Renault Kangoo Handleiding

Type
Handleiding
KANGOO
instructieboekje
Profiteer van de geavanceerde technologie uit de autosport dankzij het speciaal door Renault en
Castrol ontwikkelde assortiment motoroliën dat garant staat voor optimale prestaties en een lange
levensduur van uw Renault.
renault.comAanbevolen door Renault
Castrol,
exclusieve
partner van
Renault
bienvenue à bord de votre véhicule ..........
(page courante)
information et conseils généraux
bienvenue à bord de votre véhicule .....
(page courante)
0.1
NLD_UD65120_1
Bienvenue (XFK - Renault)
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de constructeur van de auto.
Welkom aan boord van uw auto
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is af-
hankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
De schema’s in de gebruikershandleiding zijn voorzien van voorbeelden.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
De volgende symbolen kunnen u helpen:
en Deze verschijnen in de auto en geven aan dat u de handleiding moet raadplegen voor informatie over en/of beperkingen voor
handelingen met betrekking tot de uitrusting van uw auto.
Overal in de handleiding verwijst een overdracht naar een pagina.
dit duidt overal in het instructieboekje op een risico, een gevaar of een veiligheidsadvies.
accès
véhicule ................................................
(page courante)
éclairage
extérieur ...............................................
(page courante)
vitres ..........................................................
(page courante)
pneumatiques ............................................
(page courante)
trappe
à carburant ...........................................
(page courante)
rétroviseurs ................................................
(page courante)
0.2
NLD_UD81307_2
Exterieur (XFK - Renault)
BUITENKANT
Elektrische ruiten 3.20
Wissen voorruit 1.161 en 1.165
Ontwasemen 3.5 en 3.9
Verlichting: werking 1.153
Verlichting: vervangen 5.16 L Tanken van brandstof 1.167
De banden 5.13
Onderhoud van de carrosserie 4.14
Spiegels 1.145
Sleutel/afstandsbediening 1.2
card 1.7
portieren vergrendelen, ontgren-
delen 1.33
Dakdragers 3.72
sièges ........................................................
(page courante)
rangements/aménagements ......................
(page courante)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(page courante)
enfants .......................................................
(page courante)
0.3
NLD_UD82620_2
Habitacle (XFK - Renault)
INTERIEUR
De juiste zithouding 1.47
Op de voorplaats(en) 1.38
Hoofdsteunen voor 1.37
Voor de veiligheid van de kinde-
ren 1.67
Opbergruimtes, indeling interieur 3.27
Vervoer van bagage 3.67
Tafeltje 3.60
Bagage-afdekplaat 3.61
Hoofdsteun achter 3.37
Achterbank 3.40
Plaatsen achter 3.42
poste de conduite ......................................
(page courante)
planche de bord .........................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
0.4
NLD_UD75294_3
Poste de conduite (XFK - Renault)
BESTUURDERSPOSITIE
Instrumentenpaneel
1.118
Knop voor het starten/stop-
pen van de motor 2.5
Knoppen boordcomputer
1.129
Snelheidsbegrenzer 2.96
Snelheidsregelaar 2.100
Adaptieve snelheidsregelaar
2.105
Assistent voor snelwegen en
files 2.119
Ontgrendelen van de motor-
kap 4.2
Verlichting buitenkant 1.153
Afstellen van het stuurwiel
1.144
Startschakelaar met sleutel
2.4
Verwarming-/
Airconditioningsysteem
3.5
Multimediascherm 3.17
Versnellingshendel. 2.16
2.152
handrem 2.16
Verwarmde stoel(en) 1.38
Draadloze lader -
Inductieladen 3.27
Elektronische parkeerrem.
2.17
aides à la conduite.....................................
(page courante)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
0.5
NLD_UD78347_3
Aides à la conduite (XFK - Renault)
RIJHULPSYSTEMEN
ABS (antiblokkeersysteem)
ESC (elektronische stabiliteitscontrole)
Rembekrachtiging
Hulp bij wegrijden op een helling
Hulp bij het rijden met aanhangwagen
Tractiecontrole - Extended grip
2.42
Stop and Start 2.8
Waarschuwing bij verlies van ban-
denspanning 2.31
Snelheidsbegrenzer 2.96
Lane departure warning 2.48
Dodehoekwaarschuwing 2.59
Detectie van verkeersborden
2.92
Snelheidsregelaar 2.100
Parkeerhulp 2.135
Achteruitrijcamera 2.143
Parkeerhulp 2.147
Waarschuwing veiligheidsafstand 2.69
Controlesysteem bandenspanning
2.37
Rijstrookassistent 2.53
Geavanceerde veiligheid 2.73
Camerabeeld achter 1.149
Waarschuwing vermoeidheidsdetectie
2.90
Adaptieve snelheidsregelaar 2.105
Assistent voor snelwegen en files
2.119
airbags ......................................................
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
0.6
NLD_UD65125_1
Sécurité à bord (XFK - Renault)
VEILIGHEID IN DE AUTO
Voorste Airbags 1.58
Zijdelingse Airbags 1.65
Autogordels 1.47
ZijruitAirbags 1.65
Deactiveren van de passa-
giersairbag voorin 1.110
identification du véhicule ...........................
(page courante)
plaques d’identification véhicule ................
(page courante)
plaques d’identification moteur ..................
(page courante)
numéro d’identification véhicule (VIN) .......
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
0.7
NLD_UD75295_3
Identification (XFK - Renault)
EEN AUTO IDENTIFICEREN - ETIKETTEN
Identificatie van de motor
6.4
Beoordeling van een voertuigidentifica-
tienummer 6.2
Bandenspanningsetiketten 4.10
2.31 2.37
Identificatieplaatje 6.2
Technische informatie voor
de hulpdiensten 6.3
niveaux ......................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
0.8
NLD_UD65127_1
Compartiment moteur (XFK - Renault)
DE MOTORRUIMTE (periodiek onderhoud)
Motorkap openen 4.2
Koelvloeistof 4.7
Dop motoroliereservoir 4.5
Peilstaaf motorolie 4.4
Ruitensproeiervloeistof 4.7 remvloeistof 4.7
Accu: 4.12
dépannage ................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitre ...................................
(page courante)
crevaison ...................................................
(page courante)
fusibles ......................................................
(page courante)
remorquage ...............................................
(page courante)
0.9
NLD_UD72142_2
Dépannage (XFK - Renault)
PECHHULP
Vervangen van een/de ruitenwisser-
blad(en) voorruit 5.40
Sleeppunt voor 5.42
Vervangen van het ruitenwis-
serblad achter 5.40
Sleeppunt achter 5.42
Zekeringen 5.37
Lekke band:
De gereedschappen
5.8
Reservewiel 5.2
Verwisselen van een
wiel 5.11
Vervangen van de lampen van
de achterlichten 5.18
Vervangen van de lampen van
de koplampen 5.16
0.10
NLD_UD65129_1
Filler NU (XFK - Renault)
0.11
NLD_UD65130_1
Sommaire Général (XFK - Renault)
Ken uw auto  .................................................................
Rijden  ...........................................................................
Comfort  ........................................................................
Onderhoud  ...................................................................
Praktische tips .............................................................
Technische gegevens  .................................................
Alfabetische inhoudsopgave  .....................................
Hoofdstuk
1
INHOUD
2
3
4
5
6
7
0.12
NLD_UD65131_1
Filler NU (XFK - Renault)
1.1
NLD_UD80493_5
Sommaire 1 (XFK - Renault)
Hoofdstuk 1: Ken uw auto
Sleutel, afstandsbediening radio: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . 1.2
Kaart: algemene informatie, gebruik, extra portiervergrendeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.7
Digitale sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.23
Portieren openen en sluiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.27
Portieren vergrendelen, ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.33
Automatische portiervergrendeling tijdens het rijden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.36
Hoofdsteunen, voorstoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.37
Autogordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.47
Aanvullende veiligheidsvoorzieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.58
veiligheidsgordels voor, achter en opzij. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.58
Kinderveiligheid: algemene informatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.67
keuze van de bevestiging van het kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.70
installatie van het kinderzitje, algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.73
Kinderzitjes: bevestiging met de autogordel of met het Isofix-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.75
uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.110
Claxon en lichtsignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.113
Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.114
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.118
displays en meters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.123
boordcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.129
menu voor het personaliseren van de auto-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.139
Klok en buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.142
Stuurwiel, Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.144
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.145
Camerabeeld achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.149
Verlichting en signalen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.153
Afstellen van de koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.159
Ruitenwissers, ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.161
Brandstoftank (brandstof tanken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.167
Reagenstank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.170
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouvrants ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.2
NLD_UD71418_2
Clé, télécommandes à radiofréquence : généralités (XFK - Renault)
4 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel. Om het inzetstuk
vrij te maken van zijn houder, drukt u op
de knop 4, het komt vanzelf naar buiten.
Druk op de knop 4 en begeleid het inzet-
stuk tot in zijn houder.
7 Ontgrendelen van de schuifdeuren aan
de zijkant en de klapdeuren achter.
Clé, télécommande à radiofréquence : généralités, utilisation, supercondamnation
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (1/2)
4
1
2
3
5
Afhankelijk van de auto zijn er twee soorten
sleutel; sleutel A of sleutel B.
Sleutel, afstandsbediening A
1 Vergrendelen van alle portieren.
2 Ontgrendelen van alle portieren.
3 Contactsleutel en sleutel van het bestuur-
dersportier.
4 Vergrendelen/ontgrendelen van het in-
zetstuk van de sleutel. Om het inzetstuk
vrij te maken van zijn houder, drukt u op
de knop 4, het komt vanzelf naar buiten.
Druk op de knop 4 en begeleid het inzet-
stuk tot in zijn houder.
5 Ont-/vergrendelen van alleen de achter-
klep.
4
1
3
7
Sleutel, afstandsbediening B
1 Vergrendelen van alle portieren.
6 Alle portieren ontgrendelen in de modus
Toegang of de voorportieren ontgrende-
len in de Beveiligde modus.
3 Contactsleutel en sleutel van het bestuur-
dersportier. Afstandsbediening B
Er zijn twee manieren om de afstandsbe-
diening te gebruiken: modus Toegang
en Beveiligde modus.
Als u wilt schakelen tussen de gebrui-
kersmodi van de afstandsbediening, ge-
bruikt u het menu Toegang via de boord-
computer of, afhankelijk van de auto, via
het multimediascherm. De standaard-
modus is de modus Toegang.
A B
6
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.3
NLD_UD71418_2
Clé, télécommandes à radiofréquence : généralités (XFK - Renault)
SLEUTEL, FM-AFSTANDSBEDIENING: algemeen (2/2)
Bereik van de FM-afstandsbediening
Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let
er bij het vasthouden van de afstandsbe-
diening op dat de portieren niet per ongeluk
worden vergrendeld of ontgrendeld.
Let op: Als een van de portieren of de ach-
terklep open of niet goed gesloten is, mislukt
het vergrendelen en knipperen de knipper-
lichten en de zijknipperlichten niet.
Radiostoringen
De werking van de afstandsbediening kan
gestoord worden in de omgeving van een
zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur
die werkt op dezelfde frequentie als de af-
standsbediening.
Vervangen, extra sleutel of afstands-
bediening nodig
Ga uitsluitend naar een merkdealer:
het vervangen van een sleutel moet
altijd bij een merkdealer gebeu-
ren, want het systeem moet daarbij
worden gereset met alle sleutels;
afhankelijk van de auto kunt u maxi-
maal vier afstandsbedieningen ge-
bruiken.
Als de afstandsbediening niet werkt:
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is en correct is geplaatst.
De batterijen hebben een levensduur
van ongeveer twee jaar.
De accu vervangen 5.29.
Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze
bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles-
opener, enz.).
Advies
Stel de afstandsbediening niet bloot aan
warmte, koude of vocht.
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande de verrouillage ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé/télécommande à radiofréquence
utilisation ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
trappe à carburant .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes
des portes/ouvrants .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture/ouverture :
du coffre ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.4
NLD_UD71420_2
Clé, télécommandes à radiofréquence : utilisation (XFK - Renault)
Afstandsbediening A
Druk op de knop 2 om alle portieren te ont-
grendelen.
Afstandsbediening B
Druk eenmaal op de knop 4 om:
alle portieren te ontgrendelen in de
modus Toegang;
de voorportieren ontgrendelen in de be-
veiligde modus.
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (1/2)
De zone achterin ontgrendelen
Druk op knop 5 op de afstandsbediening B,
om de schuifdeuren en de klapdeuren achter
te ontgrendelen.
Ontgrendelen van de portieren
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de portie-
ren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
De afstandsbediening A of, afhankelijk van
de auto, de afstandsbediening B vergren-
delt of ontgrendelt de portieren. Deze wordt
gevoed door een batterij die kan worden ver-
vangen. 5.29.
Portieren vergrendelen
Druk op de vergrendelknop 1.
De alarmlichten en zijknipperlichten knip-
peren tweemaal om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld. Bij sommige
voertuigen worden de buitenspiegels auto-
matisch ingeklapt.
Let op: Als een van de portieren of de ach-
terklep open of niet goed gesloten is, mislukt
het vergrendelen en knipperen de knipper-
lichten en de zijknipperlichten niet.
Ontgrendelen/vergrendelen van
alleen de achterklep
Druk op de afstandsbediening A op de
knop 3 om alleen de achterklep te ont-/ver-
grendelen.
A
1
2
3
1
4
5
B
Afstandsbediening B
Er zijn twee manieren om de afstandsbe-
diening te gebruiken: modus Toegang
en Beveiligde modus.
Als u wilt schakelen tussen de gebrui-
kersmodi van de afstandsbediening, ge-
bruikt u het menu Toegang via de boord-
computer of, afhankelijk van de auto, via
het multimediascherm. De standaard-
modus is de modus Toegang.
1.5
NLD_UD71420_2
Clé, télécommandes à radiofréquence : utilisation (XFK - Renault)
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz..
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Afhankelijk van de auto worden de bui-
tenspiegels automatisch in-/uitgeklapt
bij het ver-/ontgrendelen van de auto
1.145.
Terwijl de motor draait, zijn de knoppen
op de afstandsbediening A of, afhanke-
lijk van de auto, op de afstandsbedie-
ning B niet actief.
FM-AFSTANDSBEDIENING: gebruik (2/2)
clés ............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
super condamnation des portes ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé /télécommande
supercondamnation .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande
supercondamnation .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.6
NLD_UD81023_2
Télécommande à radio fréquence : super condamnation (XFK - Renault)
FM-AFSTANDSBEDIENING: extra portiervergrendeling
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
Om de extra
portiervergrendeling in te
schakelen
Drukt u twee keer snel achter elkaar op
knop 1.
Het vergrendelen wordt bevestigd doordat
de alarmknipperlichten en de zijknipperlich-
ten twee keer traag en drie keer snel knip-
peren.
Afhankelijk van de auto worden de buiten-
spiegels automatisch ingeklapt bij het ver-
grendelen van de auto. 1.145.
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Druk op knop 2.
Het ontgrendelen van de portieren ziet u aan
het één keer knipperen van de knipperlich-
ten.
Bijzondere werking: de extra vergrendeling
werkt niet als de knipperlichten of de marke-
ringslichten branden.
1
2
portes/porte de coffre ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé de secours ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : utilisation.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
porte de coffre ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage/déverrouillage des ouvrants
carte .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande
badge ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande
carte .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.7
NLD_UD82623_4
Carte : généralités (XFK - Renault)
Afhankelijk van de auto zijn er twee soorten
kaart; kaart A of kaart B.
A card
1 Ontgrendelen van alle portieren.
2 Vergrendelen van alle portieren.
3 Ont-/vergrendelen van de achterklep of,
afhankelijk van de auto, van het achter-
ste deel (schuifdeuren aan de zijkant en
klapdeuren achter).
4 Op afstand inschakelen van de verlich-
ting.
Carte : généralités, utilisation, supercondamnation
KAART: algemeen (1/4)
B card
4 Op afstand inschakelen van de verlich-
ting.
5 Alle voorportieren ontgrendelen in de
Beveiligde modus of alle portieren ont-
grendelen in de modus Toegang.
2 Vergrendelen van alle portieren.
6 Achterste deel ontgrendelen (schuifdeu-
ren aan de zijkant en klapdeuren achter).
1
2
3
4
5
4
2
6
B card
Er zijn twee manieren om de kaart te ge-
bruiken: modus Toegang en Beveiligde
modus.
Als u wilt schakelen tussen de gebruiks-
modi van de kaart, gebruikt u het menu
Toegang via de boordcomputer of, af-
hankelijk van de auto, via het multime-
diascherm. De standaardmodus is de
Beveiligde modus.
A B
Afhankelijk van de auto hebt u wellicht
een digitale sleutel met alle kaartfunc-
ties.
Als er echter een kaart in het voertuig is
achtergebleven en de portieren zijn ver-
grendeld met de digitale sleutel, zijn alle
kaartfuncties geblokkeerd.
Voor meer informatie 1.23
1.8
NLD_UD82623_4
Carte : généralités (XFK - Renault)
Met de kaart kunt u:
de portieren, de achterklep en de
tankdopklep vergrendelen/ontgrendelen
(raadpleeg de volgende bladzijden);
op afstand inschakelen van de autover-
lichting (zie de volgende pagina’s).
Actieradius
Controleer of de batterij goed en van het
juiste model is, en plaats het correct. De
levensduur is ongeveer twee jaar: moet
worden vervangen als het bericht “Batterij
kaart bijna leeg” op het instrumentenpaneel
wordt weergegeven 5.31.
Bij lege batterij, kunt u de auto altijd
vergrendelen/ontgrendelen en starten.
1.33 2.5.
Bereik van de card
Het bereik van de afstandsbediening wordt
beïnvloed door de omgeving. Let er op dat
de portieren niet per ongeluk worden ver-
grendeld of ontgrendeld doordat u onopzet-
telijk op een knop op de kaart drukt.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
Radiostoringen
De werking van de kaart kan gestoord
worden in de omgeving van een zendinstal-
latie of bij gebruik van apparatuur die werkt
op dezelfde frequentie als de kaart.
Advies
Stel de kaart niet bloot aan warmte,
koude of vocht.
Houd de kaart bij u.
Bewaar de kaart niet op een plek waar
deze verbogen of beschadigd kan raken,
bijvoorbeeld als u op de kaart gaat zitten
als deze in uw achterzak zit.
KAART: algemeen (2/4)
1.9
NLD_UD82623_4
Carte : généralités (XFK - Renault)
KAART: algemeen (3/4)
Vervangen: extra kaart nodig
Als u de kaart verliest of een extra kaart
nodig hebt, kunt u deze bestellen bij een
merkdealer.
Als u een kaart vervangt, moet u met de
auto en alle kaarten naar een merkdea-
ler gaan om het systeem te resetten.
U kunt maximaal vier kaarten per auto
gebruiken.
Functie “verlichting op afstand”
Druk één keer op de knop 4 om de bui-
tenverlichting ongeveer 20 seconden in te
schakelen. Hiermee kan de auto op afstand
herkend worden, bijvoorbeeld op een par-
keerterrein.
Als u op de knop 4 drukt en deze ingedrukt
houdt gedurende ongeveer twee seconden,
wordt de buitenverlichting ingeschakeld en
klinkt een geluidssignaal.
NB: nog een druk op knop 4 dooft de ver-
lichting.
4
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder tijdens het
parkeren of stoppen van de
auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind,
een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen, enz.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
4
1.10
NLD_UD82623_4
Carte : généralités (XFK - Renault)
KAART: algemeen (4/4)
Steek de polsriem in het onderdeel 10 en
steek het uiteinde van de riem door de gesp.
Plaats de polsriem bij de opening 8 en sluit
het patroon.
Opmerking: controleer of de diameter van
het riempje 9 past in de opening 8.
Riem aanbrengen 9
Schuif de behuizing achter 7 omlaag terwijl u
op de zone C drukt.
C
7
9
8
10
Steek nooit gereedschap zoals een
schroevendraaier in de opening 8.
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte : utilisation.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accès
véhicule ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
badge ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte
mains libres ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
télécommande ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouvrants ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.11
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
A card
Er zijn drie manieren voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de auto:
– handsfree, terwijl men naar de auto toe
loopt of ervan wegloopt;
– in de handsfree-modus, afhankelijk van
de auto, met de knop 2 op de portier-
handgreep 1.
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus.
De handsfree-functie uit- of inschakelen
Afhankelijk van de auto kunt u via de boord-
computer of het multimediascherm het vol-
gende in- of uitschakelen:
ontgrendelen bij het naderen van de
auto;
vergrendelen terwijl u van de auto weg-
loopt;
volledig handsfree vergrendelen en ont-
grendelen.
Ook het geluidssignaal dat klinkt als de
auto wordt vergrendeld terwijl men ervan
wegloopt, kan worden uit- of ingeschakeld.
1.139.
Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van
de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten,
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
1
2
A
HANDSFREE KAART: gebruik (1/11)
Laat nooit een kaart in de auto
liggen als u de auto verlaat.
1.12
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
Handsfree vergrendelen terwijl men van
de auto wegloopt
Als u van de auto wegloopt met de kaart bij
u en met de portieren en achterklep geslo-
ten, wordt de auto automatisch vergrendeld
zodra u de toegangszone 4 verlaat.
N.B.: de afstand waarop de auto vergren-
deld wordt, hangt af van de omgeving.
U kunt zien dat de auto wordt vergrendeld
doordat de alarmknipperlichten tweemaal
knipperen en vervolgens gedurende onge-
veer vier seconden branden; ook hoort u
een geluidssignaal.
3
Handsfree ontgrendeling bij het naderen
van de auto;
Als de kaart in de toegangszone 3 is, wordt
de auto ontgrendeld. Het ontgrendelen ziet
u aan het één keer oplichten van de knip-
perlichten en de zijknipperlichten.
Afhankelijk van de auto worden de bui-
tenspiegels automatisch in-/uitgeklapt
bij het ver-/ontgrendelen van de auto
1.145.
5
De auto kan alleen worden vergrendeld als
de kaart binnen de zone 5 is.
4
HANDSFREE KAART: gebruik (2/11)
1.13
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen
de toegangszone 4 blijft, wordt de vergren-
deling op afstand uitgeschakeld.
Om de auto te vergrendelen, drukt u op
de knop 6 op de kaart of, afhankelijk van
de auto, drukt u op de knop 2 op de hand-
greep 1.
61
2
Bewaar de kaart niet op een plaats waar
andere elektronische apparaten (com-
puter, telefoon, enz.) de werking ervan
kunnen verstoren.
A
3
Handsfree vergrendelen/ontgrendelen
met knop 2
(afhankelijk van de auto)
Druk, met de kaart in zone 3 en terwijl de
auto is vergrendeld, op de knop 2 op de por-
tierhandgreep 1 om de auto te ontgrendelen.
Als u eenmaal op de knop van de achterklep
drukt, wordt de gehele auto ontgrendeld en
de achterklep geopend.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
Wanneer de auto is ontgrendeld, drukt u
eenmaal op de knop 2 om het voertuig te
vergrendelen.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
HANDSFREE KAART: gebruik (3/11)
1.14
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
Bijzonderheden met betrekking tot het
ontgrendelen
Automatische ontgrendeling bij benadering
van de auto wordt uitgeschakeld indien de
auto gedurende acht dagen niet is gebruikt.
Gebruik de kaart in de modus afstandsbe-
diening (zie de volgende pagina’s) of, afhan-
kelijk van de auto, druk op de 2 knop (op de
handgreep van een voorportier) om de auto
te ontgrendelen en de “handsfree” modus
opnieuw te activeren.
Bijzonderheden met betrekking tot
handsfree vergrendelen
Nadat de auto is vergrendeld met de hands-
free-functie, moet u ongeveer drie secon-
den wachten voordat u de auto weer kunt
ontgrendelen. Tijdens deze drie seconden
kunt u nagaan of de auto goed vergrendeld
is door aan de handgrepen van de deuren
te trekken.
Opmerking: als een portier of de kofferbak
open is of niet goed is gesloten, wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd. Er klinkt een
geluidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
1
2
HANDSFREE KAART: gebruik (4/11)
1.15
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
Vergrendelen met de kaart
Met de portieren en de bagageruimte geslo-
ten, druk op de knop 6: de auto wordt ver-
grendeld.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Opmerking:
de maximale afstand waarop de auto ver-
grendeld wordt, hangt af van de omge-
ving;
als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, wordt de vergren-
deling niet uitgevoerd. Er klinkt een ge-
luidssignaal en de alarm- en zijknipper-
lichten knipperen niet.
Alleen de achterklep ont-/
vergrendelen of, afhankelijk
van de auto, de achterkant
ontgrendelen
Druk op de knop 8 om alleen de achterklep
te ont-/vergrendelen of, afhankelijk van de
auto, om de achterkant te ontgrendelen.
Als de motor draait werken de knoppen
van de card niet.
De kaart gebruiken als
afstandsbediening A
Ontgrendelen met behulp van de kaart
Druk op de knop 7.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
Wanneer de kaart nadat de motor is ge-
start, en na het openen en sluiten van een
portier niet langer binnen de zone 5is, geeft
het bericht “Kaart niet gedetecteerd” aan dat
de kaart zich niet in de auto bevindt. Dit helpt
bijvoorbeeld voorkomen dat u wegrijdt nadat
een passagier is uitgestapt met de card bij
zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de card
weer gedetecteerd is.
5
6
8
7
A
HANDSFREE KAART: gebruik (5/11)
1.16
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
B card
Ontgrendelen van de auto
Er zijn twee manieren voor het ontgrendelen
van de auto:
In de handsfree-modus, door middel van
de knoppen op de portierhandgrepen;
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus.
Vergrendelen van de auto
Er zijn vier manieren om de auto te vergren-
delen:
– in de handsfree-modus terwijl u van de
auto wegloopt;
in de handsfree-modus met de knop 9 op
een van de handgrepen van de voorpor-
tieren;
in de handsfree modus, met behulp van
de knop 10 op de handgreep van een van
de schuifdeuren aan de zijkant of met de
knop 11 op de klapdeur achter;
de kaart gebruiken in de afstandsbedie-
ningsmodus.
De handsfree-functie uit- of inschakelen
Afhankelijk van de auto kunt u via de boord-
computer of het multimediascherm het vol-
gende in- of uitschakelen:
vergrendelen terwijl u van de auto weg-
loopt;
vergrendelen en ontgrendelen door te
drukken op de knop 9 van een van de
voorportierhandgrepen.
Ook het geluidssignaal dat klinkt als de
auto wordt vergrendeld terwijl men ervan
wegloopt, kan worden uit- of ingeschakeld.
1.139.
Bewaar de kaart niet op een plaats waar
andere elektronische apparaten (com-
puter, telefoon, enz.) de werking ervan
kunnen verstoren.
9
10
B
11
HANDSFREE KAART: gebruik (6/11)
1.17
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
12
12
Handsfree ontgrendelen
Met de kaart in de toegangszone 12:
Druk op de knop 9 op de handgreep van
een van de voorportieren om de voorpor-
tieren te ontgrendelen in veilige modus,
of alle portieren/kleppen in toegangsmo-
dus;
Druk op de knop 10 op het handvat van
een van de schuifdeuren aan de zijkant of
op de knop 11 van de klapdeur achter om
het achterste gedeelte te ontgrendelen in
veilige modus of alle portieren/kleppen in
toegangsmodus.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
9
10
12
Opmerking: handsfree ont-/vergrendelen
werkt niet als de kaart niet aanwezig is in
de detectiezone 12 van de ingedrukte knop.
11
HANDSFREE KAART: gebruik (7/11)
1.18
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (8/11)
12
12
Beveiligde modus
Als een van de voorportieren open is, drukt
u op de knop 9, 10 of 11 om het achterste
gedeelte te vergrendelen.
Als een van de portieren/kleppen in het
achterste gedeelte open is, drukt u op de
knop 9, 10 of 11 om de voorportieren te ver-
grendelen.
Modus Toegang
Als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, werken de knop-
pen 9, 10 of 11 niet.
Handsfree vergrendelen
Druk, met het voertuig ontgrendeld en alle
portieren/kleppen gesloten, eenmaal op de
knop 9, 10 of 11 om alle portieren/kleppen
te vergrendelen.
9
10
12
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Opmerking: handsfree ont-/vergrendelen
werkt alleen als de kaart aanwezig is in de
detectiezone 12 van de ingedrukte knop.
Bijzonderheden met betrekking tot
handsfree vergrendelen
Nadat de auto is vergrendeld met de hands-
free-functie, moet u ongeveer drie seconden
wachten voordat u de auto weer kunt ont-
grendelen.
11
1.19
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
HANDSFREE KAART: gebruik (9/11)
Indien de kaart ongeveer 15 minuten binnen
de toegangszone 13 blijft, wordt de ver-
grendeling op afstand uitgeschakeld. Als
u de auto wilt ontgrendelen, drukt u op de
knop 14 op de kaart.
Handsfree vergrendelen terwijl men van
de auto wegloopt
Als u van de auto wegloopt met de kaart bij
u en met de portieren en achterklep geslo-
ten, wordt de auto automatisch vergrendeld
zodra u de toegangszone 13 verlaat.
N.B.: de afstand waarop de auto vergren-
deld wordt, hangt af van de omgeving.
U kunt zien dat de auto wordt vergrendeld
doordat de alarmknipperlichten tweemaal
knipperen en vervolgens gedurende onge-
veer vier seconden branden; ook hoort u
een geluidssignaal.
14
15
De auto kan alleen worden vergrendeld als
de kaart binnen de zone 15 is.
Opmerking: als een portier of klep open is
of niet goed is gesloten, wordt de handsfree
vergrendeling bij weglopen van het voertuig
niet uitgevoerd. De alarmknipperlichten en
zijknipperlichten knipperen niet.
13
1.20
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
De kaart gebruiken als
afstandsbediening B
Er zijn twee gebruiksmodi: Beveiligde
modus en modus Toegang.
Als u wilt schakelen tussen de gebruiksmodi
van de kaart, gebruikt u het menu Toegang
via de boordcomputer of, afhankelijk van de
auto, via het multimediascherm.
De standaardmodus is de Beveiligde
modus.
Als de motor draait werken de knoppen
van de card niet.
14
16
17
B
Ontgrendelen met behulp van de kaart
Druk op de knop 16 om de schuifdeuren aan
de zijkant en de klapdeuren achter te ont-
grendelen.
Beveiligde modus
Druk op de knop 17 om de voorportieren te
ontgrendelen.
Modus Toegang
Druk op de knop 17 om alle portieren te ont-
grendelen.
De alarmlichten en zijknipperlichten knippe-
ren eenmaal om aan te geven dat de por-
tieren zijn ontgrendeld. Bij sommige voertui-
gen worden de buitenspiegels automatisch
uitgeklapt.
Vergrendelen met de kaart
Druk met alle portieren/kleppen gesloten, op
de knop 14: de auto wordt vergrendeld.
De alarmknipperlichten knipperen twee-
maal om aan te geven dat het voertuig ver-
grendeld is. Afhankelijk van het voertuig
worden de buitenspiegels automatisch in-
geklapt.
Opmerking:
de maximale afstand waarop de auto ver-
grendeld wordt, hangt af van de omge-
ving;
als een portier of de achterklep open is of
niet goed is gesloten, werkt de knop 14
niet. Er klinkt een geluidssignaal en de
alarm- en zijknipperlichten knipperen
niet.
HANDSFREE KAART: gebruik (10/11)
1.21
NLD_UD78345_3
Carte en mode mains libres : utilisation (XFK - Renault)
Wanneer de kaart nadat de motor is ge-
start, en na het openen en sluiten van een
portier niet langer binnen de zone 18 is,
geeft het bericht “Kaart niet gedetecteerd
aan dat de kaart zich niet in de auto bevindt.
Dit helpt om bijvoorbeeld te voorkomen dat
u wegrijdt nadat een passagier is uitgestapt
met de kaart bij zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de card
weer gedetecteerd is.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
18
HANDSFREE KAART: gebruik (11/11)
Laat nooit een kaart in de auto
liggen als u de auto verlaat.
sécurité enfants .........................................
(page courante)
super condamnation des portes ................
(page courante)
1.22
NLD_UD79444_2
Carte "mains libres" : supercondamnation (XFK - Renault)
Om de extra
portiervergrendeling in te
schakelen
Drukt u twee keer snel achter elkaar op
knop 2.
Het vergrendelen wordt bevestigd doordat
de alarmknipperlichten en de zijknipperlich-
ten twee keer traag en drie keer snel knip-
peren.
Afhankelijk van de auto worden de buiten-
spiegels automatisch ingeklapt bij het ver-
grendelen van de auto 1.145.
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Druk op de 1-knop.
Het ontgrendelen van de portieren ziet u aan
het één keer knipperen van de knipperlich-
ten.
HANDSFREE KAART: VERGRENDELING
Als de auto extra portiervergrendeling heeft,
kunnen hiermee de portieren worden ver-
grendeld en niet met de handgrepen aan
de binnenkant van de portieren worden ont-
grendeld (na het inslaan van een ruit om het
portier van binnenuit te openen).
Gebruik nooit de extra por-
tiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
2
2
1
1
1.23
NLD_UD81486_1
Clé digitale (XFK - Renault)
Clé digitale
Afhankelijk van het land en het abonnement
kunt u een digitale sleutel voor uw auto in-
stalleren op uw smartphone.
De digitale sleutel bevat de vereiste rechten
om uw voertuig te ver-/ontgrendelen en te
starten met behulp van een smartphone.
Uw smartphone vervangt dus uw kaart.
Algemeen
De installatie, het beheer en de verzending
van de digitale sleutels worden uitgevoerd
met behulp van de app van de fabrikant.
Zodra de app van de fabrikant is geïnstal-
leerd op uw smartphone en het abonne-
ment is geactiveerd, moet de digitale sleutel
worden geactiveerd vanuit de app.
DIGITALE SLEUTEL (1/4)
Werkingsomstandigheden
Activeer Bluetooth® op uw smartphone en
open vervolgens de app om toegang te krij-
gen tot de verschillende digitale sleutelfunc-
ties (zie volgende pagina’s).
Opmerking: de smartphone moet voldoende
opgeladen zijn om een digitale sleutel te
kunnen gebruiken. Bij een laag laadniveau
verschijnt de melding “Smartphone-accu
bijna leeg” op het instrumentenpaneel.
Het operationele bereik van de digitale
sleutel hangt af van het bereik van de
Bluetooth®-verbinding van uw smartp-
hone.
Een digitale sleutel uitlenen
Ga vanuit de app van de fabrikant naar het
menu “Share Virtual Key” en vul de gege-
vens in voor de gelegenheidsgebruiker. Na
validatie ontvangt de gebruiker een beves-
tigingsmail.
Opmerking: een incidentele gebruiker moet
vooraf de app van de fabrikant hebben ge-
download en geïnstalleerd.
Een digitale sleutel annuleren
De gebruiker kan een digitale sleutel annu-
leren. Nadat een digitale sleutel is geannu-
leerd, kan de gebruiker een nieuwe sleutel
activeren.
Zie de app van de fabrikant voor meer in-
formatie.
1.24
NLD_UD81486_1
Clé digitale (XFK - Renault)
DIGITALE SLEUTEL (2/4)
In-/uitschakelen via het
multimediascherm
De functie “Digitale sleutel” kan worden ge-
deactiveerd en weer geactiveerd zodat het
voertuig niet communiceert met een digitale
sleutel.
Raadpleeg de multimedia-instructies.
De portieren, bagageruimte,
extra portiervergrendeling
of afstandsbediening van de
verlichting ver-/ontgrendelen
De eerste keer dat de auto wordt ontgren-
deld of gestart met een nieuwe digitale sleu-
tel of een nieuwe smartphone, duurt het
enkele seconden voordat de auto de digitale
sleutel herkent die op uw smartphone is ge-
ïnstalleerd.
Open vanaf uw smartphone, met Bluetooth®
geactiveerd, de app van de fabrikant en
ontdek de verschillende functies die be-
schikbaar zijn voor uw digitale sleutel. Deze
zijn identiek aan die van uw kaart.
Deze functies zijn:
vergrendelen/ontgrendelen van alle klep-
pen en portieren: zie “Handsfree kaart:
gebruiken” 1.11;
bagageruimte vergrendelen/ontgren-
delen (afhankelijk van de auto): zie
“Handsfree kaart: gebruiken” 1.11;
extra portiervergrendeling (afhankelijk
van het voertuig): zie “Handsfree kaart:
extra portiervergrendeling” 1.22;
afstandsbediening van verlichting: zie
“Afstandsbediening van verlichting”
1.7;
afstandsbediening van claxon (hiermee
kunt u het voertuig zoeken, bijvoorbeeld
van veraf of geparkeerd op een drukke
parkeerplaats);
de motor aan-/uitzetten: zie “Starten/
stoppen van de motor” 2.4 2.5.
1.25
NLD_UD81486_1
Clé digitale (XFK - Renault)
Bij starten/stoppen van de motor, controleert
het systeem eerst of de smartphone aanwe-
zig is in de plaatsingszone 1.
Zie voor meer informatie “Starten en stop-
pen van de motor” 2.4 2.5.
De smartphone moet gedurende de hele rit
in de auto blijven.
DIGITALE SLEUTEL (3/4)
Starten, Stoppen van de motor
Bij het eerste gebruik en elke keer dat een
nieuwe smartphone wordt gebruikt, moet uw
digitale sleutel worden gekalibreerd met uw
voertuig.
Om dit te doen, activeert u Bluetooth® op
uw smartphone en voert u de procedure uit
volgens de app van de fabrikant.
Bij het kalibreren moet de smartphone in de
plaatsingszone 1 zijn.
U moet de smartphone in de plaatsings-
zone plaatsen om de motor te kunnen
starten en stoppen en bij het kalibreren.
Als de smartphone niet meer aanwezig is in
de cabine als u de motor wilt stoppen, ver-
schijnt er een bericht op het instrumentenpa-
neel: druk langer dan twee seconden op de
start/stop-knop van de motor 2.
Als de smartphone niet meer in de cabine is,
haalt u deze eerst op voordat u de knop in-
gedrukt houdt. Zonder smartphone of kaart
kunt u het voertuig niet meer starten.
1
2
1.26
NLD_UD81486_1
Clé digitale (XFK - Renault)
DIGITALE SLEUTEL (4/4)
Bij het starten of stoppen van de motor
moet de smartphone altijd voldoende
opgeladen zijn om de digitale sleutel te
kunnen gebruiken.
Speciale functies van de digitale
sleutel
Om de digitale sleutel actief te houden,
moet de betreffende smartphone ten
minste eenmaal per 48 uur verbonden
zijn met het internet (via WI-FI of mobiel
netwerk). Verbind uw smartphone anders
een paar minuten met internet, zodat de
digitale sleutel opnieuw kan worden ge-
activeerd.
Als een kaart in het voertuig is achterge-
laten en de portieren zijn vergrendeld met
de digitale sleutel, zijn alle kaartfuncties
geblokkeerd. De kaartfuncties blijven in-
actief totdat de motor opnieuw wordt ge-
start.
In dit geval moet u de motor starten met
de digitale sleutel of met een andere
kaart dan die in het voertuig.
portes.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ..............
(page courante)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.27
NLD_UD71425_2
Ouverture et fermeture des portes (XFK - Renault)
Ouverture et fermeture des portes
Voorportieren
Openen van buitenaf
Als de portieren ontgrendeld zijn of als u, af-
hankelijk van de auto, de kaart bij u draagt:
houd de handgreep 1 vast en trek deze naar
u toe.
2
Openen van binnenuit
Trek met ontgrendelde portieren aan de
handgreep 2.
Uit veiligheidsoverwegingen
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
1
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Als de auto stilstaat, verschijnt het waar-
schuwingslampje 2 op het instrumenten-
paneel tezamen met een controlelampje dat
aangeeft welk van de portieren en kleppen
(portieren, achterklep) open of niet goed ge-
sloten is.
Zodra de auto ongeveer 10 km/u rijdt, geeft
een waarschuwingslampje aan of een of
meer portieren of de achterklep geopend
zijn of niet correct gesloten zijn. Bovendien
wordt het bericht “Achterklep open” of
Portier open” weergegeven en is een ge-
luidssignaal te horen gedurende 40 secon-
den of tot het portier/de achterklep wordt ge-
sloten.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als bij het openen van een voorportier de
lichten nog branden terwijl het contact is af-
gezet dan klinkt er een signaal om u te waar-
schuwen.
Bijzonderheid
Afhankelijk van de auto stoppen de acces-
soires (radio enz.) met werken zodra de
motor wordt uitgeschakeld of de portieren
worden vergrendeld, of als het bestuur-
dersportier wordt geopend.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/6)
sécurité enfants .........................................
(page courante)
1.28
NLD_UD71425_2
Ouverture et fermeture des portes (XFK - Renault)
Veiligheid van de kinderen
(afhankelijk van de auto)
Als u niet wilt dat de schuifdeuren aan de zij-
kant van binnenuit geopend kunnen worden,
draait u met de sleutel het slot 4 (stand B)
en sluit u het portier.
Controleer van binnenuit of de deuren goed
vergrendeld zijn. De portieren kunnen alleen
nog van buitenaf worden geopend.
Om de zijschuifdeuren van binnenuit te
openen draait u het slot 4 naar stand A met
de sleutel.
Schuifdeur
Openen van buitenaf
Ontgrendel het portier en trek daarna aan de
portierhandgreep 3 en laat de deur naar de
achterkant van de auto glijden tot hij blok-
keert. Om de portieren te ontgrendelen
1.4 1.11.
4
Schuifdeur (kant van tankdop)
Afhankelijk van de auto wordt bij het
openen van de tankdopklep voorkomen
dat de schuifdeur volledig open gaat.
1.167.
Aanbevelingen bij het ge-
bruik van de schuifdeur
Bij het openen en sluiten van
de deur, moeten net als bij elk
portier van de auto de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht worden geno-
men:
– Controleer of niemand, geen dier of
voorwerp gevaar loopt wanneer u
deze manoeuvre verricht.
Gebruik voor het open- en dichtschui-
ven van de deur uitsluitend de hand-
grepen aan de binnen- en buitenkant
van de auto.
Beweeg de deur voorzichtig, zowel bij
het openen als bij het sluiten.
– Voorzichtig: als de auto op een hel-
ling staat, schuif dan de deur voor-
zichtig helemaal open tot deze vast-
klikt.
Controleer voordat u wegrijdt altijd of
de schuifdeur goed dicht zit.
Gebruik de onderste steun niet als
treeplank.
A
B
3
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/6)
1.29
NLD_UD71425_2
Ouverture et fermeture des portes (XFK - Renault)
Openen van binnenuit
Trek met de deur ontgrendeld aan de
hendel 6 of activeer, afhankelijk van de auto,
de knop 8 en schuif vervolgens het portier
naar de achterkant van het voertuig totdat
het in de geopende stand vastklikt.
Sluiten van binnenuit
Duw de portierhandgreep 5 naar de voor-
kant van de auto tot de deur helemaal ge-
sloten is.
5
6
7
Handmatig vergrendelen
Draai, met de knop 7 in de ontgrendelde
stand, deze naar de voorkant van de auto
(beweging C).
Handmatig ontgrendelen
Draai, met de knop 7 in de vergrendelde
stand, deze naar de achterkant van de auto
(beweging D).
7
C
7
D
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (3/6)
8
1.30
NLD_UD71425_2
Ouverture et fermeture des portes (XFK - Renault)
Klapdeuren achter
De grote deur van buitenaf openen
Trek met ontgrendelde portieren aan de
handgreep 9. Om de portieren te ontgrende-
len 1.4 1.11. Laat bij harde wind de klapdeu-
ren achter niet open.
Verwondingsgevaar.
9
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (4/6)
De grote deur van binnenuit openen
Activeer, afhankelijk van de auto, de
knop 10.
10
Zorg voor uw eigen veiligheid
ervoor, dat alle portieren van
uw auto goed gesloten zijn
voordat u wegrijdt.
Voordat u de klapdeuren achter opent,
moet u kijken of er rondom voldoende
ruimte is om de deuren te openen.
1.31
NLD_UD71425_2
Ouverture et fermeture des portes (XFK - Renault)
Als het voertuig op de vlucht-
strook is geparkeerd en de
achterklep openstaat, kunnen
de achterlichten worden afge-
dekt.
U dient dan de andere weggebruikers te
waarschuwen met een gevarendriehoek
of op andere wijze, volgens de in het
land geldende voorschriften.
Openen van de kleine deur
Beweeg hendel 11 om het deurtje te openen.
Maximale opening van de deuren
Druk bij elke deur op de hendel 12 om de
deurvanger vrij te maken. Open de deur zo
ver mogelijk.
Met de hand sluiten van buitenaf
Sluit eerst de kleine deur en daarna de grote.
Beweeg de deuren totdat de deurvanger vol-
ledig op de slotpen zit. Zorg ervoor dat de
deurvanger goed vastzit voordat u de klap-
deuren sluit.
11
12
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (5/6)
9
Rijden met de kleine deur open
Sluit de grote deur terwijl de kleine deur
open is.
Open na gebruik de grote deur met de hand-
greep 9 en sluit de kleine deur voordat u de
grote deur sluit.
hayon .........................................................
(page courante)
1.32
NLD_UD71425_2
Ouverture et fermeture des portes (XFK - Renault)
Openen van binnenuit
Bij een elektrische storing, kunt u de achter-
klep met de hand van binnenuit openen.
Steek een potlood of iets dergelijks in de
holte 15, verschuif het geheel zoals op de
tekening aangegeven is en duw tegen de
achterklep om hem te openen.
Achterklep
Openen
Ontgrendel het portier, druk op de knop 13
en trek de klep omhoog. De deuren ontgren-
delen: 1.4 1.11.
Sluiten
Laat de achterklep zakken met behulp van
de sluitband 14.
Als de achterklep op schouderhoogte is,
klapt u hem rustig dicht.
Zorg voor uw eigen veiligheid
ervoor, dat alle portieren van
uw auto goed gesloten zijn
voordat u wegrijdt.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (6/6)
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
15
14
13
Kijk voordat u de achterklep opent, of er
rondom voldoende ruimte is om de ach-
terklep te openen.
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
décondamnation des portes ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fermeture des portes .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ouverture des portes..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.33
NLD_UD82625_3
Verrouillage / Déverrouillage des portes (XFK - Renault)
Verrouillage, déverrouillage des ouvrants
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (1/3)
Als de afstandsbediening of,
afhankelijk van de auto, de kaart
niet werkt
In bepaalde gevallen werken de FM-
afstandsbediening of de kaart niet:
batterij van de FM-afstandsbediening of
kaart leeg, accu van de auto ontladen,
enz.
gebruik van apparaten die op dezelfde
frequentie als de card werken (mobiele
telefoon, enz.);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld;
voertuig vergrendeld met een digitale
sleutel 1.23.
In dat geval is het mogelijk:
de FM-afstandsbediening of de noods-
leutel die in de kaart is geïntegreerd (af-
hankelijk van de auto) gebruiken om het
bestuurdersportier te ontgrendelen;
de schakelaar voor het van binnenuit ver-
grendelen/ontgrendelen van de portieren
gebruiken (raadpleeg de volgende blad-
zijden);
gebruik, afhankelijk van de auto, de digi-
tale sleutel.
In de card geïntegreerde sleutel
De 2 geïntegreerde sleutel kunt u gebrui-
ken om het bestuurdersportier te vergren-
delen of te ontgrendelen wanneer de card
niet werkt.
Toegang tot sleutel 2
Schuif de behuizing achter 1 omlaag terwijl
u op de zone A drukt.
1A
2
1.34
NLD_UD82625_3
Verrouillage / Déverrouillage des portes (XFK - Renault)
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (2/3)
Gebruik van de sleutel die in de
kaart is ingebouwd
Trek aan de hendel 3.
Druk het klepje B op het bestuurderspor-
tier omlaag.
Steek het uiteinde van de sleutel 2 in de
inkeping 4 onderaan het klepje B.
Draai deze omhoog om het klepje B te
verwijderen.
Steek de sleutel 2 in het slot van het be-
stuurdersportier en vergrendel of ont-
grendel dit.
Zodra u zich in de auto bevindt, steekt u de
geïntegreerde sleutel terug in de uitsparing
van de kaart.
Auto’s met sleutel,
afstandsbediening
Gebruik van de sleutel
Trek aan de hendel 3.
Druk het klepje B op het bestuurderspor-
tier omlaag.
Steek het uiteinde van de sleutel 5 in de
inkeping 4 onderaan het klepje B.
Draai deze omhoog om het klepje B te
verwijderen.
Steek de sleutel 5 in het slot van het be-
stuurdersportier en vergrendel of ont-
grendel dit.
B
4
B
4
33
Het passagiersportier handmatig
vergrendelen
Verdraai, met open portier, de schroef 6
(met behulp van het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.
Nu is het portier van buitenaf vergrendeld.
Het openen kan alleen van binnenuit gebeu-
ren of met de noodsleutel voor het portier
van de bestuurder.
6
25
1.35
NLD_UD82625_3
Verrouillage / Déverrouillage des portes (XFK - Renault)
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 7 bedient gelijktijdig de por-
tieren, de achterklep en de tankdopklep.
Als een portier (of de achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgren-
delen de portieren snel.
Als u een voorwerp met geopende achter-
klep vervoert, kunt u toch de portieren ver-
grendelen. Zet hiervoor de motor uit, druk op
de schakelaar 7 en houd deze ingedrukt om
de overige portieren te vergrendelen.
VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN VAN DE PORTIEREN (3/3)
Vergrendelen van de portieren
zonder kaart of sleutel
Bijvoorbeeld bij een lege batterij of als de
kaart of de sleutel tijdelijk niet werkt, enz.
Houd met afgezet contact en een portier
of de achterklep geopend de schakelaar 7
meer dan vijf seconden ingedrukt.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
Opmerking: De auto kan van buitenaf
alleen worden ontgrendeld als de kaart zich
in de toegangszone van de auto bevindt of
met behulp van de sleutel.
Laat nooit een sleutel of kaart
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
Controlelampje van de
portiervergrendeling
Wanneer het contact aan is, geeft het 7
waarschuwingslampje in de schakelaar de
staat van de portiervergrendeling aan:
lampje aan: de portieren zijn vergrendeld;
lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren vergrendelt, blijft het con-
trolelampje branden en dooft daarna.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
7
condamnation des portes ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
portes / porte de coffre ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
verrouillage des portes ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
condamnation automatique des ouvrants
en roulage..................................................
(page courante)
fermeture des portes .................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
ouverture des portes..................................
(page courante)
décondamnation des portes ......................
(page courante)
1.36
NLD_UD65141_1
Condamnation automatique des ouvrants en roulage (XFK - Renault)
De werking van het systeem
Na het wegrijden van de auto, vergrende-
len de portieren automatisch als de auto
een snelheid van ongeveer 10 km/u heeft
bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch:
Door te drukken op de schakelaar van de
portiervergrendeling 1;
bij stilstaande auto, door een voorportier
te openen van in de auto.
NB: na het openen/sluiten van een portier,
vergrendelt dit weer automatisch zodra de
auto 10 km/u rijdt;
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Om te activeren: druk bij stilstaande auto
met draaiende motor op de schakelaar 1
totdat een geluidssignaal te horen is.
Deactiveren: druk, bij stilstaande auto met
draaiende motor, op de schakelaar 1 tot u
twee geluidssignalen hoort.
De functie kan ook worden ingeschakeld en
uitgeschakeld via het multimediascherm (af-
hankelijk van de auto). 1.139.
Condamnation automatique des ouvrants en roulage
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een be-
lemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
storingen
Als u een storing constateert (geen centrale
vergrendeling, het lampje in schakelaar 1
licht niet op wanneer u probeert de portie-
ren en de achterklep te vergrendelen enz.),
controleert u of de centrale vergrendeling
niet per ongeluk is uitgeschakeld. Ook con-
troleert u of alle portieren en de achterklep
goed gesloten zijn. Als deze goed gesloten
zijn, moet u een merkdealer raadplegen.
1
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.37
NLD_UD71453_2
Appuis-tête avant (XFK - Renault)
Appuis-tête, sièges avant
HOOFDSTEUNEN VOOR
Hoofdsteun hoger zetten
Trek de hoofdsteun tot de gewenste stand
omhoog. Controleer de vergrendeling.
Hoofdsteun lager zetten
Druk op de knop 3 en duw de hoofdsteun tot
de gewenste stand omlaag. Controleer de
vergrendeling.
A
3
Verwijderen van de hoofdsteun
Zet deze in de hoogste stand (zet de rug-
leuning indien nodig schuin naar achteren).
Wanneer de hoofdsteun in de hoogste stand
staat, drukt u op de knop 3 en trekt u de
hoofdsteun omhoog tot deze vrij komt.
Hoofdsteun terugplaatsen
Controleer of de poten van de hoofdsteun 2
schoon zijn.
Steek de poten van de hoofdsteun in de
houders 1 (zet de rugleuning indien nodig
schuin naar achteren). Schuif de hoofd-
steun naar binnen tot deze blokkeert en
druk daarna op de knop 3 om de gewenste
hoogte in te stellen. Controleer de vergren-
deling van elke poot 2 in de rugleuning.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de boven-
kant van de hoofdsteun op gelijke hoogte
is met de kruin en de afstand tussen het
achterhoofd en de hoofdsteun bij A zo
klein mogelijk is.
1
2
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des sièges avant...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges chauffants .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
accoudoir
avant ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dossier .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.38
NLD_UD78348_4
Sièges avant (XFK - Renault)
Voer deze verstellingen uit-
sluitend uit als de auto stil-
staat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rugleuningen
niet te veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de be-
stuurder deze niet meer goed kan bedie-
nen.
Rugleuning verstellen
Afhankelijk van de stoel tilt u de hendel 2
omhoog en kantelt u de rugleuning in de ge-
wenste stand.
Naar voren of naar achteren
schuiven
Afhankelijk van de stoel tilt u de stang 1 of
de handgreep 4 omhoog om de stoel te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u de
handgreep los. Controleer de vergrendeling.
Hoogte van de zitting van de
bestuurdersstoel verstellen
Beweeg de hendel 3 zo vaak als dit nodig is:
naar boven om het zitkussen hoger te
zetten;
naar beneden om het zitkussen lager te
zetten.
2
3
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Bij het bewegen van de stoel, moet u
er voor zorgen dat niets de bewegende
delen en hun vergrendeling hindert.
1
2
4
VOORSTOELEN (1/7)
Controleer na het afstellen of
de rugleuningen goed zijn ver-
grendeld.
1.39
NLD_UD78348_4
Sièges avant (XFK - Renault)
Om de lendensteun van de stoel
te verstellen
Zet de hendel 6 lager voor een steviger on-
dersteuning en hoger voor een zwakkere.
Armsteun in het midden 5
(afhankelijk van de auto)
6
5
Uitvoering met voorbank met
twee plaatsen
Afhankelijk van de auto kan de middelste
rugleuning worden neergeklapt.
Rugleuning neerklappen
Trek aan het lipje 7 om de rugleuning te ont-
grendelen en neer te klappen A.
Kantel bij het neerklappen de hoofdsteun
zodat deze onder de middenconsole komt.
Rugleuning weer omhoog zetten
Trek de rugleuning omhoog en klik deze
vast. Controleer de vergrendeling.
A
VOORSTOELEN (2/7)
7
1.40
NLD_UD78348_4
Sièges avant (XFK - Renault)
Het etiket B op de zitting herinnert u aan
deze instructies.
2
Estate-uitvoering, neergeklapt
Afhankelijk van de auto kan de rugleuning
aan passagierskant neergeklapt worden op
het zitkussen om een vlakke vloer te krijgen.
De passagiersairbag voor uitschakelen
1.110;
Houd de handgreep 4 vast en zet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren.
houd de rugleuning aan de bovenkant
vast voor het omlaag zetten;
trek de hendel 2 omhoog en trek de rug-
leuning naar beneden en naar voren.
Kantel bij het neerklappen de hoofd-
steun 8 zodat deze onder het dashboard
komt;
druk op de stoelzitting zodat deze hele-
maal tot op de vloer komt;
zorg dat er geen voorwerp het bewegen
van de stoel hindert;
de stoel wordt automatisch vergrendeld.
Controleer de vergrendeling.
Houd de rugleuning van de
stoel vast bij het neerklappen.
Verwondingsgevaar
Maximale massa op de stoel in de stand
vlakke vloer: 80 kg gelijkmatig verdeeld.
Het etiket B op de zitting herinnert u aan
deze instructies.
42
B
VOORSTOELEN (3/7)
8
1.41
NLD_UD78348_4
Sièges avant (XFK - Renault)
Terugplaatsen van de stoel
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van
de stoel hindert.
Trek aan de hendel 2 en trek de rugleu-
ning omhoog. Controleer of deze goed
vastklikt.
breng de zitting weer op zijn plaats door
uw hand op de voorkant van de zitting te
plaatsen.
Als de achterbank neergeklapt is, beweeg
dan de voorstoel voorzichtig.
Vergeet niet om de voorpassagiersairbag
weer in te schakelen voordat iemand in de
stoel plaatsneemt. 1.110.
Plaats uw hand op de voorkant
van de zitting bij het terugplaat-
sen.
Risico van beknelling.
2
Wanneer de voorste rugleuning
in de vlakke stand staat, moet
u de voorste passagiersairbag
deactiveren.
Er is risico op ernstig letsel als de airbag
wordt geactiveerd met objecten op de
stoel in de vlakke stand.
VOORSTOELEN (4/7)
1.42
NLD_UD78348_4
Sièges avant (XFK - Renault)
VOORSTOELEN (5/7)
– Druk op de zitting zodat deze helemaal
tot op de vloer komt. De rugleuning kan
worden bekrast als deze niet correct is
geplaatst.
Verwijder de hoofdsteun 9 van de stoel.
Berg de hoofdsteun 9 op in de behuizing
onder de stoelzitting.
Ontgrendel de rugleuning door opnieuw
de handgreep 10 op te tillen naar de hori-
zontale stand (beweging E).
Bestelwagenversie, neergeklapt
De rugleuning aan passagierskant kan plat
op de zitting worden neergeklapt.
De passagiersairbag voor uitschakelen
1.110;
Controleer of er geen voorwerpen op de
vloer liggen.
Ontgrendel de zitting door de hendel 10
op te tillen en trek de stoel naar voren en
naar de vloer (beweging D) met uw hand
op het achterste gedeelte C.
10
9
9
D
EF
Het etiket F aan de zijkant van de zitting her-
innert u aan deze instructies.
Gebruik de hoofdsteunbehui-
zing 9 niet voor andere zaken.
Risico op schade aan de
stoelbedrading.
C
1.43
NLD_UD78348_4
Sièges avant (XFK - Renault)
Wanneer de voorste rugleuning
in de vlakke stand staat, moet
u de voorste passagiersairbag
deactiveren.
Er is risico op ernstig letsel als de airbag
wordt geactiveerd met objecten op de
stoel in de vlakke stand.
Het etiket F aan de zijkant van de zitting
herinnert u aan deze instructies.
Maximale massa op de stoel in de vlakke
stand: 80 kg gelijkmatig verdeeld.
Maximale hoogte voor voorwerpen op
de stoel in vlakke stand: 50 cm.
Het etiket G aan de zijkant van de zitting
herinnert u aan deze instructies.
Denk aan de veiligheid en zet
alle voorwerpen vast die u ver-
voert met de stoel in de vlakke
stand.
Om de stoel weer in de comfortstand te
zetten, gaat u in omgekeerde volgorde te
werk. Controleer of de hoofdsteun correct is
geplaatst.
Vergeet niet om de voorpassagiersairbag
weer in te schakelen voordat iemand in de
stoel plaatsneemt. 1.110.
G
Met de ringen 11 aan weerszijden van de
passagiersstoel voorin kunt u de lading op
de stoel in de vlakke stand vastzetten.
11
VOORSTOELEN (6/7)
1.44
NLD_UD78348_4
Sièges avant (XFK - Renault)
Stoelverwarming
Contact aan:
Als u één keer drukt op de schakelaar 12
van de gewenste stoel, wordt de verwar-
ming ingeschakeld in de hoogste stand.
De twee waarschuwingslampjes op de
schakelaar gaan branden.
druk een tweede keer op de schake-
laar om de verwarming in de stand laag
te zetten. Een geïntegreerd waarschu-
wingslampje gaat branden;
druk een derde keer om de verwarming
uit te schakelen.
storingen
Wanneer er een storing wordt gedetecteerd,
gaat het waarschuwingslampje van de 12
schakelaar voor de betreffende stoel na on-
geveer vijf seconden uit.
Ga naar een merkdealer.
12
VOORSTOELEN (7/7)
cloison de séparation.................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.45
NLD_UD72067_2
Cloison de séparation pivotante (XFK - Renault)
Draai het beweegbare deel 90° en zet het
vast op punt 3 door de pal 2 omlaag te
drukken. Controleer of de pal goed vast-
zit 2.
Laat de schot kantelen
De passagiersairbag voor uitschakelen
1.110;
Plaats de stoel in de vlakke stand.
1.38;
Ontgrendel het draaiende deel van het
schot door de pallen 1 en 2 op te tillen.
Controleer voordat u het mobiele ge-
deelte draait, of de pallen 1 en 2 ontgren-
deld zijn.
Zorg dat u de autogordel niet bescha-
digt.
3
2
DRAAIBAAR SCHEIDINGSSCHOT (1/2)
1
2
Tijdens het rijden moet het be-
weegbare deel altijd zijn ver-
grendeld.
Verwondingsgevaar.
Denk aan de veiligheid en zet
alle voorwerpen vast die u ver-
voert met de stoel in de vlakke
stand.
1.46
NLD_UD72067_2
Cloison de séparation pivotante (XFK - Renault)
Voordat u de partitie terugzet in de oorspron-
kelijke positie, ontgrendelt u de pallen 1
en 2.
Zet het draaiende deel terug in de uitgangs-
positie en klik eerst de ene pal 2 en daarna
de andere 1 vast. Controleer of de pallen 1
en 2 goed vastzitten.
DRAAIBAAR SCHEIDINGSSCHOT (2/2)
5
42
1
Bij gebruik van het draaibare
scheidingsschot mag het be-
schermnet 4 niet worden ver-
wijderd of gedemonteerd, ook
niet gedeeltelijk.
Letselgevaar door voorwerpen
die wegschieten uit de achterste
laadruimte tijdens het remmen.
Let op: controleer voordat u het draaiend
gedeelte weer in de uitgangspositie terugzet
of de grendelpunten 5 schoon zijn.
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges avant
réglage .................................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
siège arrière...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.47
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor-
del. Het niet dragen van de gordel is ge-
vaarlijk en strafbaar. Bovendien dient u zich
te houden aan de wetgeving van het land
waarin u zich bevindt
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de au-
togordel om de beste bescherming te
krijgen.
Ceintures de sécurité
AUTOGORDELS (1/11)
Een verkeerd afgestelde of ge-
draaide autogordel kan bij een
ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per
persoon, kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dit geval op dat de
heupgordel niet teveel drukt op de on-
derbuik, zonder dat te veel speling ont-
staat.
De juiste zithouding
Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede onder-
steuning van de rug;
verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u de peda-
len nog net geheel kunt indrukken. Stel
de rugleuning zo af dat u de armen moet
strekken om bij de bovenkant van het
stuurwiel te kunnen komen;
stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw achterhoofd
moet zo klein mogelijk zijn;
Stel de stoelhoogte af. Verstel het
kussen om een zo goed mogelijk zicht op
het verkeer te hebben.
stel de stand van het stuurwiel af.
Zorg ervoor dat de achterbank goed is
vergrendeld zodat de autogordels achter
correct werken 3.40 3.42.
verrouillage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.48
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
AUTOGORDELS (2/11)
plaats de schouderriem 1 zo veel moge-
lijk onderaan de nek zonder dat deze er
werkelijk tegenaan komt (pas zo nodig en
indien mogelijk de hoogte van de veilig-
heidsgordel aan) en zorg dat de schou-
derriem 1 in contact is met de schouder;
plaats de heupgordel 2 zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
De autogordel moet zo dicht mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Vermijd
daarom te dikke kleding, plaats geen voor-
werpen onder de gordel, enz.
1
5
3
5
Afstellen van de autogordel
Voor juiste afstelling en plaatsing van de vei-
ligheidsgordels op alle stoelen:
verstel de stoelen (zitpositie en rugleu-
ninghoek indien beschikbaar);
ga goed tegen de rugleuning aan zitten;
2
4
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 3 in de sluiting 5 (con-
troleer de vergrendeling door aan de gesp 3
te trekken).
Als de gordel blokkeert, laat hem dan een
stuk teruggaan en rol hem opnieuw af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
Ontgrendelen
Druk op de knop 4, de gordel wordt door het
oprolmechanisme teruggetrokken. Geleid
de gordel.
ceintures de sécurité
témoin d’alerte de non-port de la cein-
ture .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.49
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
Als er, afhankelijk van de auto. iemand op
de stoel zit en een van deze twee veilig-
heidsgordels niet is vastgemaakt of wordt
losgemaakt terwijl de auto harder dan circa
20 km/u rijdt, knippert het waarschuwings-
lampje ß en klinkt er gedurende circa
120 seconden een pieptoon.
Opmerking: een voorwerp op de zitting van
de passagiersstoel voor kan soms het waar-
schuwingslampje activeren, afhankelijk van
het voertuig.
ßWaarschuwingslampje autogor-
del bestuurder en, afhankelijk
van de auto, waarschuwingslampje voor-
passagier(s)
Dit verschijnt op het centrale display A wan-
neer het voertuigcontact wordt ingeschakeld
terwijl de veiligheidsgordel van de bestuur-
der en/of de passagier voorin (als de passa-
giersstoel bezet is) niet is vastgemaakt.
AUTOGORDELS (3/11)
A
1.50
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
AUTOGORDELS (4/11)
Gordelverklikker achterin,
standaard chassisversie
(afhankelijk van de auto)
De afbeelding 6 verschijnt op het instru-
mentenpaneel wanneer het voertuigcontact
wordt ingeschakeld. Dit informeert de be-
stuurder elke keer over de bevestigingssta-
tus van elk van de veiligheidsgordels ach-
terin:
openen van een portier;
vast- of losmaken van een veiligheidsgor-
del achter.
De afbeelding 6 begrijpen:
groen lampje: autogordel vastgemaakt;
rood lampje: autogordel niet vastge-
maakt.
6
Wanneer de voertuigsnelheid minder is dan
circa 20 km/u, verschijnt het pictogram 6
gedurende ongeveer 60 seconden, telkens
wanneer een van de veiligheidsgordels
achter wordt vast- of losgemaakt.
Als de voertuigsnelheid 20 km/u bereikt of
overschrijdt en een van de veiligheidsgor-
dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt:
knippert het controlelampje ß op
het centrale display;
en
– klinkt ongeveer 30 seconden een piep-
toon;
en
verschijnt het pictogram 6 minstens
60 seconden en wordt de indicator van
de desbetreffende stoel rood.
Controleer altijd of de passagiers achterin
hun gordel hebben vastgemaakt en of het
aangegeven aantal vastgemaakte gordels
overeenkomt met het aantal bezette zitplaat-
sen achterin.
1.51
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
Controleer altijd of de passagiers achterin
hun gordel hebben vastgemaakt en of het
aangegeven aantal vastgemaakte gordels
overeenkomt met het aantal bezette zitplaat-
sen achterin.
7
Gordelverklikker achterin,
standaard chassisversie
(vervolg)
De afbeelding 7 verschijnt op het instru-
mentenpaneel wanneer het voertuigcontact
wordt ingeschakeld. Dit informeert de be-
stuurder elke keer over de bevestigingssta-
tus van elk van de veiligheidsgordels ach-
terin:
openen van een portier;
vast- of losmaken van een veiligheidsgor-
del achter.
De afbeelding 7 begrijpen:
wit symbool: autogordel vastgemaakt;
zwart symbool: autogordel losgemaakt.
Wanneer de voertuigsnelheid minder is dan
circa 20 km/u, verschijnt het pictogram 7
gedurende ongeveer 60 seconden, telkens
wanneer een van de veiligheidsgordels
achter wordt vast- of losgemaakt.
Als de voertuigsnelheid 20 km/u bereikt of
overschrijdt en een van de veiligheidsgor-
dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt:
knippert het controlelampje ß op
het centrale display;
en
– klinkt ongeveer 30 seconden een piep-
toon;
en
de afbeelding 7 verschijnt minstens
60 seconden en het symbool van de be-
treffende stoel wordt rood.
AUTOGORDELS (5/11)
1.52
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
Als de voertuigsnelheid 20 km/u bereikt of
overschrijdt en een van de veiligheidsgor-
dels achter tijdens de rit wordt losgemaakt:
knippert het controlelampje ß op
het centrale display;
en
klinkt ongeveer 120 seconden een piep-
toon;
en
verschijnt het pictogram 8 circa 180 se-
conden en wordt de indicator van de des-
betreffende stoel rood.
Controleer altijd of de passagiers achterin
hun gordel hebben vastgemaakt en of het
aangegeven aantal vastgemaakte gordels
overeenkomt met het aantal bezette zitplaat-
sen achterin.
Opmerking: soms kan een voorwerp op
de zitting van een van de achterstoelen de
waarschuwingen activeren, afhankelijk van
de auto.
Gordelverklikker achterin, lange
chassisversie
(afhankelijk van de auto)
Het 8 pictogram verschijnt op het instru-
mentenpaneel wanneer het voertuigcontact
wordt ingeschakeld. Dit informeert de be-
stuurder elke keer over de bevestigingssta-
tus van elk van de veiligheidsgordels ach-
terin:
openen van een portier;
een autogordel achterin wordt vast- of
losgemaakt;
een stoel wordt verwijderd/teruggeplaatst
3.40.
De afbeelding 8 begrijpen:
groen lampje: autogordel vastgemaakt;
rode indicator: de stoel is bezet en de vei-
ligheidsgordel is niet vastgemaakt;
grijs symbool: plaats niet bezet;
wit kruis: de stoel is uit het voertuig ver-
wijderd, is niet elektrisch opnieuw ver-
bonden met het voertuig of er is een sto-
ring in de verbinding van de stoel met het
voertuig 3.40.
AUTOGORDELS (6/11)
Het controlelampje ß op het centrale
display verschijnt ook bij inschakelen van
het contact, als een achterstoel is bezet en
de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt.
Wanneer de voertuigsnelheid lager is dan
ongeveer 20 km/u, verschijnt het controle-
lampje ß op het centrale display als
een achterstoel is bezet en de veiligheids-
gordel niet is vastgemaakt. Ook het pic-
togram 8 verschijnt gedurende ongeveer
60 seconden telkens wanneer een van de
veiligheidsgordels achter wordt vast- of los-
gemaakt.
8
1.53
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
Gordelverklikker achterin, lange
chassisversie
(vervolg)
Als een of meer achterstoelen niet met het
voertuig zijn verbonden, wordt de melding
"Achterbank losgekoppeld" ongeveer vijf se-
conden lang getoond op het instrumenten-
paneel:
met het contact aan, als ten minste één
van de stoelen niet is aangesloten;
met het contact aan, wanneer een stoel is
losgekoppeld.
Elk van de losgekoppelde stoelen wordt
aangegeven met een wit kruis op de afbeel-
ding 9.
Als een zitplaats wordt aangegeven met
een wit kruis op de afbeelding 9 maar wel
aanwezig is in het voertuig, moet de stoel-
connector opnieuw worden aangesloten vol-
gens de procedure voor het terugplaatsen
van de stoel
Raadpleeg een merkdealer als het witte
kruis niet verdwijnt.
AUTOGORDELS (7/11)
Als er een storing is in de verbinding van
de stoel met het voertuig, wordt de melding
"Controleer stoel aansluiting" weergegeven
op het instrumentenpaneel samen met de 9
afbeelding met een wit kruis en het waar-
schuwingslampje .
Ga naar een merkdealer.
9
Wanneer u een stoel in het voertuig te-
rugplaatst, zorg dan dat u de stoelcon-
nector opnieuw aansluit. Anders wordt
de bevestigingsstatus van de veilig-
heidsgordel niet aangegeven op de af-
beelding 9.
ceintures de sécurité
réglage en hauteur de la ceinture ........
(page courante)
1.54
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
AUTOGORDELS (8/11)
Hoogteverstelling van de gordel
van de voorstoelen
Druk op de knop 10 om de hoogte van de
gordel zo af te stellen dat de schouderriem
wordt gedragen zoals hiervoor is aangege-
ven. Druk op de knop 10 en zet de hoofd-
steun omhoog of omlaag. Controleer na het
afstellen of de knop weer goed is vergren-
deld.
10
Open Sesame autogordel
voorpassagier
Rol de gordel 11 langzaam af.
Klik de verschuifbare gesp 12 vast in de slui-
ting 13.
11
12
13
Uitvoering met voorbank met
twee plaatsen
In normale gebruiksomstandigheden maakt
u de veiligheidsgordel van de middelste zit-
plaats vast als er niemand zit.
1.55
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
Autogordel midden achter
(versie met standaardchassis)
Rol de gordel 15 langzaam af.
Plaats de stift 16 in de rode gesp 17.
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordel achterin
na het kantelen van de achter-
bank.
Autogordels aan de zijkanten
achter 14
(versie met standaardchassis)
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
14 15
17 16
15
16
AUTOGORDELS (9/11)
1.56
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
Gordels op achterbank van
derde zitrij 25
(versie met lang chassis)
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
Veiligheidsgordel midden op
tweede zitrij achter
(versie met lang chassis)
Trek de gordel 20 langzaam uit zijn
houder 19.
Klik de gesp 21 vast in de zwarte sluiting 22.
Klik de laatste gesp 24 in de rode sluiting 23.
Om de veiligheidsgordel op te bergen, ge-
leidt u deze in de behuizing 19 en, afhanke-
lijk van de auto, bevestigt u de gesp 21 aan
de magneet B.
Achterstoelen zijkant tweede
rij 18
(versie met lang chassis)
Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen
gebeuren op dezelfde manier als bij de voor-
ste gordels.
AUTOGORDELS (10/11)
Controleer of de autogordels
achterin nog goed op hun
plaats zitten en goed werken
na elke verandering aan de
achterstoelen.
Gebruiksmogelijkheden van de ach-
terstoelen
3.40
18
19
20
24
23 22
21
25
B
1.57
NLD_UD81069_4
Ceintures de sécurité (XFK - Renault)
AUTOGORDELS (11/11)
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan.
Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer.
Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.):
een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het portier.
Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot
zit.
De gordel mag niet gedraaid zijn.
Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels die beschadigingen vertonen moeten ook worden
vervangen.
Let er bij het terugplaatsen van de achterbank op dat de autogordels en sluitingen goed zitten, zodat deze weer op de juiste wijze kunnen
worden gebruikt.
Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking belemmerd wordt.
Zorg dat u de sluiting goed plaatst (deze mag niet verborgen of bedekt worden door of blijven haken achter personen of voorwerpen).
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs de ceintures
de sécurité avant .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prétensionneurs .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.58
NLD_UD81966_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (XFK - Renault)
Dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures avant, arrière, latéraux
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (1/6)
1
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
– gordelspanners van het oprolmecha-
nisme van de autogordel;
gordelspanners van de heupgordel;
krachtbegrenzers voor de bescher-
ming van de borstkas;
airbags bestuurder en passagier
voorin
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of
af-zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel (die in werking
komt om de speling van de autogordel op
te heffen);
gordelspanners van de heupgordel zodat
degene die op de stoel zit er niet vanaf
glijdt;
voorin airbag.
Gordelspanners
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de volgende on-
derdelen activeren:
de gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel 1 die de gordel
direct strak trekt;
– De gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de heupgordel 2 van de voor-
stoelen.
2
1.59
NLD_UD81966_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (XFK - Renault)
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
Airbags van bestuurder en
passagier voorin
Deze bevinden zich bij de linker en rechter
voorstoel.
Een symbool onder op de voorruit geeft aan
of dit systeem aanwezig is (afhankelijk van
de auto).
Elk airbagsysteem bestaat uit:
een airbag en een gaspatroon in het
stuurwiel voor de bestuurder en in het
dashboard voor de passagier voorin;
een rekeneenheid voor bewaken van het
die de elektrische ontsteking van de gas-
patroon regelt;
draadloze sensoren;
een controlelampje å op het instru-
mentenpaneel.
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (2/6)
Bij het afgaan van de airbag
vindt een explosie plaats.
