het bericht “Druk
op rem + START” op het instrumenten-
paneel;
– in sommige gevallen moet het stuurwiel
worden bewogen bij het indrukken van
de startknop 2 om het ontgrendelen van
de stuurkolom mogelijk te maken, het
bericht “Draai stuurwiel + START” waar-
schuwt u daarvoor.
De auto kan alleen gestart worden als
het laadsnoer losgekoppeld is.
2.3
NLD_UD67222_2
Démarrage (X10 - Renault)
Bij een storing
In sommige gevallen werkt de “handsfree”
card niet:
De kaartaccu is leeg, de secundaire 12V-
accu is leeg, enz.;
nabijheid van een apparaat dat de de-
zelfde frequentie gebruik (scherm, mo-
biele telefoon, computerspel, enz.);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
De boodschap “Plaats de kaart in zone +
START” verschijnt op het instrumentenpa-
neel.
Trap het rempedaal in leg de card 4 (knop
aan de zijkant) op de daarvoor bedoelde
plaats 3. Druk op de knop 2 om de auto te
starten. De boodschap dooft.
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (2/3)
“Handsfree” starten met de achterklep
open
In dat geval mag de kaart zich niet in de ba-
gageruimte bevinden, om te vermijden dat u
ze kwijtraakt.
Functie accessoires
(contact aanzetten)
Zodra u bent ingestapt, hebt u een aantal
functies van de auto (radio, navigatiesys-
teem ruitenwisser, enz.) ter beschikking.
Om de andere functies te gebruiken, drukt u
met de kaart in de auto op de knop 2 zonder
de pedalen in te drukken.
3
4
2
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
arrêt du moteur ..........................................
(page courante)
2.4
NLD_UD67222_2
Démarrage (X10 - Renault)
stilzetten van de motor
Het voertuig moet stilstaan.
Druk op de toets 2: de motor stopt, het be-
richt READY dooft op het instrumentenpa-
neel gaat uit en de automatische handrem
wordt aangetrokken. De stuurkolom ver-
grendelt bij het openen van het bestuur-
dersportier of bij het vergrendelen van de
auto.
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR (3/3)
Als de card niet in het interieur aanwezig is
als u de motor wilt stoppen, verschijnt het
bericht “Kaart ontbreekt: ingedrukt houden”
op het instrumentenpaneel: druk ten minste
twee seconden op de toets 2.
Als de motor is gestopt, blijven de op dat
moment ingeschakelde accessoires (radio,
enz.) ongeveer 10 minuten werken.
Als het bestuurdersportier geopend wordt,
schakelen de accessoires uit.
Zet nooit het contact uit voordat
de auto compleet stilstaat. Door
het stilzetten van de motor is er
geen bekrachtiging meer van
Als de motor niet meer draait, is er geen
stuur- en rembekrachtiging meer. Ook
werken veiligheidsvoorzieningen, zoals
airbags en gordelspanners, niet meer.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
2
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
marche arrière
passage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commande de vitesses ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de vitesses .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.5
NLD_UD57727_1
Boîte de vitesse (X10 - Renault)
Commande de vitesse
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (1/3)
1
4 : stand toegankelijk vanaf de huidige stand
door de keuzehendel 1 twee klikken naar
voren of naar achteren te bewegen.
De symbolen 3 of 4 verschijnen om de ver-
snellingen die kunnen worden geselecteerd
aan te geven. Als deze symbolen afwe-
zig zijn, geeft dit aan dat de versnellingen
niet worden geselecteerd vanuit de huidige
stand.
De gewenste versnelling knippert op het in-
strumentenpaneel als een versnelling vanuit
de ingeschakelde stand van de hendel niet
toegankelijk is.
Starten
Bij draaiende motor verschijnt het bericht
READY op het instrumentenpaneel 2.2,
de versnellingsknop staat automatisch in de
stand N.
Om de stand N uit te schakelen, moet u het
rempedaal voor intrappen.
Houd uw voet op het rempedaal (het lampje
c op het display A dooft), als u de stand
N verlaat.
De auto kan alleen gestart worden als
het laadsnoer losgekoppeld is.
B
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen
alleen voor de auto geschikte
matten worden gebruikt, die
moeten worden vastgezet aan de vooraf
geïnstalleerde onderdelen. Controleer
regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel
niet meerdere matten op elkaar. Gevaar
van hakende pedalen.
3
2
4
Selecteurhendel 1
R : achteruitrijden.
N : neutraal.
D : normaal vooruit rijden.
B : vooruit rijden met krachtig regeneratief
remmen.
Het A controlelampje geeft de ingescha-
kelde versnelling aan.
De volgende informatieve symbolen kunnen
op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen B:
2: stand van de ingeschakelde versnelling;
3 : stand toegankelijk vanaf de huidige stand
door de keuzehendel 1 een klik naar
voren of naar achteren te bewegen;
A
3
4
2.6
NLD_UD57727_1
Boîte de vitesse (X10 - Renault)
Rijden in de modus D
Als u bij stilstaande auto de stand D inscha-
kelt, gaat de auto rijden zodra u het rempe-
daal loslaat (zonder het gaspedaal in te trap-
pen).
Druk tijdens het rijden meer of minder op het
gaspedaal naargelang de gewenste snel-
heid.
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (2/3)
Tip-keuzehendel
Zet de selecteurhendel 1 een of twee klik-
ken naar voren of naar achteren om de ge-
wenste stand (R, N, D of B) in te schakelen,
laat de hendel los en deze gaat terug naar
een stabiele stand.
De geselecteerde stand verschijnt op het
instrumentenpaneel, samen met het waar-
schuwingslampje 2 vóór de stand.
Als bepaalde omstandigheden het schake-
len in de weg staan, knippert de gewenste
stand op het instrumentenpaneel.
Rijden in de modus B
Met deze modus kunt u rijden in een meer
dynamische regeneratieve modus. Bij losla-
ten van het gaspedaal gebruikt de auto rege-
neratief remmen om de auto af te remmen.
Zo genereert de motor meer stroom waar-
mee de tractieaccu wordt opgeladen.
Als u bij stilstaande auto de stand B inscha-
kelt, gaat de auto rijden zodra u het rempe-
daal loslaat (zonder het gaspedaal in te trap-
pen).
In de modus B werkt regeneratief remmen
minder als de accu koud of volledig opge-
laden is.
Vanuit de stand D in B of B in D
zetten
Kantel om van een stand naar de andere
te schakelen de hendel een of twee klikken
naar achteren.
De ingeschakelde stand, weergegeven op
het instrumentenpaneel samen met het
waarschuwingslampje 2, bevestigt de stand
van de versnellingsknop.
B
2
De laatst ingeschakelde stand (B of D) wordt opgeslagen en is de eerste van de twee stan-
den die toegankelijk is vanaf de huidige stand N of R.
1
2.7
NLD_UD57727_1
Boîte de vitesse (X10 - Renault)
Parkeren van de auto
Start de motor bij stilstaande auto. Neutraal
wordt ingeschakeld en de automatische
handrem wordt automatisch aangetrokken.
VERSNELLINGSSCHAKELAAR (3/3)
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door schade eraan oplopen (bijvoor-
beeld: vervorming van een as enz.) of
aan het elektrische circuit of tractiebat-
terij.
Raak de onderdelen van het circuit of
eventuele lekken of vloeistoffen niet aan.
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto zo snel mogelijk
door een merkdealer laten controleren.
Gevaar op ernstig letsel of een elek-
trische schok die de dood kan veroor-
zaken.
Om de achteruitversnelling in te
schakelen
Trap met stilstaande auto, draaiende motor
en stand N, D of B ingeschakeld, het rempe-
daal in en zet de hendel twee klikken naar
voren, R op het instrumentenpaneel licht op.
De achteruitrijlichten lichten op zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
(contact aan) en, afhankelijk van de auto, de
achteruitrijcamera 2.65.
Opmerking: als de motor draait en de auto
0 tot 8 km/u rijdt en de stand N of R inge-
schakeld is, hoeft het rempedaal niet te
worden ingetrapt om de auto in de stand D
te zetten. Dit is handig bij inparkeren waarbij
u afwisselend voor- en achteruitversnelling
moet inschakelen.
Bij het openen van het portier verschijnt
het bericht “Selecteer stand N” op het in-
strumentenpaneel als de versnellings-
knop in een andere stand dan N staat en
de motor niet is afgezet.
In de stand N van de hendel
zijn de aangedreven wielen
niet mechanisch geblokkeerd,
controleer of de auto niet kan
wegrollen voordat u uitstapt.
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking assisté..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein à main ................................................
(page courante)
frein de parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.8
NLD_UD65512_3
Frein de parking assisté (X10 - Renault)
Frein de parking assisté
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (1/4)
Automatische werking
Vastzetten van de automatische
parkeerrem
Bij stilstaande auto kunt u de auto blok-
keren met behulp van de automatische par-
keerrem:
door te drukken op de start/stop-knop
van de motor 1;
of
als de bestuurdersgordel niet is vast-
gemaakt;
of
bij openen van het bestuurdersportier;
of
– wanneer de motor stilstaat.
Het vastzetten van de automatische par-
keerrem wordt bevestigd door de bood-
schap “Parkeerrem aangetrokken” en het
controlelampje
} op het instrumenten-
paneel en door het oplichten van het contro-
lelampje 2 op de schakelaar 3.
Na het stilzetten van de motor, dooft het con-
trolelampje 2 enkele minuten na het vastzet-
ten van de automatische parkeerrem en het
controlelampje
} gaat uit bij het ver-
grendelen van de auto.
Controleer, voordat u de auto verlaat, of de automatische parkeerrem inderdaad
is vastgezet. Het vastzetten is te zien aan het branden van het lampje 2 op scha-
kelaar 3 en van het lampje } op het instrumentenpaneel tot de portieren
worden vergrendeld.
1
2
3
2.9
NLD_UD65512_3
Frein de parking assisté (X10 - Renault)
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (2/4)
Handmatig loszetten van de
automatische parkeerrem
Druk op de schakelaar 1 zonder te drukken
op de pedalen, om het contact in te schake-
len. Druk op het rempedaal los en druk dan
op de schakelaar 3: controlelampje 2 op de
schakelaar en controlelampje
} op het
instrumentenpaneel gaan uit.
Handbediend
U kunt de elektronische parkeerrem met de
hand bedienen.
Handmatig vastzetten van de
automatische parkeerrem
Trek aan schakelaar 3. Het controlelampje 2
en het controlelampje
} lichten op het
instrumentenpaneel op.
Automatische werking (vervolg)
Opmerking: in sommige situaties (automa-
tische parkeerrem defect, handmatig ont-
grendelen van de automatische parkeerrem,
enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver-
schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken
op het instrumentenpaneel om u te waar-
schuwen dat de automatische parkeerrem
is losgezet.
met draaiende motor: bij het openen van
het bestuurdersportier;
met stilstaande motor: bij het openen van
een voorportier.
In dit geval, trekt u en laat u de schakelaar 3
weer los om de automatische parkeerrem
aan te trekken.
De parkeerrem automatisch vrij zetten
Het loszetten gebeurt zodra u gas geeft om
weg te rijden.
Controleer, voordat u de auto verlaat, of de automatische parkeerrem inderdaad is vastgezet. Controlelampje 2 op schakelaar 3 en
controlelampje } op het instrumentenpaneel verschijnen om aan te geven dat de parkeerrem is ingeschakeld. De lampjes gaan
uit als de portieren worden vergrendeld.
1
2
3
2.10
NLD_UD65512_3
Frein de parking assisté (X10 - Renault)
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (3/4)
Kortstondige stop
Om de elektronische parkeerrem handma-
tig te activeren (als u moet stoppen voor
een verkeerslicht of bij stilstaande auto met
draaiende motor enzovoort): trek aan de
schakelaar 3 en laat los. Het loszetten is au-
tomatisch zodra de auto weer gaat rijden.
Bijzondere gevallen
Bij het parkeren op een helling, bijvoorbeeld
trek gedurende enkele seconden aan scha-
kelaar 3 om maximaal te remmen.
Parkeren zonder de elektronische hand-
rem aan te trekken (bijvoorbeeld als het kan
gaan vriezen):
Stop de motor door te drukken op de
start/stopknop van de motor 1.
zet de automatische parkeerrem hand-
matig los;
– laat in een versnelling of in de stand N het
rempedaal en de schakelaar 3 los;
– zet indien nodig een blok vóór of achter de
wielen om te zorgen dat de auto niet kan
bewegen.
2
3
1
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.11
NLD_UD65512_3
Frein de parking assisté (X10 - Renault)
Bij bestuurdersportier open of slecht geslo-
ten en draaiende motor, wordt het automa-
tisch loszetten uit veiligheidsoverwegingen
gedeactiveerd, (dit om te voorkomen dat de
auto alleen zonder bestuurder weg rolt). Het
bericht “Ontgrendel park. rem handmatig
verschijnt op het instrumentenpaneel als de
bestuurder het gaspedaal indrukt.
storingen
– Bij een storing verschijnt het waarschu-
wingslampje © op het instru-
mentenpaneel, samen met het bericht
“Controleer parkeerrem. Soms ver-
schijnt het waarschuwingslampje }.
Raadpleeg snel een merkdealer.
Bij een storing van de automatische par-
keerrem verschijnt het waarschuwings-
lampje ®, samen met het bericht
Storing remsysteem”, een geluidssig-
naal en soms het waarschuwingslampje
}.
U moet direct stoppen zonder het overige
verkeer in gevaar te brengen.
Stap nooit uit voordat u de keu-
zehendel in de stand N hebt
gezet, de handrem hebt aan-
getrokken en de motor hebt
afgezet. Als u namelijk gas geeft terwijl
een versnelling is ingeschakeld, kan de
stilstaande auto gaan rijden.
Kans op ongevallen.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Als het bericht “Elektr. sto-
ring GEVAAR” of “Controleer
accu” verschijnt, blokkeert u de
auto door gedurende ongeveer
10 seconden te trekken aan de schake-
laar 3. Blokkeer de wielen van het voer-
tuig als de helling en de omstandighe-
den dit vereisen.
Risico dat de auto wegrolt.
Roep de hulp in van een merkdealer.
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (4/4)
environnement ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.12
NLD_UD57730_1
Environnement (X10 - Renault)
Environnement
MILIEU
Denk zelf ook aan het milieu
– Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (12 V-hulpaccu, bat-
terijen...) moeten bij daarvoor bestemde
depots voor klein chemisch afval ingele-
verd worden.
De auto moet aan het eind van zijn be-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houdt u aan de lokale voorschriften.
Recycling
Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor
95% herbruikbaar.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De construc-
tie en de materialen zijn zodanig ontworpen
dat de demontage van deze componenten
en hun herverwerking in specifieke bedrijven
wordt vergemakkelijkt.
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto veel onderdelen
van gerecycleerde kunststoffen en duur-
zame materialen (materialen van planten of
dieren, zoals katoen en wol).
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabricage,
tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij ge-
sloopt wordt.
Fabricage
De fabricage van uw auto vindt plaats in een
fabriek die stappen onderneemt tot vermin-
dering van de milieueffecten op de leefom-
geving en de natuur (vermindering van wate-
ren energieverbruik, lichten geluidsoverlast,
wateren luchtverontreiniging, scheiden van
afval en terugwinnen van materialen uit af-
valstoffen).
autonomie de la batterie de traction ..........
(jusqu’à la fin de l’UD)
autonomie du véhicule...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économie d’énergie ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
énergie
autonomie ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économètre................................................
(page courante)
énergie
économètre (fonction) ..........................
(page courante)
ECO conduite ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.13
NLD_UD67429_2
ECO conduite (X10 - Renault)
Conseils de conduite, Eco conduite
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (1/3)
Optimaal gebruik zone 0
Geef nul verbruik aan.
Groene gebruikszone B “aanbevolen
verbruik”
De tractiebatterij levert de elektrische ener-
gie die de motor nodig heeft om de auto te
laten rijden.
“Verbruik niet aanbevolen” witte
gebruikszone C
Geeft een aanzienlijk energieverbruik aan.
Verbruiksmeter
(op het instrumentenpaneel)
Aan de verbruiksmeter kunt u meteen het
energieverbruik van uw auto zien.
Blauwe gebruikszone A “terugwinning
van energie”
Wanneer u tijdens het rijden uw voet optilt
van het gaspedaal of wanneer u op het rem-
pedaal drukt, genereert de motor tijdens het
afremmen elektriciteit die wordt gebruikt om
te remmen en de tractiebatterij op te laden.
Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden en de uitrustingen
van de auto en de rijstijl van de bestuurder.
Raadpleeg voor een optimaal brandstofver-
bruik onderstaande aanbevelingen.
U beschikt afhankelijk van de auto over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
energieverbruik te verminderen:
de econometer;
het indicatielampje rijstijl;
de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het bedieningsscherm;
ECO modus, geactiveerd met de knop
ECO.
Deze informatie wordt aangevuld door het
navigatiesysteem als de auto hiermee is uit-
gerust.
De aanwezigheid en het tonen van deze
informatie zijn afhankelijk van de geko-
zen instellingen 1.78.
A
B C
0
2.14
NLD_UD67429_2
ECO conduite (X10 - Renault)
Druk op de schakelaar 3 of 4 totdat u het in-
dicatormenu bereikt en bevestig door op 5
“OK” te drukken.
Trajectbalans
Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, ver-
schijnt er nadat de motor is afgezet een tra-
jectbalans op het multimediascherm 6. Op
deze balans vindt u de informatie over uw
laatste rit:
het gemiddeld energieverbruik;
het aantal afgelegde kilometers;
Indicatielampje rijstijl
Dit lampje informeert u in real time over uw
rijstijl. De indicator 1 waarschuwt u.
Hoe meer blaadjes op 1 worden weergege-
ven, hoe soepeler en zuiniger u rijdt.
Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt
het brandstofverbruik van uw auto.
Activeren/deactiveren van de rijstijlindi-
catie, druk op de schakelaar 2 zo vaak als
nodig is voor het tabblad Gegevens.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (2/3)
een algemene melding, rekening hou-
dend met de acceleratie, de anticipatie
en uw mogelijkheid om uw snelheid te
controleren;
advies om uw beoordeling te verbeteren.
Raadpleeg de handleiding van de uitrusting
voor meer informatie.
Navigatiesysteem
Aan de hand van de beschikbare informatie
op uw navigatiesysteem (verkeersinforma-
tie, dichtstbijzijnde oplaadpunt...) kunt u uw
route makkelijker plannen.
6
1
2
3
4
5
énergie
mode « ECO » .....................................
(page courante)
fonction mode « ECO » .............................
(page courante)
mode ECO .................................................
(page courante)
2.15
NLD_UD67429_2
ECO conduite (X10 - Renault)
Stand ECO
ECO-modus is een functie die de actiera-
dius van de auto optimaliseert. Deze regelt
bepaalde verbruikende systemen in de auto
(stuurbekrachtiging enz.) en bepaalde rij-
handelingen (acceleratie, snelheidsregelaar,
afremmen, enz.).
Activeren van de functie
Druk op de schakelaar 7.
Het controlelampje 8
verschijnt op het
instrumentenpaneel.
Uitschakelen van de functie
Druk op de schakelaar 7.
Het controlelampje 8
op het instrumen-
tenpaneel gaat uit.
Bij iedere in- of uitschakeling van de
ECO-modus gaat de functie voor snel-
heidsregelaar op stand-by. 2.55.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN (3/3)
Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijde-
lijk worden uitgezet om de motor weer op
volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in. Het
waarschuwingslampje 8
knippert daar-
bij op het instrumentenpaneel.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld
zodra u de druk op het gaspedaal vermin-
dert.
Wanneer de ECO-modus is ingescha-
keld, is de snelheid van de auto be-
grensd tot ongeveer 100 km/u.
7
8
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conseils pratiques ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
autonomie du véhicule...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation d’énergie ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économie d’énergie ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
véhicule électrique
autonomie du véhicule .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
véhicule électrique
conduite ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
énergie
économie .............................................
(page courante)
récupération d’énergie ...............................
(page courante)
conseils de conduite ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.16
NLD_UD57729_1
Conseils : économie d’énergie (X10 - Renault)
Autonomie du véhicule : conseils
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (1/2)
Het “sportieve” rijgedrag vermindert de ac-
tieradius van de auto: rijd daarom “soepel”
en kijk ver vooruit.
Tips:
rijd met een constante snelheid;
raadpleeg regelmatig de instrumenten
tot uw beschikking om u te informeren
naar de reisomstandigheden (econome-
ter, huidig verbruik, trajectbalans, enz.).
2.13 ;
pas uw rijstijl aan om een te hoog ener-
gieverbruik te vermijden;
geef de voorkeur aan energieterugwin-
ning: Speel voldoende in op de grillen
van het verkeer en til daarbij geleidelijk
uw voet van het gaspedaal of de rem.
Het profiel van de weg
Geef op een helling geen gas bij: houd het
gaspedaal bij voorkeur in dezelfde stand.
In werkelijkheid kan de actieradius van de
elektrische auto variëren afhankelijk van
verschillende factoren die u kunt beheren,
deels met het oog op een niet te verwaar-
lozen winst van bereik. Deze factoren zijn:
de snelheid en de rijstijl;
het profiel van de weg;
het warmtecomfort;
de banden;
het gebruik van elektrische accessoires;
de belading van de auto.
Bovendien stelt de modus ECO de auto in
staat alle energieverbruikende elementen
automatisch te regelen (motorvermogen
enz.) om hun verbruik zoveel mogelijk terug
te dringen. 2.13.
De snelheid en de rijstijl
Een hoge snelheid vermindert de actiera-
dius van de auto.
chauffage, conditionnement d’air : pro-
grammation................................................
(page courante)
2.17
NLD_UD57729_1
Conseils : économie d’énergie (X10 - Renault)
ACTIERADIUS VAN DE AUTO: adviezen (2/2)
De banden
Door een te lage bandenspanning neemt
de rolweerstand en dus ook het energiever-
bruik toe. Houd u aan de aanbevolen ban-
denspanning voor uw auto.
Monteer bij vervanging bij voorkeur banden
van hetzelfde merk, type en profiel en de-
zelfde maat als de oorspronkelijk gemon-
teerde banden. Het gebruik van niet-aanbe-
volen banden vermindert de actieradius van
de auto aanzienlijk 4.8.
Beladen van de auto
Belaad de auto bij voorkeur niet met nutte-
loze lading.
Het thermische comfort
Het gebruik van de verwarming of de aircon-
ditioning vermindert de actieradius van de
auto.
Om de actieradius van de auto te behouden,
is het raadzaam om de “programmeer”modus
te selecteren voordat u gaat rijden 3.11.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.18
NLD_UD57731_1
Système de surveillande de pression des pneumatiques (X10 - Renault)
Système de surveillance de pression des pneumatiques
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING (1/3)
Als uw auto is uitgerust met dit systeem, be-
waakt het de bandenspanningen.
