Mode F30 de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding
Voorzorgen
Uw nieuwe navigatiesysteem en deze
handleiding 142
Belangrijke veiligheidsvoorschriften 142
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 144
Voor u dit product inbouwt 144
Voorkomen van beschadigingen 145
Opmerking over de blauw/witte
draad 145
Meegeleverde onderdelen 146
AVIC-F30BT 146
AVIC-F930BT 146
Systeemcomponenten aansluiten 148
Het stroomsnoer aansluiten (1) 150
Het stroomsnoer aansluiten (2) 152
Bij aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 154
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera 156
Bij aansluiting van een externe
videocomponent 157
Gebruik van een AV-ingang (AV1) 157
Gebruik van een AV-ingang (AV2) 158
Bij aansluiten van het achterdisplay 158
Bij gebruik van een achterdisplay dat
op de achtervideo-uitgang is
aangesloten 158
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 159
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 159
Voor de installatie 160
Voor AVIC-F30BT gebruikers 160
Inbouwen van het navigatiesysteem 160
Opmerkingen betreffende de
installatie 160
Meegeleverde onderdelen 161
Vóór het installeren van deze navigatie-
eenheid 162
Installatie met de houder en
zijbeugel 162
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant van de
navigatie-eenheid 163
Installeren van de GPS-antenne 164
Opmerkingen betreffende de
installatie 164
Meegeleverde onderdelen 164
Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op het dashboard of de
hoedenplank) 165
De microfoon installeren 166
Meegeleverde onderdelen 166
Montage op de zonneklep 166
Installatie op stuurkolom 167
De hoek van de microfoon
aanpassen 168
Nl
141
Nederlands
Inhoudsopgave
Uw nieuwe navigatiesysteem
en deze handleiding
! De navigatie-elementen van dit product (en
de achteruitkijkcamera, indien aange-
schaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulp-
middel voor de bediening van uw voertuig.
U mag het autonavigatiesysteem niet be-
schouwen als vervanging van uw eigen be-
oordelingsvermogen en alertheid tijdens
het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
bureaus of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achter-
uitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als
dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht
afleidt van het veilig besturen van uw voer-
tuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersre-
gels en de vereiste veiligheidsmaatregelen
in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tij-
dens het gebruik van het systeem of als u
het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen,
dient u uw voertuig te parkeren op een vei-
lige plek en de handrem aan te trekken
voor u de nodige aanpassingen uitvoert.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw voertuig be-
schreven. De bediening van het navigatie-
systeem wordt beschreven in de
afzonderlijke handleidingen die bij het navi-
gatiesysteem worden geleverd.
! Installeer dit product niet op een plek waar
het (i) het zicht van de bestuurder kan be-
lemmeren, (ii) de werking van bedienings-
systemen of veiligheidsvoorzieningen van
het voertuig, zoals airbags, knoppen voor
noodverlichting enz., kan belemmeren, of
(iii) de bestuurder kan hinderen bij het vei-
lig besturen van het voertuig. In bepaalde
gevallen kan dit product niet worden geïn-
stalleerd vanwege het type voertuig of de
vorm van het interieur.
Belangrijke veiligheids-
voorschriften
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Wij adviseren u om alleen be-
voegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat
speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit product te laten in-
stellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ON-
DERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit pro-
duct en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaar-
lijke situatie, en kan het navigatiesysteem
schade oplopen die niet onder de garantie
valt.
! Lees de handleiding zorgvuldig door voor-
dat u het navigatiesysteem gaat inbouwen.
! Bewaar de handleiding zodat u er later nog
eens iets in kunt opzoeken.
! Neem alle waarschuwingsinformatie in
deze handleiding in acht en volg de instruc-
ties nauwkeurig op.
! Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat dit navigatiesysteem de positie
van uw voertuig, de afstand tot objecten op
het scherm en kompasaanduidingen niet
correct aangeeft. Daarnaast heeft het sys-
teem bepaalde beperkingen, onder andere
dat het eenrichtingsverkeer, tijdelijke ver-
keerssituaties en gebieden waar veilig rij-
den op een bepaald moment wellicht niet
mogelijk is niet kan herkennen. Vertrouw
op uw eigen beoordelingsvermogen met
betrekking tot de daadwerkelijke verkeerssi-
tuatie.
Nl
142
Hoofdstuk
01
Voorzorgen
! Evenals bij het gebruik van andere acces-
soires in uw auto dient u erop te letten dat
het navigatiesysteem niet uw aandacht van
het veilig besturen van uw voertuig afleidt.
Indien u moeilijkheden heeft bij de bedie-
ning van het apparaat of als de informatie
op het beeldscherm niet duidelijk is, par-
keer de auto dan op een veilige plaats voor-
dat u het probleem probeert op te lossen.
! Tijdens het rijden dient u altijd de veilig-
heidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is
de kans op letsel aanzienlijk groter als u de
veiligheidsgordel niet of niet correct draagt.