Daarom komen bij het ont-
plooien van de airbag warmte
en rook vrij zonder enig brandgevaar en
klinkt er een luide knal. De airbag die on-
middellijk naar buiten komt, kan onge-
vaarlijke, lichte schaafwonden of ander
ongemak veroorzaken.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.60
NLD_UD81966_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (XFK - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (3/6)
Werking
Het systeem werkt alleen als het contact
aanstaat.
Bij een zware frontale aanrijding, worden
de airbags snel opgeblazen om de klap van
het hoofd en de borstkas van de bestuur-
der tegen het stuurwiel en van de passagier
tegen het dashboard op te vangen. Daarna
lopen de airbags direct weer leeg om het
verlaten van de auto niet te bemoeilijken.
Storingen
å Dit controlelampje licht op bij het
starten van de motor en dooft na ongeveer
drie secondes.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als blijft branden, wijst dit op een
storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Wacht u hier te lang mee dan betekent dat,
dat de bescherming in de tussenliggende
periode misschien niet optimaal is.
1.61
NLD_UD81966_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (XFK - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (4/6)
In de volgende situaties werken de gor-
delspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star
(niet-vervormbaar) oppervlak, met een snel-
heid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, ge-
lijkaardig of zwaarder voertuig, met een con-
tactzone van meer dan 40% en een snelheid
van 40 km/u of hoger voor de twee voertui-
gen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een
ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met
een snelheid van 50 km/u of hoger.
1.62
NLD_UD81966_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (XFK - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (5/6)
In de volgende voorbeelden kunnen de
gordelspanners of de airbags in werking
treden:
Botsing onder de auto, zoals een stoep-
rand;
gaten in het wegdek;
een val of harde landing;
– stenen.
– ...
In de volgende voorbeelden bestaat het
gevaar dat de gordelspanners ofairbags
niet geactiveerd worden:
botsing van achteren, zelfs een zware;
als de auto omslaat;
aanrijding van de zijkant, op de voorkant
van de auto;
– frontale aanrijding, onder de achterkant
van een vrachtwagen;
frontale botsing tegen een obstakel met
een scherpe hoek;
– ...
sécurité enfants .........................................
(page courante)
1.63
NLD_UD81966_2
Dispositifs complémentaires à la ceinture avant (XFK - Renault)
AANVULLENDE VOORZIENINGEN OP DE VOORGORDEL (6/6)
Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurdersairbag
Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
Dek de naafdop niet af.
Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd. Uitsluitend speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer mogen deze werkzaamheden
uitvoeren.
Ga niet te dicht op het stuurwiel zitten tijdens het rijden: zit met uw armen licht gebogen (zie “De juiste zithouding” 1.47). Zo blijft er vol-
doende ruimte over voor een goede en effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dash-
board zetten).
Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen)
bij het dashboard.
Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een
kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN TENZIJ DE
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VAN DE AUTOGORDEL VAN
DE VOORPASSAGIER UITGESCHAKELD ZIJN. 1.110.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
dispositifs de retenue complémentaires
aux ceintures arrière ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de protection latérale ................
(page courante)
prétensionneurs de ceintures de sécurité..
(page courante)
1.64
NLD_UD65146_1
Dispositifs complémentaires aux ceintures arrière latérales (XFK - Renault)
AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ACHTERIN
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
Gordelspanners in het oprolmecha-
nisme (gordels aan de zijkant);
Krachtbegrenzers voor bescherming
van de borstkas.
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of
af-zonderlijk, afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, geactiveerd bij een frontale bot-
sing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding,
kan het systeem de volgende middelen ac-
tiveren:
de blokkering van de autogordel;
– De gordelspanner van het oprolmecha-
nisme van de autogordel (die in werking
treedt om de speling van de autogordel
op te heffen).
Krachtbegrenzer
Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok
van de aanrijding komt dit mechanisme in
werking om de kracht die de gordel op het li-
chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-
lijk niveau.
1
Gordelspanners zijkant
De gordelspanners dienen ervoor om de
autogordel strak tegen het lichaam te trek-
ken en daardoor de inzittende in zijn stoel
te drukken wat de effectiviteit van de gordel
verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige
frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst
van de schok, het systeem de gordelspan-
ner 1 activeren die onmiddellijk de gordel
strak trekt.
Laat al deze veiligheidsvoor-
zieningen controleren na een
aanrijding.
Het is streng verboden zelf
werkzaamheden uit te voeren aan
het gehele systeem (gordelspanners,
airbags, rekeneenheden, bedrading)
of deze in een andere auto over te
zetten.
Om te voorkomen dat het systeem
onopzettelijk wordt geactiveerd en
verwondingen veroorzaakt, mag uit-
sluitend deskundig personeel van de
merkdealer aan de airbags werken.
Het elektrische ontstekingsmecha-
nisme van de gordelspanners mag
uitsluitend door speciaal opgeleid
personeel met speciaal gereedschap
worden gecontroleerd.
Laat de gaspatronen van de gor-
delspanners en de airbags door een
merkdealer verwijderen voordat de
auto wordt gesloopt.
dispositifs de retenue complémentaires
latéraux ................................................
(page courante)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de protection latérale ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.65
NLD_UD81967_2
Dispositifs de protection latérale (XFK - Renault)
Zij Airbag
Dit is een airbag die aan de kant van het por-
tier ondergebracht is in de rugleuning van
elk van de voorstoelen en komt in werking
om de inzittenden te beschermen bij een
zware aanrijding tegen de zijkant.
Zijruit Airbag
Dit type airbag wordt (afhankelijk van de
auto) boven langs de zijkant van de auto ge-
monteerd. Ze worden geactiveerd langs de
zijruiten bij de voor- en achterportieren om
de inzittenden te beschermen bij een hevige
botsing tegen de zijkant.
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN BESCHERMING ZIJKANT
Waarschuwing betreffende de zijairbag
Stoelhoezen plaatsen: voor stoelen met een airbag zijn stoelhoezen nodig die
speciaal voor uw auto zijn ontworpen. Raadpleeg een merkdealer om te weten of
dergelijke hoezen leverbaar zijn. Het gebruik van andere hoezen (of hoezen die
bestemd zijn voor een ander model) kan de goede werking van deze airbag belemmeren
en daardoor de veiligheid van de inzittenden in gevaar brengen.
Plaats geen accessoires, voorwerpen of dieren tussen de rugleuning, het portier en de
interieurbekleding. Dek de rugleuning van de stoel ook nooit af met bijvoorbeeld kleding
of accessoires. De werking van de airbag kan hierdoor belemmerd worden en verwon-
dingen veroorzaken als de airbag wordt geactiveerd.
Demontage of wijziging van de stoel en de interieurbekleding is verboden, tenzij dit ge-
beurt door deskundig personeel van de merkdealer.
De spleten in de rugleuningen voor (aan de kant van het portier) komen overeen met
de zone waarbinnen de airbag zich kan opblazen: het is verboden hier voorwerpen in te
stoppen.
dispositifs de retenue complémentaires ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue complémentaire aux ceintures .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coussin gonflable
airbag ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.66
NLD_UD65148_1
Dispositifs de retenue complémentaires (XFK - Renault)
AANVULLENDE BEVESTIGINGSMIDDELEN
De airbag is bedoeld als aanvulling op de werking van de autogordel. De airbag en de autogordel vormen één veiligheidssysteem.
De gordel moet altijd worden gedragen. Het niet-dragen kan bij een ongeval de inzittenden blootstellen aan zware verwondingen. Dit
kan ook het risico op lichte oppervlakkige wonden bij het opblazen van de airbag verergeren, hoewel dergelijke kleine verwondingen
nooit zijn uitgesloten bij gebruik van een airbag.
Bij een botsing, zelfs een zware, tegen de achterkant of bij het over de kop gaan van de auto worden de airbags of de gordelspan-
ners niet altijd geactiveerd. Zware stoten onder de auto veroorzaakt door stoepen, gaten in het wegdek, stenen, kunnen de airbagsystemen
activeren.
Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan airbags, gordelspanners rekeneenheid, bedrading, enz. Deze mogen uit-
sluitend door speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer worden gecontroleerd en gerepareerd.
Om te voorkomen dat de airbag(s) ten onrechte wordt/worden opgeblazen of juist niet als dat wel nodig zou zijn, mag uitsluitend deskundig
personeel van de merkdealer aan het systeem werken.
Laat het airbagsysteem controleren na een aanrijding of (een poging tot) diefstal van de auto.
Als u de auto uitleent of verkoopt, breng de nieuwe berijder/eigenaar dan op de hoogte van deze bijzonderheden door hem dit instructie-
boekje bij de auto te leveren.
Laat de gaspatro(o)n(en) door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen
te voorkomen.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.67
NLD_UD81052_3
Sécurité enfants : généralités (XFK - Renault)
Sécurité enfants : généralités
KINDERVEILIGHEID: algemeen (1/2)
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving
van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd
correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht
het traject. U bent verantwoordelijk voor de
kinderen die u vervoert.
Een kind is geen volwassene in miniatuur-
formaat. Het staat bloot aan specifieke let-
selrisico’s doordat de spieren en botten nog
in de groei zijn. De autogordel alleen is niet
geschikt voor het vervoer. Gebruik het juiste
kinderzitje en gebruik het correct.
Een botsing met 50 km/u
komt overeen met een val van
10 meter hoogte. Het niet vast-
maken van een kind is het-
zelfde als het laten spelen op een balkon
zonder balustrade op de vierde verdie-
ping!
Houd een kind nooit in uw armen. Bij
een ongeluk zal u het niet kunnen tegen-
houden, zelfs niet als u zelf in uw gordel
vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u het kinderzitje
vervangen en de gordels en de ISOFIX
verankeringen laten controleren.
Gebruik de functie Kinderslot
om te voorkomen dat de zij-
schuifdeuren worden geopend.
1.27.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, door organen te bedienen zoals
bijvoorbeeld de ruitbediening, of de por-
tieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
1.68
NLD_UD81052_3
Sécurité enfants : généralités (XFK - Renault)
KINDERVEILIGHEID: algemeen (2/2)
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is
afhankelijk van zijn capaciteit om het kind
vast te houden en van de installatie ervan.
Door een verkeerde installatie komt de bes-
cherming van het kind in gevaar bij krachtig
remmen of een botsing.
Controleer voordat u een kinderzitje koopt,
of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het ge-
monteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje ge-
adviseerd worden voor uw auto.
De voorschriften voor het vervoer van kinde-
ren zijn specifiek voor elk land.
Het gebruik van een kinderzitje tijdens het
vervoer is afhankelijk van de leeftijd en/of de
grootte en/of het gewicht van het kind.
Voor kinderen die geen kinderzitje nodig
hebben: zorg ervoor dat de veiligheidsgor-
del correct is afgesteld en vastgemaakt.
Houd u in elk geval aan de voorschriften van
het land waarin u zich bevindt. Geef het goede voorbeeld door uw
gordel vast te maken en leer uw kind:
– om de veiligheidsgordel goed om te
doen;
in en uit te stappen aan de andere
kant van het verkeer.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje
of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kin-
derzitje de installatie ervan belemmert.
Laat een kind nooit onbewaakt
achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en aangepast.
Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte
tussen de riemen kan ontstaan 1.47.
Zorg ervoor dat uw kind zijn hoofd of
armen niet uit het raam kan steken.
Controleer regelmatig de juiste houding
van het kind, met name als het slaapt.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje,
de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in-
structies. Neem, bij problemen met het in-
stalleren, contact op met de fabrikant van de
uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij
het zitje.
1.69
NLD_UD71438_2
Sécurité enfants : choix du siège enfant (XFK - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
Het hoofd van een baby is, naar verhouding,
zwaarder dan dat van een volwassene en de
nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo
lang mogelijk in deze stand (minstens tot het
2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek
ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere
bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uit-
steekt.
Kinderzitje “vooruit”
Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in
een voorwaarts gerichte zitje reizen.
Kies het juiste zitje voor het kind: hoofd en
buik zijn de meest kwetsbare lichaamsdelen.
Een vooruit geplaatst kinderzitje dat stevig
in de auto is vastgezet, vermindert het risico
dat het kind zijn hoofd stoot. Vervoer uw kind
in een vooruit geplaatst zitje met een harnas
als de lengte van het kind dat toelaat.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zij-
delingse bescherming.
Zittingverhogers
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op
een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaams-
bouw. De zitting van de verhoger moet ge-
leiders hebben die de gordel over de heupen
van het kind en niet over de buik laat lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met
een gordelgeleider wordt geadviseerd om
de gordel op het midden van de schouder
te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of
over de armen lopen.
Kies een omhullend zitje voor een betere be-
scherming opzij.
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.70
NLD_UD78462_2
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (XFK - Renault)
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om
goed te kunnen werken bij krachtig remmen
of bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van
het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de au-
togordel door eraan te trekken en zet hem
daarna zo strak mogelijk door op het kinder-
zitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het
zitje naar links/rechts en naar voren/achte-
ren te bewegen: het zitje moet stevig vast
blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is ge-
ïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
choix de la fixation du siège enfant
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (1/3)
Er zijn twee bevestigingssystemen voor
kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX systeem.
Gebruik geen kinderzitje dat de
gordel waarmee het vastzit zou
kunnen losmaken: het onder-
stel van het zitje mag niet op
de gesp en/of de sluiting van de gordel
rusten.
De autogordel mag nooit los-
gemaakt of verdraaid worden.
Laat de gordel nooit onder de
armen of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd
is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt,
kan deze het kind niet beschermen.
Raadpleeg een merkdealer. Gebruik
deze zitplaats niet zolang de gordel niet
is gerepareerd.
1.71
NLD_UD78462_2
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (XFK - Renault)
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX gren-
dels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem
garandeert een gemakkelijke, snelle en vei-
lige montage.
Het ISOFIX systeem bestaat uit 2 ringen en,
in sommige gevallen, een derde ring.
Voordat u een ISOFIX kinderzitje installeert dat u hebt gekocht voor een andere
auto, moet u nagaan of het geïnstalleerd mag worden. Raadpleeg de lijst van
de fabrikant van het zitje waarop de auto's staan waarin het zitje gebruikt mag
worden .
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (2/3)
Bevestiging met ISOFIX systeem
Goedgekeurde kinderzitjes ISOFIX zijn ge-
standaardiseerd volgens de huidige regel-
geving als één van de vier onderstaande ge-
vallen van toepassing is:
universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
semi-universeel ISOFIX 2-punts;
– Specifiek;
i-Size voorzien van een van de volgende
onderdelen:
een riem die aan de derde ring van de
betreffende stoel wordt vastgemaakt;
of een steun die op de vloer van de
auto rust, geschikt voor de goedge-
keurde stoel i-Size, met als bedoeling
te voorkomen dat het kinderzitje be-
weegt bij een botsing.
Controleer in het laatste geval of uw kinder-
zitje geïnstalleerd kan worden door de lijst
van geschikte auto’s te raadplegen.
Verander niets aan de onder-
delen van het oorspronkelijk
gemonteerde systeem: gor-
dels, ISOFIX, stoelen en de be-
vestigingen ervan.
De ISOFIX verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de
rugleuning en de zitting van de stoel en zijn
te herkennen aan een symbool .
1
banquette arrière .......................................
(page courante)
siège arrière...............................................
(page courante)
1.72
NLD_UD78462_2
Sécurité enfants : choix de la fixation du siège enfant (XFK - Renault)
KINDERVEILIGHEID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (3/3)
2
Controleer of de rugleuning
van het vooruit geplaatste kin-
derzitje goed tegen de rugleu-
ning van de stoel in de auto is
geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje
niet altijd op de zitting van de stoel in de
auto.
De ISOFIX verankeringen
mogen alleen gebruikt worden
voor kinderzitjes met het
ISOFIX systeem. Bevestig
nooit andere kinderzitjes, noch de gordel
of andere voorwerpen op deze veranke-
ringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de
verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een
verkeersongeluk, moet u de ISOFIX ver-
ankeringen laten controleren en het kin-
derzitje vervangen.
2
Bevestiging met het ISOFIX systeem
(vervolg)
De derde ring 4 wordt gebruikt voor het vast-
maken van de bovenste riem 2 bij bepaalde
kinderzitjes.
Plaatsen achter
De bovenste riem 2 moet tussen de rug-
leuning en de hoedenplank worden geleid.
Hiervoor verwijdert u de hoedenplank
3.60.
Bevestig de haak 3 aan een van de ringen 4
die gemarkeerd zijn met het symbool .
Zitplaats voorin passagier
Als de voorpassagiersstoel hiermee is uitge-
rust, bevestigt u de haak 3 van de bovenste
band 2 aan de ring 4 gemarkeerd met het
symbool.
Alle zitplaatsen
Trek aan de bovenste riem 2 zodat de rug-
leuning van het kinderzitje strak tegen de
rugleuning van de autostoel aanligt.
3
4
3
4
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(page courante)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.73
NLD_UD81053_2
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (XFK - Renault)
installation du siège enfant, généralités
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (1/2)
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin-
derzitjes bevestigd worden Op het schema
op de volgende bladzijde ziet u waar u een
kinderzitje mag bevestigen.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind het
goed vergrendelen van de voorstoel niet
belemmeren. 1.38.
Controleer of het kinderzitje, door het in-
stalleren ervan in de auto, niet loskomt
van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijde-
ren, berg deze dan goed op zodat deze
niet in een projectiel kan veranderen bij
krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan
de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan ver-
anderen bij krachtig remmen of een bot-
sing.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.110.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet
overal leverbaar. Controleer, voordat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of
het gemonteerd kan worden.
Aan de voorkant
Het vervoer van een kind op de plaats van
de voorpassagier is niet in alle landen toe-
gestaan. Raadpleeg de geldende wetgeving
en volg de aanwijzingen van het schema op
de volgende bladzijde.
Voordat u een kinderzitje op deze plaats in-
stalleert (indien dit toegestaan is)
zet de autogordel zo ver mogelijk naar
beneden;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren;
– zet de rugleuning enigszins schuin (on-
geveer 25°);
zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mo-
gelijk omhoog.
Zet de hoofdsteun van de stoel steeds goed
omhoog zodat deze het kinderzitje niet hin-
dert 1.37.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit
mogelijk is, verplaatst u de autostoel indien
nodig naar voren (voor de nodige ruimte op
de achterste zitplaatsen voor de passagiers
of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat
achterstevoren staat, mag het dashboard
niet raken of niet in maximale naar voren ge-
schoven positie staan.
Wijzig de andere afstellingen niet meer na
het installeren van het kinderzitje.
Isofix ..........................................................
(page courante)
banquette arrière .......................................
(page courante)
plage arrière ..............................................
(page courante)
1.74
NLD_UD81053_2
Sécurité enfants : installation du siège enfant, généralité (XFK - Renault)
Verwijder altijd de hoofdsteun van de achter-
stoel waarop het kinderzitje wordt geplaatst.
3.37. Zet de achterstoel indien nodig zo
ver mogelijk naar achteren. Dit moet ge-
beuren voordat u het kinderzitje plaatst.
Controleer of het kinderzitje goed tegen de
rugleuning van de achterstoel rust.
Op zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn-
stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-
sen in beslag. Plaats het hoofd van het kind
aan de tegenover het portier gelegen kant.
Zet de voorstoel van de auto zo ver moge-
lijk naar voren om een kinderzitje achterste-
voren te installeren, en zet daarna de stoel
ervoor zo ver mogelijk terug zonder dat deze
tegen het kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste
kind:
zet de desbetreffende stoel zo ver moge-
lijk naar achteren;
zet de stoel vóór het kind naar voren en
stel de positie van de rugleuning in om
contact tussen de stoel en de benen van
het kind te vermijden.
KINDERVEILIGHEID: installatie van het kinderzitje, algemeen (2/2)
Controleer of het kinderzitje
of de voeten van het kind een
goede vergrendeling van de
voorstoel niet belemmeren.
3.42.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te instal-
leren, maakt u eerst de autogordel los
voordat u de bouten vastzet.
Wanneer een ISOFIX-
kinderzitje op de zitplaats aan
de linkerkant achterin wordt
geïnstalleerd, kan de middel-
ste zitplaats niet meer worden gebruikt.
De middelste autogordel is immers niet
meer toegankelijk of bruikbaar.
Op middelste zitplaats achter
Controleer of de gordel geschikt is voor de
bevestiging van uw kinderzitje. Ga naar een
merkdealer.
Er mag nooit een ISOFIX of
kinderzitje met een vloersteun
worden geplaatst op de middel-
ste zitplaats achterin.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Installatie van de zittingver-
hoger (groep 2 of 3)
Controleer de werking van de
veiligheidsgordel (rol de gordel
op) 1.47.
Stel de veiligheidsgordel als volgt af:
plaats de schouderriem op de schou-
der van het kind zonder de nek te
raken;
plaats de heupriem zo dat deze plat
op de dijen en tegen het bekken ligt.
Pas zo nodig de zitpositie in het voertuig
aan.
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
activation airbags passager avant .......
(page courante)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.75
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Siège enfant : fixation par ceinture de sécurité ou par système isofix
“Open Sesame” bestelwagenuitvoering
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
Op deze stoel mag uitsluitend een naar voren gerichte stoel met “universele” goed-
keuring worden geplaatst.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
LEVENSGEVAAR OF RISICO
OP ERNSTIG LETSEL: plaats
nooit een naar achteren gericht
kinderzitje op de passagiers-
stoel voor.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (1/20)
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.76
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Open Sesamebestelwagenuitvoering
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats voorin passagier
airbag geactiveerd aan
passagierszijde (1)
zonder passagiersairbag of met
de airbag uitgeschakeld(1)
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X X
Kuipzitje/kinderzitje achterste-
voren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X X
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg UF (2) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg UF (2) X
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
UF = Op deze stoel mag uitsluitend een naar voren gerichte stoel met “universele” goedkeuring worden geplaatst: controleer of dit mogelijk is.
(2) Zet de stoel, afhankelijk van de auto, zo ver mogelijk omhoog en achteruit, en kantel de rugleuning iets (ongeveer 25°).
(1) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een naar achteren gericht kinderzitje op de passagiersstoel
voor.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (2/20)
1.77
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Bestelwagenversie met inklapbare passagiersstoel
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedge-
keurd zitje.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
B2: stoel waarop een kinderzitje met "B2" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
B3: stoel waarop een kinderzitje met “B3” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.110.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (3/20)
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.78
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Bestelwagenversie met inklapbare passagiersstoel
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats voorin passagier
airbag geactiveerd aan
passagierszijde (1)
zonder passagiersairbag of met
de airbag uitgeschakeld(2)
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X U
Kuipzitje/kinderzitje achterste-
voren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X U
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg U X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg U / B2 / B3 X
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
B2 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
B3 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
(1) RISICO OP ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL: plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de auto beschikt
over een passagiersairbag die niet kan worden uitgeschakeld.
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (4/20)
1.79
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Bestelwagenversie met niet-inklapbare passagiersstoel
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedge-
keurd zitje.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
B2: stoel waarop een kinderzitje met "B2" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
B3: stoel waarop een kinderzitje met "B3 " goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.110.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (5/20)
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.80
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Bestelwagenversie met niet-inklapbare passagiersstoel
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats voorin passagier
airbag geactiveerd aan
passagierszijde (1)
zonder passagiersairbag of met
de airbag uitgeschakeld (2) (3)
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X U
Kuipzitje/kinderzitje achterste-
voren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X U
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg U (3) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg U / B2 / B3 (3) X
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(3) Zet de stoel, afhankelijk van de auto, zo ver mogelijk omhoog en achteruit, en kantel de rugleuning iets (ongeveer 25°).
B2 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
B3 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
(1) RISICO OP ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL: plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de auto beschikt
over een passagiersairbag die niet kan worden uitgeschakeld.
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (6/20)
1.81
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (7/20)
Bestelwagen uitvoering drie zitplaatsen voorin
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedge-
keurd zitje.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.110.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.82
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Bestelwagen uitvoering drie zitplaatsen voorin
Type kinderzitje Gewicht van het kind
Zitplaats voor aan de zijkant Middelste
zitplaats
voorpassagier
airbag
geactiveerd aan
passagierszijde (1)
zonder passagiersairbag of met
de airbag uitgeschakeld (2)
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X U X
Kuipzitje/kinderzitje achterste-
voren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X U X
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg U X X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg U X X
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
(1) RISICO OP ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL: plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de auto beschikt
over een passagiersairbag die niet kan worden uitgeschakeld.
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (8/20)
1.83
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis)
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (9/20)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedge-
keurd zitje.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
B3: stoel waarop een kinderzitje met “B3” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.110.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.84
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Zitplaats voorin passagier Plaatsen achter
airbag geactiveerd aan
passagierszijde (1)
passagiers airbag
niet aanwezig of
uitgeschakeld (2) (3)
Zitplaatsen
aan de
zijkanten
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X U (4) X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X U U (5) U (5) (7)
Kuipzitje/kinderzitje
achterstevoren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X U U (5) U (5) (7)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (3) X U (6) U (6) (7)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg U / B2 / B3 (3) X U / B2 (6) U (6)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
(1) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de auto
beschikt over een passagiersairbag die niet kan worden uitgeschakeld.
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (10/20)
1.85
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
B2 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
B3 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
(3) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(4) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(5) Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver
mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(6) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
(7) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje met een vloersteun op de middelste achter-
stoel.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (11/20)
1.86
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Zitplaats voorin passagier Plaatsen achter
airbag geactiveerd aan
passagierszijde (1)
passagiers airbag
niet aanwezig of
uitgeschakeld (2) (3)
Zitplaatsen
aan de
zijkanten (8)
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X U (4) X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X U U (5) U (5) (7)
Kuipzitje/kinderzitje
achterstevoren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X U U (5) U (5) (7)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (3) X U (6) U (6) (7)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg U / B2 / B3 (3) X U / B2 (6) U (6)
(1) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de auto
beschikt over een passagiersairbag die niet kan worden uitgeschakeld.
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (12/20)
1.87
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
B2 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
B3 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
(3) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 15°).
(4) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(5) Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver
mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(6) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
(7) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje met een vloersteun op de middelste achter-
stoel.
(8) RISICO OP ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL: Het is verboden om een kinderzitje achter een ingeklapte voorstoel te plaatsen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (13/20)
1.88
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (standaardchassis)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedge-
keurd zitje.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
B2: stoel waarop een kinderzitje met “B2” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
B3: stoel waarop een kinderzitje met “B3” goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld.
1.110.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (14/20)
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.89
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.110
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47
Pas indien nodig de zitpositie aan.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedge-
keurd zitje.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
B2: stoel waarop een kinderzitje met "B2" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
B3: stoel waarop een kinderzitje met "B3" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (15/20)
1.90
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Estate-uitvoering met niet-inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Zitplaats voorin passagier Achterstoelen van
de tweede rij
Achterstoelen
van de derde rij
airbag
geactiveerd aan
passagierszijde
(1)
passagiers airbag
niet aanwezig of
uitgeschakeld (2) (3)
Zitplaatsen
aan de
zijkanten
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X U (4) X X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X U U (5) U (5) (7) X
Kuipzitje/kinderzitje
achterstevoren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X U U (5) U (5) (7) X
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (3) X U (6) U (6) (7) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg U / B2 / B3 (3) X U / B2 (6) U (6) U / B2 (6)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
(1) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de auto
beschikt over een passagiersairbag die niet kan worden uitgeschakeld.
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (16/20)
1.91
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
B2 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
B3 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
(3) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(4) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(5) Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver
mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(6) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
(7) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje met een vloersteun op de middelste achter-
stoel.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (17/20)
1.92
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
Zitplaats voorin passagier Achterstoelen van
de tweede rij
Achterstoelen
van de derde rij
airbag
geactiveerd aan
passagierszijde
(1)
passagiers airbag
niet aanwezig of
uitgeschakeld (2) (3)
Zitplaatsen
aan de
zijkanten (8)
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg X X U (4) X X
Kuipzitje achterstevo-
ren geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg X U U (5) U (5) (7) X
Kuipzitje/kinderzitje
achterstevoren
Groepen 0 + en 1
< tot 13 kg
9 tot 18 kg X U U (5) U (5) (7) X
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg U (3) X U (6) U (6) (7) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg U / B2 / B3 (3) X U / B2 (6) U (6) U / B2 (6)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
(1) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de auto
beschikt over een passagiersairbag die niet kan worden uitgeschakeld.
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (18/20)
1.93
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Raadpleeg de brochure “Comfort & veiligheid voor uw kinderen” (verkrijgbaar bij de dealer) om een kinderzitje te kiezen dat geschikt is
voor uw kind en dat wordt aanbevolen voor uw auto.
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
U = Plaats toegestaan voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel” voor deze leeftijdscategorie; con-
troleer of het gemonteerd kan worden.
B2 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
B3 = Zittingverhogers in groep 2 en 3 (15 tot 25 kg en 22 tot 36 kg).
(3) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 15°).
(4) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(5) Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver
mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(6) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (19/20)
(7) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: plaats nooit een kinderzitje met een vloersteun op de middelste achter-
stoel.
(8) RISICO OP ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL: Het is verboden om een kinderzitje achter een ingeklapte voorstoel te plaatsen.
1.94
NLD_UD81014_4
Sièges enfant : fixation par ceinture de securité (XFK - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel
¬ Plaats toegelaten voor de bevestiging met de gordel van een als “Universeel” goedge-
keurd zitje.
² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje.
³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een
kinderzitje installeert.
B2: stoel waarop een kinderzitje met "B2" goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
B3: stoel waarop een kinderzitje met "B3 " goedkeuring mag worden bevestigd via de autogor-
del.
KINDERZITJES: bevestiging met autogordel (20/20)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIG
LETSEL: voordat u een kinder-
zitje achterstevoren op deze
stoel plaatst, moet u controleren of de
passagiersairbag voor is uitgeschakeld
1.110.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
Estate-uitvoering met inklapbare passagiersstoel voorin (lang chassis)
Isofix ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
retenue enfants..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges enfants ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de retenue enfants ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’enfants .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dispositifs de retenue enfants ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbags
activation/désactivation airbag passa-
ger avant ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.95
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (1/15)
Bestelwagenuitvoering met voorpassagiersstoel uitgerust met ISOFIX systeem
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX bevestiging
Zitplaats waar een ISOFIX kinder-
zitje is toegelaten.
De verankering zit op de achterkant
van de passagiersstoel voorin.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIGE
VERWONDINGEN:
voordat u een achterstevoren
geplaatst kinderzitje op de passagiers-
stoel voor plaatst, controleert u of de
passagiersairbag voor is gedeactiveerd
1.110.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.96
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Bestelwagenuitvoering met voorpassagiersstoel uitgerust met ISOFIX systeem
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
De grootte van de
ISOFIX stoel [Grootte]
Passagiersstoel voorin
airbag geactiveerd
aan passagierszijde
zonder passagiersairbag of
met airbag uitgeschakeld
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg
L1 [F], L2 [G] X X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg
R1 [E] XIL (1) (2)
Kuipzitje/kin-
derzitje achter-
stevoren
Groep 0 + < tot 13 kg
R3 [C] XIL (1) (2)
Groep 1 9 tot 18 kg
R2 [D], R2X [D] XIL (1) (2)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg
F3 [A], F2 [B], F2X [B1] IUF - IL (1) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg
B2, B3 IUF - IL (1) X
Stoel i-Size
i-UF (1) i-U (1) (2)
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (2/15)
1.97
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge-
rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd.
i-U = Geschikt voor “universele” i-Size -bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
i-UF = Alleen geschikt voor “universele” i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(1) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C], R2 [D], R2X [D]: naar achteren gerichte zitjes of kuipzitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
R1 [E]: naar achteren gerichte zitjes in groep 0 (minder dan 10 kg) of 0+ (minder dan 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0 (minder dan 10 kg);
B2, B3: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 - 25 kg en 22 - 36 kg).
(2) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld 1.110.
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (3/15)
1.98
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem (standaardchassis)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
De grootte van
de ISOFIX stoel
[Grootte]
Passagiersstoel voorin Plaatsen achter
airbag
geactiveerd aan
passagierszijde
zonder
passagiersairbag
of met airbag
uitgeschakeld
Zitplaatsen aan
de zijkanten
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg
L1 [F], L2 [G] X X IL (1) X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg
R1 [E] XIL (2) (5) IL (3) X
Kuipzitje/kin-
derzitje achter-
stevoren
Groep 0 + < tot 13 kg
R3 [C] XIL (2) (5) IL (3) X
Groep 1 9 tot 18 kg
R2 [D], R2X [D] XIL (2) (5) IL (3) X
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg
F3 [A], F2 [B],
F2X [B1] IUF - IL (2) XIUF - IL (3) (4) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg
B2 IUF - IL (2) XIUF - IL (3) (4) X
B3 IUF - IL (2) X X X
Stoel i-Size
i-UF (2) i-U (2) (5) i-U X
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (4/15)
1.99
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge-
rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd.
i-U = Geschikt voor “universele” i-Size -bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
i-UF = Alleen geschikt voor “universele” i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(2) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(3) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C], R2 [D], R2X [D]: naar achteren gerichte zitjes of kuipzitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
R1 [E]: naar achteren gerichte zitjes in groep 0 (minder dan 10 kg) of 0+ (minder dan 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0 (minder dan 10 kg);
B2, B3: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 - 25 kg en 22 - 36 kg).
(5) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld. 1.110.
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (5/15)
1.100
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (6/15)
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem (standaardchassis)
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIGE
VERWONDINGEN:
voordat u een achterstevoren
geplaatst kinderzitje op de passagiers-
stoel voor plaatst, controleert u of de
passagiersairbag voor is gedeactiveerd
1.110.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, moet de middelste autogordel eerst
manueel worden losgemaakt voordat u
de grendels vastmaakt.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX bevestiging
Zitplaats waar een ISOFIX kinder-
zitje is toegelaten.
De zitplaatsen achterin aan de zijkant
hebben een verankering voor het bevestigen
van een 'universeel' naar voren geplaatst
ISOFIX-kinderzitje. De verankeringspunten
zitten in de rugleuning van de pas-
sagiersstoel voor en in de bodemplaat van
de bagageruimte voor de zitplaatsen achter.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.101
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (standaardchassis)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX bevestiging
Zitplaats waar een ISOFIX kinder-
zitje is toegelaten.
De zitplaatsen achterin aan de zijkant
hebben een verankering voor het beves-
tigen van een “universeel” naar voren ge-
plaatst ISOFIX-kinderzitje. De verankerin-
gen van de achterstoelen zitten op de
bodem van de bagageruimte.
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (7/15)
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, moet de middelste autogordel eerst
manueel worden losgemaakt voordat u
de grendels vastmaakt.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
1.102
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (standaardchassis)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
De grootte van
de ISOFIX stoel
[Grootte]
Passagiersstoel voorin
Plaatsen achter
Zitplaatsen aan
de zijkanten (4)
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg
L1 [F], L2 [G] XIL (1) X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg
R1 [E] XIL (2) X
Kuipzitje/kinder-
zitje achterste-
voren
Groep 0 + < tot 13 kg
R3 [C] XIL (2) X
Groep 1 9 tot 18 kg
R2 [D], R2X [D] XIL (2) X
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg
F3 [A], F2 [B],
F2X [B1] XIUF - IL (2) (3) X
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg
B2 XIUF - IL (2) (3) X
B3 X X X
Stoel i-Size
Xi-U X
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (8/15)
1.103
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge-
rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd.
i-U = Geschikt voor “universele” i-Size -bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
i-UF = Alleen geschikt voor “universele” i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(2) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst. 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C], R2 [D], R2X [D]: naar achteren gerichte zitjes of kuipzitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
R1 [E]: naar achteren gerichte zitjes in groep 0 (minder dan 10 kg) of 0+ (minder dan 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0 (minder dan 10 kg);
B2, B3: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 - 25 kg en 22 - 36 kg).
(4) RISICO OP ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL: Het is verboden om een kinderzitje achter een ingeklapte voorstoel te plaatsen.
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (9/15)
1.104
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht op de volgende bladzijden, overeenkomstig de wettelijke voorschrif-
ten.
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (10/15)
Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem (lang chassis)
Type kinderzitje
Gewicht
van het
kind
De grootte
van de
ISOFIX stoel
[Grootte]
Zitplaats voorin passagier Achterstoelen van
de tweede rij
Achterstoelen
van de derde rij
airbag
geactiveerd aan
passagierszijde
zonder
passagiersairbag
of met airbag
uitgeschakeld
Zitplaatsen
aan de
zijkanten
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg
L1 [F], L2 [G] X X IL (1) X X
Kuipzitje achterstevoren
geplaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg
R1 [E] XIL (2) (5) IL (3) XIL (3)
Kuipzitje/kin-
derzitje ach-
terstevoren
Groep 0 + < tot 13 kg
R3 [C] XIL (2) (5) IL (3) XIL (3)
Groep 1 9 tot 18 kg
R2 [D],
R2X [D] XIL (2) (5) IL (3) XIL (3)
Kinderzitje vooruit ge-
plaatst
Groep 1
9 tot 18 kg
F3 [A], F2
[B], F2X [B1] IUF - IL (2) XIUF - IL
(3) (4) XIUF - IL (3) (4)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg
B2 IUF - IL (2) XIUF - IL
(3) (4) XIUF - IL (3) (4)
B3 IUF - IL (2) X X X X
Stoel i-Size
i-UF (2) i-U (2) (5) i-U Xi-U
1.105
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge-
rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd.
i-U = Geschikt voor “universele” i-Size -bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
i-UF = Alleen geschikt voor “universele” i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(2) Zet de stoel van de auto zo ver mogelijk naar achteren en zo hoog mogelijk en zet de rugleuning licht schuin (ongeveer 25°).
(3) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(4) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C], R2 [D], R2X [D]: naar achteren gerichte zitjes of kuipzitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
R1 [E]: achterwaarts gerichte kuipstoelen van groep 0 (onder 10 kg) of 0+ (onder 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0 (minder dan 10 kg);
B2, B3: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 - 25 kg en 22 - 36 kg).
(5) LEVENSGEVAAR OF RISICO OP ERNSTIG LETSEL: voordat u een naar achter gericht kinderzitje plaatst op de passagiersstoel
voorin, moet u controleren of de airbag is uitgeschakeld.
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (11/15)
1.106
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX bevestiging
Zitplaats waar een ISOFIX kinder-
zitje is toegelaten.
De zitplaatsen achterin aan de zijkant
hebben een verankering voor het bevestigen
van een 'universeel' naar voren geplaatst
ISOFIX-kinderzitje. De verankeringspunten
zitten in de rugleuning van de pas-
sagiersstoel voor en in de bodemplaat van
de bagageruimte voor de zitplaatsen achter.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
³Controleer de staat van de airbag
voordat u een passagier laat
plaatsnemen of een kinderzitje installeert.
LEVENSGEVAAR OF
GEVAAR VAN ERNSTIGE
VERWONDINGEN:
voordat u een achterstevoren
geplaatst kinderzitje op de passagiers-
stoel voor plaatst, controleert u of de
passagiersairbag voor is gedeactiveerd
1.110.
Monteer het kinderzitje bij voor-
keur op een zitplaats achterin.
Om op deze zitplaats een
ISOFIX-kinderzitje te installe-
ren, moet de middelste autogordel eerst
manueel worden losgemaakt voordat u
de grendels vastmaakt.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
Estate-versie met voorpassagiersstoel met ISOFIX systeem (lang chassis)
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (12/15)
1.107
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (13/15)
Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (lang chassis)
Als u een ISOFIX-kinderzitje
wilt plaatsen, maakt u eerst de
middelste autogordel handma-
tig los voordat u bouten vast-
zet.
Controleer of uw kind altijd
vastzit en het harnas of de
gordel correct is afgesteld en
aangepast 1.47.
Pas indien nodig de zitpositie aan.
Door het gebruik van een niet
bij de auto passend kinder-
veiligheidssysteem wordt de
baby of het kind niet correct be-
schermd. Het kan ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen.
Kinderzitje bevestigd met behulp van de
ISOFIX bevestiging
Zitplaats waar een ISOFIX kinder-
zitje is toegelaten.
De zitplaatsen achterin aan de zijkant
hebben een verankering voor het beves-
tigen van een “universeel” naar voren ge-
plaatst ISOFIX-kinderzitje. De verankerin-
gen van de achterstoelen zitten op de
bodem van de bagageruimte.
²Plaats verboden voor het installe-
ren van dit type kinderzitje.
1.108
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (14/15)
In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschriften.
Estate-versie met voorpassagiersstoel zonder ISOFIX systeem (lang chassis)
Type kinderzitje Gewicht van
het kind
De grootte van
de ISOFIX stoel
[Grootte]
Zitplaats voorin
passagier
Achterstoelen van de tweede rij Achterstoelen
van de derde rij
Zitplaatsen aan
de zijkanten (4)
Zitplaats
midden
Reiswieg dwars
Groep 0 < tot 10 kg
L1 [F], L2 [G] XIL (1) X X
Kuipzitje achterstevoren ge-
plaatst
Groepen 0 of 0 +
< tot 13 kg
R1 [E] XIL (2) XIL (2)
Kuipzitje/kin-
derzitje ach-
terstevoren
Groep 0 + < tot 13 kg
R3 [C] XIL (2) XIL (2)
Groep 1 9 tot 18 kg
R2 [D], R2X [D] XIL (2) XIL (2)
Kinderzitje vooruit geplaatst
Groep 1 9 tot 18 kg
F3 [A], F2 [B],
F2X [B1] XIUF - IL (2) (3) XIUF - IL (2) (3)
Zittingverhoger
Groepen 2 en 3
15 tot 25 kg
22 tot 36 kg
B2 XIUF - IL (2) (3) XIUF - IL (2) (3)
B3 X X X X
Stoel i-Size
Xi-U Xi-U
1.109
NLD_UD81057_4
Sièges enfant : fixation par système isofix (XFK - Renault)
KINDERZITJES: aangebracht met behulp van het ISOFIX-SYSTEEM (15/15)
X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van dit type kinderzitje.
IUF/IL = Plaats waar een kinderzitje is toegestaan met de goedkeuring “Universeel/semi-universeel of voertuigspecifiek” voor auto's die zijn uitge-
rust met het ISOFIX-systeem; controleer of het kan worden gemonteerd.
i-U = Geschikt voor “universele” i-Size -bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
i-UF = Alleen geschikt voor “universele” i-Size-bevestigingsmiddelen, voorwaarts en achterwaarts gericht.
(1) Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de
binnenkant van de auto.
(2) Zet de stoel van de auto indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van
de auto zo ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat deze tegen het kinderzitje komt.
(3) Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achteraan waarop het kinderzitje is geplaatst. Dit moet gebeuren voordat u het kinderzitje
plaatst 3.37. Schuif de stoel vóór het kind naar voren, zet de rugleuning naar voren om contact tussen de stoel en de benen van het kind
te voorkomen.
De grootte van een ISOFIX kinderzitje wordt aangegeven door een letter:
F3 [A], F2 [B], F2X [B1]: naar voren gerichte zitjes in groep 1 (9 tot 18 kg);
R3 [C], R2 [D], R2X [D]: naar achteren gerichte zitjes of kuipzitjes in groep 0+ (minder dan 13 kg) of groep 1 (9 tot 18 kg);
R1 [E]: achterwaarts gerichte kuipstoelen van groep 0 (onder 10 kg) of 0+ (onder 13 kg);
L1 [F], L2 [G]: reiswiegen, groep 0 (minder dan 10 kg);
B2, B3: stoelverhogers van groep 2 en 3 (15 - 25 kg en 22 - 36 kg).
(4) RISICO OP ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL: Het is verboden om een kinderzitje achter een ingeklapte voorstoel te plaatsen.
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag.........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
désactivation airbag passager avant ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
airbag
activation airbags passager avant .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.110
NLD_UD78464_3
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (XFK - Renault)
désactivation, activation airbag passager avant
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (1/3)
Uitschakelen van de
passagiersairbag voorin
(afhankelijk van de auto)
Voordat u een kinderzitje op de passagiers-
stoel voorin installeert:
controleer of het kinderzitje op deze stoel
kan worden geïnstalleerd;
het volgende is van essentieel belang:
deactivering van de airbagvoor een kin-
derzitje waarin het kind achterstevoren in
de auto zit.
De airbag uitschakelen: met stilstaande
auto en contact uit de grendel 1 indrukken
en in stand OFF plaatsen.
Nadat u het contact weer aangezet hebt,
moet u controleren of het controlelampje
¹ verschijnt op het display 2.
Dit lampje blijft constant branden om u
eraan te herinneren dat u een kinderzitje
kunt gebruiken.
2
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
1
1.111
NLD_UD78464_3
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (XFK - Renault)
3
GEVAAR
Omdat het gevaarlijk is als de
passagiersairbag voorin wordt
geactiveerd als er een kin-
derzitje achterstevoren op de stoel is
geplaatst, mag u NOOIT een bevesti-
gingssysteem voor kinderen achterste-
voren installeren op een stoel met een
ACTIEVE frontale AIRBAG. Dit kan
de DOOD van het KIND of ERNSTIG
LETSEL tot gevolg hebben.
De merktekens op het dashboard en de stic-
kers A aan elke kant van de zonneklep van
de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier-
boven), herinneren u aan deze instructies.
A
A
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (2/3)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.112
NLD_UD78464_3
Sécurité enfants : désactivation/activation airbag passager avant (XFK - Renault)
KINDERVEILIGHEID: uitschakelen, inschakelen van de AIRBAG van de passagier voorin (3/3)
Inschakelen van de
passagiersairbag voorin
(afhankelijk van de auto)
Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel
verwijderd is, moet u de airbag weer inscha-
kelen om de voorpassagier bij een botsing
te beschermen.
De passagiersairbag voorin
mag alleen worden geacti-
veerd of gedeactiveerd wan-
neer de auto stilstaat met het
contact uit.
Als dit bij rijdende auto ge-
beurt, lichten de controlelampjes å
en © op.
Om de staat van de airbag weer in over-
eenstemming te brengen met de stand
van de grendel, zet u het contact uit en
weer aan.
2
Storingen
In geval van een storing aan het systeem
voor het in- en uitschakelen van de passa-
giersairbag, is het verboden een achterste-
voren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
te gebruiken.
Het gebruik van de voorstoel door een pas-
sagier wordt ook afgeraden.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
Opnieuw starten van de airbag: auto ge-
stopt, contact uit, druk op en draai de gren-
del naar de stand 1 ON.
Als het contact is ingeschakeld, moet u con-
troleren of het controlelampje ¹ uit is
en of het controlelampje op het dis-
play 2 na elke start gedurende ongeveer
1 minuut brandt.
De passagiersairbag voorin is ingeschakeld.
1
avertisseurs sonore et lumineux ................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de détresse ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signal danger .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
warning ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
klaxon ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appel
lumineux ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.113
NLD_UD75301_2
Avertisseurs sonores et lumineux (XFK - Renault)
Avertisseurs sonores et lumineux
éAlarmknipperlichten
(waarschuwingssignaal)
Druk op de schakelaar 2.
Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier
knipperlichten en de zijknipperlichten in.
Gebruik deze alleen als gevaar dreigt om
andere weggebruikers te waarschuwen dat
u gedwongen bent te stoppen op een abnor-
male plaats of zelfs waar dit verboden is, of
bij bijzondere rij- of verkeersomstandighe-
den.
Richtingaanwijzers
Zet de schakelaar 1 in dezelfde richting als
waarin u het stuurwiel wilt bewegen.
Werking van de sneltoets
Verschuif de hendel 1 even omhoog of
omlaag, waarbij u het weerstandspunt niet
overschrijdt, en laat hem dan weer los: de
hendel keert terug naar zijn oorspronkelijke
stand en het betreffende richtingaanwijzer-
lampje knippert drie keer.
Claxon
Druk op het midden van het stuurwiel A om
de claxon te laten klinken.
Lichtsignaal
Trek schakelaar 1 naar u toe en laat deze
los om met de koplampen te knipperen.
CLAXON EN LICHTSIGNALEN
1
A
2
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.114
NLD_UD78466_4
Poste de conduite direction à gauche (XFK - Renault)
Poste de conduite
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (1/2)
1 2 4 11 1
16
27
26
1065 12
17
24
1314
3 8
22
79
18
19
20
212325
28
15
1.115
NLD_UD78466_4
Poste de conduite direction à gauche (XFK - Renault)
BEDIENINGSORGANEN LINKS STUUR (2/2)
1 Zijrooster.
2 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzer;
– verlichting;
– mistlampen;
3 Aansluitingen USB in dashboardkastje
en accessoireaansluiting.
4 Instrumentenpaneel.
5 Plaats bestuurdersairbag en claxon.
6 Schakelaars voor:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
afstandsbediening van de radio,
van het navigatiesysteem
7 Schakelaar voor de ruitenwissers en
-sproeiers voor en achter.
8 Centraal opbergvak in het dashboard.
9 Centrale ventilatierooster.s
10 Multimediascherm.
11 Bediening van de verwarming of de air-
conditioning.
12 Plaats passagiersairbag.
13 Dashboardkastje.
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
14 Schakelaars voor:
stoelverwarming voor;
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
in-/uitschakelen van de ECO
-modus;
in-/uitschakelen van de rijmodus;
– alarmknipperlichten;
Portiervergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp;
Parkeerhulp.
15 Opbergruimte.
16 Elektronische parkeerrem.
17 Versnellingshendel.
18 Inductieoplaadzone voor smartphone.
19 Handrem.
20 Accessoireaansluiting.
21 Knop voor het starten/stoppen van de
motor.
22 Bedieningssatelliet radio.
23 Startschakelaar.
24 Hoogte- en diepteverstelling van het
stuurwiel.
25 Opbergvak en zekeringenkast.
26 Knop voor het ontgrendelen van de
motorkap.
27 Schakelaars voor:
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
verstellen van de koplampen;
in-/uitschakelen van de
Rijstrookassistent en Waarschuwing
bij verlaten rijstrook;
in-/uitschakelen van ESC;
inschakelen/uitschakelen van de
tractiecontrole - Extended grip.
28 Hoofdschakelaar en knoppen voor
snelheidsregelaar/-begrenzer en adap-
tieve snelheidsregelaar.
commandes ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
planche de bord .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.116
NLD_UD78467_2
Poste de conduite direction à droite (XFK - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (1/2)
1 3 813
2
15
2627
115 7 9
4
20
21
4
25
28
24
22
14
19
610
18 17
12 1
23
16
1.117
NLD_UD78467_2
Poste de conduite direction à droite (XFK - Renault)
BEDIENINGSORGANEN RECHTS STUUR (2/2)
De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting IS AFHANKELIJK VAN DE UITVOERING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
1 Zijrooster.
2 Plaats passagiersairbag.
3 Bediening van de verwarming of de air-
conditioning.
4 Centrale ventilatieroosters.
5 Multimediascherm.
6 Centraal opbergvak in het dashboard.
7 Schakelaars voor:
stoelverwarming voor;
inschakelen/uitschakelen van de
functie Stop and Start;
in-/uitschakelen van de ECO
-modus;
in-/uitschakelen van de rijmodus;
– alarmknipperlichten;
Portiervergrendeling;
inschakelen/uitschakelen van de
parkeerhulp;
parkeerhulp.
8 Schakelaar voor:
– richtingaanwijzer;
– verlichting;
– mistlampen.
9 Hoofdschakelaar en knoppen voor
snelheidsregelaar/-begrenzer en adap-
tieve snelheidsregelaar.
10 Aansluitingen USB in dashboardkastje
en accessoireaansluiting.
11 Instrumentenpaneel.
12 Plaats bestuurdersairbag en claxon.
13 Schakelaars voor:
functiekeuze van de boordcomputer
en van het menu voor het personali-
seren van de auto-instellingen;
afstandsbediening van de radio,
van het navigatiesysteem
14 Schakelaar voor de ruitenwissers en
-sproeiers voor en achter.
15 Schakelaars voor:
regelweerstand instrumentenver-
lichting;
verstellen van de koplampen;
in-/uitschakelen van de
Rijstrookassistent en Waarschuwing
bij verlaten rijstrook;
in-/uitschakelen van ESC;
inschakelen/uitschakelen van de
tractiecontrole - Extended grip.
16 Opbergvak en zekeringklep.
17 Bedieningssatelliet radio.
18 Startschakelaar.
19 Hoogte- en diepteverstelling van het
stuurwiel.
20 Knop voor het starten/stoppen van de
motor.
21 Versnellingshendel.
22 Handrem.
23 Laadzone/opbergruimte voor telefoon.
24 Accessoireaansluiting.
25 Elektronische parkeerrem.
26 Opbergruimte.
27 Dashboardkastje.
28 Knop voor het ontgrendelen van de
motorkap.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poste de conduite ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.118
NLD_UD81434_5
Témoins lumineux (XFK - Renault)
Instrumentenpaneel A, B of C: gaat bran-
den wanneer het contact wordt ingescha-
keld. Druk zo vaak als nodig op de schake-
laar 1 of trek deze zo vaak als nodig omhoog
om de intensiteit aan te passen.
In sommige gevallen wordt het verschijnen
van het waarschuwingslampje vergezeld
door een bericht op het instrumentenpaneel.
Tableau de bord
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (1/5)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Als het waarschuwingslampje ©
brandt, moet u meteen voorzichtig naar
een merkdealer rijden. Als u dit voor-
schrift negeert, loopt u het risico dat uw
auto beschadigd wordt.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Waarschuwingslampje ®
dwingt u, voor uw veiligheid,
direct te stoppen zonder het
verkeer in gevaar te brengen.
Stop de motor en start deze niet op-
nieuw. Roep de hulp in van een merk-
dealer.
CA B
1 1 1
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
batterie.......................................................
(page courante)
1.119
NLD_UD81434_5
Témoins lumineux (XFK - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (2/5)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
åRichtingaanwijzer airbag
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het
contact of als het oplicht bij draaiende motor,
wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
®Waarschuwingslampje stop on-
middellijk
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
aangezet of de motor wordt gestart en dooft
zodra de motor draait. Het gaat tegelijk met
andere waarschuwingslampjes en/of bood-
schappen branden en gaat vergezeld van
een geluidssignaal.
Het dwingt u, voor uw veiligheid, direct te
stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet
opnieuw.
Roep de hulp in van een merkdealer.
šControlelampje markeringslicht
áControlelampje grootlicht
kControlelampje dimlicht
Controlelampje mistachterlicht
gControlelampje mistlichten
voor
Controlelampje automatisch
grootlicht 1.153
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
˜
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
DWaarschuwingslampje storing
remsysteem
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het remmen gaat branden
met het waarschuwingslampje ® en
er een geluidssignaal klinkt, dan wijst het op
een daling van de hoeveelheid remvloeistof
of een storing aan het remsysteem.
Stop onmiddellijk en raadpleeg een merk-
dealer.
ÚWaarschuwingslampje laad-
stroom
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, betekent dit dat
het elektrische circuit onvoldoende of te veel
geladen wordt.
Stop en roep de hulp in van een merkdea-
ler.
niveau d’huile moteur ................................
(page courante)
frein de parking assisté..............................
(page courante)
changement de vitesses ............................
(page courante)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(page courante)
ABS ...........................................................
(page courante)
antipatinage ...............................................
(page courante)
1.120
NLD_UD81434_5
Témoins lumineux (XFK - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (3/5)
ÀWaarschuwingslampje oliedruk
Het licht op bij het aanzetten van
het contact of het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het tijdens het rijden gaat branden samen
met het waarschuwingslampje ® en er
een geluidssignaal klinkt, moet u direct stop-
pen en het contact uitzetten.
Controleer het oliepeil. Als het peil normaal
is, betreft het controlelampje iets anders.
Roep de hulp in van een merkdealer.
UWaarschuwingslampje snel-
heidsafhankelijke stuurbekrach-
tiging
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als het tijdens het rijden oplicht samen met
het waarschuwingslampje ®, duidt dit
op een storing in het systeem.
Roep de hulp in van een merkdealer.
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
©Waarschuwingslampje
Dit gaat branden wanneer het con-
tact wordt aangezet of de motor wordt ge-
start en dooft zodra de motor draait. Het kan
tegelijk gaan branden met andere controle-
lampjes en/of boodschappen op het instru-
mentenpaneel. Dit betekent dat u zo snel
mogelijk, maar wel voorzichtig, naar een
merkdealer moet rijden. Als u dit voorschrift
negeert, loopt u het risico dat uw auto be-
schadigd wordt.
Waarschuwingslampje
Als dit tijdens het rijden rood wordt
en het controlelampje ® verschijnt,
moet u voor de veiligheid stoppen zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten. Stop
de motor en start deze niet opnieuw. Roep
de hulp in van een merkdealer. Als dit tijdens
het rijden geel wordt en het controlelampje
© verschijnt, moet u zo snel mogelijk
een merkdealer raadplegen. Rijd ondertus-
sen voorzichtig. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto bescha-
digd wordt.
}Waarschuwingslampje handrem
of automatische parkeerrem
vastgezet 2.16, 2.17
ÓWaarschuwingslampje voet op
het rempedaal
Dit lampje verschijnt wanneer u het rempe-
daal moet intrappen. 2.152.
 Indicatielampjes voor
overschakelen naar de vol-
gende versnelling
Dit verschijnt wanneer u beter naar een
hogere versnelling (pijl omhoog) of een
lagere versnelling (pijl omlaag) zou schake-
len. 2.21.
Controlelampje voor het elektro-
nisch stabiliteitsprogramma
(ESC) en tractiecontrole
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Er zijn verschillende redenen waarom het
waarschuwingslampje verschijnt: 2.42.
Waarschuwingslampje om aan
te geven dat het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) en de trac-
tiecontrole niet beschikbaar zijn
Waarschuwingslampje zijwind
2.42
filtre :
à particules ..........................................
(page courante)
remplissage réservoir additionnel ..............
(page courante)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(page courante)
carburant autonomie..................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
ECO conduite ............................................
(page courante)
énergie
mode « ECO » .....................................
(page courante)
fonction mode « ECO » .............................
(page courante)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
ABS ...........................................................
(page courante)
1.121
NLD_UD81434_5
Témoins lumineux (XFK - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (4/5)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
xWaarschuwingslampje antiblok-
keersysteem
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden.
Als dit lampje tijdens het rijden oplicht, wijst
dit op een storing in het ABS-systeem.
Er kan dan met de auto worden geremd als
bij een auto zonder ABS. Raadpleeg snel
een merkdealer.
Waarschuwingslampje roetfilter
2.12 2.14
Waarschuwingslampje voor het
reagenspeil en storingen in het
EGR-systeem. 1.170
Controlelampje bij te lage ban-
denspanning
Het licht op bij het aanzetten van het contact
of het starten van de motor en dooft binnen
enkele seconden 2.31 2.37.
ÉControlelampje voorverwar-
ming (dieselmotor)
Met contact aan, moet het oplichten. Het
geeft aan dat voorverwarmingsstiften
werken.
Het dooft als de voorverwarming klaar is. De
motor kan starten.
ÄWaarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, gaat dit
lampje branden wanneer de motor wordt
gestart en, afhankelijk van de auto, wan-
neer het contact wordt uitgeschakeld ter-
wijl de motor zich in stand-by bevindt 2.8
Daarna dooft het.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
Als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Neem zo
snel mogelijk contact op met een merk-
dealer 2.29.
Controlelampje ECO-modus.
Het lampje gaat branden als de
modus ECO actief is 2.21.
LWaarschuwingslampje brand-
stofpeil
Het licht oranje op bij het aanzetten van het
contact of bij het starten van de motor en
dooft binnen enkele seconden.
Als het lampje oranje oplicht tijdens het
rijden en er een geluidssignaal klinkt, moet
u zo snel mogelijk tanken. Er is dan nog vol-
doende brandstof over om nog ongeveer
50 km te rijden.
ÔWaarschuwingslampje koel-
vloeistoftemperatuur
Dit licht blauw op wanneer u het contact
aanzet of de motor start.
Als het rood wordt, moet u stoppen en de
motor een tot twee minuten stationair laten
draaien.
De temperatuur moet omlaag gaan en het
controlelampje moet opnieuw blauw worden.
Als dit niet zo is moet u de motor stoppen.
Laat deze afkoelen voordat u de koelvloei-
stof controleert.
Roep de hulp in van een merkdealer.
2Waarschuwingslampje geopend
portier
limiteur de vitesse ......................................
(page courante)
régulateur de vitesse .................................
(page courante)
mise en veille du moteur............................
(page courante)
stationnement assisté ................................
(page courante)
alerte de survitesse ...................................
(page courante)
alerte de sortie de voie ..............................
(page courante)
freinage actif d’urgence .............................
(page courante)
assistance au freinage d’urgence ..............
(page courante)
freinage d’urgence .....................................
(page courante)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(page courante)
aides à la conduite.....................................
(page courante)
1.122
NLD_UD81434_5
Témoins lumineux (XFK - Renault)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES (5/5)
ÐControlelampje van de snel-
heidsbegrenzer 2.96
ÏWaarschuwingslampje snel-
heidsregelaar 2.100
Controlelampje van de instel-
bare snelheidsregelaar 2.105
Waarschuwingslampje motor
op stand-by 2.8
Waarschuwingslampje motor
kan niet op stand-by worden
gezet 2.8
Waarschuwingslampje parkeer-
hulp 2.147
Controlelampje snelheidswaar-
schuwing 1.123
Controlelampje vrijloop
Dit verschijnt wanneer de parame-
ter “Vrijloopstand” is ingeschakeld (ON) in
de gebruikersinstellingen. 1.139, 2.21.
Dit waarschuwingslampje verschijnt als de
functie is ingeschakeld:
grijs als de auto niet in de vrijloopmodus
is;
groen, afhankelijk van de auto, als de
auto in vrijloopmodus is (automatisch
neutraal).
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Op het display D
PassagiersAirbag ON
1.110
¹PassagiersAirbag OFF
1.110
ßWaarschuwingslampjes van het
niet dragen van de autogordels
1.45.
D
Controlelampje waarschuwing
bij verlaten van rijstrook 2.48
Waarschuwingslampje rij-
strookassistentsysteem. 2.53

(Afhankelijk van de auto)
Waarschuwingslampje ge-
avanceerde veiligheid, storingslampje of
niet beschikbaar 2.73
Controlelampje detectie handen
op stuurwiel 2.53
Controlelampje rijstrookcentre-
ring 2.119
équipements multimédia............................
(page courante)
niveau d’huile moteur ................................
(page courante)
1.123
NLD_UD78468_2
Afficheurs et indicateurs (XFK - Renault)
Auto's uitgerust met een multimedia-
scherm.
Raadpleeg de instructies bij het multimedi-
asysteem om het audiosysteem te selecte-
ren.
Opmerking: in beide gevallen gaat de
boordcomputer na een onderbreking van
accuvoeding automatisch terug naar de oor-
spronkelijke eenheid.
Om terug te gaan naar de vorige eenheid,
gaat u op dezelfde manier te werk.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
afficheurs et indicateurs
Waarschuwing minimumpeil
motorolie
Als de motor wordt gestart, wordt op het in-
strumentenpaneel een waarschuwing weer-
gegeven als het minimum oliepeil is bereikt.
4.4.
De eerste keer dat deze waarschuwing
wordt weergegeven, kunt u deze laten ver-
dwijnen door op 1 “OK” te drukken.
De volgende waarschuwingen verdwijnen
automatisch na ongeveer 30 seconden.
DISPLAYS EN METERS (1/6)
5
Instrumentenpaneel in mijlen
(mogelijkheid om over te gaan op km/u)
Auto's zonder een multimediascherm
Schakel het contact uit en druk zo vaak
als nodig op de schakelaar 2 om het tab-
blad 5 weer te geven;
druk herhaaldelijk op 3 of 4 om
“Instellingen” weer te geven en druk ver-
volgens op 1 “OK”;
herhaal dezelfde procedure om
INSTRUM.PANEEL” weer te geven en
vervolgens “Eenheden”.
1
2
3
4
Om bepaalde rijhulpfuncties te kunnen
gebruiken, dient u de meeteenheid op
het instrumentenpaneel te wijzigen om
de juiste informatie te verkrijgen als u
rijdt in een land waar de snelheidseen-
heden verschillen van die welke stan-
daard zijn ingesteld op uw auto.
Wijzig deze instellingen om vei-
ligheidsredenen terwijl de auto
stilstaat.
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
afficheur .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
alarme sonore de survitesse .....................
(page courante)
carburant autonomie..................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
1.124
NLD_UD78468_2
Afficheurs et indicateurs (XFK - Renault)
DISPLAYS EN METERS (2/6)
Instrumentenpaneel A
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u de inhoud en
de kleuren van uw instrumentenpaneel naar
eigen keuze instellen.
Raadpleeg de instructies bij het multime-
diasysteem bij auto's met een multimedia-
scherm.
Bij auto's zonder multimediascherm
1.139.
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
Toerenteller 9
(schaalverdeling × 1000)
Deze wordt op een andere manier weerge-
geven volgens de gekozen instelling op het
instrumentenpaneel. Afhankelijk van de ge-
selecteerde rijstijl wordt deze mogelijk niet
weergegeven.
Indicatielampje rijstijl 10 2.21
Koelvloeistoftemperatuurmeter 6
Bij normaal gebruik, moet de meter 6 voor
de zone 7 blijven. Bij zware motorbelasting
kan hij wel in de buurt komen. Dit is niet ern-
stig tenzij het waarschuwingslampje ®
gaat branden en een boodschap verschijnt
op het instrumentenpaneel en een geluids-
signaal klinkt.
Snelheidsmeter 8
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl vari-
eert het display.
6
789
10
A
niveau de carburant ...................................
(page courante)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
1.125
NLD_UD78468_2
Afficheurs et indicateurs (XFK - Renault)
Multimedia-informatie 11
Afhankelijk van de auto kunt u informatie van
het multimediascherm weergeven (kompas,
telefoon, navigatie, enz.).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Geschat bereik met resterende
brandstof 12
Deze waarde wordt aangegeven na
400 meter gereden te hebben. 1.132.
Totaalteller 13 1.132
Boordcomputer 14 1.129
12
13
11
14
DISPLAYS EN METERS (3/6)
Brandstofpeilmeter 15
Als het minimumpeil is bereikt, licht het
waarschuwingslampje M in de meter
oranje op en klinkt een geluidssignaal. Ga
zo snel mogelijk tanken.
15
carburant autonomie..................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
équipements multimédia............................
(page courante)
1.126
NLD_UD78468_2
Afficheurs et indicateurs (XFK - Renault)
DISPLAYS EN METERS (4/6)
Instrumentenpaneel B
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u het instru-
mentenpaneel aanpassen met zelfgekozen
kleuren. Raadpleeg de instructies bij het
multimediasysteem bij auto's met een mul-
timediascherm.
Voor auto’s zonder navigatiesysteem
1.139.
Toerenteller 16
(schaalverdeling × 1000)
Koelvloeistoftemperatuurmeter 18
Bij normaal gebruik moet het controle-
lampje 18 vóór het rode gebied 17 blijven.
Bij zware motorbelasting kan hij wel in de
buurt komen. Dit is niet ernstig tenzij het
waarschuwingslampje ® gaat branden
en een boodschap verschijnt op het instru-
mentenpaneel en een geluidssignaal klinkt.
B
Boordcomputer 19
1.129
Geschat bereik met resterende
brandstof 20
Deze waarde wordt aangegeven na
400 meter gereden te hebben.
1.132.
Totaalteller 21
1.132.
17
19
20
21
18
16
alarme
sonore de survitesse .................................
(page courante)
carburant autonomie..................................
(page courante)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
1.127
NLD_UD78468_2
Afficheurs et indicateurs (XFK - Renault)
DISPLAYS EN METERS (5/6)
23
24
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
Indicatielampje rijstijl 22 2.21
Brandstofpeilmeter 24
Als het minimumpeil is bereikt, licht het
waarschuwingslampje M in de meter
oranje op en klinkt een geluidssignaal. Ga
zo snel mogelijk tanken.
22
Snelheidsmeters 23 en
afhankelijk van de auto, 25
(km of mijl per uur)
Bepaal uw snelheid alleen volgens de goed-
gekeurde snelheidsmeter 23.
Het controlelampje 25 is slechts een aandui-
ding.
25
niveaux
carburant ..............................................
(page courante)
indicateurs
d’alerte de survitesse ...........................
(page courante)
indicateurs
au tableau de bord ...............................
(page courante)
1.128
NLD_UD78468_2
Afficheurs et indicateurs (XFK - Renault)
DISPLAYS EN METERS (6/6)
Instrumentenpaneel C
Dit gaat branden wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een
boodschap.
Toerenteller 25
(schaal x 1000)
Snelheidsmeters 26 en afhankelijk van
de auto, 27
(km of mijl per uur)
Bepaal uw snelheid alleen volgens de goed-
gekeurde snelheidsmeter 26.
Het controlelampje 27 is slechts een aandui-
ding.
Waarschuwingslampje voor
overschakelen naar de volgende
versnelling 28 2.21
Geluidssignaal snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto en het land wordt
het waarschuwingslampje weerge-
geven en is een geluidssignaal te horen.
Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto
sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschu-
wingslampje blijft branden zolang de snel-
heid hoger is dan 120 km/u.
Brandstofpeilmeter 29
Het aantal blokjes dat oplicht geeft het
brandstofpeil aan. Als dit op het minimum
staat, zijn de blokjes uit en het waarschu-
wingslampje brandstofreserve licht op, af-
hankelijk van de auto.
C
25 26
29
27
28
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
menu de personnalisation des réglages du
véhicule .....................................................
(page courante)
1.129
NLD_UD65160_1
Ordinateur de bord : généralités (XFK - Renault)
ordinateur de bord
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (1/3)
Boordcomputer A, B of C
Afhankelijk van de auto, beschikt hij over de
volgende functies:
afgelegde afstand;
gegevens van de reis;
– informatieboodschappen;
storingsboodschappen (in combinatie
met het controlelampje ©);
– alarmboodschappen (in combinatie met
het lampje ®);
menu voor het personaliseren van de
auto-instellingen. 1.139.
Alle functies zijn beschreven op de volgende
bladzijden.
A B C
1
2
4
1
2
3
4
3
1
2
3
4
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
heure
réglage .................................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
autonomie de vidange ...............................
(page courante)
entretien :
autonomie de vidange .........................
(page courante)
capacité réservoir additionnel ....................
(page courante)
1.130
NLD_UD65160_1
Ordinateur de bord : généralités (XFK - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (2/3)
Auto uitgerust met
instrumentenpaneel B of C
Druk zo vaak als nodig is op de 1 schakelaar
om het tabblad “Auto” weer te geven.
Druk herhaaldelijk met 2 of 3 en gebruik ver-
volgens, indien nodig, de schakelaar 4 om
“OK” te bevestigen.
Auto uitgerust met Ainstrumentenpaneel
De functies zijn verdeeld over de zone 5, 6, 7
en 8.
Druk op de schakelaar 1 om tussen de
menu’s te schakelen en selecteer functies
door herhaaldelijk op schakelaar 2 of 3 te
drukken. Gebruik vervolgens, indien nodig,
de schakelaar 4 om “OK” te bevestigen.
5
6
87
A
A
1
2
43
B
1
2
3
4
C
1
2
3
4
1.131
NLD_UD65160_1
Ordinateur de bord : généralités (XFK - Renault)
BOORDCOMPUTER: algemene informatie (3/3)
Resetten van de dagteller en
ritinstellingen (resetknop)
Zorg ervoor dat een van de ritparameters
wordt weergegeven en druk op de schake-
laar 4 “OK” totdat de weergave naar nul
wordt gereset.
Automatische nulinstelling van
de gegevens van de reis
De nulinstelling gebeurt automatisch als één
van de gegevens zijn maximale waarde be-
reikt.
Betekenis van de waarden
gedurende de eerste paar
kilometer na een nulinstelling
De waarden van gemiddeld verbruik, bereik
en gemiddelde snelheid worden stabieler
en nauwkeuriger naarmate de afgelegde
afstand vanaf de laatste nulinstelling groter
wordt.
De eerste kilometers na een nulinstelling
kunt u constateren dat de actieradius toe-
neemt tijdens het rijden. Dit komt omdat re-
kening wordt gehouden met het gemiddeld
verbruik sinds de laatste nulinstelling. Het
gemiddeld verbruik kan afnemen als:
de auto met een constante snelheid rijdt;
de motor zijn bedrijfstemperatuur bereikt
(nulinstelling bij koude motor);
u vanuit druk stadsverkeer op de buiten-
weg komt.
Selecties
(het display hangt af van de uitvoering van
de auto en het land)
a) Functieoverzicht, storings- en informatie-
berichten;
b) actueel brandstofverbruik en gemiddelde
brandstofverbruik;
c) dagteller en gemiddelde snelheid;
d) De bandenspanning resetten.
e) instelling van de tijd.
f) Onderhoudsinterval:
– Onderhoudsinterval;
Afstand tot olieverversing;
g) Actieradius met resterende reagens.
4
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.132
NLD_UD75281_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (XFK - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (1/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Geen bericht in geheugen
a) Functieoverzicht.
Aanduiding achtereenvolgens:
informatieboodschappen (passagiersairbag OFF enz.);
storingsberichten (“Controleerinspuitsysteem” enz.).
b) Actueel verbruik.
De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u.
7.4 L/100
Gemiddeld verbruik sinds de laatste nulinstelling.
De waarde wordt aangegeven na minstens 400 meter gereden te hebben sinds de laatste
nulinstelling.
5.8 L/100
c) Dagteller: afgelegde afstand sinds de laatste reset.
112,4 km
Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben.
123.4 km/h
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
heure
réglage .................................................
(page courante)
1.133
NLD_UD75281_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (XFK - Renault)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (2/4)
Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding
Bandendruk init.
lang drukken
d) reset van de bandenspanning.
2.31
16:30 e) Tijd instellen.
1.142
entretien :
autonomie de vidange .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
autonomie de vidange ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.134
NLD_UD75281_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (XFK - Renault)
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (3/4)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
Voorbeelden van de selectie
Betekenis van de gekozen aanduiding
Boordcomputer met de ingebouwde
onderhoudsboodschap
f) Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt en olieverversing.
Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
Met het contact aan en een stilstaande motor, toegang tot de informatie
“Aantal km tot volgende onderhoudsbeurt”. Als de afstand dichtbij de termijn is,
zijn verschillende gevallen mogelijk:
bereik minder dan 1500 km of een maand: bericht “Onderhoud uitv. over” ver-
schijnt met de dichtstbijzijnde termijn (afstand of tijd);
bereik gelijk aan 0 km of datum van onderhoudsbeurt bereikt: bericht
“Onderhoud uitvoeren” verschijnt samen met waarschuwingslampje ©.
Laat zo snel mogelijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
Onderhoud over
30 000 km / 24 maanden
Onderhoud uitv. over
300 km / 24 dagen
Onderhoud uitvoeren
Resetten: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt te resetten, houdt u toets OK ongeveer 10 seconden ingedrukt, totdat de rijafstand
tot de volgende onderhoudsbeurt permanent wordt weergegeven.
Opmerking: als een onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd zonder de olie te verversen, moet alleen de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
worden gereset. Bij olie verversen moet zowel de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt als tot de volgende olieverversing worden gereset.
capacité réservoir additionnel ....................
(page courante)
1.135
NLD_UD75281_2
Ordinateur de bord : paramètres de voyage (XFK - Renault)
De hierna beschreven weergave informatie HANGT AF VAN DE UITRUSTING VAN DE AUTO EN VAN HET LAND.
BOORDCOMPUTER: gegevens van de reis (4/4)
Voorbeelden van de selectie
Betekenis van de gekozen aanduiding
Boordcomputer met de boodschap afstand
tot de volgende onderhoudsbeurt (vervolg)
f) Overgebleven afstand tot de volgende onderhoudsbeurt of olieverversing.
Afstand olieverversing
Met het contact aan en een niet-draaiende motor, toegang tot de km-stand om
het aantal km tot de volgende olieverversing weer te geven.
Olie verv. over
30 000 km / 24 maanden
afhankelijk van de auto past de afstand tot olieverversing zich aan de rijstijl aan (veel langzaam rijden, huis-aan-huis bezorgen, lang rijden met
stationair toerental, trekken van een aanhangwagen enz.). De resterende afstand tot de volgende olieverversing kan dus in sommige gevallen
sneller afnemen dan de werkelijk afgelegde afstand.
Resetten: om de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt te resetten, houdt u toets OK ongeveer 10 seconden ingedrukt, totdat het aantal km
tot de volgende olieverversing permanent wordt weergegeven.
Opmerking: als een onderhoudsbeurt wordt uitgevoerd zonder de olie te verversen, moet alleen de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
worden gereset. Bij olie verversen moet zowel de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt als tot de volgende olieverversing worden gereset.