De werking van het systeem
Elk wiel (behalve het reservewiel) beschikt
over een drukzender in het ventiel, die de
bandenspanning periodiek meet.
Het systeem geeft de bandenspanning weer
op het instrumentenpaneel 1 en waarschuwt
als de banden te zacht zijn.
Reset van de referentiewaarde
voor bandenspanning
Deze gebeurt:
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
na het wisselen van de wielen (dit wordt
echter afgeraden);
na het verwisselen van een wiel.
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
Resetprocedure
Contact aan, auto staat stil:
Druk zo vaak als nodig is op de schake-
laar 5 om het tabblad Auto weer te geven.
Tik op schakelaar 2 of 3 om de reset-
pagina voor de bandenspanning te
openen. Het bericht “Bandenspanning
INSTELLEN (ingedrukt houden)” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel;
Druk op de schakelaar 4 OK en houd
deze ingedrukt om de reset te starten.
Het resetten van de bandenspanning
wordt bevestigd door het knipperende
bandenpictogram gevolgd door het be-
richt ”Inleren bandsp. bezig”.
Het resetten kan een paar minuten duren tij-
dens het rijden.
Opmerking: de referentiespanning van de
banden mag niet lager zijn dan de aanbevo-
len waarde die op de zijkant van het portier
vermeld staat.
1
5
2
3
4
Het resetten kan ook gebeuren vanaf
het multimediascherm. Selecteer
Voertuig”,”Bandenspanning”.
2.19
NLD_UD57731_1
Système de surveillande de pression des pneumatiques (X10 - Renault)
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING (2/3)
Display
Het display A en het controlelampje 6
op het instrumentenpaneel informe-
ren u over eventuele afwijkingen (lage ban-
denspanning, lekke band, defect systeem
...).
« Lekke band »
U ziet een rood wieltje, een controle-
lampje 6 en het bericht “Lekke band
en u hoort een geluidssignaal.
Deze boodschap wordt vergezeld door het
lampje ®.
Ze geven aan dat het betreffende wiel lek of
veel te zacht is. Vervang het of roep de hulp
in van een merkdealer als de band lek is.
Pomp de band op als de bandenspanning
te laag is.
« Controleer bandensensor »
Het wieltje verdwijnt, het waarschuwings-
lampje 6
knippert gedurende enkele
seconden en blijft daarna branden en het be-
richt “Controleer bandensensor” verschijnt.
Deze boodschap wordt vergezeld door het
lampje ©. Dit geeft aan dat in min-
stens een van de wielen geen drukzender
zit (bijvoorbeeld het reservewiel). Neem in
alle overige gevallen contact op met een
merkdealer.
« Bandenspanning aanpassen »
U ziet een geel wieltje, een waarschu-
wingslampje 6
en het bericht
“Bandenspanning aanpassen”.
Dit geeft een wiel met te weinig spanning
aan.
Controleer en corrigeer indien nodig de ban-
denspanning van de vier koude wielen.
Het controlelampje 6 gaat uit na
enkele minuten rijden.
Waarschuwingslampje ®
dwingt u, voor uw veiligheid,
direct te stoppen zonder het
verkeer in gevaar te brengen.
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) kan mogelijk niet door het
systeem worden opgespoord.
6
A
2.20
NLD_UD57731_1
Système de surveillande de pression des pneumatiques (X10 - Renault)
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer goedge-
keurd zijn. 5.3.
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, wieldoppen, enz.). 5.6.
Raadpleeg een merkdealer voor het vervan-
gen van de banden en om de geschikte ac-
cessoires voor het systeem te kennen die
beschikbaar zijn: het gebruik van enig ander
accessoire kan de goede werking van het
systeem belemmeren of een wielsensor be-
schadigen.
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is uit-
gerust, heeft geen wielsensor. Als de auto
ermee is uitgerust, knippert het waarschu-
wingslampje 6 enkele seconden
en blijft daarna branden, terwijl het waar-
schuwingslampje © en de boodschap
Controleer bandensensor” op het instru-
mentenpaneel verschijnen.
CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING (3/3)
“Plaatsbepaling banden mislukt”
Deze boodschap “Plaatsbepaling banden
mislukt” verschijnt tijdens het rijden als een
of meerdere wielen zijn uitgerust met senso-
ren die niet erkend zijn door Renault.
Raadpleeg een merkdealer.
Corrigeren van de
bandenspanning
Corrigeer de spanning wanneer de
banden koud zijn 4.8. Indien u de ban-
denspanning niet bij koude banden kunt
controleren, moet u de opgegeven waarden
met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI) verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De be-
stuurder moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk. Controleer de banden-
spanning, inclusief het reservewiel, één
keer per maand.
freinage actif d’urgence .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de piétons ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de véhicules ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.21
NLD_UD58283_1
Freinage actif d'urgence (X10 - Renault)
Afhankelijk van het reactievermogen van de
bestuurder kan het systeem helpen bij het
remmen om schade te beperken of een bot-
sing te voorkomen.
Let op: zorg ervoor dat de voorruit en de
voorbumper vrij zijn (van vuil, modder,
sneeuw, condens, kentekenplaat enz.).
Freinage actif d’urgence
Het systeem gebruikt informatie van de
radar 2 en de camera 1 om de afstand te be-
palen tot de voorligger en tot eventuele voet-
gangers in de omgeving.
Het systeem informeert de bestuurder als
er een risico bestaat op een frontale botsing
om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te
maken (het rempedaal indrukken en/of het
stuurwiel draaien).
1
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen;
deze moet altijd de controle over zijn
auto behouden.
Met dit systeem wordt de auto maxi-
maal afgeremd totdat deze zo nodig
volledig stilstaat.
Gebruik om veiligheidsredenen altijd de
autogordel tijdens het rijden en contro-
leer of alles goed vastzit, zodat de inzit-
tenden niet kunnen worden geraakt door
loszittende voorwerpen.
2
ACTIEVE NOODSTOP (1/7)
2.22
NLD_UD58283_1
Freinage actif d'urgence (X10 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (2/7)
Werkzaamheden
Detectie van auto’s
Als uw snelheid tussen ongeveer 7 en 170
km/u ligt en er kans is op een botsing met uw
voorligger, gebeurt het volgende:
u wordt gewaarschuwd voor het risico
op een botsing:
Het bericht ”Remmen” verschijnt rood op
het instrumentenpaneel 3 en er klinkt een
geluidssignaal.
Als de bestuurder het rempedaal indrukt
en het systeem nog altijd een risico op
een botsing detecteert, wordt sterker af-
geremd.
er wordt automatisch geremd:
Als de bestuurder niet reageert op de
waarschuwing en een botsing onvermij-
delijk wordt.
In geval van noodmanoeuvre kunt u op
elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
– aan het stuur te draaien als uitwijk-
manoeuvre bij een botsing.
Speciale waarschuwingsfuncties
Afhankelijk van de snelheid kunnen de
waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge-
activeerd worden.
Speciale functies van stilstaande auto´s
Stilstaande auto´s worden gedetecteerd
als uw auto met een snelheid van onge-
veer tussen de 7 km/u en 80 km/u rijdt. Het
systeem is niet ingeschakeld en geeft geen
waarschuwing af als u harder dan ongeveer
80 km/u rijdt.
Als de auto stopt als gevolg van de actieve
noodstop moet de bestuurder de auto stil-
zetten door het rempedaal in te drukken.
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
3
2.23
NLD_UD58283_1
Freinage actif d'urgence (X10 - Renault)
Detectie van voetgangers
(afhankelijk van de auto)
Als uw snelheid tussen ongeveer 7 en 80
km/u ligt en er kans is op een botsing met
een fietser of een voetganger, gebeurt het
volgende:
u wordt gewaarschuwd voor het risico
op een botsing:
Het bericht ”Remmen” verschijnt rood op
het instrumentenpaneel 3 en er klinkt een
geluidssignaal.
Als de bestuurder het rempedaal indrukt
en het systeem nog altijd een risico op
een botsing detecteert, wordt sterker af-
geremd.
er wordt automatisch geremd:
als de bestuurder niet reageert op de
waarschuwing en een botsing onvermij-
delijk wordt.
ACTIEVE NOODSTOP (3/7)
Als de auto stopt als gevolg van de actieve
noodstop moet de bestuurder de auto stil-
zetten door het rempedaal in te drukken.
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
Speciale waarschuwingsfuncties
Afhankelijk van de snelheid kunnen de
waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge-
activeerd worden.
In geval van noodmanoeuvre kunt u op
elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
– aan het stuur te draaien als uitwijk-
manoeuvre bij een botsing.
3
écran multifonctions...................................
(page courante)
2.24
NLD_UD58283_1
Freinage actif d'urgence (X10 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (4/7)
Inschakelen, uitschakelen van
het systeem
Voor auto's uitgerust met een
multimediascherm
Selecteer op het multimediascherm 4, met
stilstaande auto en draaiende motor, het
menu ”Instellingen”, het tabblad ”Voertuig”,
het menu ”Rijondersteun.”, ”Actief remmen
en dan ”ON” of ”OFF”.
4
Het systeem wordt opnieuw ingescha-
keld telkens het contact wordt aangezet.
storingen
©
en brandt op het instrumen-
tenpaneel: dit geeft aan dat het systeem een
storing heeft gedetecteerd. Ga naar een
merkdealer.
Tijdelijk niet beschikbaar
Als het systeem een tijdelijke fout detecteert,
licht het waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel op.
De mogelijke oorzaken zijn:
Het systeem is tijdelijk inactief (door ver-
blindende zon, dimlichten, slechte weers-
omstandigheden enzovoort). Het sys-
teem werkt weer als het zicht verbetert.
– Het systeem wordt tijdelijk onderbroken
(d.w.z. de voorruit of de voor- of ach-
terbumper is bedekt met vuil, modder,
sneeuw, condens enz.). In dat geval
parkeert u de auto en zet u de motor
uit. Maak de voorruit en de voorbumper
schoon. Als u de motor weer start, ver-
dwijnen het controlelampje en het be-
richt.
Als dit niet het geval is, heeft dit mogelijk een
andere oorzaak. Neem contact op met een
merkdealer.
2.25
NLD_UD58283_1
Freinage actif d'urgence (X10 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (5/7)
Actieve noodstop
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd
of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
Het systeem wordt mogelijk niet ingeschakeld:
met de versnellingshendel in de neutraalstand;
wanneer de handrem is ingeschakeld;
Als het elektronische stabiliteitsprogramma (ESC) is gestart.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing raakt/raken de radar en/of de camera mogelijk verkeerd uitgelijnd en werken ze mogelijk minder goed. Schakel de functie
uit en neem contact op met een erkende dealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit enz.) moeten worden
uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
2.26
NLD_UD58283_1
Freinage actif d'urgence (X10 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (6/7)
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
– slecht contrast tussen het object (auto, voetganger enzovoort) en de omgeving (bijvoorbeeld een voetganger met witte kleding in de
sneeuw enzovoort);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto's enzovoort);
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort);
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
Beperkingen voor de werking van het systeem
Elke keer dat de auto wordt gestart, voert het systeem een kalibratie uit overeenkomstig de omgeving van de auto en kan het worden uit-
geschakeld voor de duur van ongeveer twee tot vijf minuten;
Voor een voertuig dat in tegengestelde richting rijdt, wordt geen waarschuwing gegeven en treedt het systeem niet in werking.
Het gebied rond de radar en camera moet schoon worden gehouden en vrij van elke vorm van interventie om de goede werking van het
systeem te waarborgen;
Het systeem reageert mogelijk niet zo goed op kleine voertuigen zoals motorfietsen als op andere voertuigen;
Het systeem werkt mogelijk niet optimaal bij een glad wegdek (regen, sneeuw, ijzel enz.);
Voor de juiste werking moeten de volledige contouren van de voetganger kunnen worden gedetecteerd. Wat niet door het systeem kan
worden gedetecteerd:
voetgangers in het donker of bij weinig licht;
gedeeltelijk zichtbare voetgangers;
voetgangers die kleiner zijn dan ongeveer 80 cm;
voetgangers die grote voorwerpen dragen;
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
2.27
NLD_UD58283_1
Freinage actif d'urgence (X10 - Renault)
ACTIEVE NOODSTOP (7/7)
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de knipperlichten niet werken;
het gebied van de camera is beschadigd (aan de kant van de voorruit of de binnenspiegel);
De voorkant van de auto is beschadigd (impact, krassen op de radar enz.);
de auto wordt gesleept (bij pech);
De voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit; laat deze vervangen door een merkdealer);
U rijdt niet op een geasfalteerde weg.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Onderbreking van de functie
U kunt het actief remmen op elk moment onderbreken door het gaspedaal kort in te drukken of aan het stuur te draaien om uit te wijken om
een botsing te voorkomen.
ABS ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance au freinage d’urgence ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipatinage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite : ESC .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.28
NLD_UD66773_2
Dispositifs de correction de conduite (X10 - Renault)
ABS (antiblokkeersysteem van
de wielen)
Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS
het blokkeren van de wielen, waardoor de
remweg beheersbaar en de auto bestuur-
baar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tij-
dens het remmen mogelijk. Bovendien ver-
betert dit systeem de remweg, met name op
een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
U voelt het in werking komen van het sys-
teem aan het trillen van het rempedaal. Het
ABS kan echter nooit de natuurkundige ei-
genschappen van de grip tussen de banden
en het wegdek verbeteren. Blijf altijd de ge-
bruikelijke voorzichtigheid in acht houden
(afstand bewaren enz.).
Dispositifs de correction de conduite
Afhankelijk van de auto bestaan deze uit:
het ABS (antiblokkeersysteem van de
wielen);
het stabiliteitsprogramma ESC met
onderstuurcontrole en tractiecontrole;
de noodstopbekrachtiging met, afhan-
kelijk van de auto, remanticipatie;
hulp bij wegrijden op een helling,
van het regeneratief remsysteem.
Op de volgende bladzijden zijn andere rijhul-
psystemen beschreven.
Bij krachtig remmen kunt u het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen. Het ABS
regelt de kracht in het remsysteem.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies nemen niet de taak van
de bestuurder over. De limieten van
de auto kunnen niet overschreden
worden en er is dan ook geen reden
om harder te gaan rijden. Zij kunnen
in geen geval de oplettendheid of de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
overnemen (de bestuurder moet altijd
alert zijn op plotselinge gebeurtenissen
die zich tijdens het rijden kunnen voor-
doen).
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/5)
2.29
NLD_UD66773_2
Dispositifs de correction de conduite (X10 - Renault)
Elektronisch
stabiliteitsprogramma ESC
met onderstuurcontrole en
tractiecontrole
Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht enz.).
De werking van het systeem
Een opname-element in het stuurwiel regis-
treert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regi-
streren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gekozen richting met de werkelijke ver-
plaatsingsrichting van de auto en corrigeert
deze laatste door, indien nodig, de remmen
van sommige wielen te laten werken en/of
het motorvermogen aan te passen. Als het
systeem is ingeschakeld, knippert het con-
trolelampje
op het instrumentenpa-
neel.
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESC bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aan-
gedreven wielen te beperken en de auto bij
het wegrijden, accelereren of decelereren te
controleren.
De werking van het systeem
Met behulp van opname-elementen bij
de wielen, meet en vergelijkt het systeem
constant de snelheid van de aangedreven
wielen en remt het deze af als ze doorslip-
pen. Als een wiel neigt naar doorslippen,
zorgt het systeem voor het afremmen van
het betreffende wiel, totdat de snelheid van
het wiel overeenkomt met de grip op de weg.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/5)
Storingen
© en x branden op het in-
strumentenpaneel en, afhankelijk van
de auto, de berichten “Controleer ABS”,
Controleer remsysteem” en “Controleer
ESC” worden getoond: dit geeft aan dat
ABS, ESC en de noodstopbekrachtiging
zijn uitgeschakeld. Het remmen blijft
mogelijk;
x, D, © en ®
branden op het instrumentenpaneel en
het bericht “Storing remsysteem” ver-
schijnt: dit duidt op een storing in het
remsysteem.
Raadpleeg in beide gevallen een merkdea-
ler.
Het remsysteem werkt nog ge-
deeltelijk. Maar het is gevaar-
lijk om krachtig te remmen. U
moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
2.30
NLD_UD66773_2
Dispositifs de correction de conduite (X10 - Renault)
Bij een storing
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer ESC” op het
instrumentenpaneel en lichten de waarschu-
wingslampjes
© en op. In dit
geval zijn het ESC en de tractiecontrole uit-
geschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
De werking van het systeem
Het systeem herkent wanneer een nood-
stop wordt uitgevoerd. In dit geval ontwikkelt
het remsysteem onmiddellijk de maximale
kracht en kan het ABS-systeem in werking
treden.
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Oplichten van de alarmknipperlichten
Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij
krachtig afremmen gaan branden.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het sys-
teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op
het remmen om de remweg te verminderen.
Bijzondere gevallen
Tijdens het gebruik van de snelheidsrege-
laar:
als u het gaspedaal gebruikt, kan het sys-
teem in werking komen als u het pedaal
loslaat;
als u het gaspedaal niet gebruikt, wordt
het systeem niet geactiveerd.
storingen
Als het systeem een storing signaleert, ver-
schijnt het bericht “Controleer remsysteem
op het instrumentenpaneel, in combinatie
met het waarschuwingslampje
©.
Ga naar een merkdealer.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/5)
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto blijven onveranderd; ga
daarom dus niet harder rijden. Deze
functies kunnen dus in geen geval de
oplettendheid of de verantwoordelijkheid
van de bestuurder overnemen - de be-
stuurder moet altijd alert zijn op plotse-
linge gebeurtenissen die zich tijdens het
rijden kunnen voordoen.
2.31
NLD_UD66773_2
Dispositifs de correction de conduite (X10 - Renault)
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto
achteruit rolt, door automatisch de remmen
vast te zetten als de bestuurder het rempe-
daal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
Werking van het systeem
Het werkt alleen als de versnellingshendel
niet in N staat en als de auto geheel stil staat
(rempedaal ingetrapt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
condes stil. Daarna komen de remmen ge-
leidelijk vrij (de auto rolt naargelang de hel-
ling).
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/5)
2.32
NLD_UD66773_2
Dispositifs de correction de conduite (X10 - Renault)
Regeneratief remsysteem
Tijdens het remmen kan het regeneratief
remsysteem de door de vertraging van de
auto geproduceerde energie omzetten in
elektrische energie.
Die zal de 400 V-tractiebatterij opladen en
vergroot de actieradius.
Storingen
© op het instrumentenpa-
neel licht op en de boodschap
Controleerremsysteem” verschijnt: de
rembekrachtiging blijft werken.
In deze omstandigheden kan het indruk-
ken van het rempedaal anders aanvoe-
len.
Wij raden aan het rempedaal diep inge-
drukt te houden.
Raadpleeg een merkdealer.
® brandt op het instrumentenpa-
neel en het bericht “Storing remsysteem”
verschijnt: dit duidt op een storing in
het remsysteem.
Roep de hulp in van een merkdealer.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/5)
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.33
NLD_UD58180_1
Alerte de sortie de voie (X10 - Renault)
Alerte de sortie de voie
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/4)
Op basis van informatie van de camera 1
waarschuwt de functie de bestuurder wan-
neer een doorgetrokken of onderbroken
streep wordt overschreden of als de auto de
berm nadert (bermplank, vangrail, stoep, op-
hoging, enz.) zonder dat de richtingaanwij-
zers zijn ingeschakeld.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Met de waarschuwingsfunctie bij het
overschrijden van de wegmarkering
wordt de verplaatsingsrichting van
de auto niet gecorrigeerd.
1
2.34
NLD_UD58180_1
Alerte de sortie de voie (X10 - Renault)
3
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/4)
Inschakelen/uitschakelen
Als u de functie wilt activeren, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om
“Waarschuwing bij verlaten rijstrook” op het
instrumentenpaneel te selecteren. Het be-
richt “Lane departure geactiveerd” en het
waarschuwingslampje “” verschijnen
op het instrumentenpaneel.
Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane
departure gedeactiveerd” (of, afhankelijk
van de auto “Lane Keeping gedeactiveerd”)
op het instrumentenpaneel te selecteren.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje en de
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
snelheid ligt tussen ongeveer 70 km/u en
180 km/u;
en
het waarschuwingslampje
en
de indicatoren voor de linker-/rechter-
streep 3 worden wit weergegeven.
De waarschuwingsfunctie wordt geacti-
veerd als de auto een streep overschrijdt
of als de auto een berm nadert (bermplank,
vangrail, stoep, ophoging, enz.) zonder dat
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
2
De bestuurder wordt gewaarschuwd:
door een trilling in het stuurwiel;
en
het waarschuwingslampje
en de
indicator 3 voor de overschreden streep
worden rood.
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.35
NLD_UD58180_1
Alerte de sortie de voie (X10 - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/4)
Tijdelijk niet beschikbaar
de streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
activering van één van de richtingaanwij-
zers;
krachtig accelereren enz.
Als de functie niet beschikbaar is, zijn het
waarschuwingslampje
en de indica-
toren linker-/rechterstreep op het instrumen-
tenpaneel grijs.
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje ® wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje en de in-
dicatoren linker-/rechterstreep op het instru-
mentenpaneel worden grijs.
storingen
In geval van een storing worden de indicato-
ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk
van de weergavestijl, het waarschuwings-
lampje ) niet meer weergegeven of
blijven deze grijs op het instrumentenpaneel.
In sommige gevallen wordt bovendien het
bericht “Controleer camera voor” of het
waarschuwingslampje
© op het instru-
mentenpaneel weergegeven.
Ga naar een merkdealer.
4
Afstellen
Selecteer op het multimediascherm 4, met
stilstaande auto en draaiende motor, het
menu “Instellingen”, het tabblad “Voertuig”,
het menu “Rijondersteun.”, en dan “Rijbaan”.
– “Trilintensiteit”: pas het trillingniveau van
het stuurwiel aan;
– “Waarschuwing”: pas het gevoelig-
heidsniveau aan voor de streepdetectie.
Selecteer hiervoor:
Late”: streep gedetecteerd bij over-
schrijding;
Standaard”: streep gedetecteerd bij
naderen;
Early” streep in de buurt gedetec-
teerd.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
2.36
NLD_UD58180_1
Alerte de sortie de voie (X10 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel, regen, enz.):
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/4)
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
maintien de voie : aide...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au maintien de voie............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.37
NLD_UD61189_2
Alerte de maintien de voie (X10 - Renault)
Aide au maintien de voie
RIJSTROOKASSISTENT (1/5)
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen;
deze moet altijd de controle over zijn
auto behouden.
U kunt op elk moment de controle over
de auto weer overnemen door aan het
stuurwiel te draaien.
Met behulp van de informatie van de
camera 1 activeert de functie een corrige-
rende actie op het besturingssysteem van
de auto wanneer een doorgetrokken of on-
derbroken streep wordt overschreden of als
de auto de berm nadert (bermplank, vang-
rail, stoep, ophoging, enz.) zonder dat de
richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
1
2.38
NLD_UD61189_2
Alerte de maintien de voie (X10 - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Als u de functie wilt activeren, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om
“Rijstrookassistent” op het instrumentenpa-
neel te selecteren.