Vul AdBlue bij voor 2400 km g) Geschat bereik met de resterende reagens.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking ..........................................
(page courante)
démarrage .................................................
(page courante)
1.136
NLD_UD65162_1
Ordinateur de bord : messages d’information (XFK - Renault)
BOORDCOMPUTER: informatieboodschappen
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
“Parkeerrem aangetrokken” Geeft aan dat de parkeerrem is vastgezet.
“Draai stuurwiel + START” Draai het stuurwiel licht terwijl u op de startknop van de auto druk om de stuurkolom te ontgrendelen.
“Test systemen” Wordt weergegeven, contact aan, als de auto zichzelf controleert.
Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid.
Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre
à gazole ...............................................
(page courante)
airbag.........................................................
(page courante)
conseils antipollution .................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.137
NLD_UD65163_1
Ordinateur de bord : messages d’anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
BOORDCOMPUTER: storingsboodschappen
Zij verschijnen bij het waarschuwingslampje © en het is noodzakelijk direct voorzichtig naar een merkdealer te rijden. Als u dit
voorschrift negeert, loopt u het risico dat uw auto beschadigd wordt.
Zij verdwijnen door een druk op de keuzetoets van de aanduiding of na enkele secondes en worden opgeslagen in het functieoverzicht. Het
lampje © blijft branden. Voorbeelden van storingsboodschappen worden hieronder gegeven.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
“Brandstoffilter aftappen” Geeft aan dat er water in het brandstoffilter is, raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer.
“Controleer voertuig” Geeft een storing aan van een van de opname-elementen van de pedalen, van het be-
heersysteem van de accu of van een opname-element van het oliepeil.
“Controleer airbag” Geeft een storing aan van de aanvullende veiligheidsvoorzieningen. In geval van een on-
geluk, bestaat het risico dat ze niet geactiveerd worden.
“Controleer lucht verontreiniging” Geeft een storing aan van het roetfiltersysteem van de auto.
Geeft een storing aan in het systeem voor emissiebeperking als dit gepaard gaat met
het controlelampje . 1.170.
“SOS oproep controleren“ Geeft een storing in het noodoproepsysteem aan.
ordinateur de bord .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
témoins de contrôle ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bip sonore ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.138
NLD_UD79447_3
Ordinateur de bord : messages d’alerte (XFK - Renault)
BOORDCOMPUTER: alarmboodschappen
Zij verschijnen met het controlelampje ® en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te
brengen. Stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer.
Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven. N.B.: de boodschappen verschijnen op het display alleen of afwisselend (als
er meer boodschappen zijn), zij kunnen gecombineerd zijn met een waarschuwingslampje en/of een geluidssignaal.
Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding
“Risico op motorschade” Geeft een storing van het inspuitsysteem, een oververhitting van de motor van de auto of
een ernstig probleem met de motor van de auto aan.
“Storing remsysteem” Geeft een probleem in het remsysteem aan.
Elektr. storing Geeft een probleem in het laadstroomcircuit van de accu aan (dynamo, enz.).
“Lekke band” Dit betekent dat minstens een van de banden lek is of veel te lage spanning heeft.
“Storing stuurbekracht.” Geeft een probleem met de stuurinrichting aan.
“Versnellingsbak risico op schade” Duidt op een storing van de automatische transmissie.
menu de personnalisation des réglages du
véhicule .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
personnalisation des réglages du véhicule
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglages personnalisés du véhicule .........
(jusqu’à la fin de l’UD)
menu de configuration ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(page courante)
équipements multimédia............................
(page courante)
réglages .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglages
menu de configuration .........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(page courante)
verrouillage des portes ..............................
(page courante)
condamnation des portes ..........................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
1.139
NLD_UD71811_2
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (XFK - Renault)
menu de personnalisation des réglages du véhicule
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (1/3)
Deze functie zorgt, afhankelijk van de uitrus-
ting van de auto, voor het in-/uitschakelen
en de afstelling van sommige functies van
de auto.
Auto’s met een
multimediascherm 1
Toegang tot het menu met instellingen
Zie de diverse gebruiksaanwijzingen van het
multimediasysteem voor informatie over de
instellingen.
1
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
d) “Welkom”:
Welkom buitenkant;
Automatische uitklappen van de spie-
gels;
Welkom interieur;
Automatische modus binnenlicht.
Afhankelijk van de functie, selecteer:
“ON” of “OFF” om het volgende in of uit te
schakelen,
of
een periode om de tijd dat de lichten aan
zijn aan te passen (bijvoorbeeld de func-
tie “Uitschakelvertraging”).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Selectie van de instellingen
Selecteer een menu en vervolgens de func-
tie die moet worden gewijzigd (de weergave
hangt af van de uitrusting en het land van
de auto):
a) “Rijden”:
indicator volume;
b) “Toegang”:
Bestuurdersportier ontgrendelen;
Portieren vergrendelen tijdens het
rijden;
Openen/sluiten in handsfree modus;
Afstandsbediening vergrendelen/ont-
grendelen bij naderen;
Geluid vergrendeling op afstand;
Modus stil;
Automatische vergrendeling;
c) “Verl. / wissers”:
– Uitschakelvertraging;
Wissen in zijn achteruit;
Automatisch wissen voorruit;
Wissen na ruitensproeien;
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux de jour ................................................
(page courante)
ordinateur de bord .....................................
(page courante)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(page courante)
verrouillage des portes ..............................
(page courante)
condamnation des portes ..........................
(page courante)
portes.........................................................
(page courante)
conduite .....................................................
(page courante)
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.140
NLD_UD71811_2
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (XFK - Renault)
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (2/3)
Auto’s zonder een
multimediascherm
Toegang tot het menu met de
instellingen op het display 2.
Terwijl de auto stilstaat, drukt u zo vaak als
nodig is op de 3-schakelaar om bij het tab-
blad “Auto” te komen; druk herhaaldelijk op
de schakelaar 4 of 5 om toegang te krijgen
tot het menu “Instellingen” en bevestig uw
keuze door te drukken op 6 “OK".
Selectie van de instellingen
Navigeer met behulp van de 4 of 5 om de
functie te selecteren die moet worden ge-
wijzigd en druk op 6 “OK" om te bevestigen
(weergave kan variëren naargelang de uit-
rusting van de auto en het land):
a) “INSTRUM.PANEEL”:
– Taal;
– Eenheid;
– Stijl;
– Kleur;
b) “ VOERTUIG “:
Wissen van de achterruit bij achteruit-
rijden;
Automatische wissen van de voorruit;
Druppel-wisfunctie voor/achter;
– Vrijloop;
Welkom buitenkant;
c) “PARKEER ASSIST.”:
Volume geluidssignaal;
d) “RIJHULPSYSTEMEN”:
Volume waarschuwingsgeluid bij ver-
laten rijstrook;
Waarschuwingsgevoeligheid bij verla-
ten rijstrook;
Waarschuwingstrilling bij verlaten rij-
strook;
Gevoeligheid rijstrookassistent;
– Dodehoekwaarschuwing;
Actieve remgevoeligheid;
Geavanceerde veiligheid;
– Snelheidswaarschuwing;
– Afstandwaarschuwing;
e) “VERLICHTING”:
Automatische modus binnenlicht;
Automatische uitschakelvertraging;
Uitschakelvertraging: XX seconden;
f) “TOEGANG”:
Portieren vergrendelen tijdens het
rijden;
Openen/sluiten in handsfree modus;
Alleen bestuurdersportier ontgrende-
len;
Automatisch opnieuw vergrendelen;
Stil vergrendelen;
Automatisch openen/sluiten;
Automatische uitklappen van de spie-
gels;
g) “ RESET “.
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
3
4
5
6
2
1.141
NLD_UD71811_2
Menu de personnalisation des réglages du véhicule (XFK - Renault)
Als de regel is geselecteerd, drukt u op scha-
kelaar 6 “OK" om de functie in te stellen.
Als u “PARKEER ASSIST.” en daarna
“VOLUME” of “INSTRUM.PANEEL” en
daarna “TAAL” selecteert, moet u nog een
keuze maken (geluidsvolume van de par-
keerhulp of taal van het instrumentenpa-
neel). Bepaal in dat geval uw keuze en be-
vestig deze door op de schakelaar “6 OK"
te drukken, de geselecteerde waarde wordt
weergegeven met een = vóór de regel.
Het menu voor het personaliseren van
de instellingen van de auto kan niet ge-
bruikt worden tijdens het rijden. Boven
20 km/u schakelt het display van het
instrumentenpaneel automatisch terug
naar de boordcomputer.
Om het menu te verlaten, drukt u op 4 of 5
om naar “TERUG” te gaan en bevestigt u uw
keuze door op 6 “OK" te drukken. Het kan
nodig zijn dit een aantal keren te herhalen.
MENU VOOR HET PERSONALISEREN VAN DE AUTO-INSTELLINGEN (3/3)
3
4
5
6
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
température extérieure ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
équipements multimédia............................
(page courante)
1.142
NLD_UD65166_1
Heure et température extérieure (XFK - Renault)
Heure et température extérieure
Auto’s uitgerust met een multimedia-
scherm.
De tijd en/of buitentemperatuur verschijnen
op het multimediascherm 1.
Raadpleeg de multimedia-instructies.
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (1/2)
1
Auto’s zonder multimediascherm
Druk zo vaak als nodig is op de 2 schakelaar
om bij het tabblad “Auto” te komen.
Druk herhaaldelijk op schakelaar 3 of 4 om
het 6 klokje in te stellen.
Houd de schakelaar 5 “OK” ingedrukt totdat
de weergave knippert.
Stel het uur in met behulp van knop 3 of 4,
druk vervolgens op de schakelaar 5 “OK”
om te bevestigen.
Stel de minuten in met behulp van knop 3
of 4, druk vervolgens op schakelaar 5 “OK”
om te bevestigen.
6
2
3
4
5
Afhankelijk van de auto, als de elektri-
sche voeding onderbroken is geweest
(losgenomen accukabel, zekering door-
gebrand enz.) wordt de klok automatisch
weer gelijk gezet na enkele minuten,
zodra het systeem weer informatie kan
ontvangen GPS.
heure .........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
montre .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
appareils de contrôle .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.143
NLD_UD65166_1
Heure et température extérieure (XFK - Renault)
Buitentemperatuurmeter 7
Bijzonderheid:
Als de buitentemperatuur tussen -3 °C en
+3 °C ligt, knipperen de °C tekens °C (waar-
schuwing voor kans op gladheid).
KLOKJE EN BUITENTEMPERATUUR (2/2)
Buitentemperatuurmeter
De buitenthermometer is be-
slist geen gladheidsdetector.
Gladheid is niet alleen van de
temperatuur afhankelijk, maar van meer
factoren zoals de ligging van de weg en
de vochtigheid van de lucht.
7
volant de direction
réglage .................................................
(page courante)
position de conduite
réglages ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
direction à assistance variable ..................
(page courante)
direction assistée .......................................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
1.144
NLD_UD65167_1
Volant de direction (XFK - Renault)
Volant de direction, Direction assistée
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
STUURWIEL, STUURBEKRACHTIGING
Hoogte- en diepteverstelling van
het stuurwiel
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuurwiel
in de gewenste stand.
Til daarna de hendel geheel terug omhoog
en voorbij het zware punt om het stuurwiel
te blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
1
Stuurbekrachtiging
Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge-
laden is.
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Bijzonderheid van Stop and Start
Wanneer de motor op stand-by wordt gezet,
werkt de stuurbekrachtiging niet. In dit geval
wordt de stuurbekrachtiging opnieuw inge-
schakeld wanneer de motor opnieuw wordt
gestart of de snelheid hoger wordt dan
1 km/u (afdaling, helling enz.).
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil
staat.
rétroviseurs ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.145
NLD_UD65168_1
Rétroviseurs (XFK - Renault)
Functie welkomst en afscheid
(afhankelijk van de auto)
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem om de functie welkomst en af-
scheid te openen.
Selecteer ON of OFF om de functie in of uit
te schakelen.
Afhankelijk van de geselecteerde keuze
worden de spiegels uitgeklapt:
wanneer het contact de volgende keer
wordt aangezet (functie gedeactiveerd);
Als de kaart wordt gedetecteerd of de
auto wordt ontgrendeld (functie geacti-
veerd).
Rétroviseurs
A
BC
12
Inklapbare buitenspiegels
(afhankelijk van de auto)
De spiegels klappen automatisch in bij het
vergrendelen van de auto (schakelaar 3 in
stand B).
U kunt altijd het inklappen (schakelaar 3 in
stand C) of het uitklappen (schakelaar 3 in
stand A) van de spiegel regelen.
De automatische werking is dan uitgescha-
keld. Opnieuw inschakelen: zet de schake-
laar 3 in stand B.
Buitenspiegels
Verstellen
Selecteer de buitenspiegel met behulp
van de schakelaar 2 en gebruik daarna de
knop 1 om deze in de gewenste stand te
zetten.
Verwarmde buitenspiegels
Het ontdooien gebeurt tegelijk met het ver-
warmen van de achterruit. 3.5 3.9. Voorwerpen in het buitenspie-
gelglas zijn dichterbij dan ze
lijken. Voor uw eigen veiligheid
dient u hiermee rekening te
houden bij het bepalen van de afstand,
voordat u een manoeuvre uitvoert.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
De buitenspiegel aan de kant
van de bestuurder kan in twee
delen uitgevoerd zijn. Zone E
toont wat u normaal ziet in een
gewone spiegel. In deel D heeft u een
beter zicht op de zijkant achter.
3
DE
SPIEGELS (1/4)
1.146
NLD_UD65168_1
Rétroviseurs (XFK - Renault)
4
Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar.
Spiegel met knopje 4
Om te voorkomen dat u in het donker ver-
blind wordt door achter u rijdende voertui-
gen, kan het spiegelglas in de nachtstand
gekanteld worden met het knopje 4 achter
de spiegel.
Spiegel zonder knopje 4
De achteruitkijkspiegel wordt automatisch
donkerder wanneer er een auto achter u rijdt
met groot licht of zeer fel licht.
bijzonderheid
Wanneer de achteruitkijkspiegel handmatig
is in- of uitgeklapt, kan hij worden teruggezet
naar een bepaalde gebruiksstand.
Dit kan door op de schakelaar 3 te drukken.
U kunt de buitenspiegel mechanisch horen
klikken.
Als u geen klikgeluid hoort, drukt u opnieuw
op de 3-schakelaar totdat u het klikgeluid
van de buitenspiegels hoort.
Handmatig inklapbare
buitenspiegels
Om de buitenspiegel neer te klappen, trekt u
in de richting van de portierruit tot u een me-
chanische klik hoort.
Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de buitenspiegel weer in de werkstand te
zetten. Zorg voor een correcte vergrende-
ling.
3
SPIEGELS (2/4)
rétrovision par caméra ...............................
(page courante)
1.147
NLD_UD65168_1
Rétroviseurs (XFK - Renault)
SPIEGELS (3/4)
Scherm met camerabeeld achter
Het scherm 5 kan naar links en rechts en
naar boven en beneden bewegen. 1.149.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
5F
Het gezichtsveld van de camera dekt niet
het gehele gebied achter de auto, met name
de dodehoekzone F.
rétroviseur grand angle..............................
(page courante)
1.148
NLD_UD65168_1
Rétroviseurs (XFK - Renault)
Groothoek spiegel 7
(afhankelijk van de auto)
Zet de zonneklep 6 omlaag om bij de spe-
ciale spiegel te kunnen die beter zicht opzij
biedt tijdens het manoeuvreren.
6
G
7
H
G
I
De bestuurder heeft uitzicht via:
G de groothoek spiegel;
H de ruit van het passagiersportier voor;
I de buitenspiegel.
I
H
SPIEGELS (4/4)
rétrovision par caméra ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.149
NLD_UD71444_2
Caméra arrière permanente (XFK - Renault)
Rétrovision par caméra
CAMERABEELD ACHTER (1/4)
Wanneer het contact wordt aangezet, geeft
het 2-scherm op de middenconsole van
het dak de situatie achter de auto weer, die
wordt geregistreerd door de camera 1.
Opmerking: het scherm 2 kan van links
naar rechts of van boven naar beneden
worden geplaatst.
De camera achter verwarmen
Bij koud weer zorgt deze functie dat de
camera snel elektrisch wordt opgewarmd.
De spiegel kan tegelijkertijd worden opge-
warmd. 3.5 3.9.
Zorg ervoor dat de 1 camera niet bedekt is
(vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
2
1
1.150
NLD_UD71444_2
Caméra arrière permanente (XFK - Renault)
Werking
Het gezichtsveld van de camera dekt niet
het gehele gebied achter de auto, met name
de dodehoekzone A.
Bij auto’s uitgerust met de Stop and Start-
functie blijft de display ingeschakeld als de
motor op stand-by staat. 2.8.
Uitschakelen van de functie
De display schakelt uit:
minstens twee minuten nadat het contact
is uitgeschakeld;
onmiddellijk na het vergrendelen van het
voertuig.
CAMERABEELD ACHTER (2/4)
Objecten aan de rand van het scherm 2 kunnen vervormd zijn.
Bij zeer helder licht (sneeuw, auto in de zon, enz.) kan het camerabeeld deels gestoord zijn.
Bij een lage helderheid of slecht weer, kan het beeld op het scherm vervormd zijn.
A
2
Bijzonderheden van de
achteruitversnelling
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld,
toont de camera op de achterklep de omge-
ving aan de achterkant van de auto op het
multimediascherm. 2.143.
Auto’s met een multimediascherm 3
Let bij het achteruitrijden naast de informa-
tie die beschikbaar is via de achteruitkijk-
spiegel, ook op de beelden van de camera
achter (op het multimediascherm), vanwege
de dode hoek A 2.143.
3
1.151
NLD_UD71444_2
Caméra arrière permanente (XFK - Renault)
Het display en de camera
afstellen
Druk één keer op de knop 4 voor toegang tot
het menu Instellingen.
Druk herhaaldelijk op de knop 4 om door
de instellingsopties te bladeren tot u de ge-
wenste optie bereikt.
Gebruik de toetsen 5 - en 6 + om de ge-
wenste instelling aan te passen of in/uit te
schakelen.
456
U kunt deze instellingen selecteren:
a) de helderheid aanpassen;
b) de verticale kijkhoek afstellen;
c) de horizontale kijkhoek afstellen;
d) de automatische afstelling van de verti-
cale hoek i- of uitschakelen volgens de
voertuigsnelheid;
e) afhankelijk van de auto, het display van
de achteruitrijcamera in- of uitschakelen;
f) reset; de standaardinstellingen resetten.
Het instellingenmenu sluit:
– automatisch na ongeveer vijf seconden
zonder op een knop te drukken;
of
als u drukt op de knoppen 5 - of 6 + op de
tab X.
Opmerking: de verticale kijkhoek wordt niet
automatisch aangepast aan de voertuigsnel-
heid als deze is ingesteld op maximaal.
Elke keer dat het voertuig wordt gestart,
keert de functie terug naar de instellin-
gen die zijn opgeslagen bij de laatste
motorstop.
CAMERABEELD ACHTER (3/4)
Voer deze aanpassingen uit-
sluitend uit als de auto stil-
staat.
Pas het gezichtsveld van het
systeem en de buitenspiegels aan voor-
dat u met het voertuig gaat rijden (vooral
na het veranderen van de autobelading).
1.152
NLD_UD71444_2
Caméra arrière permanente (XFK - Renault)
Bijzonderheid
Wanneer de auto achteruitrijdt, verschijnt op
auto’s die niet zijn uitgerust met het multime-
diasysteem, het waarschuwingslampje B op
het display 7 wanneer de achterklep is geo-
pend of onjuist is gesloten.
CAMERABEELD ACHTER (4/4)
2
7
7C
BC
storingen
Als het systeem een bedieningsfout detec-
teert, verschijnt het waarschuwingslampje C
op een zwarte achtergrond op het scherm 2
of, afhankelijk van de auto, op het display 7
van de achteruitrijcamera. Dit kan veroor-
zaakt zijn door een storing die van invloed
is op de camera of het scherm (helderheid,
vast beeld, vertraagde communicatie, enz.).
Als het waarschuwingslampje C continu
aanwezig is op een zwarte achtergrond,
raadpleeg dan een merkdealer.
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
feux :
de brouillard .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mode AUTO ...............................................
(page courante)
feux de jour ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage :
tableau de bord ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.153
NLD_UD65169_1
Éclairages et signalisations extérieures (XFK - Renault)
Éclairages et signalisations extérieurs
VERLICHTING EN SIGNALEN (1/6)
šMarkeringslichten
Draai de ring 2 tot het symbool bij
het merkteken 3 staat:
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Functie verlichting overdag
De dagrijverlichting schakelt overdag au-
tomatisch in zonder dat u de schakelaar 1
hoeft te bedienen bij het starten van de
motor, en gaat uit bij het stoppen van de
motor.
1
kDimlicht
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk-
teken 3 staat: Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van de auto)
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 3 staat: draaiende motor, de
dimlichten schakelen automatisch in en uit,
naargelang de helderheid buiten, zonder dat
u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.
Controleer, voordat u in het
donker wegrijdt, de werking
van de verlichting en stel
indien nodig de stand van de
koplampen af op de belasting van de
auto. 1.159. Zorg ervoor dat de lichten
niet bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw,
vervoer van voorwerpen, enz.).
Afhankelijk van de auto verschijnen de dim-
lichten automatisch na enkele wisbewegin-
gen van de ruitenwisserbladen.
2
1
3
mode AUTO ...............................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
réglage position de conduite......................
(page courante)
1.154
NLD_UD65169_1
Éclairages et signalisations extérieures (XFK - Renault)
Het grootlicht wordt automatisch ontstoken
wanneer:
er weinig licht buiten is;
er geen andere auto of verlichting wordt
gedetecteerd;
als de auto sneller dan ongeveer 40 km/u
rijdt.
Als niet aan een van de voorwaarden hier-
onder wordt voldaan, wordt overgeschakeld
naar dimlicht.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Om automatisch grootlicht in te
schakelen:
draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
de markering 3 staat.
duw tegen de schakelaar 1;
Het controlelampje wordt op het in-
strumentenpaneel weergegeven.
VERLICHTING EN SIGNALEN (2/6)
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
extreme weersomstandigheden
(regen, sneeuw, mist enz.);
als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
reflecterende systemen;
– ...
áGrootlicht
Met draaiende motor, duw met de
dimlichten aan tegen de lichtschakelaar 1.
Dit controlelampje op het in-strumentenpa-
neel licht op.
Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in
te schakelen, trekt u de lichtschakelaar 1 op-
nieuw naar u toe.
Functie “Zet lichten omhoog tijdens het
rijden”
(afhankelijk van de auto)
Als het grootlicht is ingeschakeld, verbetert
de functie “Zet lichten omhoog tijdens het
rijden” het zicht van de bestuurder door het
dimlicht en grootlicht automatisch omhoog
te zetten.
Tijdens het uitschakelen van het grootlicht
keren de dimlichten automatisch terug in
hun oorspronkelijke stand.
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto ontsteekt
en dooft dit systeem automatisch het groot-
licht. Het gebruikt een camera geplaatst
achter de binnenspiegel om voorliggers en
tegenliggers te detecteren.
2
1
3
mode AUTO ...............................................
(page courante)
feux :
de route ................................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.155
NLD_UD65169_1
Éclairages et signalisations extérieures (XFK - Renault)
storingen
Wanneer het bericht “Controleer autom ver-
lichting” op het instrumentenpaneel ver-
schijnt, wordt het systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
VERLICHTING EN SIGNALEN (3/6)
Het gebruik ‘s nachts van een
draagbaar navigatiesysteem
op het gedeelte van de voorruit
onder de camera, kan de wer-
king van het automatische grootlichtsys-
teem verstoren (risico van reflecties op
de voorruit).
Het systeem voor het auto-
matisch inschakelen van het
grootlicht is in geen geval een
vervanging voor de oplettend-
heid en verantwoordelijkheid van de be-
stuurder inzake de verlichting van het
voertuig en de aanpassing daarvan aan
de licht-, zicht- en verkeersomstandig-
heden.
Automatisch grootlicht
(vervolg)
Om automatisch grootlicht uit te
schakelen:
draai de ring 2 in een andere stand dan
AUTO;
of
Trek aan de schakelaar 1.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Opmerking: het grootlicht wordt geacti-
veerd bij het uitschakelen van de functie
voor automatisch grootlicht.
2
1
3
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
équipements multimédia............................
(page courante)
alarme sonore d’oubli d’éclairage ..............
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.156
NLD_UD65169_1
Éclairages et signalisations extérieures (XFK - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (4/6)
Geluidssignaal vergeten
verlichting
In het geval dat de lichten zijn ingescha-
keld na het stilzetten van de motor, klinkt er
een signaal bij het openen van het bestuur-
dersportier om u te waarschuwen dat de
lichten nog branden.
storingen
Als het bericht “Controleer verlichting
verschijnt in combinatie met het waar-
schuwingslampje © en het waar-
schuwingslampje k knippert op het
instrumentenpaneel, is er een storing in de
verlichting.
Raadpleeg een merkdealer.
Uitschakelen van de lichten
De lichten gaan automatisch uit na stop-
pen van de motor, openen van het bestuur-
dersportier of vergrendelen van de auto. In
dat geval schake-len, bij de volgende keer
starten van de motor, de lichten opnieuw in,
overeen-komstig de stand van ring 2.
N.B.: als de mistlichten branden, dooft de
verlichting niet automatisch.
Functie welkomst en afscheid
(afhankelijk van de auto)
Wanneer de functie is ingeschakeld, gaan
de dagrijverlichting en de markeringslichten
achter automatisch aan wanneer card wordt
gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld.
Ze gaan automatisch uit:
ongeveer één minuut nadat ze zijn aan-
gegaan;
wanneer de motor wordt gestart, naarge-
lang van de stand van de schakelaar voor
de verlichting;
of
wanneer de auto wordt vergrendeld.
Inschakelen/Uitschakelen van de functie
Raadpleeg voor in- of uitschakelen van de
externe ontvangst de handleiding van het
multimediasysteem.
Selecteer “ON” of “OFF”.
2
éclairage :
extérieur d’accompagnement ..............
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
feux :
de croisement ......................................
(page courante)
1.157
NLD_UD65169_1
Éclairages et signalisations extérieures (XFK - Renault)
Functie “uitschakelvertraging”
Met deze functie kunt u de markeringslich-
ten en dimlichten korte tijd inschakelen (bijv.
voor het bijlichten bij het openen van een
hek).
Als de motor en de lichten uitgescha-
keld zijn, de 2 ring op AUTO staat, trekt u
de hendel 1 naar u toe: de markeringslichten
en dimlichten gaan ongeveer 30 seconden
aan samen met de waarschuwingslampjes
š en k op het instrumentenpa-
neel.
Om deze tijd te verlengen, kunt u de schake-
laar tot vier keer naar u toe trekken (de maxi-
male tijd is ongeveer twee minuten).
De boodschap “Follow me home voor _ _
_” met de oplichttijd verschijnt op het instru-
mentenpaneel om deze handeling te beves-
tigen. Daarna kunt u uw auto vergrendelen.
Om de verlichting uit te schakelen voordat
deze automatisch uitschakelt, verdraait u de
ring 2 (de stand is onbelangrijk) en draait u
deze daarna terug in de stand AUTO.
VERLICHTING EN SIGNALEN (5/6)
2
134
feux :
de brouillard .........................................
(page courante)
1.158
NLD_UD65169_1
Éclairages et signalisations extérieures (XFK - Renault)
VERLICHTING EN SIGNALEN (6/6)
Bij mist, sneeuw of bij het vervoer van voorwerpen die voorbij de voorkant van het dak uitsteken, werkt de automatische verlichting niet altijd.
Het inschakelen van de mistlichten blijft onder controle van de bestuurder: de controlelampjes op het instrumentenpaneel informeren u over
het inschakelen (controlelampje brandt) of uitschakelen (controlelampje uit).
Mistachterlicht
Draai de middelste ring 4 van de
schakelaar zo dat het symbool bij het merk-
teken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Zodra de weersomstandigheden dit toelaten
moet u de mistachterlichten uitschakelen om
de achter u rijdende weggebruikers niet te
hinderen.
Lichten uit
Draai weer aan de middelste ring 4 tot het
symbool 3 bij het symbool voor mistach-
terlichten staat. Het bijbehorende controle-
lampje op het instrumentenpaneel dooft.
Bij het uitschakelen van de verlichting gaan
ook de mistlichten achter uit.
2
1
34
gMistlichten voor
(afhankelijk van de auto)
Draai de middelste ring 4 van
de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het
merkteken 3 staat en laat dan los.
De werking is afhankelijk van de gevoerde
verlichting; het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat branden.
Bochtlichten
(Afhankelijk van de auto)
Bij vooruitrijden met een snelheid van
minder dan circa 40 km/u en de dimlich-
ten aan, gaat in bepaalde omstandighe-
den (stuurwielhoek, richtingaanwijzers aan,
enz.) in een bocht één van de mistlichten
branden om de bocht te verlichten.
In de achteruitversnelling en met de dim-
lichten aan, gaan de twee mistlampen voor
automatisch branden.
Opmerking: bij schakelen van achteruit
naar vooruit (bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre), gaan de twee mistlichten branden
totdat het voertuig harder rijdt dan 10 km/u.
éclairage :
extérieur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
réglage .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage des projecteurs .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
signalisation éclairage ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage électrique de la hauteur des
faisceaux ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
réglage de la hauteur des faisceaux ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.159
NLD_UD82615_3
Réglage des faisceaux (XFK - Renault)
Schakelaar A wordt gebruikt om de hoogte
van de koplampen aan te passen aan de be-
lasting van de auto.
Als de dimlichten branden, drukt u op of trekt
u aan schakelaar A zo vaak als nodig is voor
het selecteren van de gewenste stand op
het instrumentenpaneel.
Opmerking: Afhankelijk van de auto wordt
bij het starten van de motor gedurende on-
geveer 30 seconden de geselecteerde stand
getoond op het instrumentenpaneel, en ge-
durende 5 seconden elke keer als er op de
schakelaar A wordt gedrukt.
Réglage des faisceaux
KOPLAMPEN AFSTELLEN (1/2)
Voorbeelden van de stand van knop A
, afhankelijk van de belasting
Besteluitvoering Break uitvoering
Normaal
chassis
Lang
chassis
Normaal
chassis
Lang
chassis
(5 zitplaat-
sen)
Lang
chassis
(7 zitplaatsen)
Bestuurder alleen of met
een passagier voorin 0 0 0 0 0
Alle stoelen bezet - - 1 0 1
Bestuurder met
passagiers en bagage
(of belading) tot de
maximaal toegelaten
totale massa
- - 2 1 2
Bestuurder zonder
passagiers of bagage
(of belading) tot de
maximaal toegelaten
totale massa
4 4 3 2 3
In de volgende tabel ziet u enkele voorbeelden. Stel in alle gevallen bediening A in volgens
de belading van de auto, zodat de weg goed zichtbaar is en andere weggebruikers niet ver-
blind worden.
A
1.160
NLD_UD82615_3
Réglage des faisceaux (XFK - Renault)
KOPLAMPEN AFSTELLEN (2/2)
Wanneer u links rijdt met een auto met
de bestuurdersstoel aan de linkerkant
(of andersom), bent u verplicht om tij-
dens uw verblijf de lichten tijdelijk af te
stellen.
Tijdelijke afstelling
Open de motorkap en zoek de markering B
nabij een van de koplampen.
De werking van de startvergrendeling
Draai met een schroevendraaier de bout 1
een halve slag naar het symbool - om de
lichtbundel omlaag te richten.
Na de rit de oorspronkelijke stand herstel-
len: draai de schroef 1 een halve slag naar
het symbool + om de lichtbundel omhoog te
richten.
B
1
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
précautions d’utilisation .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.161
NLD_UD79446_2
Essuie-vitre / lave-vitre avant (XFK - Renault)
Essuie-vitres, lave-vitres
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (1/4)
Uw auto is uitgerust met een
voorruitwisser met regensensor
De regensensor bevindt zich op de voorruit,
voor de binnenspiegel.
A een keer wissen
Door kort te drukken maakt de ruiten-
wisser één wisbeweging.
B stoppen
Wanneer automatisch wissen is ingescha-
keld of de gevoeligheid wordt verhoogd,
wordt één wisbeweging uitgevoerd.
Opmerking:
de regensensor heeft enkel een onder-
steunende functie. Bij beperkte zicht-
baarheid moet de bestuurder zijn ruiten-
wisser handmatig inschakelen. Bij mist
of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet
altijd automatisch en blijft deze onder uw
controle.
Bij temperaturen onder nul wordt automa-
tisch wissen niet ingeschakeld wanneer
de auto wordt gestart. Deze functie wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
auto sneller rijdt dan een bepaalde snel-
heid (ongeveer 8 km/uur).
Schakel automatisch wissen niet in bij
droog weer.
Ontdooi de voorruit volledig voordat u het
automatisch wissen inschakelt.
– Wanneer u de auto door een wasstraat
rijdt, moet u de ring 1 in stand B zetten
om het automatisch wissen uit te zetten.
2F
1
C automatisch wissen
In deze stand signaleert het systeem
water op de voorruit en schakelt het
wissen in met een aangepaste wis-
snelheid. De inschakeldrempel van het
wissen en de duur van het interval is
te regelen door de ring 2 te verdraaien:
F: minimale gevoeligheid;
G: maximale gevoeligheid.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te snel-
ler reageren de ruitenwissers en wordt de
frequentie van het wissen verhoogd.
A
B
C
D
EG
1
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
1.162
NLD_UD79446_2
Essuie-vitre / lave-vitre avant (XFK - Renault)
D langzaam continu wissen
E snel continu wissen
storingen
Bij een storing van het automatisch wissen,
schakelt de ruitenwisser over op wissen met
intervallen. Roep de hulp in van een merk-
dealer.
De werking van de regensensor kan worden
verstoord bij:
beschadigde ruitenwisserbladen;
wanneer de ruitenwissers een waters-
luier of watersporen achterlaten op de
detectiezone van de sensor, kan dit
de reactiesnelheid van het automa-
tisch wissen vergroten of de frequen-
tie van het wissen verhogen;
barsten of scheuren in de voorruit
ter hoogte van de sensor, stof, vuil,
insecten of rijm op de voorruit of het
gebruik van reinigingswas of wateraf-
stotende producten; het automatisch
wissen is in dat geval minder gevoelig
en reageert mogelijk zelfs niet.
Bijzonderheid
Tijdens het rijden gaat de wisser lang-
zamer werken als de auto stopt. Van snel
continu wissen naar langzaam continu
wissen. Zodra de auto weer gaat rijden, be-
ginnen de wissers weer met de oorspronke-
lijk ingestelde snelheid te werken.
Als u de schakelaar 1 in een andere stand
zet, schakelt u hiermee bovengenoemd au-
tomatisme uit.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer bij vorst voordat u de rui-
tenwisser inschakelt of de ruitenwisser-
bladen niet zijn vastgevroren. Als u de
ruitenwisser inschakelt terwijl de bladen
zijn vastgevroren, kunt u zowel de bladen
als de motor van de ruitenwisser bescha-
digen.
Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage of beschadiging van de wisser-
bladen.
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (2/4)
A
B
C
D
E
1
essuie-vitre/lave-vitre
remplacement des balais .....................
(page courante)
1.163
NLD_UD79446_2
Essuie-vitre / lave-vitre avant (XFK - Renault)
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, on-
tdooien, reinigen van de voor-
ruit enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand B (uit) zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
Wanneer er zich obstakels op de voor-
ruit bevinden (vuil, sneeuw, ijs ...), maakt
u de voorruit (inclusief de centrale zone
achter de binnenspiegel) schoon voor-
dat u de ruitenwissers inschakelt (risico
op oververhitting van de motor).
Als een obstakel de beweging van een
blad verhindert, kan dat blad stoppen
met wissen. Verwijder het obstakel en
schakel de ruitenwisser opnieuw in met
de ruitenwisserschakelaar.
Bijzondere stand van
de ruitenwisser voor
(onderhoudsstand)
In deze stand kunnen de bladen worden op-
getild om ze van de voorruit te verwijderen.
Dit kan nuttig zijn:
om de bladen te reinigen;
om de bladen van de voorruit los te
maken in winterse weersomstandighe-
den;
vervang de bladen. 5.40.
Til, met het contact aan en de motor uit, de
hendel 1 twee keer omhoog naar de stand A
(één wisbeweging). De wisserbladen stop-
pen iets boven de motorkap.
Om de bladen terug te zetten in de lage
stand, zorgt u er met contact AAN voor dat
de ruitenwissers zijn neergeklapt op de voor-
ruit. Zet daarna de schakelaar 1 in stand A
(één wisbeweging).
Voordat u het contact aanzet, moet u de
ruitenwissers op de voorruit zetten. Anders
kunnen de motorkap of de wissers bescha-
digd raken wanneer deze worden ingescha-
keld.
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (3/4)
B
1
A
lave-vitre ....................................................
(page courante)
balais d’essuie-vitres .................................
(page courante)
essuie-vitre/lave-vitre.................................
(page courante)
1.164
NLD_UD79446_2
Essuie-vitre / lave-vitre avant (XFK - Renault)
Opmerking: bij temperaturen onder nul kan
de ruitenwisservloeistof aanvriezen op de
voorruit en het zicht verminderen. Verwarm
de voorruit met behulp van de ontwase-
mingsschakelaar voordat u ze reinigt.
Ruitensproeier
Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u
toe en laat deze weer los.
Door langer te drukken, maken de ruiten-
wissers, naast de ruitensproeier twee wisbe-
wegingen, een paar seconden later gevolgd
door een derde.
Voor auto’s uitgerust met een multimedia-
scherm, kunt u ervoor kiezen de derde wis-
beweging van de ruitenwisserbladen in of uit
te schakelen. 1.139
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
stand B (uit) staat.
Verwondingsgevaar.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.40.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
RUITENWISSER, -SPROEIER VOOR (4/4)
B
1
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.165
NLD_UD71443_2
Essuie-vitre / Lave-vitre arrière (XFK - Renault)
ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (1/2)
1
3
YAchterruitwisser
Draai met ingeschakeld contact
aan de ring 3 op de hendel 1 totdat het sym-
bool tegenover het referentiepunt 2 staat.
stoppen;
wissen met intervallen;
De ruitenwisserbladen vegen met tus-
senpozen van enkele seconden. De
frequentie van het wissen varieert
naargelang de rijsnelheid van de auto;
langzaam continu wissen.
Om de werking te stoppen, laat u opnieuw
de ring 3 draaien.
Opmerking:
Wanneer u de auto door een wasstraat rijdt,
moet u de ring 3 van de schakelaar 1 in rust-
stand zetten om het automatisch wissen uit
te zetten.
Houd u aan de gebruiksvoorschriften.
Voordat u iets aan de achter-
ruit doet (wassen van de auto,
ontdooien, reinigen enz.) moet
u de schakelaar 1 in ruststand
zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
2
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep te openen of te sluiten.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
gebruik ze niet op een droge ruit;
maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
5.40.
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.
essuie-vitres ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lave-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.166
NLD_UD71443_2
Essuie-vitre / Lave-vitre arrière (XFK - Renault)
ACHTERRUITSPROEIER, -WISSER (2/2)
Inschakelen/uitschakelen van de
achterruitwisser
Wanneer de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld, wordt het intervalwissen van de
achterruit ingeschakeld (als de ruitenwissers
van de voorruit werken). Als uw auto is uitge-
rust met een menu om de auto-instellingen
te personaliseren, kunt u deze functie in- of
uitschakelen. 1.139.
pRuitenwissers/
ruitensproeiers achter
Duw met het contact aan lang tegen de
schakelaar 1 en laat vervolgens los.
Als de schakelaar langer ingedrukt ge-
houden wordt, zullen (behalve de ruiten-
sproeier) de ruitenwisser twee wisbewegin-
gen maken, enkele seconden later gevolgd
door een derde (druppel-wisfunctie).
Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter-
ruitwisser werken.
Wanneer er zich obstakels op de achterruit
bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de rui-
tenwisser alle obstakels weg te wissen. Als
een obstakel de beweging van het blad ver-
hindert, kan het blad stoppen. Verwijder het
obstakel, wacht ongeveer 30 seconden en
schakel de ruitenwisser opnieuw in met de
schakelaar voor het wissen.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer bij vorst voordat u de ruiten-
wisser inschakelt of de ruitenwisserbla-
den niet zijn vastgevroren op de ruit. Als
u de ruitenwisser bedient terwijl het blad
geblokkeerd is door vorst, bestaat het
risico dat zowel het blad als de motor van
de ruitenwisser beschadigd raken.
Activeer de ruitenwissers niet op een
droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage of beschadiging van de wisser-
bladen.
1
capacité du réservoir carburant .................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
qualité ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
remplissage .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir carburant
capacité ...............................................
(page courante)
bouchon de réservoir carburant.................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau de carburant ...................................
(page courante)
1.167
NLD_UD71445_2
Réservoir carburant (XFK - Renault)
Soort brandstof
Gebruik brandstof van goede kwaliteit
die overeenkomt met de normen die in elk
land zijn vastgelegd en beslist overeenkomt
met de indicaties op de sticker op klepje 1.
6.7.
Réservoir carburant (remplissage carburant)
BRANDSTOFTANK (1/3)
De tankdop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer.
Rook niet tijdens het tanken en ontsteek
geen open vuur in de nabijheid van de
brandstoftank of de tankdop.
Maak de omgeving van het vulsysteem
niet schoon met een hogedrukreiniger.
Vermeng de dieselbrandstof
nooit met benzine (loodvrij of
E85), zelfs niet een kleine hoe-
veelheid.
Gebruik geen ethanol als uw auto hier
niet voor aangepast is.
Voeg geen reagens toe aan de brand-
stof, anders kan de motor beschadigd
raken. 1.170.
Als u een additief wilt toevoegen aan de
brandstof, gebruik dan een product dat
is goedgekeurd door onze technische
dienst. Ga naar een merkdealer.
Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer
54 liter.
Om bij ontgrendelde auto het klepje 1 te
openen, drukt u op de zone A en laat u ver-
volgens los. Het klepje 1 wordt ontsloten.
Tijdens het tanken gebruikt u de houder 2 op
het klepje 1 om de dop 3 aan op te hangen.
Zie “Tanken van brandstof” voor info over
het vullen van de brandstoftank.
Sluiten: druk het klepje met de hand tegen
de aanslag.
1
A
3
2
1
Als u brandstof wilt tanken,
zet u de motor uit (dus NIET
stand-by bij voertuigen met de
STOP and START-functie):
u moet het contact UIT zetten. 2.4,
2.5.
Risico van brand.
1.168
NLD_UD71445_2
Réservoir carburant (XFK - Renault)
Als het niet mogelijk om ten minste 5 liter
brandstof toe te voegen vanwege het brand-
stofpeil in de tank, rijd dan door tot de tank
de gewenste capaciteit heeft.
Benzinemotor
Schade die ontstaan is als gevolg van het
tanken van loodhoudende benzine wordt
niet door de fabrieksgarantie gedekt.
Om te voorkomen dat er abusievelijk lood-
houdende benzine wordt getankt, heeft de
vulhals een nauwe doorlaat met een veilig-
heidssysteem waarin alleen een vulpistool
met ongelode benzine past.
Tanken van brandstof
Wanneer het contact uit is, steekt u het vul-
pistool zo ver mogelijk naar binnen voordat
u met tanken begint (spatgevaar).
Houd tijdens het tanken het vulpistool in
deze stand tot u klaar bent met tanken.
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u het nog maximaal twee keer gebrui-
ken, om voldoende ruimte in de tank over te
houden voor het uitzetten van de brandstof.
Let er op dat bij het tanken geen water bij de
brandstof komt. Het klepje 1 en zijn omge-
ving moeten schoon blijven.
bijzonderheid
Bij het stoppen van de auto gedurende on-
geveer 3 maanden moet u brandstof toe-
voegen om te voorkomen dat de brand-
stofpomp beschadigt.
Om dit te doen, met het contact uit, vult u
ten minste 5 liter bij. Start vervolgens de
motor om de pomp in werking te zetten en
de brandstof in het brandstofcircuit te ver-
versen.
BRANDSTOFTANK (2/3)
Brandstofsoorten die voldoen aan de
Europese normen die ook gelden voor
de motoren van auto’s die in Europa zijn
verkocht: zie tabel 6.7.
1
Dieselmotor
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof die
overeenkomt met de indicaties op de sticker
aan de binnenkant van het klepje 1.
Benzinemotor
Gebruik uitsluitend ongelode benzine. Het
octaangetal (RON) moet conform de gege-
vens zijn die op de sticker van het klepje 1
staan. 6.7. Controleer na het tanken, of de dop en
het klepje gesloten zijn.
Stop and Start............................................
(page courante)
1.169
NLD_UD71445_2
Réservoir carburant (XFK - Renault)
Wijzig of repareer niet zelf het
brandstofsysteem (rekeneen-
heden, bedrading, brandstof-
circuit, inspuitstukken of ver-
stuivers, beschermkappen) vanwege de
grote gevaren voor de veiligheid die hier-
door kunnen ontstaan. Laat deze werk-
zaamheden uitsluitend door uw merk-
dealer uitvoeren.
Aanhoudende stank
van brandstof
In geval van een aanhoudende
stank van brandstof, moet u:
onmiddellijk stoppen, rekening hou-
dend met het overige verkeer en het
contact afzetten;
de alarmknipperlichten aanzetten en
alle passagiers uit laten stappen en
ze ver van het verkeer houden;
roep de hulp in van een merkdealer.
BRANDSTOFTANK (3/3)
Auto’s met kaart
Druk met de kaart in het interieur op de
startknop 5 zonder de pedalen aan te raken.
Wacht een paar minuten voordat u de auto
start.
Hiermee kan het brandstofcircuit worden
ontlucht Als de motor niet start, herhaalt u
de procedure.
Neem als de motor na verschillende pogin-
gen niet start, contact op met een merkdea-
ler.
5
Tank leeggereden bij
dieselmotor
Auto’s met sleutel/afstandsbediening
draai de contactsleutel 4 in de stand
“Aan” ON 2 en wacht enkele minuten met
het ontluchten van het brandstofcircuit.
draai de sleutel in de stand START 3. Als
de motor niet start, herhaalt u de proce-
dure.
neem, als na verschillende pogingen de
motor niet weer start, contact op met een
merkdealer.
4
réactif (réservoir) .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir réactif ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réservoir réactif capacité ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
SCR : réduction catalytique sélective ........
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacité du réservoir réactif ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
qualité réactif .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réactif remplissage ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bouchon de réservoir réactif ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
Stop and Start............................................
(page courante)
AdBlue .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
1.170
NLD_UD72143_2
Réservoir réactif (XFK - Renault)
Vullen
Bruikbare inhoud van de tank: ongeveer
17 liter.
Open, met het contact uit, het deksel A en
draai de dop 1 los.
Let op: er kan ammoniumhydroxidedamp
ontsnappen uit de opening als de tempera-
tuur van de tank hoog is.
Réservoir réactif
U dient zich te houden aan de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt. Overtreding
van de geldende regelgeving is strafbaar.
De werking van de
startvergrendeling
De reagens bestemd is voor dieselmo-
toren voorzien van het SCR (selectieve
katalysator)-systeem.
Het gebruik van reagens vermindert de uit-
stoot van uitlaatgassen doordat de schade-
lijke stoffen worden omgezet in waterdamp
en stikstof.
Het werkelijke reagensverbruik is afhanke-
lijk van de gebruiksomstandigheden, de uit-
rusting van de auto en de rijstijl van de be-
stuurder.
Reagenskwaliteit
Gebruik alleen reagentia die voldoen aan
standaard ISO 22241 en in overeenstem-
ming met de markering op de vuldop.
REAGENSTANK (1/4)
1
De vuldop is van een speci-
aal type.
Vraag naar ditzelfde type als u
een andere dop koopt. Ga naar
een merkdealer. Maak de omgeving van
het vulsysteem niet schoon met een ho-
gedrukreiniger.
Om reagens bij te vullen, moet de motor
worden uitgezet (dus niet stand-by bij
voertuigen met de STOP and START-
functie): u moet het contact uit zetten.
2.4 2.5.
Als het bericht “XXX km tot uit-
schakeling; vul AdBlue bij” ver-
schijnt, vult u de reagenstank
bij volgens de instructies voor
bijvullen.
Risico op stilstand van de auto.
De reagens mag niet in contact komen met ogen of huid. Bij onverhoopt contact
spoelen met veel water. Indien nodig een arts raadplegen.
A
1.171
NLD_UD72143_2
Réservoir réactif (XFK - Renault)
Vullen (vervolg)
U kunt de tank bijvullen bij de pomp.
Wanneer het contact uit is, steekt u het vul-
pistool zo ver mogelijk naar binnen voor-
dat u met tanken begint (spatgevaar). Houd
hem in deze stand tijdens het tanken.
Als het vulpistool automatisch is afgeslagen,
mag u nog maximaal twee liter brandstof bij-
vullen.
In andere vulsituaties is het belangrijk dat u
de informatie op de reagenscontainer (blik
of fles) leest.
Voorzorgsmaatregelen
Bij het vullen:
behandel de reagens voorzichtig. Het
kan kleding, schoenen, onderdelen
van de carrosserie enz. beschadigen;
let erop dat bij het vullen geen water in de
brandstoftank komt.
Als er reagens overstroomt of op het lakwerk
terechtkomt, moet het betroffen gebied snel
met veel water en een zachte doek worden
gereinigd.
Opmerking: als de reagens kristalliseert,
gebruikt u een zachte spons.
Bij extreem koud weer
Als het vriest moet de reagenstank
worden bijgevuld als de -indicator
en het bericht “Vul AdBlue bij voor 1200 km
verschijnen op het instrumentenpaneel.
Bijzondere gevallen
De reagensvloeistof bevriest bij temperatu-
ren lager dan ongeveer -10°C.
Probeer in deze omstandigheden niet om de
vloeistof bij te vullen als deze bevroren is.
Indien u het reservoir moet vullen of bijvul-
len met reagens ( aan), zet u de auto
indien mogelijk op een warmere plek zodat
de reagens weer vloeibaar wordt. Anders
vraagt u een vakman om reagensvloeistof
bij te vullen.
REAGENSTANK (2/4)
Er mogen geen werkzaamhe-
den worden uitgevoerd aan
onderdelen van het systeem.
Om schade te voorkomen mag
uitsluitend deskundig personeel van de
merkdealer werkzaamheden aan het
systeem uitvoeren.
Nadat u de reagenstank hebt bijgevuld,
controleert u of de dop en het klepje zijn
gesloten. Start dan de motor en WACHT
10 seconden terwijl de auto stilstaat
met draaiende motor voordat u weer
wegrijdt.
Als u dit niet doet, wordt het bijvullen van
de tank pas geregistreerd nadat de auto
tientallen minuten heeft gereden.
Het bericht “--- Vul AdBlue bij” verschijnt
en/of de controlelampjes branden totdat
het bijvullen is geregistreerd door het
systeem.
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien.....................................................
(page courante)
autonomie du véhicule...............................
(page courante)
1.172
NLD_UD72143_2
Réservoir réactif (XFK - Renault)
REAGENSTANK (3/4)
Onderhoud/actieradius
De informatie op het instrumentenpaneel kan worden vergezeld door een geluidssignaal.
Controleen
waarschuwingslampjes Boodschap Wat te doen?
“Vul AdBlue bij voor 2400 km“
Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u
een actieradius van minder dan 2400 km.
Vul de tank bij, of laat een merkdealer de tank met reagens bijvullen.
gaat branden. “Vul AdBlue bij voor 1200 km
Wanneer het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet, hebt u
een actieradius tussen 1200 km en 800 km.
Vul de tank bij, of laat een merkdealer de tank met reagens bijvullen.
gaat branden. “XXX KM blokkade AdBlue bijvullen”
Het bericht verschijnt als het contact wordt aangezet en wordt her-
haald:
Ongeveer elke 100 km: u hebt een actieradius tussen ongeveer
800 km en 200 km;
– ongeveer elke 50 km: u hebt een actieradius van minder dan
200 km.
In alle gevallen moet de tank met reagens zo spoedig mogelijk
door u of een geautoriseerde dealer worden gevuld.
knippert. “0 KM blokkade AdBlue bijvullenDe motor wil niet starten.
Voor een herstart moet u zelf de reagenstank bijvullen.
1.173
NLD_UD72143_2
Réservoir réactif (XFK - Renault)
REAGENSTANK (4/4)
Systeemstoringen
Als het controlelampje gaat branden, kan ook een pieptoon te horen zijn.
Controleen
waarschuwingslampjes Boodschap Interpretatie
en © gaan bran-
den.
“Controleer lucht verontreiniging”
“Contoleer kwaliteit AdBlue“
Controleer AdBlue injectie“
Geeft een storing in het systeem aan. Raadpleeg zo spoe-
dig mogelijk uw merkdealer.
en © gaan bran-
den.
“XXX KM blokkade antiluchtveront.”
Geeft aan dat er een systeemfout is en dat binnen 800 km
de auto niet meer opnieuw kan worden gestart.
Deze waarschuwingen worden herhaald:
elke 100 km totdat er tussen 800 km en 200 km over is
voordat de auto niet opnieuw kan worden gestart;
– Elke 50 km wanneer er minder dan 200 km resteert
voordat de auto niet meer kan worden gestart.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk uw merkdealer.
en © gaan bran-
den.
“0 KM blokkade antiluchtveront.”
Geeft aan dat de auto niet opnieuw zal starten nadat het
contact is uitgeschakeld. Roep de hulp in van een merk-
dealer.
1.174
NLD_UD65230_1
Filler NU (XFK - Renault)
2.1
NLD_UD80494_5
Sommaire 2 (XFK - Renault)
Hoofdstuk 2: Het rijden
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2
Startschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3
Starten, stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4
Functie Stop and Start . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8
Bijzonderheden versies met benzinemotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.12
Bijzondere kenmerken van dieseluitvoeringen, roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.14
Versnellingshendel, handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.16
Elektronische parkeerrem.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.17
Zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.21
Tips voor onderhoud en minder luchtverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.29
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.30
Waarschuwings- en controlesysteem voor bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.31
Hulpen correctiesystemen tijdens het rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.42
Lane departure warning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.48
Rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.53
Dodehoekwaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.59
Waarschuwing veiligheidsafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.69
Geavanceerde veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.73
Waarschuwing vermoeidheidsdetectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.90
Detectie van verkeersborden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.92
Snelheidsbegrenzer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.96
Snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.100
Adaptieve snelheidsregelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.105
Assistent voor snelwegen en files . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.119
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.135
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.143
Automatisch parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.147
Automatische transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.152
Functie “Snelheidsbegrenzer” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.156
Noodoproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.157
rodage .......................................................
(page courante)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.2
NLD_UD79451_2
Rodage (XFK - Renault)
Rodage
INRIJDEN
Benzinemotor
Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan 130
km/uur in de hoogste versnelling en laat de
motor met niet meer dan 3 000 tot 3 500 tr/
min draaien.
Pas na ongeveer 3 000 km zult u over het
volle vermogen van de motor kunnen be-
schikken.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
Dieselmotor
Rijd de eerste 1500 km niet sneller dan
130 km/uur in de hoogste versnelling en
laat de motor met niet meer dan 2 500 tr/min
draaien. Daarna kunt u sneller rijden maar
pas na 6 000 km zult u over het volle vermo-
gen van de motor kunnen beschikken.
Trek tijdens het inrijden nooit snel op. Als de
motor nog koud is mag u hem in de lagere
versnellingen nooit met een hoog toerental
laten draaien.
Onderhoudsbeurten: zie het onderhouds-
document van uw auto.
Opmerking: bij een nieuwe auto in de inrijf-
ase kan het koelvloeistofpeil hoger zijn dan
het merkteken “MAXI” op de tank; later kan
dit zakken naar een peil tussen de merkte-
kens “MINI” en “MAXI”.
Dit levert geen risico op.
contacteur de démarrage ..........................
(page courante)
mise en route du moteur............................
(page courante)
démarrage moteur .....................................
(page courante)
mise sous contact du véhicule...................
(page courante)
2.3
NLD_UD65178_1
Contacteur de démarrage : véhicule avec clé (XFK - Renault)
Contacteur de démarrage
CONTACTSLOT: auto met sleutel
Stand “Contact aan” ON 2
Contact aan: u kunt alle accessoires (radio
enz.) gebruiken.
Stand START 3: "Starten"
Indien de motor niet aanslaat, moet u de
contactsleutel terug draaien tot de controle-
lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star-
ten. Laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
NB: bij een dieselmotor kunnen enkele se-
condes verstrijken tussen het draaien van
de sleutel en het starten van de motor om de
motor voor te verwarmen.
Startschakelaar
Stand LOCK 0: “Stop en stuurslot”
Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur
draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is
nu vergrendeld.
Bij het vrijzetten van het stuurslot draait
u het stuur iets heen en weer bij het ver-
draaien van de sleutel.
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route du moteur............................
(page courante)
mise sous contact du véhicule...................
(page courante)
2.4
NLD_UD71446_2
Démarrage, arrêt moteur : véhicule avec clé (XFK - Renault)
Let op: als bij auto’s uitgerust met een hand-
geschakelde versnellingsbak de motor af-
slaat, verschijnt het bericht “Ontkoppelen
op het instrumentenpaneel. Druk het kop-
pelingspedaal helemaal in om de motor op-
nieuw te starten.
Démarrage, arrêt moteur
STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR: auto met sleutel
Starten van de motor
Om te starten:
Bij auto’s uitgerust met een automatische
versnellingsbak, plaatst u de hendel in stand
P.
Benzinemotor
Geef bij het starten geen gas;
laat de contactsleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
ÉDieselmotor
Draai de contactsleutel in de stand “ON
2 en houd de sleutel in die stand totdat
het controlelampje voorverwarming ge-
doofd is;
draai de sleutel naar de startpositie
START3 zonder gas te geven;
laat de sleutel los zodra de motor aan-
slaat.
Bijzonderheid: Indien u de motor start bij
erg lage buitentemperatuur (kouder dan
-10 °C): houd het koppelingspedaal inge-
drukt tot de motor start.
Stoppen van de motor
Laat de motor stationair draaien en draai de
sleutel terug in de stand “LOCK0.
Start uw auto nooit in vrij-
loop op een helling. De stuur-
bekrachtiging kan hierdoor
worden uitgeschakeld. Kans
op ongevallen.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
is er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzie-
ningen zoals airbags en gordelspanners
niet meer.
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bouton de démarrage/arrêt moteur............
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise sous contact du véhicule...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.5
NLD_UD82630_4
Démarrage, arrêt moteur : véhicule avec carte (XFK - Renault)
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (1/3)
Druk het koppelingspedaal helemaal in om
de motor opnieuw te starten.
3
1
Bijzonderheden
Als er niet is voldaan aan een van de
startvoorwaarden, verschijnt het bericht
Druk op rem + START” of “Ontkoppelen
+ START” of “Selecteer stand P” op het
instrumentenpaneel;
in sommige gevallen moet het stuurwiel
worden bewogen bij het indrukken van
de startknop 3 om het ontgrendelen van
de stuurkolom mogelijk te maken, het
bericht “Draai stuurwiel + START” waar-
schuwt u daarvoor.
Let op: als bij auto’s uitgerust met een hand-
geschakelde versnellingsbak de motor af-
slaat, verschijnt het bericht “Ontkoppelen
op het instrumentenpaneel.
De kaart moet zich in de detectiezone 1 be-
vinden of, afhankelijk van de auto, in de de-
tectiezone 2.
Om te starten:
voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak, in de stand P trapt u het
rempedaal in, drukt u op de knop 3 en
laat u het rempedaal los zodra de motor
is gestart;
voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak, trapt het rempedaal in,
druk op knop 3 en laat het rempedaal los
zodra de motor is gestart. Als een ver-
snelling is ingeschakeld, moet u ook het
koppelingspedaal indrukken.
2
Afhankelijk van de auto hebt u wellicht
een digitale sleutel met alle kaartfunc-
ties.
Als er echter een kaart in het voertuig is
achtergebleven en de portieren zijn ver-
grendeld met de digitale sleutel, zijn alle
kaartfuncties geblokkeerd.
Voor meer informatie 1.23
accessoires................................................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
2.6
NLD_UD82630_4
Démarrage, arrêt moteur : véhicule avec carte (XFK - Renault)
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (2/3)
De boodschap “Plaats de kaart in zone +
START” verschijnt op het instrumentenpa-
neel.
Druk op het rempedaal of koppelingspedaal
en leg de kaart 5 met de knopzijde op de
zone gemarkeerd met 4. Druk op de knop 3
om de auto te starten. Het bericht verdwijnt.
3
storingen
In sommige gevallen werkt de handsfree-
card niet:
als de accu van de card leeg is;
nabijheid van een apparaat dat de de-
zelfde frequentie gebruik (scherm, mo-
biele telefoon, computerspel, enz.);
de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
“Handsfree” starten met
achterklep open
In dat geval mag de kaart zich niet in de ba-
gageruimte bevinden, om te vermijden dat u
ze kwijtraakt.
Functie accessoires
(Contact aanzetten)
Zodra u bent ingestapt, hebt u een aantal
functies van de auto (radio, navigatiesys-
teem ruitenwisser, enz.) ter beschikking.
Om de andere functies te gebruiken, drukt u
met de kaart in de auto op de knop 3 zonder
de pedalen in te drukken.
5
4 4
5
arrêt du moteur ..........................................
(page courante)
2.7
NLD_UD82630_4
Démarrage, arrêt moteur : véhicule avec carte (XFK - Renault)
DE MOTOR STARTEN, STOPPEN: auto met kaart (3/3)
Voorwaarden voor het stoppen
van de motor
De auto moet stilstaan, in de stand P bij een
auto met een automatische transmissie.
Druk met de kaart in de auto op de knop 3:
de motor stopt. De stuurkolom vergrendelt
bij het openen van één van de portieren of
bij het vergrendelen van de auto.
Controleer, als u de auto ver-
laat en vooral als u de kaart bij
u hebt, of de motor volledig is
uitgeschakeld.
3
Als de kaart niet in het interieur aanwezig is
of als de kaartaccu bijna leeg is als de auto
stilstaat en u de motor wilt uitzetten, ver-
schijnt het bericht “Kaart afwezig druk lang
START” op het instrumentenpaneel: druk
langer dan twee seconden op de knop 3. Als
de kaart zich niet meer in het interieur be-
vindt, controleert u of u deze kunt ophalen
voordat u de knop ingedrukt houdt. Zonder
de kaart kunt u de auto niet opnieuw starten.
Als de motor is gestopt, blijven de op dat
moment ingeschakelde accessoires (radio,
enz.) ongeveer 10 minuten werken.
Als het bestuurdersportier geopend wordt,
schakelen de accessoires uit.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het parke-
ren of stoppen van de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes,
een kind, een afhankelijke volwassene
of een dier in de auto achter als u deze
verlaat.
Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar
brengen door bijvoorbeeld de motor te
starten, organen te bedienen zoals bij-
voorbeeld de ruitbediening, of de portie-
ren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig
weer de temperatuur in het interieur heel
erg snel oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN
ERNSTIG LETSEL.
Zet nooit het contact uit voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Door het stilzetten van de
motor is er geen bekrachtiging
meer van Als de motor niet meer draait,
is er geen stuur- en rembekrachtiging
meer. Ook werken veiligheidsvoorzie-
ningen zoals airbags en gordelspanners
niet meer.
démarrage moteur .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en veille du moteur............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction Stop and Start ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.8
NLD_UD81962_3
Fonction Stop and Start (XFK - Renault)
De uitrustingen van de auto blijven in wer-
king terwijl de motor stilstaat.
De stuurbekrachtiging werkt mogelijk niet
meer als de motor naar stand-by gaat.
In dat geval werkt deze pas weer als de
motor niet meer in stand-by is of als de snel-
heid hoger is dan ongeveer 1 km/u (bij af-
dalen, enz.).
Fonction Stop and Start
FUNCTIE STOP AND START (1/4)
Dit systeem zorgt voor een lager brandstof-
verbruik en vermindert de uitstoot van broei-
kasgassen. Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de auto begint te
rijden. Tijdens het rijden zet het systeem de
motor af (op stand-by) wanneer de auto stil-
staat (file, voor een stoplicht enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
de auto heeft na de laatste stilstand gere-
den.
Voor auto’s met automatische versnel-
lingsbak:
de versnellingsbak staat in stand D, N of
in handgeschakelde modus.
en
het rempedaal wordt (voldoende hard) in-
gedrukt;
Als het controlelampje knip-
pert, de auto stilstaat en het bericht
Rempedaal indrukken” verschijnt, is het
rempedaal onvoldoende ingetrapt.
en
het gaspedaal wordt niet ingedrukt;
en
wanneer de voertuigsnelheid gedurende
circa een seconde nul is of, afhankelijk
van het voertuig, lager dan circa 5 km/u.
De motor blijft op stand-by staan wanneer
stand P inschakelt, of wanneer stand N in-
schakelt terwijl de parkeerrem is aangetrok-
ken en het rempedaal wordt losgelaten.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
de versnellingshendel staat in de neu-
trale stand (neutraal);
Als het waarschuwingslampje
knippert en het bericht “koppeling los
laten” verschijnt, is het koppelingspedaal
onvoldoende losgelaten.
en
het koppelingspedaal wordt losgelaten;
en
de auto rijdt trager dan ongeveer 5 km/u.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel gaat branden wanneer de
motor op stand-by staat.
Rijd niet met de auto wanneer
de motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
wordt op het instrumentenpa-
neel weergegeven).
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.3 2.5.
Wanneer de motor op stand-by
wordt gezet, wordt de automa-
tische parkeerrem (afhankelijk
van de auto) niet automatisch
vastgezet.
2.9
NLD_UD81962_3
Fonction Stop and Start (XFK - Renault)
Verhinderen dat de motor op
stand-by wordt gezet
In bepaalde omstandigheden, zoals bij in-
voegen op een kruispunt, is het mogelijk om
bij geactiveerd systeem de motor draaiende
te houden om snel te kunnen starten.
Voor voertuigen met een automatische
versnellingsbak, wanneer de motor
alleen in stand-by wordt gezet wanneer
het voertuig stopt:
Laat de auto stilstaan en oefen slechts een
lichte druk uit op het rempedaal.
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
Houd het koppelingspedaal ingedrukt.
FUNCTIE STOP AND START (2/4)
Voor auto’s met een handgeschakelde
versnellingsbak:
als het bestuurdersportier wordt ge-
opend, zonder dat daarbij een versnelling
is ingeschakeld en het koppelingspedaal
niet is ingedrukt;
of
als de bestuurdersgordel wordt losge-
maakt zonder dat een versnelling inge-
schakeld en het koppelingspedaal niet is
ingedrukt;
of
de versnellingsbak staat in neutraal en
het koppelingspedaal wordt lichtjes inge-
drukt;
of
de versnelling is ingeschakeld en het
koppelingspedaal is volledig ingedrukt.
Bijzonderheid: afhankelijk van de auto
kan het controlelampje Ä gedurende
enkele seconden verschijnen als u het con-
tact uitzet met de motor op stand-by.
Voor auto’s uitgerust met een hand-
geschakelde versnellingsbak:
Het herstarten kan worden onderbroken
als het koppelingspedaal te snel wordt
losgelaten terwijl een versnelling wordt
ingeschakeld.
Stand-by uitschakelen
Voor auto’s met automatische versnel-
lingsbak:
bij openen van het bestuurdersportier;
of
als de bestuurdersgordel niet is vastge-
maakt;
of
– het rempedaal is losgelaten, met stand
D of handgeschakelde modus ingescha-
keld;
of
het rempedaal wordt losgelaten en de
versnelling staat in de stand N met de
handrem uit;
of
– het rempedaal wordt opnieuw ingedrukt
en de versnelling staat in de stand P of N
terwijl de handrem is ingeschakeld;
of
de versnelling staat in de stand R;
of
het gaspedaal is ingedrukt.
Als u brandstof wilt tanken, zet u de
motor uit (dus niet stand-by bij voertui-
gen met de STOP and START-functie):
u moet het contact uit zetten. 2.4,
2.5.
Risico van brand.
2.10
NLD_UD81962_3
Fonction Stop and Start (XFK - Renault)
FUNCTIE STOP AND START (3/4)
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
het bestuurdersportier niet is gesloten;
de veiligheidsgordel van de bestuurder
is los of was niet vastgemaakt toen het
rijden begon;
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
de motorkap niet is vergrendeld;
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de accu onvoldoende geladen is;
het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
de parkeerhulp is ingeschakeld;
de hoogte is te groot;
de helling is te steil voor auto’s met auto-
matische transmissie.
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.9 ;
de motortemperatuur is te laag;
de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
– ...
Het waarschuwingslampje verschijnt
op het instrumentenpaneel en geeft aan dat
de motor niet in stand-by kan gaan.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel licht mogelijk op met het
bericht:
– “Optimaliseren laden accu” batterij opla-
den prioriteren;
– “Prioriteit thermisch comf” airconditio-
ning prioriteren;
– “Prioriteit draaiende motor” werkzaamhe-
den van de motor prioriteren.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.4 2.5.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
2.11
NLD_UD81962_3
Fonction Stop and Start (XFK - Renault)
Inschakelen, uitschakelen van
de functie
Druk de schakelaar 1 in om de functie uit te
schakelen. Het bericht “Stop & Start uitge-
schakeld” verschijnt op het instrumentenpa-
neel en het contactwaarschuwingslampje 1
verschijnt.
Met nog een keer indrukken schakelt het
systeem weer in. Het bericht “Stop & Start
actief” verschijnt op het instrumentenpaneel
en de schakelaar 1 verdwijnt.
Het systeem wordt automatisch weer in-
geschakeld bij elke vrijwillige start van het
voertuig door het indrukken van de start-
knop. 2.3 2.5.
Storingen
Wanneer het bericht “Stop & Start controle-
ren” op het instrumentenpaneel verschijnt
en het schakelaarlampje 1 aan is, geeft dit
aan dat het systeem uitgeschakeld is.
Raadpleeg een merkdealer.
FUNCTIE STOP AND START (4/4)
Bijzonderheid van het automatisch weer
starten van de motor
Onder bepaalde omstandigheden kan de
motor vanzelf weer starten om uw veiligheid
en uw comfort te waarborgen.
Dat kan zich met name voordoen wanneer:
de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
de functie “Helder zicht” is ingeschakeld
3.9 ;
de accu onvoldoende geladen is;
– de rijsnelheid van de auto is hoger dan
5 km/u (bij afdalen, etc.).
– het rempedaal herhaaldelijk wordt inge-
drukt of er vaak wordt geremd;
– ...
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel licht op om u te melden
dat de motor automatisch opnieuw wordt ge-
start.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel licht mogelijk op met het
bericht:
– “Optimaliseren laden accu” batterij opla-
den prioriteren;
– “Prioriteit thermisch comf” airconditio-
ning prioriteren;
– “Prioriteit draaiende motor” werkzaamhe-
den van de motor prioriteren.
Let op: als de motor op stand-by staat,
drukt u op de schakelaar 1 om de motor
automatisch opnieuw te starten.
Voordat de auto wordt verlaten,
MOET de motor worden afge-
zet (en niet op stand-by worden
gezet). 2.3 2.5.
1
particularité des véhicules essence ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
catalyseur ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.12
NLD_UD75302_2
Particularités des versions essence (XFK - Renault)
Particularités des versions essence
BIJZONDERE KENMERKEN VAN BENZINE-UITVOERINGEN (1/2)
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Onder bepaalde omstandigheden, zoals:
te lang doorrijden als het waarschuwings-
lampje brandstofreserve brandt;
het gebruik van loodhoudende benzine;
het gebruik van niet goedgekeurde
smeermiddelen of brandstofadditieven.
Of bij het optreden van storingen zoals:
een defect ontstekingssysteem, brand-
stofgebrek of losse bougiekabel waar-
door de ontsteking overslaat en de auto
met horten en stoten rijdt;
– vermogensverlies,
kan de katalysator oververhit raken waar-
door hij minder effectief wordt en ook
andere delen van de auto te heet kunnen
worden.
Indien u één van de hiervoor genoemde sto-
ringen constateert, dient u uw auto zo spoe-
dig mogelijk door een merkdealer te laten
herstellen.
Door de in het garantie- en onderhoudsdo-
cument voorgeschreven onderhoudsbeur-
ten uit te laten voeren door een merkdealer
kunt u dergelijke storingen voorkomen.
Bij startmoeilijkheden
Blijf niet proberen om te motor te starten
(door op de startknop te drukken of de auto
te duwen of te slepen) zonder dat u de oor-
zaak van de storing vaststelt en verhelpt,
om schade aan de katalysator of de start-
motor en voortijdige slijtage van de accu te
voorkomen.
Ga niet door met starten maar roep de hulp
in van een merkdealer en laat de storing ver-
helpen.
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(page courante)
messages au tableau de bord ...................
(page courante)
filtre :
à particules ..........................................
(page courante)
2.13
NLD_UD75302_2
Particularités des versions essence (XFK - Renault)
Opmerking: Het controlelampje kan 20 mi-
nuten uitgaan als niet volledig is voldaan aan
de rijcondities voor het reinigen van het filter.
Als de auto stopgezet is voordat het contro-
lelampje gedoofd is, moet u de handeling
opnieuw uitvoeren vanaf het begin.
Roetfilter
Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-
ling van uitlaatgassen van de benzinemotor.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel geeft, afhankelijk van de
auto, aan dat het filter is verstopt en moet
worden schoongemaakt. Om het reinigen
nadat het waarschuwingslampje is
gaan branden, rij tussen ongeveer 50 en
110 km/u, rekening houdend met de ver-
keersomstandigheden en de snelheidsbe-
perkingen, totdat het lampje dooft.
Na ongeveer 5 tot 20 minuten zou het waar-
schuwingslampje moeten doven.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het
© waarschuwingslampje branden en
afhankelijk van de auto, het waar-
schuwingslampje branden op het instru-
mentenpaneel, samen met het bericht
“Controleerinspuitsysteem”. Raadpleeg in
dat geval een merkdealer.
Als het ® waarschuwingslampje op-
licht en, afhankelijk van de auto, het
waarschuwingslampje oplicht, samen met
het bericht “Risico op motorschade”, stop de
auto, zet de motor uit en neem contact op
met een merkdealer.
BIJZONDERHEDEN VAN DE UITVOERINGEN MET EEN BENZINEMOTOR (2/2)
particularité des véhicules diesel ...............
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réamorçage carburant ...............................
(page courante)
2.14
NLD_UD78469_3
Particularités des versions diesel (XFK - Renault)
Particularités des versions Diesel, filtre à particules
Toerental van de dieselmotor
Dieselmotoren hebben een inspuitpomp die
ervoor zorgt dat het afgestelde motor-
toerental in geen van de versnellingen kan
worden overschreden.
Als het bericht “Controleer lucht verontrei-
niging” verschijnt en de controlelampjes
Ä en © oplichten, moet u meteen
een merkdealer raadplegen.
Afhankelijk van de gebruikte brandstofsoort,
kan er soms witte rook ontstaan tijdens het
rijden.
Dit wordt veroorzaakt door het automatisch
reinigen van het roetfilter en heeft geen ge-
volgen voor het rijgedrag van de auto.
Als de tank is leeg gereden
Wanneer de tank is gevuld nadat de brand-
stof volledig is afgetapt, moet het brand-
stofcircuit worden ontlucht: 1.167 voordat
de motor opnieuw wordt gestart.
Parkeer de auto niet of blijf niet
met draaiende motor staan op
een plaats waar de uitlaat zich
boven brandbaar materiaal
bevindt. Onder ongunstige omstandig-
heden (droogte, harde wind) kan brand
ontstaan als de hete uitlaat in contact
komt met gras of bladeren.
Voorzorgen in de winter
Om problemen bij vorst te voorkomen:
zorg dat de accu steeds goed geladen is;
laat het brandstofpeil in de tank niet on-
nodig laag komen om condensatie van
waterdamp tegen te gaan.
Label met de opaciteit van motorgassen
U vindt de informatie 1 op het etiket A in de
motorruimte of, afhankelijk van het voertuig,
op het identificatieplaatje van het voertuig
6.2.