Het bericht “Lane Keeping geactiveerd” en
het waarschuwingslampje “
” ver-
schijnen op het instrumentenpaneel.
Wanneer Rijstrookassistent is geactiveerd,
is de functie “Waarschuwing bij verlaten van
rijstrook” automatisch geactiveerd. 2.33.
RIJSTROOKASSISTENT (2/5)
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2
Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane
Keeping gedeactiveerd” op het instrumen-
tenpaneel te selecteren.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Opmerking: Als u de functie
“Rijstrookassistent” uitschakelt, wordt ook
de functie “Waarschuwen bij verlaten van rij-
strook” uitgeschakeld.
2.39
NLD_UD61189_2
Alerte de maintien de voie (X10 - Renault)
RIJSTROOKASSISTENT (3/5)
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje en de
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is actief als de snelheid van de
auto tussen ongeveer 70 km/u en 180 km/u
ligt en als het waarschuwingslampje
en het waarschuwingslampje en de correc-
tie-indicatoren 3 wit zijn.
De functie werkt als de auto een streep
overschrijdt of als de auto de berm nadert
(bermplank, vangrail, stoep, ophoging, enz.)
zonder dat de richtingaanwijzers zijn inge-
schakeld.
U kunt de correctie van de verplaat-
singsrichting op elk moment onderbre-
ken door het stuurwiel te bewegen.
3
bijzonderheid
Als het systeem geen actie van de bestuur-
der op het stuurwiel detecteert, gaat het
waarschuwingslampje
op het instru-
mentenpaneel oranje branden, en wordt de
melding: “Handen aan het stuur houden
weergegeven met een geluidssignaal.
Het geluidssignaal is te horen en het waar-
schuwingslampje en het bericht blijven zicht-
baar totdat de bestuurder de controle over
de auto neemt.
In deze gevallen:
activeert de functie een actie op de stuur-
inrichting van de auto om de verplaat-
singsrichting van de auto te corrigeren;
gaat het lampje 3 aan de kant van de
overschreden streep geel branden op het
instrumentenpaneel.
Opmerking: bochten kunnen enigszins
worden afgesneden zonder dat de functie
wordt geactiveerd.
Als de corrigerende actie op de stuurinrich-
ting onvoldoende is, gaan het waarschu-
wingslampje
en de indicator 3 aan
de kant van de overschreden streep rood
branden op het instrumentenpaneel en is
een trilling in het stuurwiel voelbaar.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.40
NLD_UD61189_2
Alerte de maintien de voie (X10 - Renault)
4
RIJSTROOKASSISTENT (4/5)
Afstellen
Selecteer op het multimediascherm 4, met
stilstaande auto en draaiende motor, het
menu “Instellingen”, het tabblad “Voertuig”,
het menu “Rijondersteun.”, en dan “Rijbaan”.
– “Trilintensiteit”: pas trilling van het stuur-
wiel aan voor de functie “Waarschuwing
bij verlaten rijstrook”;
– “Waarschuwing”: pas het gevoelig-
heidsniveau aan voor de streepdetectie.
Selecteer hiervoor:
Late”: streep gedetecteerd bij over-
schrijding;
Standaard”: streep gedetecteerd bij
naderen;
Early” streep in de buurt gedetec-
teerd.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
storingen
Als het systeem een storing signaleert, gaat
het controlelampje © branden, met de
melding “Controleer camera voor”.
Ga naar een merkdealer.
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje ® wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje en de
waarschuwingslampjes linker-/rechterstreep
worden op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Tijdelijk niet beschikbaar
de streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
activering van één van de richtingaanwij-
zers;
sterke acceleratie;
– noodstop;
– ...
Als de functie niet beschikbaar is, worden
het waarschuwingslampje
en de
waarschuwingslampjes correctie links/
rechts 3 op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
2.41
NLD_UD61189_2
Alerte de maintien de voie (X10 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel, regen, enz.):
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
In dit geval reageert de “Rijstrookassistent” mogelijk onjuist of helemaal niet.
Risico van ongewenste, onjuiste correctie of geen correctie van de verplaatsingsrichting.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
het gebied van de camera is beschadigd (aan de kant van de voorruit of de binnenspiegel);
de weg is glad (sneeuw, ijzel, aquaplaning, kiezelsteentjes enz.);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit; laat deze vervangen door een merkdealer);
de auto trekt een aanhangwagen of een caravan;
de auto rijdt een gebied binnen met verschillende wegmarkeringen (zoals bij wegwerkzaamheden enz.).
RIJSTROOKASSISTENT (5/5)
avertisseur d’angle mort ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
angle mort : avertisseur .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.42
NLD_UD66774_3
Avertisseur d’angle mort (X10 - Renault)
Avertisseur d’angle mort
Deze functie is een extra hulp
die aangeeft dat er zich een
auto in de dode hoek van uw
auto bevindt.
Ze kan dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
tijdens een manoeuvre een bewegend
obstakel is (zoals een dier, kind, kin-
derwagen of fiets) of een klein of smal
object zoals een steen of een paaltje in
uw blinde hoek.
Dit systeem waarschuwt de bestuurder als
er zich een auto in het detectiegebied be-
vindtA.
Dit systeem schakelt in als de auto rijdt met
een snelheid die tussen ongeveer 30 km/u
en 140 km/u bedraagt.
Deze functie maakt gebruik van de 1-senso-
ren die aan beide zijden in de voor- en ach-
terbumpers zijn geïnstalleerd.
A
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de sensoren niet bedekt zijn
(vuil, modder, sneeuw, ...).
Indien een van de sensoren bedekt is, ver-
schijnt de boodschap “Dode hoek assist
reinig sensor” op het instrumentenpaneel.
Reinig de sensoren.
A
DODEHOEKWAARSCHUWING (1/5)
1
écran multifonctions...................................
(page courante)
2.43
NLD_UD66774_3
Avertisseur d’angle mort (X10 - Renault)
Inschakelen/uitschakelen
Selecteer op het multimediascherm 2, met
stilstaande auto en draaiende motor, het
menu ”Instellingen”, het tabblad ”Voertuig”,
het menu ”Rijondersteun.”, ”Dode-
hoekwaarschuwing” en dan ”ON” of ”OFF”.
De detectiecapaciteit van het systeem
volgt een standaardrijvakbreedte. Als u
in een smalle rijstrook rijdt, kan het sys-
teem auto’s in andere rijstroken detec-
teren.
DODEHOEKWAARSCHUWING (2/5)
Indicator 3
Op elke binnenspiegel 4 bevindt zich een in-
dicator 3.
Opmerking: reinig de buitenspiegels 4 re-
gelmatig zodat de richtingaanwijzers 3 zicht-
baar blijven.
3
B
C
D
4
3
Werking
Deze functie geeft een waarschuwing:
als de auto tussen 30 km/u en 140 km/u
rijdt;
als er zich een auto in de dodehoekzone
bevindt die zich in dezelfde richting ver-
plaatst als uw auto.
Als de auto een andere auto inhaalt, wordt
de indicator 3 enkel ingeschakeld als de in-
gehaalde auto zich langer dan een seconde
in de dode hoek bevindt.
D
2
indicateurs .................................................
(page courante)
2.44
NLD_UD66774_3
Avertisseur d’angle mort (X10 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (3/5)
Display B
De functie is ingeschakeld en detecteert
geen enkele andere auto.
Display C
Eerste waarschuwing: de indicator 3 geeft
aan dat er zich een auto in de dode hoek
bevindt.
Display D
De richtingaanwijzer is ingeschakeld, de in-
dicator 3 knippert wanneer de functie een
auto detecteert in de dodehoekzone van de
richting waarin u het stuur draait. Als u de
richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de in-
dicator terug naar de eerste waarschuwing
(display C).
3
B
C
D
Omstandigheden waarin de
dodehoekwaarschuwing niet
werkt
Als het voorwerp niet beweegt;
als er veel verkeer is;
in een bocht;
als de sensors voorin en achterin tegelij-
kertijd een voorwerp opmerken (bijvoor-
beeld een lange vrachtwagen).
–...
Storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer Dode hoek
assist” op het instrumentenpaneel. Roep de
hulp in van een merkdealer.
De detectiecapaciteit van het
systeem volgt een standaardrij-
vakbreedte. Als u op een breed
rijvak rijdt, kan het systeem
geen auto’s detecteren in de dode hoek.
In geval van blootstelling aan sterke
elektromagnetische golven (zoals onder
hoogspanningslijnen) of in erg slechte
weersomstandigheden (hevige regen,
sneeuw, enz.) kan het systeem tijdelijk
niet goed werken. Let op de rijomstan-
digheden.
Kans op ongevallen.
Vanwege de sensoren in de
bumpers moet elke handeling
(reparatie, vervanging, bijwer-
king van de lak, ...) worden uit-
gevoerd door een gekwalificeerde mon-
teur.
2.45
NLD_UD66774_3
Avertisseur d’angle mort (X10 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (4/5)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de opname-elementen (reparaties, vervangingen enz.) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
Complexe omgeving (metalen bruggen, tunnels, wegen met obstakels aan de zijkant, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel ...).
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
2.46
NLD_UD66774_3
Avertisseur d’angle mort (X10 - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (5/5)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De sensoren moeten schoon worden gehouden en mogen, om het systeem correct te laten werken, niet worden aangepast.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
Wanneer de auto bochten inrijdt, worden auto’s op aangrenzende rijstroken tijdelijk mogelijk niet meer gedetecteerd door het systeem.
Het systeem reageert mogelijk niet als er sprake is van een significant snelheidsverschil met andere auto’s.
Als de auto door een lang voertuig wordt ingehaald (bijv. een vrachtwagen die inhaalt met een soortgelijke snelheid als de auto) onder-
breekt het systeem mogelijk de waarschuwing vóór het einde van het manoeuvre.
De auto rijdt op een bochtige weg.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de sensoren zijn beschadigd (achterbumper);
De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.
alerte de survitesse ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de panneaux : alerte de survites-
se ...............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.47
NLD_UD58184_1
Détection des panneaux (X10 - Renault)
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt
ook de informatie van het navigatiesysteem
gebruikt.
Als de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid aanpassen
aan de snelheid aangegeven door het sys-
teem.
Als de maximumsnelheid wordt overschre-
den, wordt de bestuurder op het instrumen-
tenpaneel gewaarschuwd.
Détection de panneaux de signalisation routière
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/4)
Als een auto met een navigatiesysteem in
een land rijdt met andere snelheidseenhe-
den dan die van de auto, wordt de snel-
heidslimiet weergegeven in de eenheid van
het desbetreffende land, samen met de om-
gerekende snelheidslimiet in de eenheid van
het instrumentenpaneel van de auto.
In landen waarin op bepaalde typen wegen
langzamer moet worden gereden als het
regent, kan de maximumsnelheid automa-
tisch worden aangepast nadat de ruitenwis-
sers enkele seconden zijn gebruikt in auto’s
met een navigatiesysteem.
Bijzondere omstandigheden
Het systeem houdt geen rekening met uit-
zonderlijke snelheidsbeperkingen, bijvoor-
beeld op dagen waarop de luchtverontreini-
ging piekt.
1
Het systeem detecteert aan de kant van de
weg verkeersborden die de maximumsnel-
heid aangeven en geeft de maximumsnel-
heid op het instrumentenpaneel weer.
Deze functie gebruikt vooral de informatie
van de camera 1 op de voorruit, achter de
achteruitkijkspiegel.
écran multifonctions...................................
(page courante)
2.48
NLD_UD58184_1
Détection des panneaux (X10 - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/4)
Inschakelen/uitschakelen van
het systeem
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm.
Selecteer op het multimediascherm 2,
met stilstaande auto en draaiende
motor, het menu “Instellingen”, het tab-
blad Voertuig, het menu “Rijondersteun.”,
Verkeersbordherkenning” en dan “ON” of
”OFF”.
Als de functie actief is, kunt u afhankelijk van
de landelijke wetgeving de optie “Weergave
gevarenzone” activeren. Het systeem vertelt
u hoe ver u van deze zone bent verwijderd
en zodra u deze zone inrijdt.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 3 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 4 of 5 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 6 OK;
Druk herhaaldelijk op 4 of 5 om het menu
RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 6 OK;
Druk op 4 of 5 om het menu
Waarschuwing voor snelheid” weer te
geven en druk op de schakelaar 6 OK;
Druk op de schakelaar 6 OK om de func-
tie te activeren of te deactiveren:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
3
4
5
6
2
2.49
NLD_UD58184_1
Détection des panneaux (X10 - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/4)
Werkzaamheden
Controleen waarschuwingslampjes
De functie geeft de volgende waarschu-
wingslampjes weer:
7 Verkeersborden met een maximumsnel-
heid
8 Extra verkeersborden (begin of einde van
zone “Niet inhalen”, maximumsnelheid
op- of afrit, snelheid voor rijden met een
caravan, maximumsnelheid geldend voor
een bepaalde afstand, enz.).
7
8
Als de maximumsnelheid wordt overschre-
den, knippert de cirkel rond het paneel
(waarschuwingslampje 7) en is een geluids-
signaal te horen om de bestuurder te waar-
schuwen.
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
Als de melding over de maximumsnelheid
afwijkt van de gedetecteerde snelheids-
waarde, drukt u op de volgende schakelaars
en houdt u deze ingedrukt:
9 (RES/+) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
hogen;
10 (SET/-) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
lagen.
10
9
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.50
NLD_UD58184_1
Détection des panneaux (X10 - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de
waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet
altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de
aanwijzingen van het systeem.
Het systeem detecteert verkeersborden die de maximumsnelheid aangeven. Andere ver-
keersborden worden niet gedetecteerd.
De bestuurder mag deze niet door het systeem gedetecteerde borden echter niet negeren
en moet zich altijd aan de verkeersborden en het verkeersreglement houden.
Bij slecht zicht (mist, sneeuw, vorst ...) geeft het systeem wellicht niet de juiste maximum-
snelheid aan.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzin-
gen van het systeem.
storingen
Het systeem kan de snelheidsbeperking niet
detecteren:
de voorruit niet schoon is;
de camera verblind wordt door de zon;
bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist,
enz.);
als de verkeersborden onleesbaar (door
sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter
een andere auto of bomen);
als de informatie van het navigatiesys-
teem niet actueel is.
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (4/4)
limiteur de vitesse ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.51
NLD_UD57733_1
Limiteur de vitesse (X10 - Renault)
Limiteur de vitesse
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
2 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
3 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verlagen (SET/-).
4 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verhogen of om de op-
geslagen maximumsnelheid in te stellen
(RES/+).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (O).
De snelheidsbegrenzer is een functie die u
helpt om een door u gekozen maximum-
snelheid niet te overschrijden.
SNELHEIDSBEGRENZER (1/4)
U kunt de snelheidsbegrenzer koppelen
aan de functie “Detectie van verkeers-
borden”. 2.47.
2
1
3
4
5
Het rijden
Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld
maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals
bij een auto zonder de functie snelheidsbe-
grenzer.
Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over-
schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet,
ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,
behalve indien nodig (raadpleeg de para-
graaf “Overschrijding van de maximumsnel-
heid”).
2.52
NLD_UD57733_1
Limiteur de vitesse (X10 - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (2/4)
Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt
u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake-
laar 3 (SET/-): de streepjes worden door de
maximumsnelheid vervangen. Afhankelijk
van de auto brandt het waarschuwings-
lampje 6 wit.
De minimum te registreren snelheid is
30 km/u.
6
Inschakelen
Gebruik schakelaar 1. Het waarschuwings-
lampje 6 wordt grijs weergegeven. Het be-
richt “Begrenzer Ingeschakeld” verschijnt
op het instrumentenpaneel, tezamen met
streepjes om aan te geven dat de functie
snelheidsbegrenzer werkt en wacht tot een
maximumsnelheid wordt opgeslagen.
1
3
4
2.53
NLD_UD57733_1
Limiteur de vitesse (X10 - Renault)
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het zijn dat
het systeem de maximumsnelheid niet kan
aanhouden; in dat geval knippert de inge-
stelde snelheid op het instrumentenpaneel
en hoort u een regelmatig een geluidssig-
naal.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”)
Tijdens het overschrijden van de snelheid
knippert de snelheid in het rood op het in-
strumentenpaneel. Laat vervolgens het gas-
pedaal los: de functie snelheidsbegrenzer
treedt weer in werking zodra u langzamer
rijdt dan de in het geheugen opgeslagen
snelheid.
Snelheidsregelaar/-
begrenzer met
Afdalingssnelheidscontrole:
de functie grijpt mogelijk in op
het remsysteem.
Snelheidsregelaar/-begrenzer zonder
Afdalingssnelheidscontrole:
De functie grijpt nooit in op het remsys-
teem.
U moet altijd uw voeten dicht bij de
pedalen houden om in een noodsitu-
atie te kunnen ingrijpen.
Als de functie snelheidsbe-
grenzer (na verschillende po-
gingen om deze in te schake-
len) niet beschikbaar is, neemt
u contact op met een merkdealer.
SNELHEIDSBEGRENZER (3/4)
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximum snelheid ver-
anderen door (het achter elkaar indrukken of
het lang ingedrukt houden) van:
de schakelaar 4 (RES/+) om de snelheid
te verhogen;
de schakelaar 3 (SET/-) om de snelheid
te verlagen.
3
4
2.54
NLD_UD57733_1
Limiteur de vitesse (X10 - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (4/4)
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de schake-
laar 5 (O). De maximumsnelheid wordt op-
geslagen en op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid is opgeslagen, kunt u deze
oproepen door op de schakelaar 4 te druk-
ken.
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
als u op de schakelaar 2 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsregelaar gese-
lecteerd en er is geen opgeslagen snel-
heid.
Het waarschuwingslampje 6 verdwijnt van
het instrumentenpaneel en het bericht OFF
verschijnt om te bevestigen dat de functie is
uitgeschakeld.
Als de functie snelheidsbegrenzer in de
modus stand-by is gezet, drukt u op de
schakelaar 3 om de functie weer te ac-
tiveren zonder de opgeslagen snelheid
te gebruiken: de actuele snelheid van de
auto wordt gebruikt.
6
2
1
3
4
5
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.55
NLD_UD61202_2
Régulateur de vitesse (X10 - Renault)
Régulateur de vitesse
De snelheidsregelaar is een functie die u
helpt de door u gekozen rijsnelheid op een
constante waarde vast te houden, dit wordt
de ingestelde snelheid genoemd.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze functie
neemt niet de taak van de be-
stuurder over.
U moet zich ten allen tijde houden aan
de voorgeschreven snelheid en blijven
opletten (u moet altijd klaar zijn om te
remmen in alle omstandigheden), de
snelheidsregelaar ontslaat de bestuur-
der niet van zijn verantwoordelijkheid.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
2 Schakelaar om de ingestelde snelheid
(SET/-) te activeren en te verlagen.
3 Schakelaar om de ingestelde snelheid te
activeren en te verhogen of om de inge-
stelde snelheid (RES/+) uit het geheugen
op te roepen.
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
SNELHEIDSREGELAAR (1/5)
1
5
2
3
4
2.56
NLD_UD61202_2
Régulateur de vitesse (X10 - Renault)
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de functie snelheidsregelaar is inge-
schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal
nemen.
Let op: u moet de voet dicht bij
de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitu-
aties.
Instellen van de snelheid
Druk bij een constante snelheid die hoger
is dan ongeveer 30 km/u op de schake-
laar 2 (SET/-) of de schakelaar 3 (RES/+):
de functie wordt ingeschakeld en de huidige
snelheid wordt gebruikt.
De streepjes worden vervangen door de in-
gestelde snelheid. De ingestelde snelheid is
bevestigd wanneer de opgeslagen snelheid
en het waarschuwingslampje groen worden
weergegeven 6.
Als u de functie probeert in te schakelen
wanneer u minder dan 30 km/u rijdt, ver-
schijnt het bericht “Snelh. ongeldig” en blijft
de functie uitgeschakeld.
Inschakelen
Gebruik schakelaar 1.
Het waarschuwingslampje 6 wordt grijs
weergegeven.
Het bericht “Regelaar Ingeschakeld” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, tezamen
met streepjes om aan te geven dat de snel-
heidsregelaar actief is en klaar is voor het
opslaan van een ingestelde snelheid.
SNELHEIDSREGELAAR (2/5)
6
1
5
2
3
2.57
NLD_UD61202_2
Régulateur de vitesse (X10 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (3/5)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken.
Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
secondes gaat uw auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de ingestelde
snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan de ingestelde
snelheid niet worden aangehouden: in dat
geval knippert de ingestelde snelheid op het
instrumentenpaneel.
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
de schakelaar 2 (SET/-) om de snelheid
te verlagen;
de schakelaar 3 (RES/+) om de snelheid
te verhogen.
Opmerking: Druk op een van de schake-
laars en houd deze ingedrukt om de snel-
heid trapsgewijs te wijzigen.
Als de functie snelheidsrege-
laar niet meer beschikbaar is
(na verschillende pogingen om
deze te activeren), neemt u
contact op met een merkdealer.
Snelheidsregelaar/-
begrenzer met
Afdalingssnelheidscontrole:
de functie grijpt mogelijk in op
het remsysteem.
Snelheidsregelaar/-begrenzer zonder
Afdalingssnelheidscontrole:
De functie grijpt nooit in op het remsys-
teem.
U moet altijd uw voeten dicht bij de
pedalen houden om in een noodsitu-
atie te kunnen ingrijpen.
2
3
2.58
NLD_UD61202_2
Régulateur de vitesse (X10 - Renault)
Oproepen van de ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze worden opgeroepen, als
de omstandigheden dat toelaten (verkeers-
drukte, staat van het wegdek, weersomstan-
digheden, enz.). Druk op de schakelaar 3
(RES/+) als de snelheid van de auto hoger
is dan 30 km/u.
Als de snelheid is opgeslagen, wordt de ac-
tivering van de functie snelheidsregelaar be-
vestigd door de weergave van de ingestelde
snelheid. Afhankelijk van de auto wordt het
waarschuwingslampje 6 weergegeven.
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
de schakelaar 4 (0);
het rempedaal;
overgang naar de neutraalstand.
De ingestelde snelheid wordt opgeslagen en
op het instrumentenpaneel grijs weergege-
ven.
SNELHEIDSREGELAAR (4/5)
NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 2 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
6
2
3
4
Bij iedere in- of uitschakeling van de
ECO-modus, gaat de functie voor snel-
heidsregelaar op stand-by 2.13.
2.59
NLD_UD61202_2
Régulateur de vitesse (X10 - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (5/5)
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsregelaar wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
als u op de schakelaar 5 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsbegrenzer gese-
lecteerd en is er geen opgeslagen snel-
heid.