1 Dieseluitstoot.
A
1
BIJZONDERE KENMERKEN VAN DIESELUITVOERINGEN: ROETFILTER (1/2)
2.15
NLD_UD78469_3
Particularités des versions diesel (XFK - Renault)
Als het filter verzadigd is geraakt, gaat het
© waarschuwingslampje branden en
afhankelijk van de auto, het waar-
schuwingslampje branden op het instru-
mentenpaneel, samen met het bericht
“Controleerinspuitsysteem”. Raadpleeg in
dat geval een merkdealer.
Als het ® waarschuwingslampje op-
licht en, afhankelijk van de auto, het
waarschuwingslampje oplicht, samen met
het bericht “Risico op motorschade”, stop de
auto, zet de motor uit en neem contact op
met een merkdealer.
Het waarschuwingslampje
® dwingt u, voor uw
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
BIJZONDERE KENMERKEN VAN DIESELUITVOERINGEN: ROETFILTER (2/2)
Roetfilter
Het roetfilter wordt gebruikt bij de behande-
ling van uitlaatgassen van dieselmotoren.
Het waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel geeft, afhankelijk van de
auto, aan dat het filter is verstopt en moet
worden schoongemaakt.
Doe dit zo: blijf rijden wanneer het waar-
schuwingslampje verschijnt, afhan-
kelijk van de verkeersomstandigheden en
de maximumsnelheid, totdat het dooft. Laat
het motortoerental indien mogelijk niet lager
zakken dan 2000 tpm.
Na ongeveer 10 tot 20 minuten zou het
waarschuwingslampje moeten doven.
De weergave van op het instrumen-
tenpaneel kan gecombineerd zijn met een
hoger motortoerental en een hogere wer-
king van het koelcircuit om het roetfilter te
reinigen.
Opmerking: het waarschuwingslampje ver-
schijnt mogelijk weer als de verkeersom-
standigheden met betrekking tot het reini-
gen van het filter zich niet volledig voordoen.
Als de auto stilstaat of als het motortoerental
zakt tot onder 2000 tr/min voordat het con-
trolelampje verdwijnt, moet de handeling
wellicht worden herhaald.
Voor regeneratie van het roetfilter is om
de 200 km een lange autorit nodig van
minstens 20 minuten, op een hoofdweg.
levier de vitesses .......................................
(page courante)
frein à main ................................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(page courante)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(page courante)
marche arrière
passage ...............................................
(page courante)
changement de vitesses ............................
(page courante)
2.16
NLD_UD71449_2
Levier de vitesses/frein à main (XFK - Renault)
Handrem
Vrijzetten
Trek de handgreep 3 iets omhoog waarna u
de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag
duwt.
Het waarschuwingslampje } op het in-
strumentenpaneel gaat uit.
Indien u de handgreep niet voldoende terug
duwt, blijft op het instrumentenpaneel een
rood waarschuwingslampje branden.
Vastzetten
Trek de handgreep 3 omhoog. Controleer
of de auto blijft stilstaan. Het controlelampje
} op het instrumentenpaneel licht op.
Levier de vitesses, Frein à main
Versnellingshendel
Auto’s met handgeschakelde versnel-
lingsbak: volg de tekening op knop 1.
Auto’s met automatische versnellings-
bak: 2.152.
Inschakelen achteruitversnelling
De achteruitrijlichten gaan branden, zodra
de achteruitversnelling is ingeschakeld en
het contact aanstaat.
1
VERSNELLINGSHENDEL, HANDREM
3
2
Tijdens het rijden moet de
handrem helemaal vrij gezet
zijn (rood waarschuwings-
lampje uit), risico van overver-
hitting of beschadiging.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigen (bijvoorbeeld: vervor-
ming van een as, enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Bij stilstaande auto kan het
nodig zijn, afhankelijk van de
helling en de belasting van de
auto, om de parkeerrem min-
stens twee extra tanden vaster te zetten
en een versnelling in te schakelen (1e
of achteruitversnelling) voor auto’s met
handgeschakelde versnellingsbak of
stand P voor auto’s met automatische
versnellingsbak.
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein de parking assisté..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
frein à main ................................................
(page courante)
frein de parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
arrêt du moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
fonction Stop and Start ..............................
(page courante)
contacteur de démarrage ..........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.17
NLD_UD81058_3
Frein de parking assisté (XFK - Renault)
of
bij auto’s met een automatische trans-
missie, wanneer stand P wordt inge-
schakeld.
Frein de parking assisté
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (1/4)
Automatische werking
Vastzetten van de automatische
parkeerrem
Bij stilstaande auto kunt u de auto blok-
keren met behulp van de automatische par-
keerrem:
door te drukken op de knop voor star-
ten/stoppen van de motor 1 of door de
contactsleutel 2 te draaien (naar de
standON 2);
of
– als de bestuurdersgordel niet is vast-
gemaakt;
of
bij het openen van het bestuurderspor-
tier;
In alle andere gevallen, bijvoorbeeld de
motor is afgeslagen of staat in de modus
stand-by als gevolg van de Stop and
Start 2.8, de automatische parkeer-
rem wordt niet automatisch toegepast. De
handbediening moet dan gebruikt worden.
Voor bepaalde modellen in sommige landen
wordt de rem niet automatisch vastgezet.
Zie “Handbediening”.
Het vastzetten van de automatische hand-
rem wordt bevestigd door het bericht
Parkeerrem aangetrokken” en het waar-
schuwingslampje 4 op het instrumentenpa-
neel en door het oplichten van het waarschu-
wingslampje } op de schakelaar 3.
Na het stilzetten van de motor, dooft het con-
trolelampje 3 enkele minuten na het vastzet-
ten van de automatische parkeerrem en het
controlelampje } gaat uit bij het ver-
grendelen van de auto.
Controleer, voordat u de auto verlaat, of de automatische parkeerrem inderdaad
is vastgezet. Het vastzetten is te zien aan het branden van het lampje 3 op scha-
kelaar 4 en van het lampje } op het instrumentenpaneel tot de portieren
worden vergrendeld.
1
2
3
4
2.18
NLD_UD81058_3
Frein de parking assisté (XFK - Renault)
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (2/4)
Handmatig loszetten van de
automatische parkeerrem
Druk op de schakelaar 1 zonder de pedalen
in te trappen of de sleutel 2 in de stand “ON
2” te draaien om het contact aan te zetten.
Druk op het rempedaal los en druk dan op
de schakelaar 4: controlelampje 3 op de
schakelaar en controlelampje } op het
instrumentenpaneel gaan uit.
Handbediend
U kunt de elektronische parkeerrem met de
hand bedienen.
Handmatig vastzetten van de
automatische parkeerrem
Trek aan schakelaar 4. Het controlelampje 3
en het controlelampje } verschijnen op
het instrumentenpaneel.
Automatische werking (vervolg)
Opmerking: in sommige situaties (automa-
tische parkeerrem defect, handmatig ont-
grendelen van de automatische parkeerrem,
enz.), klinkt er een geluidssignaal en ver-
schijnt het bericht “Parkeerrem aantrekken
op het instrumentenpaneel om u te waar-
schuwen dat de automatische parkeerrem
is losgezet.
met draaiende motor: bij het openen van
het bestuurdersportier;
met motor uit (bijvoorbeeld als de motor
afslaat): bij het openen van een voorpor-
tier.
In dit geval, trekt u en laat u de schakelaar 4
weer los om de automatische parkeerrem
aan te trekken.
De parkeerrem automatisch vrij zetten
De parkeerrem wordt gelost zodra de auto
wordt gestart en het accelereren begint, of
als de versnellingshendel uit de P-stand
wordt geschakeld.
Controleer, voordat u de auto verlaat, of de automatische parkeerrem inderdaad is vastgezet. Het vastzetten is te zien aan het bran-
den van het lampje 4 op schakelaar 4 en van het lampje } op het instrumentenpaneel tot de portieren worden vergrendeld.
1
2
3
4
2.19
NLD_UD81058_3
Frein de parking assisté (XFK - Renault)
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (3/4)
Kortstondige stop
Om de elektronische parkeerrem handma-
tig te activeren (als u moet stoppen voor
een verkeerslicht of bij stilstaande auto met
draaiende motor enzovoort): trek aan de
schakelaar 4 en laat los. Het loszetten is au-
tomatisch zodra de auto weer gaat rijden.
Bijzondere gevallen
Als u op een helling wilt stoppen of als u
met een caravan of een aanhangwagen par-
keert, moet u de handgreep 4 enkele secon-
des uitgetrokken houden om een maximale
remwerking te krijgen.
Parkeren met vrijgezette automatische par-
keerrem (bijvoorbeeld als het vriest):
stop de motor door te drukken op de
start/stopknop 1 of door de contactsleu-
tel 2 te draaien;
schakel een versnelling of stand P in: de
aandrijfwielen worden mechanisch ver-
grendeld door de aandrijfas;
maak de veiligheidsgordel van de be-
stuurder los;
open het bestuurdersportier;
1
2
3
4
zet de elektronische parkeerrem hand-
matig los (lees “Elektronische parkeer-
rem handmatig loszetten” op de vorige
pagina);
afhankelijk van de auto wordt de parkeer-
rem automatisch geactiveerd. U moet
deze handmatig loszetten.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.20
NLD_UD81058_3
Frein de parking assisté (XFK - Renault)
storingen
– Bij een storing verschijnt het waarschu-
wingslampje © op het instru-
mentenpaneel, samen met het bericht
Controleer parkeerrem” en soms het
waarschuwingslampje }.
Raadpleeg snel een merkdealer.
Bij een storing van de automatische par-
keerrem verschijnt het waarschuwings-
lampje ®, samen met het bericht
Storing remsysteem”, een geluidssig-
naal en soms het waarschuwingslampje
}.
U moet direct stoppen zonder het overige
verkeer in gevaar te brengen.
Uitvoering met automatische
transmissie
Bij bestuurdersportier open of slecht geslo-
ten en draaiende motor, wordt het automa-
tisch loszetten uit veiligheidsoverwegingen
gedeactiveerd, (dit om te voorkomen dat de
auto alleen zonder bestuurder weg rolt). Het
bericht “Ontgrendel park. rem handmatig
verschijnt op het instrumentenpaneel als de
bestuurder het gaspedaal indrukt.
Verlaat nooit uw auto zonder
de stand P weer in te schake-
len en de motor uit te schake-
len. Als u namelijk gas geeft
terwijl een versnelling is ingeschakeld,
kan de stilstaande auto gaan rijden.
Kans op ongevallen.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.
Als het bericht “Elektrische
storing” or “Controleer accu”
of “Storing remsysteem” ver-
schijnt, dient u de auto te blok-
keren door de eerste versnelling (bij een
handgeschakelde versnellingsbak) of de
stand P (bij een automatische versnel-
lingsbak) in te schakelen of door gedu-
rende ongeveer 10 seconden aan de
schakelaar 4 te trekken.
Blokkeer de wielen van het voertuig als
de helling en de omstandigheden dit ver-
eisen.
Risico dat de auto wegrolt.
Roep de hulp in van een merkdealer.
ELEKTRONISCHE PARKEERREM (4/4)
ECO conduite ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économies de carburant ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
conseils d’économie ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
conseils de conduite ..................................
(page courante)
changement de vitesses ............................
(page courante)
fonction Stop and Start ..............................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mode ECO .................................................
(page courante)
2.21
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
Eco conduite
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (1/8)
Het brandstofverbruik is goedgekeurd over-
eenkomstig een voorgeschreven standaard-
methode. Deze methode is voor alle auto-
fabrikanten hetzelfde en maakt het mogelijk
om auto’s met elkaar te vergelijken. Het
werkelijke verbruik is afhankelijk van de ge-
bruiksomstandigheden van de auto, de uit-
rustingen en de rijstijl. Raadpleeg voor een
optimaal brandstofverbruik onderstaande
aanbevelingen.
Afhankelijk van de auto beschikt u over ver-
schillende functies die u kunnen helpen het
brandstofverbruik te verminderen:
de toerenteller;
Indicatielampje voor overschakelen naar
de volgende versnelling;
het indicatielampje rijstijl;
de trajectbalans en tips voor zuinig rijden
via het bedieningsscherm;
acceleratie-indicator Eco;
stand ECO;
De functie Stop and Start 2.8.
Deze informatie wordt aangevuld door het
navigatiesysteem, als de auto hiermee is uit-
gerust.
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
économies de carburant ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
conseils d’économie ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
conseils de conduite ..................................
(page courante)
changement de vitesses ............................
(page courante)
fonction Stop and Start ..............................
(page courante)
Stop and Start............................................
(page courante)
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
mode ECO .................................................
(page courante)
2.22
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (2/8)
Waarschuwingslampje voor
overschakelen naar de volgende
versnelling 1
Afhankelijk van de auto geeft een waar-
schuwingslampje op het instrumentenpa-
neel het beste moment aan om naar een
hogere of lagere versnelling te schakelen
om het brandstofverbruik zo laag mogelijk
te houden:
schakel een hogere versnelling in;
schakel een lagere versnelling in.
Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt
het brandstofverbruik van uw auto.
Op het instrumentenpaneel A, B
of C
Afhankelijk van de auto, kan de informatie-
weergave worden ingedeeld en geperso-
naliseerd aan de hand van de personalise-
ringsstijl van het instrumentenpaneel die is
gekozen met het multimediascherm.
AB
11
C
1
conseils de conduite ..................................
(page courante)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
2.23
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (3/8)
Indicatielampje rijstijl 2
(afhankelijk van de auto)
Dit lampje informeert u in real time over uw
rijstijl. De indicator 2 waarschuwt u.
Hoe meer blaadjes op 2 worden weergege-
ven, hoe soepeler en zuiniger u rijdt.
Als u deze indicator regelmatig volgt, daalt
het brandstofverbruik van uw auto.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
2
AB
2
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.24
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
Acceleratie-indicator Eco 3
(afhankelijk van de auto)
Deze informeert u in real time of er sprake is
van een matige of sterke acceleratie.
Dit wordt weergegeven met de waarschu-
wingslampje 3:
groen: acceleratie is matig en correct;
wit: acceleratie is te groot;
grijs: acceleratie is te groot.
Opmerking: Het is niet mogelijk om tege-
lijkertijd de rijstijlindicator 2 en de indicator
Eco-acceleratie 3 weer te geven.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (4/8)
33A B
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.25
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
Een algemene melding van 0 tot 100 geeft
u de mogelijkheid om uw prestaties als zui-
nige bestuurder in te schatten. Hoe hoger
het cijfer, hoe lager het brandstofverbruik.
De tips voor zuinig rijden worden u gegeven
om uw prestaties te verbeteren.
Het opslaan van uw voorkeurstrajecten
geeft u de mogelijkheid om uw prestaties
onderling te vergelijken en ze te vergelijken
met de prestaties van andere gebruikers van
de auto.
Op het multimediascherm
Trajectbalans
Nadat de motor is uitgezet, wordt
“Trajectbalans” op het multimediascherm 4
weergegeven zodat u informatie over uw
laatste traject kunt bekijken.
Het geeft aan:
de algemene score;
– score-evolutie;
afstand zonder brandstofverbruik.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
4
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (5/8)
mode ECO .................................................
(page courante)
conseils de conduite ..................................
(page courante)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
2.26
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
Het controlelampje verschijnt op het
instrumentenpaneel om de inschakeling te
bevestigen.
Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijde-
lijk worden verlaten om de motor weer op
volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld
zodra u de druk op het gaspedaal vermin-
dert.
Uitschakelen van de functie
Afhankelijk van de auto kan de functie
worden uitgeschakeld:
door op de schakelaar 5 te drukken;
door op de schakelaar 6 te drukken.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit om de uitschakeling
te bevestigen.
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (6/8)
Vrijloop
Afhankelijk van de auto wordt, bij auto’s met
een automatische transmissie, in de rem-
fasen (met de voet volledig van het gaspe-
daal), de vrijloop ingeschakeld (automatisch
neutraal) om afremmen op de motor te ver-
minderen zodat u verder komt zonder gas te
geven, om brandstof te besparen.
U kunt niet naar de vrijloopmodus schake-
len als de laadmodus is geactiveerd.
2.152.
De vrijloopmodus in-/uitschakelen, 1.139 of
raadpleeg de multimedia-instructies.
stand ECO
De ECO-modus is een functie die het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk houdt. Deze
werkt op bepaalde stroomverbruikende sys-
temen in de auto (verwarming, airconditio-
ning, stuurbekrachtiging, enz.) en op be-
paalde rij-activiteiten (versnellen, vertragen,
schakelen, gebruik van snelheidsregelaar,
enz.).
Doordat de versnelling wordt beperkt, wordt
gezorgd voor een rijstijl die geschikt is voor
in de stad of de periferie waarbij weinig
brandstof wordt verbruikt. Doordat de air-
conditioning slechts beperkt wordt gebruikt,
daalt het brandstofverbruik zonder dat het
warmtecomfort verlaagt.
Activeren van de functie
Afhankelijk van de auto kan de functie
worden ingeschakeld:
door op de schakelaar 5 te drukken;
door op de schakelaar 6 te drukken.
56
conseils de conduite ..................................
(page courante)
consommation de carburant ......................
(page courante)
2.27
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
Voorbeelden (bij constante snelheid):
vertragen van 130 km/u naar 110 km/u
bespaart ongeveer tot 20% brandstof;
vertragen van 90 km/u naar 80 km/u
bespaart ongeveer tot 10% brandstof.
Bij een dynamische rijstijl waarbij u vaak
en krachtig versnelt en vertraagt, zal de
tijdswinst niet opwegen tegen de ge-
maakte brandstofkosten.
Laat het toerental van de motor in de
lagere versnellingen niet te ver oplopen.
Kies indien mogelijk altijd de hoogste ver-
snelling.
Rijd bij een stoplicht kalm weg.
Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel-
heid van de auto met het gaspedaal door
voor een obstakel of een bocht tijdig gas
terug te nemen.
Geef op een helling geen gas bij maar
houd het gaspedaal bij voorkeur in de-
zelfde stand.
Hinder bij het rijden
Gebruik aan de bestuurders-
kant matten die geschikt zijn
voor de auto en zet deze vast
aan de vooraf geïnstalleerde onderde-
len. Controleer regelmatig of ze goed
vastzitten. Stapel niet meerdere matten
op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (7/8)
Tips voor het rijden en ECO-
rijden
Rijgedrag
Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstem-
peratuur heeft bereikt; dit is beter dan
warmdraaien bij stilstaande auto.
Rijden met hoge snelheid stimuleert
het brandstofverbruik van het voertuig
enorm.
Bij een moderne auto is het niet nodig bij
het schakelen tweemaal te ontkoppelen
of voor het stilzetten van de motor nog
even gas te geven.
Diepe plassen, overstromingen:
Rijd niet door als het water op
de weg hoger staat dan de
onderrand van de velgen.
Het thermische comfort
Het is normaal dat het brandstofverbruik
van de auto stijgt bij gebruik van de verwar-
ming (vooral wanneer de buitentemperatuur
onder nul daalt) of airconditioning.
pneumatiques ............................................
(page courante)
conseils de conduite ..................................
(page courante)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
mode ECO .................................................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
carburant
consommation .....................................
(page courante)
2.28
NLD_UD81011_4
Conseils de conduite, éco conduite (XFK - Renault)
TIPS VOOR HET RIJDEN, ECO-MODUS (8/8)
Tips voor het gebruik
Gebruik bij voorkeur de ECO-modus.
– Ook het opwekken van elektriciteit kost
brandstof. Schakel alleen die verbruikers
in die u nodig hebt. Maar veiligheid voor
alles: Rijd met dimlicht zodra het zicht
minder wordt (zien en gezien worden).
Gebruik de ventilatieroosters. Bij
100 km/u met openstaande ruiten stijgt
het verbruik met 4%.
Vul de tank niet tot aan de rand, dit voor-
komt overstromen.
Bij auto’s die zijn uitgerust met een
niet-automatische airconditioning, scha-
kelt u de airconditioning uit als deze niet
nodig is.
Tips voor zuinig rijden en minder
luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als de auto in
de zon heeft gestaan enkele minuten de
portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
– Rijd niet met een leeg imperiaal op uw
auto.
Gebruik een aanhangwagen voor het
vervoer van grote voorwerpen.
Gebruik een goedgekeurde dakspoiler
als u met een caravan op reis gaat en stel
de spoiler in de juiste stand af.
– Gebruik uw auto zo weinig mogelijk op
korte afstanden. De motor komt dan niet
op temperatuur.
Banden
Door een te lage bandenspanning neemt
het verbruik toe.
– Om het brandstofverbruik te optimalise-
ren, stelt u de hoogste bandenspanning
in of de aanbevolen spanning die op de
rand van het bestuurdersportier wordt
weergegeven 4.10.
Indien banden worden gemonteerd die
niet zijn voorgeschreven, kan het ver-
bruik stijgen.
conseils antipollution .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipollution
conseils ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien.....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
tableau de bord..........................................
(page courante)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(page courante)
2.29
NLD_UD65188_1
Conseils entretien et antipollution (XFK - Renault)
Conseils entretien et antipollution
TIPS VOOR ONDERHOUD EN MINDER LUCHTVERONTREINIGING
Uw auto voldoet aan de eisen voor recycling
aan het einde van de gebruiksduur, die van
kracht werden in 2015.
Bepaalde onderdelen van uw auto zijn
daarom ontwikkeld met het oog op hun later
recycling.
Deze onderdelen zijn gemakkelijk te demon-
teren om opgehaald en behandeld te worden
door gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Door zijn ontwerp, door de fabrieksafstellin-
gen en door zijn matig verbruik is uw auto
in overeenstemming met de wettelijke bepa-
lingen over luchtverontreiniging in ons land.
Hij produceert zo weinig mogelijk schade-
lijke uitlaatgassen en rijdt zo zuinig mogelijk.
Maar de luchtverontreiniging en het verbruik
van uw auto hangen ook van u af. Let op dat
hij goed wordt onderhouden en goed wordt
gebruikt.
Onderhoud
Overtreding van de bepalingen inzake lucht-
verontreiniging is strafbaar.
Voor een goede werking van het uitlaatsys-
teem en het handhaven van de emissie-
waarden mogen er alleen originele door de
fabrikant voorgeschreven onderdelen ge-
bruikt worden voor het brandstof- en uitlaat-
systeem van uw auto.
Laat uw auto controleren en afstellen door
een merkdealer, in overeenstemming met
de instructies in het onderhoudsprogramma
van uw auto: de merkdealer beschikt over
alle gereedschappen om de oorspronkelijke
afstellingen van uw auto te garanderen.
Afstelling van de motor
Bougies: voor het verkrijgen van de
optimale omstandigheden waarbij een
laag verbruik, een hoog rendement en
goede prestaties samengaan, is het be-
slist noodzakelijk dat de door ons voor-
geschreven bougies worden gebruikt.
Laat steeds bougies van het juiste merk
en type met de juiste elektrodenafstand
monteren. Raadpleeg hiervoor een merk-
dealer.
Oplichten en stationair toerental: geen
afstelling nodig.
Luchtfilter, brandstoffilter: een vervuild
filterelement vermindert het rendement.
Laat het vervangen.
Controle van de uitlaatgassen
Het controlesysteem van de uitlaatgassen
waarschuwt bij een storing in de werking van
de katalysator.
Een dergelijke storing kan leiden tot een ver-
hoogde uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen en schade aan mechanische organen.
ÄDit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel geeft eventu-
ele storingen van het systeem aan:
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft bij het starten van de motor.
Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
1.170
environnement ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.30
NLD_UD82440_2
Environnement (sans marque) (XFK - Renault)
Environnement
MILIEU
Bij sommige auto’s met een dieselmotor is
dit systeem aangevuld met een roetfilter
waardoor de uitstoot van roetdeeltjes ver-
minderd wordt.
Denk zelf ook aan het milieu
Onderdelen en voertuigen mogen aan
het einde van hun levensduur niet
worden weggegooid. Zij moeten worden
overgedragen aan een instantie die aan
de milieunormen voldoet.
– Gebruikte en vervangen onderdelen na
een door u zelf uitgevoerde onderhouds-
beurt aan uw auto (accu, oliefilter, lucht-
filter, batterijen, enz.) en olieblikken (leeg
of gevuld met oude olie) moeten bij daar-
voor bestemde depots voor klein che-
misch afval ingeleverd worden.
Om de recycling van uw voertuig aan het
einde van zijn levensduur te optimalise-
ren, kunt u contact opnemen met een
erkende dealer of de website van de fa-
brikant bezoeken om doorverwezen te
worden naar inzamelpunten die respect
voor het milieu garanderen en voldoen
aan de lokale wetgeving.
De auto moet aan het eind van zijn be-
staan door een gespecialiseerd bedrijf
worden gesloopt om te worden gerecy-
cleerd.
Houd u aan de lokale voorschriften.
Kringloop
Uw auto is voor 85% recycleerbaar en voor
95% herbruikbaar.
Om deze doelstellingen te behalen, is een
groot aantal onderdelen van de auto ontwor-
pen om gerecycled te worden. De materia-
len en constructies zijn zorgvuldig ontwor-
pen om:
deze componenten eenvoudig te verwij-
deren en opnieuw te verwerken door ge-
specialiseerde bedrijven;
een circulaire economie te bevorderen
(hergebruik, recycling, terugwinning,
enz.).
Om het gebruik van grondstoffen terug te
dringen, bevat de auto met name veel on-
derdelen van gerecycleerde kunststoffen en
duurzame materialen (materialen van plan-
ten of dieren, zoals katoen en wol).
Uw auto is ontwikkeld met een zo groot
mogelijke aandacht voor het milieu gedu-
rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica-
ge, tijdens zijn gebruik en ten slotte als hij
gesloopt wordt.
Fabricage
De fabricage van uw auto vindt plaats in een
fabriek die stappen onderneemt tot vermin-
dering van de milieueffecten op de leefo-
mgeving en de natuur (vermindering van
wateren energieverbruik, lichten geluidso-
verlast, wateren luchtverontreiniging, schei-
den van afval en terugwinnen van materia-
len uit afvalstoffen).
Emissies
De auto is ontworpen om in de gebruiksfase
minder broeikasgassen (CO2) uit te storen
en dus minder te verbruiken.
Bovendien zijn de auto’s uitgerust met sys-
temen, zoals een katalysator, een lambda
sonde om de uitlaatgassen te reinigen. Een
filter met actieve koolstof voorkomt dat de uit
de tank afkomstige benzinedamp in de at-
mosfeer terecht komt.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.31
NLD_UD65190_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (XFK - Renault)
Avertisseur et système de surveillance de pression des pneumatiques
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (1/6)
Wanneer de auto ermee is uitgerust, waar-
schuwt dit systeem voor verlies van span-
ning in een of meerdere banden.
Het systeem kan worden geïdentificeerd
door het label 1 in de auto.
Open het bestuurdersportier om te zien of
dat etiket aanwezig is.
Het controlelampje 2 blijft branden
om de bestuurder te waarschuwen dat de
druk te laag is (lage bandenspanning, lekke
band ...).
De werking van het systeem
Dit systeem detecteert een verlies van span-
ning in een van de banden door tijdens het
rijden de snelheid van de banden te meten.
1
2
1
2.32
NLD_UD65190_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (XFK - Renault)
De referentiewaarde voor de
bandenspanning opnieuw
instellen
Deze gebeurt:
na elke keer opnieuw op spanning bren-
gen of resetten van de bandenspanning;
na het verwisselen van een wiel
na het wisselen van de wielen.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
aanzienlijke wijziging van de belading of
verdeling van de belading aan één kant
van de auto
sportief rijden en aanzienlijk versnellen
rijden op een besneeuwd of glad wegdek
rijden met sneeuwkettingen;
monteren van maar één nieuwe band;
gebruik van banden die niet door de
merkdealer goedgekeurd zijn
Werkingsvoorwaarden
Het systeem moet worden gereset met de
bandenspanning die op het bandenspan-
ningsetiket wordt vermeld. 4.10 anders
is er kans dat het geen betrouwbare waar-
schuwing geeft bij een aanzienlijk verlies
van bandenspanning.
Resetten moet altijd gebeuren na con-
trole van de bandenspanning in de vier
banden als deze koud zijn.
In de volgende situaties bestaat het risico
dat het systeem te traag of niet correct werkt:
– systeem niet gereset na het oppompen
van de banden of na elke andere verrich-
ting aan de wielen
systeem slecht gereset: andere banden-
spanning dan de aanbevolen banden-
spanning
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de
taak van de bestuurder over.
De bestuurder moet altijd opletten en
blijft verantwoordelijk.
Controleer de bandenspanning, inclusief
het reservewiel, één keer per maand.
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (2/6)
Een plots verlies van bandenspanning
(klapband ...) kan mogelijk niet door het
systeem worden opgespoord.
tableau de bord..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
indicateurs :
de tableau de bord ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
messages au tableau de bord ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.33
NLD_UD65190_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (XFK - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (3/6)
Resetprocedure
Contact aan, auto staat stil:
Druk zo vaak als nodig is op de schake-
laar 6 om het tabblad Auto weer
te geven.
druk kort op de schakelaar 3 of 4 om naar
de pagina “Bandendruk init. lang druk-
ken” te gaan;
Druk op de schakelaar 5 OK en houd
deze ingedrukt om de reset te starten.
Houd de schakelaar 5 ingedrukt totdat het
bericht “Operatie uigevoerd” verschijnt. U
kunt nu rijden.
5
3
4
6
Als de auto is uitgerust met een naviga-
tiesysteem, kan de resetprocedure ook
worden uitgevoerd via het multimedia-
scherm: raadpleeg de instructies van de
apparatuur.
2.34
NLD_UD65190_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (XFK - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (4/6)
Treeplank Boodschappen Interpretatie
Bandendruk init. bij stilstand Het bericht verschijnt onderweg. Als u de spanning van de vier banden wilt resetten, stop
dan de auto.
1 Bandendruk init. lang drukken Houd de schakelaar 5 OK ingedrukt om de spanning van alle vier de banden te resetten
terwijl de auto stilstaat, schakel over naar resetten totdat het bericht "Als druk OK is inge-
drukt houden" verschijnt.
2 Als druk OK is ingedrukt houden Het bericht knippert om aan te geven dat het systeem de resetprocedure heeft geregis-
treerd. Als alle vier de banden correct zijn afgesteld, conform de bandenspanningswaar-
den op het bandenspanningsetiket: 4.10houd de schakelaar 5 OK ingedrukt totdat het
bericht "Operatie uigevoerd" verschijnt.
3 Operatie uigevoerd De resetprocedure is succesvol afgerond. U kunt nu rijden.
De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure.
kit de gonflage des pneumatiques .............
(page courante)
2.35
NLD_UD65190_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (XFK - Renault)
Corrigeren van de
bandenspanning
De spanningen van de vier banden
moeten koud worden ingesteld (raad-
pleeg het label op de zijkant van het bestuur-
dersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Elke keer dat de banden worden opgepompt
of de bandenspanning wordt gecorrigeerd,
moet de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw worden ingesteld.
Vervangen van wielen/banden
Gebruik alleen apparatuur die door de merk-
dealer is goedgekeurd. Anders loopt u het
risico dat het systeem met vertraging wordt
ingeschakeld of slecht werkt. 5.13.
Elke keer dat een wiel/band wordt verwis-
seld, moet de bandenspanning worden ge-
corrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning worden gereset.
Reservewiel
Zodra het aanwezige reservewiel op de auto
is gemonteerd, moet de bandenspanning
worden gecorrigeerd en moet de referentie-
waarde voor de bandenspanning opnieuw
worden ingesteld.
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Gebruik uitsluitend uitrusting die door een
merkdealer goedgekeurd is, want anders
bestaat het risico dat het systeem te traag of
niet correct werkt. 5.4. Nadat de pomp-
set voor de banden is gebruikt, corrigeert u
de bandenspanning en reset u de referentie-
waarde voor de bandenspanning.
Bandenspanningsstoringen
De tabel op de volgende pagina vermeldt de
waarschuwingsberichten die op het instru-
mentenpaneel 7 verschijnen wanneer het
systeem een bandenspanningsstoring de-
tecteert.
7
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (5/6)
2.36
NLD_UD65190_1
Avertisseur de perte de pression des pneumatiques (XFK - Renault)
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschappen Interpretatie
Banden oppompen en initia-
liseren
Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning of lekke band is gedetecteerd.
Controleer en stel de spanning van de vier banden in koude toestand in en reset
het systeem.
Bandendruk aan- passen en
init.
Dit geeft aan dat de reset niet is gelukt. Controleer de bandenspanning en stel
deze opnieuw af voordat u de resetprocedure opnieuw start.
Bandendruk aan- passen en
init.
Dit geeft aan dat de laatste systeemreset meer dan 6 maanden of ongeveer 10.000
km geleden is uitgevoerd. Controleer de bandenspanning en stel deze opnieuw af
voordat u opnieuw een resetprocedure start.
+ ©Controleer TPW Dit duidt op een storing in het systeem. Ga naar een merkdealer.
TPW niet beschikbaar
Dit geeft aan dat een reservewiel voor noodgevallen met een andere maat dan de
andere vier wielen op het voertuig is gemonteerd. Het systeem blijft niet beschik-
baar totdat een wiel van dezelfde maat als de andere wielen is gemonteerd en de
resetprocedure is uitgevoerd.
De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band).
WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING (6/6)
système de surveillance de pression des
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques
système de surveillance des pressions
des pneumatiques ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.37
NLD_UD78471_3
Système de surveillance de pression pneumatiques (XFK - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (1/5)
Als uw auto is uitgerust met dit systeem, be-
waakt het de bandenspanningen.
De werking van het systeem
Elk wiel (behalve het reservewiel) beschikt
over een drukzender in het ventiel, die de
bandenspanning periodiek meet.
Het systeem geeft de bandenspanning weer
op het instrumentenpaneel 1 en waarschuwt
als de banden te zacht zijn.
Reset van de referentiewaarde
voor bandenspanning
Deze gebeurt:
wanneer de referentiespanning in de
banden moet worden gewijzigd om aan-
gepast te zijn aan de gebruiksomstandig-
heden (onbelast, belast, rijden op de au-
tosnelweg ...);
na het wisselen van de wielen (dit wordt
echter afgeraden);
na het verwisselen van een wiel.
Deze test moet altijd gebeuren na controle
van de bandenspanning in de vier banden
als deze koud zijn.
De bandenspanning moet afgestemd zijn op
het huidige gebruik van de auto (onbelast,
belast, rijden op de autosnelweg ...).
1
Als de auto is uitgerust met een navi-
gatiesysteem kan, afhankelijk van de
auto, de resetprocedure ook worden
uitgevoerd via het multimediascherm.
Raadpleeg daarvoor de instructies van
het systeem.
Als de wielen zijn verwisseld, moet het
systeem opnieuw worden geïnitiali-
seerd. Ga naar een merkdealer.
2.38
NLD_UD78471_3
Système de surveillance de pression pneumatiques (XFK - Renault)
Resetprocedure via het
instrumentenpaneel 1
Contact aan, auto staat stil:
Druk zo vaak als nodig is op de schake-
laar 5 om het tabblad Auto weer
te geven.
druk kort op de schakelaar 2 of 3 om naar
de pagina “Bandenspanning” te gaan;
druk lang (ongeveer 3 seconden) op
knop 4 om het resetten te starten. De
knipperende banden gevolgd door de
boodschappen “Inleren bandsp. bezig
en daarna “Plaatsbepaling banden actief
wijst erop dat het verzoek om de referen-
tiewaarde voor bandenspanning te reset-
ten is bevestigd.
Het resetten kan een paar minuten duren tij-
dens het rijden.
Als na het resetten korte afstanden worden
gereden, blijft het bericht “Plaatsbepaling
banden actief” na meerdere keren herstar-
ten mogelijk nog steeds op het scherm.
Opmerking: de referentiespanning van de
banden mag niet lager zijn dan de aanbevo-
len waarde die op de zijkant van het portier
vermeld staat.
4
2
3
5
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (2/5)
Waarschuwingslampje ®
dwingt u, voor uw veiligheid,
direct te stoppen zonder het
verkeer in gevaar te brengen.
1
6
Resetprocedure via het
multimediascherm 6
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
2.39
NLD_UD78471_3
Système de surveillance de pression pneumatiques (XFK - Renault)
Treeplank Weergaven
(afhankelijk van de auto)
Boodschappen Interpretatie
1Bandendruk init. lang drukken Begin met ingeschakeld contact en stilstaande auto met het re-
setten van de spanning van alle vier de banden door de scha-
kelaar 4 OK ingedrukt te houden.
2Inleren bandsp. bezig De aanhalingstekens “---” vóór elk wiel knipperen om aan te
geven dat het systeem de bandenspanningsreset voor alle vier
wielen heeft geregistreerd.
3Plaatsbepaling banden actief De aanhalingstekens “---” vóór elk wiel blijven branden. Dit sys-
teem reset de bandenspanning van alle vier de banden. U kunt
nu rijden. Het bericht verdwijnt bij korte ritten mogelijk niet.
Let op: tijdens de reset blijft de bandenspanningsbewaking
actief.
4De spanningswaarde van de vier banden verschijnt: de reset-
procedure is voltooid en succesvol.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (3/5)
De onderstaande tabel toont de mogelijke berichten voor de bandenresetprocedure.
2.40
NLD_UD78471_3
Système de surveillance de pression pneumatiques (XFK - Renault)
Spuitbussen voor
bandenreparatie en pompset
Vanwege de specifieke eigenschappen van
de ventielen, mag u alleen uitrustingen ge-
bruiken die door de merkdealer goedge-
keurd zijn. Zie het gedeelte over 5.4.
Bandenspanningsstoringen
De tabel op de volgende pagina vermeldt de
waarschuwingsberichten die op het instru-
mentenpaneel 1 verschijnen wanneer het
systeem een bandenspanningsstoring de-
tecteert.
Vervangen van wielen/banden
Voor dit systeem zijn specifieke uitrustingen
nodig (wielen, wieldoppen, enz.). 5.13.
Raadpleeg een merkdealer voor het vervan-
gen van de banden en om de geschikte ac-
cessoires voor het systeem te kennen die
beschikbaar zijn: het gebruik van enig ander
accessoire kan de goede werking van het
systeem belemmeren of een wielsensor be-
schadigen.
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (4/5)
Verwisselen van een wiel
het kan enkele minuten duren
voordat het systeem de juiste
posities van de wielen en de
bandenspanningen heeft verwerkt, con-
troleer daarom de bandenspanning na
elke ingreep.
Corrigeren van de
bandenspanning
De spanningen van de vier banden
moeten koud worden ingesteld (raad-
pleeg het label op de zijkant van het be-
stuurdersportier). Indien u de bandenspan-
ning niet bij koude banden kunt controleren,
moet u de opgegeven waarden met 0,2 tot
0,3 bar (3 PSI) verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Reservewiel
Het reservewiel, als uw auto daarmee is uit-
gerust, heeft geen drukzender.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De be-
stuurder moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk. Controleer de banden-
spanning, inclusief het reservewiel, één
keer per maand.
1
2.41
NLD_UD78471_3
Système de surveillance de pression pneumatiques (XFK - Renault)
BANDENSPANNING-CONTROLESYSTEEM (5/5)
Controleen
waarschuwingslampjes
Boodschappen Weergaven
(afhankelijk van de auto)
Interpretatie
Bandenspanning aanpassen
Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden
geel weergegeven.
Dit geeft aan dat er een te lage bandenspanning is ge-
detecteerd. Controleer en stel de spanning van de vier
banden in en reset het systeem.
+ ®Lekke band
Het wiel en de bijbehorende spanningswaarde worden
rood weergegeven.
Dit geeft aan dat de betreffende band lek of veel te
zacht is. Pas de spanning van de vier banden aan terwijl
deze koud zijn en reset het systeem als de band leeg
is. Vervang de band (of laat deze vervangen) als deze
lek is.
+ ©Controleer bandensensor
Er wordt geen wiel meer weergegeven.
Deze duidt erop dat minstens één wiel niet is voorzien
van een sensor (bijv. reservewiel voor noodgevallen) of
dat de sensor defect is. Ga naar een merkdealer.
Plaatsbepaling banden mis-
lukt
Dit geeft aan dat het systeem niet de spanning van elke
band kan bepalen. Dit kan komen door het gebruik van
een sensor die niet wordt aanbevolen door een erkende
dealer. Het bandenspanningssensorbewakingssysteem
blijft actief.
De informatie op het instrumentenpaneel duidt op mogelijke bandenspanningsstoringen (bijv. een leeggelopen of lekke band).
Waarschuwingslampje ® dwingt u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te brengen.
ABS ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système antiblocage des roues : ABS .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance au freinage d’urgence ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage d’urgence .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
contrôle dynamique de conduite : ESC .....
(jusqu’à la fin de l’UD)
ESC : Contrôle dynamique de conduite ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
antipatinage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(page courante)
système antipatinage : ASR .....................
(page courante)
aide au démarrage en côte........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.42
NLD_UD82626_5
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (XFK - Renault)
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (1/6)
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto blijven onveranderd; ga
daarom dus niet harder rijden. Deze
functies kunnen dus in geen geval de
oplettendheid of de verantwoordelijkheid
van de bestuurder overnemen - de be-
stuurder moet altijd alert zijn op plotse-
linge gebeurtenissen die zich tijdens het
rijden kunnen voordoen.
Afhankelijk van de auto, kunnen deze be-
staan uit:
het antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS);
elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESC) met onderstuurcontrole, hulp
bij zijwind en tractiecontrole;
de noodstopbekrachtiging;
hulp bij wegrijden op een helling,
hulp bij het rijden met aanhangwagen;
tractiecontrole - Extended grip .
Op de volgende bladzijden zijn andere rijhul-
psystemen beschreven.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.43
NLD_UD82626_5
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (XFK - Renault)
Antiblokkeersysteem van de
wielen (ABS)
Bij krachtig remmen voorkomt ABS het blok-
keren van de wielen, zodat de remweg be-
heersbaar en de auto bestuurbaar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tij-
dens het remmen mogelijk. Bovendien ver-
betert dit systeem de remweg, met name op
een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
Als het systeem de remdruk voor u regelt,
voelt u een lichte trilling in het rempedaal.
Het ABS kan echter nooit de natuurkun-
dige eigenschappen van de grip tussen
de banden en het wegdek verbeteren. Blijf
altijd de gebruikelijke voorzichtigheid in acht
houden (afstand bewaren enz.).
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (2/6)
Storingen
© en x worden verlicht op
het instrumentenpaneel en de berich-
ten “Controleer ABS”, “Controleer rem-
systeem” en “Controleer ESC” worden
getoond: dit geeft aan dat ABS, ESC en
de noodstopbekrachtiging zijn uitgescha-
keld. Het remmen blijft mogelijk;
x, D, © en ®
verschijnen op het instrumentenpaneel,
samen met het bericht “Storing remsys-
teem”: dit wijst op een storing in het
remsysteem.
Raadpleeg in beide gevallen een merkdea-
ler.
Het remsysteem werkt nog ge-
deeltelijk. Maar het is gevaar-
lijk om krachtig te remmen. U
moet direct stoppen zonder het
overige verkeer in gevaar te brengen.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Bij krachtig remmen kunt u het rempe-
daal diep ingedrukt houden. Het is niet
nodig “pompend” te remmen. Het ABS
regelt de kracht in het remsysteem.
système antipatinage : ASR .....................
(page courante)
assistance par vent latéral .........................
(page courante)
2.44
NLD_UD82626_5
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (XFK - Renault)
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC)
met onderstuurcontrole en
tractiecontrole
Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto
te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken
voor een obstakel, verlies van grip op de
weg in een bocht, enz.).
De werking van het systeem
Een opname-element in het stuurwiel regis-
treert de richting waarin de bestuurder de
auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto regis-
treren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuur-
der gegeven bevelen en gekozen richting
met de werkelijke verplaatsingsrichting van
de auto en corrigeert deze laatste door,
indien nodig, op bepaalde wielen te remmen
en/of het motorvermogen aan te passen. Als
het systeem wordt geactiveerd, knippert het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel.
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (3/6)
Onderstuurcontrole
Dit verbetert de werking van het ESC bij
sterk onderstuur van de auto (als de voor-
wielen hun grip verliezen).
Hulp bij zijwind
Dit systeem verbetert de werking van de
ESC en helpt ook bij de controle over de
auto bij wisselende zijwind. Het helpt de ver-
plaatsingsrichting van de auto te handhaven
via het gebruik van de remmen.
Als het systeem wordt geactiveerd, ver-
schijnt het controlelampje op het in-
strumentenpaneel.
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aan-
gedreven wielen te beperken en de auto bij
het wegrijden, accelereren of decelereren te
controleren.
De werking van het systeem
Met behulp van opname-elementen bij
de wielen, meet en vergelijkt het systeem
constant de snelheid van de aangedreven
wielen en remt het deze af als ze doorslip-
pen. Als een wiel neigt naar doorslippen,
zorgt het systeem voor het afremmen van
het betreffende wiel, totdat de snelheid van
het wiel overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toeren-
tal van de motor aan te passen aan de hoe-
veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk
van de mate waarin het gaspedaal wordt in-
gedrukt.
In sommige situaties (rijden op een heel
zachte ondergrond: bv. sneeuw, modder of
rijden met sneeuwkettingen), kan het sys-
teem de kracht van de motor verminderen
om het doorslippen te beperken.
storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer ESC” op het
instrumentenpaneel en lichten de waarschu-
wingslampjes © en op. In dit
geval zijn het ESC en de tractiecontrole uit-
geschakeld.
Ga naar een merkdealer.
2.45
NLD_UD82626_5
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (XFK - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (4/6)
Omdat de tractiecontrole extra veiligheid
geeft, raden wij u af te rijden met deze func-
tie uitgeschakeld. Herstel de werking van
deze functie zo snel mogelijk door weer op
schakelaar 1 te drukken.
N.B.: deze functie wordt automatisch geacti-
veerd bij het aanzetten van het contact.
Noodstopbekrachtiging
Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat
zorgt voor het verminderen van de remweg
van de auto.
De werking van het systeem
Het systeem herkent wanneer een nood-
stop wordt uitgevoerd. In dit geval ontwikkelt
het remsysteem onmiddellijk de maximale
kracht en kan het ABS-systeem in werking
treden.
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang
het rempedaal ingedrukt is.
Remlichten gaan aan
Afhankelijk van de auto kunnen deze knip-
peren bij krachtig afremmen.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het sys-
teem, als u snel het gaspedaal loslaat, op
het remmen om de remweg te verminderen.
Bijzondere gevallen
Tijdens het gebruik van de snelheidsrege-
laar:
als u het gaspedaal gebruikt, kan het sys-
teem in werking komen als u het pedaal
loslaat;
als u het gaspedaal niet gebruikt, wordt
het systeem niet geactiveerd.
storingen
Als het systeem een storing signaleert, ver-
schijnt het bericht “Controleer remsysteem
op het instrumentenpaneel, in combinatie
met het waarschuwingslampje ©.
Ga naar een merkdealer.
Uitschakelen van de
tractiecontrolefunctie
In sommige situaties (rijden op een heel
zachte ondergrond: bv. sneeuw, modder of
rijden met sneeuwkettingen), kan het sys-
teem de kracht van de motor verminde-
ren om het doorslippen te beperken. Als u
dit niet wenst, kan de functie uitgeschakeld
worden door de schakelaar 1 in te drukken.
In dit geval brandt het waarschuwingslampje
continu op het instrumentenpaneel,
met het bericht “ESC uitgeschakeld”. Deze
actie deactiveert de tractieregeling maar de-
activeert de elektronische stabiliteitsregeling
niet.
1
assistance de conduite avec une remor-
que.............................................................
(page courante)
2.46
NLD_UD82626_5
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (XFK - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (5/6)
Hulp bij wegrijden op een helling
Afhankelijk van de helling van de weg helpt
dit systeem de bestuurder bij het wegrijden
op een helling. Het voorkomt dat de auto
achteruit rolt, door automatisch de remmen
vast te zetten als de bestuurder het rempe-
daal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
Werking van het systeem
Het werkt alleen als de versnellingshendel
niet in de neutrale stand staat (niet in N of P
voor een automatische transmissie) en als
de auto geheel stil staat (rempedaal inge-
drukt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 se-
conden stil. Daarna komen de remmen ge-
leidelijk vrij (de auto rolt naargelang de hel-
ling).
Het systeem van de hulp bij het
wegrijden op een helling kan
niet in alle gevallen totaal ver-
hinderen dat de achteruit rijdt
(zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal
bedienen om het achteruitrijden van de
auto te verhinderen.
De hulp bij het wegrijden op een helling
mag niet gebruikt worden om de auto
langdurig stil te houden: gebruik het
rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto
permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om
de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzich-
tig rijden op een glad oppervlak of bij
weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Hulp bij het rijden met
aanhangwagen
Het systeem helpt de auto onder controle
te houden bij gebruik met een aanhangwa-
gen. Het detecteert trillingen die veroorzaakt
worden door het trekken van een aanhang-
wagen in bijzondere rijomstandigheden.
Werkingsvoorwaarden
De trekhaak moet worden goedgekeurd
door een merkdealer.
de bundel moet door een merkdealer
erkend zijn;
de trekhaak moet op de auto aangesloten
zijn.
De werking van het systeem
De functie stabiliseert de auto door:
de voorwielen asymmetrisch af te
remmen om de trillingen die door de aan-
hangwagen worden veroorzaakt af te
zwakken;
de vier wielen af te remmen en het mo-
torkoppel te verminderen om de snelheid
van de auto te verlagen totdat de trillin-
gen stoppen.
Het controlelampje knippert op het
instrumentenpaneel om u te informeren.
contrôle d’adhérence .................................
(page courante)
Contrôle d’adhérence - Extended grip ......
(page courante)
Extended grip ...........................................
(page courante)
2.47
NLD_UD82626_5
Dispositifs de correction et d’assistance à la conduite (XFK - Renault)
HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN (6/6)
“Automatische” modus
Wanneer u de auto start, verschijnt het be-
richt “Automatische mode geactiveerd” op
het instrumentenpaneel.
De standaardmodus “Automatisch” maakt
optimaal gebruik mogelijk onder normale
omstandigheden (droog, vochtig, lichte
sneeuw enz.).
De modus “Automatisch” maakt gebruik van
de functies voor tractieregeling.
Tractiecontrole - Extended grip
Wanneer het voertuig hiermee is uitge-
rust, zorgt de wegliggingscontrole ervoor
dat de auto gemakkelijker te besturen is
op een wegdek met minder grip (onvast
wegdek,  ...).
Werkingsstand “Onvast wegdek”
Druk op de schakelaar 2: het waarschu-
wingslampje verschijnt, samen met
het bericht “Zachte grond geactiveerd”, ge-
volgd door het bericht “ESC uitgeschakeld”.
Deze stand garandeert een optimaal ge-
bruik bij het rijden op een onvast wegdek
(modder, zand, dode bladeren, ...). In deze
stand heeft de bestuurder de volledige con-
trole over het toerental.
Deze functies zijn extra hulp-
middelen in kritieke situaties
waarbij het rijgedrag van de
auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de
bestuurder niet overnemen. De limieten
van de auto worden hiermee niet ver-
legd en vormen ook geen reden om
harder te gaan rijden. Deze functies
kunnen dus in geen geval de oplettend-
heid of de verantwoordelijkheid van de
bestuurder overnemen - de bestuurder
moet altijd alert zijn op plotselinge ge-
beurtenissen die zich tijdens het rijden
kunnen voordoen.
Banden
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen
gebeuren door even grote
banden van hetzelfde merk, met de-
zelfde eigenschappen en met hetzelfde
profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de
oorspronkelijk gemonteerde, ofwel
voldoen aan de door de merkdealer
gestelde eisen.
Nadat de motor is gestopt, wordt de
auto altijd weer gestart in de modus
“Automatisch”.
2
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.48
NLD_UD65192_1
Alerte de sortie de voie (XFK - Renault)
Alerte de sortie de voie
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (1/5)
Op basis van de informatie van de camera 1
waarschuwt de functie de bestuurder als
deze een doorgetrokken of onderbroken
streep kruist zonder de richtingaanwijzers te
activeren.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort). Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Met de waarschuwingsfunctie bij het
overschrijden van de wegmarkering
wordt de verplaatsingsrichting van
de auto niet gecorrigeerd.
1
2.49
NLD_UD65192_1
Alerte de sortie de voie (XFK - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (2/5)
Inschakelen/uitschakelen
Als u de functie wilt activeren, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om
“Waarschuwing bij verlaten rijstrook” op het
instrumentenpaneel te selecteren. Het be-
richt “Lane departure geactiveerd” en het
waarschuwingslampje “” verschijnen
op het instrumentenpaneel.
Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om Lane
departure gedeactiveerd (of, afhankelijk van
de auto Lane Keeping gedeactiveerd) op het
instrumentenpaneel te selecteren. Het con-
trolelampje op het instrumentenpa-
neel gaat uit..
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje en de
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
snelheid ligt tussen ongeveer 70 km/u en
180 km/u;
en
het waarschuwingslampje en
de indicatoren voor de linker-/rechter-
streep 3 worden wit weergegeven.
Met de functie wordt een waarschuwing
gegeven als een streep wordt overschre-
den zonder dat de richtingaanwijzer wordt
aangezet. De bestuurder wordt gewaarschuwd:
door een trilling in het stuurwiel;
en
het waarschuwingslampje en de
indicator 3 voor de overschreden streep
worden rood.
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
3
2
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.50
NLD_UD65192_1
Alerte de sortie de voie (XFK - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (3/5)
Tijdelijk niet beschikbaar
de streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
richtingaanwijzers inschakelen;
sterke acceleratie;
rijstrookbreedte wijzigen;
actief noodremsysteem bedienen;
– ...
Als de functie niet beschikbaar is, zijn het
waarschuwingslampje en de indica-
toren linker-/rechterstreep op het instrumen-
tenpaneel grijs.
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje û wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje en de in-
dicatoren linker-/rechterstreep op het instru-
mentenpaneel worden grijs.
Afstellen
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem om de functie-instellin-
gen van het multimediascherm 4 te bekijken:
– “TRILLEN”: trillingniveau van het stuur-
wiel aanpassen;
– “Waarschuwing”: gevoeligheidsni-
veau van de streepdetectie aanpassen.
Selecteer hiervoor:
Op zijn laatst”: streep gedetecteerd
bij overschrijding;
Standaard”: streep gedetecteerd bij
naderen;
Op zijn snelst” streep in de buurt ge-
detecteerd.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
4
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.51
NLD_UD65192_1
Alerte de sortie de voie (XFK - Renault)
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (4/5)
storingen
In geval van een storing worden de indicato-
ren linker- en rechterstreep (en, afhankelijk
van de weergavestijl, het waarschuwings-
lampje ) niet meer weergegeven of
blijven deze grijs op het instrumentenpaneel.
In sommige gevallen wordt het bericht
Controleer camera voor” of het waarschu-
wingslampje © weergegeven op het in-
strumentenpaneel.
Ga naar een merkdealer.
Afstellingen (vervolg)
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
Voertuig weer te geven.
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op knop 6 of 7 om het
menu RIJHULPSYSTEMEN te openen.
Druk op de schakelaar 8 OK;
– druk op de knop 6 of 7 om te bladeren
naar “Gevoeligheid bij verlaten van rij-
strook” of “Trillingen bij verlaten van rij-
strook”. Druk op de schakelaar 8 OK ;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om de instel-
ling te wijzigen. Druk op de knop 8 OK.
7
6
5
8
2.52
NLD_UD65192_1
Alerte de sortie de voie (XFK - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.).
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK (5/5)
alerte de sortie de voie ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
maintien de voie : aide...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au maintien de voie............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.53
NLD_UD71461_2
Aide au maintien de voie (XFK - Renault)
Met behulp van de informatie van de
camera 1 wordt een corrigerende actie uit-
gevoerd op het stuursysteem van de auto
als een doorgetrokken of onderbroken
streep wordt overschreden zonder dat de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Aide au maintien de voie
RIJSTROOKASSISTENT (1/6)
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen;
deze moet altijd de controle over zijn
auto behouden.
U kunt op elk moment de controle over
de auto weer overnemen door aan het
stuurwiel te draaien.
1
2.54
NLD_UD71461_2
Aide au maintien de voie (XFK - Renault)
Als u de functie wilt uitschakelen, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om “Lane
Keeping gedeactiveerd” op het instrumen-
tenpaneel te selecteren.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit..
Opmerking: Als u de functie
“Rijstrookassistent” uitschakelt, wordt ook
de functie “Waarschuwen bij verlaten van rij-
strook” uitgeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
Als u de functie wilt activeren, drukt u zo
vaak als nodig op de schakelaar 2 om
“Rijstrookassistent” op het instrumentenpa-
neel te selecteren.
Het bericht “Lane Keeping geactiveerd” en
het waarschuwingslampje “” ver-
schijnen op het instrumentenpaneel.
Wanneer Rijstrookassistent is geactiveerd,
is de functie “Waarschuwing bij verlaten van
rijstrook” automatisch geactiveerd. 2.48.
RIJSTROOKASSISTENT (2/6)
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
2
2.55
NLD_UD71461_2
Aide au maintien de voie (XFK - Renault)
RIJSTROOKASSISTENT (3/6)
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje en de
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is actief als de snelheid van de
auto tussen ongeveer 70 km/u en 180 km/u
ligt en als het waarschuwingslampje
en het waarschuwingslampje en de correc-
tie-indicatoren 3 wit zijn.
De functie wordt geactiveerd alsde auto
een streep overschrijdt zonder dat de rich-
tingaanwijzers zijn aangezet.
U kunt de correctie van de verplaat-
singsrichting op elk moment onderbre-
ken door het stuurwiel te bewegen.
Bijzondere gevallen
Bij het gebruik van de functie:
– Als het systeem geen actie van de be-
stuurder op het stuurwiel detecteert, ver-
schijnt het gele controlelampje
op het instrumentenpaneel, met het be-
richt Handen aan het stuur houden. Ook
hoort u een geluidssignaal:
Als de corrigerende actie op het stuur-
systeem te lang actief blijft, klinkt er een
geluidssignaal en knippert het lampje 3
naast de betreffende streep, totdat de be-
stuurder de controle overneemt.
In deze gevallen:
activeert de functie een actie op de stuur-
inrichting van de auto om de verplaat-
singsrichting van de auto te corrigeren;
het waarschuwingslampje en het
lampje 3 aan de kant van de overschre-
den streep gaat geel branden op het in-
strumentenpaneel.
Opmerking: bochten kunnen enigszins
worden afgesneden zonder dat de functie
wordt geactiveerd.
Als de corrigerende actie op de stuurinrich-
ting onvoldoende is, gaan het waarschu-
wingslampje en de indicator 3 aan
de kant van de overschreden streep rood
branden op het instrumentenpaneel en is
een trilling in het stuurwiel voelbaar.
3
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.56
NLD_UD71461_2
Aide au maintien de voie (XFK - Renault)
RIJSTROOKASSISTENT (4/6)
Omstandigheden waarin
het systeem niet wordt
ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
het controlelampje û wordt weerge-
geven.
Het waarschuwingslampje en de
waarschuwingslampjes linker-/rechterstreep
worden op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die
door het systeem wordt herkend, verschijnt
het bericht “Aanhanger: zijradars OFF” om
te melden dat de rijstrookassistent niet actief
is.
Afstellen
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem om de functie-instellin-
gen van het multimediascherm 4 te bekijken:
– “TRILLEN”: pas trilling van het stuurwiel
aan voor de functie “Waarschuwing bij
verlaten rijstrook”;
Tijdelijk niet beschikbaar
de streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
richtingaanwijzer inschakelen;
sterke acceleratie;
– noodstop;
rijstrookbreedte wijzigen;
actief noodremsysteem bedienen;
– ...
Als de functie niet beschikbaar is, worden
het waarschuwingslampje en de
waarschuwingslampjes correctie links/
rechts 3 op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
– “Waarschuwing”: gevoeligheidsni-
veau van de streepdetectie aanpassen.
Selecteer hiervoor:
Op zijn laatst”: streep gedetecteerd
bij overschrijding;
Standaard”: streep gedetecteerd bij
naderen;
Op zijn snelst” streep in de buurt ge-
detecteerd.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
4
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.57
NLD_UD71461_2
Aide au maintien de voie (XFK - Renault)
RIJSTROOKASSISTENT (5/6)
storingen
Als het systeem een storing signaleert, gaat
het controlelampje © branden, met de
melding “Controleer camera voor”.
Ga naar een merkdealer.
Afstellingen (vervolg)
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
Voertuig weer te geven.
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 8 OK;
doorloop achter elkaar en druk op 6 of 7
om naar het menu “Gevoeligheid bij ver-
laten van rijstrook” te gaan. Druk op de
schakelaar 8 OK ;
doorloop achter elkaar en druk op 6 of 7
om de instelling aan te passen. Druk op
de schakelaar 8 OK.
7
6
5
8
2.58
NLD_UD71461_2
Aide au maintien de voie (XFK - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de camera worden gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking. Schakel de
functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit) moeten worden uitgevoerd door
een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.).
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
In dit geval reageert de “Rijstrookassistent” mogelijk onjuist of helemaal niet.
Risico van ongewenste, onjuiste correctie of geen correctie van de verplaatsingsrichting.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
het gebied van de camera is beschadigd (aan de kant van de voorruit of de binnenspiegel);
de weg is glad (sneeuw, ijzel, aquaplaning, kiezelsteentjes enz.);
de voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit; laat deze vervangen door een merkdealer);
de auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend;
de auto rijdt een gebied binnen met verschillende wegmarkeringen (zoals bij wegwerkzaamheden enz.).
RIJSTROOKASSISTENT (6/6)
avertisseur d’angle mort ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
angle mort : avertisseur .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.59
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
Afhankelijk van het voertuig zijn er twee sys-
temen voor dodehoekwaarschuwing:
SysteemA: gebruikt informatie van ul-
trasone sensoren in de bumpers van het
voertuig. Indien geactiveerd, is systee-
mAherkenbaar aan het indicatielampje
1 dat knippert elke keer dat de motor
start.
Systeem B: gebruikt informatie van de
radars aan weerszijden van de achter-
bumper. Indien geactiveerd, is sys-
teemBherkenbaar aan het indica-
tielampje 1 dat niet knippert als de
motor start.
Avertisseur d’angle mort
C
C
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
A-systeem
Op basis van de informatie van de ultrasoon-
sensoren aan elke kant van de achterbum-
per, aangeduid door de pijlen 2, geeft het
systeem een waarschuwing als een ander
voertuig in de detectiezone C komt.
Dit systeem schakelt in als de auto rijdt met
een snelheid tussen ongeveer 30 en 130
km/u.
2
DODEHOEKWAARSCHUWING (1/10)
1
2.60
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
Werking
De functie waarschuwt als er bij een rijsnel-
heid tussen ongeveer 30 en 130 km/u, een
ander voertuig in de dode hoek C zit en in
dezelfde richting rijdt als uw voertuig.
Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het
controlelampje 1 alleen als die auto lang
genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw
auto C.
Indicator 1
Op elke binnenspiegel 3 bevindt zich een in-
dicator 1.
Opmerking: reinig de binnenspiegels 3 re-
gelmatig zodat de indicatoren 1 zichtbaar
blijven.
3
1
C
C
DODEHOEKWAARSCHUWING (2/10)
A-systeem
(vervolg)
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren in
de bumpers niet zijn afgedekt (door vuil,
modder, sneeuw enz.).
Als een van de sensoren is afgedekt, ver-
schijnt het bericht Zijsensoren geen zicht.
Reinig de zones voor de ultrasoonsensoren.
2.61
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
Omstandigheden waarin de
dodehoekwaarschuwing niet werkt
Tijdens het rijden op een weg met
scherpe bochten;
in achteruit;
snelheid minder dan 30 km/u;
snelheid meer dan 130 km/u.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die
door het systeem wordt herkend, wordt het
bericht “Aanhanger: zijradars OFF” op het
instrumentenpaneel weergegeven. Hiermee
wordt u geïnformeerd dat de functie niet
operationeel is. Raadpleeg uw merkdealer
voor het kiezen van de uitrusting die aange-
past is aan uw auto.
A-systeem
(vervolg)
Display D
Eerste waarschuwing: als de richtingaan-
wijzer niet is ingeschakeld, geeft het 1
waarschuwingslampje aan dat er een auto
is gedetecteerd in de dodehoek.
1
D
E
DODEHOEKWAARSCHUWING (3/10)
Display E
Richtingaanwijzer ingeschakeld, het
waarschuwingslampje 1 knippert als de
functie een auto in het waarschuwingsge-
bied van de dode hoek detecteert en/of een
auto snel van achteren nadert aan de kant
waarnaar u het stuurwiel gaat draaien. Als u
de richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de
indicator terug naar de eerste waarschuwing
(display D).
2.62
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
C
Bijzonderheid
Let op dat de zone G rondom de radars
aan elke kant van de achterbumper niet zijn
bedekt (door vuil, modder, sneeuw enz.).
Als een radar bedekt is, verschijnt het be-
richt “Zijsensoren geen zicht” op het in-
strumentenpaneel. Maak het radargebied
schoon.
C
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
F
B-systeem
Op basis van de informatie van de senso-
ren aan elke kant van de achterbumper
(zone G), wordt de bestuurder gewaar-
schuwd:
als een andere auto in het detectiege-
bied C verschijnt;
en/of
als er een risico bestaat op een botsing
met een auto in het gebied F, die sneller
rijdt dan u.
De functie waarschuwt als de auto een snel-
heid heeft van meer dan ongeveer 15 km/u.
F
DODEHOEKWAARSCHUWING (4/10)
G
indicateurs .................................................
(page courante)
2.63
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
B-systeem
(vervolg)
Indicator 1
Op elke binnenspiegel 3 bevindt zich een in-
dicator 1.
Opmerking: reinig de binnenspiegels 3 re-
gelmatig zodat de indicatoren 1 zichtbaar
blijven.
3
1
Werking
De functie waarschuwt u als de snelheid van
de auto hoger is dan 15 km/u:
als zich een auto in de dode hoek C be-
vindt en deze in dezelfde richting rijdt als
uw auto;
– als een auto snel van achteren op een
aangrenzende rijstrook binnen het bereik
van het detectiegebied F nadert.
C
CF
F
De functie waarschuwt niet als de
andere voertuigen niet bewegen.
DODEHOEKWAARSCHUWING (5/10)
Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het
controlelampje 1 alleen als die auto lang
genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw
auto C.
2.64
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
Omstandigheden waarin de
dodehoekwaarschuwing niet werkt
Tijdens het rijden op een weg met
scherpe bochten;
in omgekeerde volgorde.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die
door het systeem wordt herkend, wordt het
bericht “Aanhanger: zijradars OFF” op het
instrumentenpaneel weergegeven. Hiermee
wordt u geïnformeerd dat de functie niet
operationeel is. Raadpleeg uw merkdealer
voor het kiezen van de uitrusting die aange-
past is aan uw auto.
B-systeem
(vervolg)
Display D
Eerste waarschuwing: richtingaanwijzer
niet actief, het controlelampje 1 geeft aan
dat een auto in het gebied van de dode hoek
wordt gedetecteerd en/of dat een auto snel
van achteren op een aangrenzende rijstrook
nadert.
1
D
E
Display E
Richtingaanwijzer ingeschakeld, het
waarschuwingslampje 1 knippert als de
functie een auto in het waarschuwingsge-
bied van de dode hoek detecteert en/of een
auto snel van achteren nadert aan de kant
waarnaar u het stuurwiel gaat draaien. Als u
de richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de
indicator terug naar de eerste waarschuwing
(display D).
DODEHOEKWAARSCHUWING (6/10)
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.65
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
Systemen A en B
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een multimediascherm 4
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 5 om het tabblad
Voertuig weer te geven.
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 8 OK;
5
4
De detectiecapaciteit van het sys-
teem volgt een standaardrijvakbreedte.
Tijdens het rijden op een smalle rijstrook
kan de functie u waarschuwen als er
voorbij de dichtstbijzijnde rijstrook een
auto wordt gedetecteerd.
7
8
Druk herhaaldelijk op 6 of 7 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 8 OK;
Druk op 6 of 7 om het menu “Dode-
hoekwaarschuwing” weer te geven en
druk op de schakelaar 8 OK ;
– Druk nogmaals op de schakelaar 8 OK
om de functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
DODEHOEKWAARSCHUWING (7/10)
6
Wanneer de motor wordt gestart, blijft
vraagt het systeem dezelfde staat als
vóór het uitzetten van het contact op.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.66
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
Systemen A en B
(vervolg)
storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer zijsensoren
op het instrumentenpaneel. Ga naar een
merkdealer.
Vanwege de aanwezigheid van radars
of ultrasoonsensoren (afhankelijk van de
auto) achter de bumper, worden werk-
zaamheden aan de bumper (reparatie,
vervangen, lakwerk enz.) bij voorkeur
uitgevoerd door een vakman.
De detectiecapaciteit van het
systeem volgt een standaardrij-
vakbreedte. Als u op een breed
rijvak rijdt, kan het systeem
geen auto’s detecteren in de dode
hoek.
In geval van blootstelling aan sterke
elektromagnetische golven (zoals
onder hoogspanningslijnen) of in
erg slechte weersomstandigheden
(hevige regen, sneeuw, enz.) kan het
systeem tijdelijk niet goed werken.
Let op de rijomstandigheden.
Kans op ongevallen.
DODEHOEKWAARSCHUWING (8/10)
2.67
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing kan de uitlijning van de radars of ultrasoonsensoren (afhankelijk van de auto) mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze
wellicht niet meer naar behoren werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden (reparaties, vervangingen enz.) in de buurt van de radars of ultrasoonsensoren (afhankelijk van de auto) moeten
worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
Complexe omgeving (metalen bruggen, tunnels, wegen met obstakels aan de zijkant, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel ...).
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
DODEHOEKWAARSCHUWING (9/10)
2.68
NLD_UD82640_2
Avertisseur d’angle mort (XFK - Renault)
DODEHOEKWAARSCHUWING (10/10)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De zone rond de radars of ultrasoonsensoren (afhankelijk van de auto) moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de
goede werking van het systeem te waarborgen.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
In een bocht kunnen de radars of ultrasoonsensoren (afhankelijk van de auto) soms tijdelijk geen voertuigen detecteren in de aangren-
zende rijstroken.
De waarschuwing komt wellicht laat, als twee andere voertuigen in de aangrenzende rijstroken u naast elkaar van achteren naderen, met
een veel hogere snelheid dan uw auto (op een weg met drie rijstroken).
Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto’s rijden met een snelheid die aanzienlijk verschilt van de uwe.
Als de auto door een lang voertuig wordt ingehaald (bijv. een vrachtwagen die inhaalt met een soortgelijke snelheid als de auto) onder-
breekt het systeem mogelijk de waarschuwing vóór het einde van het manoeuvre.
De auto rijdt op een bochtige weg.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
Er is schade opgetreden in het gebied rond de radars of ultrasoonsensoren (afhankelijk van het voertuig);
De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.
alerte distances de sécurité .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
distances de sécurité .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.69
NLD_UD65195_1
Alerte distance de sécurité (XFK - Renault)
Alerte distances de sécurité
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (1/4)
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden. Deze func-
tie kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Gebaseerd op de informatie van de radar 2
en de camera 1 informeert deze functie de
bestuurder over het tijdsinterval tussen de
eigen auto en de voorligger zodat een vei-
lige afstand tussen de twee auto’s kan
worden aangehouden.
Deze functie wordt ingeschakeld als de auto
rijdt met een snelheid van ongeveer 30 tot
200 km/u.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de frontale radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
1
2
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.70
NLD_UD65195_1
Alerte distance de sécurité (XFK - Renault)
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (2/4)
Druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
Afstand waachuwing” weer te geven.
Druk op de schakelaar 7 OK;
– Druk nogmaals op de schakelaar 7 OK
om de functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 4 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven.
Druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 7 OK;
Druk herhaaldelijk op 5 of 6 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 7 OK;
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Auto’s met een multimediascherm 3
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Telkens wanneer de auto wordt gestart,
blijft de functie in de modus die is op-
geslagen toen de motor voor het laatst
werd uitgeschakeld.
5
6
3
4
7
2.71
NLD_UD65195_1
Alerte distance de sécurité (XFK - Renault)
Werking
Als deze functie actief is, wordt de indica-
tor 8 op het instrumentenpaneel weergege-
ven. Deze informeert de bestuurder over de
afstand tussen de eigen auto en de voorlig-
ger.
A (grijs): de functie is niet actief;
A (groen): geen auto gedetecteerd;
B (groen): het tijdsinterval is groter dan of
gelijk aan ongeveer 2 seconden (de af-
stand tussen de twee voertuigen, aange-
past aan uw snelheid);
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (3/4)
Het interval wordt alleen ge-
toond ter informatie: het sys-
teem kan niet ingrijpen op de
auto.
De functie is niet bestemd om gebruikt
te worden in de stad of in dynamische
rijomstandigheden (bochten, versnel-
lingen, bruusk remmen ...), maar wel in
stabiele rijomstandigheden.
De functie heeft geen invloed op het
remsysteem.
Het gebied rond de radar en camera
moet schoon worden gehouden en in
dit gebied mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
Alle werkzaamheden die worden uit-
gevoerd in het gebied waar de radar of
camera zich bevindt (reparaties, vervan-
gingen, aanpassingen aan de voorruit
en/of bumper, enz.) moeten door een
vakman of vakvrouw worden uitgevoerd.
C (oranje): het tijdsinterval is ongeveer
1 tot 2 seconden (onvoldoende afstand
tussen de twee voertuigen);
D (rood): het tijdsinterval is ongeveer 1
seconde of minder (de afstand tussen de
twee voertuigen is veel te kort).
Als de afstand tussen de twee auto’s minder
is dan ongeveer 0,5 seconde, worden de in-
dicator 8 en D rood op het instrumentenpa-
neel weergegeven, tezamen met “-.- s”.
In bepaalde omstandigheden wordt het tijds-
interval mogelijk niet getoond:
in een bocht;
bij het veranderen van rijstrook;
als de voorligger ver genoeg verwijderd
is of buiten bereik is van de radar of
camera.
8
A
B
C
D
2.72
NLD_UD65195_1
Alerte distance de sécurité (XFK - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden die worden uitgevoerd in het gebied waar de radar en/of camera zich bevinden/bevindt (reparaties, vervangingen,
aanpassingen aan de voorruit en/of bumper, enz.) moeten door een vakman of vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Als de vooruit of de bumper niet schoon is (belemmering door vuil, glas, sneeuw, condensatie, enz.);
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enzovoort);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s enzovoort);
de weg is smal, bochtig en golvend (scherpe bochten enzovoort)
Risico van onjuiste vals alarm.
WAARSCHUWING VEILIGHEIDSAFSTAND (4/4)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
maintien de voie : aide...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au maintien de voie............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité avancée .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au maintien de voie d’urgence ...........
(jusqu’à la fin de l’UD)
freinage actif d’urgence .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.73
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Sécurité avancée
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (1/17)
Het geavanceerde veiligheidssysteem
omvat:
de actieve noodstop;
en
de noodrijstrookassistent.
Het geavanceerde veiligheidssysteem ge-
bruikt informatie van de camera 1, frontale
radar 2 en zijradars 3.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de frontale radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
Plaats van de radars aan de zijkant 3
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
afgedekt (door vuil, modder, sneeuw enz.),
aangetast of gewijzigd (inclusief lakwerk
enz.).
1
2
3
Dit systeem biedt een extra rij-
hulpmiddel.
Het kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
Afhankelijk van de ingestelde gevoelig-
heid kan de functie Rijstrookassistent
actief zijn voordat het geavanceerde vei-
ligheidssysteem in werking treedt.
2.74
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Het systeem in-/uitschakelen via het
multimediascherm 4
(afhankelijk van de auto)
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Druk herhaaldelijk op 7 of 8 om het menu
Geavanceerde veiligheid te openen en
druk op 9 OK.
Druk opnieuw op de schakelaar 9 OK om de
functie in of uit te schakelen:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld
Bij het uitschakelen van het systeem ver-
schijnt het controlelampje of, afhan-
kelijk van de auto, het gele controlelampje
.
Als het systeem actief is, verdwijnt het con-
trolelampje.
4
Het systeem in-/uitschakelen via de
boordcomputer 5
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 6 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 7 of 8 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 9 OK;
Druk herhaaldelijk op 7 of 8 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 9 OK;
Het systeem wordt opnieuw ingescha-
keld telkens het contact wordt aangezet.
6
8
9
7
5
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (2/17)
2.75
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Het systeem informeert de bestuurder als
er een risico bestaat op een frontale botsing
om de juiste noodmanoeuvres mogelijk te
maken (het rempedaal indrukken en/of het
stuurwiel draaien).