Het waarschuwingslampje 6 verdwijnt van
het instrumentenpaneel en het bericht
”Snelheidsregelaar UIT” verschijnt om te be-
vestigen dat de functie is uitgeschakeld.
6
1
5
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking assisté..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein à main ................................................
(page courante)
frein de parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.60
NLD_UD58183_1
Autohold (X10 - Renault)
Fonction « AUTOHOLD »
Voorwaarden voor het onderbreken van
de remkracht
Aan de volgende voorwaarden moet worden
voldaan:
De bestuurder accelereert voldoende
met een ingeschakelde versnelling;
of
De bestuurder schakelt de functie uit.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel gaat uit.
DE AUTOHOLD-FUNCTIE
De auto is gestopt (bijvoorbeeld bij een rood
verkeerslicht, een kruispunt, een file, enz.),
de functie waarborgt de remkracht zelfs
wanneer de bestuurder het rempedaal los-
laat.
De remkracht wordt opgeheven zodra de
bestuurder voldoende accelereert met een
ingeschakelde versnelling.
Inschakelen
Gebruik schakelaar 2.
Het controlelampje van de schakelaar 2 ver-
schijnt om te bevestigen dat de functie is in-
geschakeld.
Uitschakelen
Trap het rempedaal in en druk tegelijkertijd
op de schakelaar 2.
Het controlelampje van de schakelaar 2
gaat uit, om te bevestigen dat de functie is
uitgeschakeld.
Als de remkracht in stand wordt gehouden,
wordt de parkeerrem automatisch ingescha-
keld wanneer:
De bestuurder de auto verlaat;
of
De auto langer dan ongeveer drie minu-
ten stilstaat.
Controleer, voordat u de auto
verlaat, of de automatische
parkeerrem inderdaad is vast-
gezet. Het controlelampje op
de schakelaar 1 en het controlelampje
} op het instrumentenpaneel ver-
schijnen tot de portieren vergrendeld
zijn.
1
Voorwaarden voor het in stand houden
van de remkracht
Aan de volgende voorwaarden moet worden
voldaan:
De autogordel van de bestuurder is vast-
gemaakt;
en
De elektronische parkeerrem is vrijgezet;
en
De auto staat niet stil op een zeer steile
helling.
De in stand gehouden remkracht wordt be-
vestigd door het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel.
Telkens als de motor wordt gestart, heeft
de functie de modus die is ingesteld op
het moment dat de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radar de recul ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.61
NLD_UD61348_2
Aide au parking (X10 - Renault)
Aide au parking
PARKEERHULP (1/4)
De werking van het systeem
Ultrasoon sensoren, die met pijlen 1 worden
aangegeven, zijn in de bumpers gemon-
teerd om de afstand tussen de auto en een
obstakel te meten.
Afhankelijk van de auto detecteert het sys-
teem obstakels voor, achter en aan de zij-
kanten van de auto.
Het systeem van de parkeerhulp wordt pas
ingeschakeld als de auto langzamer dan on-
geveer 10 km/uur rijdt.
Het parkeerhulpsysteem houdt geen reke-
ning met aanhang- of laadsystemen enz.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt wanneer het obstakel
ongeveer 20 à 30 cm van de auto verwijderd
is.
1
Bijzonderheden
Zorg ervoor dat de ultrasoondetectoren op
de met pijlen aangegeven plaatsen 1 niet
bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw enz.).
Deze functie is een extra hulp
die door middel van geluids-
signalen de afstand tussen de
auto en een obstakel aangeeft
tijdens het achteruitrijden.
Deze functie kan nooit de oplettendheid
en verantwoordelijkheid van de bestuur-
der vervangen bij het achteruit manoeu-
vreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
afficheur .....................................................
(page courante)
2.62
NLD_UD61348_2
Aide au parking (X10 - Renault)
PARKEERHULP (2/4)
Werking
Het systeem detecteert de meeste obstakels
voor, achter en naast de auto.
Naargelang van de afstand van het obstakel
zal de frequentie van het geluidssignaal op-
lopen tot een continu signaal weerklinkt op
ongeveer 20 cm voor een obstakel aan de
zijkant en circa 30 cm voor obstakels aan
de voor- of achterkant. De groene, oranje
(of gele (afhankelijk van de auto)) en rode
zones worden weergegeven op het dis-
play C.
C
A B
2
Opmerking: het display 2 toont de omge-
ving van de auto en geeft geluidssignalen.
U moet enkele meters rijden voordat de de-
tectie aan de zijkanten wordt ingeschakeld.
Als alle zones een grijze achtergrond
hebben, wordt de volledige omtrek van de
auto bewaakt:
A: de omgeving rondom de auto wordt
geanalyseerd;
B: de omgeving rond de auto is geanaly-
seerd.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
2.63
NLD_UD61348_2
Aide au parking (X10 - Renault)
D
Detectie van obstakels aan de zijkant
Het systeem bepaalt de rijrichting aan de
hand van de richting van de wielen en waar-
schuwt u voor het risico op botsing met een
obstakel 3 aan de zijkant van de auto.
PARKEERHULP (3/4)
Als er een obstakel wordt gedetecteerd
naast de auto:
weerklinkt er bij het risico op een bot-
sing een geluidssignaal met een steeds
hogere frequentie naargelang u het ob-
stakel nadert, tot het geluidssignaal con-
tinu weerklinkt. De groene, oranje en
rode zones worden getoond op het dis-
play D;
als er geen risico op een botsing bestaat,
wordt er geen signaal afgegeven wan-
neer u het obstakel nadert. De groene,
oranje en rode zones worden gearceerd
weergegeven op het display D.
Opmerking: als de rijrichting verandert tij-
dens een manoeuvre, wordt het risico op
een botsing met een obstakel mogelijk te
laat gesignaleerd.
4
Inschakelen/uitschakelen
Selecteer, met stilstaande auto en draai-
ende motor 4 in het multimediascherm, het
menu ”Instellingen”, het tabblad ”Voertuig”,
het menu ”Parkeerhulp” en vervolgens ON
of OFF om de zones in of uit te schakelen
die door de ultrasoon detectoren worden ge-
controleerd.
Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld contact met een paaltje, een trottoir of
ander stadsmeubilair) en daardoor beschadigd raken (bijvoorbeeld vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voorkomen, moet u uw auto door een merkdealer laten controleren.
3
2.64
NLD_UD61348_2
Aide au parking (X10 - Renault)
Afstellen
Afhankelijk van de auto kunt u met draai-
ende motor en stilstaande auto sommige
parameters instellen via het multimedia-
scherm 4.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Selecteer “Instellingen”, “Parkeerhulp”.
Geluidsvolume van de parkeerhulp
Selecteer “Instellingen “, “Parkeerhulp”,
“Geluid”. Regel het volume van de parkeer-
hulp door op + of - te drukken.
Geluid van het systeem
Hiermee kunt u het geluid van het sys-
teem kiezen. Selecteer “Instellingen “,
“Parkeerhulp”, “Geluid”.
Het geluid van het systeem uitschakelen
Schakel het geluid van de parkeerhulp in of
uit.
Opmerking: als u het geluid uitschakelt,
wordt u niet meer gewaarschuwd met een
geluidssignaal wanneer u een obstakel
nadert.
PARKEERHULP (4/4)
Als de auto rijdt met een snelheid van
minder dan ongeveer 10 km/u, kunnen
sommige geluidsbronnen (motorfiets,
vrachtwagen, drilboor, enz.) het piepsig-
naal van de parkeerhulp opwekken.
Parkeerhulp handmatig
uitschakelen
Als een trekhaak of een aanhanger- of laad-
systeem vóór de ultrasoon detectoren zit,
moet u het systeem uitschakelen.
Automatisch uitschakelen van
de parkeerhulp
Het systeem schakelt uit:
als de auto sneller rijdt dan ongeveer
10 km/u;
naargelang van de auto, als de auto
langer dan ongeveer vijf secondes stil-
staat en er een obstakel is gedetecteerd
(bijvoorbeeld in een file, enz.);
wanneer u in positie N bent.
storingen
Als het systeem een storing in de werking
detecteert, klinkt telkens wanneer de achter-
uitversnelling wordt ingeschakeld gedurende
ongeveer drie seconden een geluidssig-
naal en verschijnt de melding “Parkeerhulp
controleren” op het instrumentenpaneel.
Controleer of uw ultrasoonsensoren schoon
zijn. Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caméra de recul .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.65
NLD_UD57736_1
Caméra de recul (X10 - Renault)
Caméra de recul
ACHTERUITRIJCAMERA (1/2)
3
C
B
A
4
2
1
Werking
Als de auto achteruit rijdt, verzendt de
camera 1 op de achterklep beelden van de
omgeving achter de auto naar het multime-
diadisplay 2. Bovendien worden twee gelei-
delijnen 3 en 4 (vast en bewegend) weerge-
geven.
Dit systeem gebruikt verschillende geleide-
lijnen: bewegend voor de verplaatsingsrich-
ting en vast voor de afstand. Als de rode
zone bereikt is, gebruikt u de afbeelding van
de bumper om nauwkeurig te stoppen.
Vaste tekening 3
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
C (groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
Bewegende tekening 4
Deze wordt in het blauw getoond op het mul-
timediascherm 2. Hij geeft de verplaatsings-
richting van de auto aan afhankelijk van de
stand van het stuurwiel.
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de camera niet bedekt is
(vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).
2.66
NLD_UD57736_1
Caméra de recul (X10 - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (2/2)
2
Deze functie is een (extra)
hulpmiddel. De bestuurder
moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk.
De bestuurder moet altijd voorbereid zijn
op onverwachte gebeurtenissen tijdens
het rijden: kijk dus tijdens manoeuvreren
altijd of er geen kleine, smalle obstakels
(zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets,
steen, paaltje, enz.) in uw dode hoek zit.
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
Inschakelen, uitschakelen van
de achteruitrijcamera
Met stilstaande auto en draaiende motor
kunt u op het multimediascherm 2 de ge-
leidelijnen toevoegen of verwijderen en de
instellingen voor het camerabeeld regelen
(helderheid, contrast enz.). Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van het multimediasys-
teem voor meer informatie.
Het scherm geeft een omgekeerd beeld,
zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn weergaven die op
een vlakke ondergrond worden gepro-
jecteerd. Deze informatie is niet geldig
als deze wordt weergegeven op een ver-
ticaal object of een object op de grond.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de achterklep open staat of niet
goed gesloten is, verschijnt het bericht
Achterklep is open” en verdwijnt het ca-
merabeeld.
aide au parking : stationnement assisté ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
stationnement assisté ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.67
NLD_UD58185_1
Stationnement assisté (X10 - Renault)
Stationnement assisté
PARKEERHULP (1/5)
Met behulp van ultrasoon sensoren, zoals
aangegeven met de pijlen 3, die in de bum-
pers van de auto zijn gemonteerd, vindt
deze functie toegankelijke parkeerplaatsen
en biedt deze functie ondersteuning bij het
parkeermanoeuvre.
Haal uw handen van het stuurwiel, u bedient
alleen:
het gaspedaal;
het rempedaal;
de versnellingshendel.
U kunt op elk moment de controle op-
nieuw overnemen door aan het stuurwiel te
draaien.
Inschakelen
Met draaiende motor, stationaire auto of
wanneer u trager rijdt dan ongeveer 30 km/u:
druk op de schakelaar 2. Het schake-
laarlampje 2 verschijnt en display A ver-
schijnt op het multimediascherm 1.
zet de richtingaanwijzer aan de kant van
de auto waar u wilt parkeren aan.
A
Bijzonderheden
Zorg ervoor dat de ultrasoondetectoren op
de met pijlen aangegeven plaatsen 3 niet
bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw enz.).
3
2
1
2.68
NLD_UD58185_1
Stationnement assisté (X10 - Renault)
PARKEERHULP (2/5)
Keuze van het manoeuvre
Het systeem kan vier soorten manoeuvres
uitvoeren:
de auto parallel parkeren;
de auto achteruit inparkeren;
de auto schuin inparkeren;
de parallel geparkeerde auto weer uitrij-
den.
Selecteer in het 1 multimediascherm het
manoeuvre dat u wilt uitvoeren.
Werking
Parkeren
Zolang de auto minder dan 30 km/u rijdt,
zoekt het systeem naar beschikbare par-
keerplaatsen aan de kant van de auto die de
bestuurder heeft gekozen.
Opmerking: Als er parkeerplaatsen aan de
andere kant van de auto beschikbaar zijn,
zet u de richtingaanwijzer voor de andere
kant aan zodat het systeem daar naar par-
keerplaatsen kan zoeken.
Wanneer een plaats is gevonden, verschijnt
deze op het multimediascherm, aangeduid
met een kleine letter ”P”. Rijd langzaam, met
het knipperlicht ingeschakeld aan de kant
waar de parkeerplaats beschikbaar is, totdat
het bericht ”Stop” verschijnt en een geluids-
signaal klinkt.
Opmerking: bij het starten van de auto of na
een geslaagde fileparkeermanoeuvre met
behulp van het systeem, stelt het systeem
standaard het manoeuvre om uit te rijden
voor. In andere gevallen kan het standaard-
manoeuvre worden ingesteld in het multime-
diascherm 1. Raadpleeg de gebruiksaanwij-
zing van het multimediasysteem voor meer
informatie.
Het systeem start op. De parkeerhulp,
en (bij auto’s die hiermee zijn uitgerust)
de achteruitrijcamera wordt ingescha-
keld zodat de bestuurder het manoeuvre
beter kan visualiseren. 2.61, 2.65.
2
1
2.69
NLD_UD58185_1
Stationnement assisté (X10 - Renault)
PARKEERHULP (3/5)
Laat het stuurwiel los;
Voer manoeuvres voor en achter uit
door de instructies die op het multime-
diascherm 1 worden weergegeven te
volgen. Gebruik daarbij de systeemwaar-
schuwingen van de Parkeerhulp.
U mag niet sneller dan ongeveer 7 km/u
rijden.
Zodra de auto zich in een positie bevindt om
de parkeerplaats te verlaten, gaat het con-
trolelampje
op het instrumenten-
paneel uit, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een bericht op het multimedia-
scherm 1 om te bevestigen dat het manoeu-
vre voltooid is.
Een parallel geparkeerde auto uitrijden
– Druk kort op de schakelaar 2;
– Selecteer de modus “Uitrijden”.
– Schakel de richtingaanwijzer in voor de
richting waarin u wilt uitrijden.
– Houd schakelaar 2 ongeveer twee secon-
den ingedrukt.
Het controlelampje
brandt op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
De parkeerplaats wordt vervolgens op het
multimediascherm aangeduid met een
hoofdletter “P”.
Stop de auto;
schakel de achteruitversnelling in.
Het controlelampje
brandt op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
Laat het stuurwiel los;
volg de instructies die worden weergege-
ven op het multifunctionele scherm 1.
U mag niet sneller dan ongeveer 7 km/u
rijden.
Het controlelampje
op het instru-
mentenpaneel dooft en er weerklinkt een
geluidssignaal zodra het manoeuvre is vol-
tooid.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan daarom tij-
dens manoeuvres in geen
enkele omstandigheid plaatsvervangend
zijn voor de waakzaamheid en de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder (de
bestuurder moet te allen tijde bereid zijn
om te remmen).
Tijdens het manoeuvreren kan
het stuurwiel snel draaien;
steek uw handen niet door de
spaken en let erop dat er niets
in vast komt te zitten.
2
1
2.70
NLD_UD58185_1
Stationnement assisté (X10 - Renault)
Het manoeuvre onderbreken/
hervatten
Het manoeuvre wordt onderbroken in de vol-
gende gevallen:
u neemt het stuur vast;
de auto staat te lang stil;
een obstakel op de route maakt het on-
mogelijk om het manoeuvre af te maken;
de motor stopt;
een portier of de bagageruimte wordt ge-
opend.
PARKEERHULP (4/5)
Het controlelampje in de schakelaar 2 wordt
uitgeschakeld, het controlelampje
op het instrumentenpaneel gaat uit en er
klinkt een geluidssignaal dat bevestigt dat
het manoeuvre is onderbroken. De reden
voor de onderbreking van het manoeu-
vre wordt weergegeven op het multimedia-
scherm 1.
Zorg ervoor dat:
u het stuur loslaat;
en
alle deuren en de achterklep gesloten
zijn;
en
er zich geen obstakels op de route bevin-
den;
en
de motor gestart is.
Als het controlelampje in de schakelaar 2
knippert, geeft dit aan dat het systeem op-
nieuw beschikbaar is om het manoeuvre te
hervatten.
Als u het manoeuvre wilt hervatten, drukt u
op de schakelaar 2 en houdt u deze inge-
drukt. Het controlelampje van de schake-
laar 2 gaat branden en
wordt weer-
gegeven op het instrumentenpaneel.
Volg de instructies die op het multimedia-
scherm 1 worden weergegeven.
Het manoeuvre annuleren
Het manoeuvre wordt in de volgende geval-
len geannuleerd:
als u sneller dan 7 km/u rijdt;
door op de schakelaar 2 te drukken;
als u meer dan tien bewegingen vooruit/
achteruit hebt uitgevoerd in het kader van
de manoeuvre;
als de sensoren van de parkeerhulp vuil
zijn of bedekt zijn;
de wielen van de auto zijn geslipt;
het manoeuvre is gedurende een te
lange periode onderbroken.
Het controlelampje in de schakelaar 2 wordt
uitgeschakeld, het controlelampje
op
het instrumentenpaneel gaat uit en er klinkt
een geluidssignaal dat bevestigt dat het ma-
noeuvre is geannuleerd. De reden voor de
annulering van het manoeuvre wordt weer-
gegeven op het multimediascherm 1.
2
1
2.71
NLD_UD58185_1
Stationnement assisté (X10 - Renault)
PARKEERHULP (5/5)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersre-
gels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt.
De bestuurder moet altijd op zijn/haar hoede zijn voor plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let er altijd op dat er zich bij het
manoeuvreren geen kleine, smalle bewegende obstakels in de blinde hoek bevinden, zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, kei, paaltje,
trekhaak, enz.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de sensoren (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de buitenbekleding, enz.) moeten door een
vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde condities kunnen de werking van het systeem verstoren of belemmeren, zoals slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijs,
enz.).
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Risico van onjuiste vals alarm.
Beperkingen van de werking van het systeem
Het systeem kan geen voorwerpen detecteren in de dode hoeken van de sensoren.
Controleer altijd eerst of de parkeerplaats die het systeem voorstelt nog steeds vrij is en er geen obstakels in de weg staan.
Het systeem mag niet worden gebruikt bij het trekken van een aanhangwagen of als een aanhanger- of laadsysteem aan de auto of omrin-
gende auto’s is gemonteerd.
2.72
NLD_UD57681_1
Filler NU (X10 - Renault)
3.1
NLD_UD67325_3
Sommaire 3 (X10 - Renault)
Hoofdstuk 3: Uw comfort
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4
Automatische airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.7
Airconditioning: programmering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.11
Airconditioning: informatie en tips voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.13
Elektrische ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.15
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.17
Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.17
Opbergruimte, indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.18
Asbak. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.21
Accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.21
Achterbank: gebruiksmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.23
Tafeltje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.24
Bagage-afdekplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.25
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.26
Spoiler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.26
Vervoer van bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.27
Multimedia uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.28
aérateurs ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD57739_1
Aérateurs (sorties d’air) (X10 - Renault)
Aérateurs
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (1/2)
1 zijrooster.
2 ontwasemingssleuf zijruit.
3 ontwasemingssleuven onder de voorruit.
4 centrale ventilatieroosters.
5 ventilatieroosters voetenruimte.
6 bedieningspaneel.
1
1
3
5
65
2
2
4
3.3
NLD_UD57739_1
Aérateurs (sorties d’air) (X10 - Renault)
VENTILATIEROOSTERS: luchtuitgangen (2/2)
Gebruik, in geval van stankoverlast in de
auto, alleen speciaal hiervoor bestemde
middelen. Raadpleeg een merkdealer.
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Linker en rechter
ventilatieroosters
Hoeveelheid lucht
Open het ventilatierooster 1 door op het
ventilatierooster (bij punt 7) te drukken tot
de gewenste opening bereikt is.
Richting
Richt de luchtstroom door het ventilatieroos-
ter 1 te draaien.
Centrale ventilatieroosters
Richting
Beweeg de knoppen 4 in de gewenste
stand.
1
7
4
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.4
NLD_UD66783_3
Air conditionné manuel (X10 - Renault)
Air conditionné manuel
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/3)
Bedieningsknoppen
1 Regeling van de temperatuur van de
lucht.
2 Functie “Helder zicht”.
3 Druktoets om de ventilatiesnelheid te re-
gelen en het systeem te stoppen.
4 Knop om de airconditioning in te schake-
len.
5 Regeling van de luchtverdeling in het in-
terieur.
6 Luchtkringloop.
7 Ontdooien/verwarmen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
Het gebruik van de verwarming en de air-
conditioning kan enkel wanneer de motor
gestart is.
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
In- en uitschakelen van de
airconditioning
(afhankelijk van de auto)
De toets 4 zorgt voor het inschakelen (con-
trolelampje brandt) of het uitschakelen (con-
trolelampje uit) van de airconditioning.
Het systeem werkt niet als de knop 3 op
OFF staat.
Door het inschakelen van de
airconditioning:
gaat de temperatuur in het interieur
omlaag;
ontwasemen de ruiten snel.
Advies: teneinde de actieradius van de auto
te maximaliseren, moet u de airconditioning
uitschakelen wanneer de buitentemperatuur
comfortabel is.
Regeling van de
ventilateursnelheid
Draai de knop 3 op een van de acht standen
om de ventilatie met het gewenste vermo-
gen in te schakelen.
Stand OFF
In deze stand:
de airconditioning stopt automatisch;
de ventilatiesnelheid van de lucht in het
interieur is nul;
is er nog wel een beetje ventilatie als de
auto rijdt (rijwind).
Deze stand wordt afgeraden onder normale
omstandigheden.
1 2
3
4
5
6
7
3.5
NLD_UD66783_3
Air conditionné manuel (X10 - Renault)
ö
De lucht wordt naar de voeten-
ruimtes en de ventilatieroosters in
het dashboard gevoerd.
ô
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
ó
De lucht wordt vooral naar de voe-
tenruimtes gevoerd.
Achterruitverwarming
Druk op de knop 7: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden. De achterruit wordt
snel ontwasemd en de elektrische buiten-
spiegels worden verwarmd (afhankelijk van
de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 7 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
HANDMATIGE AIRCONDITIONING (2/3)
Regeling van de temperatuur
Draai de knop 1 in een van de acht standen
om de temperatuur in te stellen. Hoe verder
de aanwijzer in het rode gedeelte staat, hoe
hoger de temperatuur.
Bij langdurig gebruik van de airconditioning,
kan het te koud worden. Om de temperatuur
te verhogen, draait u de knop 1 naar rechts.