Afhankelijk van het reactievermogen van de
bestuurder kan het systeem helpen bij het
remmen om schade te beperken of een bot-
sing te voorkomen.
Actieve noodrem
Het systeem gebruikt informatie van de
radar 2 en de camera 1 om de afstand te
bepalen vanaf uw auto:
de voorligger op dezelfde rijstrook;
of
eventuele tegenliggers, in het kader van
een mogelijke verandering van richting;
of
voetgangers en fietsers in de nabijheid.
2
1
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verant-
woordelijkheid van de bestuurder ver-
vangen; deze moet altijd de controle
over zijn auto behouden.
Met dit systeem wordt de auto maxi-
maal afgeremd totdat deze zo nodig
volledig stilstaat.
Gebruik om veiligheidsredenen altijd de
autogordel tijdens het rijden en contro-
leer of alles goed vastzit, zodat de inzit-
tenden niet kunnen worden geraakt door
loszittende voorwerpen.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (3/17)
2.76
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Actieve noodrem
(vervolg)
Detectie van auto’s
Als het voertuig een snelheid heeft van on-
geveer 8 tot 180 km/u en er botsingsgevaar
is met ofwel een voorligger, een tegenligger
bij een mogelijke verandering van richting
of een stilstaand voertuig, gebeurt het vol-
gende:
u wordt gewaarschuwd voor het risico
op een botsing:
Het rode waarschuwingslampje
of, afhankelijk van het voertuig, het dis-
play 10 en het bericht Remmen ver-
schijnt, en er klinkt een piepsignaal.
Als de bestuurder het rempedaal intrapt
en het systeem nog steeds botsingsge-
vaar detecteert, kan de remkracht worden
verhoogd als deze niet voldoende is om
de botsing te voorkomen.
kan remmen activeren:
als de bestuurder niet reageert op de
waarschuwing en een botsing onvermij-
delijk wordt.
In geval van noodmanoeuvre kunt u op
elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
– aan het stuur te draaien als uitwijk-
manoeuvre bij een botsing.
Als het voertuig tot stilstand is gekomen
door een actieve noodstop, blijft het voertuig
korte tijd stilstaan. Na deze tijdslimiet moet
de bestuurder het voertuig stationair houden
door het rempedaal in te drukken.
10
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (4/17)
2.77
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Speciale functies van stilstaande auto´s
Stilstaande auto’s worden gedetecteerd als
uw auto een snelheid heeft van ongeveer 8
tot 100 km/u. Het systeem is niet actief en
geeft geen piepsignaal als u harder rijdt dan
ongeveer 100 km/u.
Speciale waarschuwingsfuncties
Afhankelijk van de snelheid kunnen de
waarschuwing en het remmen gelijktijdig ge-
activeerd worden.
Actieve noodrem
(vervolg)
Bijzonderheden van tegenliggers bij een
mogelijke verandering van richting
Wanneer u van richting wilt veranderen
(bijv. A), worden tegenliggers met een snel-
heid van ongeveer 30 tot 55 km/u door het
systeem gedetecteerd wanneer:
uw voertuig een snelheid heeft van onge-
veer 8 tot 20 km/u;
uw richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem is verder niet actief en geeft
geen waarschuwing.
A
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (5/17)
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verant-
woordelijkheid van de bestuurder ver-
vangen; deze moet altijd de controle
over zijn auto behouden.
2.78
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Actieve noodrem
(vervolg)
Detectie van voetgangers en fietsers
Als het voertuig een snelheid heeft van on-
geveer 8 tot 86 km/u en er botsingsgevaar
is met een fietser of voetganger, gebeurt het
volgende:
u wordt gewaarschuwd voor het risico
op een botsing:
Het rode waarschuwingslampje
of, afhankelijk van het voertuig, het dis-
play 10 en het bericht Remmen ver-
schijnt, en er klinkt een piepsignaal.
Als de bestuurder het rempedaal intrapt
en het systeem nog steeds botsingsge-
vaar detecteert, kan de remkracht worden
verhoogd als deze niet voldoende is om
de botsing te voorkomen.
kan remmen activeren:
als de bestuurder niet reageert op de
waarschuwing en een botsing onvermij-
delijk wordt.
Let op: als de bestuurder gebruikmaakt van
bedieningselementen van de auto (stuur-
wiel, pedalen enz.) kan het systeem som-
mige operaties vertragen of niet activeren.
Bijzonderheden met betrekking tot
stilstaande fietsers en voetgangers
Het systeem detecteert geen stilstaande
fietsers en voetgangers.
In dat geval is het systeem inactief en
geeft het geen waarschuwing af.
In geval van noodmanoeuvre kunt u op
elk moment stoppen met remmen door:
door het gaspedaal kort in te drukken;
of
– aan het stuur te draaien als uitwijk-
manoeuvre bij een botsing.
10
Als het voertuig tot stilstand is gekomen
door een actieve noodstop, blijft het voertuig
korte tijd stilstaan. Na deze tijdslimiet moet
de bestuurder het voertuig stationair houden
door het rempedaal in te drukken.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (6/17)
2.79
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Actieve noodrem
(vervolg)
Instellingen voor voertuigen uitgerust
met een multimediascherm
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem om de functie-instellin-
gen van het multimediascherm 4 te bekijken:
Waarschuwing: pas het gevoelig-
heidsniveau van de waarschuwing aan.
Selecteer hiervoor:
Op zijn laatst;
“Standaard”;
Op zijn snelst.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie. Druk herhaaldelijk op knop 7 of 8 om het
menu “RIJHULPSYSTEMEN” te openen.
Druk op de schakelaar 9 OK;
Druk herhaaldelijk op 7 of 8 om te scrol-
len naar het menu Actieve remgevoelig-
heid. Druk op de schakelaar 9 OK ;
Druk herhaaldelijk op 7 of 8 om de instel-
ling te wijzigen. Druk op de knop 9 OK.
Instellingen voor voertuigen zonder
multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 6 om het tabblad
Voertuig weer te geven.
Druk herhaaldelijk op 7 of 8 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 9 OK;
8
7
6
9
4
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (7/17)
2.80
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
storingen
Als er een storing optreedt, verschijnen de
controlelampjes © en of, af-
hankelijk van het voertuig, de gele lampjes
© en , samen met het bericht
Controleer camera voor, Controleer radar
voor of Controleer camera/radar.
Ga naar een merkdealer.
Actieve noodrem
(vervolg)
Tijdelijk niet beschikbaar
Als het systeem een tijdelijke fout detec-
teert, verschijnt het controlelampje
of, afhankelijk van de auto, het gele contro-
lelampje .
De mogelijke oorzaken zijn:
Het systeem is tijdelijk inactief (door ver-
blindende zon, dimlichten, slechte weers-
omstandigheden enzovoort). Het sys-
teem werkt weer als het zicht verbetert.
– Het systeem wordt tijdelijk onderbroken
omdat de voorruit of de voor- of ach-
terbumper is bedekt met vuil, modder,
sneeuw, condens enz. In dat geval par-
keert u de auto en zet u de motor uit.
Maak de voorruit en de voorbumper
schoon. De volgende keer dat de motor
wordt gestart, verdwijnen het controle-
lampje en het bericht na vijf of tien minu-
ten rijden.
Als dit niet het geval is, heeft dit mogelijk een
andere oorzaak. Neem contact op met een
merkdealer.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (8/17)
2.81
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Actieve noodstop
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. De activering van deze functie wordt mogelijk vertraagd
of niet uitgevoerd als de bestuurder een actie uitvoert (op het stuurwiel, de pedalen, enz.).
Het systeem wordt mogelijk niet ingeschakeld:
wanneer de versnellingshendel in neutraal staat of als het koppelingspedaal gedurende ongeveer 2 seconden is ingedrukt;
als de parkeerrem gedurende ongeveer tien seconden wordt geactiveerd.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit enz.) moeten worden
uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (9/17)
2.82
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
een complexe omgeving (metalen brug, tunnel enzovoort);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enzovoort);
slecht zicht (nacht, mist enz.);
– slecht contrast tussen het object (auto, voetganger enzovoort) en de omgeving (bijvoorbeeld een voetganger met witte kleding in de
sneeuw enzovoort);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s, enz.);
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
Beperkingen voor de werking van het systeem
Elke keer dat de auto wordt gestart, voert het systeem een kalibratie uit op basis van de omgeving van de auto. Het systeem kan daardoor
ongeveer twee tot vijf minuten inactief zijn.
Een tegenligger activeert alleen een waarschuwing of actie van het systeem als is voldaan aan de voorwaarden vermeld in “Bijzonderheden
van tegenliggers bij een mogelijke verandering van richting” (zie vorige pagina’s).
Het gebied rond de radar en camera moet schoon worden gehouden en vrij van elke vorm van interventie om de goede werking van het
systeem te waarborgen;
het systeem reageert mogelijk niet zo goed op kleine voertuigen zoals motorfietsen als op andere voertuigen;
het systeem werkt mogelijk niet goed bij een glad wegdek (regen, sneeuw, ijzel enz.).;
om een juiste werking te kunnen garanderen moeten de volledige contouren van de voetganger worden gedetecteerd. Wat niet door het
systeem kan worden gedetecteerd:
voetgangers in het donker of bij weinig licht;
gedeeltelijk zichtbare voetgangers:
voetgangers die kleiner zijn dan ongeveer 80 cm;
voetgangers die grote voorwerpen dragen;
– ...
In deze omstandigheden kan het zijn dat het systeem niet reageert of per ongeluk remt.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (10/17)
2.83
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de camerazone beschadigd is (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
de voorkant van de auto werd beschadigd (botsing, vervorming, krassen op de radar, enz.);
de auto wordt gesleept (bij pech);
de voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit; laat deze vervangen door een merkdealer);
u rijdt niet op een geasfalteerde weg.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Onderbreking van de functie
U kunt het actief remmen op elk moment onderbreken door kort het gaspedaal in te drukken of aan het stuur te draaien om uit te wijken.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (11/17)
2.84
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
De noodrijstrookassistent
Met behulp van de informatie van de
camera 1 wordt een corrigerende actie uitge-
voerd op het stuursysteem van de auto wan-
neer de auto de berm nadert (bermplank,
vangrail, stoep, ophoging, enz.) zonder dat
de richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Afhankelijk van de auto wordt op basis van
informatie van de radars 3 en de camera 1
een corrigerende actie uitgevoerd op het
stuursysteem van de auto bij botsingsge-
vaar met een voertuig met dezelfde of een
hogere snelheid, indien dit gebeurt binnen
het detectiegebied van de radars achter.
U kunt op elk moment de controle over
de auto weer overnemen door aan het
stuurwiel te draaien.
1
2
Met behulp van informatie van de radar 2 en
de camera 1 wordt een corrigerende actie
uitgevoerd op het stuursysteem van de auto
bij botsingsgevaar met een tegenligger in de
aangrenzende rijstrook, wanneer de rich-
tingaanwijzer niet is geactiveerd.
Dit systeem biedt een extra rij-
hulpmiddel.
Het kan in geen geval de waak-
zaamheid en verantwoordelijk-
heid van de bestuurder vervangen; deze
moet altijd de controle over zijn auto be-
houden.
3
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (12/17)
2.85
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
De noodrijstrookassistent
(vervolg)
Bermdetectie
Als het voertuig met een snelheid van on-
geveer 70 tot 180 km/u de kant van de weg
nadert (aarde, vangrail, stoep, ophoging,
enz.) zonder dat de richtingaanwijzer is in-
geschakeld, gebeurt het volgende:
u wordt gewaarschuwd voor het risico
op een botsing:
Het rode waarschuwingslampje
of, afhankelijk van het voertuig, het dis-
play 11 verschijnt, en er klinkt een piep-
signaal.
en
Er wordt een corrigerende actie uitge-
voerd op het stuursysteem.
Bijzonderheid
Als de functie herhaaldelijk wordt geacti-
veerd bij het naderen van de wegkant en
het systeem geen handen op het stuur de-
tecteert, verschijnen de gele controlelamp-
jes .
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verant-
woordelijkheid van de bestuurder ver-
vangen; deze moet altijd de controle
over zijn auto behouden.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (13/17)
11
2.86
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
B
B
U kunt de correctie van de verplaat-
singsrichting op elk moment onderbre-
ken door het stuurwiel te bewegen.
De noodrijstrookassistent
(vervolg)
Detectie van een tegenligger
Als het voertuig een snelheid heeft van on-
geveer 70 tot 110 km/u en er botsingsgevaar
is met een voertuig dat uit de tegenoverge-
stelde richting komt in een aangrenzende
rijstrook en binnen de detectiezone B is,
zonder dat de richtingaanwijzer is geacti-
veerd, gebeurt het volgende:
u wordt gewaarschuwd voor het risico
op een botsing:
Het rode waarschuwingslampje
of, afhankelijk van het voertuig, het dis-
play 11 verschijnt, en er klinkt een piep-
signaal.
en
Er wordt een corrigerende actie uitge-
voerd op het stuursysteem.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (14/17)
11
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verant-
woordelijkheid van de bestuurder ver-
vangen; deze moet altijd de controle
over zijn auto behouden.
2.87
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
C
D
De noodrijstrookassistent
(vervolg)
Detectie van een voertuig dat van achte-
ren nadert
(afhankelijk van de auto)
Als u met een snelheid van minder dan
70 km/u rijdt en u nadert een streep (door-
lopend of onderbroken) terwijl er botsings-
gevaar bestaat met een voertuig in de dode
hoek C dat in dezelfde richting rijdt als uw
auto of met een voertuig dat snel van ach-
teren nadert in dezelfde of in een aangren-
zende rijstrook en dat in het detectiege-
bied D komt, reageert het systeem als volgt:
U wordt gewaarschuwd voor botsings-
gevaar: het controlelampje 12 knippert
en het rode controlelampje of, af-
hankelijk van de auto, het display 13 ver-
schijnt, vergezeld van een piepsignaal.
en
Er wordt een corrigerende actie uitge-
voerd op het stuursysteem.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (15/17)
13
12
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.88
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Als het voertuig een aanhanger of caravan
trekt, kunnen onverwachte of onnodige cor-
recties optreden. In dat geval kunt u de ge-
avanceerde veiligheidsfunctie uitschakelen
om onverwachte of onnodige correcties te
vermijden.
storingen
Als er een storing optreedt, verschijnen de
controlelampjes © en of, af-
hankelijk van het voertuig, de gele controle-
lampjes © en , samen met het
bericht Controleer camera voor, Controleer
radar voor, Controleer camera/radar of
Controleer zijsensoren.
Ga naar een merkdealer.
Omstandigheden waarin het systeem
niet wordt ingeschakeld
Het systeem kan niet worden ingeschakeld
wanneer:
de achteruitversnelling is ingeschakeld;
het gezichtsveld van de camera is belem-
merd;
de voorste radar is afgedekt;
de achterste radars zijn afgedekt;
het controlelampje û wordt weerge-
geven.
Als een van de zijradars is afgedekt, ver-
schijnt het controlelampje of, afhan-
kelijk van de auto, het gele controlelampje
, samen met het bericht Zijsensoren
geen zicht. Reinig het gebied waar de sen-
soren zich bevinden.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak
die door het systeem wordt herkend, ver-
schijnt het controlelampje of, afhan-
kelijk van de auto, het gele controlelampje
, samen met het bericht “Aanhanger:
zijradars OFF” om te melden dat de noodrij-
strookassistent niet actief is.
De noodrijstrookassistent
(vervolg)
Tijdelijk niet beschikbaar:
de streep wordt zeer snel overschreden;
er wordt continu over een streep gere-
den;
ongeveer vier seconden na het wisselen
van baan;
scherpe bochten;
slecht zicht;
richtingaanwijzer inschakelen;
sterke acceleratie;
– noodstop;
de rijstrookbreedte verandert;
actief noodremsysteem bedienen.
– ...
Als een van de radars is afgedekt is, ver-
schijnt, afhankelijk van de auto, het bericht
Controleer zijsensoren.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (16/17)
2.89
NLD_UD81085_3
Sécurité avancée (XFK - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Een botsing kan de uitlijning van de camera of de radar(s) wijzigen, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren werken.
Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de camera of de radars (vervangingen, reparaties, aanpassingen aan de voorruit, enz.) moeten
worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
bedekte voorruit (vuil, ijs, sneeuw, condensatie enzovoort).
een complexe omgeving (tunnel, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.).
slecht zicht (nacht, mist enz.);
de wegmarkeringen zijn onregelmatig of moeilijk te onderscheiden (bijv. gedeeltelijk gewist, grote onderlinge afstand, vervormd wegdek);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s, enz.);
de weg is smal, bochtig of golvend (scherpe bochten enzovoort);
u rijdt dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook.
In dit geval reageert de geavanceerde veiligheidsfunctie mogelijk onjuist of helemaal niet.
Risico van ongewenste, onjuiste correctie of geen correctie van de verplaatsingsrichting.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
het cameragebied (aan de kant van de voorruit of de binnenspiegel) of de radargebieden zijn beschadigd;
de voorruit is gebarsten of vervormd (voer geen reparaties uit aan dit gedeelte van de voorruit; laat deze vervangen door een merkdealer);
de auto wordt gesleept (bij pech);
U rijdt niet op een geasfalteerde weg.
GEAVANCEERDE VEILIGHEID (17/17)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alerte de détection de fatigue ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.90
NLD_UD67905_1
Détecteur de fatigue (XFK - Renault)
Alerte détection de fatigue
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (1/2)
De vermoeidheidsdetectie is een nuttige
functie op eentonige wegen (zoals autosnel-
wegen).
Het rijgedrag van de bestuurder wordt ge-
analyseerd met inachtneming van de ge-
beurtenissen om u te informeren bij elk risico
op vermoeidheid, zoals:
– stuurwielbeweging;
acties van de bestuurder op andere voor-
zieningen (richtingaanwijzers, ruiten-
sproeier, enz.);
gereden tijd zonder pauze;
– ...
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden, in geval van
vermoeidheid. Deze functie
neemt niet de taak van de be-
stuurder over.
In geen geval kan deze functie de oplet-
tendheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder tijdens het rijden vervangen.
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een multimediascherm 1
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer ON of OFF.
1
De functie wordt standaard geactiveerd
telkens wanneer de auto wordt gestart.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.91
NLD_UD67905_1
Détecteur de fatigue (XFK - Renault)
– druk de schakelaar 3 achtereenvolgens
omhoog of omlaag tot u bij het menu
Waarschuwing vermoeidheidsdetectie
komt en druk op de schakelaar 2 OK.
Druk opnieuw op de schakelaar 2 OK om
de functie in of uit te schakelen.
Werking
De functie is gereed om te waarschuwen
als:
er gedurende ten minste vijf minuten met
het voertuig wordt gereden elke keer
nadat het voertuig is gestopt;
– de voertuigsnelheid hoger is dan onge-
veer 65 km/u;
en
Na het verwijderen van de vorige waar-
schuwing zijn er ongeveer 10 minuten
verstreken.
De functie geeft een waarschuwing als
het systeem herhaaldelijk tekenen van ver-
moeidheid detecteert bij de bestuurder.
WAARSCHUWING VERMOEIDHEIDSDETECTIE (2/2)
Als het gevaar van vermoeidheid bestaat,
verschijnt het bericht “Vermoeidh. det. Neem
een pauze” op het instrumentenpaneel,
samen met een geluidssignaal.
Druk op de schakelaar 2 OK om de waar-
schuwing te wissen.
Het is raadzaam om zo snel mogelijk te
stoppen voor een pauze.
Opmerking:
Als de waarschuwing niet verdwijnt als u
drukt op 2 OK, wordt de piep herhaald.
De functie kan een bepaalde rijstijl inter-
preteren als een teken van vermoeidheid
(“sportief” rijden, onjuist rijden, enz.) of
van rijden op een weg in slechte staat.
storingen
Als het systeem een storing detecteert, ver-
schijnt het bericht “Controleer Vermoeidh.
det.” op het instrumentenpaneel. Roep de
hulp in van een merkdealer.
2
Auto’s zonder een multimediascherm
Houd met stilstaande auto de schake-
laar 2 OK ingedrukt om naar het instel-
lingenmenu te gaan.
– Schakel 3 zolang omhoog of omlaag tot u
bij het menu “Rijondersteun.” komt. Druk
op de schakelaar 2 OK.
3
alerte de survitesse ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
détection de panneaux : alerte de survites-
se ...............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.92
NLD_UD79449_3
Détection de panneaux de signalisation routière (XFK - Renault)
Voor auto’s die hiermee zijn uitgerust, wordt
ook de informatie van het navigatiesysteem
gebruikt.
Als de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid aanpassen
aan de snelheid aangegeven door het sys-
teem.
Als de maximumsnelheid wordt overschre-
den, wordt de bestuurder op het instrumen-
tenpaneel gewaarschuwd.
Als een auto met een navigatiesysteem in
een land rijdt met andere snelheidseenhe-
den dan die van de auto, wordt de snel-
heidslimiet weergegeven in de eenheid van
het desbetreffende land, samen met de om-
gerekende snelheidslimiet in de eenheid van
het instrumentenpaneel van de auto.
Détection de panneaux de signalisation routière
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (1/4)
Opmerking: op auto’s die niet zijn uitgerust
met een navigatiesysteem en, wanneer u in
een land rijdt waar de snelheidseenheden
verschillen van die van uw voertuig, kunt u
handmatig de bijbehorende snelheidseen-
heid op het instrumentenpaneel selecteren
om de passende informatie te verkrijgen
1.123.
In landen waarin op bepaalde typen wegen
langzamer moet worden gereden als het
regent, kan de maximumsnelheid automa-
tisch worden aangepast nadat de ruitenwis-
sers enkele seconden zijn gebruikt in auto’s
met een navigatiesysteem.
Bijzondere omstandigheden
Het systeem houdt geen rekening met uit-
zonderlijke snelheidsbeperkingen, bijvoor-
beeld op dagen waarop de luchtverontreini-
ging piekt.
Het systeem detecteert aan de kant van de
weg verkeersborden die de maximumsnel-
heid aangeven en geeft de maximumsnel-
heid op het instrumentenpaneel weer.
Deze functie gebruikt vooral de informatie
van de camera 1 op de voorruit, achter de
achteruitkijkspiegel.
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, damp enzo-
voort).
1
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.93
NLD_UD79449_3
Détection de panneaux de signalisation routière (XFK - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (2/4)
Inschakelen/uitschakelen van
het systeem
Auto’s met een multimediascherm 2
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uit-
schakelen van de functie.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Als de functie actief is, kunt u afhanke-
lijk van de landelijke wetgeving de optie
“Risicozones tonen” activeren. Het systeem
vertelt u hoe ver u van deze zone bent ver-
wijderd en zodra u deze zone inrijdt.
Auto’s zonder een multimediascherm
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 3 om het tabblad
Voertuig weer te geven.
Druk herhaaldelijk op 4 of 5 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 6 OK;
Druk herhaaldelijk op 4 of 5 om het menu
“RIJHULPSYSTEMEN” weer te geven.
Druk op de schakelaar 6 OK;
Druk op 4 of 5 om het menu “Waarsch.
snel.” weer te geven en druk op de scha-
kelaar 6 OK;
Druk op de schakelaar 6 OK om de func-
tie te activeren of te deactiveren:
= functie ingeschakeld;
< functie uitgeschakeld.
2
4
5
3
6
2.94
NLD_UD79449_3
Détection de panneaux de signalisation routière (XFK - Renault)
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (3/4)
Werkzaamheden
Controleen waarschuwingslampjes
De functie geeft de volgende waarschu-
wingslampjes weer:
7 Verkeersborden met een maximumsnel-
heid
8 Extra verkeersborden (begin of einde van
zone “Niet inhalen”, maximumsnelheid
op- of afrit, snelheid voor rijden met een
caravan, maximumsnelheid geldend voor
een bepaalde afstand, enz.).
78Als de maximumsnelheid wordt overschre-
den, knippert de cirkel rond het paneel
(waarschuwingslampje 7) en is een geluids-
signaal te horen om de bestuurder te waar-
schuwen.
Verschil in limietsnelheid of
kruissnelheid
Als de ingestelde snelheid van de snelheids-
begrenzer, snelheidsregelaar of adaptieve
snelheidsregelaar afwijkt van de gedetec-
teerde snelheidswaarde, houdt u de vol-
gende schakelaars ingedrukt:
9 (RES/+) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
hogen;
10 (SET/-) om de snelheid van de mel-
ding tot de gedetecteerde snelheid te ver-
lagen.
10
9
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.95
NLD_UD79449_3
Détection de panneaux de signalisation routière (XFK - Renault)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de
waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet
altijd de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de
aanwijzingen van het systeem.
Het systeem detecteert verkeersborden die de maximumsnelheid aangeven, maar geen
andere borden (bijv. op- en afritten naar of vanuit stedelijke gebieden, enz.).
Het systeem detecteert mogelijk niet alle snelheidsborden of interpreteert ze mogelijk ver-
keerd.
De bestuurder mag deze borden die niet door het systeem worden gedetecteerd, niet nege-
ren en moet zich altijd aan de verkeersborden en het verkeersreglement houden.
Bij slecht zicht (mist, sneeuw, vorst ...) geeft het systeem wellicht niet de juiste maximum-
snelheid aan.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzin-
gen van het systeem.
storingen
Het systeem kan de snelheidsbeperking niet
detecteren:
de voorruit niet schoon is;
de camera verblind wordt door de zon;
bij onvoldoende zicht (‘s nachts, bij mist,
enz.);
als de verkeersborden onleesbaar (door
sneeuw, enz.) of verborgen zijn (achter
een andere auto of bomen);
als de informatie van het navigatiesys-
teem niet actueel is.
DETECTIE VAN VERKEERSBORDEN (4/4)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
limiteur de vitesse ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
alerte de survitesse ...................................
(page courante)
commandes ...............................................
(page courante)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.96
NLD_UD82617_3
Limiteur de vitesse (XFK - Renault)
Limiteur de vitesse
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
2 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
3 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verlagen (SET/-).
4 Schakelaar om de maximumsnelheid te
activeren en te verhogen of om de op-
geslagen maximumsnelheid in te stellen
(RES/+).
5 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde maximumsnelheid blijft in het ge-
heugen) (0).
De snelheidsbegrenzer bestuurt de motor
en het remsysteem om te zorgen dat een
door u gekozen rijsnelheid niet wordt over-
schreden; deze snelheid noemen we de li-
mietsnelheid.
SNELHEIDSBEGRENZER (1/4)
U kunt de snelheidsbegrenzer koppelen
aan de functie “Detectie van verkeers-
borden”. 2.92.
2
1
3
4
5
2.97
NLD_UD82617_3
Limiteur de vitesse (XFK - Renault)
Het rijden
Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld
maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals
bij een auto zonder de functie snelheidsbe-
grenzer.
Zodra u de ingestelde snelheid bereikt, over-
schrijdt de auto de ingestelde snelheid niet,
ook niet als u het gaspedaal verder indrukt,
behalve indien nodig (raadpleeg de para-
graaf “Overschrijding van de maximumsnel-
heid”).
SNELHEIDSBEGRENZER (2/4)
Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt
u op de schakelaar 4 (RES/+) of de schake-
laar 3 (SET/-): de streepjes worden door de
maximumsnelheid vervangen. Afhankelijk
van de auto brandt het waarschuwings-
lampje 6 wit.
De minimale opgeslagen snelheid is
30 km/u.
6
Inschakelen
Druk op de schakelaar 1. Het waarschu-
wingslampje 6 wordt grijs weergegeven. Het
bericht “Begrenzer Ingeschakeld” verschijnt
op het instrumentenpaneel, tezamen met
streepjes om aan te geven dat de functie
snelheidsbegrenzer werkt en wacht tot een
maximumsnelheid wordt opgeslagen.
6
1
3
4
2.98
NLD_UD82617_3
Limiteur de vitesse (XFK - Renault)
Verandering van de ingestelde
maximumsnelheid
U kunt de ingestelde maximum snelheid ver-
anderen door (het achter elkaar indrukken of
het lang ingedrukt houden) van:
de schakelaar 4 (RES/+) om de snelheid
te verhogen;
de schakelaar 3 (SET/-) om de snelheid
te verlagen.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mum snelheid te overschrijden door: zo snel
en diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het “zware punt”)
Tijdens het overschrijden van de snelheid
knippert de snelheid in het rood op het in-
strumentenpaneel. Laat vervolgens het gas-
pedaal los: de functie snelheidsbegrenzer
treedt weer in werking zodra u langzamer
rijdt dan de in het geheugen opgeslagen
snelheid.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximum snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de maximumsnelheid niet vasthouden: de
opgeslagen snelheid knippert in het rood
op het instrumentenpaneel en er klinkt met
regelmatig interval een geluidssignaal om u
hiervan op de hoogte te brengen.
Als de functie snelheidsbe-
grenzer (na verschillende po-
gingen om deze in te schake-
len) niet beschikbaar is, neemt
u contact op met een merkdealer.
SNELHEIDSBEGRENZER (3/4)
3
4Tijdelijk niet beschikbaar
Het systeem laat uw auto versnellen en
vertragen met behulp van de motor en
het remsysteem. De remmen worden
geactiveerd om de ingestelde snelheid
aan te houden, met een beperkte rem-
capaciteit. Bij een steile afdaling, bijvoor-
beeld in een bergachtig gebied, kiest u
een lagere versnelling om te profiteren
van het afremmen op de motor.
Om de belasting van het remsysteem
te verminderen en te voorkomen dat
de remmen oververhit raken, kan de
snelheidsbegrenzer tijdelijk worden uit-
geschakeld. U krijgt dan de melding
Controleer begrenzer”. Het bericht ver-
dwijnt wanneer de functie weer beschik-
baar is.
Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.
2.99
NLD_UD82617_3
Limiteur de vitesse (XFK - Renault)
SNELHEIDSBEGRENZER (4/4)
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de schake-
laar 5 (0). De maximumsnelheid wordt op-
geslagen en op het instrumentenpaneel grijs
weergegeven.
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid is opgeslagen, kunt u deze
oproepen door op de schakelaar 4 te druk-
ken.
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
als u op de schakelaar 2 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsregelaar gese-
lecteerd en er is geen opgeslagen snel-
heid.
Het controlelampje 6 verdwijnt om te beves-
tigen dat de functie niet langer actief is.
Als de functie snelheidsbegrenzer in de
modus stand-by is gezet, drukt u op de
schakelaar 3 om de functie weer te ac-
tiveren zonder de opgeslagen snelheid
te gebruiken: de actuele snelheid van de
auto wordt gebruikt.
2
1
3
4
5
66
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur de vitesse .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulateur - limiteur de vitesse ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes ...............................................
(page courante)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.100
NLD_UD78503_3
Régulateur de vitesse (XFK - Renault)
De snelheidsregelaar bestuurt de motor en
het remsysteem om te zorgen dat een door
u gekozen rijsnelheid wordt aangehouden;
deze snelheid noemen we de kruissnel-
heid.
Vanaf 30 km/u kunt u de snelheid traploos
instellen.
Régulateur de vitesse
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om
zich aan de snelheidslimieten te houden
en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto.
De snelheidsregelaar moet niet gebruikt
worden in druk verkeer, op een bochtige
of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezel-
steentjes) en als de weersomstandighe-
den ongunstig zijn (mist, regen, zijwind,
enz.).
Kans op ongevallen.
Bediening
1 Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.
2 Schakelaar om de ingestelde snelheid
(SET/-) te activeren en te verlagen.
3 Schakelaar om de ingestelde snelheid te
activeren en te verhogen of om de inge-
stelde snelheid (RES/+) uit het geheugen
op te roepen.
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.
SNELHEIDSREGELAAR (1/5)
1
5
2
3
4
U kunt de snelheidsregelaar koppelen
aan de functie “Detectie van verkeers-
borden”. 2.92.
2.101
NLD_UD78503_3
Régulateur de vitesse (XFK - Renault)
Het rijden
Als een snelheid in het geheugen is vastge-
legd en de functie snelheidsregelaar is inge-
schakeld, kunt u uw voet van het gaspedaal
nemen.
Let op: u moet de voeten dicht
bij de pedalen te houden om te
kunnen ingrijpen bij noodsitua-
ties.
Instellen van de snelheid
Druk, terwijl de auto rijdt met een constante
snelheid hoger dan ongeveer 30 km/u, op
de schakelaar 2 (SET/-) of de schakelaar 3
(RES/+) : de functie wordt ingeschakeld en
de huidige snelheid wordt gebruikt.
De streepjes worden vervangen door de in-
gestelde snelheid. De ingestelde snelheid is
bevestigd wanneer de opgeslagen snelheid
en het waarschuwingslampje groen worden
weergegeven 6.
Als u de functie probeert in te schakelen
wanneer u minder dan 30 km/u rijdt, ver-
schijnt het bericht “Snelh. ongeldig” en blijft
de functie uitgeschakeld.
Inschakelen
Gebruik schakelaar 1.
Het waarschuwingslampje 6 wordt grijs
weergegeven.
Het bericht “Regelaar Ingeschakeld” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, tezamen
met streepjes om aan te geven dat de snel-
heidsregelaar actief is en klaar is voor het
opslaan van een ingestelde snelheid.
SNELHEIDSREGELAAR (2/5)
6
6
1
2
3
2.102
NLD_UD78503_3
Régulateur de vitesse (XFK - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (3/5)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken.
Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid rood op het instrumentenpaneel.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
secondes gaat uw auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert in het
rood op het instrumentenpaneel om u hier-
van op de hoogte te brengen.
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
de schakelaar 2 (SET/-) om de snelheid
te verlagen;
de schakelaar 3 (RES/+) om de snelheid
te verhogen.
Opmerking: Druk op een van de schake-
laars en houd deze ingedrukt om de snel-
heid trapsgewijs te wijzigen.
Als de functie snelheidsrege-
laar niet meer beschikbaar is
(na verschillende pogingen om
deze te activeren), neemt u
contact op met een erkende dealer.
2
3Tijdelijk niet beschikbaar
Het systeem laat uw auto versnellen en
vertragen met behulp van de motor en
het remsysteem. De remmen worden
geactiveerd om de ingestelde snelheid
aan te houden, met een beperkte rem-
capaciteit. Bij een steile afdaling, bijvoor-
beeld in een bergachtig gebied, kiest u
een lagere versnelling om te profiteren
van het afremmen op de motor.
Om de belasting van het remsysteem
te verminderen en te voorkomen dat de
remmen oververhit raken, kan de snel-
heidsregelaar tijdelijk worden uitgescha-
keld. U krijgt dan de melding “Controleer
regelaar”. Het bericht verdwijnt wanneer
de functie weer beschikbaar is.
Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.
2.103
NLD_UD78503_3
Régulateur de vitesse (XFK - Renault)
Oproepen van de ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze worden opgeroepen, als
de omstandigheden dat toelaten (verkeers-
drukte, staat van het wegdek, weersomstan-
digheden, enz.). Druk op de schakelaar 3
(RES/+) als de snelheid van de auto hoger
is dan 30 km/u.
Als de snelheid is opgeslagen, verschijnt de
kruissnelheid groen op het display om de ac-
tivering van de snelheidsregelaar te beves-
tigen. Afhankelijk van de auto verschijnt het
controlelampje 6.
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u drukt
op:
de schakelaar 4 (0);
het rempedaal;
het koppelingspedaal langdurig wordt in-
gedrukt of als de auto langdurig in neu-
trale stand blijft op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak;
schakelen naar neutraalstand bij voertui-
gen met een automatische versnellings-
bak.
De ingestelde snelheid wordt opgeslagen en
op het instrumentenpaneel grijs weergege-
ven.
SNELHEIDSREGELAAR (4/5)
NB: als de eerder opgeslagen snelheid veel
hoger is dan de actuele snelheid, trekt de
auto snel op naar deze hogere snelheid.
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 2 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
2
3
4
66
2.104
NLD_UD78503_3
Régulateur de vitesse (XFK - Renault)
SNELHEIDSREGELAAR (5/5)
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsregelaar wordt onder-
broken:
als u op de schakelaar 1 drukt. In dit
geval wordt er geen snelheid meer in het
geheugen opgeslagen;
als u op de schakelaar 5 drukt. In dat
geval wordt de snelheidsbegrenzer gese-
lecteerd en is er geen opgeslagen snel-
heid.
Het controlelampje 6 verdwijnt om te beves-
tigen dat de functie niet langer actief is.
1
5
66
régulateur de vitesse adaptatif ..................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite
régulateur de vitesse adaptatif .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.105
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
Régulateur de vitesse adaptatif
ADAPTIVE CRUISE CONTROL (1/14)
Met de adaptieve snelheidsregelaar (of de
Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar bij
voertuigen met een automatische versnel-
lingsbak) kunt u op basis van informatie van
een radar of camera, de geselecteerde snel-
heid (ook bekend als kruissnelheid) hand-
haven terwijl u op volgafstand blijft van het
voertuig voor u in dezelfde rijstrook.
Bij voertuigen met een automatische ver-
snellingsbak kan de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar, als uw voorligger stopt,
de auto wellicht volledig afremmen en tot
stilstand brengen voordat u weer verder kunt
rijden.
Het systeem laat uw auto versnellen en ver-
tragen met behulp van de motor en het rem-
systeem.
Het maximale bereik van het systeem is on-
geveer 150 m. Dit kan variëren afhankelijk
van de omstandigheden (het terrein, het
weer, enz.).
De adaptieve snelheidsregelaar kan, afhan-
kelijk van de rijomstandigheden (verkeer,
weer, enz.), als volgt worden ingeschakeld:
van 0 tot 170 km/u voor voertuigen met
een automatische versnellingsbak;
van 30 km/u tot 170 km/u voor voertuigen
met een handgeschakelde versnellings-
bak.
De functie wordt aangeduid met het symbool
.
NB:
de bestuurder moet zich houden aan de
maximumsnelheden en veilige afstanden
die gelden in het land waar hij rijdt;
– de adaptieve snelheidsregelaar kan het
voertuig afremmen tot een derde van het
remvermogen. Naargelang van de si-
tuatie moet de bestuurder mogelijk zelf
harder remmen.
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Ook met deze extra rijhulp is de
bestuurder altijd verplicht om
zich aan de snelheidslimieten te houden
en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle
houden over de auto. De bestuurder
moet altijd zijn snelheid aanpassen aan
de omgeving en aan de verkeersom-
standigheden. De adaptieve snelheids-
regelaar mag alleen worden gebruikt op
een autosnelweg of een autoweg met
meerdere rijstroken en gescheiden rij-
richtingen. De snelheidsregelaar mag
niet gebruikt worden in druk verkeer, op
een bochtige of gladde weg (ijzel, aqua-
planing, kiezelsteentjes) en bij slechte
weersomstandigheden (mist, regen, zij-
wind, enz.). Kans op ongevallen.
2.106
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (2/14)
Bedieningsknoppen
3 Veilige afstand instellen
4 Uitschakelen van de functie (de inge-
stelde snelheid blijft in het geheugen) (0).
5 Adaptieve snelheidsregelaar - hoofdknop
voor stoppen/starten .
6 Inschakelen, opslaan en verlagen van de
kruissnelheid (SET/-).
7 Schakelaar om de kruissnelheid te ac-
tiveren en te verhogen of om de kruis-
snelheid (RES/+) uit het geheugen op te
roepen.
Plaats van de camera 1
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, condens enz.).
Plaats van de radar 2
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
5
6
7
34
8
9
10
11
1
2
Het gebied rond de radar en
camera moet schoon worden
gehouden en in dit gebied
mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
2.107
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (3/14)
11
10
9
Weergaven
8 Controlelampje van de adaptieve
snelheidsregelaar.
9 Voorligger.
10 Opgeslagen veilige afstand.
11 Opgeslagen kruissnelheid.
Inschakelen
Gebruik schakelaar 5.
Het controlelampje wordt grijs en het
bericht “Adaptieve regelaar ON” verschijnt
met streepjes die aangeven dat de functie is
ingeschakeld en klaar om een kruissnelheid
op te slaan.
Deze functie kan niet worden ingeschakeld
als:
de parkeerrem is ingeschakeld;
de functie Parkeerhulp is al ingescha-
keld. 2.147.
Het bericht “Adaptieve regel. niet beschik-
baar” verschijnt op het instrumentenpaneel.
Instellen van de snelheid
Wanneer het voertuig stilstaat (voertuigen
uitgerust met een automatische versnel-
lingsbak) of wanneer het voertuig met een
constante snelheid rijdt (alle voertuigen),
drukt u op de schakelaar 6 (SET/-) of 7
(RES/+) om de functie te activeren en de
huidige snelheid op te slaan. De kruissnel-
heid moet minstens 30 km/u zijn.
Belangrijk: houd uw voeten
altijd vlakbij de pedalen om
voorbereid te zijn op alle moge-
lijke situaties.
De streepjes worden vervangen door de
kruissnelheid 11 en de kruissnelheid en het
controlelampje worden groen.
Als u de functie probeert te activeren wan-
neer de voertuigsnelheid hoger is dan
170 km/u of lager dan 30 km/u voor auto’s
met een handgeschakelde versnellingsbak,
verschijnt het bericht “Snelh. ongeldig” en
blijft de functie uitgeschakeld.
Als er een kruissnelheid is opgeslagen en de
regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van
het gaspedaal nemen.
Speciale functie op voertuigen met een
automatische versnellingsbak: Als de
voertuigsnelheid lager is dan ongeveer
30 km/u, wordt de kruissnelheid automatisch
ingesteld op 30 km/u. De auto trekt op totdat
de ingestelde kruissnelheid is bereikt.
8
2.108
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (4/14)
De volgafstand instellen
U kunt op elk moment de veilige afstand ten
opzichte van uw voorligger wijzigen door
herhaaldelijk op de schakelaar 3 te drukken.
De horizontale afstandsmeter op het instru-
mentenpaneel duidt de beschikbare veilige
afstanden aan:
– afstandsmeter A: grote afstand (komt
overeen met ongeveer 2,4 seconden);
De kruissnelheid instellen
U kunt de snelheid wijzigen door een aantal
keren te drukken op de schakelaar 6 of 7
(voor een kleine wijziging) of de schakelaar
ingedrukt te houden (voor een grotere wij-
ziging).
– SET/--schakelaar 6 om de snelheid te
verlagen;
– RES/+-schakelaar 7 om de snelheid te
verhogen.
Bewaking veilige afstand
inschakelen
Zodra de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
verschijnt de standaard veilige afstand 10
in het groen op het instrumentenpaneel. De
standaard veilige afstand komt overeen met
ongeveer twee seconden (zie de volgende
pagina’s).
Als het systeem een voertuig detecteert in
uw rijstrook, verschijnt de omtrek van een
voertuig 9 boven de afstandsmeter 10 op het
instrumentenpaneel.
De snelheid van uw auto wordt continu aan-
gepast aan de snelheid van uw voorligger.
Indien nodig remt uw auto (de remlichten
gaan branden) om de afstand die het instru-
mentenpaneel aangeeft, te bewaren.
Opmerking: de grootte van de omtrek 9 va-
rieert afhankelijk van de afstand tussen u en
uw voorligger. Hoe groter de omtrek, hoe
dichterbij uw voorligger.
A
B
C
D
6
7
3
2.109
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de kruissnelheid van de auto altijd
verhogen door het gaspedaal in te drukken.
Als de kruissnelheid wordt overschreden,
wordt deze 11 rood.
De afstandsmeter knippert als de afstand
tussen uw auto en uw voorligger kleiner is
dan de ingestelde veilige afstand: de functie
“Veilige afstand” is niet langer actief.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (5/14)
De volgafstand instellen
(vervolg)
– afstandsmeter B: middelgrote afstand 2
(komt overeen met ongeveer 2 secon-
den);
– afstandsmeter C: middelgrote afstand 1
(komt overeen met ongeveer 1,6 secon-
den);
– afstandsmeter D: kleine afstand (komt
overeen met ongeveer 1,2 seconden).
De geselecteerde afstandsmeter wordt
groen. De andere meters blijven grijs.
Opmerking: u moet de ingestelde afstand
afstemmen op de verkeersdrukte, de lokale
regelgeving en de weersomstandigheden.
De veilige afstand wordt standaard aan-
gepast via de afstandsmeter B.
Laat het gaspedaal los: de snelheidsrege-
laar en veilige afstand gaan automatisch
terug naar de eerder gekozen instellingen.
Inhaalmanoeuvre
Als u uw voorligger wilt inhalen, activeert
u de indicator om de regeling veilige af-
stand tijdelijk te annuleren zodat de auto
voldoende kan versnellen om de auto in te
halen.
11
11
2.110
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (6/14)
Als u de adaptieve snelheids-
regelaar in stand-by zet of uit-
schakelt, leidt dit niet tot een
snelle vertraging van de auto:
als u wilt remmen, moet u het rempedaal
indrukken.
In alle gevallen wordt stand-by bevestigd
doordat de controlelampjes grijs worden en
het bericht “Adaptieve regel. niet beschik-
baar” verschijnt.
Onderbreken van de functie
U kunt de functie als volgt in stand-by zetten:
druk op de schakelaar 4 (0);
druk tijdens het rijden op het rempedaal.
De functie wordt uitgeschakeld door het sys-
teem als:
U zet de automatische versnellingsbak
op P of N.
U schakelt de achteruitversnelling in.
– de autogordel van de bestuurder wordt
losgemaakt;
een van de portieren of kleppen wordt ge-
opend;
op de start/stop-knop van de motor wordt
gedrukt;
de helling te steil is;
de auto harder rijdt dan 180 km/u;
Bepaalde rijhulpmiddelen en correctie-
systemen worden ingeschakeld (actieve
noodstop, ABS, ESC enz.);
Als het koppelingspedaal langdurig wordt
ingedrukt of langdurig in neutrale stand
blijft, op voertuigen met een handgescha-
kelde versnellingsbak.
Stoppen en starten bij
voertuigen met een
automatische versnellingsbak
Als uw voorligger vertraagt, wordt de snel-
heid van uw auto aangepast; indien nodig tot
volledige stilstand (bijv. in druk verkeer). De
auto stopt op een paar meter van de voorlig-
ger. De Stop and Start-functie kan de motor
op stand-by zettens 2.8.
Als de voorligger weer optrekt:
als de auto niet langer dan ongeveer drie
seconden stilstond, trekt deze automa-
tisch weer op zonder actie van de be-
stuurder;
als de auto langer dan ongeveer drie se-
conden stilstond, moet u drukken op het
gaspedaal of op de knop 7 (RES/+) om
de auto te laten vertrekken. Het bericht
Druk op RES/+ of accelereer” verschijnt
ter bevestiging.
Als de auto langer dan ongeveer drie mi-
nuten stilstond, wordt de automatische par-
keerrem ingeschakeld en de Stop and Go
snelheidsregelaar uitgeschakeld. Het con-
trolelampje verdwijnt om te bevestigen
dat de functie uitgeschakeld.
74
2.111
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
Afhankelijk van de situatie geeft het systeem
een geluidssignaal in combinatie met:
de oranje waarschuwing E als de aan-
dacht van de bestuurder vereist is;
of
de rode waarschuwing F samen met het
bericht “Remmen”, als onmiddellijke actie
van de bestuurder vereist is.
Reageer altijd gepast op alle waarschu-
wingen en voer de nodige manoeuvres
uit.
E
F
Waarschuwingen “Neem de
controle over”
In sommige situaties (u nadert een veel
langzamer voertuig, er is een voorligger die
snel van rijstrook wisselt, enz.) heeft het
systeem wellicht geen tijd om te reage-
ren.
Stand-by afsluiten
Op basis van de opgeslagen
kruissnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, kan deze in de juiste omstandighe-
den (verkeersdrukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden opge-
roepen. Druk op de schakelaar 7 (RES/+) in
het bereik van bevestigde snelheden.
Als u de opgeslagen snelheid oproept, wordt
het inschakelen van de regelaar bevestigd
doordat de ingestelde snelheid groen op-
licht.
Opmerking: als de opgeslagen snelheid
veel hoger is dan de huidige snelheid, trekt
de auto op naar deze hogere snelheid.
Op basis van de huidige snelheid
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk op
de schakelaar 6 (SET/-), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen; de
actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (7/14)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
2.112
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (8/14)
Uitschakelen van de functie
De werking van de adaptieve snelheidsre-
gelaar wordt onderbroken als u drukt op de
schakelaar 5.
Het controlelampje verdwijnt om te be-
vestigen dat de functie niet langer actief is.
Tijdelijk niet beschikbaar
De radar kan voertuigen detecteren die vóór
uw auto rijden. Het systeem werkt niet goed
als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord.
Als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord,
verschijnt het bericht “Radar voor geen
zicht” en wordt de adaptieve snelheidsre-
gelaar onderbroken. Het groene controle-
lampje verdwijnt om te bevestigen dat
de functie automatisch is uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt, gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of afgedekt door accessoires aan de
voorzijde van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo, enz.).
In bepaalde geografische omstandigheden
kan de functie worden gestoord, zoals:
– droge zones, tunnels, lange bruggen of
weinig gebruikte wegen zonder wegmar-
keringen, borden of bomen in de buurt;
een militaire zone of een luchthaven.
Als u deze gebieden verlaat, zal de functie
weer werken.
Als het bericht niet verdwijnt nadat de motor
opnieuw wordt gestart, moet u altijd een
merkdealer raadplegen.
storingen
Als er een storing is in de werking van de
adaptieve snelheidsregelaar, verschijnt het
bericht “Controleer regelaar” op het instru-
mentenpaneel en wordt de functie uitge-
schakeld.
Als er een storing is in één of meer onder-
delen van het systeem, wordt de adaptieve
snelheidsregelaar onderbroken.
Het controlelampje © verschijnt samen
met, afhankelijk van de storing, een van de
volgende berichten:
– “Controleer camera voor”;
– “Controleer radar voor”;
– “Controleer camera/radar”;
– “Controleer voertuig”.
Ga naar een merkdealer.
5
2.113
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (9/14)
Beperkingen van de werking van
het systeem
Autodetectie
Het systeem detecteert alleen voertuigen
(auto’s, trucks, motoren) die in dezelfde rich-
ting rijden als uw auto.
Een auto die invoegt in uw rijstrook (bijv. G)
wordt pas door het systeem herkend als
deze in de detectiezones van de camera en
radar komt.
Het systeem kan de auto abrupt of gelei-
delijk laten afremmen.
Wat niet door het systeem wordt gedetec-
teerd:
voertuigen die op kruispunten aankomen:
afritten (bijv. H), enz.;
auto’s die aan de verkeerde kant van
de weg rijden of die achteruit naar u toe
rijden.
Detectie in een bocht
Als u een bocht inrijdt, kan de radar en/of
camera wellicht tijdelijk niet in staat zijn om
een voorligger te detecteren (bijv. J).
Het systeem kan de auto laten versnel-
len.
Als u een bocht uitrijdt, kan de detectie van
voorliggers verstoord of vertraagd worden.
Het systeem kan de auto abrupt of gelei-
delijk laten afremmen.
G
De adaptieve snelheidsregelaar mag
alleen worden gebruikt op een autosnel-
weg of een autoweg met meerdere rij-
stroken en gescheiden rijrichtingen.
JH
2.114
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
Detectie van voertuigen in aangrenzende
rijstroken
Het systeem kan voertuigen detecteren die
op een aangrenzende rijstrook rijden als:
u in een bocht rijdt (bijv. K);
u rijdt op een weg met smalle rijstroken;
de snelheid van de auto’s op de aan-
grenzende rijstrook lager is en als één
van deze auto’s te dicht bij een andere
rijstrook rijdt.
Het systeem kan de auto ten onrechte
laten vertragen of afremmen.
Auto’s die verborgen zijn door
hoogteverschillen in de weg
Het systeem kan geen voertuigen detecte-
ren die verborgen zijn door hoogteverschil-
len in de weg of die zich buiten de detec-
tiezones van de camera en radar bevinden
doordat u een helling op- of afrijdt.
Auto’s buiten de detectiezones van
camera en radar
Het systeem reageert laat of helemaal
niet als de auto’s zich buiten de detectiezo-
nes van de camera en radar bevinden, met
name in deze gevallen:
voertuigen die voorwerpen transporteren
die langer zijn dan de lijn;
het gedeelte van een lang voertuig
(bijv. L) dat buiten de radardetectiezone
valt (bouwmachines, sleepwagens die
landbouwmachines verslepen, enz.);
voertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden;
smalle voertuigen die zeer dichtbij zijn
(bijv. M).
KLM
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (10/14)
2.115
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
Stilstaande en langzaam rijdende
voertuigen
Als uw snelheid hoger is dan ongeveer
50 km/u, detecteert het systeem geen:
stilstaande voertuigen (bijv. N);
zeer langzaam rijdende voertuigen.
Als uw snelheid lager is dan ongeveer 50
km/u, reageert het systeem wellicht niet
of zeer laat op:
stilstaande voertuigen (bijv. N);
zeer langzaam rijdende voertuigen;
N
– voorliggers12 die wisselen van rijstrook
en zo een stilstaande auto onthullen 13
(bijv. P).
12
13
Wees altijd klaar om de bediening van
de auto over te nemen bij stilstaande
of zeer langzaam rijdende voertuigen
(bijv. N).
De adaptieve snelheidsregelaar kan
geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
P
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (11/14)
2.116
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
Geen detectie van vaste obstakels en
kleine objecten
Wat niet door het systeem wordt gedetec-
teerd:
voetgangers, fietsers, scooters, enz.;
– dieren;
vaste obstakels (tolpoorten, muren,
enz.). (bijv. Q).
Deze worden niet herkend door het sys-
teem. Ze kunnen geen alarm of reactie van
het systeem activeren.
Q
Detectie van voertuigen die met hoge
snelheid in de rijstrook komen
Als uw voertuig wordt ingehaald door een
ander voertuig dat met hoge snelheid rijdt 14
(motor, auto, enz.) (bijv. R) en dit voertuig
komt tijdelijk tussen u en uw voorligger 15,
kan dit leiden tot overmatig accelereren,
vertragen of remmen.
R
14
15
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (12/14)
2.117
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (13/14)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Dit is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de
verantwoordelijkheid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen
van het systeem.
Met uitzondering van lijnen die rijstroken aanduiden, worden verkeersaanduidingen (verkeerslichten, borden, zebrapaden, enz.) niet herkend
door het systeem. Deze kunnen geen alarm of reactie van het systeem activeren.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
De adaptieve snelheidsregelaar mag alleen worden gebruikt op een autosnelweg of een autoweg met meerdere rijstroken en ge-
scheiden rijrichtingen.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel het systeem uit en neem contact op met een merkdealer.
– Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit, lakwerk, enz.)
moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
de auto op een bochtige weg rijdt;
de auto wordt gesleept (bij pech);
de auto een aanhangwagen of caravan trekt;
de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur;
de auto bij een tolwegpoort, een gebied met wegwerkzaamheden of in een smalle rijstrook komt;
de auto een zeer steile helling op- of afrijdt;
het zicht slecht is (verblindend zonlicht, mist, enz.);
de auto rijdt op een glad wegdek (regen, sneeuw, grind, enz.);
de weersomstandigheden slecht zijn (regen, sneeuw, zijwind, enz.);
de radarzone is beschadigd (schokken, inslagen, enz.);
de camerazone is beschadigd (bijv. de binnen- of buitenkant van de voorruit);
de voorruit is gebarsten of vervormd.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
2.118
NLD_UD78504_2
Régulateur de vitesse adaptatif (XFK - Renault)
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen, zoals:
de voorruit of de radarzone is bedekt (vuil, ijs, sneeuw, condensatie, kentekenplaat, enz.);
een complexe omgeving (tunnel, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.);
slecht zicht (nacht, mist enz.);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s, enz.);
een smalle, bochtige of heuvelige weg (scherpe bochten, enz.);
een langzame auto met een groot verschil van snelheid;
gebruik van matten die niet geschikt zijn voor de auto. Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden ge-
bruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet
meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
In deze gevallen kan het systeem ten onrechte grijpen.
Risico van onbedoeld remmen of versnelling.
Onvoorziene situaties kunnen gevolgen hebben voor de werking van het systeem. Bepaalde objecten of auto’s die in de herkenningszone
van de camera of de radar verschijnen, kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd door het systeem. Dit kan leiden tot onterecht versnellen of
vertragen.
U moet altijd uitkijken voor plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Houd altijd de auto onder con-
trole door uw voeten vlakbij de pedalen te houden, zodat u voorbereid bent op elke situatie.
ADAPTIEVE SNELHEIDSREGELAAR (14/14)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistant Autoroute et Trafic ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.119
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Assistant Autoroute et Trafic
De Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar
De Stop and Go snelheidsregelaar gebruikt
informatie van een radar of camera om de
auto op een bepaalde ingestelde snelheid -
de kruissnelheid - te houden, op een veilige
afstand van uw voorligger.
Als uw voorligger afremt, kan de Stop and
Go snelheidsregelaar uw auto afremmen tot
volledige stilstand en vervolgens weer laten
vertrekken.
Het systeem laat uw auto versnellen en ver-
tragen met behulp van de motor en het rem-
systeem.
De Stop and Go snelheidsregelaar kan
worden ingeschakeld van 0 tot 170 km/u,
afhankelijk van de rijomstandigheden (ver-
keer, weer, enz.).
De functie wordt aangeduid met het picto-
gram 2.105.
NB:
de bestuurder moet zich houden aan de
maximumsnelheden en veilige afstanden
die gelden in het land waar hij rijdt;
de Stop and Go adaptieve snelheids-
regelaar kan de auto afremmen tot een
derde van het remvermogen. Naargelang
van de situatie moet de bestuurder mo-
gelijk zelf harder remmen.
SNELWEG- EN FILEHULP (1/16)
Snelweg- en filehulp is een rijhulpsysteem
voor gebruik op de snelweg, tijdens lange
ritten en in files.
Afhankelijk van het voertuig omvat dit sys-
teem de functie adaptieve snelheidsrege-
laar Stop and Go 2.105 en de rijstrook-
centrering.
Wanneer de twee functies allebei zijn inge-
schakeld, kan de bestuurder:
een constante snelheid aanhouden op
basis van een eerder opgeslagen snel-
heid;
de afstand tussen deze auto en de voor-
ligger aanpassen;
de auto in het midden van de rijstrook
houden.
Belangrijk: houd altijd uw
voeten bij de pedalen en uw
handen op het stuurwiel, zodat
u op alles bent voorbereid. De Stop and Go snelheidsregelaar
kan geen noodstop activeren en heeft
slechts een beperkte remcapaciteit.
2.120
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (2/16)
Rijstrookcentrering
De rijstrookcentrering houdt met behulp
van informatie van een camera de auto in
het midden van de rijstrook door de stuurin-
richting te bedienen. Deze functie is alleen
beschikbaar als de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar actief is 2.105.
Als de omstandigheden het toelaten, is de
functie beschikbaar tussen:
ongeveer 0 en 160 km/u met een voorlig-
ger;
of
– ongeveer 60 km/u en 160 km/u zonder
voorligger.
De rijstrookcentrering is een comfortfunctie.
De functie wordt aangeduid met het picto-
gram .
Opmerking: in een scherpe bocht kan
de functie de auto niet goed in zijn baan
houden. De bestuurder moet dan onmiddel-
lijk het stuurwiel bedienen.
Aanvullende informatie
Afhankelijk van de auto kan de functie
“Snelweg- en filehulp” samen met andere rij-
hulpfuncties worden gebruikt:
Opmerkingen:
bij inschakeling van de snelheidsbegren-
zer wordt dit systeem uitgeschakeld;
– het systeem kan niet worden ingescha-
keld als de functie Parkeerhulp actief is;
bij inschakeling van de functie
Rijstrookcentrering worden de functies
Rijstrookassistent en Waarschuwing bij
verlaten rijstrook uitgeschakeld. Deze
worden weer ingeschakeld als de be-
stuurder de Rijstrookcentrering uitscha-
kelt.
2.121
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (3/16)
2
6
4
1
3
7
5
2.122
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Actieve voertuigcontrole 7
Dit systeem verstrekt informatie over de
voertuigdynamica aan de computer 1 (snel-
heid, zijdelingse acceleratie, enz.) en be-
dient het remsysteem om gecontroleerd af
te remmen en de auto stationair te houden.
Computer 1
Ontvangt informatie van de radar en de
camera om de rijrichting en snelheid (ver-
snelling of vertraging) van de auto te bepa-
len. Hiermee kunt u onder andere de sys-
teemparameters voor in- of uitschakelen
regelen (portieren openen, enz.).
Camera 2
Detecteert markeringen op de grond en de
positie van voertuigen op de diverse rijstro-
ken. Vormt een aanvulling op de informatie
vanuit de radar 6.
Zorg ervoor dat de voorruit niet is bedekt
(door vuil, modder, sneeuw, enz.).
Automatische parkeerrem 3
Het houdt de auto stil onder bepaalde om-
standigheden.
Stuurbekrachtiging 4
Bedient de voorwielen om de auto te ver-
plaatsen volgens de gegevens van com-
puter 1. Maakt ook detectie mogelijk van
handen op het stuurwiel.
Motorcomputer 5
Deze bestuurt de motor zodat deze de juiste
versnelling gebruikt.
Radar 6
Berekent de afstand tussen deze auto en de
voorligger.
Het maximale bereik van het systeem is on-
geveer 150 m. Dit kan variëren afhankelijk
van de omstandigheden (het terrein, het
weer, enz.).
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt of gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of verborgen door accessoires aan de
voorkant van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo).
Het gebied rond de radar en
camera moet schoon worden
gehouden en in dit gebied
mogen geen manipulaties
worden uitgevoerd om de goede werking
van het systeem te waarborgen.
SNELWEG- EN FILEHULP (4/16)
2.123
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (5/16)
8
10
11
12
13 14 15
16
17
17
19
18
9
21 20
2.124
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Bedieningsknoppen
8 Veilige afstand instellen
9 Actieve functies in stand-by zetten
(met opgeslagen kruissnelheid) (0).
10 Stop and Go Adaptieve snelheidsre-
gelaar, hoofdknop voor stoppen/star-
ten .
11 Knop voor in- of uitschakelen functie
“Rijstrookcentrering” .
12 Inschakelen, opslaan en verlagen van
de kruissnelheid (SET/-).
13 Schakelaar om de kruissnelheid te ac-
tiveren en te verhogen of om de kruis-
snelheid (RES/+) uit het geheugen op te
roepen.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
14 Waarschuwingslampje Stop and Go
adaptieve snelheidsregelaar .
15 Waarschuwingslampje functie
"Rijstrookcentrering" .
16 Voorligger.
17 Indicatoren voor de linker- en rechter-
streep.
18 Opgeslagen veilige afstand.
19 Opgeslagen kruissnelheid.
20 Controlelampje detectie handen op
stuurwiel .
Stuurwiel 21
De bestuurder moet altijd zijn of haar
handen op het stuurwiel houden. Als er
te veel druk wordt uitgeoefend bij het
draaien aan het stuurwiel, gaat de func-
tie “Rijstrookcentrering” in stand-by zodat
de bestuurder weer controle krijgt over het
voertuig.
In bepaalde situaties (scherpe bochten,
enz.) kan het stuur gaan trillen om de be-
stuurder te waarschuwen dat hij/zij de con-
trole over het voertuig moet overnemen.
Als de bestuurder het stuurwiel niet bedient
(er worden geen handen op het stuurwiel
gedetecteerd), wordt de rijstrookcentrering
na diverse waarschuwingen uitgeschakeld.
SNELWEG- EN FILEHULP (6/16)
2.125
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Functie “Rijstrookcentrering”
inschakelen
Als de Stop and Go adaptieve snelheidsre-
gelaar is ingeschakeld 2.105, drukt u op de
knop 11 om de functie “Rijstrookcentrering”
in te schakelen. Het bericht “Lane keep
assist actief”, het controlelampje 15
en het pictogram verschijnen om te
bevestigen dat de functie is ingeschakeld.
Opmerking: u moet uw handen op het
stuurwiel houden wanneer u de functie
“Rijstrookcentrering” gebruikt. Het picto-
gram verschijnt om te bevestigen dat
de functie is ingeschakeld.
Het waarschuwingslampje 15 wordt
groen en de indicatoren voor de linker- en
rechterstreep 17 verschijnen om te bevesti-
gen dat de functie actief is en uw auto in het
midden van de rijstrook houdt.
Opmerking: als u op knop 11 drukt wan-
neer de adaptieve snelheidsregelaar Stop
and Go niet is geactiveerd, verschijnt het
bericht Activeer eerst Adapt. regelaar op het
instrumentenpaneel.
11
15
1717
SNELWEG- EN FILEHULP (7/16)
2.126
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (8/16)
Als aan de voorwaarden is voldaan, wordt
de auto weer naar het midden van de rij-
strook gestuurd. Het controlelampje 15
en de indicatoren voor de linker- en
rechterstreep 17 worden groen.
de auto sneller rijdt dan ongeveer
160 km/u;
de rijsnelheid lager is dan ongeveer
60 km/u, zonder voorliggers;
de auto een streep raakt of overschrijdt;
het systeem tijdelijk is onderbroken (bij-
voorbeeld: camera afgedekt door vuil,
modder, sneeuw, condens, enz.).
Ook bepaalde acties van de bestuurder
kunnen de functie “Rijstrookcentrering” on-
derbreken:
inschakelen van de knipperlichten;
er wordt te veel kracht gebruikt bij het
draaien aan het stuurwiel.
Het controlelampje 15 verschijnt en
de indicatoren voor de linker- en rechter-
streep 17 worden grijs om te bevestigen dat
de functie in stand-by is.
U kunt op elk moment verplaatsings-
richting van de auto wijzigen door het
stuurwiel te draaien.
Functie “Rijstrookcentrering” op
stand-by
De functie “Rijstrookcentrering” gaat auto-
matisch op stand-by wanneer:
De Stop and Go adaptieve snelheidsre-
gelaar gaat naar stand-by 2.105;
het systeem geen strepen meer detec-
teert, of slechts één streep detecteert in
uw rijstrook;
de rijstrook te smal of te breed is;
het systeem geen handen op het stuur-
wiel detecteert;
De bocht is te scherp.
Belangrijk: houd altijd uw
voeten bij de pedalen en uw
handen op het stuurwiel, zodat
u op alles bent voorbereid.
1717
15
2.127
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Opmerking: in sommige situaties kan de rij-
strookcentrering uw handen op het stuurwiel
mogelijk niet waarnemen, en klinkt er een
signaal:
als de auto op een lange rechte baan rijdt
en de handen van de bestuurder onbe-
weeglijk op het stuur liggen;
als de bestuurder het stuur zeer licht
vasthoudt;
– ...
Als de functie “Rijstrookcentrering” wordt
uitgeschakeld omdat het systeem geen
handen op het stuurwiel waarneemt, blijft de
Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar
actief.
Controlelampje detectie handen
op stuurwiel
Wanneer de functie “Rijstrookcentrering”
uw handen niet meer op het stuurwiel de-
tecteert, worden er diverse waarschuwingen
geactiveerd:
na 15 seconden verschijnt het bericht
Handen aan het stuur houden” in het
geel op het instrumentenpaneel 22;
na ongeveer 30 seconden verschijnt het
bericht “Handen aan het stuur houden” op
het instrumentenpaneel 22 en verschijnt
het rode waarschuwingslampje 20 ,
vergezeld van een geluidssignaal dat
steeds harder klinkt;
na ongeveer 45 seconden gaan de
audiobronnen op stand-by. Het ge-
luidssignaal blijft klinken, het waar-
schuwingslampje 20 gaat uit en
het bericht “Lane keep assist uitge-
schakeld” verschijnt in het rood op het
instrumentenpaneel 22: de functie
“Rijstrookcentrering” wordt uitge-
schakeld.
Als het systeem in de eerste twee waar-
schuwingsfases weer handen op het
stuurwiel waarneemt, stoppen de waar-
schuwingen. De functie houdt de auto
nog steeds in het midden van de rij-
strook.
SNELWEG- EN FILEHULP (9/16)
20
22
2.128
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
In een scherpe bocht
In een scherpe bocht en afhankelijk van de
snelheid van de auto, kan het systeem de
zijwaartse beweging van de auto minder
goed controleren. De bestuurder moet dan
onmiddellijk actie uitvoeren op het stuurwiel,
zodat de functie de auto in het midden van
de rijstrook kan houden.
Als de bestuurder niet ingrijpt, gaat het
stuurwiel trillen om aan te geven dat de auto
een streep gaat overschrijden en dat de be-
stuurder onmiddellijk actie moet nemen.
Het controlelampje 15 en de indica-
toren voor de linker- en rechterstreep 17
worden rood.
Als het voertuig een streep helemaal
overschrijdt en de rijstrook verlaat, gaat
de functie “Rijstrookcentrering” op
stand-by. Het controlelampje 15 ver-
schijnt en de indicatoren voor de linker- en
rechterstreep 17 worden grijs om te bevesti-
gen dat de functie in stand-by is.
SNELWEG- EN FILEHULP (10/16)
1717
15
2.129
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Functie “Rijstrookcentrering”
uitschakelen
De functie “Rijstrookcentrering” wordt uitge-
schakeld wanneer:
Druk op de schakelaar 11. De functie
wordt uitgeschakeld en het bericht Lane
keep assist uitgeschakeld verschijnt ter
bevestiging.
Opmerking: één druk op de scha-
kelaar 11 schakelt de functie
“Rijstrookcentrering” in, maar heeft geen
gevolgen voor de werking van de Stop
and Go adaptieve snelheidsregelaar;
de Stop and Go adaptieve snelheidsre-
gelaar is ingeschakeld 2.105.
Opmerking: één druk op de knop 10
schakelt de functies Stop and
Go adaptieve snelheidsregelaar en
“Rijstrookcentrering” allebei uit.
Het systeem detecteert langer dan onge-
veer 45 seconden geen handen op het
stuurwiel.
Het controlelampje 15 en de indicato-
ren voor de linker- en rechterstreep 17 ver-
dwijnen van het instrumentenpaneel.
SNELWEG- EN FILEHULP (11/16)
10
11 1717
15
2.130
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
SNELWEG- EN FILEHULP (12/16)
Tijdelijk niet beschikbaar
De radar kan voertuigen detecteren die vóór
uw auto rijden. Het systeem werkt niet goed
als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord.
Als de radardetectiezone door iets wordt
bedekt of als het signaal wordt gestoord,
verschijnt het bericht “Radar voor geen
zicht” en wordt de Stop and Go snelheids-
regelaar onderbroken. Het groene controle-
lampje verdwijnt om te bevestigen dat
de functie automatisch is uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat het radargebied niet wordt
geblokkeerd (door vuil, modder, sneeuw of
een slecht gemonteerde nummerplaat voor)
of wordt geraakt of gewijzigd (bijv. met auto-
lak) of verborgen door accessoires aan de
voorkant van het voertuig (bijv. op de grille
of het logo).
In bepaalde geografische omstandigheden
kan de functie worden gestoord, zoals:
– droge zones, tunnels, lange bruggen of
weinig gebruikte wegen zonder wegmar-
keringen, borden of bomen in de buurt;
een militaire zone of een luchthaven.
Als u deze gebieden verlaat, zal de functie
weer werken.
Als het bericht niet verdwijnt nadat de motor
opnieuw wordt gestart, moet u altijd een
merkdealer raadplegen.
storingen
Als een storing wordt gedetecteerd in de
werking van de Rijstrookcentrering, ver-
schijnt het bericht “Lane keep assist contro-
leren” en wordt de functie uitgeschakeld.
De Stop and Go adaptieve snelheidsrege-
laar blijft in werking.
Ga naar een merkdealer.
Als een storing wordt gedetecteerd in de
werking van de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar, verschijnt het bericht
Controleer regelaar” op het instrumenten-
paneel en worden de Stop and Go adaptieve
snelheidsregelaar en de Rijstrookcentrering
allebei uitgeschakeld.
Ga naar een merkdealer.
Als een storing wordt gedetecteerd in één of
meer onderdelen van de functie “Snelweg-
en filehulp”, verschijnt het controlelampje
© met, afhankelijk van de soort storing,
het bericht:
– “Controleer camera voor”;
– “Controleer radar voor”;
– “Controleer camera/radar”;
– “Controleer voertuig”.
De functies Stop and Go adaptieve snel-
heidsregelaar en Rijstrookcentrering worden
allebei onderbroken.
Ga naar een merkdealer.
2.131
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden. Dit systeem kan niet de taak van de bestuurder overnemen.
De bestuurder moet altijd en in alle omstandigheden klaar zijn om te remmen, moet zich altijd houden aan de voorgeschreven snel-
heid en veilige afstand, en moet altijd blijven opletten. De hulpfuncties ontslaan de bestuurder niet van diens verantwoordelijkheid.
De bestuurder moet altijd controle houden over de auto. De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omge-
ving en aan de verkeersomstandigheden.
Het systeem “Snelweg- en filehulp” omvat de functie Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar en de functie Rijstrookcentrering. Het systeem
mag alleen worden gebruikt op een snelweg of een weg met meerdere rijstroken, waarbij de twee rijrichtingen van elkaar zijn gescheiden.
Het systeem mag niet worden gebruikt in druk verkeer, op een bochtige of gladde weg (ijzel, aquaplaning, kiezelsteentjes) of bij slecht weer
(mist, regen, zijwind, enz.).
Kans op ongevallen.
SNELWEG- EN FILEHULP (13/16)
2.132
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
De functie “Snelweg- en filehulp” is een extra hulp tijdens het rijden, die nooit de bestuurder kan ontslaan van de verantwoordelijk-
heid om zich aan de snelheidslimieten en veilige afstanden te houden en alert te blijven.
De bestuurder moet altijd controle houden over de auto.
De bestuurder moet altijd zijn rijweg en snelheid aanpassen aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de
aanwijzingen van het systeem.
Met uitzondering van lijnen die rijstroken afbakenen, worden verkeersindicatoren (verkeerslichten, verkeersborden behalve snelheidsborden
binnen de limieten van de detectiecapaciteit van het systeem, oversteekplaatsen voor voetgangers, enz.) niet door het systeem herkend. Deze
kunnen geen alarm of reactie van het systeem activeren.
Het systeem “Snelweg- en filehulp” omvat de functie Stop and Go adaptieve snelheidsregelaar en de functie Rijstrookcentrering. Het systeem
mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een antibotsingssysteem.
De functie Snelweg- en filehulp mag alleen worden gebruikt op autosnelwegen of wegen met meerdere rijstroken en gescheiden rijrichtingen.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
Bij een botsing wordt de uitlijning van de radar en/of camera mogelijk gewijzigd, wat gevolgen kan hebben voor de correcte werking ervan.
Schakel het systeem uit en neem contact op met een merkdealer.
– Alle werkzaamheden in de buurt van de radar en/of camera (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de voorruit, lakwerk, enz.)
moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
SNELWEG- EN FILEHULP (14/16)
2.133
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Uitschakelen van het systeem
Schakel het systeem uit indien:
de auto op een bochtige weg rijdt;
de auto wordt gesleept (bij pech);
de auto een aanhangwagen of caravan trekt;
de auto rijdt in een tunnel of in de buurt van een metalen structuur;
de auto bij een tolwegpoort, een gebied met wegwerkzaamheden of in een smalle rijstrook komt;
de auto een zeer steile helling op- of afrijdt;
het zicht slecht is (verblindend zonlicht, mist, enz.);
de weersomstandigheden slecht zijn (regen, sneeuw, zijwind, enz.);
de auto rijdt op een glad wegdek (regen, sneeuw, grind, enz.);
de camerazone is beschadigd (bijv. binnen- of buitenkant van de voorruitzone); de voorruit is gebarsten of vervormd;
de radarzone is beschadigd (schokken, inslagen, enz.);
het oppervlak van het stuurwiel is beschadigd of vochtig.
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
SNELWEG- EN FILEHULP (15/16)
2.134
NLD_UD75284_1
Assistant autoroute et trafic (XFK - Renault)
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
voorruit of radargebied bedekt (met vuil, ijs, sneeuw, condens, enz.). Controleer regelmatig de reinheid en conditie van de voorruit,
de ruitenwisserbladen en de bumper;
een complexe omgeving (tunnel, enz.);
slechte weersomstandigheden (sneeuw, zware regen, hagel, ijzel, enz.);
slecht zicht (nacht, mist enz.);
slechte contrast tussen de voorligger en de omgeving (bijvoorbeeld witte auto in een sneeuwgebied, enz.);
verblinding (felle zon, lichten van tegemoetkomende auto’s, enz.);
een smalle, bochtige of heuvelige weg (scherpe bochten, enz.);
de teerstrepen die door het systeem als een lijn worden gedetecteerd;
rijstroken die breder of smaller worden;
wegmarkeringen die zijn versleten, geen contrast hebben of ver uit elkaar liggen (strepen gedeeltelijk afgesleten, enz.);
meerdere markeringen op de weg (wegwerkzaamheden, opritten die aansluiten op aangrenzende snelwegen, harde berm, etc.);
verkeersborden zonder pijl, geplaatst bij een afrit van een snelweg;
een gebied met een slechte connectiviteit waardoor het onmogelijk is om de auto te geolokaliseren of kaarten die niet up-to-date zijn;
een langzame auto met een groot verschil van snelheid;
gebruik van matten die niet geschikt zijn voor de auto. Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden ge-
bruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet
meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
In deze gevallen kan het systeem ten onrechte grijpen.
Risico van onbedoeld remmen of versnelling.
Risico van ongewenste, onjuiste correctie of geen correctie van de verplaatsingsrichting.
Onvoorziene situaties kunnen gevolgen hebben voor de werking van het systeem. Bepaalde objecten of auto’s die in de herkenningszone
van de camera of de radar verschijnen, kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd door het systeem. Dit kan leiden tot onterecht versnellen of
vertragen.
U moet altijd uitkijken voor plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Houd altijd de controle over uw
auto; houd uw voeten bij de pedalen en uw handen op het stuurwiel, zodat u op alles bent voorbereid.
SNELWEG- EN FILEHULP (16/16)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radar de recul ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
stationnement assisté ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au parking : stationnement assisté ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.135
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
Aide au parking
PARKEERHULP (1/8)
De werking van het systeem
Er zijn ultrasoonsensoren, aangeduid met
de pijlen 1, gemonteerd in de achterbum-
per (en in de voorbumper, afhankelijk van de
auto) om de afstand tussen de auto en een
obstakel te meten.
Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen
waarvan de frequentie toeneemt naarmate
het obstakel dichterbij komt, totdat het een
continu geluid wordt als het obstakel onge-
veer 30 cm van de auto verwijderd is.
Afhankelijk van de auto detecteert het sys-
teem obstakels voor, achter en aan de zij-
kanten van de auto.
Het systeem van de parkeerhulp wordt pas
ingeschakeld als de auto langzamer dan on-
geveer 10 km/uur rijdt.
Het systeem houdt geen rekening met
sleep- of draagsystemen die niet door het
systeem worden herkend.
Locatie van de ultrasoonsensoren 1
Zorg ervoor dat de ultrasoonsensoren, aan-
geduid door de pijlen 1, niet worden afge-
dekt (door vuil, modder, sneeuw, een slecht
gemonteerde kentekenplaat), geraakt, aan-
gepast (inclusief lakwerk) of belemmerd
door een accessoire aan de voorkant of (af-
hankelijk van het voertuig) de achterkant of
zijkanten van uw voertuig.
1
Deze functie is een extra hulp
die met geluidssignalen de af-
stand aanduidt tussen de auto
en een obstakel tijdens het
achteruitrijden.
Deze functie kan nooit de oplettendheid
en verantwoordelijkheid van de bestuur-
der vervangen bij het achteruit manoeu-
vreren.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
2.136
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
Werking
Het systeem detecteert de meeste obstakels
voor, achter en naast de auto.
Naargelang van de afstand van het obstakel
zal de frequentie van het geluidssignaal op-
lopen tot een continu signaal weerklinkt op
ongeveer 20 cm voor een obstakel aan de
zijkant en circa 30 cm voor obstakels aan de
voor- of achterkant. De groene, oranje (of
afhankelijk van het voertuig gele) en rode
zones verschijnen op het display C.
PARKEERHULP (2/8)
C
A B
2
Opmerking: het display 2 toont de omge-
ving van de auto en geeft geluidssignalen.
U moet enkele meters rijden voordat de de-
tectie aan de zijkanten wordt ingeschakeld.
Als alle zones een grijze achtergrond
hebben, wordt de volledige omtrek van de
auto bewaakt:
A: de omgeving rondom de auto wordt
geanalyseerd;
B: de omgeving rond de auto is geanaly-
seerd.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Opmerking: als de rijrichting verandert tij-
dens een manoeuvre, wordt het risico op
een botsing met een obstakel mogelijk te
laat gesignaleerd.
2.137
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
D
Detectie van obstakels aan de zijkant
Het systeem bepaalt de rijrichting aan de
hand van de richting van de wielen en waar-
schuwt u voor het risico op botsing met een
obstakel 3 aan de zijkant van de auto.
Als er een obstakel wordt gedetecteerd
naast de auto:
weerklinkt er bij het risico op een bot-
sing een geluidssignaal met een steeds
hogere frequentie naargelang u het ob-
stakel nadert, tot het geluidssignaal con-
tinu weerklinkt. De groene, oranje en
rode zones worden getoond op het dis-
play D;
als er geen risico op een botsing bestaat,
wordt er geen signaal afgegeven wan-
neer u het obstakel nadert. De groene,
oranje en rode zones worden gearceerd
weergegeven op het display D.
Opmerking: als de rijrichting verandert tij-
dens een manoeuvre, wordt het risico op
een botsing met een obstakel mogelijk te
laat gesignaleerd.
3
PARKEERHULP (3/8)
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.138
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
PARKEERHULP (4/8)
4
Auto’s uitgerust met een
multimediascherm
Inschakelen/uitschakelen
Zie de gebruiksaanwijzing van het multime-
diasysteem voor het in- en uitschakelen van
de verschillende detectiezones van de ultra-
soondetectors via het multimediascherm 4.
Selecteer “ON” of “OFF”.
Wanneer de motor wordt gestart, blijft
vraagt het systeem dezelfde staat als
vóór het uitzetten van het contact op.
Als de auto rijdt met een snelheid van
minder dan ongeveer 10 km/u, kunnen
sommige geluidsbronnen (motorfiets,
vrachtwagen, drilboor, enz.) het piepsig-
naal van de parkeerhulp opwekken.
Afstellen
Afhankelijk van de auto kunt u met draai-
ende motor sommige parameters instellen
via het multimediascherm 4. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van het multimediasys-
teem voor meer informatie.
Geluidsvolume van de parkeerhulp
Regel het volume van de parkeerhulp door
op + of - te drukken.
Geluid van het systeem
Hiermee kunt u het geluid van het systeem
kiezen.
Het geluid van het systeem uitschakelen
Schakel het geluid van de parkeerhulp in of
uit.
Opmerking: als u het geluid uitschakelt,
wordt u niet meer gewaarschuwd met een
geluidssignaal wanneer u een obstakel
nadert.
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.139
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
PARKEER ASSIST.” weer te geven.
Druk op de schakelaar 10 OK ;
selecteer “ON” of “OFF” om de functie in
of uit te schakelen.
PARKEERHULP (5/8)
5
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
6
Als de knop 6 niet kan worden gebruikt
om de parkeerhulp weer in te schakelen,
controleer dan of de functie niet op het
instrumentenpaneel is uitgeschakeld.
Raadpleeg het kopje “Speciale functie
op auto’s met parkeerhulp voor, achter
en opzij” om deze weer in te schakelen.
9
8
10
7
Auto’s zonder een
multimediascherm
Inschakelen/uitschakelen
Zet de auto stil en druk op de knop 6 om de
parkeerhulp uit te schakelen. Het controle-
lampje 5 in de schakelaar licht op. Druk nog-
maals op de schakelaar 6 om de functie in te
schakelen. Het controlelampje in de schake-
laar 5 gaat uit.
Speciale functie op auto’s met
parkeerhulp voor, achter en opzij
U kunt de functie ook vanaf het instrumen-
tenpaneel inschakelen/uitschakelen:
zet de auto stil en druk zo vaak als nodig
op de schakelaar 7 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 10 OK;
Wanneer de motor wordt gestart, blijft
vraagt het systeem dezelfde staat als
vóór het uitzetten van het contact op.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
aide au parking ..........................................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.140
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
selecteer “Volume pieptoon” om het
volume van de parkeerhulp aan te
passen met behulp van de knop 8 of 9.
Automatisch uitschakelen van
de parkeerhulp
Het systeem schakelt uit:
als de auto sneller rijdt dan ongeveer
10 km/u;
afhankelijk van het voertuig, als het voer-
tuig langer dan ongeveer drie seconden
stilstaat en er een obstakel is gedetec-
teerd (bijvoorbeeld in een file enz...);
in de neutrale stand van een voertuig met
handgeschakelde versnellingsbak, of in
stand N of P van een automatische trans-
missie;
wanneer een bedieningsfout wordt gede-
tecteerd.
Let op: als het voertuig is uitgerust met een
trekhaak die door het systeem wordt her-
kend, wordt alleen de parkeerhulp achter
uitgeschakeld.
PARKEERHULP (6/8)
Parkeerhulp handmatig
uitschakelen
Schakel de functie uit in deze gevallen:
als er vóór de ultrasone sensoren een
trekhaak of een aanhanger- of laadsys-
teem zit dat niet door het systeem wordt
herkend;
bij schade aan de ultrasone sensoren.
storingen
Als het systeem een storing in de werking
detecteert, klinkt elke keer bij het inschake-
len van de achteruitversnelling gedurende
ongeveer drie seconden een piepgeluid en
verschijnt het bericht “Controleer parkeer-
hulp” op het instrumentenpaneel. Ga naar
een merkdealer.
Afstellen
Zet de auto stil en druk zo vaak als
nodig op de schakelaar 7 om het tabblad
“Voertuig” weer te geven;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
“Instellingen” weer te geven. Druk op de
schakelaar 10 OK ;
Druk herhaaldelijk op 8 of 9 om het menu
PARKEER ASSIST.” weer te geven.
Druk op de schakelaar 10 OK ;
9
8
10
7
2.141
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de opname-elementen (reparaties, vervangingen enz.) moeten worden uitgevoerd door een vakman.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:
slechte weersomstandigheden (regen, sneeuw, hagel, ijzel enz.);
bij blootstelling aan sterke elektromagnetische golven (onder hoogspanningsleidingen enz.);
sommige soorten geluid (motorfiets, vrachtwagen, pneumatische boormachine enz.);
montage van een niet-compatibele trekhaak of trekhaak;
– ...
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
PARKEERHULP (7/8)
2.142
NLD_UD75307_3
Aide au parking (XFK - Renault)
Beperkingen voor de werking van het systeem
De zone rond de opname-elementen moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waar-
borgen.
Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem her-
kend.
Het systeem detecteert mogelijk geen objecten die zich te dicht bij het voertuig bevinden.
Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto’s of objecten een snelheid hebben die aanzienlijk verschilt van de uwe.
Als u tijdens een manoeuvre van richting verandert, kan dit het melden van obstakels vertragen.
Als de auto een aanhanger trekt, moet het parkeerhulpsysteem achter worden uitgeschakeld.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit in deze gevallen:
De omgeving rond de opname-elementen beschadigd is;
Het voertuig is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend (elektrische adapter, kogel, haak, enz.).
PARKEERHULP (8/8)
caméra de recul .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au parking ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
stationnement assisté ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aide au parking : stationnement assisté ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
rétrovision par caméra ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.143
NLD_UD78523_2
Caméra de recul (XFK - Renault)
Caméra de recul
ACHTERUITRIJCAMERA (1/4)
Werking
Wanneer de achteruitversnelling wordt in-
geschakeld en afhankelijk van de auto, ver-
zendt de camera 1 op de achterklep of de
klapdeur achter, een beeld van de omgeving
achter de auto naar:
het multimediascherm 2, samen met een
of twee richtlijnen 5 en 6 (vast en bewe-
gend);
of
de achteruitkijkspiegel 3, samen met een
vaste richtlijn 5;
of
het scherm van het camerabeeld
achter 4, samen met een vaste richtlijn 5.
2
3
1
4
6
5
2.144
NLD_UD78523_2
Caméra de recul (XFK - Renault)
5
C
B
A
6
Vaste richtlijn 5
De vaste tekening bestaat uit gekleurde
merktekens A, B en C die de afstand achter
de auto aangeven:
A (rood) op ongeveer 30 centimeter van
de auto;
B (geel) op ongeveer 70 centimeter van
de auto;
C(groen) op ongeveer 150 centimeter
van de auto.
De tekening blijft staan en geeft de verplaat-
singsrichting van de auto aan als de wielen
in lijn zijn met de auto.
Bewegende richtlijn 6
Deze is blauw en toont het traject van de
auto in relatie tot de stuurwielstand.
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de camera niet bedekt is
(vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).
Deze functie is een (extra)
hulpmiddel. De bestuurder
moet altijd opletten en blijft ver-
antwoordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus altijd op of er
zich bij het manoeuvreren geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.)
in uw blinde hoek bevinden.
ACHTERUITRIJCAMERA (2/4)
Dit systeem gebruikt verschillende geleide-
lijnen: bewegend voor de verplaatsingsrich-
ting en vast voor de afstand. Als de rode
zone bereikt is, gebruikt u de afbeelding van
de bumper om nauwkeurig te stoppen.
2.145
NLD_UD78523_2
Caméra de recul (XFK - Renault)
Instellingen
Met lopende motor kunt u op het multimedia-
scherm 2 de geleidelijnen toevoegen of ver-
wijderen en de instellingen voor het came-
rabeeld regelen (helderheid, contrast enz.).
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
ACHTERUITRIJCAMERA (3/4)
2
Het scherm geeft een omgekeerd beeld,
zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn weergaven die op
een vlakke ondergrond worden gepro-
jecteerd. Deze informatie is niet geldig
als deze wordt weergegeven op een ver-
ticaal object of een object op de grond.
De voorwerpen die op de rand van het
scherm verschijnen kunnen vervormd
zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto
in de zon, enz.) kan het zicht van de
camera gestoord zijn.
Als de bagageklep geopend of niet
goed gesloten is, verschijnt het bericht
Achterklep open op het multimedia-
scherm.
Storingen
Als de achteruitversnelling is ingeschakeld
en het systeem een bedieningsfout detec-
teert, wordt het multimediascherm tijdelijk
zwart 2.
Dit kan veroorzaakt zijn door een storing die
van invloed is op de camera of het scherm
(helderheid, vast beeld, vertraagde commu-
nicatie, enz.).
Als de tijdelijke weergave van het zwarte
scherm aanhoudt, neem dan contact op met
een erkende dealer.
2.146
NLD_UD78523_2
Caméra de recul (XFK - Renault)
ACHTERUITRIJCAMERA (4/4)
Het verschil tussen de geschatte
afstand en de werkelijke afstand
Achteruit een steile helling oprijden
De vaste richtlijnen 5 tonen de afstanden
dichterbij dan ze werkelijk zijn.
De voorwerpen die op het scherm worden
getoond, zijn in werkelijkheid verder weg op
de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op D wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp E.
Achteruit een steile helling afrijden
De vaste richtlijnen 5 tonen de afstanden
verder weg dan ze werkelijk zijn.
Daarom zijn de voorwerpen die op het
scherm worden getoond in werkelijkheid
dichterbij op de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voor-
werp op G wordt weergegeven is de werke-
lijk afstand van het voorwerp F.
Achteruitrijden richting een uitsteeksel
Positie H lijkt verder weg dan de positie J op
het scherm. Maar positie H is op dezelfde af-
stand als positie K.
De verplaatsingsrichting die wordt aange-
geven door de vaste en mobiele richtlijnen
houden geen rekening met de hoogte van
het voorwerp. Dus het risico bestaat dat de
auto tegen het voorwerp botst als deze er in
zijn achteruit naartoe rijdt K.
5 5
D E
DE
F
G
FG
H
K J
HJK
aide au parking : stationnement assisté ....
(jusqu’à la fin de l’UD)
stationnement assisté ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.147
NLD_UD65205_1
Stationnement assisté (XFK - Renault)
Stationnement assisté
AUTOMATISCH PARKEREN (1/5)
Met behulp van ultrasoon sensoren, zoals
aangegeven met de pijlen 3, die in de bum-
pers van de auto zijn gemonteerd, vindt
deze functie toegankelijke parkeerplaatsen
en biedt deze functie ondersteuning bij het
parkeermanoeuvre.
Haal uw handen van het stuurwiel, u bedient
alleen:
het gaspedaal;
het rempedaal;
de versnellingshendel.
U kunt op elk moment de controle op-
nieuw overnemen door aan het stuurwiel te
draaien.
Inschakelen
Met draaiende motor, stationaire auto of
wanneer u trager rijdt dan ongeveer 30 km/u:
druk op de schakelaar 2. Het schake-
laarlampje 2 verschijnt en display A ver-
schijnt op het multimediascherm 1.
zet de richtingaanwijzer aan de kant van
de auto waar u wilt parkeren aan.
A
Bijzonderheden
Zorg ervoor dat de ultrasoondetectoren op
de met pijlen aangegeven plaatsen 3 niet
bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw enz.).
3
1
2
2.148
NLD_UD65205_1
Stationnement assisté (XFK - Renault)
AUTOMATISCH PARKEREN (2/5)
Keuze van het manoeuvre
Het systeem kan vier soorten manoeuvres
uitvoeren:
de auto parallel parkeren;
de auto achteruit inparkeren;
de auto schuin inparkeren;
de parallel geparkeerde auto weer uitrij-
den.
Selecteer in het 1 multimediascherm het
manoeuvre dat u wilt uitvoeren.
Werking
Parkeren
Zolang de auto minder dan 30 km/u rijdt,
zoekt het systeem naar beschikbare par-
keerplaatsen aan de kant van de auto die de
bestuurder heeft gekozen.
Opmerking: Als er parkeerplaatsen aan de
andere kant van de auto beschikbaar zijn,
zet u de richtingaanwijzer voor de andere
kant aan zodat het systeem daar naar par-
keerplaatsen kan zoeken.
Wanneer een plaats is gevonden, verschijnt
deze op het multimediascherm, aangeduid
met een kleine letter “P". Rijd langzaam, met
de richtingaanwijzer ingeschakeld aan de
zijde van de parkeerplaats, totdat het bericht
Stop verschijnt en een geluidssignaal klinkt.
Opmerking: bij het starten van de auto of na
een geslaagde fileparkeermanoeuvre met
behulp van het systeem, stelt het systeem
standaard het manoeuvre om uit te rijden
voor. In andere gevallen kan het standaard-
manoeuvre worden ingesteld in het multime-
diascherm 1. Raadpleeg de gebruiksaanwij-
zing van het multimediasysteem voor meer
informatie.
Het systeem start op. De parkeerhulp,
en (bij auto’s die hiermee zijn uitgerust)
de achteruitrijcamera wordt ingescha-
keld zodat de bestuurder het manoeuvre
beter kan visualiseren. 2.135 en
2.143.
1
2.149
NLD_UD65205_1
Stationnement assisté (XFK - Renault)
AUTOMATISCH PARKEREN (3/5)
Laat het stuurwiel los;
Voer manoeuvres voor en achter uit
door de instructies die op het multime-
diascherm 1 worden weergegeven te
volgen. Gebruik daarbij de systeemwaar-
schuwingen van de Parkeerhulp.
U mag niet sneller dan ongeveer 7 km/u
rijden.
Zodra de auto zich in een positie bevindt om
de parkeerplaats te verlaten, gaat het con-
trolelampje op het instrumenten-
paneel uit, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een bericht op het multimedia-
scherm 1 om te bevestigen dat het manoeu-
vre voltooid is.
Een parallel geparkeerde auto uitrijden
– Druk kort op de schakelaar 2;
Selecteer de modus “Uitrijden”.
– Schakel de richtingaanwijzer in voor de
richting waarin u wilt uitrijden.
– Houd schakelaar 2 ongeveer twee secon-
den ingedrukt.
Het controlelampje brandt op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
De parkeerplaats wordt vervolgens op het
multimediascherm aangeduid met een
hoofdletter “P”.
Stop de auto;
schakel de achteruitversnelling in.
Het controlelampje brandt op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
Laat het stuurwiel los;
volg de instructies die worden weergege-
ven op het multifunctionele scherm 1.
U mag niet sneller dan ongeveer 7 km/u
rijden.
Het controlelampje op het instru-
mentenpaneel dooft en er weerklinkt een
geluidssignaal zodra het manoeuvre is vol-
tooid.
Deze functie is een extra hulp
tijdens het rijden.
Deze functie kan daarom tij-
dens manoeuvres in geen
enkele omstandigheid plaatsvervangend
zijn voor de waakzaamheid en de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder (de
bestuurder moet te allen tijde bereid zijn
om te remmen).
Tijdens het manoeuvreren kan
het stuurwiel snel draaien;
steek uw handen niet door de
spaken en let erop dat er niets
in vast komt te zitten.
1
2
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
2.150
NLD_UD65205_1
Stationnement assisté (XFK - Renault)
Het manoeuvre onderbreken/
hervatten
Het manoeuvre wordt onderbroken in de vol-
gende gevallen:
u neemt het stuur vast;
het voertuig staat langer dan een minuut
stil;
een obstakel op de route maakt het on-
mogelijk om het manoeuvre af te maken;
de motor stopt;
een portier of de bagageruimte wordt ge-
opend.
AUTOMATISCH PARKEREN (4/5)
Het controlelampje in de schakelaar 2 gaat
uit, het controlelampje op het instru-
mentenpaneel gaat uit en er klinkt een ge-
luidssignaal om te bevestigen dat het ma-
noeuvre is onderbroken. De reden voor
de onderbreking van het manoeuvre wordt
weergegeven op het multimediascherm 1.
Zorg ervoor dat:
het voertuig staat stil;
en
u het stuur loslaat;
en
alle deuren en de achterklep gesloten
zijn;
en
er zich geen obstakels op de route bevin-
den;
en
de motor gestart is.
Als het controlelampje in de schakelaar 2
knippert, geeft dit aan dat het systeem op-
nieuw beschikbaar is om het manoeuvre te
hervatten.
Als u het manoeuvre wilt hervatten, drukt
u op de schakelaar 2 en houdt u deze in-
gedrukt. Het waarschuwingslampje van de
schakelaar 2 gaat branden en het waarschu-
wingslampje verschijnt op het instru-
mentenpaneel.
Volg de instructies die op het multimedia-
scherm 1 worden weergegeven.
Het manoeuvre annuleren
Het manoeuvre wordt in de volgende geval-
len geannuleerd:
– het voertuig is te ver verwijderd van de
gewenste parkeerplaats;
als u sneller dan 7 km/u rijdt;
door te drukken op 2 of uit te schakelen
op het multimediascherm;
u hebt meer dan 14 bewegingen vooruit/
achteruit uitgevoerd tijdens één manoeu-
vre;
als de sensoren van de parkeerhulp vuil
zijn of bedekt zijn;
een storing in het parkeerhulpsysteem;
als de wielen van de auto zijn doorgeslipt.
Het waarschuwingslampje van de schake-
laar 2 wordt uitgeschakeld, het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpa-
neel gaat uit en er klinkt een geluidssignaal
dat bevestigt dat het manoeuvre is geannu-
leerd. De reden voor de annulering van het
manoeuvre wordt weergegeven op het mul-
timediascherm 1.
1
2
2.151
NLD_UD65205_1
Stationnement assisté (XFK - Renault)
AUTOMATISCH PARKEREN (5/5)
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden. Zorg ervoor dat tijdens het manoeuvre de verkeersre-
gels worden gevolgd die gelden in het land waarin u zich bevindt.
De bestuurder moet altijd op zijn/haar hoede zijn voor plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let er altijd op dat er zich bij het
manoeuvreren geen kleine, smalle bewegende obstakels in de blinde hoek bevinden, zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, kei, paaltje,
trekhaak, enz.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
In geval van een botsing kan de uitlijning van de sensoren mogelijk worden gewijzigd, waardoor deze wellicht niet meer naar behoren
werken. Schakel de functie uit en neem contact op met een merkdealer.
Alle werkzaamheden in de buurt van de sensoren (reparaties, vervangingen, aanpassingen aan de buitenbekleding, enz.) moeten door een
vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een merkdealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde condities kunnen de werking van het systeem verstoren of belemmeren, zoals slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijs,
enz.).
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een merkdealer.
Risico van onjuiste vals alarm.
Beperkingen van de werking van het systeem
Het systeem kan geen voorwerpen detecteren in de dode hoeken van de sensoren.
Controleer altijd eerst of de parkeerplaats die het systeem voorstelt nog steeds vrij is en er geen obstakels in de weg staan.
Het systeem mag niet worden gebruikt bij het trekken van een aanhangwagen of als een aanhanger- of laadsysteem aan de auto of omrin-
gende auto’s is gemonteerd.
boîte de vitesses automatique (utilisation)
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de vitesses ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levier de sélection de boîte automatique ...
(jusqu’à la fin de l’UD)
mise en route .............................................
(page courante)
levier de vitesses .......................................
(page courante)
2.152
NLD_UD82629_3
Boîte de vitesses automatique Levier Mécanique (XFK - Renault)
Boîte de vitesses automatique
1
2
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/4)
Selecteurhendel 1
P: parkeren
R: achteruitrijden
N: neutraal
D: automatische werking
M: handbediening
+: naar hogere versnelling
: naar lagere versnelling
De momenteel ingeschakelde versnelling
verschijnt op het instrumentenpaneel A.
Opmerking: druk op de knop 2 om van de
stand D of N naar R of P te gaan.
Starten
Met de selecteurhendel 1 in stand P, zet u
het contact aan.
Om de selecteurhendel uit stand P te ver-
plaatsen, moet u het rempedaal indrukken
voordat u de ontgrendelknop 2 indrukt.
Houd uw voet op het rempedaal (het lampje
Ó op het display dooft) als u de stand
P verlaat.
A
Alleen als de auto stilstaat, het rempe-
daal is ingedrukt en het gaspedaal niet is
ingedrukt,mag de selecteurhendel in de
standen D of R worden geplaatst.
2.153
NLD_UD82629_3
Boîte de vitesses automatique Levier Mécanique (XFK - Renault)
Bijzondere omstandigheden
Als het wegtype of de weersomstan-
digheden (steile hellingen omhoog,
scherpe hellingen omlaag, diepe sneeuw,
zand of modder) het moeilijk maken om
in automatische modus te blijven rijden,
wordt de handbediende modus aanbe-
volen (afhankelijk van de auto). Hiermee
voorkomt u het automatisch achter elkaar
schakelen door de versnellingsbak bij
stijgen en is het mogelijk op de motor te
remmen bij lange afdalingen.
Om bij koud weer te voorkomen dat de
motor afslaat, raden wij u aan na het star-
ten van de motor even te wachten voor-
dat u de selecteurhendel verplaatst uit P
of N naar D of R.
Laat om op een helling stil te blijven
staan uw voet niet op het gaspedaal
rusten.
Risico van oververhitting van de au-
tomatische versnellingsbak.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/4)
Stand automatisch
Zet de hendel 1 in stand D.
U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver-
plaatsen. Er wordt automatisch geschakeld
in overeenstemming met de belasting van
de auto, de hoeveelheid gas die u geeft en
de helling van de weg.
Zuinig rijden
Laat de selecteurhendel voor normaal ge-
bruik in stand D staan. Als het gaspedaal
iets wordt ingedrukt, schakelt de transmis-
sie bij een lage snelheid naar de volgende
versnelling.
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij
het zware punt van het pedaal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijkhe-
den van de motor, teruggeschakeld naar
de optimale versnelling.
Stand handgeschakeld
Met de selecteurhendel in stand D beweegt
u de hendel naar rechts, naar stand M. Door
de hendel even te verplaatsen, kunt u hand-
matig de versnellingen bedienen:
om naar een lagere versnelling te scha-
kelen, duwt u de hendel naar voren;
om naar een hogere versnelling te scha-
kelen, trekt u de hendel naar achteren.
De ingeschakelde versnelling verschijnt op
het display op het instrumentenpaneel.
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen (zoals ter bescher-
ming van de motor, bij werking van het elek-
tronisch stabiliteitsprogramma: ESC, enz.)
wordt automatisch de juiste versnelling ge-
kozen. Ook kan, om verkeerde manoeuvres
te voorkomen, het schakelen worden ge-
weigerd. In dit geval knippert de aanduiding
van de versnelling enkele seconden om u te
waarschuwen.
2.154
NLD_UD82629_3
Boîte de vitesses automatique Levier Mécanique (XFK - Renault)
Om veiligheidsredenen mag u
nooit het contact uitzetten voor-
dat de auto compleet stilstaat.
Bij het manoeuvreren kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigen (bijvoorbeeld: vervor-
ming van een as, enz.).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Parkeren van de auto
Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal
ingedrukt en zet u de selecteurhendel in
stand P (parkeren): de transmissie staat in
neutraal en de voorwielen zijn mechanisch
geblokkeerd.
Zet de handrem vast of, afhankelijk van
de auto, controleer of de automatische
parkeerrem vastgezet is.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/4)
Onderhoudsintervallen
Raadpleeg het onderhoudsdocument voor
uw auto of een geautoriseerde dealer om na
te gaan of periodiek onderhoud noodzakelijk
is voor de automatische transmissie.
Als de transmissie geen onderhoud nodig
heeft, hoeft geen olie te worden bijgevuld.
Laadstand
Als met het voertuig zwaarbeladen wordt ge-
reden, drukt u op de 3 schakelaar: afhanke-
lijk van het voertuig verschijnt dan het Perfo
of Sport waarschuwingslampje op het in-
strumentenpaneel.
Na het stilzetten van de motor, wordt de
laadstand altijd uitgeschakeld. Deze moet
opnieuw gekozen.
De laadstand kan bij zowel de automati-
sche als de handbediende werking gebruikt
worden.
3
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.155
NLD_UD82629_3
Boîte de vitesses automatique Levier Mécanique (XFK - Renault)
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (4/4)
Als bij het wegrijden de hendel vastzit in
de stand P wanneer u het rempedaal intrapt
(bijv. accustoring), kunt u de hendel hand-
matig ontgrendelen om de blokkering van de
aangedreven wielen ongedaan te maken.
Om dit te doen, maakt u de onderkant van
de stofhoes los en drukt u tegelijkertijd op de
toets 4 en op knop 2 op de hendel om deze
te ontgrendelen en naar stand N te schake-
len.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
storingen
Als tijdens het rijden het bericht
Controleer auto.transmissie” verschijnt,
is er een storing.
Raadpleeg zo snel mogelijk een merk-
dealer.
Als tijdens het rijden het bericht
Oververhitting auto.transmissie” ver-
schijnt, stop dan zo snel mogelijk om
de versnellingsbak te laten afkoelen en
wacht totdat het bericht verdwijnt.
Takelen van een auto met automati-
sche transmissie 5.42.
4
2
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.156
NLD_UD75305_2
Véhicule avec la fonction &quot;bridage vitesse&quot; (XFK - Renault)
Fonction « Bridage vitesse »
AUTO MET FUNCTIE WETTELIJK VERPLICHTE SNELHEIDSBEGRENZER
De rijsnelheid van de auto kan permanent
op een snelheid ingesteld blijven afhankelijk
van de auto of de wettelijke voorschriften.
Raadpleeg een merkdealer om de waarde
te wijzigen of de functie in/uit te schakelen.
Indien er wettelijke beperkingen zijn, kan de
functie, afhankelijk van de auto, niet uitge-
schakeld worden.
De sticker 1 op het dashboard herinnert u
aan de begrensde snelheid.
Bijzonderheid: als uw auto is uitgerust met
een snelheidsregelaar/-begrenzer, is het bij
volledig intrappen van het gaspedaal (voor-
bij het “zware punt”) niet mogelijk de inge-
stelde snelheid te overschrijden. 2.96.
In uitzonderlijke situaties (voorbeeld:
steile afdaling, enz.), kan de ingestelde
snelheid iets overschreden worden,
want de voorziening heeft geen invloed
op het remsysteem.
Deze functie neemt niet de taak
van de bestuurder over. De
grenzen van de auto kunnen
niet overschreden worden en
deze functie kan ook geen reden zijn om
harder te gaan rijden.
1
appel d’urgence .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aides à la conduite.....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
assistance à la conduite ............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conduite .....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
2.157
NLD_UD75290_2
Appel d’urgence (XFK - Renault)
Appel d’urgence
NOODOPROEP (1/3)
2
5
1 Waarschuwingslampje werking systeem:
groen: in werking
(netwerk beschikbaar);
uit: niet in werking
(netwerk niet beschikbaar);
rood: in werking
storing;
groen knipperend: bellen.
2 Controlelampje automatische modus
3 Knop SOS
4 Microfoon;
5 Luidspreker
Als de auto hiermee is uitgerust, worden de
hulpdiensten via de noodoproepfunctie au-
tomatisch of handmatig verwittigd (koste-
loos) bij een ongeval of als u onwel wordt,
zodat ze zo snel mogelijk kunnen komen.
Opmerking: de noodoproep werkt:
– in landen die beschikken over de bijbe-
horende telematica voor hulpdiensten en
een infrastructuur die geschikt is voor het
systeem;
afhankelijk van de netwerkdekking in
de geografische regio waar het voertuig
wordt bestuurd.
Als u de functie voor noodoproep gebruikt
om te melden dat u een ongeval hebt
gezien, houdt dit in dat u stopt zodra de ver-
keersomstandigheden dit toestaan, zodat
de hulpdiensten uw auto kunnen vinden en
daarmee de locatie van het gemelde onge-
val.
Houd u altijd aan de ter plaatse geldende
wetgeving.
In geval van een ongeluk blijft
u, als de plaats en het verkeer
dit toestaan, dicht bij de auto
om eventuele oproepen van
het callcenter snel te kunnen beantwoor-
den.
Gebruik de noodoproep alleen in een
noodgeval, als u betrokken bent bij een
ongeval of als u getuige bent van een
ongeval of in fysieke nood bent.
3
1
4
2.158
NLD_UD75290_2
Appel d’urgence (XFK - Renault)
NOODOPROEP (2/3)
Testmodus
(afhankelijk van lokale wetgeving)
De testmodus is exclusief gereserveerd voor
goedgekeurde dealers, om te controleren of
de noodoproepfunctie goed werkt.
De testmodus activeren:
drie keer kort op de 3-knop te drukken;
ongeveer 15 seconden te wachten;
drie keer kort op de 3-knop te drukken.
De testmodus wordt automatisch afgeslo-
ten.
Automatische modus
Als de waarschuwingslampje automatische
modus 2 groen oplicht, bevestigt dit dat het
automatische systeem is ingeschakeld.
De noodoproep wordt automatisch gedaan
als de beschermende uitrusting (gor-
delspanners, airbag, enz.) werd geactiveerd
vanwege een ongeval.
Handmatige modus
De noodoproep wordt uitgevoerd door:
– de 3-knop in te drukken en ten minste
drie seconden ingedrukt te houden;
of
– de 3-knop vijf keer binnen tien seconden
in te drukken.
In geval van onbedoelde activering kunt u de
oproep annuleren door 2 seconden lang te
drukken op de 3-knop voordat de verbinding
met het callcenter tot stand komt.
Zodra de oproep is ingesteld, kan alleen het
callcenter de oproep beëindigen.
23
1
Een oproep gebeurt altijd als volgt:
de noodoproep wordt ingesteld;
verstuurt gegevens over het incident
(constructeursplaatje van de auto, tijd
van het gesprek, laatste locaties, richting
van de auto);
gesproken communicatie met de hulp-
diensten;
indien nodig wordt een hulpdienst gebeld.
De noodoproep heeft twee modi:
automatische modus;
Handmatige modus.
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
2.159
NLD_UD75290_2
Appel d’urgence (XFK - Renault)
NOODOPROEP (3/3)
Storingen
In sommige gevallen werkt de noodoproep
niet (bijvoorbeeld bij een zwakke accu).
Als het systeem een storing detecteert,
wordt het waarschuwingslampje 1 gedu-
rende meer dan 30 minuten rood; raadpleeg
zo snel mogelijk een merkdealer.
Het systeem werkt met een speciale
accu. De gebruiksduur van de accu is
ongeveer vier jaar (het waarschuwings-
lampje 1 wordt rood als deze vier jaar
bijna voorbij zijn).
Raadpleeg een merkdealer.
Voor uw veiligheid en een
goede werking van het sys-
teem, moeten alle werkzaam-
heden aan de accu (uitbouwen,
loskoppelen enz.) worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektri-
sche schokken.
U moet zich verplicht houden aan de ver-
vangingsintervallen die worden aange-
geven in het onderhoudsboekje zonder
deze te overschrijden.
De accu is van een speciaal type. Zorg
dat deze wordt vervangen door een van
hetzelfde type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Zonder de functie noodoproep is het sys-
teem niet te volgen en zal niet constant
worden bewaakt. Gegevens worden
voortdurend en automatisch gewist en
het systeem slaat alleen de laatste drie
locaties van de auto op.
Volgens de lokale wetgeving worden ge-
gevens alleen verzonden in geval van
een noodoproep. Gegevens die worden
verzonden naar het callcenter worden
behandeld overeenkomstig de privacy-
wetgeving die van toepassing is in het
land waarin u zich bevindt. Het systeem
slaat de activiteitengeschiedenis maar
voor 13 uur op.
De eigenaar van de auto heeft het recht
zijn gegevens in te zien. Hij heeft het
recht de gegevens te laten corrigeren,
verwijderen of blokkeren.
1
2.160
NLD_UD64595_1
Filler NU (XFK - Renault)
3.1
NLD_UD80495_5
Sommaire 3 (XFK - Renault)
Hoofdstuk 3: Uw comfort
Ventilatieroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2
Verwarming, handbediende airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.5
Automatische airconditioning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.9
Airconditioning: informatie en tips voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.14
Multimedia-uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.17
Elektrische ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.20
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.23
Zonneklep, spiegels, handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.26
Opbergruimte, indeling interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.27
Accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.35
Hoofdsteun achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.37
Achterbank: gebruiksmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.40
Achterstoelen: gebruiksmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.42
Tafeltje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.60
Bagage-afdekplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.61
Bagagenet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.63
Opbergruimtes, Indeling bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.66
Vervoer van bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.67
Vervoer van voorwerpen: trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.71
Dakdragers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.72
Dakverankeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.75
aérateurs ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation
aération ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.2
NLD_UD65211_1
Aérateurs (sorties air) (XFK - Renault)
Aérateurs
VENTILATIEROOSTERS, luchtuitlaten (1/3)
6
5
1 Ontwasemingssleuven voor zijruiten
2 Linker en rechter ventilatieroosters
3 Ontwasemingssleuven voorruit
4 Centrale ventilatieroosters
5 Verwarmingsroosters bij de voetenruimtes voor
6 Bedieningspaneel
7 Ventilatierooster voetenruimteruimte voor passa-
giers achter (afhankelijk van de auto)
8 Ventilatieroosters in achterconsole (afhankelijk
van de auto)
5
4
2
7
3
3
1
2
1
3
8
3.3
NLD_UD65211_1
Aérateurs (sorties air) (XFK - Renault)
Centrale ventilatieroosters 4
Hoeveelheid lucht
Sluiten: verplaats de aanwijzer 9 naar de
buitenkant van de auto, tot u het zware punt
bereikt.
Openen: draai de knop 9 naar de binnen-
kant van de auto.
Richting
Draai de knop 9 naar de gewenste stand.
VENTILATIEROOSTERS, luchtuitlaten (2/3)
210
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
4
Bevestig geen voorwerpen op de venti-
latieroosters (bijv. telefoonhouder).
Risico van beschadiging.
9
Linker en rechter
ventilatieroosters 2
Hoeveelheid lucht
Sluiten: verplaats de aanwijzer 10 naar de
binnenkant van de auto.
Openen: verplaats de aanwijzer 10 naar de
buitenkant van de auto, tot u het zware punt
bereikt.
Richting
Verplaats de aanwijzer 10 naar de gewenste
stand.
3.4
NLD_UD65211_1
Aérateurs (sorties air) (XFK - Renault)
7
Plaatsen achter
(afhankelijk van de auto)
Ventilatieroosters in voetruimte 7.
Ventilatieroosters in
achterconsole 8
(afhankelijk van de auto)
Rechts/links
Verplaats de aanwijzer 11.
Omhoog/omlaag
Verplaats de aanwijzer 11.
8
11
12
7
Luchtstroom
Draai de knop 12:
omhoog: helemaal open;
omlaag: dicht.
VENTILATIEROOSTERS, luchtuitlaten (3/3)
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(page courante)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.5
NLD_UD65212_1
Air conditionné manuel (XFK - Renault)
Chauffage et air conditionné manuel
In- en uitschakelen van de
airconditioning
De toets 6 zorgt voor het inschakelen (con-
trolelampje brandt) of het uitschakelen (con-
trolelampje uit) van de airconditioning.
Het systeem werkt niet als de 3 knop in
stand “0” staat.
Bedieningsknoppen
(afhankelijk van de auto)
1 Verdeling van de lucht in het interieur.
2 Ontdooien/ontwasemen van de buiten-
spiegels en de achterruit (indien deze
functie aanwezig is).
3 Regeling van de ventilatiesnelheid.
4 Luchtkringloop.
5 Regeling van de temperatuur van de
lucht.
6 Airconditioning.
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (1/4)
1 2 6
Door het inschakelen van de
airconditioning:
gaat de temperatuur in het interieur
omlaag;
ontwasemen de ruiten snel.
3 54
désembuage
pare-brise .............................................
(page courante)
dégivrage/désembuage de pare-brise .......
(page courante)
3.6
NLD_UD65212_1
Air conditionné manuel (XFK - Renault)
De kringloopstand kan gebruikt worden:
om het interieur af te sluiten van de bui-
tenlucht als het buiten stinkt ;
de temperatuur in het interieur sneller te
verlagen.
Inschakelen van de
kringloopfunctie
Druk op de knop 4: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden. In deze stand wordt
de lucht vanuit het interieur aangezogen en
zonder toevoeging van buitenlucht terugge-
voerd in de auto.
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (2/4)
Als de airconditioning niet is ingeschakeld (“A/C -lampje op de 6-schakelaar uit), kan lang-
durig gebruik van de kringloopstand condensvorming op de zijruiten en voorruit veroorza-
ken alsook andere problemen als gevolg van de aanwezigheid van niet opnieuw gecircu-
leerde lucht in de cabine. Druk daarom weer op de toets 4 om de toevoer van buitenlucht te
herstellen zodra de omstandigheden dat toelaten.
Verdeling van de lucht in het
interieur
Er zijn vijf mogelijke luchtverdelingen. Draai
de schakelaar 1 om uw verdeling te kiezen.
WDe lucht wordt naar de ontwase-
mingsroosters onder de voorruit
en bij de voorportieren gevoerd.
De lucht wordt naar de roosters
van de zijruiten voorin, de ontwa-
semingssleuven onder de voorruit en naar
de voetenruimtes gevoerd.
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
De luchtstroom wordt naar de ven-
tilatieroosters van het dashboard
gevoerd, naar de voeten van de inzittenden
voorin en afhankelijk van de auto, van de in-
zittenden op de stoelen van de tweede rij.
JDe lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
16
4
3.7
NLD_UD65212_1
Air conditionné manuel (XFK - Renault)
Het systeem is gestopt: de ventilatiesnel-
heid van de lucht in het interieur is nul (stil-
staande auto), als de auto rijdt kunt u echter
een geringe luchtstroom voelen.
Regeling van de
ventilateursnelheid
Beweeg de knop 3. Hoe verder u de knop
rechtsom draait, hoe meer lucht er wordt
verplaatst. Als u de luchttoevoer wilt stop-
pen, zet de 3-knop dan op “0”.
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (3/4)
Gebruik van de W-stand op
de 1-knop leidt automatisch tot het uit-
schakelen van de luchttoevoer om te
voorkomen dat de voorruit beslaat.
Regeling van de temperatuur
Draai knop 5 afhankelijk van de gewenste
temperatuur. Hoe verder de aanwijzer in het
rode gedeelte staat, hoe hoger de tempera-
tuur.
Bij langdurig gebruik van de airconditioning,
kan het te koud worden. Om de temperatuur
te verhogen, draait u de knop 5 naar rechts.
1 3 5
3.8
NLD_UD65212_1
Air conditionné manuel (XFK - Renault)
Achterruitverwarming
Draaiende motor, druk op de toets 2. Het
controlelampje licht op.
De achterruit wordt nu snel ontwasemd en
de buitenspiegels worden verwarmd (afhan-
kelijk van de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 2 te drukken. Het controlelampje
dooft.
De verwarming schakelt na enige tijd auto-
matisch uit.
VERWARMING, HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING (4/4)
Snel ontwaseming
Zet de knoppen 1, 3 en 5 in de stand voor:
W: ontwasemen.
ventilator op snelheid 3 of 4;
– maximumtemperatuur.
Druk op de 4-toets voor het uitschakelen
van de luchtkringloopstand (lampje uit) en
druk op de 2-knop voor het activeren van de
verwarming van de achterruit (lampje aan).
1 2 3 54
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
chauffage ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
conditionnement d’air ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pare-brise dégivrant...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
régulation de la température......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ventilation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
climatisation ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
vitre arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
désembuage
pare-brise .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dégivrage/désembuage de pare-brise .......
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.9
NLD_UD64858_1
Climatisation automatique : Commande B (XFK - Renault)
Air conditionné automatique
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (1/5)
Bedieningsknoppen
1 Regeling van de luchttemperatuur aan
bestuurderszijde.
2 AUTO” automatische modus.
3 Functie “Helder zicht”.
4 Regeling van de ventilatiesnelheid
5 Verdeling van de lucht in het interieur.
6 Knop om de airconditioning in te schake-
len.
7 SYNC: synchronisatiefunctie.
8 Afstellen van de luchttemperatuur voor
passagier voorin.
9 Luchtkringloop.
10 Ontdooien/ontwasemen van de buiten-
spiegels en de achterruit (indien deze
functie aanwezig is).
Automatische werking
De automatische airconditioning garan-
deert (met uitzondering van extreme geval-
len) een temperatuurcomfort in het interi-
eur en het helder houden van de ruiten, bij
een zo optimaal mogelijk brandstofverbruik.
Het systeem werkt op de ventilatiesnelheid,
de luchtverdeling, de luchtkringloop, het in-
schakelen of uitschakelen van de airconditi-
oning en de luchttemperatuur.
AUTO: optimaal bereiken van de gewenste
temperatuur afhankelijk van de omstandig-
heden buiten de auto. Druk op de knop 2.
Drukken op een andere knop dan de
knop AUTO zorgt ervoor dat de automa-
tische modus wordt uitgeschakeld.
1
2 3 65 7
8
910
4
3.10
NLD_UD64858_1
Climatisation automatique : Commande B (XFK - Renault)
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (2/5)
Regeling van de
ventilateursnelheid
Normaal zorgt het systeem automatisch
voor de juiste ventilateursnelheid om de
ingestelde temperatuur te bereiken en te
handhaven.
U kunt altijd de ventilatiesnelheid verhogen
of verlagen door aan de knop 4 te draaien.
SYNC -functie
Druk op de knop 7 om een uniforme instel-
ling van het passagierscompartiment moge-
lijk te maken. Het lampje in de knop 7 ver-
schijnt.
Druk nogmaals op 7 om de functie uit te
schakelen of gebruik knop 8 om de rechter-
kant apart van de linkerkant te regelen.
Het waarschuwingslampje 7 in de knop
dooft.
Regeling van de temperatuur
Draai aan schakelaar 1 of 8, afhankelijk van
de gewenste temperatuur.
Hoe verder u de knop rechtsom draait, hoe
warmer het wordt.
1
7
8
4
mode ECO .................................................
(page courante)
écrans
écran multimédia .................................
(page courante)
3.11
NLD_UD64858_1
Climatisation automatique : Commande B (XFK - Renault)
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (3/5)
Functie “helder zicht”
Druk op de knop 3: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Met deze functie worden de voorruit, de
zijruiten voor, de achterruit en de buiten-
spiegels snel ontdooid en ontwasemd (af-
hankelijk van de auto). Hierdoor worden
automatisch de airconditioning en de achter-
ruitverwarming ingeschakeld.
Wijzigen van de verdeling van
de lucht in het interieur
Druk zo vaak als nodig op de knop 5 om de
luchtverdelingsmodus van het passagiers-
compartiment te selecteren. 5 verschijnt om
de geselecteerde modus aan te geven.
WDe lucht wordt naar de uitstroom-
sleuven onder de voorruit en de
voorste zijruiten gevoerd.
De lucht wordt naar de roosters
van de zijruiten voorin, de ontwa-
semingssleuven onder de voorruit en naar
de voetenruimtes gevoerd.
De luchtstroom wordt naar de ven-
tilatieroosters van het dashboard
gevoerd, naar de voeten van de inzittenden
voorin en afhankelijk van de auto, van de in-
zittenden op de stoelen van de tweede rij.
De lucht wordt hoofdzakelijk naar
de ontwasemingsroosters in het
dashboard geleid.
De lucht wordt voornamelijk naar
de voetenruimtes gevoerd.
Sommige toetsen hebben een inge-
bouwd controlelampje dat de staat van
de functie aangeeft.
Druk op de toets 10 om de werking van de
achterruitverwarming te stoppen, het inge-
bouwde controlelampje dooft.
U schakelt deze functie uit met een druk
op de toets 2 of 3.
2 3 5
10
3.12
NLD_UD64858_1
Climatisation automatique : Commande B (XFK - Renault)
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (4/5)
Achterruitverwarming
Druk op de knop 10: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden. De achterruit wordt
nu snel ontwasemd en de elektrische buiten-
spiegels worden verwarmd (afhankelijk van
de uitvoering).
U schakelt deze functie uit door opnieuw
op de toets 10 te drukken. De verwarming
schakelt na enige tijd automatisch uit.
In- en uitschakelen van de
airconditioning
Normaal schakelt het systeem automatisch
de airconditioning in of uit, afhankelijk van
de weersomstandigheden.
Druk op de knop 6 om de airconditioning
uit te schakelen. Het ingebouwde controle-
lampje dooft.
Auto’s uitgerust met de ECO-modus
(schakelaar 11): indien geactiveerd kan
de ECO-modus de werking van de au-
tomatische airconditioning verstoren.
2.21.
Door het gebruik van de airconditioning
neemt het brandstofverbruik toe (gebruik
de airconditioning daarom niet als het
niet nodig is).
2 6
10 11
3.13
NLD_UD64858_1
Climatisation automatique : Commande B (XFK - Renault)
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (5/5)
Het ontwasemen/ontdooien heeft altijd
voorrang boven de luchtkringloop.
Handbediening
Druk op de knop 9: het ingebouwde contro-
lelampje gaat branden.
Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen
de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer
aanvriezen. Ook zal het in de auto, door
gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin-
ken.
Het wordt daarom aangeraden om terug te
gaan naar de automatische werkingsstand
door op de toets 9 te drukken zodra de lucht-
kringloop niet langer nodig is.
Inschakelen van de
luchtkringloop (isolatie van het
interieur)
Deze functie wordt automatisch geregeld,
maar u kunt ze handmatig inschakelen. In
dat geval wordt de inschakeling bevestigd
door het controlelampje in de toets 9.
Uitschakelen van het systeem
Draai de knop 4 naar “OFF” om het systeem
te stoppen. U schakelt het systeem weer in
door de knop 4 te draaien en de ventilatie-
snelheid in te stellen of door op de toets 2
te drukken.
2
8
9
4
climatisation ...............................................
(page courante)
air conditionné ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
consommation de carburant ......................
(page courante)
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
mode ECO .................................................
(page courante)
entretien.....................................................
(page courante)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(page courante)
3.14
NLD_UD82040_2
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (XFK - Renault)
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (1/3)
Stop niets in het ventilatiecir-
cuit van de auto (bijvoorbeeld
in geval van stank enz.).
Risico van explosie of brand.
Maak nooit de slangen van
de airconditioning los. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Verbruik
Het is normaal dat het brandstofverbruik
hoger is (vooral in stadsverkeer) als u de air-
conditioning gebruikt.
Voor auto’s met een airconditioning zonder
automatische werkstand, zet het systeem
uit, als u het niet meer nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder lucht-
verontreiniging
Rijd met open ventilatierooster en gesloten
ruiten. Open bij zeer warm weer of als de
auto in de zon heeft gestaan enkele minuten
de portieren voordat u start, zodat de hete
lucht uit de auto kan ontsnappen.
Onderhoud
Raadpleeg voor de controle-intervallen het
onderhoudsdocument van uw auto.
Storingen
Raadpleeg bij een storing altijd een merk-
dealer.
Minder goede werking van ontdooien,
ontwasemen of airconditioning.
Dit kan het gevolg zijn van een vervuild
patroon van het interieurfilter.
Geen gekoelde lucht.
Controleer of alle bedieningsorganen in
de juiste stand staan en de zekeringen
goed zijn. Als dit niet zo is moet u het sys-
teem stoppen.
Water onder de auto
Maak u zich niet ongerust als er condens-
water onder de auto druppelt, dit is normaal
na langdurig gebruik van de airconditioning.
Tips voor het gebruik
In sommige gevallen, (airconditioning uit,
luchtkringloop in werking, ventilatiesnelheid
nul of laag, enz.) kunnen de ruiten van de
auto beslaan.
Als de ruiten beslagen zijn, gebruikt u de
functie “helder zicht” om het doorzicht te
verbeteren; gebruik bij voorkeur de aircondi-
tioning in de automatische werkstand om het
beslaan te voorkomen.
Gebruik de airconditioning regelma-
tig, ook bij koud weer; laat de airco ten
minste eenmaal per maand gedurende
ongeveer 5 minuten draaien.
3.15
NLD_UD82040_2
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (XFK - Renault)
Maak het airconditionings-
systeem nooit open. Dit is
gevaarlijk voor de ogen en de
huid.
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten 2.4 of 2.5.
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (2/3)
Het koelvloeistofcircuit (waarvan sommige
componenten hermetisch zijn afgesloten)
kan fluorhoudende broeikasgassen bevat-
ten.
Koelvloeistof R-134a
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker A in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker A zijn afhankelijk van de
auto.
ÑType airconditioningsvloeistof
(XXX) Type olie in het aircocir-
cuit
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xxx t
A
A
3.16
NLD_UD82040_2
Air conditionné : informations et conseils d’utilisation (XFK - Renault)
Koelvloeistof R-1234yf
Afhankelijk van het voertuig, u kunt de vol-
gende informatie vinden op sticker B in de
motorruimte.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie op sticker B zijn afhankelijk van de
auto.
AIRCONDITIONING: informatie en bedieningsinstructies (3/3)
ÑType airconditioningsvloeistof
(XXX) Type olie in het aircocir-
cuit
Ontvlambaar product
Raadpleeg het instructieboekje
Onderhoud
Hoeveelheid airconditio-
ningsvloeistof aanwezig
in de auto.
x,xxx kg
Global Warming Potential
oftewel aardopwar-
mingsvermogen (CO2-
equivalent).
GWP xxxx
Hoeveelheid in gewicht
en CO2-equivalent.
CO2-
equivalent
x,xxx t
B
B
équipements multimédia............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
téléphone ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
système de navigation ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commande intégrée de téléphone mains-li-
bres............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
navigation ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
afficheur .....................................................
(page courante)
multimédia (équipement) ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écran
écran navigation ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écran
affichages de navigation ....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commande sous volant..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
écrans
écran multimédia .................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
commandes
au volant ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prise accessoires .......................................
(page courante)
prise USB ..................................................
(page courante)
3.17
NLD_UD75303_3
Equipement Multimédia (XFK - Renault)
Multimedia aansluiting 3
U kunt de USB-aansluiting om toegang te
krijgen tot de multimedia-inhoud van uw ac-
cessoires.
De verschillende bronnen kunnen worden
geselecteerd op het multimediascherm en
via de bediening onder het stuur.
De USB-poorten kunnen ook worden ge-
bruikt om accessoires op te laden; deze
moeten door onze technische dienst zijn
goedgekeurd en moeten een maximumver-
mogen hebben van 12 watt (5 V) per poort.
Équipements multimédia
MULTIMEDIA-UITRUSTING (1/3)
De locatie en werking van de uitrusting
kunnen verschillen, afhankelijk van de auto.
1 USB-aansluitingen;
2 Multimediascherm;
3 Multimedia-aansluiting;
4 Bediening onder het stuurwiel;
5 Radio.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem voor meer infor-
matie.
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 12 watt.
Risico op brand.
4
1
1
3
2
USB-aansluitingen 1
De USB-aansluitingen dienen alleen voor
het opladen van accessoires die zijn goed-
gekeurd door de technische dienst van het
merk, en met een maximaal vermogen van
12 watt (spanning: 5 V) per aansluiting.
5
3
chargeur sans fil
recharge à induction ............................
(page courante)
3.18
NLD_UD75303_3
Equipement Multimédia (XFK - Renault)
Microfoon 9
(afhankelijk van de auto)
Draadloze lader -
Inductieladen10
(afhankelijk van de auto)
3.27
MULTIMEDIA-UITRUSTING (2/3)
7
8
Stuurwielknoppen 6
Bij auto’s die hiermee zijn uitgerust kunt u
de knoppen van de handsfree telefoon 7 en
spraakherkenning 8 gebruiken.
Gebruik van de telefoon
Houd u altijd aan de wettelijke
voorschriften met betrekking
tot het gebruik van dit appa-
raat.
6
10
9
9
3.19
NLD_UD75303_3
Equipement Multimédia (XFK - Renault)
MULTIMEDIA-UITRUSTING (3/3)
Steun van de telefoon 11
Bij hiermee uitgeruste voertuigen opent u
het opbergvak A en plaatst u de telefoon-
houder in een van de locaties 16 terwijl u
drukt op de knop 14.
Uw smartphone in de houder plaatsen 12:
Beweeg de klemmen 15.
Plaats uw smartphone in de telefoonhou-
der 12 terwijl u drukt op de klemmen 15.
Laat de klemmen los zodat de smartp-
hone stevig op zijn plaats wordt gehou-
den.
Let op: de houder 12 kan worden verplaatst.
Gebruik de spanmoer 13 om de houder in
de gewenste positie te bevestigen.
De telefoonhouder verwijderen 11: open het
opbergvak A en verwijder de houder terwijl u
drukt op de knop 14.
14 16
AA
13
15
Zorg ervoor dat de voet van de telefoonhouder correct is bevestigd, en dat de te-
lefoon stevig op zijn plaats wordt gehouden in de telefoonhouder, zodat deze niet
op de inzittenden terecht komt bij plotseling afslaan of remmen. Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
11
15
12
enfants .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sécurité enfants .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lève-vitres ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.20
NLD_UD71812_2
Lève-vitres électriques (XFK - Renault)
Elektrische ruitbediening
Deze systemen werken met contact aan of
contact uit tot het openen van een voorpor-
tier (begrensd tot ongeveer 3 minuten).
Druk op de schakelaar van de betreffende
ruit om de ruit tot de gewenste hoogte te
laten zakken.
Trek de schakelaar van de betreffende ruit
omhoog om de ruit tot de gewenste hoogte
omhoog te brengen.
Vanaf de bestuurdersplaats
Gebruik schakelaar:
1 voor de bestuurderskant;
2 voor de passagierskant voor;
afhankelijk van het voertuig, 3 en 5 voor
de achterpassagiers.
Lève-vitres
RUITBEDIENING (1/3)
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat uw voertuig nooit achter
met de card of sleutel erin en
laat nooit een kind, een afhankelijke vol-
wassene of een dier in de auto achter,
zelfs niet voor eventjes.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door de motor te starten, door
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld
de ruitbediening, of de portieren te ver-
grendelen.
In geval van beknelling van een li-
chaamsdeel draait u direct de bewe-
gingsrichting van de ruit om door te druk-
ken op de betreffende schakelaar.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Veiligheid inzittenden achter
De bestuurder kan de werking
van de ruitbediening achter uit-
schakelen door schakelaar 4 in
te drukken. Op het instrumentenpaneel
wordt een bevestigingsboodschap weer-
gegeven.
1
2
3
4
5
3.21
NLD_UD71812_2
Lève-vitres électriques (XFK - Renault)
RUITBEDIENING (2/3)
Voor de plaatsen achter
Portieren gesloten, gebruik de schake-
laar 7.
Vanaf de passagiersplaats voor
Gebruik de schakelaar 6.
Leg nooit iets op de bovenkant van een
ruit: risico van beschadiging van de ruit-
bediening.
6
7
Kantelruit
Om de ruit op een kier te zetten, beweegt u
de handgreep 8 in de richting van de pijl, en
blokkeert u deze door op de handgreep te
duwen. Controleer de vergrendeling na het
sluiten.
8
anomalies de fonctionnement....................
(page courante)
3.22
NLD_UD71812_2
Lève-vitres électriques (XFK - Renault)
Wanneer u de ruiten sluit, moet
u erop letten dat er geen enkel
lichaamsdeel (arm, hand, enz.)
uit het voertuig steekt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
Elektrische ruitbediening met
sneltoets
Dit is een aanvulling op de elektrische ruit-
bediening die hiervoor is beschreven.
Deze is aanwezig bij de bestuurdersruit.
Druk kort op of trek kort aan de schakelaar 1
tot deze niet verder kan: het raam gaat dan
helemaal open of dicht.
1
Storingen
Als het sluiten van de ruit niet goed werkt,
schakelt het systeem over op de normale
werking: u kunt dan de betrokken ruitscha-
kelaar zo vaak als nodig bedienen tot de ruit
helemaal sluit (de ruit gaat stap voor stap
omhoog). Houd vervolgens de schakelaar
langer dan drie seconden ingedrukt (nog
steeds aan de sluitkant) en laat dan de ruit
helemaal openen en sluiten om het systeem
te resetten.
Indien nodig, raadpleeg uw merkdealer.
Om de beweging van de ruit voortijdig te
stoppen drukt u de schakelaar opnieuw in.
Opmerking: Als de ruit tijdens het sluiten
op weerstand stuit (bijv. een boomtak enz.),
stopt de ruit en schuift deze daarna enkele
centimeters terug.
RUITBEDIENING (3/3)
éclairage :
intérieur ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plafonnier ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
spots d’éclairage........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.23
NLD_UD81025_2
Eclairage intérieur (XFK - Renault)
Éclairage intérieur
BINNENVERLICHTING (1/3)
2
Plafondverlichting voor 1
Druk op de schakelaar 1 om het volgende
te activeren:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als een
van de voorportieren of, afhankelijk van
de auto, een van de vier portieren wordt
geopend; de binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop de ver-
lichting reageert, goed gesloten zijn;
een niet brandende verlichting.
Kaartleeslampjes 2 en 3 voorin
(afhankelijk van de auto)
Druk op de schakelaar 2 of, afhankelijk van
de auto, op de schakelaar 3 om het vol-
gende in te schakelen:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als een
van de voorportieren of, afhankelijk van
de auto, een van de vier portieren wordt
geopend; de binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop de ver-
lichting reageert, goed gesloten zijn;
een niet brandende verlichting.
1
3
3.24
NLD_UD81025_2
Eclairage intérieur (XFK - Renault)
BINNENVERLICHTING (2/3)
Verlichting dashboardkastje 6
Het lampje 6 gaat branden bij het openen
van de klep.
6
Binnenlicht achter
(afhankelijk van de auto)
Druk op de schakelaar 4 om het volgende
te activeren:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als een
van de voorportieren of, afhankelijk van
de auto, een van de vier portieren wordt
geopend; de binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop de ver-
lichting reageert, goed gesloten zijn;
een niet brandende verlichting.
4
Kaartleeslampjes achter
(afhankelijk van de auto)
Druk op de schakelaar 5 om het volgende
te activeren:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als een
van de voorportieren of, afhankelijk van
de auto, een van de vier portieren wordt
geopend; de binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop de ver-
lichting reageert, goed gesloten zijn;
een niet brandende verlichting.
5
3.25
NLD_UD81025_2
Eclairage intérieur (XFK - Renault)
BINNENVERLICHTING (3/3)
Bijzonderheden
Afhankelijk van de auto, gaat bij het ont-
grendelen van de portieren met de afstands-
bediening de binnenverlichting enige tijd
branden. Met het openen van een voor- of
achterportier gaat de verlichting opnieuw
enige tijd branden.
Daarna gaat de verlichting in het interieur en
in de bagageruimte geleidelijk uit.
Er zijn verschillende tijdschakelingen voor
het doven van de verlichting:
na 15 minuten als een portier open is ge-
bleven;
na 15 seconden of, afhankelijk van de
auto, 5 minuten als alle portieren zijn ge-
sloten;
bij het aanzetten van het contact.
Binnenverlichting achter 8
Met de schakelaar 8 kunt u kiezen voor:
een constant brandende verlichting;
een verlichting die gaat branden als een
van de voorportieren of, afhankelijk van
de auto, een van de vier portieren wordt
geopend; de binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop de ver-
lichting reageert, goed gesloten zijn;
een niet-brandende verlichting.
Verlichting bagageruimte 7
Het lampje 7 gaat branden bij het openen
van de bagageruimte.
7
Het ontgrendelen en het openen van de
portieren en de achterklep zorgen voor
het tijdelijk branden van de binnenlichten
en de vloerlichten.
8
pare-soleil ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
miroirs de courtoisie ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
poignée de maintien ..................................
(page courante)
miroir de communication ...........................
(page courante)
3.26
NLD_UD65218_1
Pare-soleil (XFK - Renault)
Pare-soleil, miroirs, poignée de maintien
ZONNEKLEP, SPIEGELS, HANDGREEP
Zonneklep voor
Laat de zonneklep 2 zakken.
Make-up spiegels
(afhankelijk van de auto)
Til het deksel 1 omhoog.
Opbergruimte zonneklep 3
Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een
tolweg) bevestigen.
12
Tijdens het rijden moet het
klepje van de make-up spiegel
gesloten zijn.
Verwondingsgevaar.
3
3
Communicatiespiegel 4
(afhankelijk van de auto)
In de communicatiespiegel kunt u kinde-
ren achterin de auto in de gaten houden.
Trek naar beneden (beweging A) in de
werkstand.
Handgrepen voor 5 en achter 6
Deze kunnen steun bieden aan de passa-
giers tijdens het rijden. Gebruik ze niet als
houvast bij het in- of uitstappen.
5
6
4A
rangements................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
aménagements ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.27
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
Rangements, aménagements habitacle
Laat geen spullen op de vloer
(bij de bestuurder) liggen. In
geval van plotseling remmen
zouden deze onder de peda-
len terecht kunnen komen, waardoor de
bestuurder deze niet meer goed kan be-
dienen.
Opbergruimte in voorportieren 1
1
Bovenste opbergruimte
van dashboard aan
bestuurderszijde A
Druk op de knop 3, plaats uw hand op de
zones 4 en til omhoog om het opbergvak te
openen A.
Open de opbergruimte uitsluitend als de
auto stilstaat.
4
A
Open de opbergruimte 2
3
2
Controleer of het opbergvak A
in het dashboard correct is ge-
sloten voordat u gaat rijden.
Anders kan het gezichtsveld
van de bestuurder worden belem-
merd bij onbedoeld openen.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/8)
3.28
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
Dashboardkastje 7
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht of bij plotse-
ling remmen.
6
Opbergruimte 5
Opbergruimte middenconsole/
draadloze lader - inductieladen 6
Raadpleeg voor meer informatie over de in-
ductielaadzone de gebruiksaanwijzing van
het multimediasysteem.
5
Opbergruimte 8
8
7
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/8)
Afhankelijk van het land en het abonne-
ment is de inductielaadzone 6 ook de
zone voor plaatsing van smartphones
die zijn uitgerust met een digitale sleu-
tel 1.23.
accoudoir
avant ....................................................
(page courante)
3.29
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
12
Opbergruimte in middelste
armsteun 11
Til de kap van de armsteun omhoog 10.
Bergruimte van de
middenconsole 12
10
Bekerhouder 9
Afhankelijk van de auto is de bekerhouder
mogelijk voorzien van haakjes om de beker
op zijn plaats te houden.
Hierin kunnen een losse asbak, blikjes enz.
worden geplaatst.
Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of
het blikje niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof warm is en/of vlekken.
11
9
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/8)
3.30
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
Opberglade aan
passagiersstoel 14
Trek aan de handgreep 15 om dit te openen
als de auto hiermee is uitgerust.
Dashboardkastje
Trek aan de handgreep 16 om dit te openen
als de auto hiermee is uitgerust.
Opbergruimte bij de
passagier 17
Opbergruimte boven cabine
voor 13
Gebruik deze niet om op of van de auto te
klimmen of om er aan te hangen.
Plaats geen natte voorwerpen of flessen met
vloeistof in de bovenste opbergruimte van
de cabine.
13
Zorg er voor dat er geen zwaar
en/of scherp voorwerp ge-
plaatst wordt dat tijdens het
rijden zou kunnen vallen.
Verwondingsgevaar
14
15
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/8)
17
16
3.31
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
Opbergruimte in schuifdeur 18
De voorwerpen die in de opbergruimtes
in de schuifdeuren worden opgeborgen,
mogen niet uitsteken, omdat de deuren dan
niet kunnen schuiven.
18
21
22
19
20
Opbergruimte 19
Om het dashboardkastje 19 te openen,
steekt u uw hand in plaats 20 en trekt u.
Opbergzakken 21 in de
achterstoelen
Tafeltjes achter 22
Trek ze omhoog in de horizontale stand.
Let op: de maximaal toegestane belasting
op de hoedenplank is 5 kg, gelijkmatig ver-
deeld.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/8)
3.32
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (6/8)
Om het zitkussen terug te plaatsen, volgt u
de stappen in omgekeerde volgorde:
Trek het kussen omhoog om het achter-
ste deel B van het kussen onder de rug-
leuning te schuiven.
Druk vervolgens op de voorkant van het
kussen C om het zitkussen te vergrende-
len.
Controleer de vergrendeling.
Opbergruimte 23 onder
passagiersstoel voorin
(voor de auto’s met een voorbank met twee
plaatsen)
Om erbij te kunnen komen:
– trek de voorkant van het kussen C van
de bank tot aan de aanslag;
til vervolgens het achterste gedeelte B
van het kussen op en draai de stoelbasis.
23
C
Hoedenplank 24, opslagruimte 25,
penhouder 26 en bekerhouder 27
(afhankelijk van de auto)
Zet de rugleuning omlaag D 1.38.
Afhankelijk van de auto is de bekerhouder
mogelijk voorzien van haakjes om de beker
op zijn plaats te houden. Hierin passen de
losse asbak, blikjes, enz.
25
D
B
Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of
het blikje niet over de rand stroomt.
Risico van verwondingen als de vloeistof warm is en/of vlekken.
B
Maximaal toegestaan laadgewicht in de
opslagruimte 23: 10 kg.
24
26
27
3.33
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
Tafeltje 24
Druk om de hoedenplank te verwijderen op
de knop 28 (beweging E) en til de hoeden-
plank op (beweging F).
U kunt documenten bevestigen in de
klem 29.
U kunt plakbriefjes bevestigen op het daar-
voor bedoelde deel van de klem 29.
28
E
F
De hoedenplank terugplaatsen:
steek het uiteinde 31 van de hoeden-
plank in de sleuf 30;
druk op de knop 28 (beweging E) en zet
de hoedenplank in de opslagstand;
zet de knop 28 vrij.
Opmerking: plaats de hoedenplank op de
juiste manier terug en verwijder alle items uit
de bekerhouder voordat u de middelste rug-
leuning omhoog zet. Let er op dat de rugleu-
ning van de middelste stoel goed vergren-
deld is
29
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (7/8)
24
31
30
3.34
NLD_UD81033_3
Rangements / Aménagements habitacle (XFK - Renault)
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (8/8)
Kledinghaken 33
Afhankelijk van de auto kunnen deze haak-
jes op het dakpaneel achter de stoelen zijn
geplaatst.
Om veiligheidsredenen is het gebruik van de
haakjes uitsluitend bestemd voor het ophan-
gen van kleding.
N.B.: het maximum toegestane gewicht is
4 kg.
33
Bergvakken 32 bij de
voetsteunen van de tweede zitrij
achterin
(bij auto’s met 7 zitplaatsen)
In deze opbergruimtes passen wegenkaar-
ten, doeken, enz.
32
prise accessoires .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.35
NLD_UD81087_2
Cendrier - Allume-cigares - Prise accessoires (XFK - Renault)
Prise accessoires
ACCESSOIREAANSLUITING (1/2)
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
Accessoireaansluitingen 1, 2, 3
Afhankelijk van de auto zijn deze bedoeld
voor de aansluiting van accessoires die zijn
goedgekeurd door onze technische dienst.
2
13
3.36
NLD_UD81087_2
Cendrier - Allume-cigares - Prise accessoires (XFK - Renault)
Accessoireaansluitingen 4, 5, 6
Sluit alleen accessoires aan
met een vermogen van maxi-
maal 120 watt (12 V).
Als verschillende accessoire-
aansluitingen tegelijk worden gebruikt,
mag het totale vermogen van de aan-
gesloten accessoires niet meer zijn dan
180 watt.
Risico van brand.
ACCESSOIREAANSLUITING (2/2)
6
5
4
appuis-tête .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
réglage de la position de conduite .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
appuis-tête
arrière ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
sièges arrière .............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.37
NLD_UD81059_4
Appuis-tête arrière (XFK - Renault)
De hoofdsteun in de onderste stand is
een opbergstand en alleen toegestaan
als de hoofdsteun niet gebruikt wordt.
Indien er een passagier op de stoel zit, mag
de hoofdsteun niet in de onderste stand ge-
bruikt worden.
Appuis-tête arrière
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld.
Versie met standaardchassis
(5 zitplaatsen)
Hoger zetten
Schuif hem tot de gewenste stand is bereikt.
Lager zetten
Trek hem naar u toe en schuif hem tot de
gewenste stand is bereikt.
Verwijderen
Schuif de hoofdsteun omhoog en maak hem
vrij door de lipjes 1 in te drukken.
HOOFDSTEUNEN ACHTER (1/3)
1
2
Voor het terugplaatsen
Druk het lipje 1 in en steek de poten in de
geleiders, met de vertandingen naar voren.
Opbergstand 2
Trek hem naar u toe en laat hem helemaal
zakken.
3.38
NLD_UD81059_4
Appuis-tête arrière (XFK - Renault)
HOOFDSTEUNEN ACHTER (2/3)
Auto lang chassis
(5-zits of 7-zits)
Gebruiksstand
Til de hoofdsteun helemaal omhoog tot deze
blokkeert. Controleer de vergrendeling.
Hoofdsteun verwijderen
Zet de hoofdsteun geheel omhoog, druk
daarna op de knop 3 of 4 en verwijder de
hoofdsteun.
3
Voor het terugplaatsen
Monteer de poten in hun geleiders en druk
de hoofdsteun omlaag tot hij vergrendelt om
hem in de hoogste stand te zetten.
Controleer de vergrendeling.
4
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld.
3.39
NLD_UD81059_4
Appuis-tête arrière (XFK - Renault)
HOOFDSTEUNEN ACHTER (3/3)
Auto lang chassis
(vervolg)
Opbergstand 5 of 6
Druk op de knop 7 of 8 en laat de hoofd-
steun helemaal neer.
6
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld.
De hoofdsteun in de onderste stand is
een opbergstand en alleen toegestaan
als de hoofdsteun niet gebruikt wordt.
Indien er een passagier op de stoel zit, mag
de hoofdsteun niet in de onderste stand ge-
bruikt worden.
57
8
banquette arrière .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.40
NLD_UD82557_1
Banquette arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
Banquette arrière : fonctionnalités
Rugleuning neerklappen
Schuif de voorstoelen voldoende naar voren.
Voordat u de zitbank verplaatst, moet u con-
troleren dat er geen voorwerpen op de vloer
liggen en dat niets de beweging belemmert.
Zorg ervoor dat er geen apparaten zijn aan-
gesloten op de accessoire-aansluiting 2.
Doe de veiligheidsgordel in de haak 1 om be-
schadiging te voorkomen en laat de hoofd-
steunen achter in de opbergstand zakken.
ACHTERBANK: functies (1/2)
Trek aan de hendel 3 van du rugleuning die
u wilt neerklappen (rechts of links van de
bank), en begeleid de rugleuning naar be-
neden.
Controleer de plaats en wer-
king van de autogordels ach-
terin na het kantelen van de
achterbank.
1
2
3
3.41
NLD_UD82557_1
Banquette arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
Rugleuning weer omhoog zetten
Voordat u de rugleuning omhoog zet, moet
u zorgen dat er geen voorwerpen (waterfles,
gereedschapskist, enz.) zijn die de vergren-
deling verhinderen en dat de autogordel cor-
rect in de haak is geplaatst.
Zet de rugleuning omhoog en klap hem vast.
Controleer de vergrendeling.