Advies
Om energie te besparen, kunt u bij vorst
het ijs beter handmatig verwijderen van
uw achterruit met een ijskrabber dan
de functie Ontdooien-ontwasemen in te
schakelen.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Draai de schakelaar 5 om uw verdeling te
kiezen.
W
De lucht wordt naar de uitstroom-
sleuven onder de voorruit en de
voorste zijruiten gevoerd.
De lucht wordt naar de roosters
van de zijruiten voorin, de ontwa-
semingssleuven onder de voorruit en naar
de voetenruimtes gevoerd.
3
7
5
1
3.6
NLD_UD66783_3
Air conditionné manuel (X10 - Renault)
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (3/3)
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
Inschakelen van de
kringloopfunctie
Druk op de toets 6: het ingebouwde con-
trolelampje licht op. In deze stand wordt de
lucht uit het interieur aangezogen en wordt
deze gebruikt zonder toelating van buiten-
lucht.
De kringloopstand kan gebruikt worden:
om het interieur af te sluiten van de bui-
tenlucht als het buiten stinkt ;
de temperatuur in het interieur sneller te
verlagen.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de knop 3.
Door langdurig gebruik van de lucht-
kringloop kunnen de zijruiten en de voor-
ruit beslaan en kan de atmosfeer in het
interieur minder aangenaam worden
doordat er geen luchtverversing is. Druk
daarom weer op de knop 6 om de toe-
voer van buitenlucht te herstellen zodra
de omstandigheden dat toelaten.
Functie “helder zicht”
Druk op de knop 2: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
De voorruit en de voorste zijruiten worden
nu versneld ontwasemd. Hierdoor worden
de airconditioning of de verwarming auto-
matisch ingeschakeld.
Als u de functie wilt verlaten, kiest u een
van de vereiste instellingen (luchtverdeling,
ventilatiesnelheid, temperatuur, luchtkring-
loop).
2
6
3
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.7
NLD_UD66775_3
Climatisation automatique (X10 - Renault)
Air conditionné automatique
Bedieningsknoppen
(afhankelijk van de auto)
1 De ventilatiesnelheid en OFF-positie
aanpassen.
2 Functie “Helder zicht”.
3 Regeling van de temperatuur van de
lucht.
4 Inschakelen van de automatische wer-
king.
5 Bediening van de airconditioning.
6 Verdeling van de lucht in het interieur.
7 Luchtkringloop.
8 Ontdooien/ontwasemen van de achterruit
en, afhankelijk van de auto, van de spie-
gels.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/4)
Regeling van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen
of verlagen door aan de knop 1 te draaien.
Regeling van de temperatuur
Draai knop 3 afhankelijk van de gewenste
temperatuur.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
warmer het wordt.
Opmerking: draai de schakelaar 3 naar
links om de temperatuur te verlagen en de
actieradius van de auto te vergroten.
Automatische werking
De automatische klmaatregeling zorgt (be-
halve in extreme gevallen) voor een aan-
gename temperatuur en goed zicht, bij een
zo optimaal mogelijk brandstofverbruik. Het
systeem regelt de ventilatiesnelheid, lucht-
verdeling en luchtkringloop, en het in- of uit-
schakelen van de airconditioning en verwar-
ming.
AUTO: optimaal bereiken van de gewenste
temperatuur afhankelijk van de omstandig-
heden buiten de auto. Druk op de knop 4.
1
2 3
4 5 6
7
8
Als u op een andere knop drukt dan
AUTO, wordt de automatische modus
uitgeschakeld.
3.8
NLD_UD66775_3
Climatisation automatique (X10 - Renault)
Functie “helder zicht”
Druk op de knop 2: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Met deze functie worden de voorruit, de ach-
terruit, de zijruiten voor en de buitenspiegels
snel ontdooid en ontwasemd (afhankelijk
van de auto). Hierdoor worden automatisch
de airconditioning en de achterruitverwar-
ming ingeschakeld.
Druk op de toets 8 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
U schakelt deze functie uit met een druk
op de toets 2 of 4.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/4)
ö
De lucht wordt naar de voeten-
ruimtes en de ventilatieroosters in
het dashboard gevoerd.
ô
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
ó
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Draai de knop 6. het controlelampje in de
toets waarop u hebt gedrukt, licht op.
W
De lucht wordt naar de uitstroom-
sleuven onder de voorruit en de
voorste zijruiten gevoerd.
De lucht wordt naar de roosters
van de zijruiten voorin, de ontwa-
semingssleuven onder de voorruit en naar
de voetenruimtes gevoerd.
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
2
4 6
8
3.9
NLD_UD66775_3
Climatisation automatique (X10 - Renault)
Achterruitverwarming
Druk op de knop 8: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden. De achterruit wordt
nu snel ontwasemd en de elektrische buiten-
spiegels worden verwarmd (afhankelijk van
de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 8 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/4)
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op knop 5 om de airconditioning te
stoppen. Het ingebouwde controlelampje
dooft.
5
8
3.10
NLD_UD66775_3
Climatisation automatique (X10 - Renault)
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/4)
Uitschakelen van het systeem
Draai de knop 1 naar “OFF” om het systeem
te stoppen. U schakelt het systeem weer in
door de knop 1 te draaien en de ventilatie-
snelheid in te stellen of door op de toets 4
te drukken.
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
Handbediening
Druk op de knop 7: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Het wordt daarom aangeraden om terug te
gaan naar de automatische werkingsstand
door op de toets 7 te drukken zodra de lucht-
kringloop niet langer nodig is.
Inschakelen van de
luchtkringloop (isolatie van het
interieur)
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt deze ook handmatig inschake-
len. In dat geval wordt de inschakeling be-
vestigd door het controlelampje in de toets 7.
1
4
7
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
programmation du chauffage,conditionne-
ment d’air ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage, conditionnement d’air : pro-
grammation................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.11
NLD_UD66780_3
Conditionnement d’air : programmation (X10 - Renault)
Conditionnement d’air : programmation
AIRCONDITIONING: programmeren (1/2)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Bij warm en/of zonnig weer kan de tem-
peratuur binnenin de cabine heel snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Gebruik, terwijl de motor draait en het
voertuig stilstaat, het multimediascherm 1
om het menu “Instellingen en het tabblad
Voertuig te selecteren en vervolgens het
menu “EV-programm. 2 en het tabblad
“Airco” 4.
Programmeren van de
vertrektijd
Druk op “Bewerken” 3 om naar de comfortin-
stellingen te gaan.
U kunt meerdere comfortprogramma’s op-
slaan.
1
EV-programm.
OFF
AircoLading Calendar
Programma
Bewerken
4
L M M J V S D
L M M J V S D
3
A
2
Vanuit dit menu kunt u de temperatuur 5
aanpassen en de opgeslagen programma’s
in-/uitschakelen.
Selecteer de tijd en datum 6 voor het schema
dat u wilt wijzigen om toegang te krijgen tot
de instellingen.
De ingestelde tijden verschijnen in zone A.
Opm: u kunt de airconditioning program-
meren via een app op uw smartphone.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Comfortprogramma’s
Comfortprogramma 1
Temperatuur
06:00 AM L M M J V S D
09:00 AM L M M J V S D
Comfortprogramma 2
5
Klaar om te
Klaar om te
6
3.12
NLD_UD66780_3
Conditionnement d’air : programmation (X10 - Renault)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Bij warm en/of zonnig weer kan de tem-
peratuur binnenin de cabine heel snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
AIRCONDITIONING: programmeren (2/2)
NB:
– U kunt de comfortprogramma’s uitscha-
kelen door te drukken op “OFF”;
de minimale tijdsperiode tussen elk
schema is 2 uur;
de geselecteerde temperatuur verschijnt
op het menu 2.
Activering van de
“Programmatie”
De functie start vóór het aangegeven tijdstip,
zodat het voertuig een comfortabele tempe-
ratuur heeft bereikt tegen de geplande ver-
trektijd. Voorwaarden:
het voertuig is aangesloten op de voe-
ding;
de motorkap dicht is;
het laadniveau van de tractiebatterij is
hoger dan 20%;
de portieren gesloten en vergrendeld zijn;
de motor is uitgeschakeld.
Het controlelampje
wordt op het in-
strumentenpaneel weergegeven.
Opmerking: als het voertuig niet is aange-
sloten, wordt uw schema met 10 minuten
verkort om de actieradius te behouden.
Onmiddellijk inschakelen van de
airconditioning
Het is mogelijk om de airconditioning onmid-
dellijk te starten als:
de motorkap dicht is;
het laadniveau van de tractiebatterij is
hoger dan 40%;
de portieren gesloten en vergrendeld zijn;
de motor is uitgeschakeld.
Gebruik, terwijl de motor draait en het
voertuig stilstaat, het multimediascherm 1
om het menu “Instellingen” en het tabblad
Voertuig” te selecteren en vervolgens het
menu “EV-programm.” en het tabblad “Airco”
te selecteren 4. Raadpleeg de gebruiksaan-
wijzing van het multimediasysteem voor
meer informatie.
Uitschakelen van de
airconditioning
De airconditioning schakelt zich automatisch
uit ongeveer 10 minuten na de geprogram-
meerde stoptijd.
De functie kan zich ook uitschakelen als:
de motor draait;
het laadcontact wordt losgekoppeld;
het laadniveau van de tractiebatterij is
lager dan 20%;
de motorkap is geopend.
Opmerking: elke wijziging die binnen 2 uur
vóór een geprogrammeerde start wordt uit-
gevoerd, moet worden geannuleerd en
opnieuw worden geprogrammeerd om te
worden geregistreerd.
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(page courante)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.13
NLD_UD67223_2
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (X10 - Renault)
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/2)
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Tips voor het gebruik
In sommige gevallen, (airconditioning uit,
luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid
nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de
auto beslaan.
Als de ruiten beslagen zijn, gebruikt u de
functie “helder zicht” om het doorzicht te
verbeteren; gebruik bij voorkeur de aircondi-
tioning in de automatische werkstand om het
beslaan te voorkomen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen het
onderhoudsdocument van uw auto.
Actieradius
Het is normaal dat het energieverbruik hoger
is als u de airconditioning gebruikt.
Tips om het energieverbruik te verlagen
en de actieradius van de auto te
vergroten
Rijd met open ventilatierooster en gesloten
ruiten. Open bij zeer warm weer of als de
auto in de zon heeft gestaan enkele minuten
de portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
We adviseren u om vóór vertrek de gepro-
grammeerde airconditioning te gebruiken
3.11.
Storingen
Raadpleeg bij een storing altijd een merk-
dealer.
Minder goede werking van ontdooien,
ontwasemen of airconditioning. Dit
kan het gevolg zijn van een vervuild pa-
troon van het interieurfilter.
Geen gekoelde of verwarmde lucht.
Wanneer de airconditioning niet goed
werkt, moet u eerst de zekering contro-
leren en controleren of alle bedieningsor-
ganen in de juiste stand staan. Als dit niet
zo is moet u het systeem stoppen.
Water onder de auto
Maak u zich niet ongerust als er condens-
water onder de auto druppelt, dit is normaal
na langdurig gebruik van de airconditioning.
Gebruik de airconditioning regelma-
tig, ook bij koud weer; laat de airco ten
minste eenmaal per maand gedurende
ongeveer 5 minuten draaien.
3.14
NLD_UD67223_2
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (X10 - Renault)
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/2)
Het airconditioningssysteem bevat fluorhou-
dende broeikasgassen.
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker A in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker A zijn afhankelijk van de
auto.
A
A
Maak nooit de slangen van de
airconditioning los. Dit is ge-
vaarlijk voor de ogen en de
huid.
Ñ
Type airconditioningsvloeistof
Type olie in de slangen van de
airconditioning
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xx t
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.2.
A
lève-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants (sécurité) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.15
NLD_UD65515_2
Lève-vitres électriques (X10 - Renault)
Lève-vitres
RUITBEDIENING (1/2)
Vanaf de bestuurdersplaats bedient u de
schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor;
3 en 5 voor de passagiers achter.
Vanaf de passagiersplaatsen bedient u de
schakelaar 6.
Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten op
weerstand stuit (bijvoorbeeld een tak), stopt
de ruit en schuift deze daarna enkele centi-
meters terug.
Elektrische ruitbediening
Druk op of trek aan de schakelaar van een
ruit om deze omlaag of omhoog te zetten
tot de gewenste stand is bereikt: de ruiten
achter kunnen niet geheel omlaag gaan.
Deze systemen werken met contact aan of
contact uit tot het openen van een voorpor-
tier (begrensd tot ongeveer 3 minuten).
1
2
3
4
5
6
Leg nooit iets op de bovenkant van een
ruit: risico van beschadiging van de ruit-
bediening.
Veiligheid inzittenden achter
De bestuurder kan de werking van de ruitbediening achter uitschakelen door de
schakelaar 4 in te drukken. Op het instrumentenpaneel wordt een bevestigings-
boodschap weergegeven.
Verantwoordelijkheid van de bestuurder
Laat uw kaart nooit in de auto liggen als u de auto, ook slechts korte tijd, verlaat en er een
kind of dier in de auto zit. Zij kunnen zichzelf of anderen in gevaar brengen door de motor te
starten of apparatuur te bedienen zoals de versnellingshendel of de ruitbediening. In geval
van beknelling van een lichaamsdeel draait u direct de bewegingsrichting van de ruit om
door te drukken op de betreffende schakelaar.
Gevaar van ernstige verwondingen.
3.16
NLD_UD65515_2
Lève-vitres électriques (X10 - Renault)
RUITBEDIENING (2/2)
Storingen
Als een storing optreedt tijdens het sluiten
van een ruit, schakelt het systeem over op
de normale werking: trek de betreffende ruit-
schakelaar zo vaak omhoog als nodig om de
ruit volledig te sluiten, en laat dan de scha-
kelaar los. Druk opnieuw gedurende onge-
veer een seconde op de schakelaar (aan de
kant van het sluiten) om het systeem te re-
setten.
Raadpleeg indien nodig uw merkdealer.
Handbediende ruiten
Draai de zwengel 8.
8
Wanneer u de ruiten sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand, enz.)
uit het voertuig steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Werking van de sneltoets
(afhankelijk van de auto)
Dit is een aanvulling op de elektrische ruit-
bediening die hiervoor is beschreven. De
bestuurdersruit kan hiermee worden uitge-
rust.
Druk of trek kort en krachtig aan de schake-
laar van de ruit: de ruit gaat geheel omlaag
of omhoog. Een actie op de schakelaar stopt
de werking van de ruit.
De elektrische ruitbediening werkt niet.
De sneltoets van de elektrische ruitbedie-
ning is voorzien van hittebescherming: als
u de ruitschakelaar meer dan zestien keer
na elkaar indrukt, gaat deze in de beveiligde
modus (de ruit wordt vergrendeld).
Wat kunt u doen:
gebruik de elektrische ruitschakelaar kort
en met tussenpozen van ongeveer 30 se-
conden;
bij draaiende motor wordt de ruit ontgren-
deld nadat de schakelaar van de elektri-
sche ruitbediening circa 20 minuten niet
is gebruikt.
Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten op
weerstand stuit (bijvoorbeeld een tak), stopt
de ruit en schuift deze daarna enkele centi-
meters terug.
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
miroirs de courtoisie ..................................
(page courante)
pare-soleil ..................................................
(page courante)
3.17
NLD_UD57747_1
Eclairage intérieur (X10 - Renault)
Éclairage intérieur
Pare-soleil
INTERIEURVERLICHTING, ZONNEKLEP
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren en de achterklep zorgen voor
het tijdelijk branden van de binnenlich-
ten.
Kaartleeslampje
(afhankelijk van de auto)
Met de schakelaar 1 of 2, kunt u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
het onmiddellijk uitgaan.
Let op: bij auto’s uitgerust met een multime-
diascherm kunt u dit gebruiken om de lees-
spots die aangaan bij het openen van de
deuren of de bagageruimte, in of uit te scha-
kelen. 1.90.
3
Verlichting bagageruimte
Het lampje 3 gaat branden bij het openen
van de bagageruimte.
5
Zonwering
Zet de zonneklep 4 omlaag tegen de voor-
ruit of maak hem los en draai hem tegen de
zijruit.
Make-up spiegels
Verschuif het kapje 5.
De verlichting 6 werkt automatisch.
4
2
1
6
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aménagements ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.18
NLD_UD57748_1
Rangements / aménagements habitacle (X10 - Renault)
Opbergvak in de
middenconsole 3
Blikjeshouder 4
Rangements, aménagements habitacle
Opbergruimte in voorportieren 1
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/3)
1
Laat geen voorwerpen op de
vloer (voor de bestuurder)
liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de
pedalen terecht kunnen komen, waar-
door de bestuurder deze niet meer goed
kan bedienen.
Let op bij het accelereren of
het rijden in een bocht, dat de
inhoud van de beker of het
blikje niet over de rand stroomt.
Risico van brandwonden als de vloei-
stof warm is en/of vlekken.
Inductielaadzone 2
Deze dient om uw telefoon te laden zonder
kabel. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
3
4
2
accoudoir
avant ....................................................
(page courante)
3.19
NLD_UD57748_1
Rangements / aménagements habitacle (X10 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/3)
Opbergruimte zonneklep 5
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een
tolweg) bewaren.
5
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing..
6
7
Dashboardkastje 6
Dashboardkastje.
Om deze te openen, trekt u aan de hand-
greep 7.
Hierin passen documenten op A4 formaat,
een grote fles water enz.
boîte à gants ..............................................
(page courante)
3.20
NLD_UD57748_1
Rangements / aménagements habitacle (X10 - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/3)
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht, bij plotse-
ling remmen of bij een botsing..
Opbergruimte van het
achterportier 9
9
Opbergvak 10 met opening aan
de zijkant
10
Handgreep 8
Hieraan kan men zich vasthouden tijdens
het rijden.
Gebruik deze niet bij het in- of uitstappen.
8
cendrier......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise accessoires .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.21
NLD_UD57749_1
Cendriers (X10 - Renault)
Cendrier
Prise accessoires
INTERIEUR
Accessoireaansluitingen 1
Deze zijn bestemd voor de aansluiting van
accessoires die zijn goedgekeurd door onze
technische dienst.
1
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
1
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.22
NLD_UD57750_1
Appuis-tête arrière (X10 - Renault)
HOOFDSTEUN ACHTER
Gebruiksstand
Houd de hoofdsteun naar de voorzijde van
de auto getrokken en verschuif hem omhoog
of omlaag.
Verwijderen
Druk op de knop A van de grendel 1 en ver-
wijder de hoofdsteun.
Terugplaatsen
Steek de poten in de hulzen en zet de hoofd-
steun omlaag tot de eerste klik. Controleer
de vergrendeling.
Opbergstand
Druk op de knop A in en laat de hoofdsteun
helemaal zakken.
De hoofdsteun in de onderste stand B is
een opbergstand: als er een passagier op
de stoel zit, is deze stand niet toegestaan.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. De boven-
kant van de hoofdsteun moet op gelijke
hoogte zijn met de kruin.
B
1
A
banquette arrière .......................................
(page courante)
sièges arrière
fonctionnalités ......................................
(page courante)
3.23
NLD_UD57751_1
Banquette arrière : fonctionnalités (X10 - Renault)
Banquette arrière : fonctionnalités
Voordat u iets aan de rugleuning doet,
plaats u de autogordel in de gordelgelei-
der A zodat de gordel niet kan bescha-
digen.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Bij de achterbank in de stand
twee zitplaatsen met de kleine
rugleuning B naar beneden geklapt,
is het verboden de middelste zitplaats
achter te gebruiken, omdat het onmoge-
lijk is de gordel vast te maken (sluitingen
van de gordel niet toegankelijk).
De rugleuning kan worden neergeklapt voor
het transport van grote voorwerpen.
Rugleuning neerklappen
Schuif de voorstoelen voldoende naar voren.
Zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk.
Plaats de autogordels in hun houder A.
Druk op de knop 1 en kantel de rugleuning B
omlaag.
ACHTERBANK: gebruiksmogelijkheden
B
A
1
Voor het terugplaatsen van de rugleu-
ning, gaat u in omgekeerde volgorde te
werk.
Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze
vast tegen zijn steun.
Zorg dat tijdens het bewegen
van de achterstoelen, er niets
het verankeren kan hinderen
(lichaamsdeel, dier, steentje,
doek, speelgoed, enz.).
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Let op bij het gebruik van
een stoelhoes, dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmert.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
plage arrière ..............................................
(page courante)
tablette arrière ...........................................
(page courante)
3.24
NLD_UD57752_1
Tablette arrière (X10 - Renault)
Tablette arrière
Zet geen bagage en vooral
geen zware of harde voorwer-
pen op de hoedenplank.
Bij plotseling remmen of in
geval van een ongeluk kunnen rondslin-
gerende spullen de inzittenden in gevaar
brengen.
Hoedenplank
Om deze te verwijderen:
zet de hoofdsteunen achter helemaal
naar beneden;
maak de twee koordjes 1 los;
– til de hoedenplank 2 op om deze los te
maken.
HOEDENPLANK
Maximumgewicht op de hoedenplank;
2 kg gelijkmatig verdeeld.
1
2
– druk de hoedenplank 2 naar binnen en
draai hem;
trek de hoedenplank naar u toe.
Bij het terugplaatsen, gaat u in omgekeerde
volgorde te werk.
cache-bagages ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.25
NLD_UD57753_1
Cache-bagages : versions société (X10 - Renault)
Cache-bagages
De bagage-afdekplaat bestaat uit een stijf
deel A en een vouwbaar deel B.
De bagage-afdekplaat is uitgeklapt.
De bagage-afdekplaat is verwijderd.
Vanuit de gevouwen stand en in horizontale
stand uitbouwen:
til één kant van de afdekplaat bagage-
ruimte naar u toe zodat deze iets kantelt;
trek vervolgens de bagage-afdekplaat
aan de andere kant om hem volledig uit
zijn houder te halen.
BAGAGE-AFDEKPLAAT: société uitvoeringen
Plaats geen voorwerpen en
vooral geen zware of harde
voorwerpen op de bagage-af-
dekplaat. Bij plotseling remmen
of in geval van een ongeluk kunnen
rondslingerende spullen de inzittenden
in gevaar brengen.
De bagage-afdekplaat is ingeklapt.
Om hem te vouwen:
til de hoedenplank A iets op en trek deze
naar u toe om te verwijderen;
vouw daarna het deel B door het dubbel
te klappen.
A
B
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(page courante)
becquet ......................................................
(page courante)
3.26
NLD_UD57754_1
Coffre à bagages (X10 - Renault)
Coffre à bagages
Becquet
BAGAGERUIMTE, SPOILER
Openen
Druk op de knop 1 en trek de achterklep
omhoog.
Sluiten
Laat afhankelijk van de auto de kofferklep
zakken. Daarbij kunt u gebruikmaken van de
handige binnenhandgreep.
1
Spoiler
Het is verboden voorwerpen en/of acces-
soires (fietsdrager, enz.) op de spoiler A te
bevestigen.
A
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(page courante)
3.27
NLD_UD57755_1
Transports d’objets dans le coffre (X10 - Renault)
Transport d’objets dans le coffre
VERVOER VAN BAGAGE
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer. Zet de lading indien
mogelijk vast aan de bevesti-
gingspunten 1 (indien aanwezig) op de
vloer van de laadruimte. De lading moet
zo geplaatst zijn dat niets naar voren op
de passagiers geslingerd kan worden als
de bestuurder plotseling moet remmen.
Maak de autogordels van de zitplaatsen
achter vast, ook als deze niet bezet zijn.
1
Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen
met hun langste zijde steunen tegen ofwel:
De rugleuning van de achterbank bij de
normale ladingen (A).
De rugleuningen van de voorstoelen met
de rugleuningen van de achterstoelen
neergeklapt als u grote voorwerpen moet
vervoeren (geval B).
Als u voorwerpen op de neergeklapte rug-
leuning wilt plaatsen, moet u eerst de hoofd-
steunen verwijderen voordat u de rugleuning
neerklapt, zodat de rugleuning zo dicht moge-
lijk tegen het zitkussen kan kantelen.
A
B
équipements multimédia............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
téléphone ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commande intégrée de téléphone mains-
libres ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
navigation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(page courante)
multimédia (équipement) ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.28
NLD_UD57756_1
Equipement Multimédia (X10 - Renault)
Équipements multimédia
De aanwezigheid en de plaats van deze uit-
rustingen zijn afhankelijk van de auto.
1 Multimediadisplay met touchscreen;
2 Multimedia-aansluitingen;
3 Bediening bij het stuurwiel;
4 Spraakcommando;
5 Microfoon.
Raadpleeg voor de werking van dit sys-
teem de gebruiksaanwijzing.
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit appa-
raat.
MULTIMEDIA-UITRUSTING
5
3
2
1
3
2
4
4.1
NLD_UD67324_3
Sommaire 4 (X10 - Renault)
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Peilen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
ruitensproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
12 V-hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.8
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.12
capot moteur..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.2
NLD_UD57758_1
Capot moteur (X10 - Renault)
Om deze te openen trekt u aan de hand-
greep 1, links van het dashboard.
Capot moteur
MOTORKAP (1/2)
1
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap,
moet u zo snel mogelijk het
ontgrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
Niet onder de motorkap werken
als de auto wordt opgeladen of
wanneer het contact niet uit is.
Veiligheidshaak van de
motorkap
Til de motorkap enkele centimeters omhoog
en duw de hendel 2 naar links.
2
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
4.3
NLD_UD57758_1
Capot moteur (X10 - Renault)
Motorkap openen
Zet de motorkap met de hand omhoog, deze
wordt ondersteund met behulp van een gas-
veer.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
Controleer of er niets de ver-
grendeling belemmert (steen-
tje, doek enz.).
Controleer na werkzaamheden
in de motorruimte of er niets
is vergeten (lappen, gereed-
schap, enz.).
Hierdoor kan de motor beschadigd
raken.
MOTORKAP (2/2)
Sluiten van de motorkap
Controleer of er geen gereedschap of
andere voorwerpen in de motorruimte zijn
achtergebleven.
Om de motorkap te sluiten, pakt u het
midden van de motorkap en laat u deze van
30 cm hoogte dichtvallen. Hij vergrendelt
door zijn gewicht.
Druk niet op de motorkap:
Risico van ongewenst sluiten
van de motorkap.
liquide de refroidissement..........................
(page courante)
niveaux :
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
réservoir
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
4.4
NLD_UD57759_1
Niveaux (X10 - Renault)
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Niveaux
liquide de refroidissement
PEILEN (1/2)
Koelvloeistof
Het peil wordt gecontroleerd met stilstaande
motor en op een horizontale ondergrond.
Het peil bij koude motor moet liggen tussen
de markeringen “MINI” en “MAXI” op het
koelvloeistofreservoir 1.
Vul bij koude motor bij, voordat het peil
onder de markering “MINI” zakt.
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig de peilen van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor een bescherming van het koelsysteem:
bescherming tegen bevriezen;
bescherming tegen corrosie van het koel-
circuit.
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Niet onder de motorkap werken
als de auto wordt opgeladen of
wanneer de motor niet uit staat.
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
liquide de freins .........................................
(page courante)
niveaux :
liquide de frein .....................................
(page courante)
réservoir
liquide de freins ....................................
(page courante)
lave-vitres ..................................................
(page courante)
niveaux :
réservoir lave-vitre ...............................
(page courante)
réservoir
lave-vitres ............................................
(page courante)
4.5
NLD_UD57759_1
Niveaux (X10 - Renault)
liquide de freins
réservoir lave-vitres
Voorruitsproeierreservoir
Vullen
Open de dop 3, vul tot u de vloeistof ziet en
sluit de dop weer.
Vloeistof
Product voor ruitensproeiers (‘s winters met
speciale antivries).
Sproeiers
De sproeiers van de voorruit kunt u met een
naald in de juiste stand richten.
3
2
Remvloeistof
Controle van het peil moet bij stilstaande
motor en op horizontale ondergrond plaats-
vinden. Controleer regelmatig het peil van de
remvloeistof en zeker als u bij het remmen
een verschil, hoe gering ook, opmerkt.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden ver-
vangen door een deskundige. Gebruik hier-
voor uitsluitend door onze technische dienst
goedgekeurde remvloeistof uit een verze-
gelde verpakking.
Peil 2
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken, maar het
mag nooit beneden het merkteken “MINI”
komen.
Als u zelf de slijtage van de schijven wilt con-
troleren, dan kunt u bij de merkdealer of op
de website van de fabrikant een document
verkrijgen met een controlemethode.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
PEILEN (2/2)
Sommige onderdelen onder de
motorkap kunnen tijdens on-
derhoud warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor onver-
wacht gaan draaien.
Risico op brandwonden of verwon-
dingen.
batterie 12 Volts .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie 12 Volts
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.6
NLD_UD57760_1
Batterie (X10 - Renault)
De hulpaccu is een 12 V-accu: deze levert
de noodzakelijke energie voor de werking
van de uitrustingen van de auto (koplam-
pen, ruitenwissers, audiosysteem ...) en be-
paalde veiligheidssystemen zoals rembe-
krachtiging.
U mag de accu niet openen of er vloeistof
aan toevoegen.
Batterie secondaire 12 volts
12 V-HULPACCU (1/2)
1
Niet onder de motorkap werken
als de auto wordt opgeladen of
wanneer het contact niet uit is.
Teneinde uw veiligheid en een
goede werking van de elektri-
sche uitrustingen van de auto
te waarborgen (lampen, rui-
tenwisser, rembekrachtiging...), moet
elk onderhoud aan de 12 V-hulpaccu
(demontering, loskoppeling...) verplicht
uitgevoerd worden door een gespeciali-
seerd vakman.
Risico op brandwonden door elektrische
schokken.
U moet zich verplicht houden aan
de vervangingsintervallen die worden
aangegeven in het onderhoudsboekje
zonder deze te overschrijden.
Omdat de accu van een speciaal type is,
moet u deze vervangen door een gelijk-
waardige accu.
Roep de hulp in van een merkdealer
Onderhoud/vervanging
De capaciteit van uw 12 V-hulpaccu 1 kan
verminderen, vooral als u uw auto gebruikt:
bij een lage buitentemperatuur;
na langdurig gebruik van stroomverbrui-
kers bij afgezette motor.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
4.7
NLD_UD57760_1
Batterie (X10 - Renault)
12 V-HULPACCU (2/2)
Pechhulp
Om uw auto niet te beschadigen, is het
verboden om de 12 V-hulpaccu op te
laden met behulp van:
een lader van een externe accu;
een accu van een andere auto.
Doe beroep op een merkdealer.
Het is verboden de
12 V-hulpaccu los te koppelen.
Risico op brandwonden door
elektrische schokken.
Gebruik uw elektrische auto niet om de
12 V-accu van een andere auto bij pech
te helpen. De elektrische spanning van
12 volt van een elektrische auto is daar-
voor niet toereikend.
Risico van beschadiging van de auto.
A
2
3 4
567
Sticker A
Houd u aan de indicaties op de accu.
2 open vuur en roken verboden;
3 oogbescherming verplicht;
4 op afstand van kinderen houden;
5 explosieve stoffen;
6 zie de handleiding van de auto;
7 corrosieve stoffen.
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.8
NLD_UD57761_1
Pression de gonflage des pneumatiques (X10 - Renault)
Pression de gonflage des pneumatiques
BANDENSPANNING
B: bandenmaat van uw auto.
C: bandenspanning van de voorwielen.
D: bandenspanning van de achterwielen.
De veiligheid van de banden en de
montagevoorschriften van de ket-
ting: voor informatie over het onderhoud
en, afhankelijk van de uitvoering van de
auto, het gebruik van sneeuwkettingen.
5.6.
C D
A
A
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Deze moeten: ten minste hetzelfde
laadvermogen en dezelfde maxi-
mumsnelheid als de oorspronkelijke
banden hebben, ofwel voldoen aan de
door de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet con-
form de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
B
C DB
Auto met een controlesysteem voor ban-
denspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekkage,
niet goed opgepompt, enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.18.
entretien :
carrosserie ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
protection anticorrosion .............................
(page courante)
4.9
NLD_UD67292_2
Entretien de la carosserie (X10 - Renault)
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3)
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de buiten-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest-
vorming beschermd. Toch staat hij bloot aan
de invloed van verschillende parameters.
Agressieve stoffen in de lucht
luchtverontreiniging in steden en in in-
dustriegebieden,
zilte lucht langs de kust, vooral bij warm
weer,
wisselende klimaatinvloeden en verande-
ringen in de vochtigheidsgraad (wegen-
zout in de winter, water waarmee de weg
wordt schoongespoeld enz.).
Kleine beschadigingen in het dagelijks
gebruik
Schurende stoffen
Stof in de lucht, zand, modder, opspattende
steentjes, enz.
Er zijn een aantal maatregelen nodig om de
hierboven genoemde gevaren te bestrijden.
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, met de motor uit,
met door onze technische diensten geadvi-
seerde shampoos (nooit met schuurmidde-
len). Sproei vooraf grondig schoon:
de aanslag door luchtverontreiniging,
bloeiende bomen (linden bijvoorbeeld);
modder uit de wielkuipen en onder de bo-
demplaat die anders lange tijd het vocht
kunnen vasthouden;
de uitwerpselen van vogels, die een
chemische reactie met de lak veroorza-
ken waardoor deze snel kan ontkleuren
en zelfs kan loslaten;
Deze vlekken moet u direct wegwassen,
want zij kunnen later niet meer door poet-
sen worden verwijderd.
zout, dat vooral in de wielkuipen en onder
de bodemplaat achterblijft na te hebben
gereden op wegen waar gestrooid is.
Ontdoe de auto regelmatig van plantenres-
ten (hars, bladeren enz.).
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om be-
schadiging van lak en ruiten door opspat-
tend grind te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw merkdealer regelmatig de carrosse-
rie inspecteren als de auto een plaatwerk-
garantie heeft. Raadpleeg het onderhouds-
document.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto (bv. niet op
de openbare weg).
Bewegende delen of mechanische organen
moeten na reiniging altijd met een door onze
technische dienst goedgekeurd product op-
nieuw worden beschermd.
Bij de merkdealer vindt u een uitgebreid
gamma speciale onderhoudsproducten.
4.10
NLD_UD67292_2
Entretien de la carosserie (X10 - Renault)
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3)
Ontvetten of reinigen met
behulp van een hoge-
drukreiniger of sproeipro-
ducten die niet door onze
technische dienst zijn goed-
gekeurd.
mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte);
de wielen (bijv. remsysteemcomponen-
ten zoals remklauwen);
de onderkant;
scharnierende delen (bijv. aan de portie-
ren);
– gelakte plastic delen aan de buitenkant
(bijv. bumpers).
Hierdoor kunnen oxidatie of storingen ont-
staan.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder
ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer-
ken.
Gebruik van oplosmiddelen die niet door
onze technische dienst worden aanbevolen,
kan leiden tot schade aan het lakwerk.
Vaak door sneeuw en modder rijden zonder
de auto te wassen, met name de wielkuipen
en de bodemplaat.
4.11
NLD_UD67292_2
Entretien de la carosserie (X10 - Renault)
Rijden door een wasstraat
Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug
in de ruststand. 1.105. Controleer de be-
vestiging van de uitrusting aan de buiten-
kant, extra lampen, achteruitkijkspiegels en
zet de ruitenwisserbladen vast met tape.
Verwijder de spriet van de radioantenne
indien uw auto hiermee is uitgerust.
Denk eraan na het wassen het tape te ver-
wijderen en de antenne terug te plaatsen.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3)
Reinigen van de koplampen,
de opname-elementen en de
camera’s
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen. Als dit onvoldoende is, bevoch-
tig deze dan met wat zeepsop en veeg deze
af met een zachte doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig met een
droge en zachte doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen met al-
cohol of gereedschap zoals een ijskrab-
ber.
Wassen van de auto
Reinig de motorruimte, de op-
laadaansluiting en de tractie-
batterij nooit met een hoge-
drukreiniger.
Risico van beschadiging van het elek-
trische circuit.
Reinig de auto nooit als deze wordt op-
geladen.
Risico van mogelijk dodelijke elektri-
sche schokken.
Bijzonderheid van auto’s met
matte lak
Voor dit type lak moeten bepaalde voor-
zorgsmaatregelen worden genomen.
Wat u moet doen
De auto overvloedig met de hand met water
wassen en daarbij een zachte doek, spons,
enz. gebruiken.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van was gebruiken (op-
wrijven).
Te hard wrijven.
De auto wassen in een wasstraat.
Stickers op de lak plakken (risico op achter-
blijvende resten).
De auto reinigen met een
hogedrukreiniger.
entretien :
garnitures intérieures ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
nettoyage :
intérieur véhicule ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.12
NLD_UD66776_2
Entretien des garnitures intérieures (X10 - Renault)
Entretien des garnitures intérieures
Ruiten van instrumenten
(bijv. instrumentenpaneel, klok, buitenther-
mometer, enz.)
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een in
zeepsop gedrenkte doek (of poetskatoen)
en veeg daarna de ruit met een andere
vochtige doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge en zachte doek.
Gebruik geen producten met alcohol en/
of spuit vloeistoffen in dit gebied.
Autogordels
Deze moeten goed schoon worden gehou-
den.
Gebruik producten die door de merkdealer
worden geleverd of lauw zeepsop en een
spons; veeg daarna de gordels droog met
een doek.
Gebruik geen wasmiddelen of kleurstof-
fen omdat deze de gordels kunnen aan-
tasten.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2)
Textiel (stoelen,
deurbekleding ...)
Stofzuig het textiel regelmatig.
Vloeistofvlekken
Gebruik zeepsop.
Absorbeer de vlek of duw er lichtjes op (nooit
wrijven) met een zachte doek. Spoel daarna
het restant af en absorbeer dit.
Vlekken van vaste of halfvaste
substanties
Verwijder restanten van vaste of halfvaste
substantiesonmiddellijk met behulp van
een spatel; werk daarbij vanaf de randen
naar het midden van de vlek om te voorko-
men dat deze wordt uitgesmeerd.
Reinig zoals aangegeven voor vloeistofvlek-
ken.
Snoep en kauwgom verwijderen
Leg een ijsblokje op de vlek om deze te
laten uitharden en ga daarna te werk zoals
bij vaste vlekken.
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de binnen-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Een vlek moet altijd snel behandeld worden.
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud of lauwwarm zeepsop op
basis van natuurlijke zeep.
Gebruik geen detergenten (afwasmiddel,
producten in poedervorm, producten op
alcoholbasis enz.).
Gebruik een zachte doek.
Spoel het restant af en absorbeer dit.
Multimediascherm
Onderhoud van het scherm kan afhanke-
lijk zijn van het type multimedia-apparatuur.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Raadpleeg de merkdealer voor meer on-
derhoudsadvies en/of bij een onbevredi-
gend resultaat.
4.13
NLD_UD66776_2
Entretien des garnitures intérieures (X10 - Renault)
Wat u niet moet doen
Plaats geen voorwerpen zoals deodorant,
parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze
kunnen de bekleding van het dashboard
aantasten.
Gebruik van een hogedruk-
reiniger of sproeiproducten
in het interieur van de auto:
als geen bijzondere voorzorgsmaatrege-
len worden genomen, bestaat het gevaar
dat elektrische en elektronische compo-
nenten in de auto defect raken.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2)
Verwijderen/terugplaatsen
van oorspronkelijk in de auto
aangebrachte afneembare
uitrusting
Als u afneembare uitrusting (bijv. matten)
verwijdert om het interieur schoon te maken,
moet u altijd zorgen dat u ze correct en
aan de goede kant terugplaatst (leg de be-
stuursmat aan de kant van de bestuurder,
enz.) en dat u ze vastzet met de elemen-
ten die bij de uitrusting zijn geleverd (zet de
bestuurdersmat vast met de daarvoor be-
stemde klemmen).
Controleer altijd, terwijl de auto nog stilstaat,
of niets de besturing hindert (obstakel onder
de pedalen, een hak die achter de mat blijft
hangen, enzovoort).
4.14
NLD_UD57764_1
Filler NU (X10 - Renault)
5.1
NLD_UD67323_3
Sommaire 5 (X10 - Renault)
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Gereedschapset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Pompset voor de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3
Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.6
Koplampen (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10
Achterlichten (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11
Zijknipperlichten (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.12
Binnenverlichting: lampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.13
Handsfree kaart: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.15
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.17
Radio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.19
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.20
Ruitenwisser (vervangen van een ruitenwisserblad) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.21
Slepen, pech . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.23
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.26
bloc-outils ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé d’enjoliveur ...........................................
(page courante)
anneaux de remorquage ...........................
(page courante)
5.2
NLD_UD57766_1
Bloc outils (X10 - Renault)
Bloc outils
Hendel 1
Hiermee kunt u het sleepoog los- of vastzet-
ten.
Sleepoog 2
5.23.
De aanwezigheid van de gereedschappen
in de gereedschapset is afhankelijk van de
auto.
Het gereedschap A bevindt zich in de bak
onder de mat van de bagageruimte.
GEREEDSCHAP
A
1
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Klem na gebruik het
gereedschap weer goed vast in de ge-
reedschapsset en berg deze correct op
in zijn houder: kans op letsel.
Als de gereedschapset wielbouten
bevat, gebruik deze bouten dan alleen
voor het reservewiel: raadpleeg de stic-
ker op het reservewiel.
2
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.3
NLD_UD57767_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X10 - Renault)
Kit de gonflage des pneumatiques
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/3)
De set is uitsluitend bestemd
en goedgekeurd voor het op-
pompen van banden van een
auto die met deze set uitgerust
is.
In geen geval mag de set gebruikt
worden voor het oppompen van banden
van een andere auto of enig ander op-
pompbaar voorwerp (zwemband, boot,
enz.).
Voorkom dat de huid in contact komt met
de vloeistof tijdens de reparatiehandelin-
gen. Als toch druppeltjes ontsnappen,
moet u deze overvloedig afspoelen.
Houd de reparatieset uit de buurt van
kinderen.
Gooi het lege reservoir niet in de natuur.
Lever het in bij uw merkdealer of bij een
depot voor klein chemisch afval.
Het reservoir heeft een beperkte houd-
baarheid die is aangegeven op zijn
etiket. Controleer de houdbaarheidsda-
tum.
Ga bij een merkdealer langs om de
pompslang en het reservoir met het re-
paratieproduct te laten vervangen.
A
B
De set repareert beschadigde
banden waarvan het loopvlak A
beschadigd is door een voor-
werp van minder dan 4 millime-
ter. Hij repareert niet alle typen lekken,
zoals sneden van meer dan 4 millimeter,
sneden aan de zijkant B van de band,
enz.
Controleer ook of de velg in goede staat
is.
Verwijder niet het voorwerp dat de oor-
zaak is van de lekkage als dit nog in de
band zit.
Gebruik de pompset niet als de
band beschadigd is door het
rijden met een lekke band.
Controleer dus zorgvuldig de
zijkant van de banden voor het repare-
ren.
Bovendien kan het rijden met zachte of
zelfs platte (of lekke) banden de veilig-
heid in gevaar brengen en niet te repa-
reren blijken.
Deze reparatie is tijdelijk.
Een lekke band moet zo snel mogelijk
worden gerepareerd en vóór terugplaat-
sing door een deskundige worden on-
derzocht.
Voor het vervangen van een band die
met behulp van deze set gerepareerd is,
moet u de specialist op de hoogte bren-
gen.
Tijdens het rijden kan een trilling gevoeld
worden door de aanwezigheid van het
product in de band.
5.4
NLD_UD57767_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X10 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/3)
Gebruik, afhankelijk van de auto, in geval
van een lekke band, de set die is opgebor-
gen in de bagageruimte of onder de mat van
de bagageruimte.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.18.
Draaiende motor, parkeerrem vastgezet,
Ontkoppel alle accessoires die eerder
waren aangesloten op de accessoireaa-
nsluitingen van het voertuig;
Raadpleeg de info op de pompsetcom-
pressor in de bagageruimte van de auto
en volg de instructies.
Pomp de band op tot de voorgeschreven
spanning. 4.8 ;
Stop het pompen na maximaal 15 minu-
ten en controleer de spanning (op de ma-
nometer 2).
NB: terwijl de fles leegloopt (ongeveer 30
seconden), geeft de manometer 2 kort een
druk tot 6 bar aan, daarna daalt de span-
ning.
Corrigeer de spanning: om deze te ver-
hogen gaat u door met het oppompen
met de set, om deze te verlagen drukt u
op de knop 1.
2
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van de
weg, ver genoeg van het ver-
keer, schakelt u de alarmknip-
perlichten in, zet u de handrem vast, laat
u alle inzittenden uit de auto stappen en
zorgt u dat deze zich op veilige afstand
van het verkeer bevinden.
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
1
Als na 15 minuten de minimum spanning
van de band van 1,8 bar nog niet is be-
reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga
niet rijden, maar neem contact op met
een merkdealer.
5.5
NLD_UD57767_1
Kit de gonflage des pneumatiques (X10 - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/3)
Als de band correct is opgepompt, verwijdert
u de set: schroef de pompaansluiting los
van de fles 3 om spatten te voorkomen, en
bewaar de fles in een plastic verpakking om
te voorkomen dat het product gaat lekken.
Plak het etiket met de rijvoorschriften
(onderaan op de fles) op een voor de
bestuurder zichtbare plaats op het dash-
board.
Berg de set op.
Als de band na de eerste keer oppompen
nog steeds lek is, moet er worden gere-
den om het gat te vullen.
Start meteen en rijd met een snelheid van
tussen de 20 en 60 km/u om het product
gelijkmatig in de band te verdelen; stop
na een afstand van 3 kilometer en con-
troleer de spanning.