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Als u stoelhoezen gebruikt,
moet u opletten dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmeren.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
Beperking voor het gebruik
Het is verboden om met een neergeklapte
rugleuning of stoel voorin te rijden als er een
passagier op de achterbank zit.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
ACHTERBANK: functies (2/2)
sièges arrière
fonctionnalités ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.42
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
Sièges arrière : fonctionnalités
Rugleuning verstellen
(comfortpositie)
Trek aan de riem 3 om de rugleuning te ont-
grendelen en deze in de gewenste stand te
klappen (drie mogelijke standen).
Laat in de gewenste stoelstand 3 de riem los
en controleer of de rugleuning goed vergren-
deld is.
Achterstoelen van de tweede
rij
De zitplaatsen achter worden gevormd door
afzonderlijke stoelen.
Naar voren of achteren zetten van de
stoelen
Breng de handgreep 1 omhoog of trek
achter de stoel aan de zwarte riem 2 om de
stoel te ontgrendelen.
Laat in de gewenste stand handgreep 1 of
handgreep 2 los en controleer de vergren-
deling van de stoel aan de vloer.
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (1/18)
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
2
1
3
3.43
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
Neerklappen van de rugleuning van een
stoel (tafelblad)
Zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk:
trek aan de riem 3 of druk vanaf de ach-
terkant van de zijstoel op de handgreep 4
om de rugleuning te ontgrendelen;
klap de rugleuning neer en maak de
riem 3 of de handgreep 4 los;
controleer of de rugleuning goed vergren-
deld wordt.
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (2/18)
4
A
Als de rugleuning geheel tegen de zitting
is geklapt (beweging A) kan hij gebruikt
worden als tafelblad.
In deze stand kunnen de stoelen een ge-
wicht tot 80 kg dragen.
4
33
4
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
3.44
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (3/18)
Rugleuning weer omhoog zetten
(tafelstand)
Trek aan de riem 3 of druk op de hand-
greep 4 om de rugleuning te ontgrende-
len;
pak de rugleuning vast en zet deze
omhoog (beweging B);
controleer of deze goed is vergrendeld.
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Let op bij het gebruik van
een stoelhoes, dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmert.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
B
4
3
4
3
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
3.45
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (4/18)
Stoel opklappen
(neergeklapte stand)
Zet de voorstoelen naar voren;
zorg ervoor dat er geen apparaten zijn
aangesloten op de accessoire-aanslui-
ting 5;
zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk;
zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren
in de richting van de achterkant van het
voertuig;
klap de rugleuning neer in de tafelstand
(beweging A) door aan de riem 3 te trek-
ken of door op de handgreep 4 te druk-
ken; Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
C
7
A
7
3
4
haal de handgreep 6 zo ver mogelijk
omhoog om de stoel te ontgrendelen of
trek aan de rode riem 7 achter de stoel
als u op de derde zitrij zit;
zet de stoel omhoog en geleid deze tot hij
verticaal staat (beweging C) in de neer-
geklapte stand.
6
5
6
3.46
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (5/18)
8
Het is niet toegestaan om
met een neergeklapte stoel te
rijden als een passagier op een
andere stoel in dezelfde rij zit.
De sticker 8 op de achterkant van de
stoelen herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Beperking voor het gebruik
8
3.47
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (6/18)
Terugplaatsen van de bank
Trek de rode riem 7 zo ver mogelijk
omhoog en laat de stoel neer totdat deze
op de vloer vastklikt (beweging D);
controleer dat de stoel stevig op de vloer
is vergrendeld;
haal de rugleuning omhoog (bewe-
ging B) door aan de riem 3 te trekken of
door op de handgreep 4 te drukken.
D
7
B
4
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Als u stoelhoezen gebruikt,
moet u opletten dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmeren.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
3
3.48
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (7/18)
Stoel op de tweede zitrij in oorspronkelijke
stand terugzetten:
Trek de rode riem 7 zo ver mogelijk
uit om de stoel terug te zetten in de ta-
felstand (beweging D);
Controleer dat de stoel stevig op de vloer
is vergrendeld;
Haal de rugleuning omhoog door aan
de riem 3 te trekken of door op de hand-
greep 4 te drukken.
Geleid de stoelen door hun volledige bewe-
ging heen.
Til de stoel omhoog en zet in de verticale
stand (beweging C);
Ga op de achterstoel van de derde zitrij
zitten.
Achterstoelen van de derde rij
Toegang tot de achterstoelen van de
derde zitrij
Schuif de achterbank op de tweede rij zo
ver mogelijk naar achteren;
Zet de hoofdsteun zo laag mogelijk;
Klap de rugleuning neer (beweging A);
Haal de handgreep 6 zo ver mogelijk
omhoog om de stoel te ontgrendelen;
A
CD
3
4
6
47
3
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
3.49
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (8/18)
Beperking voor het gebruik
9
9
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Voordat u een stoel van de tweede zitrij
naar voren verplaatst, moet de stoel in
de tafelstand staan.
De sticker 9 op de achterkant van de
stoelen herinnert u hieraan.
3.50
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (9/18)
Naar voren of achteren zetten van de
stoelen
Haal de handgreep 10 omhoog of trek vanaf
de achterkant van de stoel aan de zwarte
riem 11 om de stoel te ontgrendelen.
Laat in de gewenste stand de handgreep 10
of de zwarte handgreep 11 los en controleer
de vergrendeling van de stoel op de vloer.
Rugleuning verstellen
(comfortpositie)
Trek aan de riem 12 om de rugleuning te
ontgrendelen en deze in de gewenste stand
te klappen (drie mogelijke standen).
Laat in de gewenste stoelstand 12 de riem
los en controleer of de rugleuning goed ver-
grendeld is.
10 11
12
Tijdens het bewegen van de
stoelen van de derde rij achter:
– Zorg dat er niemand in de
buurt van de bewegende delen
is;
– Controleer of er voldoende ruimte is
rondom de stoel;
– Zorg ervoor dat de voorbehouden op-
bergruimte voor de stoel in de baga-
geruimte vrij is.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als
de auto stilstaat.
3.51
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (10/18)
Neerklappen van de rugleuning van een
stoel (tafelblad)
Zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk
trek aan de riem 12 of druk vanaf de ach-
terkant van de stoel op de handgreep 13
om de rugleuning te ontgrendelen;
klap de rugleuning neer en maak de
riem 12 of de handgreep 13 los;
controleer of de rugleuning goed vergren-
deld wordt.
Als de rugleuning geheel tegen de zitting
is geklapt (beweging E) kan hij gebruikt
worden als tafelblad.
In deze stand kunnen de stoelen een ge-
wicht tot 80 kg dragen.
12
13
12
13
E
Let op dat de rugleuning van de
stoel goed vergrendeld wordt.
Verwijder indien nodig de be-
lemmering aan de achterkant.
Herhaal dit totdat de stoel goed vergren-
deld is.
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
3.52
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (11/18)
Rugleuning weer omhoog zetten
(tafelstand)
Trek aan de riem 12 of druk op de hand-
greep 13 om de rugleuning te ontgrende-
len;
pak de rugleuning vast en zet deze
omhoog (beweging F);
controleer of deze goed is vergrendeld.
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Controleer na het terugkan-
telen van de rugleuning of
deze weer goed is vergrendeld.
Let op bij het gebruik van
een stoelhoes, dat deze de vergrende-
ling van de rugleuning niet belemmert.
Let op de juiste stand van de autogor-
dels.
Plaats de hoofdsteunen terug.
F
F
12 13
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
3.53
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (12/18)
Trek aan de rode riem 14 vanaf de ach-
terkant van de stoel om deze te ontgren-
delen;
Haal de stoel omhoog en geleid deze
totdat deze verticaal staat (beweging G)
in de opgeklapte stand.
Stoel opklappen
(neergeklapte stand)
Druk de stoelen van de twee zitrij zoveel
mogelijk naar voren;
zet de hoofdsteunen zo laag mogelijk;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar ach-
teren in de richting van de achterkant van
het voertuig met behulp van de zwarte
riem 11;
– klap de rugleuning van de stoel neer in
de tafelstand (beweging E) met behulp
van de handgreep 13;
11
13
14
G
E
14
Tijdens het bewegen van de
stoelen van de derde rij achter:
– Zorg dat er niemand in de
buurt van de bewegende delen
is;
– Controleer of er voldoende ruimte is
rondom de stoel;
– Zorg ervoor dat de voorbehouden op-
bergruimte voor de stoel in de baga-
geruimte vrij is.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als
de auto stilstaat.
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
3.54
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (13/18)
Terugplaatsen van de bank
Trek de rode riem 14 zo ver mogelijk uit
en laat de stoel neer (beweging H) totdat
deze op de vloer vastklikt;
– controleer of de stoel goed vergrendeld
is;
haal de rugleuning omhoog (beweging F)
door op de handgreep 13 te drukken.
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
Tijdens het bewegen van de
stoelen van de derde rij achter:
– Zorg dat er niemand in de
buurt van de bewegende delen
is;
– Controleer of er voldoende ruimte is
rondom de stoel;
– Zorg ervoor dat de voorbehouden op-
bergruimte voor de stoel in de baga-
geruimte vrij is.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als
de auto stilstaat.
Er mogen geen mensen of
dieren op de achterstoelen van
de derde rij zitten als de baga-
geafdekplaat niet verwijderd is.
H14
13
F
3.55
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (14/18)
Wanneer er een passagier op
een stoel van de derde rij zit,
is het niet toegestaan om te
rijden met de rugleuning van
een stoel van de tweede rij neergeklapt.
De sticker 15 op de achterkant van de
stoelen herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Het is niet toegestaan om
met een neergeklapte stoel te
rijden als een passagier op een
andere stoel in dezelfde rij zit.
De sticker 16 op de achterkant van de
stoelen herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Beperking voor het gebruik
15
16
15 16
3.56
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (15/18)
Verwijderen van de stoel:
Trek aan de ontgrendelingsschake-
laar 23 aangegeven met een rode mar-
kering en houd deze vast om de stoel tot
45° te kantelen;
Geleid de stoel in de tafelstand.
Vervolgens kunt u de ontgrendelde stoel uit
de auto verwijderen.
druk op het gebied 18 rond de connector
en trek tegelijkertijd aan de connector om
deze los te koppelen;
goed loskoppelen door de connector vast
te houden, zonder aan de kabel 21 te
trekken;
bevestig de kabel 21 van de connector
aan de klem 22;
plaats de klep 20 terug.
Achterstoelen op de tweede en
derde zitrij
Verwijderen van de stoelen
Voor het vervoeren van grote voorwerpen
kunnen de achterstoelen op de tweede en
derde zitrij worden neergeklapt of verwij-
derd. Ze zijn uitgerust met een connector om
de aanwezigheid van de stoel in het voer-
tuig en/of de aanwezigheid van een passa-
gier op de stoel elektronisch aan te geven,
evenals de status van de veiligheidsgordels
1.47.
Klap de stoel naar de neergeklapte stand
en verwijder de klep 20;
maak de connector 17 los door het rode
lipje 19 te verplaatsen;
18
19
17
20
21
23
20
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
De achterbank is zwaar. Let
er voor uw veiligheid op dat u
voorzichtig manoeuvreert.
20
22
3.57
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (16/18)
Bevestig de haken 25 aan het anker-
punt 26 gemarkeerd met een pijl 27 door
de rugleuning van de stoel voorzichtig op
te tillen;
schuif de stoel zo ver mogelijk naar
voren (beweging J);
– de vrijgaveschakelaar 23 vergrendelt, u
hoort een vergrendelingsgeluid;
sluit de connector 17 weer aan.
De stoelen installeren
Controleer voordat u een stoel monteert
of deze op de juiste positie in het voertuig
komt.
De informatie is te vinden op het etiket 24 op
de achterkant van de stoel.
De stoelen mogen niet verwisseld worden.
24
25
25
26
27
17
J
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
23
26
3.58
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (17/18)
Sluit de connector 17 aan en vergrendel
het rode lipje 19;
Plaats de kabel 21 terug in de uitsparing
in het tapijt 28;
Plaats de klep 20 terug.
De stoelen installeren
(vervolg)
Aansluiten van de connector 17:
Verwijder de klep 20;
– Haak de kabel 21 van de connector los
van de klem 22;
22
20
21
19
20 21
17
17
28
Wanneer u een stoel in het voertuig te-
rugplaatst, zorg dan dat u de stoelcon-
nector opnieuw aansluit. Als dit niet
gebeurt, wordt de informatie over de
gordelsluiting niet weergegeven op het
instrumentenpaneel 1.47.
3.59
NLD_UD81472_3
Sièges arrière : fonctionnalités (XFK - Renault)
ACHTERSTOELEN: gebruiksmogelijkheden (18/18)
De stoelen installeren
(vervolg)
De stoelen in de gebruiksstand plaatsen:
Trek aan de rode riem 29 zo ver als mo-
gelijk is;
Laat de stoel neer en geleid deze tot hij
vastklikt op de vloer (beweging K).
controleer of de stoel goed vergrendeld is.
Zet de rugleuning omhoog (beweging L).
Zorg dat de ankerpunten niet
zijn geblokkeerd (arm of been,
dier, steentjes, kleding, speel-
goed, enz.) terwijl de achter-
stoelen worden verplaatst.
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Na het weer aanbrengen van de con-
nector 17 en het sluiten van de klep 20,
moet absoluut aan de rode riem 29
worden getrokken voordat u de stoel
neerklapt.
De sticker 30 op de achterkant van de
stoelen herinnert u hieraan.
29
KL
30
30
17 20
tablette arrière ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plage arrière ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.60
NLD_UD65225_1
Tablette arrière (XFK - Renault)
Tablette arrière
Leg geen zware of harde voor-
werpen op de hoedenplank. Bij
plotseling remmen of in geval
van een ongeluk kunnen rond-
slingerende spullen de inzittenden in
gevaar brengen.
HOEDENPLANK
De afdekplaat bestaat uit twee harde delen.
Er zijn twee standen mogelijk:
de hoge stand A;
In dit geval kunt u het gedeelte 2 op het ge-
deelte 1 vouwen door het op te tillen zoals
aangegeven door de pijl.
A
– Opbergstand B.
Om de hoedenplank op te slaan, schuift u
deze in de geleider 3 achter de rugleuning
van de achterbank.
B
2
1
3
2
1
cache-bagages ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.61
NLD_UD81031_1
Cache-bagages (XFK - Renault)
Cache-bagages
BAGAGE-AFDEKPLAAT (1/2)
5
Oprollen van het soepele deel
van de bagage-afdekking
Op de hiermee uitgeruste voertuigen kan
deze in twee posities worden geïnstalleerd:
achter de stoelen achter op de tweede
zitrij (positie A). In dit geval moeten de
stoelen op de derde zitrij in de tafelstand
of in de neergeklapte stand staan of uit
het voertuig zijn verwijderd.
achter de stoelen op de derde zitrij (posi-
tie B).
Zorg dat elke riem 1 goed vastzit in de lip 2.
3
A
B
Het is niet toegestaan om de bagageaf-
dekplaat achter de stoelen op de tweede
zitrij te bevestigen als er passagiers op
de stoelen van de derde rij zitten.
6
Trek voorzichtig aan de hendel 3 om de
pinnen 4 los te maken uit hun ankerpunten 6
aan weerszijden van de bagageruimte en rol
vervolgens de bagageafdekplaat 5 op.
Begeleid de oprolbeweging van de bagage-
afdekplaat 5.
Om het flexibele deel van de bagageafdek-
plaat uit te rollen, gaat u in omgekeerde
volgorde te werk.
1
5
2
4
3.62
NLD_UD81031_1
Cache-bagages (XFK - Renault)
Opbergen van de bagage-
afdekking
U kunt de bagageafdekplaat 5 direct op de
vloer. opbergen
Plaats het oprolmechanisme van de baga-
geafdekplaat 5 in de houders 8.
Verwijderen van de bagage-
afdekplaat
Draai met behulp van de 3 handgreep het
flexibele gedeelte van de bagageafdek-
plaat 5 naar boven (beweging C) om toe-
gang te krijgen tot de aanslagen 7 op de uit-
einden.
Druk de rechteraanslag 7 naar links (be-
weging D) en til de rechterkant op (bewe-
ging E) om het rolmechanisme uit zijn behui-
zing te halen. Leg geen zware of harde voor-
werpen op de bagage-afdek-
king. Bij plotseling remmen
of in geval van een ongeluk
kunnen rondslingerende spullen de inzit-
tenden in gevaar brengen.
5
A
Terugplaatsen van de bagage-
afdekplaat
Plaats de linkerkant van de bagageafdek-
plaat 5, druk de rechteraanslag 7 naar links
en laat de rechterkant van het rolmecha-
nisme dan in zijn behuizing zakken.
3
5
BAGAGE-AFDEKPLAAT (2/2)
8
7
E
D
5
Er mogen geen mensen of
dieren op de achterstoelen van
de derde rij zitten als de baga-
geafdekplaat niet verwijderd is.
C
filet de séparation ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.63
NLD_UD81088_2
Filet de retenue de bagages (XFK - Renault)
Voor de auto’s die hiermee zijn uitgerust,
is het scheidingsnet handig bij vervoer van
dieren of bagage, om deze af te scheiden
van het passagiersgedeelte.
Dit net wordt geïnstalleerd achter de achter-
bank of de achterste stoelen (afhankelijk van
de auto) of achter de bestuurders- en voor-
passagiersstoel.
Filet de séparation
BAGAGESCHEIDINGSNET (1/3)
1
2
33
5
7
1
Aanbrengen van het
scheidingsnet achter de
voorstoelen
(standaardchassis)
Aan beide kanten in de auto:
Til de kappen 2 op om toegang te krijgen
tot de verankeringspunten 1 en verwijder
de afdekkapjes van de verankeringspun-
ten 8.
steek de bovenste staaf 4 van het net in
de verankeringspunten 1;
bevestig de twee haken 6 van de netban-
den 5 aan de bevestigingshaken 8;
stel de band 5 van het net zo af, dat het
goed strak staat.
66
5
Het bagagescheidingsnet kan
een massa van maximaal
10 kg tegenhouden.
Verwondingsgevaar
Aanbrengen van het
scheidingsnet achter de
achterstoelen
(standaardchassis)
Aan beide kanten in de auto:
steek de bovenste staaf 4 van het net in
de verankeringspunten 3;
bevestig de twee haken 6 van de netban-
den 5 aan de ankerpunten 7;
stel de band 5 van het net zo af, dat het
goed strak staat.
4
4
8
Het bagagenet mag niet ge-
bruikt worden voor het vastma-
ken van voorwerpen.
Verwondingsgevaar.
3.64
NLD_UD81088_2
Filet de retenue de bagages (XFK - Renault)
Aanbrengen van het
scheidingsnet achter de
achterstoelen
(lang chassis)
Dit is achter de achterbank van de tweede
zitrij gemonteerd.
Aan beide kanten in de auto:
zet de stoelen van de tweede rij zo veel
mogelijk naar voren;
plaats de stoelen van de derde zitrij in de
neergeklapte stand of verwijder ze;
steek de bovenste staaf 10 van het net in
de verankeringspunten 9;
BAGAGESCHEIDINGSNET (2/3)
12
13
A
– bevestig de twee haken 12 van de net-
banden 11 aan de ankerpunten 13;
Stel de band van het net 11 zo af, dat het
goed strak staat;
pas de positie van de stoelen op de
tweede zitrij aan: zorg dat de rugleunin-
gen het bagagenet niet raken.
Installeer het bagageschei-
dingsnet niet op deze plaats
als er iemand op een achter-
stoel zit.
Het etiket A op de zijkant van de baga-
genet herinnert u aan deze instructies.
10
11
9
3.65
NLD_UD81088_2
Filet de retenue de bagages (XFK - Renault)
Aanbrengen van het
scheidingsnet achter de
voorstoelen
(lang chassis)
Het net wordt achter de bestuurders- en
voorpassagiersstoel gemonteerd.
Aan beide kanten in de auto:
zet de achterstoelen in de neergeklapte
stand of verwijder ze;
haal de afdekkingen 15 omhoog om bij
de verankeringspunten 14 te komen;
steek de bovenste staaf 16 van het net in
de verankeringspunten 14;
verwijder de afdekkingen 17 om bij de
verankeringspunten 18 te komen;
– bevestig de twee haken 20 van de net-
banden 19 aan de ankerpunten 21;
stel de band van het net 19 zo af, dat het
goed strak staat;
– pas de positie van de voorstoelen aan:
zorg dat de rugleuningen het bagagenet
niet raken.
BAGAGESCHEIDINGSNET (3/3)
Het bagagescheidingsnet kan
een massa van maximaal
10 kg tegenhouden.
Verwondingsgevaar
14
15
20
18
21
16
14
19
17 17
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vide-poches ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.66
NLD_UD81083_2
Aménagements coffre à bagages (XFK - Renault)
Tassenhaak 2
Maximum gewicht per haak: 5 kg.
Opbergruimte A
Maak het klepje 3 los.
Rangements, aménagements coffre à bagages
Bevestigingshaken
Bevestigingspunten 1.
BAGAGERUIMTE, INDELING EN BEVESTIGINGEN
1
2
A
3
Bekerhouder 4
(afhankelijk van de auto)
Opbergruimte 5
(afhankelijk van de auto)
4
5
Let op dat er geen harde,
zware of scherpe voorwerpen
in de “open” bergruimtes ge-
plaatst zijn, zodat zij tegen de
inzittenden geslingerd kunnen worden
bij het rijden door een bocht of bij plotse-
ling remmen.
coffre à bagages ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
dans le coffre .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux d’arrimage ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.67
NLD_UD82587_4
Transport d’objets dans le coffre (XFK - Renault)
Transport d’objets dans le coffre
De zwaarste voorwerpen
plaatst u zo laag mogelijk op de
laadvloer. Zet de lading indien
mogelijk vast aan de bevesti-
gingspunten 1 (indien aanwezig) op de
vloer van de laadruimte. De lading moet
zo geplaatst zijn dat niets naar voren op
de passagiers geslingerd kan worden als
de bestuurder plotseling moet remmen.
Maak de autogordels van de zitplaatsen
achter vast, ook als deze niet bezet zijn.
Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel:
de rugleuning van de achterbank bij de
normale belading (voorbeeld A);
– de rugleuningen van de voorstoelen met
de rugleuningen van de achterstoelen
neergeklapt als u grote voorwerpen moet
vervoeren (voorbeeld B);
de rugleuningen van de voorstoelen wan-
neer de achterstoelen van de tweede en/
of derde zitrij zijn neergeklapt of uit de auto
zijn verwijderd 3.42 (voorbeeld C).
Zorg ervoor dat de vervoerde voorwerpen ge-
lijkmatig over de laadruimte worden verdeeld.
Als u voorwerpen op de neergeklapte rug-
leuning wilt plaatsen, moet u eerst de hoofd-
steunen verwijderen voordat u de rugleuning
neerklapt, zodat de rugleuning zo dicht moge-
lijk tegen het zitkussen kan kantelen.
11
B
A
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (1/4)
Er mogen geen zware voorwerpen op de
stoelen achterin worden vervoerd wan-
neer de rugleuningen in de tafelstand
zijn neergeklapt.
C
3.68
NLD_UD82587_4
Transport d’objets dans le coffre (XFK - Renault)
Transport van goederen in de
laadruimte
Afhankelijk van de auto kunnen de draai-
bare ringen 2 en 3 worden gebruikt om de
voorwerpen goed vast te zetten. Het aantal
ringen en hun plaats kan verschillen afhan-
kelijk van de auto.
Bijzonderheid gesloten
bestelwagen
Draaiende ringen 3:
F max: 400 daN
Wanneer u met de klapdeur
rechtsachter open rijdt, zet dan
altijd de vervoerde lading goed
vast. De linkerdeur die geslo-
ten blijft, mag niet gebruikt worden als
manier om de vervoerde lading vast te
zetten. Er mag alleen bij wijze van uit-
zondering worden gereden met de klap-
deur rechts achter geopend.
Houdt u zich in alle gevallen aan de ter
plaatse geldende wetgeving.
Risico van vallende lading op het
wegdek.
Denk om uw veiligheid en con-
troleer of alle portieren goed
gesloten zijn voordat u weg-
rijdt.
De ringen 2 dienen uitsluitend als on-
dersteuning tegen het kantelen van de
lading. De lading moet eerst aan de be-
vestigingsringen 3 op de vloer van de
auto vastgemaakt worden.
3
2
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (2/4)
3.69
NLD_UD82587_4
Transport d’objets dans le coffre (XFK - Renault)
“Open Sesame”-versie
Gebruik, afhankelijk van de breedte en
lengte van de voorwerpen die in de achter-
ste laadruimte worden vervoerd, het passa-
giersportier voor en de zijschuifdeur.
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (3/4)
4
Om dit te doen, draait u de partitie 4. Volg
de procedure bij het draaien van de partitie
1.45.
Uitsparing 8 en imperiaal 7
(afhankelijk van de auto)
Afhankelijk van de lengte van de vervoerde
voorwerpen in de laadruimte, gebruikt u de
uitsparing 8 of de imperiaal 7.
Gebruiksstand
Trek met de dakdrager in de opbergstand
de hendel 6 omlaag om de dakdrager te
ontgrendelen. Grijp de dakdragerstang 5 en
trek deze naar u toe totdat de stang vastklikt
(beweging C).
De dakdrager wordt automatisch vergren-
deld. Controleer de vergrendeling.
7
6
C
8
5
3.70
NLD_UD82587_4
Transport d’objets dans le coffre (XFK - Renault)
Opbergstand
Trek met de dakdrager in de werkstand de
hendel 6 omlaag om de dakdrager te ont-
grendelen. Grijp de dakdragerstang 5 en
duw deze omhoog totdat de stang vastklikt
(beweging D).
De dakdrager wordt automatisch vergren-
deld. Controleer de vergrendeling.
Maximaal laadgewicht van imperiaal 7:
30 kg, gelijkmatig verdeeld.
Maximale laadlengte:
standaardchassis: 2 meter;
lang chassis: 2,5 meter.
6
9
5
D
Controleer als u aan de imperiaal werkt,
dat niemand zich in de buurt van de be-
wegende delen bevindt.
VOORWERPEN VERVOEREN IN DE BAGAGERUIMTE (4/4)
Zet de lading altijd vast met de ringen 9.
Zorg ervoor dat u zich houdt aan de
maximaal toegestane lengte en gewicht
van de lading.
Breng alle vereiste beschermingen aan
en pas uw rijstijl aan om het schuiven
van de lading te beperken en schade
aan het voertuig of de lading te voorko-
men.
7
remorquage
attelage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
attelage
montage ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.71
NLD_UD81009_4
Transport d’objets : attelage (XFK - Renault)
Transport d’objets : attelage
Maximale kogeldruk op trekhaak,
max. aanhangermassa geremd en on-
geremd: 6.10.
Keuze en monteren van een trekhaak
Maximale massa van de trekhaak:
7.3 kg bij een auto met een trekhaak-
voorbereiding;
28.5 kg bij een auto zonder een trek-
haakvoorbereiding.
Het is niet toegestaan een mechani-
sche sleepuitrusting (kogel, haak, etc.)
te monteren die zonder gereedschap
kan worden verwijderd of intrekbaar is
als deze niet eenvoudig kan worden ver-
wijderd of verplaatst wanneer ze niet in
gebruik is.
Raadpleeg het montagevoorschrift van
de uitrusting voor de montage en de
voorwaarden voor het gebruik.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
VERVOER VAN VOORWERPEN: trekhaak
A
Afmeting A (maximum)
Normaal chassis
A = 935 mm.
Lang chassis
A = 975 mm.
De verlichting of de kentekenplaat
mogen niet worden geblokkeerd door de
sleepuitrusting als deze niet in gebruik
is. Verwijder of verplaats de sleepuitrus-
ting (kogel, trekhaak, enz.) die zonder
gereedschap kan worden verwijderd,
evenals intrekbare voorwerpen, wan-
neer deze niet in gebruik zijn.
Houd u in elk geval aan de voorschriften
van het land waarin u zich bevindt.
barres de toit..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
galerie
barres de toit ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.72
NLD_UD81062_2
Barres de toit (XFK - Renault)
Modulaire dakdragers
Voordat u een last op de modulaire dakdra-
gers vervoert, moeten deze in de werkstand
worden gezet:
maak de hendels 1 los (beweging A);
til de stangen op zodat u ze kunt draaien
(afb. B);
vergrendel de stangen in de dwarsstand
door de hendels 1 vast te klikken (afb. C);
controleer of de vergrendeling correct is.
Barres de toit
DAKDRAGERS (1/3)
Het is strikt verboden de modulaire dak-
dragers dwars te zetten (draagstand)
wanneer de auto door een wasstraat
gaat met draaiende borstels.
BC
Maximale massa op elke dakdrager:
40 kg gelijkmatig verdeeld (80 kg op de
twee dakdragers).
Zorg ervoor dat de stangen niet het dak
van het voertuig raken, om krassen te
vermijden.
1
Controleer of de twee modu-
laire dakdragers correct zijn
geplaatst en vergrendeld zijn.
A
3.73
NLD_UD81062_2
Barres de toit (XFK - Renault)
DAKDRAGERS (2/3)
Verschuiven van de stang
De dakdrager 2 kan worden verschoven
naar een kleinere of grotere afstand van de
andere balk (afb. D).
Er zijn twee standen: midden of achter.
Trek de ontgrendelde balk naar de voorkant
of achterkant van het voertuig om deze in de
rail te schuiven 3.
Zoek de juiste stand en vergrendel de stang
in de dwarspositie (afb. E).
Controleer of de twee dakdragers goed ver-
grendeld zijn.
3
DE
2
Wanneer u de dragers niet in dwarsge-
plaatst gebruikt, plaatst u de dragers in
de lengterichting om het brandstofver-
bruik te optimaliseren en rijwind te voor-
komen.
Controleer of de objecten en/
of accessoires (fietsenrek,
dakkoffer, enz.) correct op de
modulaire dakdragers zijn ge-
plaatst, gelijkmatig zijn verdeeld en ge-
borgd zijn.
2
3.74
NLD_UD81062_2
Barres de toit (XFK - Renault)
DAKDRAGERS (3/3)
Dakdragers in lengterichting
Indien de auto ermee is uitgerust kunt u
bagage of extra uitrusting (fietsdrager, ski-
drager ...) vervoeren:
op een dakimperiaal;
op dwarse dakdragers die verplicht op de
overlangse dakdragers zijn bevestigd 4;
rechtstreeks op de overlangse dakdra-
gers.
Raadpleeg uw merkdealer voor het
kiezen van de uitrusting die aangepast
is aan uw auto. Montage moet gebeuren
volgens de montagevoorschriften van de
fabrikant.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
Maximale massa op elke dakdrager:
40 kg gelijkmatig verdeeld (80 kg op de
twee dakdragers).
Het is verboden een draag-
voorziening te bevestigen op
het dak van een voertuig dat
oorspronkelijk niet is uitgerust
met dakdragers in de lengterichting of
modulaire dakdragers.
4
barres de toit..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
galerie
barres de toit ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
3.75
NLD_UD64695_1
Accès aux points de fixation (XFK - Renault)
Ancrages de toit
DAKVERANKERINGSPUNTEN
Schroef de doppen 1 los om toegang te krij-
gen tot de bevestigingspunten.
1
1
Raadpleeg uw merkdealer voor het
kiezen van de uitrusting die aangepast
is aan uw auto.
Voor de montage en de gebruiksomstan-
digheden van de dragers raadpleegt u
de montagevoorschriften van de uitrus-
ting.
Het is raadzaam deze voorschriften bij
uw instructieboekje te bewaren.
Maximale dakbelasting: 100 kg (inclu-
sief dragende delen).
Als de originele dakdragers,
die goedgekeurd zijn door onze
technische dienst, geleverd
worden met bouten, gebruik
dan uitsluitend deze bouten voor het be-
vestigen van de dakdragers op de auto.
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik
Gebruik van de achterklep
Voordat u de achterklep opent, controleert
u de objecten en/of accessoires (fietsenrek,
dakkoffer enzovoort) die zijn bevestigd op
de dakdragers: deze moeten juist zijn ge-
plaatst en vastgemaakt en mogen er niet
voor zorgen dat de achterklep niet helemaal
open kan.
3.76
NLD_UD82631_1
Filler NU XFK ICE (XFK - Renault)
4.1
NLD_UD80496_5
Sommaire 4 (XFK - Renault)
Hoofdstuk 4: Onderhoud
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2
Oliepeil van de motor: algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4
Oliepeil van de motor: (bij)vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5
Motorolie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.6
Peilen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.7
remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.8
ruitensproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.9
Uw bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.10
Accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.12
Onderhoud van de carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.14
Onderhoud van de bekleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.17
capot moteur..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.2
NLD_UD65232_1
Capot moteur (XFK - Renault)
Capot moteur
Om de motorkap te openen, opent u een
portier en trek u aan de 1-hendel aan de lin-
kerkant van het dashboard.
MOTORKAP (1/2)
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar.
Druk niet op de motorkap:
risico van ongewenst sluiten
van de motorkap.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
1
Motorkap openen
Om de motorkap te ontgrendelen, tilt u deze
iets op en drukt u het lipje 2 in de richting
van de pijl A om de haak vrij te maken.
Zet de motorkap met de hand omhoog, deze
wordt ondersteund met behulp van twee
gasveren 3.
3
2
A
4.3
NLD_UD65232_1
Capot moteur (XFK - Renault)
Zorg er na alle werkzaamhe-
den in de motorruimte voor dat
u niets vergeet (doeken, ge-
reedschap enz.).
Deze kunnen de motor beschadigen of
brand veroorzaken.
Controleer de vergrendeling
van de kap.
Controleer of niets de vergren-
deling belemmert (steentje,
doek, enz.).
Bij een botsing, zelfs een lichte,
tegen de grille of de motorkap
moet u zo snel mogelijk het
vergrendelingssysteem van
de motorkap laten controleren door een
merkdealer.
MOTORKAP (2/2)
Motorkap sluiten
Controleer voordat u de motorkap sluit of er
geen gereedschap of andere voorwerpen in
de motorruimte zijn achtergebleven.
Om de motorkap te sluiten, pakt u het
midden van de motorkap en laat u deze van
25 cm hoogte dichtvallen. Controleer of de
motorkap correct is gesloten. Als de motor-
kap niet dankzij zijn eigen gewicht wordt ver-
grendeld, duw de motorkap dan voorzichtig
omlaag totdat deze volledig is vergrendeld.
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
jauge d’huile moteur ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.4
NLD_UD78521_2
Niveau huile moteur : généralités (XFK - Renault)
Niveau huile moteur : généralités
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen
A
B
A
BC
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 of 2.5.
A
B
Iedere motor verbruikt wat olie voor het
smeren en koelen van de bewegende delen
in de motor. Het is daarom normaal dat u
tussen twee onderhoudsbeurten olie moet
bijvullen.
Indien u na de inrijperiode echter meer dan
0,5 liter olie per 1000 km moet bijvullen,
dient u dit aan een merkdealer te melden.
Controleer het oliepeil regelmatig en
in ieder geval voor elke grote reis: vul
indien nodig tijdig olie bij om ernstige
schade aan de motor te voorkomen.
Aflezen van het oliepeil
De auto moet horizontaal staan en de motor
mag geruime tijd niet hebben gedraaid.
Voor het exacte oliepeil en het controle-
ren of het maximumpeil niet overschre-
den is (risico op schade aan motor), moet
u de peilstaaf gebruiken.
Afhankelijk van de auto waarschuwt het dis-
play van het instrumentenpaneel uitsluitend
als het oliepeil minimaal is.
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil B mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antiveront-
reinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (bijv. elektrische onderdelen) te-
rechtkomt.
Risico van brand.
Haal de peilstaaf eruit en veeg hem af
met een droge en niet pluizende doek;
steek de peilstaaf weer zo diep mogelijk
in zijn houder, (als de motor een “peil-
dop” C heeft, draait u deze geheel vast);
haal de peilstaaf weer uit de motor;
– lees het peil af: dit mag nooit lager zijn
dan het merkteken “mini” A en nooit
hoger dan het merkteken “maxi” B.
Als u het peil heeft gelezen, moet u de peil-
staaf tegen de aanslag terugplaatsen of de
peildop geheel vastdraaien.
huile moteur ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
vidange moteur ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
niveau d’huile moteur ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
capacités huile moteur...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
filtre :
à huile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.5
NLD_UD65234_1
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (XFK - Renault)
Niveau huile moteur : appoint, remplissage
(Bij)vullen
De auto moet horizontaal staan en de motor
moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u
‘s morgens wegrijdt).
Draai de dop 1 los;
– breng de olie op peil (capaciteit tussen
“mini” en “maxi” van de peilstaaf 2 en
tussen 0,9 en 2 liter, afhankelijk van de
motor);
wacht 20 minuten om de olie naar bene-
den te laten zakken in de motor;
controleer het peil met de peilstaaf 2
zoals hiervoor is beschreven.
Als u het peil heeft gelezen, moet u de peil-
staaf tegen de aanslag terugplaatsen of de
peildop geheel vastdraaien.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: olie (bij)vullen, verversen (1/2)
Vul nooit bij tot boven het peil “maxi" en
vergeet niet de dop 1 en de peilstaaf 2
weer terug te plaatsen.
1
2
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 of 2.5.
Motorolie bijvullen
Gebruik een trechter of be-
scherm het gedeelte rond te
vulopening om te voorkomen
dat er motorolie op een warm gedeelte
van de motorruimte of een gevoelig on-
derdeel (bijv. elektrische onderdelen) te-
rechtkomt.
Risico van brand.
2
1
4.6
NLD_UD65234_1
Niveau huile moteur : appoint, remplissage (XFK - Renault)
Vidange moteur
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: olie (bij)vullen, verversen (2/2)
Laat de motor nooit in een af-
gesloten ruimte draaien: uit-
laatgassen zijn giftig.
Olie aftappen: let op bij het af-
tappen van hete olie dat u zich
er niet aan brandt.
Bijvullen: let op dat er geen
olie wordt gemorst op onderde-
len van de motor of de uitlaat.
Hierdoor kan brand ontstaan.
Ook moet de vuldop goed zijn vastgezet
om te voorkomen dat hij lostrilt waardoor
er olie uit de motor kan spatten met het-
zelfde brandgevaar als deze olie op hete
delen van de motor of de uitlaat terecht-
komt.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar.
Olie verversen
Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu-
ment van uw auto.
Inhoud bij verversen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto of neem contact op met een merk-
dealer. Controleer het motoroliepeil altijd
met behulp van de peilstaaf zoals hiervoor is
uitgelegd (het mag nooit lager dan het mini-
mumpeil of hoger dan het maximumpeil van
de peilstaaf zijn).
Soort motorolie
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Overschrijding van het
maximumpeil van de
motorolie
Het maximumpeil mag nooit
worden overschreden: dit kan leiden tot
schade aan de motor en het antilucht-
verontreinigingssysteem.
Als het peil boven het maximum is, start
de motor dan niet en roep de hulp in
van een merkdealer.
niveaux ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
liquide de refroidissement moteur .............
(page courante)
réservoir
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
niveaux :
liquide de refroidissement ....................
(page courante)
4.7
NLD_UD65235_1
Niveau / Filtres (XFK - Renault)
Regelmatige controle van het peil
Controleer regelmatig het peil van de
koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha-
digen door een gebrek aan koelvloeistof).
Vul uitsluitend bij met door onze technische
dienst goedgekeurde producten die zorgen
voor:
een bescherming tegen bevriezen;
een bescherming tegen corrosie van het
koelcircuit.
Niveaux
liquide de refroidissement moteur
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
Zolang de motor warm is,
mogen er geen werkzaamhe-
den aan de motor en het koel-
systeem worden uitgevoerd.
Risico van brandwonden.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Koelvloeistof
Bij een uitgeschakelde en op een hori-
zontale ondergrond, moet het peil bij een
koude motor liggen tussen de merktekens
“MINI” en “MAXI” op het koelvloeistofreser-
voir 1.
Vul bij koude motor bij, voordat het peil be-
neden het “MINI”-merkteken is gedaald.
PEILEN, FILTERS (1/3)
1
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 of 2.5.
liquide de freins .........................................
(page courante)
niveaux :
liquide de frein .....................................
(page courante)
réservoir
liquide de freins ....................................
(page courante)
4.8
NLD_UD65235_1
Niveau / Filtres (XFK - Renault)
liquide de freins
Peil 2
Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt
met het slijten van de remblokken, maar het
mag nooit beneden het “MINI"-merkteken
komen.
Als u zelf de slijtage van de schijf en trom-
mel wilt controleren, vraagt u de brochure
met uitleg over de controlemethode op bij
het netwerk of de website van de fabrikant.
Vullen
Na werkzaamheden aan het hydraulische
circuit moet de remvloeistof worden vervan-
gen door een deskundige.
Gebruik hiervoor uitsluitend door onze tech-
nische dienst goedgekeurde remvloeistof uit
een verzegelde verpakking.
Interval voor het vervangen
Raadpleeg het onderhoudsdocument van
uw auto.
Remvloeistof
Controleer regelmatig het peil van de rem-
vloeistof en zeker als u bij het remmen een
verschil, hoe gering ook, opmerkt.
Controle van het peil moet bij stilstaande
motor en op horizontale ondergrond plaats-
vinden.
PEILEN, FILTERS (2/3)
2
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Als het peil abnormaal of herhaaldelijk
daalt, moet u een merkdealer raadple-
gen
filtre :
à air ......................................................
(page courante)
réservoir
lave-vitres ............................................
(page courante)
niveaux :
réservoir lave-vitre ...............................
(page courante)
filtre :
habitacle ..............................................
(page courante)
4.9
NLD_UD65235_1
Niveau / Filtres (XFK - Renault)
réservoir lave-vitres
Filtres
Filters
Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte-
rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van
het onderhoudsprogramma van uw auto.
Interval voor het vervangen van de fil-
ters: raadpleeg het onderhoudsdocument
van uw auto.
Voorruitsproeierreservoir
Vullen
Stilstaande motor, open de dop 3. Vul bij tot
u de vloeistof ziet en plaats de dop terug.
Opmerking: controleer regelmatig het peil
van het reservoir en vul dit bij voordat u
begint aan een rit.
PEILEN, FILTERS (3/3)
3
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 of 2.5.
Vloeistof
Product voor ruitensproeiers. Gebruik ‘s win-
ters een antivriesmiddel. Gebruik producten
die erkend zijn door een merkdealer.
Opmerking: gebruik geen zuiver water
(risico op beschadiging van de aanzuig-
pomp, kalkafzetting op de pomp en de
sproeiers).
Sproeiers
Raadpleeg een merkdealer om de sproeiers
van de voorruit op de juiste hoogte te rich-
ten.
pression des pneumatiques.......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.10
NLD_UD65236_1
Pressions de gonflage des pneumatiques (XFK - Renault)
Pressions de gonflage des pneumatiques
BANDENSPANNINGEN (1/2)
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.31 2.37.
A
C
G
B
C E
B: bandenmaat van de auto.
C: voorziene rijsnelheid.
D: bandenspanning voor.
E: bandenspanning achter.
F: bandenspanning van het reservewiel.
G: bandenmaat van het reservewiel.
A
F
ED
D
4.11
NLD_UD65236_1
Pressions de gonflage des pneumatiques (XFK - Renault)
BANDENSPANNINGEN (2/2)
De veiligheid van de banden en de mon-
tagevoorschriften van de ketting: voor in-
formatie over het onderhoud en, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, het gebruik
van sneeuwkettingen. 5.13.
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden moeten worden
vervangen, dan mag dit alleen gebeuren
met even grote banden van hetzelfde
merk, hetzelfde type en dezelfde struc-
tuur op eenzelfde profiel.
Deze moeten: ten minste hetzelfde
laadvermogen en dezelfde maxi-
mumsnelheid als de oorspronkelijke
banden hebben, ofwel voldoen aan de
door de merkdealer gestelde eisen.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
Auto’s gebruikt bij maximale
belasting (maximaal toegela-
ten totaalmassa) en met een
aanhangwagen
De maximumsnelheid is beperkte tot
100 km/uur en de bandenspanning
moet worden verhoogd met 0,2 bar.
6.10.
Kans op klapband.
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
entretien :
mécanique ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
4.12
NLD_UD65237_1
Batterie (XFK - Renault)
Batterie
ACCU (1/2)
1
De accu 1 is onderhoudsvrij. U mag de
accu niet openen of er vloeistof aan toe-
voegen.
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water. Indien nodig een arts raad-
plegen.
Houd open vuur, gloeiende voorwerpen
en vonken verwijderd van de accu: ex-
plosiegevaar.
Afhankelijk van de auto, controleert een
systeem continu de capaciteit van de accu.
Als deze afneemt, verschijnt het bericht
Spaarstand accu” op het instrumenten-
paneel, gevolgd door “Accu zwak start de
motor”. In dit geval start u de motor en ver-
dwijnt de boodschap op het instrumentenpa-
neel.
Let op: het bericht “Spaarstand accu” kan
worden weergegeven na 5 tot 30 minuten
gebruik van de auto met de motor uit om
de gebruiker te waarschuwen dat de ener-
gie gebruikende functies (binnenverlichting,
radio, navigatie, ventilatie, accessoires voe-
ding enz.) automatisch kunnen worden uit-
geschakeld.
De capaciteit van uw accu kan verminderen,
vooral als u uw auto gebruikt:
voor korte ritten;
in stadsverkeer;
als de temperatuur daalt;
bij langdurig gebruik van stroomverbrui-
kers (radio enz.) bij stilstaande auto.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
4.13
NLD_UD65237_1
Batterie (XFK - Renault)
Vervangen van de accu
Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, ad-
viseren wij dit over te laten aan een merk-
dealer.
Sticker A
Houd u aan de indicaties op de accu:
2 open vuur en roken verboden;
3 oogbescherming verplicht;
4 op afstand van kinderen houden;
5 explosieve stoffen;
6 raadpleeg het instructieboekje;
7 corrosieve stoffen.
2
567
A23 4
ACCU (2/2)
Teneinde uw veiligheid en een
goede werking van de elektri-
sche uitrustingen van de auto
te waarborgen (lampen, ruiten-
wisser, rembekrachtiging), moet elk on-
derhoud aan de accu (demontering, los-
koppeling...) verplicht worden uitgevoerd
door een gespecialiseerd vakman.
Risico op brandwonden door elektrische
schokken.
Houd u aan de vervangingsintervallen in
het onderhoudsboekje. U mag deze niet
overschrijden.
De accu is van een speciaal type. Zorg
dat deze wordt vervangen door een van
hetzelfde type.
Roep de hulp in van een merkdealer.
entretien :
carrosserie ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lavage ........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
peinture
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
protection anticorrosion .............................
(page courante)
4.14
NLD_UD79430_2
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (XFK - Renault)
Entretien de la carrosserie
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (1/3)
Wat u moet doen
Was uw auto regelmatig, met de motor uit,
met door onze technische diensten gese-
lecteerde shampoos (nooit met schuurmid-
delen). Spuit vooraf rijkelijk met een water-
straal het volgende af:
de aanslag door luchtverontreiniging,
bloeiende bomen (linden bijvoorbeeld);
modder uit de wielkuipen en onder de bo-
demplaat die anders lange tijd het vocht
kunnen vasthouden;
de uitwerpselen van vogels, die een
chemische reactie met de lak veroorza-
ken waardoor deze snel kan ontkleuren
en zelfs kan loslaten;
Deze vlekken moet u direct wegwassen,
want zij kunnen later niet meer door poet-
sen worden verwijderd;
zout, dat vooral in de wielkuipen en onder
de bodemplaat achterblijft na te hebben
gereden op wegen waar gestrooid is.
Ontdoe de auto regelmatig van plantenres-
ten (hars, bladeren enz.).
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de buiten-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Uw auto is op doelmatige wijze tegen roest-
vorming beschermd. Toch staat hij bloot aan
de invloed van verschillende parameters.
Agressieve stoffen in de lucht
luchtverontreiniging in steden en in in-
dustriegebieden;
zilte lucht langs de kust, vooral bij warm
weer;
wisselende klimaatinvloeden en verande-
ringen in de vochtigheidsgraad (wegen-
zout in de winter, water waarmee de weg
wordt schoongespoeld enz.).
Kleine beschadigingen in het dagelijks
gebruik
Schurende stoffen
Stof in de lucht, zand, modder, opspattende
steentjes, enz.
Er zijn een aantal maatregelen nodig om de
hierboven genoemde gevaren te bestrijden.
Houd rekening met lokale voorschriften
inzake het wassen van een auto (bv. niet op
de openbare weg).
Houd bij het rijden op pas geasfalteerde
wegen afstand van de andere auto’s om be-
schadiging van lak en ruiten door opspat-
tend grind te voorkomen.
Kleine beschadigingen van de lak moet
u snel herstellen of laten herstellen zodat
roest ook daar geen kans krijgt.
Laat uw merkdealer regelmatig de carrosse-
rie inspecteren als de auto een plaatwerk-
garantie heeft. Raadpleeg het onderhouds-
document.
Bewegende delen of mechanische organen
moeten na reiniging altijd met een door onze
technische dienst goedgekeurd product op-
nieuw worden beschermd.
Bij de merkdealer vindt u een uitgebreid
gamma speciale onderhoudsproducten.
4.15
NLD_UD79430_2
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (XFK - Renault)
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (2/3)
Ontvetten of reinigen met
behulp van een hoge-
drukreiniger of sproeipro-
ducten die niet door onze
technische dienst zijn goed-
gekeurd.
mechanische delen (bijv. de motor-
ruimte);
de wielen (bijv. remsysteemcomponen-
ten zoals remklauwen);
onderkant carrosserie;
scharnierende delen (bijv. aan de portie-
ren);
gelakte plastic delen aan de buitenkant
(bijv. bumpers).
Hierdoor kunnen oxidatie of storingen ont-
staan.
Wat u niet moet doen
De auto wassen in felle zon of als het vriest.
Vuil of insectenresten wegkrabben, zonder
ze eerst met water los te weken.
De auto verwaarlozen zodat vuil zich kan
ophopen.
Kleine beschadigingen niet (laten) bijwer-
ken.
Vlekken of aanslag verwijderen met op-
losmiddelen die niet door onze technische
diensten zijn geselecteerd. De lak kan hier-
door worden aangetast.
Vaak door sneeuw en modder rijden zonder
de auto te wassen, met name de wielkuipen
en de bodemplaat.
4.16
NLD_UD79430_2
Entretien de la carrosserie (peinture mate) (XFK - Renault)
Rijden door een wasstraat
Zet de schakelaar van de ruitenwisser terug
in de ruststand. 1.161, 1.165. Controleer
de bevestiging van de uitrusting aan de bui-
tenkant, extra lampen, achteruitkijkspiegels
en zet de ruitenwisserbladen vast met tape.
Verwijder de spriet van de radioan-
tenne indien uw auto hiermee is uitgerust.
Controleer of de tankvulklep is gesloten en
vergrendel het voertuig.
Denk eraan na het wassen het tape te ver-
wijderen en de antenne terug te plaatsen.
Reinigen van de koplampen,
de opname-elementen en de
camera’s
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen. Als dit onvoldoende is, bevoch-
tig deze dan met wat zeepsop en veeg deze
af met een zachte doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen met al-
cohol of gereedschap zoals een ijskrab-
ber.
Bijzonderheid van auto’s met
matte lak
Voor dit type lak moeten bepaalde voor-
zorgsmaatregelen worden genomen.
Wat u moet doen
De auto overvloedig met de hand met water
wassen en daarbij een zachte doek, spons,
enz. gebruiken.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van was gebruiken (op-
wrijven).
Te hard wrijven.
De auto wassen in een wasstraat.
Stickers op de lak plakken (risico op achter-
blijvende resten).
De auto reinigen met een
hogedrukreiniger.
ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE (3/3)
Reinigen van stickers,
decoratiefolie, enz.
Wat u moet doen
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Bevochtig met zeepsop en veeg schoon met
een zachte doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met een
droge zachte doek.
Wat u niet moet doen
Producten op basis van alcohol gebruiken.
Gereedschap gebruiken (bijv. schraper).
Te hard wrijven.
Reinig het gebied met
een hogedrukreiniger.
entretien :
garnitures intérieures ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
garnitures intérieures
entretien ...............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
nettoyage :
intérieur véhicule ..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
ceintures de sécurité .................................
(page courante)
4.17
NLD_UD65239_1
Entretien des garnitures intérieures (XFK - Renault)
Entretien des garnitures intérieures
Ruiten van instrumenten
(bv. van het dashboard, het klokje, de bui-
tenthermometer, het radiopaneel ...)
Veeg deze schoon met een zachte doek of
poetskatoen.
Als dat onvoldoende is, gebruik dan een
in zeepsop gedrenkte doek (of poetska-
toen) en veeg de ruit voorzichtig na met een
andere vochtige doek of poetskatoen.
Veeg de ruit tenslotte voorzichtig af met
een droge zachte doek.
Gebruik geen producten met alcohol en/
of spuit vloeistoffen in dit gebied.
Autogordels
Deze moeten goed schoon worden gehou-
den.
Gebruik producten die door de merkdealer
worden geleverd of lauw zeepsop en een
spons; veeg de gordels met een doek droog.
Gebruik geen wasmiddelen of kleurstof-
fen omdat deze de gordels kunnen aan-
tasten.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2)
Textiel (stoelen,
deurbekleding ...)
Stofzuig het textiel regelmatig.
Vloeistofvlekken
Gebruik zeepsop.
Absorbeer de vlek of duw er lichtjes op (nooit
wrijven) met een zachte doek. Spoel daarna
het restant af en absorbeer dit.
Vlekken van vaste of halfvaste
substanties
Verwijder restanten van vaste of halfvaste
substanties onmiddellijk met behulp van
een spatel (ga daarbij vanaf de randen naar
het midden van de vlek om te voorkomen
dat deze wordt uitgesmeerd).
Reinig zoals aangegeven voor vloeistofvlek-
ken.
Snoep en kauwgom verwijderen
Leg een ijsblokje op de vlek om deze te laten
uitharden en ga daarna te werk zoals aange-
geven voor vaste vlekken.
Een goed onderhouden auto gaat langer
mee. Daarom wordt aangeraden de binnen-
kant van de auto regelmatig te onderhou-
den.
Een vlek moet altijd snel behandeld worden.
Reinig de bekleding (ongeacht het soort
vlek) met koud of lauwwarm zeepsop op
basis van natuurlijke zeep.
Gebruik geen detergenten (afwasmiddel,
producten in poedervorm, producten op
alcoholbasis enz.).
Gebruik een zachte doek.
Spoel en absorbeer het overschot.
Multimediascherm
Onderhoud van het scherm kan afhanke-
lijk zijn van het type multimedia-apparatuur.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het
multimediasysteem voor meer informatie.
Raadpleeg de merkdealer voor advies
over het onderhoud van het interieur en/
of bij een onbevredigend resultaat.
4.18
NLD_UD65239_1
Entretien des garnitures intérieures (XFK - Renault)
Wat u niet moet doen
Plaats geen voorwerpen zoals deodorant,
parfum, enz. bij de ventilatieroosters; deze
kunnen de bekleding van het dashboard
aantasten.
Gebruik van een hogedruk-
reiniger of sproeiproducten
in het interieur van de auto:
als geen bijzondere voorzorgsmaatrege-
len worden genomen, bestaat het gevaar
dat elektrische en elektronische compo-
nenten in de auto defect raken.
ONDERHOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2)
Verwijderen/terugplaatsen
van oorspronkelijk in de auto
aangebrachte afneembare
uitrusting
Als u afneembare uitrusting (bijv. matten)
verwijdert om het interieur te reinigen, moet
u altijd zorgen dat u ze correct en aan de
goede kant terugplaatst (leg de bestuur-
dersmat aan de kant van de bestuurder
enz.) en dat u ze vastzet met de elemen-
ten die bij de uitrusting zijn geleverd (zet de
bestuurdersmat vast met de daarvoor be-
stemde klemmen).
Controleer altijd, terwijl de auto nog stilstaat,
of niets de besturing hindert (obstakel onder
de pedalen, een hak die achter de mat blijft
hangen, enzovoort).
5.1
NLD_UD80497_5
Sommaire 5 (XFK - Renault)
Hoofdstuk 5: Praktische tips
Lekke band, reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2
Pompset voor de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.4
De gereedschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.8
Sierdop – wiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.10
Verwisselen van een wiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.11
Banden (veiligheid, wielen, wintergebruik) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.13
Koplampen (vervangen van een lamp) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.16
Achterlichten en markeringslichten (lampen vervangen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.18
Binnenverlichting (lampen vervangen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.22
Sleutel met afstandsbediening: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.29
“Handsfree” kaart: batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.31
Accu: storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.33
Radio inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.35
Installatie en gebruik van accessoires: belangrijke adviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.36
Zekeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.37
Ruitenwisserbladen: vervanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.40
Slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.42
Storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.44
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roue de secours .........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
kit de gonflage des pneumatiques .............
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
5.2
NLD_UD75519_3
Crevaison, roue de secours (XFK - Renault)
Crevaison, roue de secours
In geval van een lekke band
Afhankelijk van de auto hebt u de beschik-
king over een reservewiel of een bandenop-
pompset. 5.4.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.31, 2.37.
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (1/2)
2
1
4
Reservewiel 2
Dit ligt in een beugel 4 onder de achterkant
van de auto.
Om bij het reservewiel te kunnen komen
Open de achterklep.
Draai de moer los met behulp van de
wielsleutel 1. 5.8.
– Maak de beugel los met behulp van de
hendel 3.
Maak het reservewiel vrij.
In bepaalde gevallen (lekke achterband,
beladen auto met aanhangwagen) kan
het nodig zijn de auto eerst op te krikken
(onder het kriksteunpunt dat het dichtst
bij het betreffende wiel zit) om bij het re-
servewiel te kunnen komen 5.11.
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
3
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Zorg dat het gereed-
schap na gebruik wordt teruggeplaatst in
de houders, anders ontstaat er letsel-
gevaar.
Als het reservewiel is geleverd met
bouten, mag u deze bouten uitsluitend
voor het reservewiel gebruiken.
Gebruik de krik alleen voor het verwisse-
len van een wiel. De krik mag nooit als
steun bij werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
bloc-outils ..................................................
(page courante)
cric .............................................................
(page courante)
5.3
NLD_UD75519_3
Crevaison, roue de secours (XFK - Renault)
LEKKE BAND, RESERVEWIEL (2/2)
Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd
kan het door veroudering onbruikbaar worden.
Auto met een reservewiel dat afwijkt van de andere vier wielen:
Monteer nooit meer dan één reservewiel op een auto.
Doordat het reservewiel een kleinere diameter heeft dan het oorspronkelijke wiel, is de
bodemhoogte van de auto kleiner geworden.
Vervang zo snel mogelijk het reservewiel door een wiel dat identiek is aan het originele
wiel.
Bij tijdelijke gebruik van dit reservewiel, mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan de snel-
heid die op de sticker op het wiel aangegeven staat.
De montage van dit wiel kan het rijgedrag van uw auto veranderen. Voorkom snel op-
trekken en krachtig remmen en verminder uw snelheid in bochten.
Als u sneeuwkettingen moet gebruiken, monteer dan het reservewiel op de achteras en
controleer de bandenspanning.
Om het wiel in de beugel op te bergen
Let op dat u het wiel 2 goed terugplaatst
in de beugel, met het ventiel naar bene-
den.
Plaats het wiel zo ver mogelijk naar
rechts en onderaan in de beugel 4 (be-
weging A).
Controleer of de hendel 3 aan de linker-
kant omhoog staat en kan bewegen.
Til de beugel 4 omhoog met de hendel 3
met uw linkerhand, terwijl u met uw rech-
terhand het wiel 2 op de bodem van de
beugel drukt.
1
3
2
4
5
A
Bevestig de hendel 3 door deze indien
nodig iets naar links te schuiven om de
haak te vinden 5.
Draai de moer vast met de sleutel 1 om
het geheel te plaatsen en te vergrende-
len.
Controleer of deze goed is vergrendeld.
kit de gonflage des pneumatiques .............
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.4
NLD_UD65242_1
Kit de gonflage des pneumatiques (XFK - Renault)
Kit de gonflage des pneumatiques
De set is uitsluitend bestemd
en goedgekeurd voor het op-
pompen van banden van een
auto die met deze set uitgerust
is.
In geen geval mag de set gebruikt
worden voor het oppompen van banden
van een andere auto of enig ander op-
pompbaar voorwerp (zwemband, boot,
enz.).
Voorkom dat de huid in contact komt met
de vloeistof tijdens de reparatiehandelin-
gen. Als toch druppeltjes ontsnappen,
moet u deze overvloedig afspoelen.
Houd de reparatieset uit de buurt van
kinderen.
Gooi het lege reservoir niet in de natuur.
Lever het in bij uw merkdealer of bij een
depot voor klein chemisch afval.
Het reservoir heeft een beperkte houd-
baarheid die is aangegeven op zijn
etiket. Controleer de houdbaarheidsda-
tum.
Ga bij een merkdealer langs om de
pompslang en het reservoir met het re-
paratieproduct te laten vervangen.
A
B
De set repareert beschadigde
banden waarvan het loopvlak A
beschadigd is door een voor-
werp van minder dan 4 millime-
ter. Hij repareert niet alle typen lekken,
zoals sneden van meer dan 4 millimeter,
sneden aan de zijkant B van de band,
enz.
Controleer ook of de velg in goede staat
is.
Verwijder niet het voorwerp dat de oor-
zaak is van de lekkage als dit nog in de
band zit.
Gebruik de pompset niet als de
band beschadigd is door het
rijden met een lekke band.
Controleer dus zorgvuldig de
zijkant van de banden voor het repare-
ren.
Bovendien kan het rijden met zachte of
zelfs platte (of lekke) banden de veilig-
heid in gevaar brengen en niet te repa-
reren blijken.
Deze reparatie is tijdelijk.
Een lekke band moet zo snel mogelijk
worden gerepareerd en vóór terugplaat-
sing door een deskundige worden on-
derzocht.
Voor het vervangen van een band die
met behulp van deze set gerepareerd is,
moet u de specialist op de hoogte bren-
gen.
Tijdens het rijden kan een trilling gevoeld
worden door de aanwezigheid van het
product in de band.
POMPSET VOOR DE BANDEN (1/4)
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(page courante)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
5.5
NLD_UD65242_1
Kit de gonflage des pneumatiques (XFK - Renault)
POMPSET VOOR DE BANDEN (2/4)
Afhankelijk van de auto gebruikt u bij een
lekke band de set die is opgeborgen in
de bagageruimte onder de klep C of in de
voetruimte onder de stoel rechtsvoor.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.31, 2.37.
Draaiende motor, parkeerrem aangetrok-
ken:
Ontkoppel alle accessoires die eerder
waren aangesloten op de accessoireaa-
nsluitingen van het voertuig;
raadpleeg de informatie op de pomp-
setcompressor in de bagageruimte van
de auto en volg de instructies op.;
pomp de band op tot de voorgeschreven
spanning 4.10 ;
na maximaal 15 minuten stopt u het
pompen om de spanning af te lezen (op
de manometer 2).
Voordat u de set gebruikt zet
u de auto aan de kant van de
weg, ver genoeg van het ver-
keer, schakelt u de alarmknip-
perlichten in, zet u de handrem vast, laat
u alle inzittenden uit de auto stappen en
zorgt u dat deze zich op veilige afstand
van het verkeer bevinden.
1
2
Opmerking: terwijl de fles leegloopt (on-
geveer 30 seconden), geeft de mano-
meter 2 kort een spanning tot 6 bar aan,
daarna daalt de spanning;
Corrigeer de spanning: voor meer span-
ning, ga door met oppompen met de
set. U verlaagt de spanning door op de
knop 1 te drukken.
C
5.6
NLD_UD65242_1
Kit de gonflage des pneumatiques (XFK - Renault)
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
Als na 15 minuten de minimum spanning
van de band van 1,8 bar nog niet is be-
reikt, dan is reparatie niet mogelijk. Ga
niet rijden, maar neem contact op met
een merkdealer.
Als de band correct is opgepompt, verwij-
dert u de set: maak de pompaansluiting los
van de fles 3 om spatten te voorkomen, en
bewaar de fles in een plastic verpakking om
te voorkomen dat het product gaat lekken.
Plak het etiket met de rijvoorschriften
(onderaan op de fles) op een voor de
bestuurder zichtbare plaats op het dash-
board.
Berg de set op.
Als de band na de eerste keer oppompen
nog steeds lek is, moet er worden gere-
den om het gat te vullen.
Start meteen en rijd met een snelheid van
tussen de 20 en 60 km/u om het product
gelijkmatig in de band te verdelen; stop
na een afstand van 3 kilometer en con-
troleer de spanning.
Als de spanning hoger is dan 1,3 bar
maar lager dan de voorgeschreven span-
ning (raadpleeg de sticker op de rand van
het bestuurdersportier), corrigeer deze
dan. Of neem contact op met een merk-
dealer: de band kan niet worden gerepa-
reerd.
In geval van plotseling remmen
zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waar-
door de bestuurder deze niet
meer goed kan bedienen.
3
POMPSET VOOR DE BANDEN (3/4)
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
5.7
NLD_UD65242_1
Kit de gonflage des pneumatiques (XFK - Renault)
Voorzorgsmaatregel bij het
gebruik van de set
de set mag niet langer dan 15 minuten aan-
eengesloten gebruikt worden.
De fles moet na het eerste gebruik worden
vervangen, ook al zit er nog vloeistof in.
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Na een reparatie met behulp
van de set, mag u niet meer
dan 200 km rijden. Verminder
bovendien uw snelheid en rijd
in elk geval niet sneller dan 80 km/u. Het
etiket dat u op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken, herinnert
u hieraan.
Afhankelijk van het land of de plaatse-
lijke voorschriften, moet een met de
pompset gerepareerde band worden
vervangen.
POMPSET VOOR DE BANDEN (4/4)
bloc outils...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé d’enjoliveur ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cric .............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
manivelle ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anneaux de remorquage ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé de roue .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
outils ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.8
NLD_UD81098_2
Outils (XFK - Renault)
GEREEDSCHAP (1/2)
Outils
Krik 2 of, afhankelijk van het
voertuig, 3
Vouw hem in voordat u hem in zijn houder
plaatst (let op dat u de wielmoersleutel 4
goed terugplaatst).
5
6
8
Wieldop gereedschap5
Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen.
Wielboutgeleider 6
Voor het loszetten van het laatste stuk of het
vastzetten van het eerste stuk van de wiel-
bouten.
Sleepoog 7
5.42
Wielmoersleutel 8
Hiermee draait u de wielbouten en het
sleepoog 7 los en zet u deze weer vast.
Afhankelijk van het voertuig kan de wiels-
leutel worden gebruikt om de krik 2 hoger of
lager te zetten.
Opbergruimte gereedschapsset
De gereedschapsset 1 zit onder de klep in
de voetruimte onder de stoel rechtsvoor.
1
7
2
3
4
5.9
NLD_UD81098_2
Outils (XFK - Renault)
Bergplek A in de
gereedschapsset 1
Plaats het gereedschap terug in de behui-
zing en controleer of het geheel correct is
geplaatst (anders kan dit lawaai veroorza-
ken).
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Zorg dat alle gereed-
schap na gebruik correct in de steun en
de houder wordt geplaatst, bevestig de
riem 9 en zorg dat de toegangsklep van
de gereedschapsset goed is vergren-
deld.
Verwondingsgevaar.
Als het reservewiel is geleverd met
bouten, mag u deze bouten uitsluitend
voor het reservewiel gebruiken.
Gebruik de krik alleen voor het verwisse-
len van een wiel. De krik mag nooit als
steun bij werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
GEREEDSCHAP (2/2)
1
In de voetenruimte van de be-
stuurder mogen geen objec-
ten aanwezig zijn; bij plotseling
remmen kunnen deze onder de
pedalen terechtkomen en het gebruik
ervan hinderen.
A
9
clé d’enjoliveur ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
enjoliveurs .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
outils ..........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
bloc-outils ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.10
NLD_UD65244_1
Enjoliveur - Roue (XFK - Renault)
Centrale wieldop met zichtbare
wielbouten
(Sierdop 4)
De bouten zijn rechtstreeks toegankelijk.
Wieldop met onzichtbare
wielbouten
Steek het haakje van de wieldopsleutel 1
(opgeborgen bij het gereedschap) in de
daarvoor bestemde opening dichtbij het ven-
tiel 2.
Om hem weer terug te plaatsen, richt u hem
ten opzichte van ventiel 2. Duw de haak-
jes er in, te beginnen met kant A daarna B
en C, en eindig met de kant tegenover het
ventiel D.
Enjoliveur - roue
WIELDOP - WIEL
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Plaats na gebruik de
gereedschappen weer goed in hun steun
en berg deze correct op in de houder.
Verwondingsgevaar
Wieldop 3
Maak de wieldop los met behulp van de
wieldopsleutel 1 (opgeborgen in de gereed-
schapsset) door het haakje in de opening
aan de rand van de wieldop te steken.
Wieldop terugplaatsen: plaats de bevestigin-
gen van de wieldop tegenover de wielbou-
ten en druk krachtig op het midden van de
wieldop om deze op het wiel vast te klem-
men.
4
1A
B
C
D
21
3
changement de roue..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
levage du véhicule
Changement de roue ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
crevaison ...................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
cric .............................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clé de roue .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.11
NLD_UD71451_2
Changement de roue (XFK - Renault)
Begin de krik met de hand te draaien door
de steunplaat van de krik 1 in de iets inge-
sprongen groef onder de auto, tussen de
twee inkepingen 2 te plaatsen.
Ga door met vastzetten om de onderkant
van de krik goed neer te zetten (hij moet
verticaal onder de auto staan en in één lijn
staan met de kop van de krik).
Draai de zwengel een paar slagen zodat het
wiel vrijkomt van de grond.
Changement de roue
Schakel de alarmknipperlich-
ten in.
Parkeer de auto op veilige afs-
tand van het verkeer op een
horizontale, stroeve en stevige onder-
grond.
Zet de parkeerrem vast en schakel een
versnelling in (eerste of achteruit, of
stand P bij een automatische versnel-
lingsbak).
Laat alle inzittenden uitstappen en houd
hen op veilige afstand van het verkeer.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (1/2)
3
Auto met krik en wielmoersleutel
Verwijder de wieldop (indien van toepas-
sing).
Draai de wielbouten iets los met de wiel-
moersleutel 3. Plaats deze zo dat u deze
naar beneden moet drukken.
Plaats de krik 4 horizontaal. De kop van de
krik moet op hetzelfde niveau worden ge-
plaatst als het versterkte paneel het dichtst
bij het betreffende wiel.
Als u de auto stilzet in de berm
van de weg, moet u de andere
weggebruikers waarschuwen
door middel van de gevaren-
driehoek of op een andere wijze, vol-
gens de regels van het land waar u bent.
2
1
4
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
avertisseur de perte de pression des pneu-
matiques ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
gonflage des pneumatiques ......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.12
NLD_UD71451_2
Changement de roue (XFK - Renault)
Als u merkt dat een band lek is
moet u direct stoppen en het
reservewiel monteren.
Een lekke band moet zo snel
mogelijk worden gerepareerd en vóór
terugplaatsing door een deskundige
worden onderzocht.
VERWISSELEN VAN EEN WIEL (2/2)
Draai de wielbouten geheel los en neem het
wiel van de naaf.
Plaats het reservewiel op de naaf en draai
het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten
samenvallen.
Controleer of het wiel goed tegen de naaf
is gedrukt.
Laat de krik zakken.
Als het wiel op de grond rust, zet u de bouten
goed vast, en moet u het vastzetten en de
bandenspanning van het reservewiel zo snel
mogelijk laten controleren. Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen. Plaats na gebruik
de gereedschappen weer goed in hun
steun en berg deze correct op in zijn
houder: risico van verwonding.
Als het reservewiel is geleverd met
bouten, mag u deze bouten uitsluitend
voor het reservewiel gebruiken.
Gebruik de krik alleen voor het verwis-
selen van een wiel. De krik mag nooit als
steun bij werkzaamheden onder de auto
worden gebruikt.
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.31 2.37.
pneumatiques ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
roues (sécurité)..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.13
NLD_UD65246_1
Pneumatiques (XFK - Renault)
Veiligheid van de banden - wielen
De banden vormen de enige verbinding
tussen de auto en het wegdek, het is daarom
van het grootste belang dat zij in goede staat
verkeren.
Houd u strikt aan de wettelijke voorschriften
op dit gebied.
Onderhoud van de banden
De banden moeten in goede staat verkeren
en voldoende profiel hebben; de merken die
door onze technische dienst zijn goedge-
keurd, zijn voorzien van slijtagecontrolestif-
ten 1, die op regelmatige afstanden over
de omtrek van het loopvlak zijn verdeeld.
Pneumatiques (sécurité pneumatiques, roues, utilisation hivernale)
Deze slijtagecontrolestiften zijn op regel-
matige afstanden over de omtrek van het
loopvlak verdeeld. Als het loopvlak van
een band tot aan deze stiften is wegge-
sleten, zoals bij 2, moet u deze band laten
vervangen omdat er dan nog slechts
1,6 mm profiel overblijft.
Ook door overbelasting, door het langdurig
snel rijden bij hoge buitentemperaturen en
door het regelmatig rijden op slechte wegen,
kunnen de banden worden beschadigd,
waardoor de veiligheid in gevaar komt.
BANDEN (1/3)
Bestuurdersfouten, zoals
“rijden tegen een stoeprand”,
kunnen de banden en de
velgen beschadigen, en de
voorwielen of achterwielen ontregelen.
Laat in dat geval hun staat door een
merkdealer controleren.
1
2
Door een te lage banden-
spanning ontstaat vroegtijdige
slijtage en worden de banden
abnormaal heet, met alle ge-
volgen van dien voor de veiligheid:
slechte wegligging;
risico van een klapband of het losla-
ten van het loopvlak.
De bandenspanning is afhankelijk van
de belasting en de snelheid. Pas de ban-
denspanning aan de gebruiksomstan-
digheden aan (raadpleeg de sticker op
de zijkant van het bestuurdersportier).
Bandenspanning
Houd u aan de bandenspanningen (inclusief
het reservewiel), controleer de bandenspan-
ningen ten minste eenmaal per maand en
zeker voor een lange rit (raadpleeg de stic-
ker op de zijkant van het bestuurderspor-
tier).
pression des pneumatiques.......................
(page courante)
gonflage des pneumatiques ......................
(page courante)
5.14
NLD_UD65246_1
Pneumatiques (XFK - Renault)
Vervangen van de banden
Auto met waarschuwing bij verlies van
bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te
lage bandenspanning enz.) verschijnt het
waarschuwingslampje op het instru-
mentenpaneel. 2.31, 2.37.
Reservewiel
5.2, 5.11.
Het kruisen van de wielen
Wij raden u af de wielen onderling van plaats
te verwisselen.
Controleer de spanning bij koude banden,
houd geen rekening met een hogere waarde
bij warm weer of na een snel gereden rit.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (of 3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
BANDEN (2/3)
Let op, als een ventieldopje
ontbreekt of niet goed vast-
gezet is, kan er lucht uit de
banden ontsnappen en de ban-
denspanning afnemen.
Zorg altijd dat de ventieldopjes gelijk
zijn aan de originele en dat ze helemaal
vastgezet zijn.
Voor uw veiligheid en voor de
naleving van de geldende we-
tgeving.
Als de banden vervangen
moeten worden, mag dit alleen gebeu-
ren door even grote banden van hetzel-
fde merk, met dezelfde eigenschappen
en met hetzelfde profiel.
Ze moeten ofwel ten minste hetzelfde
laadvermogen en dezelfde maximum-
snelheid hebben als de oorspronke-
lijke banden, ofwel zijn geadviseerd
door een merkdealer.
Indien u deze instructies niet respec-
teert, kunt u uw veiligheid in gevaar
brengen en is uw auto mogelijk niet
conform de voorschriften.
Risico op verlies van de controle over
de auto.
5.15
NLD_UD65246_1
Pneumatiques (XFK - Renault)
De banden in de winter
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen mogen uitsluitend rond
de voorwielen worden gelegd.
Als een te grote bandenmaat is gemonteerd,
kunnen er geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Eenrichtingsbanden
Een Eenrichtingsband moet maar in één
richting worden bevestigd. U moet zich
houden aan deze richting.