Als de spanning hoger is dan 1,3 bar
maar lager dan de voorgeschreven span-
ning (raadpleeg de sticker op de rand van
het bestuurdersportier), corrigeer deze
dan. Of neem contact op met een merk-
dealer: de band kan niet worden gerepa-
reerd.
Voorzorgsmaatregel bij het
gebruik van de set
de set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
De fles moet na het eerste gebruik worden
vervangen, ook al zit er nog vloeistof in.
In geval van plotseling remmen
zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waar-
door de bestuurder deze niet
meer goed kan bedienen.
3
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.6
NLD_UD57768_1
Pneumatiques (X10 - Renault)
Pneumatiques (sécurité pneumatiques, roues, utilisation hivernale)
BANDEN (1/4)
Onderhoud van de banden
De banden van uw auto moeten altijd aan de
wettelijke voorschriften voldoen. Bovendien
moeten de banden, in het belang van een
goede wegligging van uw auto, van het-
zelfde merk zijn en hetzelfde profiel hebben.
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken die
door onze technische dienst zijn goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrole-
stiften 1.
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren.
Houd u strikt aan de wettelijke voorschriften
op dit gebied.
Als het loopvlak van een band tot aan deze
stiften is weggesleten, worden ze zicht-
baar 2: u moet dan deze band laten vervan-
gen, omdat er dan nog slechts 1,6 mm pro-
fiel overblijft, waardoor ze op een natte
weg onvoldoende grip hebben.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de banden en de
velgen beschadigen, en de
voorwielen of achterwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
merkdealer controleren.
2
1
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
5.7
NLD_UD57768_1
Pneumatiques (X10 - Renault)
BANDEN (2/4)
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanning. Houd u
aan de bandenspanningen, controleer deze
minstens eenmaal per maand en vóór elke
lange rit (raadpleeg de sticker op de zijkant
van het bestuurdersportier). 4.8.
Controleer de spanning bij koude banden,
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI )
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging;
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Auto met een controlesysteem voor
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel 2.18.
Het kruisen van de wielen
Wij raden u af de wielen onderling van plaats
te verwisselen.
Om veiligheidsredenen is het
verboden de 17-inch voorwie-
len (banden en/of velgen) om
te wisselen met de achterwie-
len.
5.8
NLD_UD57768_1
Pneumatiques (X10 - Renault)
BANDEN (3/4)
Vervangen van de banden De banden in de winter
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond
de voorwielen worden gelegd.
Als een te grote bandenmaat is gemonteerd,
kunnen er geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Winterbanden
Voor een optimale grip van uw auto raden
wij u aan deze banden op alle vier wielen
te monteren.
Let op: deze banden hebben soms een pijl
met de draairichting en een indicatie van de
maximumsnelheid die lager kan liggen dan
de topsnelheid van uw auto.
Het gebruik van sneeuwkettin-
gen is alleen mogelijk in com-
binatie met banden die even
groot zijn als de oorspronke-
lijk op uw auto gemonteerde banden.
Het monteren van sneeuwkettingen is
mogelijk, maar op voorwaarde speci-
fieke sneeuwkettingen te gebruiken.
Raadpleeg een merkdealer.
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen gebeu-
ren door even grote banden van hetzel-
fde merk, met dezelfde eigenschappen
en met hetzelfde profiel.
Moeten ze: ten minste hetzelfde laad-
vermogen en dezelfde maximumsnel-
heid als de oorspronkelijke banden
hebben, ofwel voldoen aan de door
de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
17-inch wielen zijn niet ge-
schikt voor sneeuwkettin-
gen.
Als u specifieke uitrustingen
wenst te gebruiken, raadpleeg dan een
merkdealer.
5.9
NLD_UD57768_1
Pneumatiques (X10 - Renault)
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan. Houd u aan de ter plaatse geldende
voorschriften, en rijd niet sneller dan de
daarmee toegelaten maximum snelheid.
Indien u voor deze banden kiest, moeten zij
in ieder geval links en rechts voor worden
gemonteerd.
NB:
Het gebruik van sneeuwbanden, thermo-
plastische rubberbanden of spijkerbanden
beperkt de actieradius van de auto aanzien-
lijk.
Wij raden u in ieder geval aan een merk-
dealer te raadplegen. Hij weet als geen
ander welke voorzieningen het beste bij
uw auto passen.
BANDEN (4/4)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.10
NLD_UD57769_1
Projecteurs avant : remplacement des lampes (X10 - Renault)
Projecteurs avant (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN: de lampen vervangen
LED-mistlichten voor,
bochtlichten 3
(afhankelijk van de auto)
Raadpleeg een merkdealer.
Extra lampen
Vraag uw merkdealer om advies als u mist-
lichten op uw auto wilt monteren.
3
LED-dagrijverlichting en
markeringslichten 1
(afhankelijk van de auto)
Raadpleeg een merkdealer.
Richtingaanwijzers/dimlichten/
LED-koplampen grootlicht 2
Raadpleeg een merkdealer.
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elek-
trische installatie worden be-
schadigd (bedrading, organen en in het
bijzonder de dynamo). Laat eventuele
veranderingen door een merkdealer uit-
voeren. Hij beschikt over de noodzake-
lijke onderdelen.
1
2
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de stop .................................................
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de recul ................................................
(page courante)
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
5.11
NLD_UD57770_1
Projecteurs arrière et latéraux (X10 - Renault)
Feux arrière (remplacement des lampes)
Derde remlicht 1
Raadpleeg een merkdealer.
Richtingaanwijzer, rem- en
markeringslichten 2
Raadpleeg een merkdealer.
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: vervangen van een lamp (1/2)
3
1
2
Achteruitrijlichten en
mistachterlichten 3
Ga via de onderkant van de auto naar de
lamphouder en draai hem daarna los door
naar het midden van de auto te draaien.
Mistlicht
Lamptype: PR21W.
Achteruitrijlicht
Lamptype: P21W.
feux :
éclaireurs de plaque d’immatriculation
(page courante)
feux :
répétiteurs latéraux ..............................
(page courante)
5.12
NLD_UD57770_1
Projecteurs arrière et latéraux (X10 - Renault)
Répétiteurs latéraux (remplacement des lampes)
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: vervangen van een lamp (2/2)
6
Kentekenverlichting 4
Druk tegen het lipje 5 en maak het lamp-
huis 4 los.
verwijder het kapje van het lamphuis om
bij de lamp te kunnen komen.
Lamptype: W5W.
5
4
Zijknipperlichten 6
Raadpleeg een merkdealer.
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.13
NLD_UD57771_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X10 - Renault)
Éclairage intérieur (remplacement des lampes)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (1/2)
Leesspots 1
Raadpleeg een merkdealer.
1
2
Verlichting make-upspiegels 2
Raadpleeg een merkdealer.
5.14
NLD_UD57771_1
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (X10 - Renault)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (2/2)
3
Verlichting bagageruimte
Maak met een platte schroevendraaier het
lamphuis 3 los door het lipje aan de linker-
kant van het lamphuis in te drukken.
Maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype: W5W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
4
5
6
Maak de stekker los.
Druk tegen het lipje 4 zodat de lens 6 vrij-
komt en u het lampje 5 kunt vervangen.
Lamptype: W5W.
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte « mains libres » : pile ........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte « mains libres » : utilisation ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.15
NLD_UD57772_1
Carte renault : piles (X10 - Renault)
Carte « Mains libres » : pile
HANDSFREE KAART: accu (1/2)
Vervangen van het batterijtje
Als het bericht “Batterij kaart bijna leeg” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, vervangt
u het batterijtje in de kaart:
schuif de behuizing achter 1 omlaag ter-
wijl u op de zone A drukt;
verwijder het afdekkapje 2 van het batte-
rijtje;
verwijder het batterijtje door op één kant
ervan te drukken en het aan de andere
kant op te tillen;
plaats dit terug volgens de richting en sja-
bloon aangegeven in het deksel.
Ga bij het monteren te werk in omgekeerde
volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij-
heid van de auto, op één van de knoppen
van de card: de boodschap verdwijnt als
weer gestart wordt.
Zorg dat het deksel goed vastzit.
Opmerking: kom bij het vervangen van het
batterijtje niet aan het elektronische circuit
en de contacten in de kaart.
2
A
1
Als deze vervangen moet
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig batterijtype
gebruiken (raadpleeg een
merkdealer).
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
Risico van explosie.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar. Let op dat er geen inkt op het
batterijtje zit: risico van slecht elektrisch
contact.
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte « mains libres » : pile ........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte « mains libres » : utilisation ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.16
NLD_UD57772_1
Carte renault : piles (X10 - Renault)
HANDSFREE KAART: accu (2/2)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
storingen
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.30.
fusibles ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.17
NLD_UD57773_1
Fusibles (X10 - Renault)
Fusibles
Zekeringkastje
Controleer de staat van de zekeringen als
een elektrisch apparaat niet werkt.
Maak het klepje A los.
Tangetje 1
Trek de zekering los met behulp van het tan-
getje 1, dat zich op de achterkant van de
klep A bevindt.
U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de
zekeringplaat om reservezekeringen in te
steken.
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
ZEKERINGEN (1/2)
1
A
Afhankelijk van de wetgeving of uit voor-
zorg:
Zorg dat u altijd reservelampen en zeke-
ringen in uw auto heeft, een merkdealer
kan u deze leveren.
5.18
NLD_UD57773_1
Fusibles (X10 - Renault)
ZEKERINGEN (2/2)
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
Bestemming van de zekeringen
(de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af)
Symbool Bestemming
H
Ruitensproeier
î
Multimedia-accessoireaansluiting, multimediascherm
Æ
Aansteker vooraan, accessoireaansluiting vooraan en
achteraan, tweede rij
Ì
Geluidssignaal
Verwarmde achteruitkijkspiegels
×
Remlichten, UCH
UCH, ruitenwisser achter, mistlamp achter
D
Richtingaanwijzerlichten, alarmknipperlichten, derde
remlichten
Elektrische ruitbediening
Raadpleeg de sticker met de verklaring
van de zekeringen in de opbergruimte.
Bepaalde zekeringen mogen alleen
worden vervangen door een vakman.
Deze zekeringen staan niet aangegeven
op de sticker.
U mag enkel werkzaamheden uitvoeren
aan de zekeringen die zijn aangegeven
op de sticker.
haut-parleurs
emplacement .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation radio.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pré-équipement radio ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio
pré-équipement .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)équipements multi-
média .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.19
NLD_UD57774_1
Prééquipement radio (X10 - Renault)
Inbouwplaats voor de radio 1
Maak het afdekplaatje los. Hierachter bevin-
den zich de aansluitingen voor: de antenne,
de voedingen + en – en de luidsprekerbe-
drading.
Pré-équipement radio
Luidsprekers in portieren 2
Raadpleeg een merkdealer voor het instal-
leren van een uitrusting.
RADIOVOORBEREIDING
1
2
Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor-
schriften van de uitrusting op.
De benodigde steunen en verbin-
dingskabels die de merkdealer u kan
leveren, verschillen per type auto en
per type radio. Raadpleeg een merk-
dealer voor meer bijzonderheden.
Wijzig niet zelf de bedrading van de
auto want door een verkeerde aan-
sluiting kan de elektrische installatie
worden beschadigd (bedrading, orga-
nen en in het bijzonder de dynamo).
Laat eventuele veranderingen door
een merkdealer uitvoeren.
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.20
NLD_UD57775_1
Accessoires (X10 - Renault)
Accessoires
ACCESSOIRES
Elektrische en elektronische accessoires
Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de
antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer.
Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. Risico van brand. Als verschillende accessoireaansluitin-
gen tegelijk worden gebruikt, mag het totale vermogen van de aangesloten accessoires niet meer zijn dan 180 watt.
Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een verkeerde aansluiting kan de elektrische installatie worden beschadigd (bedrading,
organen en in het bijzonder de dynamo). Laat eventuele veranderingen door een merkdealer uitvoeren.
In geval van achteraf inbouwen van een elektrische uitrusting, moet u goed in de gaten houden dat de installatie wel is beschermd door een
zekering. Noteer de sterkte van deze zekering en de plaats waar hij zich bevindt.
De diagnoseaansluiting gebruiken
Het gebruik van elektronische accessoires op de diagnoseaansluiting kan ernstige storing van de elektronische systemen van de auto ver-
oorzaken. Voor uw veiligheid is het raadzaam alleen door de fabrikant goedgekeurde elektronische accessoires te gebruiken, raadpleeg een
merkdealer. Risico van ernstig ongeval.
Gebruik van zenders/ontvangers (telefoons, 27 Mc apparatuur, enz.)
Telefoons en 27 Mc-apparatuur met een ingebouwde antenne kunnen de werking beïnvloeden van elektronische systemen in de auto. Gebruik
dergelijke apparaten daarom met een buitenantenne. Houd u altijd aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het gebruik van
deze apparaten.
Achteraf inbouwen van accessoires
Als u accessoires op de auto wilt installeren: raadpleeg een merkdealer. Om zeker te zijn dat uw auto goed werkt en om elk risico te vermij-
den dat uw veiligheid kan aantasten, raden wij u aan om door de constructeur goedgekeurde accessoires te gebruiken: deze zijn aan uw auto
aangepast en alleen deze worden door de constructeur gegarandeerd.
Als u een antidiefstalstang gebruikt, bevestig deze dan uitsluitend op het rempedaal.
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden gebruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstal-
leerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
balais d’essuie-vitres .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.21
NLD_UD57776_1
Balais d’essuie-vitres (X10 - Renault)
Essuie-vitres (remplacement des balais)
RUITENWISSERBLADEN (1/2)
Vervangen van de
ruitenwisserbladen voor 2
Zet de ruitenwissers in de onderhouds-
stand B voordat u ze vervangt.
Contact aan, motor afgezet:
stel de hendel in 1 op stand A twee keer
achter elkaar (één wisbeweging): de rui-
tenwisserbladen stoppen in onderhouds-
stand B weg van de motorkap;
druk stevig op de knop 4 en verwijder
daarna het blad in opwaartse richting.
1
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen en de voorruit regel-
matig met water en zeep;
gebruik ze niet op een droge voorruit;
maak ze los van de voorruit als ze
lange tijd niet zijn gebruikt.
A
Bij het monteren
Om het ruitenwisserblad 2 terug te plaats-
ten, klemt u deze in de houder in de arm 3
tot u een klik hoort. Controleer of het blad
goed is vergrendeld.
Om de ruitenwisserbladen terug te zetten in
de onderste stand terug moet u controleren
of de ruitenwisserbladen zijn neergeklapt op
de voorruit. Zet vervolgens de 1 schakelaar
in stand A (één wisbeweging): de ruitenwis-
serbladen klappen dan in de motorkap bij
het aanzetten van het contact.
B
3
4
2
balais d’essuie-vitres .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres
balais ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.22
NLD_UD57776_1
Balais d’essuie-vitres (X10 - Renault)
RUITENWISSERBLADEN (2/2)
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen en de voorruit regel-
matig met water en zeep;
gebruik ze niet op een droge voorruit;
maak ze los van de voorruit als ze
lange tijd niet zijn gebruikt.
Controleer als het vriest,
voordat u wegrijdt, of de ruiten-
wisserbladen niet aan de ruit
zijn vastgevroren. De wisser-
motor kan hierdoor te warm worden.
Controleer regelmatig de wisserbla-
den.
Zodra hun werking afneemt, moet u
ze vervangen, ongeveer elk jaar.
Bij het vervangen van het blad, let bij het
verwijderen van het blad op, dat u hem
niet op de ruit laat vallen: u zou de ruit
kunnen breken.
5
6
C
Ruitenwisserblad achter 5
Met de schakelaar in ruststand (uitgescha-
keld):
til de ruitenwisserarm 6 op;
Kantel het achterste ruitenwisserblad 5
(beweging C) tot het loskomt.
Maak het achterste ruitenwisserblad 5
los door eraan te trekken.
Bij het monteren
Monteer het ruitenwisserblad in omgekee-
rde volgorde van losmaken. Controleer of
het blad goed is vergrendeld.
Voordat u het blad van de ach-
terste ruitenwisser vervangt,
moet u nagaan of de schake-
laar in ruststand staat (uitge-
schakeld is).
Verwondingsgevaar.
remorquage
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage
en cas de panne d’énergie ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux de remorquage ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.23
NLD_UD66782_2
Remorquage (X10 - Renault)
Remorquage, dépannage
Soorten pechverhelping
Bij energiepech
In geval van een volledig ontladen tractiebat-
terij is iedere vorm van slepen toegestaan:
slepen op een laadplateau of slepen op
de weg met behulp van het sleepoog (zie
de volgende pagina’s). Het is van essentieel
belang om pas ongeveer 5 minuten na het
vergrendelen van de portieren te beginnen
met slepen.
Elk ander geval van pech
Enkel slepen op een laadplateau is toe-
gestaan.
SLEPEN, PECH (1/3)
Voordat u gaat slepen moet u de stuurkolom
ontgrendelen: zet, met de kaart in het inte-
rieur, de versnellingshendel in stand N en
druk gedurende ongeveer twee seconden
op de startknop.
Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen
inzake pechverhelping.
Slepen op een laadplateau
Pechverhelping dient uitsluitend op een
laadplateau te gebeuren in alle gevallen be-
halve bij energiepech (volledige ontlading
van de tractiebatterij). Raadpleeg volgende
pagina’s bij energiepech.
5.24
NLD_UD66782_2
Remorquage (X10 - Renault)
SLEPEN, PECH (2/3)
Bij energiepech: slepen
Bij volledige ontlading van de tractiebatterij:
Het controlelampje 2 knippert
geel.
het indicatielampje 1 geeft een lege bat-
terij aan.
Het is mogelijk om te slepen op een laad-
plateau of om de auto te slepen met behulp
van een sleeppunt volgens de aanwijzingen
hieronder.
Voordat u gaat slepen, ontgrendelt de stuur-
kolom: zet met de kaart in het interieur de
hendel 4 in stand N en druk gedurende on-
geveer twee seconden op de startknop van
de motor.
De stuurkolom ontgrendelt, de accessoires
van de auto hebben voeding, en u kunt de
verlichting van de auto gebruiken (remlich-
ten, alarmknipperlichten, enz.). u kunt de
verlichting van de auto gebruiken (alarm-
knipperlichten, remlichten, enz.). In het
donker moet de auto verlicht zijn.
Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen
inzake het slepen.
Druk na het slepen twee keer kort op de
startknop van de motor (risico van het ontla-
den van de 12 V-accu).
Als de motor niet draait, werkt
de stuurbekrachtiging niet
meer.
1
2
5.25
NLD_UD66782_2
Remorquage (X10 - Renault)
SLEPEN, PECH (3/3)
Toegang tot het sleeppunt
Gebruik uitsluitend het voorste sleep-
oog 3.
Dit sleeppunt mag alleen gebruikt worden
om de auto mee te slepen en in geen geval
om de auto direct of indirect aan op te hijsen.
Maak het kapje 5 los door een plat gereed-
schap onder het kapje te steken.
Zet de sleephaak 4 helemaal vast met de
hand tot de haak stopt. Vergrendel de haak
vervolgens met de hendel.
Gebruik alleen de sleephaak 4 en de hendel
in de gereedschapsset onder de mat van de
bagageruimte. 5.2.
Opmerking: gebruik nooit een beschadigd
sleepoog.
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen.
Klem na gebruik het gereedschap weer
goed vast in de gereedschapset en berg
deze correct op in zijn houder: risico van
verwonding.
Risico van verwonding.
4
3
5
Laat de kaart in de auto tijdens
het slepen.
Risico van blokkeren van de
stuurkolom.
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.26
NLD_UD65511_2
Anomalies de fonctionnement (X10 - Renault)
Anomalies de fonctionnement
STORINGEN (1/4)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De tractiebatterij kan niet worden opgela-
den.
Het waarschuwingslampje van de oplaad-
klep knippert rood.
De buitentemperatuur is minder dan
-26 °C.
Laad uw auto weer op een gematigde plek op.
Indien nodig 5.23.
Er is geen stroom op de wandcontact-
doos of de kabel is niet goed op het
gewone stopcontact aangesloten.
Laat uw installatie controleren (hoofdschakelaar,
programmeerapparaat...).
Controleer de aansluitingen (laadcontact, enz.).
1.8.
Het snoer is beschadigd. Raadpleeg een merkdealer om het te vervangen.
De tractiebatterij kan niet worden opgela-
den.
Het waarschuwingslampje van de oplaad-
klep knippert blauw.
Het laadsnoer is niet correct op de auto
aangesloten.
Sluit de laadkabel goed aan op de auto. 1.8.
De programmatie van de airconditioning
werkt niet.
Er is niet aan een van de gebruiks-
voorwaarden voldaan (de tractiebatterij
wordt niet opgeladen ...).
3.11.
5.27
NLD_UD65511_2
Anomalies de fonctionnement (X10 - Renault)
STORINGEN (2/4)
STORINGEN MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht die u
moet zetten op het stuurwiel om de wielen te draaien.
Probleem met de elektrische bekrach-
tigingsmotor.
Storing in het hulpsysteem.
Raadpleeg een merkdealer.
De kaart kan geen portieren ontgren-
delen of vergrendelen.
Batterij van de card leeg. Vervang de accu of laat deze vervangen. U kunt nog
steeds uw auto vergrendelen/ontgrendelen en starten.
1.32 en 2.2.
Gebruik van apparaten die op dezelfde
frequentie als de afstandsbediening
werken (mobiele telefoon, enz.).
Stop met het gebruik van de apparaten of gebruik de
sleutel die in de kaart is ingebouwd 1.8.
De auto bevindt zich in een sterk elek-
tromagnetisch veld.
Ontladen 12 V-hulpaccu.
Gebruik de sleutel die in de kaart is ingebouwd 1.8.
Het bericht “Kaart dichtbij START +
drukken” verschijnt op het instrumen-
tenpaneel.
De kaartaccu is leeg of de kaart is niet
synchroon.
Controleer de accustatus van de kaart of plaats de kaart
in het gebied 2.2 dat hiervoor is bedoeld.
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Draai het stuurwiel terwijl u drukt op de startknop van
de motor. 2.2.
5.28
NLD_UD65511_2
Anomalies de fonctionnement (X10 - Renault)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning. Als deze
goed is, laat de staat van de banden dan door
een merkdealer controleren.
De ruitenwissers werken niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Zekering ruitenwisser voor doorgebrand. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering ruitenwisser achter doorgebrand (in-
terval, rustcontact).
Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.17.
Motor defect. Raadpleeg een merkdealer.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand. Vervang de lamp of laat deze vervangen.
De knipperlichten
werken niet meer.
Aan één kant: Lamp doorgebrand. Vervang de lamp of laat deze vervangen.
Aan twee kanten: zekering doorgebrand; Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.17.
knipperautomaat defect. Te vervangen: raadpleeg een merkdealer.
STORINGEN (3/4)
5.29
NLD_UD65511_2
Anomalies de fonctionnement (X10 - Renault)
STORINGEN (4/4)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De koplampen
werken niet meer.