Als een Eenrichtingsband bevestigd moet
worden in richting tegenovergesteld aan zijn
rotatie na een lekke band, rijd dan met de
nodige voorzichtigheid, vooral op een natte
weg, omdat de specificatie van de band niet
aangepast zullen worden.
BANDEN (3/3)
Winterbanden
Voor een optimale grip van uw auto raden
wij u aan deze banden op alle vier wielen
te monteren.
Let op: deze banden hebben soms een pijl
met de draairichting en een indicatie van de
maximumsnelheid die lager kan liggen dan
de topsnelheid van uw auto.
Spijkerbanden
Het gebruik van spijkerbanden is slechts
onder bepaalde omstandigheden toege-
staan. Houd u aan de ter plaatse geldende
voorschriften, en rijd niet sneller dan de
daarmee toegelaten maximum snelheid.
Indien u voor deze banden kiest, moeten zij
in ieder geval links en rechts voor worden
gemonteerd.
Het gebruik van sneeuwkettin-
gen is alleen mogelijk in com-
binatie met banden die even
groot zijn als de oorspronke-
lijk op uw auto gemonteerde banden.
Wij raden u in ieder geval aan een merk-
dealer te raadplegen. Hij weet als geen
ander welke voorzieningen het beste bij
uw auto passen.
17” wielen zijn niet geschikt
voor sneeuwkettingen.
Indien u sneeuwkettingen wilt
gebruiken, zijn er speciale
maatregelen nodig.
Raadpleeg een merkdealer.
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de croisement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de position ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de route ................................................
(page courante)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
avant ....................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
projecteurs
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.16
NLD_UD65247_1
Projecteurs : remplacement des lampes (XFK - Renault)
Projecteurs (remplacement des lampes)
KOPLAMPEN: lampje vervangen (1/2)
Voertuigen met halogeen
koplampen
Dimlicht
Verwijder de kap A.
Kantel de lamphouder 1 om hem los te
maken en vervang de lamp.
Lamptype: H7.
Laat na het vervangen van de lamp de lich-
ten door een vakman afstellen.
AB
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
Grootlicht:
Verwijder de kap B.
Kantel de lamphouder 2 om hem los te
maken en vervang de lamp.
Lamptype: H7.
Raak het lampglas niet aan. Houd de
lamp vast aan de metalen voet.
Gebruik uitsluitend anti-U.V. 55W lampen
om de plastic ruit van de koplampen niet te
beschadigen. Noteer vóór de demontage de
juiste stand van de lamp, om het weer cor-
rect te kunnen monteren.
Vergeet niet, na het vervangen van de lamp,
de kap terug te plaatsen.
2
1
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto heeft,
deze is verkrijgbaar bij een merkdealer.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Risico van verwonding.
5.17
NLD_UD65247_1
Projecteurs : remplacement des lampes (XFK - Renault)
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u altijd het con-
tact uitzetten.
Wijzig niet zelf de bedrading
van de auto want door een ver-
keerde aansluiting kan de elek-
trische installatie worden be-
schadigd (bedrading, organen en in het
bijzonder de dynamo). Laat eventuele
veranderingen door een merkdealer uit-
voeren. Hij beschikt over de noodzake-
lijke onderdelen.
LED mistlichten voor 8
Raadpleeg een merkdealer.
LED koplampen
Rijverlichting, LED markeringslichten
voor 5
Raadpleeg een merkdealer.
LED grootlicht, dimlicht 6
Raadpleeg een merkdealer.
LED richtingaanwijzerlampen 7
Raadpleeg een merkdealer.
Rijverlichting, LED markeringslichten
voor 3
Raadpleeg een merkdealer.
LED richtingaanwijzerlampen 4
Raadpleeg een merkdealer.
356
8
47
KOPLAMPEN: lampje vervangen (2/2)
ampoules
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
changement de lampes .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
clignotants .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
feux :
de direction ..........................................
(page courante)
feux :
de position ...........................................
(page courante)
feux :
de stop .................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
lampes
remplacement ......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.18
NLD_UD75520_2
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (XFK - Renault)
Feux arrière et latéraux (remplacement des lampes)
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (1/4)
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto heeft,
deze is verkrijgbaar bij een merkdealer.
Richtingaanwijzers,
achteruitrijlichten, mistlichten
en remlichten
Om het licht te demonteren, draait u de
schroeven 1 los.
1
Maak van buitenaf de lichten vrij door ze
naar achteren te trekken.
Demonteer de lamphouders 3 door de klem-
metjes 2 te ontgrendelen.
Bij het monteren
Ga bij het monteren te werk in omgekeerde
volgorde en let op dat de bedrading niet
wordt beschadigd en dat u de klemmetjes 2
van de lamphouder 3 vergrendelt.
2
2
2
3
4 Remlicht
Lamptype 4: P21W of, afhankelijk van
de auto, PR21W.
5 Achteruitrijlicht
Lamptype 5: W16W.
6 Controlelampje
Lamptype 6: PY21W.
7 Mistlicht
Lamptype 7: P21W.
4
5
6
3
7
feux :
de plaque d’immatriculation .................
(page courante)
5.19
NLD_UD75520_2
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (XFK - Renault)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (2/4)
9
Derde LED remlicht 9
Raadpleeg een merkdealer.
LED Markeringslichten 8
Raadpleeg een merkdealer.
8
LED kentekenverlichting 10
(afhankelijk van de auto)
Raadpleeg een merkdealer.
10
feux :
de plaque d’immatriculation .................
(page courante)
clignotants
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.20
NLD_UD75520_2
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (XFK - Renault)
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (3/4)
13
LED zijknipperlichten 13
Raadpleeg een merkdealer.
Kentekenverlichting
Draai de schroef 11 los.
Maak het kapje van het lamphuis los 12
zodat u bij het lampje kunt komen.
Lamptype: W5W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Verwondingsgevaar
11 12
5.21
NLD_UD75520_2
Feux arrière et latéraux : remplacement des lampes (XFK - Renault)
Richtingaanwijzers 14
Aangezien de buitenspiegelkap moet
worden verwijderd, kunt u de lamp best
laten vervangen door een erkende dealer.
Toegang tot de lamp:
– Maak de buitenspiegelkap 15 voorzichtig
los van de grondplaat 16 (beweging A).
– Maak de lamphouder 17 los met een platte
schroevendraaier; til deze omhoog bij C (be-
weging B).
– Maak de lamphouder 17 los en verwijder
deze; vervang dan de lamp 18.
14
Lamptype: WY5W.
Bij het monteren gaat u in omgekeerde volg-
orde te werk.
Zorg ervoor dat:
– de lamphouder 17 correct is uitgelijnd
voordat u deze in de behuizing plaatst;
– de buitenspiegelkap 15 goed vastklikt op
de grondplaat 16.
Bij demontage en montage: let op dat u de
bedrading en de omliggende componenten
niet beschadigt.
ACHTERLICHTEN EN ZIJLICHTEN: de lampen vervangen (4/4)
A
15
C
B
17
18
17
16
éclairage intérieur :
remplacement des lampes ...................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage
boîte à gants ........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
éclairage de coffre
remplacement des lampes ...................
(page courante)
plafonnier ...................................................
(page courante)
5.22
NLD_UD81089_2
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (XFK - Renault)
Éclairage intérieur (remplacement des lampes)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (1/7)
Plafondverlichting voor 1
Maak de lichtkap los 2 (met bijvoor-
beeld een platte schroevendraaier) in de
stand A;
maak de lamphouder los en verwijder
deze 3 met behulp van de nokken 4;
maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype 5: W5W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
Bij het monteren
Klem de lichtkap 2 op de lamphouder 3;
klik de interieurverlichting erin 1totdat het
geheel vastklikt;
– zorg dat de interieurverlichting goed op
zijn plaats zit en vergrendeld is.
2
A
3
4
5
1
3
1
5.23
NLD_UD81089_2
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (XFK - Renault)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (2/7)
Kaartleeslampjes voorin 6
(afhankelijk van de auto)
Maak de lichtkap los 7 (met bijvoor-
beeld een platte schroevendraaier) in de
stand B;
maak de lamphouder los en verwijder
deze 8 met behulp van de nokken 9;
maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype 10: W5W.
Bij het monteren
Klem de lichtkap 7 op de lamphouder 8;
klik het leeslampjesblok erin 6 totdat het
geheel vastklikt;
zorg dat het leeslampjesblok goed op zijn
plaats zit en vergrendeld is.
6
B
B
B
B
8
910
6
8
7
5.24
NLD_UD81089_2
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (XFK - Renault)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (3/7)
Voorste LED leeslampjes 11
Ga naar een merkdealer.
Achterste LED leeslampjes 12
en 13
Ga naar een merkdealer.
11
12
13
5.25
NLD_UD81089_2
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (XFK - Renault)
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (4/7)
Leeslampje achter 14
(afhankelijk van de auto)
Maak de lichtkap los 15 (met bijvoor-
beeld een platte schroevendraaier) in de
stand C;
maak de lamphouder los en verwijder
deze 16 met behulp van de nokken 17;
maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype 18: W5W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
14
Bij het monteren
Klem de lichtkap 15 op de lamphou-
der 16;
klik het leeslampjesblok erin 14 totdat het
geheel vastklikt;
zorg dat het leeslampjesblok goed op zijn
plaats zit en vergrendeld is.
C
16
17
18
14
16
15
5.26
NLD_UD81089_2
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (XFK - Renault)
Maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype: W5W.
Verlichting dashboardkastje 19
(afhankelijk van de auto)
Maak het binnenlicht los 19 met behulp van
een platte schroevendraaier door op het
lipje 20 te drukken om het binnenlicht naar
de binnenkant van de kastje te kantelen.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
19
20
19
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (5/7)
5.27
NLD_UD81089_2
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (XFK - Renault)
Verlichting bagageruimte 21
Maak het binnenlicht 21 los met behulp van
een platte schroevendraaier door op het
lipje 22 te drukken om het binnenlicht naar
de binnenkant van de bagageruimte te kan-
telen.
Maak de betreffende lamp vrij.
Lamptype: W5W.
23
24
Maak de kap 23 los om bij de lamp 24 te
kunnen komen.
Lamptype 24: W5W.
De lampen staan onder druk
en kunnen openbarsten bij het
vervangen.
Risico van verwonding.
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (6/7)
21
22
5.28
NLD_UD81089_2
Eclairage intérieur : remplacement des lampes (XFK - Renault)
21
25
Halogeenlamp van achterlicht 25
Maak de verspreider van de plafondverlich-
ting met een platte schroevendraaier los.
Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te
halen.
Lamptype: W6W
Vervang de lamp en zet de lichtkap op zijn
plaats.
INTERIEURLICHT: lampen vervangen (7/7)
LED achterlicht 26
Ga naar een merkdealer.
26
clé/télécommande à radiofréquence
pile .......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remplacement
piles télécommande .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
piles ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
piles (télécommande) ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement
piles télécommande .............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.29
NLD_UD65250_1
Clé à télécommande : pile (XFK - Renault)
Clé à télécommande : pile
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING: accu (1/2)
1
Vervangen van het batterijtje
Open de afstandsbediening via gleuf 1 met
behulp van een platte schroevendraaier en
vervang de batterij 2 en let daarbij op het
type batterij en de juiste polariteit (+ en -) die
op de onderkant van het deksel zijn aange-
geven.
2
N.B.: raak bij het vervangen van het batte-
rijtje niet de elektronische printplaat in de
sleutel aan.
Controleer bij het monteren, of het deksel
goed vastzit en de schroef goed vastgezet
is.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar.
Let op dat er geen inkt op het batterijtje
zit: risico van slecht elektrisch contact.
Als deze vervangen moeten
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig accutype ge-
bruiken (raadpleeg een merk-
dealer).
5.30
NLD_UD65250_1
Clé à télécommande : pile (XFK - Renault)
storingen
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.33.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING: accu (2/2)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
Risico van explosie.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
carte : pile ..................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
carte « mains libres » : pile ........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
piles ...........................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement
piles carte ............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.31
NLD_UD75291_2
Carte : pile (XFK - Renault)
Carte « mains libres » : pile
HANDSFREE KAART: batterij (1/2)
A
1
Vervangen van het batterijtje
Als het bericht “Batterij kaart bijna leeg” ver-
schijnt op het instrumentenpaneel, vervangt
u het batterijtje in de kaart:
schuif de behuizing achter 1 omlaag ter-
wijl u op de zone A drukt;
verwijder het afdekkapje 2 van het batte-
rijtje;
verwijder het batterijtje door op één kant
ervan te drukken en het aan de andere
kant op te tillen;
plaats dit terug volgens de richting en sja-
bloon aangegeven in het deksel.
2
Ga bij het monteren te werk in omgekeerde
volgorde, druk daarna vier keer, in de nabij-
heid van de auto, op één van de knoppen
van de card: de boodschap verdwijnt als
weer gestart wordt.
Zorg dat het deksel goed vastzit.
Opmerking: kom bij het vervangen van het
batterijtje niet aan het elektronische circuit
en de contacten in de kaart.
De batterijtjes zijn verkrijgbaar bij een
merkdealer, de levensduur is ongeveer
twee jaar. Let op dat er geen inkt op het
batterijtje zit: risico van slecht elektrisch
contact.
Als deze vervangen moeten
worden, moet u hetzelfde of
een gelijkwaardig accutype ge-
bruiken (raadpleeg een merk-
dealer).
Bij het vervangen:
Controleer of de batterijtjes
goed zijn geplaatst.
Risico van explosie.
Als de klep niet goed sluit: niet ge-
bruiken en buiten bereik van kinderen
houden.
5.32
NLD_UD75291_2
Carte : pile (XFK - Renault)
Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in bij een inzamelpunt voor lege bat-
terijen.
Voorzorgen met betrekking
tot batterijen:
Houd (nieuwe of oude) bat-
terijen buiten het bereik van
kinderen.
batterijen niet inslikken;
Risico van chemische brandwon-
den die dodelijk kunnen zijn.
Indien er batterijtjes zijn ingeslikt of in
het lichaam ingebracht, moet zo snel
mogelijk een arts worden geraad-
pleegd.
HANDSFREE KAART: batterij (2/2)
storingen
Als de accu om een juiste werking te kunnen
garanderen, kunt u nog steeds de auto star-
ten en vergrendelen/ontgrendelen 1.33.
batterie.......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
batterie
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.33
NLD_UD82641_2
Batterie : dépannage (XFK - Renault)
Batterie : dépannage
ACCU: storing (1/2)
Om vonkvorming te voorkomen:
Controleer of alle stroomverbruikers (bin-
nenlichten enz.) zijn uitgeschakeld voor-
dat u de accuklemmen losmaakt of aan-
sluit;
schakel de acculader uit voordat u deze
op de accu aansluit of ervan losmaakt;
– plaats geen metalen voorwerpen op de
accu; dit kan kortsluiting veroorzaken
tussen de accupolen;
wacht minstens vijf minuten na het afzet-
ten van de motor voordat u de accuka-
bels losmaakt;
sluit de accukabels weer aan nadat u
alles terug hebt geplaatst.
Aansluiting van een acculader
De acculader moet geschikt zijn voor een
accu met een nominale spanning van
12 volt.
Ontkoppel de accu niet wanneer de motor
draait. Houd u aan de voorschriften van
de fabrikant van de acculader.
Voor bepaalde accu’s gelden
speciale voorwaarden bij het
laden, raadpleeg uw merkdea-
ler.
Voorkom elk risico op een vonk die on-
middellijk een explosie tot gevolg zou
kunnen hebben. Zorg dat het opladen
in een goed geventileerde ruimte plaats-
vindt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
De accu bevat zwavelzuur.
Vermijd daarom contact met de
ogen, de huid of kleding. Bij on-
verhoopt contact spoelen met
veel water. Indien nodig een arts raad-
plegen.
Houd open vuur, hete voorwerpen en
vonken weg van de batterij-onderdelen
vanwege explosiegevaar.
Let op bij werkzaamheden dicht bij
de motor, deze kan nog warm zijn.
Bovendien kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 2.5.
5.34
NLD_UD82641_2
Batterie : dépannage (XFK - Renault)
ACCU: storing (2/2)
Starten met starthulpkabels
Als u voor het starten de accu van een
andere auto moet gebruiken, koop dan de
startkabels (met groot oppervlak) bij een
merkdealer of controleer, als u reeds start-
kabels heeft, of deze in goede staat verke-
ren.
Beide accu’s moeten dezelfde spanning
hebben: 12 Volt. De hulpaccu moet min-
stens de capaciteit (ampère-uur, Ah) hebben
van de ontladen accu.
Let erop dat de auto’s elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu
goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Til de rode afdekkap van de eenheid 2
achter de accu op.
Controleer of de kabels A en B
elkaar nergens raken en of de
positieve kabel A geen me-
talen delen van de hulpauto
raakt.
Risico van letsel en/of beschadiging
van de auto.
Sluit de positieve kabel A aan op de steun 1
(+) onder de afdekkap van de eenheid 2, en
vervolgens op de pluspool 6 (+) van de hul-
paccu.
Verwijder de afdekkap 3 en het bescher-
mende schuim eronder. Sluit de negatieve
kabel B aan op de pool 5 (–) van de hul-
paccu en daarna op de metalen kabel 4 (–)
van de ontladen accu.
Start de motor van de hulpauto en laat deze
met een middelmatig toerental draaien.
Start de motor, en maak zodra deze draait,
de kabels A en B in omgekeerde volgorde
los (4 - 5 - 6 - 1).
Zorg na reparatie dat het beschermende
schuim en de hoes 3 terug worden ge-
plaatst.
2
2
1
65
A
B
4
1
3
haut-parleurs
emplacement .......................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation radio.........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
prééquipement radio..................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
radio
prééquipement .....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
équipements
multimédia ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.35
NLD_UD65253_1
Prééquipement radio (XFK - Renault)
Pré-équipement radio
RADIOVOORBEREIDING
Inbouwplaats voor de radio 1
Maak het afdekplaatje los. De aansluitingen:
( + antenne) en ( – voeding en luidspreker)
zitten erachter.
Luidsprekers in de
voorportieren 2
Raadpleeg een merkdealer voor het instal-
leren van een uitrusting.
Volg altijd nauwgezet de inbouwvoor-
schriften van de uitrusting op.
De benodigde steunen en verbin-
dingskabels die de merkdealer u kan
leveren, verschillen per type auto en
per type radio.
Raadpleeg een merkdealer voor hun
onderdeelnummers.
Wijzig niet zelf de bedrading van de
auto want door een verkeerde aan-
sluiting kan de elektrische installatie
worden beschadigd (bedrading, orga-
nen en in het bijzonder de dynamo).
Laat eventuele veranderingen door
een merkdealer uitvoeren.
2
1
accessoires................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
installation accessoires..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.36
NLD_UD81121_3
Installation et utilisation d’accessoires : recommandations importantes (XFK - Renault)
Installation et utilisation d’accessoires : recommandations importantes
INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN ACCESSOIRES: belangrijke adviezen
Elektrische en elektronische accessoires
Controleer vóór het installeren van een dergelijk accessoire (bij zenders/ontvangers vooral: frequentieband, vermogen, plaats van de
antenne enz.) of dat geschikt is voor uw auto. Vraag advies aan een merkdealer.
Voordat u een accessoire op een stopcontact aansluit, moet u controleren of u het maximaal toegestane vermogen voor het stopcon-
tact niet overschrijdt 3.35 3.17. Risico van brand.
Werkzaamheden aan het elektrische en/of elektronische circuit van het voertuig mogen alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
vakman. Een onjuiste aansluiting en/of installatie van elektrische/elektronische accessoires die niet door de fabrikant zijn goedgekeurd, kan
leiden tot:
schade aan de elektrische en/of elektronische apparatuur;
schade aan daarop aangesloten onderdelen;
het verzamelen en gebruiken van voertuiggegevens;
een inbreuk op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens).
Risico van ernstige ongevallen. Risico van inbreuk op privacy.
Als u op een later tijdstip elektrische apparatuur wilt installeren, moet u het vermogen en de positie van de bijbehorende zekering controleren.
De diagnoseaansluiting gebruiken
Het aansluiten van elektronische accessoires op de diagnoseaansluiting kan de elektronische systemen van het voertuig ernstig verstoren
en/of inbreuk maken op uw privacy (wijziging of verwijdering van en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens). Voor uw veiligheid is
het raadzaam alleen door de fabrikant goedgekeurde elektronische accessoires te gebruiken: raadpleeg een merkdealer. Risico van ernstig
ongeval. Risico van inbreuk op privacy.
Achteraf inbouwen van accessoires
Als u accessoires op de auto wilt installeren: raadpleeg een merkdealer. Om zeker te zijn dat uw auto goed werkt en om elk risico te vermij-
den dat uw veiligheid kan aantasten, raden wij u aan om door de constructeur goedgekeurde accessoires te gebruiken: deze zijn aan uw auto
aangepast en alleen deze worden door de constructeur gegarandeerd.
Als u een antidiefstalstang gebruikt, bevestig deze dan uitsluitend op het rempedaal.
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden gebruikt, die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstal-
leerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar. Gevaar van hakende pedalen.
fusibles ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.37
NLD_UD75292_2
Fusibles (XFK - Renault)
Fusibles
Zekeringenkastjes
Controleer de staat van de zekeringen als
een elektrisch apparaat niet werkt.
Zekeringen in het interieur
Plaats uw hand op de zone 2 en trek om de
klep te openen 1.
Raadpleeg de sticker met de verklaring
van de zekeringen op de achterkant van de
klep 1en op de volgende bladzijden.
ZEKERINGEN (1/3)
Zorg dat u altijd een doos met reserve-
lampen en -zekeringen in de auto heeft,
deze is verkrijgbaar bij een merkdealer.
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
1
Tangetje 3
Trek de zekering los met behulp van het tan-
getje 3 aan de achterkant van de klep.
U kunt de zekering uit het tangetje schuiven.
Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de
zekeringplaat om reservezekeringen in te
steken.
3
2
1
2
5.38
NLD_UD75292_2
Fusibles (XFK - Renault)
ZEKERINGEN (2/3)
Bestemming van de zekeringen
(de aanwezigheid van de zekeringen hangt van het uitrustingsniveau van de auto af)
Symbool Bestemming
HRuitensproeier
ÁKoplampen
¼Alarmknipperlichten (waarschuwingssignaal)
ÌGeluidssignaal
ÝAansluiting trekhaak
×Remlichten, UCH
EAchterruitsproeier, achterlichten
DRichtingaanwijzers
ëAccessoireaansluiting
Elektrische ruiten
Raadpleeg de sticker met de verklaring
van de zekeringen in de opbergruimte.
Bepaalde zekeringen mogen alleen
worden vervangen door een vakman.
Deze zekeringen staan niet aangegeven
op de sticker.
U mag enkel werkzaamheden uitvoeren
aan de zekeringen die zijn aangegeven
op de sticker.
5.39
NLD_UD75292_2
Fusibles (XFK - Renault)
ZEKERINGEN (3/3)
Zekeringen in de motorruimte A
Bepaalde functies worden beschermd door
zekeringen in de motorruimte in huis A.
Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi-
seren wij het vervangen van deze zeke-
ringen over te laten aan een merkdealer.
A
Voordat u iets doet onder de
motorkap, moet u het contact
afzetten. 2.4 of 2.5.
Let op bij werkzaamheden
dicht bij de motor, deze kan
nog warm zijn. Bovendien
kan de ventilateurmotor on-
verwacht gaan draaien. Het waarschu-
wingslampje in de motorruimte
herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
essuie-vitre/lave-vitre
remplacement des balais .....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
essuie-vitres/lave-vitre ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
balais d’essuie-vitres .................................
(page courante)
5.40
NLD_UD71837_2
Balais d essuie-vitres (XFK - Renault)
Balais d’essuie-vitres : remplacement
RUITENWISSERBLADEN: vervanging (1/2)
Ruitenwisserbladen voorruit 2
vervangen
Zet de ruitenwissers in de onderhouds-
standB voordat u ze vervangt.
Contact aan, motor afgezet:
zet de hendel twee keer na elkaar 1 in
stand A (één wisbeweging): de ruitenwis-
serbladen stoppen in onderhoudsstand B
weg van de motorkap.
til de ruitenwisserarm 3 op;
zet de 4 tab lager en verwijder het blad 2.
3
2
4
Bij het monteren
Om het ruitenwisserblad 2 terug te plaats-
ten, klemt u deze in de houder in de arm 3
tot u een klik hoort. Controleer of het blad
goed is vergrendeld.
Om de ruitenwisserbladen terug te zetten in
de onderste stand terug moet u controleren
of de ruitenwisserbladen zijn neergeklapt op
de voorruit. Zet vervolgens de 1 schakelaar
in stand A (één wisbeweging): de ruitenwis-
serbladen klappen dan in de motorkap bij
het aanzetten van het contact.
B
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
reinig de bladen, de voorruit en de
achterruit regelmatig met water met
zeep;
gebruik ze niet als de voorruit of ach-
terruit droog zijn;
maak ze los van de voorruit of achter-
ruit als ze lang niet gebruikt zijn.
A
1
5.41
NLD_UD71837_2
Balais d essuie-vitres (XFK - Renault)
RUITENWISSERBLADEN: vervanging (2/2)
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den.
reinig de bladen, de voorruit en de
achterruit regelmatig met water met
zeep;
gebruik ze niet als de voorruit of ach-
terruit droog zijn;
maak ze los van de voorruit of achter-
ruit als ze lang niet gebruikt zijn.
C
Ruitenwisserblad achter 5
Met de schakelaar in ruststand (uitgescha-
keld):
til de ruitenwisserarm 6 op;
Kantel het blad horizontaal 5 (bewe-
ging C) tot het losklikt;
verwijder het blad door er aan te trekken.
Bij het monteren
Monteer het ruitenwisserblad in omgekee-
rde volgorde van losmaken. Controleer of
het blad goed is vergrendeld.
6
Voordat u het blad van de ach-
terste ruitenwisser vervangt,
moet u nagaan of de schake-
laar in ruststand staat (uitge-
schakeld is).
Verwondingsgevaar.
5
Controleer als het vriest,
voordat u wegrijdt, of de ruiten-
wisserbladen niet aan de ruit
zijn vastgevroren. De wisser-
motor kan hierdoor te warm worden.
Let op de staat van de ruitenwisser-
bladen. Zodra hun werking afneemt
moet u ze vervangen, ongeveer eens
per jaar.
Bij het vervangen van het blad, let bij het
verwijderen van het blad op, dat u hem
niet op de ruit laat vallen: u zou de ruit
kunnen breken.
C
6
5
anneaux de remorquage ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
remorquage
dépannage ...........................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.42
NLD_UD71452_2
Remorquage : dépannage (XFK - Renault)
Remorquage
SLEPEN: pechhulp (1/2)
Plaats vóór u gaat slepen de versnellings-
bak altijd in de stand Neutraal (stand N bij
auto's uitgerust met een automatische trans-
missie), ontgrendel de stuurkolom en zet
vervolgens de parkeerrem los.
Stuurkolomontgrendeling
Afhankelijk van de auto steekt u de sleutel
in het contact en zet deze in de ON 2-stand,
of drukt u, met de kaart in het interieur, circa
twee seconden op de startknop.
Zet de hendel terug in neutraal (stand N voor
een auto met automatische transmissie).
De stuurkolom ontgrendelt, de accessoires
liggen tegen voeding: en u kunt de verlich-
ting gebruiken (remlichten, richtingaanwij-
zers, enz.). In het donker moet de auto ver-
licht zijn.
Druk, afhankelijk van de auto, na het slepen
twee keer kort op de startknop van de motor
(risico van het ontladen van de accu).
Houd u altijd aan de wettelijke bepalingen
inzake het slepen. Als u de slepende auto
rijdt, overschrijd dan niet de toegelaten aan-
hangwagenmassa van uw auto. 6.10.
Slepen van een voertuig met een
automatische transmissie
Vervoer de auto op een plateau of sleep
hem met beide voorwielen van de grond.
In uitzonderlijke omstandigheden kunt
u de auto verslepen met de vier wielen op
de grond, uitsluitend vooruit rijdend met de
versnellingshendel in neutrale stand N, over
een afstand van maximaal 80 km en met
een maximale snelheid van 25 km/u.
Laat de kaart in de auto tijdens
het slepen.
Risico van blokkeren van de
stuurkolom.
Bij stilstaande motor werken de
stuur- en rembekrachtiging niet
meer.
Als bij het starten de hendel is vergrendeld
in stand P zelfs als u het rempedaal indrukt,
kunt u de hendel handmatig vrijzetten om de
aangedreven wielen te ontgrendelen.
Maak hiertoe de onderkant van de stofhoes
los en druk tegelijkertijd op de toets 2 en op
knop 1 op de hendel om deze te ontgrende-
len en naar stand N te schakelen.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
1
2
5.43
NLD_UD71452_2
Remorquage : dépannage (XFK - Renault)
SLEPEN: pechhulp (2/2)
Gebruik uitsluitend de sleeppunten
voor 4 en achter 7 (en nooit de aandrijfas-
sen of enig ander deel van de auto). Deze
sleeppunten mogen alleen voor slepen
worden gebruikt. Ze mogen nooit worden
gebruikt om de auto direct of indirect op te
tillen.
Toegang tot de sleeppunten
Sleepoog voor 4
Maak het kapje 3 los door een plat gereed-
schap in de groef A te plaatsen.
Sleeppunt achter 7
Maak het kapje 6 los door een plat gereed-
schap in de groef B te plaatsen.
Laat nooit gereedschap in de
auto rondslingeren. Dit is ge-
vaarlijk als u plotseling moet
remmen.
Zet het sleepoog 5 volledig vast: eerst zo
ver mogelijk met de hand, daarna verder
met de wielmoersleutel of, afhankelijk van
de auto, de hendel.
Gebruik uitsluitend het sleepoog 5 en de
wielmoersleutel of de hendel geleverd bij het
gereedschap. 5.8.
Gebruik een starre sleep-
stang. Indien u een touw of
kabel gebruikt bij het slepen
(als dit wettelijk toegestaan is),
moet de auto die gesleept wordt nog
kunnen remmen.
De auto die gesleept wordt, moet te
allen tijde bestuurbaar zijn.
Accelereer en rem gelijkmatig en
zonder schokken om te voorkomen
dat de auto beschadigen.
In alle gevallen, is het raadzaam om
25 km/u niet te overschrijden.
5
5
A
6
B
4
7
3
Zorg ervoor dat het sleepoog
correct met bouten is beves-
tigd.
Risico om het gesleepte
object te verliezen.
anomalies de fonctionnement....................
(jusqu’à la fin de l’UD)
incidents
anomalies de fonctionnement ..............
(jusqu’à la fin de l’UD)
5.44
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
Anomalies de fonctionnement
STORINGEN (1/8)
Gebruik van de kaart MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De kaart kan geen portieren ontgrendelen
of vergrendelen.
Batterij van de card leeg. Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto
vergrendelen/ontgrendelen en starten 1.33
en 2.4 of 2.5.
Gebruik van apparaten die op dezelfde
frequentie als de card werken (mobiele te-
lefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet langer of gebruik
de sleutel 1.33.
De auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
Accu van de auto ontladen.
Gebruik de sleutel die in de kaart is ingebouwd
1.33.
De boodschap “Plaats de kaart in zone
+ START” verschijnt op het instrumenten-
paneel.
Plaats de card in de daarvoor bestemde posi-
tie 2.5 en druk vervolgens op de op START-
toets.
De motor van de auto is gestart. Als de motor draait, werkt het vergrendelen/ont-
grendelen van de card niet. Zet het contact uit.
Desynchronisatie van de kaart Ontgrendel het bestuurdersportier door de sleu-
tel die in de kaart zit, in het portierslot te steken
1.33, plaats de kaart in de daarvoor bestemde
positie 2.5 en druk op START om de kaart te
synchroniseren.
5.45
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo-
gelijk door een merkdealer nakijken.
Gebruik van de afstandsbediening MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De afstandsbediening werkt niet voor het
ontgrendelen of vergrendelen van de por-
tieren.
Batterij van de afstandsbediening leeg. Gebruik de sleutel.
Gebruik van apparaten die op dezelfde frequen-
tie als de afstandsbediening werken (mobiele te-
lefoon, enz.).
Gebruik deze apparaten niet of gebruik de sleu-
tel.
De auto bevindt zich in een sterk elektromagne-
tisch veld.
Accu ontladen.
Vervang de batterij. U kunt nog steeds uw auto
vergrendelen/ontgrendelen en starten 1.33
en 2.4 of 2.5.
De motor van de auto is gestart. Als de motor draait, werkt het vergrendelen/
ontgrendelen met de sleutel niet. Zet het con-
tact uit.
Desynchronisatie van de afstandsbediening Ontgrendel het bestuurdersportier door de sleu-
tel in het portierslot te steken, 1.33en start
vervolgens de motor om de afstandsbediening
te synchroniseren 2.4.
STORINGEN (2/8)
5.46
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
STORINGEN (3/8)
U schakelt de startmotor in MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De controlelampjes op het instrumentenpa-
neel gaan zwakker of niet branden, de start-
motor draait niet.
Accuklemmen niet goed vastgezet,
los of geoxideerd.
Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxideerd.
Accu ontladen of defect. Sluit een andere accu aan op de ontladen accu. 5.33 of
vervang de accu indien nodig.
Duw de auto niet aan als de stuurkolom is vergrendeld.
Circuit defect. Raadpleeg een merkdealer.
De motor wil niet starten. De voorwaarden voor het starten
zijn niet vervuld.
2.4 of 000.
De handsfree-kaart werkt niet. Plaats de kaart in de hiervoor bestemde uitsparing op de
middenconsole 2.4 of 2.5.
Hoog stationair toerental bij stilstaande auto
en koude motor.
Bij een benzinemotor is dit is
meestal geen storing. Het kan
worden veroorzaakt door de stij-
gende temperatuur van de motor.
Het stationair toerental van de motor moet na ongeveer een
minuut zakken. Zo niet dan is er mogelijk een andere oor-
zaak. Roep de hulp in van een merkdealer.
De motor weigert te stoppen. Card niet gedetecteerd. Plaats de kaart in de hiervoor bestemde uitsparing in het
middenconsole.
Druk lang op de startknop.
Elektronische storing. Druk 3 keer snel op de startknop of houd deze ingedrukt.
De stuurkolom blijft vergrendeld. Stuurwiel geblokkeerd. Beweeg het stuurwiel terwijl u de startknop van de motor in-
drukt (of, afhankelijk van de auto, de contactsleutel gebruikt)
2.4.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer.
5.47
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
STORINGEN (4/8)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning, als deze goed
is, laat dan de banden door een merkdealer na-
kijken.
Witte rook uit de uitlaat. Bij een dieselmotor hoeft dit geen storing
te zijn. De rook ontstaat door de regenera-
tie van het roetfilter.
2.14.
Bij een benzinemotor is dit is meestal
geen storing. Afhankelijk van de weersom-
standigheden (koud, vochtig enz.), kan er
bij sterk accelereren rook ontstaan.
Laat het toerental zakken en vermijd plots acce-
lereren, zodat de rook geleidelijk verdwijnt. Zo
niet dan is er mogelijk een andere oorzaak. Ga
naar een merkdealer.
Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcircuit. Stop, zet het contact uit, ga bij de auto vandaan
en roep de hulp in van een merkdealer.
Het waarschuwingslampje voor de olie-
druk gaat branden:
in een bocht of tijdens het remmen, Het peil is te laag. Motorolie bijvullen 4.5.
dooft langzaam of blijft branden bij gas
geven.
Te lage oliedruk. Stop en roep de hulp in van een merkdealer.
5.48
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
STORINGEN (5/8)
Tijdens het rijden MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Rijd voorzichtig bij lage snelheid, let op de kracht
die u moet zetten op het stuurwiel om de wielen
te draaien.
Probleem met de elektrische bekrachti-
gingsmotor.
Storing in het hulpsysteem
Raadpleeg een merkdealer.
De motor wordt te warm. De koelvloei-
stoftemperatuurmeter staat in de geva-
renzone en het waarschuwingslampje
® brandt.
Koelventilateur defect. Stop de auto, stop de motor en roep de hulp in
van een merkdealer.
Koelvloeistoflekkage. Controleer het koelvloeistofreservoir: er moet
vloeistof in zitten. Als het leeg is, raadpleeg dan
zo snel mogelijk een merkdealer.
De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking opge-
blazen.
Zet de motor stil.
Roep de hulp in van een merkdealer.
Radiateur: als er veel te weinig koelvloeistof is, mag deze niet worden bijgevuld met koude koelvloeistof wanneer de motor erg heet
is. Na elke reparatie waarbij het koelsysteem geheel of gedeeltelijk is afgetapt, moet dit met nieuwe koelvloeistof worden bijgevuld.
Gebruik hiervoor alleen door onze technische diensten goedgekeurde koelvloeistof.
5.49
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
Gestopt MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De koelventilator van de motor begint te
draaien nadat het contact is uitgescha-
keld.
Dit is meestal geen defect. De koelventi-
lator van de motor kan starten om de mo-
tortemperatuur te regelen. Dit kan enkele
minuten doorgaan nadat de motor is uit-
geschakeld.
De koelventilator van de motor draait
langer dan 12 minuten nadat de motor is
uitgeschakeld.
Raadpleeg een merkdealer.
STORINGEN (6/8)
5.50
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
STORINGEN (7/8)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit.
Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.37.
De ruitenwisser stopt niet. Elektrische verstelling defect. Raadpleeg een merkdealer.
Knipperfrequentie te hoog. Defecte achterlamp. 5.18.
De knipperlichten werken niet. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.37.
De koplampen schakelen niet in of niet uit. Elektrische installatie of schakelaar defect. Raadpleeg een merkdealer.
Zekering beschadigd. Vervang de zekering of laat deze vervangen.
5.37.
5.51
NLD_UD81022_4
Anomalies de fonctionnement (XFK - Renault)
STORINGEN (8/8)
Elektrische organen MOGELIJKE OORZAKEN WAT TE DOEN
Condens in de koplampen of achterlich-
ten.
Condens is een normaal verschijnsel dat
door variaties in temperatuur en vochtig-
heid kan worden veroorzaakt.
In dat geval verdwijnen de sporen geleide-
lijk aan als de lichten branden.
Het waarschuwingslampje van het niet
dragen van de autogordels vooraan brandt
niet in overeenstemming met het vastma-
ken van de autogordels.
Een voorwerp tussen de vloer en de stoel
hindert de werking van het opname-ele-
ment.
Verwijder elk voorwerp onder de stoelen voor-
aan.
5.52
NLD_UD65230_1
Filler NU (XFK - Renault)
6.1
NLD_UD80498_5
Sommaire 6 (XFK - Renault)
Hoofdstuk 6: Technische gegevens
Identificatieplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2
Technische informatie voor de hulpdiensten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3
Identificatie van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.4
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.5
Gegevens van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.7
Massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.10
Onderdelen en reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.11
Onderhoudscoupons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.12
Plaatwerkcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.18
plaques d’identification ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.2
NLD_UD78524_3
Plaques d’identification véhicule (XFK - Renault)
Plaque d’identification véhicule
IDENTIFICATIEPLAATJES AUTO
De gegevens op het constructeursplaatje
moeten bij eventuele klachten en bij het
bestellen van onderdelen altijd worden
vermeld.
De aanwezigheid en de plaats van de in-
formatie zijn afhankelijk van de auto.
Constructeursplaatje A
1 Naam van de fabrikant.
2 Nummer van communautair ontwerp of
registratienummer.
3 Identificatienummer.
Afhankelijk van de auto wordt deze
informatie herhaald op de marke-
ring B.
4 MMAC (Max. toegelaten totaalmassa).
5 MTR (Maximaal toegelaten trein-
massa: auto met aanhanger).
6 MMTA (Max. toegelaten massa) geme-
ten onder de vooras.
7 MMTA achteras.
8 Gereserveerd voor zakelijke of aanvul-
lende inschrijvingen.
9 Dieseluitstoot. Afhankelijk van de
auto vindt u deze informatie niet op
het plaatje van de fabrikant, maar op
het label met de rookopaciteit van
de motor 2.14.
10 Laknummer (kleurcode).
A
B
A
97
8
10
5
1
2
3
4
6
6.3
NLD_UD75293_1
Informations techniques pour les secours (XFK - Renault)
Informations techniques pour les secours
TECHNISCHE INFORMATIE VOOR DE HULPDIENSTEN
De QR Code op het label A geeft hulpverle-
ners via een tablet of smartphone direct toe-
gang tot de technische voertuiginformatie
die ze nodig hebben bij een ongeval.
Zorg dat het label A altijd aanwezig en zicht-
baar is, zowel op de voorruit als de achter-
ruit.
Elke wijziging of beschadiging maakt
toegang tot de informatie onmogelijk.
AA
Opmerking: auto’s zonder achterruit
hebben alleen het label aan de voorkant.
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
plaques d’identification ..............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.4
NLD_UD71486_2
Plaques d’identification moteur (XFK - Renault)
Identification moteur
De motoridentificatiegegevens in zone A
moeten bij correspondentie en bij het be-
stellen van onderdelen altijd worden ver-
meld.
(de plaats is afhankelijk van het motortype)
1 Type van de motor.
2 Indicenummer van de motor.
3 Serienummer van de motor.
MOTOR-ID
A
A
21
3
A
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
dimensions ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.5
NLD_UD81890_3
Dimensions (en mètres) (XFK - Renault)
Dimensions
AFMETINGEN (in meters) (1/2)
H
B
D
CA F
G
E
6.6
NLD_UD81890_3
Dimensions (en mètres) (XFK - Renault)
AFMETINGEN (in meter) (2/2)
Standaard chassis” “Lang chassis
A0,962
B2,716 3,100
C0,810 0,848
D4,488 4,910
E
Buitenspiegels ingeklapt 1,919
Buitenspiegels uitgeklapt 2,159
F1,570 tot 1,585
G1,590 tot 1,610
H (onbelast) Break uitvoering 1,810
Bestelwagenuitvoering 1,830
Draaicirkels tussen stoepranden 10,9 12,4
Draaicirkels tussen muren 11,2 13,1
Let op: als de auto dakdragers heeft, moet de hoogte worden verhoogd met 0,052 m (de dragers zijn niet demonteerbaar).
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
moteur
caractéristiques ....................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caractéristiques moteurs ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.7
NLD_UD65263_1
Caractéristiques moteurs (XFK - Renault)
Caractéristiques moteurs
MOTORGEGEVENS (1/3)
Uitvoeringen 1.3 TCe 1.5 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje) H5H Turbo K9K Turbo
Cilinderinhoud (cm3)1 332 1461
Soort brandstof
Octaangetal
Benzine
U moet ongelode benzine gebruiken met het met
octaangehalte zoals staat aangegeven op het
etiket aan de binnenkant van tankklep. 1.167.
Diesel
De sticker in de tankdopklep geeft aan welke brand-
stoffen toegestaan zijn.
6.8
NLD_UD65263_1
Caractéristiques moteurs (XFK - Renault)
MOTORGEGEVENS (2/3)
Uitvoeringen 1.3 TCe 1.5 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje) H5H Turbo K9K Turbo
Cilinderinhoud (cm3)1 332 1461
Brandstof die voldoet aan de
Europese norm en die compati-
bel is met de motoren van auto´s
verkocht in Europa (neem voor
andere gevallen contact op met
een merkdealer).
Loodvrije benzine die voldoet aan
de norm EN 228 bevat tot 5% etha-
nol.
Dieselbrandstof die voldoet aan de
norm EN 590 bevat tot 7% methyles-
ther vetzuur.
Loodvrije benzine die voldoet aan
de norm EN 228 bevat tot 10%
ethanol.
Dieselbrandstof die voldoet aan de
norm EN 16734 bevat tot 10% me-
thylesther vetzuur.
Dieselbrandstof die voldoet aan de
norm EN 15940 bevat tot 7% methyle-
ster.
6.9
NLD_UD65263_1
Caractéristiques moteurs (XFK - Renault)
MOTORGEGEVENS (3/3)
Uitvoeringen 1.3 TCe 1.5 dCi
Type van de motor
(zie motorplaatje) H5H Turbo K9K Turbo
Cilinderinhoud (cm3)1 332 1461
Bougies Gebruik uitsluitend de voor uw motor voorgeschreven bou-
gietypen.
Het type staat aangegeven op een sticker in de motor-
ruimte, raadpleeg anders een merkdealer.
Montage van een niet voorgeschreven bougietype kan tot
ernstige motorschade leiden.
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
caravanage ................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charges remorquables ...............................
(jusqu’à la fin de l’UD)
masses ......................................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
transport d’objets
sur le toit ..............................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
charge admise sur le toit ...........................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.10
NLD_UD81007_4
Masses (en kg) (XFK - Renault)
Masses
Charge remorquable
MASSAS (in kg)
De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. Raadpleeg de
merkdealer.
Uitvoeringen
Besteluitvoering Break uitvoering
Chassis
standaard Lang chassis Normaal
chassis Lang chassis
Max. toegelaten totaalmassa (MMAC)
Max. toegelaten massa (MMTA)
Max. toegelaten treinmassa (MTR)
Massa’s aangegeven op het constructeursplaatje 6.2
Aanhangwagenmassa geremd* wordt verkregen door berekening: MTR - MMAC
Aanhangwagenmassa ongeremd* 685 kg 750 kg 750 kg 750 kg
Maximale kogeldruk op trekhaak* 75 kg
Max. toegelaten dakbelasting 3.72, 3.75
* Aanhangwagengewicht (trekken van een caravan, boot, enz.)
Het trekken van een aanhangwagen is verboden wanneer de berekening MTR-MMAC gelijk is aan nul of wanneer de op het constructeursplaatje
aangegeven maximaal toegelaten treinmassa (MTR) gelijk is aan nul (of niet wordt aangegeven).
Respecteer de in het land geldende wettelijke sleepvoorschriften. Laat uw merkdealer een trekhaak monteren en de bedrading van de auto
aanpassen.
In geval van een auto met aanhanger, mag de max. toegelaten treinmassa (auto + aanhanger) nooit overschreden worden. Toch is toe-
gestaan:
een overschrijding van de max. toegelaten massa (MMTA) gemeten onder de achteras tot 15%,
een overschrijding van de max. toegelaten totaalmassa (MMAC) tot 10% of 100 kg (tot de eerste van deze twee waarden is bereikt).
In beide gevallen is de maximumsnelheid van de combinatie 80 km/u (besteluitvoeringen) of 100 km/u (estate-uitvoeringen) en moet de ban-
denspanning worden verhoogd met 0,2 bar (3 PSI).
Het motorvermogen neemt af naarmate u hoger in de bergen rijdt. Wij adviseren u de maximale belasting met 10% per 1 000 meter stijging
te verminderen.
caractéristiques techniques .......................
(jusqu’à la fin de l’UD)
pièces de rechange ...................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.11
NLD_UD65265_1
Pièces de rechange et réparations (XFK - Renault)
Pièces de rechange et réparations
De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on-
derdelen die in de fabriek worden gebruikt.
Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een
merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
ONDERDELEN EN REPARATIES
6.12
NLD_UD65266_1
Justificatif d’entretien (XFK - Renault)
Justificatifs d’entretien
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
VIN: ..................................................................................
ONDERHOUDSCOUPONS (1/6)
6.13
NLD_UD65266_1
Justificatif d’entretien (XFK - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (2/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.14
NLD_UD65266_1
Justificatif d’entretien (XFK - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (3/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.15
NLD_UD65266_1
Justificatif d’entretien (XFK - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (4/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.16
NLD_UD65266_1
Justificatif d’entretien (XFK - Renault)
ONDERHOUDSCOUPONS (5/6)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
6.17
NLD_UD65266_1
Justificatif d’entretien (XFK - Renault)
VIN: ..................................................................................
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
Datum: Km: Factuurnr.: Toelichting/diversen
Type werkzaamheden: Stempel
Onderhoudsbeurt □
....................................... □
Plaatwerkcontrole:
OK □ Niet OK* □
*Zie specifieke bladzijde
ONDERHOUDSCOUPONS (6/6)
contrôle anticorrosion ................................
(jusqu’à la fin de l’UD)
6.18
NLD_UD65267_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (XFK - Renault)
Contrôle anticorrosion
PLAATWERKCONTROLE (1/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.19
NLD_UD65267_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (XFK - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (2/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.20
NLD_UD65267_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (XFK - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (3/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.21
NLD_UD65267_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (XFK - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (4/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
6.22
NLD_UD65267_1
Contrôle anticorrosion (1/6) (XFK - Renault)
PLAATWERKCONTROLE (5/5)
De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven.
VIN : ..........................................................
Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
Reparatie nodig van: Stempel
Datum reparatie:
7.1
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
A
aan/uit knop van de motor ..................................................... 2.5 → 2.7
aanhangwagen .............................................................................. 6.10
aanvullende bevestigingsmiddelen
bij de autogordels achterin ...................................................... 1.64
bij de autogordels voorin ............................................. 1.58 → 1.63
zijkant ...................................................................................... 1.65
aanvullende bevestigingsmiddelen................................................ 1.66
aanvullende bevestigingsmiddelen bij de gordels .............1.58 → 1.66
aanwijzers:
richtingaanwijzers ...................................................................1.113
ABS ...........................................................1.120 – 1.121, 2.42 → 2.47
accessoireaansluiting ................................................ 3.17, 3.35 – 3.36
accessoires............................................................................. 2.6, 5.36
accessoires inbouwen ................................................................... 5.36
accu ...............................................0.8, 1.119, 4.12 – 4.13, 5.33 – 5.34
achterbank
gebruiksmogelijkheden ...............................................3.42 → 3.59
achterbank .......................................................1.72, 1.74, 3.37 → 3.41
achterklep ................................................... 1.2 – 1.3, 1.7 → 1.10, 1.32
achterstoel ................................................................ 1.47 → 1.57, 1.72
achteruitrijcamera .......................................................... 2.143 → 2.146
achteruitrijradar..............................................................2.135 → 2.142
achteruitversnelling
inschakelen ............................................................................. 2.16
actieradius ................................................ 1.121, 1.124, 1.126 – 1.127
actieradius van de auto ............................................................... 1.172
actieve noodstop ....................................................1.122, 2.73 → 2.89
adaptieve snelheidsregeling .......................................... 2.105 → 2.118
AdBlue ........................................................................... 1.170 → 1.173
afstandsbediening
card ...............................................................................1.7 → 1.10
extra portiervergrendeling ......................................................... 1.6
kaart ..............................................................................1.7 → 1.10
afstandsbediening ............................................................ 1.11 → 1.21
afstandsbediening van de vergrendeling ...............................1.2 → 1.5
afstandsregeling ................................................................2.69 → 2.72
Afstellen ......................................................................... 1.139 → 1.141
afstellen van de juiste zithouding................ 1.37 → 1.44, 1.47 → 1.57,
3.37 → 3.39
afstellen zithouding ...................................................................... 1.154
airbag
activeren passagiersairbags voorin ................ 1.75, 1.110 → 1.112
uitschakeling passagiersairbag voor ....................... 1.110 → 1.112
airbag...........................1.58 → 1.66, 1.73, 1.75 → 1.112, 1.119, 1.137
airbags
inschakeling/uitschakeling van passagiersairbag voor ..................
1.95 → 1.109
airbags ............................................................................................ 0.6
airconditioning .....................................................................3.2 → 3.16
alarmknipperlichten ......................................................................1.113
antiblokkeersysteem: ABS .................................................2.42 → 2.47
anticorrosiebescherming ............................................................... 4.14
antiluchtverontreiniging
tips ........................................................................................... 2.29
armsteun
voorin .................................................................1.38 → 1.44, 3.29
autogordels
hoogteverstelling van de autogordels ..................................... 1.54
waarschuwingslampje autogordel vergeten ................ 1.49 → 1.57
autogordels ..0.6, 1.47 → 1.63, 1.66, 1.70 → 1.72, 1.75 → 1.109, 4.17
automatische parkeerrem .......................................1.120, 2.17 → 2.20
automatische portiervergrendeling tijdens het rijden ..................... 1.36
automatische transmissie (gebruik) ......................2.20, 2.152 → 2.155
AUTO-modus .................................................................1.153 → 1.155
B
bagageafdekplaat ............................................................... 3.61 – 3.62
bagageruimte................................................. 1.7 → 1.10, 3.66 → 3.70
banden
controlesysteem bandenspanning ..............................2.37 → 2.41
banden......................0.2, 2.28, 2.31 → 2.41, 4.10 – 4.11, 5.13 → 5.15
bandenspanning ..... 0.7, 1.130, 1.133, 2.28, 2.31 → 2.41, 4.10 – 4.11,
5.2, 5.4 → 5.7, 5.5, 5.7, 5.12, 5.14
bandenspanning-controlesysteem..........................1.121, 2.37 → 2.41
batterij
pechhulp ....................................................................... 5.33 – 5.34
batterijtjes ..........................................................................5.29 → 5.32
batterijtjes (afstandsbediening)........................................... 5.29 – 5.30
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (1/7)
7.2
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
bedieningselementen
portieren/kleppen ............................................................. 1.4 – 1.5
stuurwiel ......................................................................3.17 → 3.19
bedieningsorganen ................................................. 0.4, 1.114 → 1.122
bestuurdersondersteuning ..... 0.5, 2.42, 2.48 → 2.151, 2.157 → 2.159
bevestigingsmiddelen voor kinderen ...........1.67 – 1.68, 1.70 → 1.109
bevestigingssysteem voor kinderen ............1.67 – 1.68, 1.70 → 1.109
biep .............................................................................................. 1.138
bijzonderheid van de benzinemotor.................................... 2.12 – 2.13
bijzonderheid van de dieselmotor ....................................... 2.14 – 2.15
Binnen rijstrook blijven: hulpsysteem .......... 2.53 → 2.58, 2.73 → 2.89
binnenlicht ................................................................3.23 → 3.25, 5.22
binnenverlichting:
vervangen van een lamp .............................................5.22 → 5.28
boodschappen op het instrumentenpaneel ..................1.129 → 1.138,
1.172 – 1.173, 2.8 → 2.11, 2.13 – 2.15, 2.17 → 2.20, 2.33 → 2.36
boordcomputer ...............1.118 → 1.122, 1.124, 1.129 → 1.138, 1.140
brandstof
kwaliteit ...................................................................1.167 → 1.169
tanken .....................................................................1.167 → 1.169
tips over brandstof ................................. 2.21 → 2.28, 2.22 → 2.28
verbruik .....................................................2.21 → 2.23, 2.26, 2.28
brandstof besparen ............................... 2.21 → 2.28, 2.22 → 2.28
brandstofpeil ...................1.118 → 1.122, 1.121, 1.124 → 1.127, 1.167
brandstofsysteem ontluchten......................................................... 2.14
brandstoftank
inhoud ................................................................................... 1.167
brandstofverbruik .......................1.130, 2.21 → 2.23, 2.26 – 2.27, 3.14
buitentemperatuur .......................................................... 1.142 – 1.143
C
camerabeeld achter .................. 1.147, 1.149 → 1.152, 2.143 → 2.146
capaciteit extra tank.......................................................... 1.130, 1.135
caravan trekken .................................................................... 3.71, 6.10
card .....................................................................................1.7 → 1.21
claxon ...........................................................................................1.113
claxon en lichtsignaal ...................................................................1.113
commando’s ....................................... 0.4, 1.114 → 1.117, 2.96, 2.100
communicatiespiegel ..................................................................... 3.26
configuratiemenu ........................................................... 1.139 → 1.141
contact aanzetten van de auto ..............................................2.3 → 2.7
controlelampjes ....................................1.118 → 1.122, 1.124 → 1.138
D
dakdragers.........................................................................3.72 → 3.75
dashboard............................................................... 0.4, 1.114 → 1.117
display .........................................1.118 → 1.122, 1.124 → 1.128, 3.17
dode hoek: waarschuwing ................................................. 2.59 → 2.68
dodehoekwaarschuwing .................................................... 2.59 → 2.68
dop van reagenstank ..................................................... 1.170 → 1.173
draadloze lader
Inductieladen ........................................................................... 3.18
dynamische rijcontrole: ESC .............................................2.42 → 2.47
E
ECO-modus ..................................... 2.21 – 2.22, 2.26, 2.28, 3.11, 3.14
ECO-rijden .............................................................. 1.121, 2.21 → 2.28
ECO-werkingsmodus................................................................... 1.121
energie
ECO-modus .......................................................................... 1.121
ESC: dynamische rijcontrole ..................................1.120, 2.42 → 2.47
Extra grip ...................................................................................... 2.47
extra portiervergrendeling....................................................... 1.6, 1.22
extra tank vullen .......................................................................... 1.121
F
filter
brandstof ............................................................................... 1.137
filter:
interieur ..................................................................................... 4.9
lucht ........................................................................................... 4.9
olie .................................................................................... 4.5 – 4.6
roet ............................................................................... 1.121, 2.13
functie Stop and Start ............................. 2.8 → 2.11, 2.17, 2.21 – 2.22
G
geavanceerde veiligheid ....................................................2.73 → 2.89
gegevens van de motor .................................................. 6.4, 6.7 → 6.9
geïntegreerde bediening van handsfree telefoon .............. 3.17 → 3.19
geluidssignaal snelheidsverklikker ................................... 1.124, 1.127
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (2/7)
7.3
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
geluidssignaal verlichting brandt nog ................................. 1.27, 1.156
gereedschap .................................................................5.3, 5.8 → 5.10
gordelspanners
autogordels voorin .......................................................1.58 → 1.63
gordelspanners ..................................................................1.58 → 1.64
gripcontrole .................................................................................... 2.47
groothoek spiegel ........................................................................ 1.148
H
handgreep ..................................................................................... 3.26
handrem ............................................................................. 2.16 – 2.17
handsfree kaart: batterij ...................................................... 5.31 – 5.32
hoedenplank ......................................................................... 1.74, 3.60
hoofdsteun
achterkant ...................................................................3.37 → 3.39
hoofdsteunen ............................................................1.37, 3.37 → 3.39
hulp bij wegrijden op helling ..............................................2.42 → 2.47
I
identificatie van de auto ................................................................... 0.7
identificatieplaatjes ................................................................... 6.2, 6.4
identificatieplaatjes auto .................................................................. 0.7
identificatieplaatjes motor ................................................................ 0.7
imperiaal
dakdragers ..................................................................3.72 → 3.75
informatie en algemene tips
welkom in uw auto ..................................................................... 0.1
inhoud brandstoftank ..................................................... 1.167 → 1.169
inhoud motorolie ..................................................................... 4.5 – 4.6
inhoud van reagenstank ................................................1.170 → 1.173
inrichting ............................................................................3.27 → 3.34
inrijden ............................................................................................. 2.2
instellingen
configuratiemenu .....................................................1.139 → 1.141
instrumentenpaneel ......................0.4, 1.118 → 1.122, 1.124 → 1.138,
1.140 → 1.143, 2.8 → 2.11, 2.16 → 2.28, 2.22 → 2.29, 2.33 → 2.36
interieurbekleding
onderhoud .................................................................... 4.17 – 4.18
Isofix ................................................. 1.70 → 1.72, 1.74, 1.95 → 1.109
K
kaart
hands-free ................................................................... 1.11 → 1.21
kaart: batterij ....................................................................... 5.31 – 5.32
kaart: gebruik ....................................................................... 1.7 → 1.21
kaartleeslampje .................................................................3.23 → 3.25
katalysator .......................................................................... 2.12 – 2.13
kinderen ...........................0.3, 1.67 – 1.68, 1.73 → 1.112, 3.20 → 3.22
kinderen vervoeren ......................................1.67 – 1.68, 1.70 → 1.109
kinderveiligheid ................ 0.3, 1.2 – 1.3, 1.22, 1.28, 1.63, 1.67 – 1.68,
1.70 → 1.112, 3.20 → 3.22
kinderzitjes...................................................1.67 – 1.68, 1.70 → 1.109
klep
tankklep ..................................................................................... 0.2
klokje ................................................................... 1.142 – 1.143, 1.143
knipperlichten
op het instrumentenpaneel .................................................... 1.128
snelheidswaarschuwing ........................................................ 1.128
vervanging van lamp .................................................... 5.20 – 5.21
knipperlichten ......................................................... 1.113, 5.16 → 5.21
koelvloeistof .................................................. 1.121, 1.125 – 1.126, 4.7
koplampen
verstellen .................................................................. 1.159 – 1.160
vervangen van een lamp .............................................. 5.16 – 5.17
voor .............................................................................. 5.16 – 5.17
koplampen elektrisch verstellen ..................................... 1.159 – 1.160
krik ................................................................5.3, 5.8 – 5.9, 5.11 – 5.12
L
lak
onderhoud ................................................................... 4.14 → 4.16
lampen
vervangen ...................................................................5.16 → 5.21
lekke band ................................. 0.9, 1.138, 5.2 → 5.9, 5.11 – 5.12
lichten:
alarmknipperlichten ................................................................1.113
dimlichten ...........1.119, 1.153 – 1.154, 1.156 – 1.157, 5.16 – 5.17
grootlicht .............................................. 1.119, 1.153 → 1.155, 5.16
kentekenverlichting ...................................................... 5.19 – 5.20
koplampen verstellen ............................................... 1.159 – 1.160
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (3/7)
7.4
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
markeringslichten .................................. 1.153, 1.157, 5.16 → 5.18
mistlichten ......................................... 1.119, 1.153 → 1.158, 1.158
regeling .................................................................... 1.159 – 1.160
remlichten ....................................................................5.18 → 5.21
richtingaanwijzers .................................. 1.113, 1.119, 5.16 → 5.18
luidsprekers
plaats ....................................................................................... 5.35
M
make-up spiegels .......................................................................... 3.26
massa’s ......................................................................................... 6.10
maten...................................................................................... 6.5 – 6.6
menu persoonlijke instellingen van de auto........1.129, 1.139 → 1.141
meters............................................................................................ 2.63
meters:
instrumentenpaneel. .......................................................................
1.118 1.122, 1.124 1.131, 1.172 1.173, 2.8 → 2.11,
2.13 → 2.28, 2.22 → 2.29, 2.33 → 2.36
milieu ....................................................................................... 2.30
motor
gegevens .........................................................................6.7 → 6.9
motor op stand-by zetten .......................................... 1.122, 2.8 → 2.11
motorkap................................................................................. 4.2 – 4.3
motorolie ................................................................................ 4.4 → 4.6
motorolie verversen ................................................................ 4.5 – 4.6
multimedia (uitrusting) .......................................................3.17 → 3.19
multimedia uitrusting...1.123, 1.126, 1.139, 1.142, 1.156, 3.17 → 3.19
N
navigatie ............................................................................3.17 → 3.19
navigatiesysteem ...............................................................3.17 → 3.19
noodrijstrook assistent .......................................................2.73 → 2.89
noodsignaal ...................................................................2.157 → 2.159
noodsleutel ..........................................................................1.7 → 1.10
noodstopbekrachtiging ...........................................1.122, 2.42 → 2.47
noodstopbekrachtiging: BAS ..................................1.122, 2.42 → 2.47
O
oliepeil van de motor .......................................1.120, 1.123, 4.4 → 4.6
onderdelen......................................................................................6.11
onderhoud ................................................................. 1.172, 2.29, 3.14
onderhoud:
carrosserie ..................................................................4.14 → 4.16
interieurbekleding ......................................................... 4.17 – 4.18
mechanisch ...................................... 4.4, 4.12 – 4.13, 6.12 → 6.17
onderhoudsinterval ........................................ 1.130, 1.134 – 1.135
onderhoudscoupons .......................................................... 6.12 → 6.17
onderhoudsinterval .............................................. 1.130, 1.134 – 1.135
ontdooien/ontwasemen voorruit ...................................3.6, 3.9 → 3.13
ontgrendelen van de portieren....................... 1.7 → 1.21, 1.33 → 1.36
ontwaseming
achterruit ................................................................3.5, 3.9 → 3.13
voorruit ...................................................................3.6, 3.9 → 3.13
opbergruimtes...........................................................3.27 → 3.34, 3.66
openen van de portieren....................................................1.27 → 1.36
openen/sluiten
bagageruimte ................................................................... 1.4 – 1.5
opkrikken van de auto
verwisselen van een wiel ..............................................5.11 – 5.12
opslag/organisatie ........................................................................... 0.3
P
Park Assist .......................................................... 1.122, 2.135 → 2.151
parkeerhulp....... 1.140 – 1.141, 2.135 → 2.142, 2.140, 2.143 → 2.146
parkeerhulp: Park Assist ...............................................2.135 → 2.151
parkeerrem .............................................................1.136, 2.17 → 2.20
pechhulp ......................................................................................... 0.9
peilen
remvloeistof ............................................................................... 4.8
ruitensproeierreservoir .............................................................. 4.9
peilen .............................................................................. 0.8, 4.7 → 4.9
peilen:
koelvloeistof .............................................................................. 4.7
peilinformatie
brandstof ............................................................................... 1.128
peilstaaf motorolie ........................................................................... 4.4
persoonlijke instellingen van de auto ............................1.139 → 1.141
plaatwerkcontrole ..............................................................6.18 → 6.22
pompset voor de banden ................. 2.35, 2.37 → 2.41, 5.2, 5.4 → 5.7
portieren ....................................................1.27 → 1.32, 1.139 – 1.140
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (4/7)
7.5
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
portieren ........................................................... 1.2 – 1.3, 1.11 → 1.21
portieren / achterklep ..................... 1.4 – 1.5, 1.7 → 1.21, 1.33 → 1.36
portieren vergrendelen ................. 1.4 – 1.5, 1.7 → 1.21, 1.33 → 1.36,
1.139 – 1.140
portieren vergrendelen/ontgrendelen
kaart ..............................................................................1.7 → 1.10
portieren vergrendelen/ontgrendelen .............................................. 1.6
portiervergrendeling ..................... 1.2 – 1.3, 1.6 → 1.21, 1.33 → 1.36,
1.139 – 1.140
R
radio
voorbereiding .......................................................................... 5.35
radio...................................................................................3.17 → 3.19
radio inbouwen .............................................................................. 5.35
radiovoorbereiding ......................................................................... 5.35
reagens bijvullen............................................................1.170 → 1.173
reagens(tank) ................................................................1.170 → 1.173
reagenskwaliteit .............................................................1.170 → 1.173
reagenstank ................................................................... 1.170 → 1.173
remvloeistof ..................................................................................... 4.8
reservewiel ............................................................................. 5.2 – 5.3
reservoir
ruitensproeier ............................................................................ 4.9
rijden ....................................................................... 0.5, 1.139 – 1.140,
2.2, 2.4 → 2.7, 2.12 → 2.15, 2.17 → 2.28, 2.22 → 2.28, 2.31 → 2.36,
2.42 → 2.91, 2.96 → 2.104, 2.135 → 2.159
rijhulp ...........0.5, 1.122, 1.140 – 1.141, 2.48 → 2.104, 2.119 → 2.151,
2.157 → 2.159
rijhulp voor rijden met aanhangwagen........................................... 2.46
rijhulpsystemen
adaptieve snelheidsregelaar ................................... 2.105 → 2.118
rijpositie
instellingen ................................................0.3, 1.47 → 1.57, 1.144
Rijstrookassistent ........................................ 2.53 → 2.58, 2.73 → 2.89
rijtips ............................................................ 2.21 → 2.23, 2.26 → 2.28
rijverlichting..................................... 1.7 → 1.10, 1.140, 1.153 → 1.158
rugleuning .......................................................................... 1.38 → 1.44
ruitbediening. ..................................................................... 3.20 → 3.22
ruiten................................................................................................ 0.2
ruitensproeier............................................................................... 1.164
ruitensproeiers .................................................... 1.161 → 1.166, 1.166
ruitenwisser ........................................................1.161 → 1.166, 1.166
ruitenwisser/-sproeier
vervangen van de bladen .................................. 1.163, 5.40 – 5.41
ruitenwisser/-sproeier ...................... 1.139 – 1.140, 1.164, 5.40 – 5.41
ruitenwisserbladen....................................................... 0.9, 1.164, 5.40
S
schakelen ..............................1.120, 2.16, 2.21 – 2.22, 2.152 → 2.155
scheidingsnet.....................................................................3.63 → 3.65
scheidingsschot .................................................................. 1.45 – 1.46
scherm
navigatiescherm .......................................................... 3.17 → 3.19
weergave van de navigatie .......................................3.17 → 3.19
schermen
multimediascherm ................ 2.24 – 2.25, 2.56 → 2.58, 2.65, 2.70,
2.88 → 2.91, 2.93, 2.138 – 2.139, 2.143, 2.150, 3.11, 3.17 → 3.19
schoonmaken:
binnenkant auto ............................................................ 4.17 – 4.18
SCR: selectieve katalysator...........................................1.170 → 1.173
selecteurhendel automatische transmissie....................2.152 → 2.155
signaal
licht ......................................................................................... 1.113
signaal afstandsregeling ....................................................2.69 → 2.72
signaal bij verlies van bandenspanning .............2.31 → 2.36, 5.5, 5.12
signalen verlichting ............................................. 1.113, 1.153 → 1.160
sjorringen ........................................................................... 3.66 → 3.70
sleepogen ........................................................... 5.8 – 5.9, 5.42 – 5.43
slepen
pechhulp ....................................................................... 5.42 – 5.43
slepen .............................................................................................. 0.9
sleutel/afstandsbediening
extra portiervergrendeling ......................................................... 1.6
sleutel/FM-afstandsbediening
batterijtje ....................................................................... 5.29 – 5.30
gebruik ............................................................................1.2 → 1.5
sleutels ............................................................................1.2 → 1.6
sluiten van de portieren ........................... 1.7 → 1.21, 1.27 → 1.36
snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging.............................. 1.144
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (5/7)
7.6
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
snelheidsalarm .......................................................1.122, 2.92 → 2.96
snelheidsbegrenzer ................................................1.122, 2.96 → 2.99
snelheidsregelaar ...............................................1.122, 2.100 → 2.104
snelheidsregelaar/-begrenzer ...............................1.122, 2.96 → 2.104
Snelweg- en filehulp ...................................................... 2.119 → 2.134
spiegels ..................................................................0.2, 1.145 → 1.148
starten............................................................................... 1.136, 2.152
starten van de motor............................................................ 2.3 → 2.11
startschakelaar ...........................................................2.3, 2.17 → 2.20
stilzetten van de motor ........................................2.4, 2.7, 2.17 → 2.20
stoelen ............................................................................................. 0.3
stoelverwarming ................................................................1.38 → 1.44
Stop and Start.................................. 1.144, 1.169 – 1.170, 2.21 – 2.22
storingen
batterijen afstandsbediening ........................................ 5.29 – 5.30
kaartbatterij .................................................................. 5.31 – 5.32
storingen .............. 1.3, 1.36, 1.38 → 1.44, 1.60, 1.112, 1.118 → 1.122,
1.129 – 1.130, 1.137 – 1.138, 1.155 – 1.156, 1.162, 1.172 – 1.173,
2.6, 2.11 → 2.15, 2.20, 2.43 → 2.47, 2.50 – 2.51, 2.56 – 2.57, 2.66,
2.88, 2.91, 2.95, 2.112, 2.140, 2.155, 2.159, 3.14, 3.22, 5.37 → 5.39,
5.44 → 5.51
stuurbekrachtiging ....................................................................... 1.144
stuurwiel
verstellen ............................................................................... 1.144
stuurwielbediening .............................................................3.17 → 3.19
T
tank
koelvloeistof .............................................................................. 4.7
remvloeistof ............................................................................... 4.8
tankdop .......................................................................... 1.167 → 1.169
tankdopklep ............................................................................ 1.4 – 1.5
technische gegevens ........................................................... 6.5 → 6.11
telefoon .............................................................................. 3.17 → 3.19
temperatuurregeling ............................................................3.9 → 3.13
tijd
regeling ...................................................................... 1.130, 1.133
tijd ........................................................................ 1.142 – 1.143, 1.143
tips voor een schoner milieu ............................................... 1.137, 2.29
toegang
auto ........................................................................0.2, 1.2 → 1.21
toegestane dakbelasting ......................................................... 6.10
tractiecontrole ......................................................... 1.120, 2.42 → 2.47
Tractiecontrole - extra grip ............................................................ 2.47
tractiecontrole: ASR .............................................................. 2.42, 2.44
trekhaak
multimedia ............................................................................... 5.35
trekhaak
plaatsen ................................................................................... 3.71
trekken
trekhaak .................................................................................. 3.71
U
usb-aansluiting .............................................................................. 3.17
V
veiligheidsvoorzieningen zijkant ......................................... 1.64 – 1.65
ventilatie
ventileren .........................................................................3.2 → 3.4
ventilatie ..............................................................................3.2 → 3.13
ventilatieroosters ...................................................................3.2 → 3.4
vergrendelen......................................................................1.48 → 1.57
verkeersbordherkenning: snelheidsalarm..........................2.92 → 2.95
verlichting
binnenkant ...................................................................3.23 → 3.25
buitenkant .............................................. 0.2, 1.113, 1.153 → 1.160
dashboardkastje .......................................................... 5.22 → 5.28
instrumentenpaneel .................................................1.153 → 1.158
verlichting bagageruimte
vervangen van een lamp ......................................................... 5.22
verlichting:
uitschakelvertraging ...................................... 1.139 – 1.140, 1.157
versnellingshendel .............................................................. 2.16, 2.152
verstellen van de koplampen .......................................... 1.159 – 1.160
verstellen van de voorstoelen ............................................1.38 → 1.44
vervangen van een lamp ...................................................5.16 → 5.21
vervanging
batterijen afstandsbediening ........................................ 5.29 – 5.30
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (6/7)
7.7
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
vervoer van voorwerpen
in de bagageruimte .....................................................3.67 → 3.70
op het dak ............................................................................... 6.10
verwarming .......................................................................... 3.5 → 3.14
verwisselen van een wiel ..................................................... 5.11 – 5.12
voertuigidentificatienummer (VIN) ................................................... 0.7
voorruitverwarming .............................................................. 3.9 → 3.13
voorstoelen
verstellen ............................................................ 1.37 → 1.44, 1.47
voorzorgsmaatregelen voor het gebruik ..................1.161 → 1.164
W
waarschuwing bij het verlaten van de rijstrook ....... 1.122, 2.48 → 2.58
waarschuwing vermoeidheidsdetector ............................... 2.90 – 2.91
wassen ..............................................................................4.14 → 4.16
welkom in uw auto .......................................................................... 0.1
wieldoppen .................................................................................... 5.10
wieldopsleutel ...................................................................... 5.8 → 5.10
wielen (veiligheid) .............................................................. 5.13 → 5.15
wielmoersleutel .................................................... 5.8 – 5.9, 5.11 – 5.12
wielsleutel ............................................................................... 5.8 – 5.9
Z
zekeringen .................................................................. 0.9, 5.37 → 5.39
zijwindassistentie ........................................................................... 2.44
zonneklep ...................................................................................... 3.26
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE (7/7)
7.8
FRA_UD80499_5
Index (XFK - Renault)
RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 122-122 BIS, AVENUE DU GENERAL LECLERC
92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / renaultgroup.com
NU 1398-5 – 99 91 089 22S – 06/2023 – Edition néerlandaise
à999108922Sêúíä XL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460
  • Page 461 461
  • Page 462 462
  • Page 463 463
  • Page 464 464
  • Page 465 465
  • Page 466 466
  • Page 467 467
  • Page 468 468
  • Page 469 469
  • Page 470 470
  • Page 471 471
  • Page 472 472
  • Page 473 473
  • Page 474 474
  • Page 475 475
  • Page 476 476
  • Page 477 477
  • Page 478 478
  • Page 479 479
  • Page 480 480
  • Page 481 481
  • Page 482 482
  • Page 483 483
  • Page 484 484
  • Page 485 485
  • Page 486 486
  • Page 487 487
  • Page 488 488
  • Page 489 489
  • Page 490 490
  • Page 491 491
  • Page 492 492
  • Page 493 493
  • Page 494 494
  • Page 495 495
  • Page 496 496
  • Page 497 497
  • Page 498 498
  • Page 499 499
  • Page 500 500
  • Page 501 501
  • Page 502 502
  • Page 503 503
  • Page 504 504
  • Page 505 505
  • Page 506 506
  • Page 507 507
  • Page 508 508
  • Page 509 509
  • Page 510 510
  • Page 511 511
  • Page 512 512
  • Page 513 513
  • Page 514 514
  • Page 515 515
  • Page 516 516
  • Page 517 517
  • Page 518 518
  • Page 519 519
  • Page 520 520
  • Page 521 521
  • Page 522 522
  • Page 523 523
  • Page 524 524
  • Page 525 525
  • Page 526 526

Renault Kangoo Handleiding

Type
Handleiding