Aan één kant: lamp doorgebrand; Vervang de lamp of laat deze vervangen.
draad los of stekker niet goed aangesloten. Controleer en sluit de draad of stekker aan.
Aan tweekanten: circuit met zekering. Controleer en vervang deze indien nodig.
De koplampen blijven branden. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Condens in de koplampen of achterlichten. Dit is geen defect. Condens in de verlichting
is een normaal verschijnsel dat wordt veroor-
zaakt door variaties in temperatuur en voch-
tigheid.
Als de lichten branden verdwijnt het snel.
5.30
NLD_UD57789_1
Filler NU (X10 - Renault)
6.1
NLD_UD67327_3
Sommaire 6 (X10 - Renault)
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatjes auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Identificatieplaatje motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Motorkenmerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Onderdelen en reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.6
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.7
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.13
6.2
NLD_UD57780_1
Plaques d’identification véhicule (X10 - Renault)
Plaques d’identification véhicule
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO
A
B
A
De gegevens op het constructeursplaatje
moeten bij eventuele klachten en bij het
bestellen van onderdelen altijd worden
vermeld.
Constructeursplaatje A
1 Naam van de fabrikant.
2 Nummer van communautair ontwerp of
registratienummer.
3 Identificatienummer.
Afhankelijk van de auto wordt deze
informatie herhaald op de marke-
ring B.
4 MMAC (max. toegelaten totaalmassa).
5 Max. toegelaten treinmassa: auto met
aanhanger.
6 MMTA (max. toegelaten massa) geme-
ten onder de vooras.
7 Max. toegelaten massa gemeten onder
de achteras.
8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul-
lende inschrijvingen.
9 Laknummer (kleurcode).
7
8
9
6
5
4
3
2
1
caractéristiques moteurs ...........................
(page courante)
6.3
NLD_UD57781_1
Plaques d’identification moteur (X10 - Renault)
Plaque d’identification moteur
Caractéristique moteur
IDENTIFICATIEPLAATJES MOTOR/MOTORKENMERK
De gegevens op het constructeursplaatje
of de sticker A moeten bij corresponden-
tie en bij het bestellen van onderdelen
altijd worden vermeld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Motornummer.
A
2
3
1
Motorkenmerk
Type motor. 5AGEN3
A
masses ......................................................
(page courante)
6.4
NLD_UD57782_1
Masses (X10 - Renault)
Masses
MASSA’S (in kg)
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de
merkdealer.
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje 6.2.
Aanhangwagenmassa geremd Verboden
Aanhangwagenmassa ongeremd Verboden
Maximale kogeldruk op trekhaak Verboden
Toegelaten dakbelasting inclusief dragende delen Verboden
6.5
NLD_UD57783_1
Dimensions (X10 - Renault)
Dimensions
AFMETINGEN (in meters)
0,839 2,588 0,657 1,511
4,084
1,562*
1,510
1,945
* Onbelast
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pièces de rechange ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.6
NLD_UD57784_1
Pièces de rechange et réparations (X10 - Renault)
Pièces de rechange et réparations
De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on-
derdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een
merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
ONDERDELEN EN REPARATIES
justificatifs d’entretien ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.7
NLD_UD57785_1
Justificatif d’entretien (X10 - Renault)
Justificatifs d’entretien
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
VIN: ..................................................................................
ONDERHOUDSCOUPONS (1/6)
6.8
NLD_UD57785_1
Justificatif d’entretien (X10 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (2/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.9
NLD_UD57785_1
Justificatif d’entretien (X10 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (3/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.10
NLD_UD57785_1
Justificatif d’entretien (X10 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (4/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.11
NLD_UD57785_1
Justificatif d’entretien (X10 - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (5/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.12
NLD_UD57785_1
Justificatif d’entretien (X10 - Renault)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
ONDERHOUDSCOUPONS (6/6)
contrôle anticorrosion ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.13
NLD_UD57786_1
Contrôle anticorrosion (X10 - Renault)
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE (1/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.14
NLD_UD57786_1
Contrôle anticorrosion (X10 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (2/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.15
NLD_UD57786_1
Contrôle anticorrosion (X10 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (3/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.16
NLD_UD57786_1
Contrôle anticorrosion (X10 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (4/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.17
NLD_UD57786_1
Contrôle anticorrosion (X10 - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (5/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van:
Stempel
Datum reparatie:
6.18
NLD_UD57787_1
Filler NU (X10 - Renault)
7.1
FRA_UD67328_3
Index (X10 - Renault)
12
12 V-accu
onderhoud ........................................................................ 4.6 – 4.7
A
aangesloten services ....................................................................... 1.3
aanvullende bevestigingsmiddelen
bescherming zijkant ................................................................ 1.50
bij de autogordels achterin .......................................... 1.43 → 1.49
bij de autogordels voorin ............................................. 1.43 → 1.48
aanvullende bevestigingsmiddelen...........................1.43 → 1.48, 1.51
aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .............1.43 → 1.51
aanwijzers:
buitentemperatuur ................................................................... 1.93
richtingaanwijzers ........................................................... 1.97, 5.10
ABS ...................................................................................2.28 → 2.32
accessoireaansluiting .................................................................... 3.21
accessoires.................................................................................... 5.20
accu ........................................................................................ 0.8, 1.75
achterbank
gebruiksmogelijkheden ........................................................... 3.23
achterbank ............................................................................ 1.41, 3.23
achterklep .................................................................. 1.22 – 1.23, 3.26
achteruitrijcamera ............................................................... 2.65 – 2.66
achteruitrijradar..................................................................2.61 → 2.64
achteruitversnelling
inschakelen .....................................................................2.5 → 2.7
actieradius van de auto .....................................................2.13 → 2.17
actieradius van de tractiebatterij ........................................2.13 → 2.15
actieve noodstop ...............................................................2.21 → 2.27
afstandsbediening
card .............................................................................. 1.22 – 1.23
kaart ............................................................................. 1.22 – 1.23
Afstellen ............................................................................. 1.90 → 1.92
afstellen van de juiste zithouding................................................... 1.38
airbag
activeren passagiersairbags voorin ......................................... 1.68
uitschakeling passagiersairbag voor ....................................... 1.66
airbag..........................................................................0.6, 1.43 → 1.51
airconditioning .................................................3.4 → 3.10, 3.13 – 3.14
alarmknipperlichten ............................................................ 1.97 – 1.98
antiblokkeersysteem: ABS .................................................2.28 → 2.32
anticorrosiebescherming ................................................................. 4.9
armsteun
voorin ...................................................................................... 3.19
asbak ............................................................................................. 3.21
autogordels ....................................0.6, 1.38 → 1.48, 1.50 – 1.51, 1.75
automatische parkeerrem ........................................... 2.8 → 2.11, 2.60
automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ..................... 1.35
automatische transmissie (gebruik) ................................................ 2.11
B
bagageafdekplaat .......................................................................... 3.25
bagageruimte.................................................. 1.22 – 1.23, 3.25 – 3.26
banden............................................... 0.2, 2.18 → 2.20, 4.8, 5.6 → 5.9
bandenspanning ........................................... 0.7, 2.18 → 2.20, 4.8, 5.7
bandenspanning-controlesysteem.....................................2.18 → 2.20
batterij 12 volt ........................................................1.2 → 1.6, 4.6 – 4.7
bedieningselementen
portieren/kleppen ........................................................1.24 → 1.28
bedieningsorganen ..................................................... 0.4, 1.70 → 1.77
bestuurdersondersteuning ................... 0.5, 2.21 → 2.27, 2.33 → 2.50,
2.67 → 2.71
bevestigingsmiddelen voor kinderen .................................1.52 → 1.68
bevestigingssysteem voor kinderen ..................................1.52 → 1.68
Binnen rijstrook blijven: hulpsysteem ................................2.37 → 2.41
binnenlicht ................................................................. 3.17, 5.13 – 5.14
boodschappen op het instrumentenpaneel ...1.81 → 1.89, 2.8 → 2.11,
2.60
boordcomputer .........................................................1.81 → 1.89, 1.91
buitentemperatuur .............................................................. 1.93 – 1.94
C
card ...............................................................1.22 – 1.23, 1.30 → 1.34
claxon ............................................................................................ 1.97
claxon en lichtsignaal .................................................................... 1.97
commando’s ...............................................................0.4, 1.70 → 1.73
configuratiemenu ............................................................... 1.90 → 1.92
controlelampjes .............................................1.74 → 1.77, 1.81 – 1.82
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/5)
7.2
FRA_UD67328_3
Index (X10 - Renault)
D
dashboard...................................................................0.4, 1.70 → 1.73
dashboardkastje ............................................................................ 3.20
display .........................................1.70 – 1.71, 1.74 → 1.80, 2.62, 3.28
dode hoek: waarschuwing ................................................. 2.42 → 2.46
dodehoekwaarschuwing .................................................... 2.42 → 2.46
dynamische rijcontrole: ESC .............................................2.28 → 2.32
E
ECO-modus ................................................................................... 2.15
econometer........................................................................... 1.79, 2.13
ECO-rijden ......................................................................... 2.13 → 2.15
ECO-werkingsmodus..................................................................... 2.15
elektrisch circuit 400 volt .......................................................1.2 → 1.6
elektrische auto
actieradius van de auto ................................................ 2.16 – 2.17
belangrijke aanbevelingen ........................................................ 1.7
geluid ......................................................................................... 1.6
laden .............................................................................1.8 → 1.19
presentatie ......................................................................1.2 → 1.6
rijden ..................................................................... 1.6, 2.16 – 2.17
energie
actieradius ................................................................... 2.13 → 2.15
besparing ................................................................................ 2.16
ECO-modus ............................................................................ 2.15
econometer (functie) ............................................................... 2.13
energiebesparing ...............................................................2.13 → 2.17
energieterugwinning ...................................................................... 2.16
energieverbruik ..............................................1.78 → 1.80, 2.16 – 2.17
ESC: dynamische rijcontrole .............................................2.28 → 2.32
extra portiervergrendeling.............................................................. 1.29
G
gegevens van de motor ................................................................... 6.3
geïntegreerde bediening van handsfree telefoon .......................... 3.28
geluidssignaal ................................................. 1.30 – 1.31, 1.97, 1.101
gereedschap .................................................................................... 5.2
gordelspanners
autogordels voorin .......................................................1.43 → 1.48
gordelspanners ..................................................................1.43 → 1.49
H
handrem ................................................................................. 2.8, 2.60
handsfree kaart: batterij ............................................. 5.15 – 5.16, 5.16
handsfree kaart: gebruik .......................1.24 → 1.28, 5.15 – 5.16, 5.16
hoedenplank .................................................................................. 3.24
hoofdsteunen ................................................................................. 3.22
I
identificatie van de auto ................................................................... 0.7
identificatieplaatjes auto .................................................................. 0.7
informatie en algemene tips
welkom in uw auto ..................................................................... 0.1
inrichting ............................................................................3.18 → 3.20
instellingen
configuratiemenu .........................................................1.90 → 1.92
instrumentenpaneel ...0.4, 1.74 → 1.89, 1.91 – 1.92, 1.98, 2.8 → 2.11,
2.60
interieur............................................................................................ 0.3
interieurbekleding
onderhoud .................................................................... 4.12 – 4.13
K
kaart
extra portiervergrendeling ....................................................... 1.29
gebruik ..................................................... 1.22 – 1.23, 1.27 – 1.28
hands-free .................................................................... 1.27 – 1.28
motor start niet in hands-free stand ............................1.32 → 1.34
noodkaartsleutel .......................................................... 1.32 → 1.34
portieren vergrendelen/ontgrendelen ...................................... 1.29
storingen .....................................................................1.32 → 1.34
kaart: batterij .............................................................. 5.15 – 5.16, 5.16
kaart: gebruik ................................................................................. 1.29
kaartleeslampje ............................................................................. 3.17
kinderen .................................................. 0.3, 1.30 – 1.31, 1.52 → 1.54
kinderen (veiligheid) ........................................................... 3.15 – 3.16
kinderen vervoeren ............................................................1.52 → 1.68
kinderveiligheid ............0.3, 1.29, 1.31, 1.48, 1.52 → 1.68, 3.15 – 3.16
kinderzitjes.........................................................................1.52 → 1.65
klokje .................................................................................. 1.93 – 1.94
knipperlichten ....................................................................... 1.97, 5.10
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/5)
7.3
FRA_UD67328_3
Index (X10 - Renault)
koelvloeistof ..................................................................................... 4.4
koplampen
verstellen ............................................................................... 1.104
koplampen elektrisch verstellen .................................................. 1.104
koplampsproeiers ........................................................................ 1.106
L
lak
onderhoud ..................................................................... 4.9 → 4.11
lampen
vervangen ..............................................................0.9, 5.11 – 5.12
lekke band ....................................................................................... 0.9
lichten:
achteruitrijlichten ......................................................................5.11
alarmknipperlichten ................................................................. 1.97
dimlichten .............................................................. 1.74, 1.98, 5.10
grootlicht .............................................................. 1.74, 1.101, 5.10
kentekenverlichting ................................................................. 5.12
markeringslichten ............................................................1.98, 5.11
mistlichten ............................................................1.74, 1.103, 5.11
regeling ................................................................................. 1.104
remlichten .................................................................................5.11
richtingaanwijzers ........................................1.74, 1.97, 5.10 – 5.11
zijknipperlichten ....................................................................... 5.12
lichtsignaal ..................................................................................... 1.97
luidsprekers
plaats ....................................................................................... 5.19
M
make-up spiegels .......................................................................... 3.17
massa’s ........................................................................................... 6.4
menu persoonlijke instellingen van de auto.......................1.90 → 1.92
meters............................................................................................ 2.44
meters:
instrumentenpaneel. ........................1.74 → 1.82, 2.8 → 2.11, 2.60
milieu ....................................................................................... 2.12
Motor
toegang tot de motor ................................................................. 0.8
motorkap................................................................................. 4.2 – 4.3
multifunctiescherm....................................................... 2.24, 2.43, 2.48
multimedia (uitrusting) ................................................................... 3.28
multimedia uitrusting.................................................... 1.90, 3.28, 5.19
N
navigatie ........................................................................................ 3.28
navigatiesysteem ........................................................................... 3.28
noodstopbekrachtiging ......................................................2.28 → 2.32
noodstopbekrachtiging: BAS .............................................2.21 → 2.32
O
onderdelen....................................................................................... 6.6
onderhoud:
carrosserie .................................................................... 4.9 → 4.11
interieurbekleding ......................................................... 4.12 – 4.13
mechanisch ................................................... 4.2 – 4.3, 6.7 → 6.12
onderhoudscoupons ............................................................ 6.7 → 6.12
ontgrendelen van de portieren.......................1.22 – 1.23, 1.32 → 1.35
opbergruimtes....................................................................3.18 → 3.20
openen van de portieren....................................................1.30 → 1.35
openen/sluiten
bagageruimte ..............................................................1.24 → 1.28
open dak .....................................................................1.24 → 1.28
portieren ...................................................................... 1.24 → 1.28
openen/sluiten
portieren ...................................................................... 1.30 → 1.34
oplaadklep ..................................................................... 1.8 → 1.19
oplaadsnoer .........................................................................1.8 → 1.21
oplaadstopcontact ............................................. 1.2 → 1.6, 1.8 → 1.19
opslag/organisatie ........................................................................... 0.3
P
Park Assist ......................................................................... 2.67 → 2.71
parkeerhulp....................................................1.91 – 1.92, 2.61 → 2.66
parkeerhulp: Park Assist ................................................... 2.67 → 2.71
parkeerrem ................................................................. 2.8 → 2.11, 2.60
pechhulp ......................................................................................... 0.9
peilen
remvloeistof ............................................................................... 4.5
ruitensproeierreservoir .............................................................. 4.5
peilen ............................................................................................... 0.8
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/5)
7.4
FRA_UD67328_3
Index (X10 - Renault)
peilen:
koelvloeistof .............................................................................. 4.4
persoonlijke instellingen van de auto ................................1.90 → 1.92
plaatwerkcontrole ..............................................................6.13 → 6.17
pompset voor de banden .......................................................5.3 → 5.5
portieren ................................................ 1.30 – 1.31, 1.35, 1.90 – 1.91
portieren ...........................................................................1.24 → 1.28
portieren / achterklep .........................................................1.22 → 1.35
portieren vergrendelen ..................................1.22 → 1.35, 1.90 – 1.91
portieren vergrendelen/ontgrendelen
portieren .................................................................................. 1.29
portieren vergrendelen/ontgrendelen ............1.22 – 1.23, 1.30 → 1.34
portiervergrendeling..........1.22 – 1.23, 1.29, 1.32 → 1.35, 1.90 – 1.91
praktische tips..................................................................... 2.16 – 2.17
programmeren van de verwarming, airconditioning ............3.11 – 3.12
programmeren van het opladen ......................................... 1.20 – 1.21
R
radio............................................................................................... 3.28
radio inbouwen .............................................................................. 5.19
radiovoorbereiding ......................................................................... 5.19
remvloeistof ..................................................................................... 4.5
reservoir
ruitensproeier ............................................................................ 4.5
rijden .............0.5, 1.90 – 1.91, 2.2 → 2.11, 2.16 → 2.46, 2.51 → 2.64,
2.67 → 2.71
rijhulp ...........0.5, 1.91 – 1.92, 2.21 → 2.27, 2.33 → 2.50, 2.67 → 2.71
rijpositie
instellingen ..................................................0.3, 1.38 → 1.42, 1.95
Rijstrookassistent ..............................................................2.37 → 2.41
rijtips ..................................................................................2.13 → 2.17
rijverlichting.............................................. 1.22 – 1.23, 1.91, 1.98, 5.10
ruitbediening. ...................................................................... 3.15 – 3.16
ruiten................................................................................................ 0.2
ruitensproeiers ........................................................ 1.105 → 1.111, 4.5
ruitenwisser
bladen ................................................................. 5.21 – 5.22, 5.22
ruitenwisser ................................................................... 1.105 → 1.111
ruitenwisser/-sproeier ................................ 1.90 – 1.91, 1.105 → 1.111
ruitenwisserbladen.............................................. 0.9, 5.21 – 5.22, 5.22
S
schakelen ..............................................................................2.5 → 2.7
schoonmaken:
binnenkant auto ............................................................ 4.12 – 4.13
signaal
geluid ....................................................................................... 1.97
licht .......................................................................................... 1.97
signalen verlichting .......................................................... 1.98 → 1.104
sjorringen ............................................ 1.55 → 1.57, 1.63 → 1.65, 3.27
sleepogen ................................................................... 5.2, 5.23 → 5.25
slepen
bij lege batterijen ......................................................... 5.23 → 5.25
pechhulp ......................................................................5.23 → 5.25
slepen .............................................................................................. 0.9
sluiten van de portieren .................................1.22 – 1.23, 1.30 → 1.35
snelheidsalarm ..................................................................2.47 → 2.50
snelheidsbegrenzer ..................................................1.75, 2.51 → 2.54
snelheidsregelaar .....................................................1.75, 2.51 → 2.59
snelheidsregelaar/-begrenzer ............................................2.51 → 2.59
spiegels .................................................................................. 0.2, 1.69
spoiler ............................................................................................ 3.26
starten....................................................................................2.2 → 2.4
starten van de motor..............................................................2.2 → 2.4
startschakelaar ........................................................... 2.8 → 2.11, 2.60
stilzetten van de motor ........................................ 2.4, 2.8 → 2.11, 2.60
stoelen ............................................................................................. 0.3
storingen ............. 1.35, 1.45, 1.88, 2.11, 2.35, 2.40, 2.50, 5.26 → 5.29
stuurbekrachtiging ......................................................................... 1.96
stuurwiel
verstellen ...................................................................... 1.95 – 1.96
T
tank
koelvloeistof .............................................................................. 4.4
remvloeistof ............................................................................... 4.5
technische gegevens ....................................................................... 6.6
telefoon .......................................................................................... 3.28
temperatuurregeling ............................................................3.4 → 3.10
tijd ....................................................................................... 1.93 – 1.94
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/5)
7.5
FRA_UD67328_3
Index (X10 - Renault)
toegang
auto ......................................................................0.2, 1.22 → 1.34
tractiebatterij ....................................................................1.2 → 1.6
tractiebatterij opladen ..........................................................1.8 → 1.19
tractiecontrole .................................................................... 2.28 → 2.32
U
uitschakelen passagiersairbag voorin ........................................... 1.66
uitschakelvertraging.......................................................... 1.101, 1.104
V
van geluidssignaal
alarmwaarschuwing portier vergeten te sluiten ....................... 1.31
herinneringssignaal verlichting ................................................ 1.31
veiligheid inzittenden ....................................................................... 0.6
veiligheidsvoorzieningen zijkant .................................................... 1.50
ventilatie ..............................................................................3.4 → 3.10
ventilatieroosters .................................................................... 3.2 – 3.3
vergrendelen.................................................................................. 1.39
verkeersbordherkenning: snelheidsalarm..........................2.47 → 2.50
verlichting
binnenkant ........................................................... 3.17, 5.13 – 5.14
buitenkant ...........................................................0.2, 1.98 → 1.103
instrumentenpaneel ................................................................. 1.98
verlichting op afstand .............................................................. 1.23
verlichting:
uitschakelvertraging ..................................................... 1.90 – 1.91
versnellingsbediening ............................................................ 2.5 → 2.7
versnellingshendel .................................................................2.5 → 2.7
verstellen van de koplampen ....................................................... 1.104
verstellen van de voorstoelen ............................................. 1.36 – 1.37
vervangen van een lamp .....................................................5.11 – 5.12
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte ...................................................... 3.26 – 3.27
verwarmd stuur .............................................................................. 1.95
verwarming .......................................................................... 3.4 → 3.13
verwarming, airconditioning: programmeren ..............2.17, 3.11 – 3.12
voertuigidentificatienummer (VIN) ................................................... 0.7
voorstoelen
met handmatige bediening ...................................................... 1.36
verstellen ..................................................................... 1.36 → 1.42
W
waarneming van voertuigen ..............................................2.21 → 2.27
waarneming van voetgangers ...........................................2.21 → 2.27
waarschuwing
voetgangersclaxon .................................................................... 1.6
waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook .................. 2.33 → 2.41
wassen ................................................................................ 4.9 → 4.11
weergave van elektrische auto
belangrijke aanbevelingen ........................................................ 1.7
welkom in uw auto .......................................................................... 0.1
wieldopsleutel .................................................................................. 5.2
wielen (veiligheid) .................................................................. 5.6 → 5.9
Z
zekeringen ................................................................... 0.9, 5.17 – 5.18
zonneklep ...................................................................................... 3.17
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/5)
FRA_UD67328_3
Index (X10 - Renault)
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60
NU 1304-3 – 99 91 057 21S – 06/2020 – Edition néerlandaise
à999105721Sòêñä FL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296

Renault Nieuwe Zoe Handleiding

Type
Handleiding