! Bepaalde wetten en regels van de landelij-
ke zowel als plaatselijke overheid kunnen
de plaatsing en het gebruik van dit systeem
in uw voertuig verbieden of beperken. Volg
bij het gebruik, de installatie en de bedie-
ning van uw navigatiesysteem alle toepas-
selijke wetten en regels stipt op.
Nl
143
Hoofdstuk
Nederlands
01
Voorzorgen
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
BELANGRIJK
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Sluit de gele draad van dit product niet di-
rect aan op de accu van de auto. Als de
draad direct is verbonden met de accu,
kan de isolatie door de motortrillingen
kapot gaan op de plaats waar de draad
van het interieur naar de motorruimte
loopt. Als de isolatie van de gele draad
door het contact met metalen delen
scheurt of doorslijt, kan er kortsluiting
ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke
situatie leidt.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de kabels en de bedrading
niet in de weg zitten bij of vast kunnen
komen in de bewegende onderdelen van
het voertuig, met name het stuur, de ver-
snelling, de handrem, de rails van de ver-
stelbare stoelen, of andere
bedieningsorganen van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting of sto-
ring.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter, enz.) niet
goed meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
Voor u dit product inbouwt
! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12
Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit
niet, dan kunnen brand of storingen het ge-
volg zijn.
! Om kortsluitingen in het elektrische sys-
teem te voorkomen, moet u de () accuka-
bel loskoppelen voor de installatie.
Nl
144
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W
(uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W
(impedantiewaarde). Gebruik geen luid-
sprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel.
! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit
snoer dient afzonderlijk van de aarding
van producten met een hoog stroomver-
bruik, zoals eindversterkers, te worden ge-
aard. Aard niet meer dan één product
samen met de aarding van een ander pro-
duct. U dient bijvoorbeeld elke versterker-
module afzonderlijk, los van de aarding
van het navigatiesysteem te aarden. Door
de aarding met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ont-
staan als de massaverbinding losraakt.
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op dit product staat aangegeven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stek-
ker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd
in een voertuig zonder ACC (Accessoire)
stand op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC-stand Geen ACC-stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op
de corresponderende gekleurde poort, d.w.
z. de blauwe stekker op de blauwe poort,
zwart op zwart, enz.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Omdat er een unieke BPTL-schakeling
wordt toegepast, mag u de * kant van de
speakerdraad niet direct aarden of de *
kant van een andere kant van de speaker-
draad samen aansluiten. U moet de * kant
van de speakerdraad aansluiten op de *
kant van de speakerdraad van dit navigatie-
systeem.
! Indien de RCA-aansluiting op dit product
niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes
die aan het einde van de aansluiting zijn
bevestigd niet worden verwijderd.
Opmerking over de blauw/
witte draad
! Wanneer de contactschakelaar wordt aan-
gezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Ver-
bind de draad met de afstandsbedienings-
aansluiting van een externe eindversterker,
de bedieningsaansluiting van het relais
voor een automatische antenne, of de be-
dieningsaansluiting voor een antennesig-
naalversterker (max. 300 mA 12V DC). Het
regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/
witte draad, ook wanneer de audiobron is
uitgeschakeld.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor externe eindversterkers.
Een dergelijke aansluiting kan leiden tot
een te hoge stroom en daardoor tot storin-
gen en defecten.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antennesignaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Nl
145
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Meegeleverde onderdelen
AVIC-F30BT
De navigatie-eenheid Stroomsnoer
RDS-TMC tuner USB en ministekker-
aansluiting
RCA-aansluiting GPS-antenne
Microfoon
AVIC-F930BT
De navigatie-eenheid Stroomsnoer
RDS-TMC tuner USB en ministekker-
aansluiting
RCA-aansluiting GPS-antenne
Microfoon
Nl
146
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Nl
147
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Systeemcomponenten aansluiten
USB en
ministekker-aansluiting
(*2)
— Bij aansluiting van uw iPod, zijn beide verbindingen vereist.
— U moet “AV1 Input” in “Instellingen AV-systeem” op “iPod” instellen wanneer
er een iPod wordt aangesloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor details.)
(*2)
Antenne-aansluiting
RDS-TMC tuner
Antenne
van het
voertuig
2 m
30 cm
De navigatie-eenheid
1 m
(*1)
Sluit de
USB-interfacekabel voor
iPod aan, of een geschikt
USB-geheugenapparaat.
(*1)
Ingang afstandsbediening met draad
Raadpleeg de handleiding van de
Adapter voor afstandsbediening met
draad (los verkrijgbaar).
Bus-adapteringangsaansluiting
Raadpleeg de handleiding van
de Bus-aansluiting (los
verkrijgbaar).
Nl
148
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Poort voor
Dock-aansluiting
WAARSCHUWING
· Om de ongelukken en mogelijke inbreuk op toepasselijke wetten en regels te
vermijden, mag dit product in geen geval worden gebruikt terwijl het voertuig
bestuurd wordt, met uitzondering van gebruik voor navigatie. Een eventueel
achterdisplay mag niet zo geplaatst worden dat dit een zichtbare afleiding voor de
bestuurder kan opleveren.
· In sommige landen is het bekijken van beelden op een scherm in een voertuig,
zelfs door anderen dan de bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke regelgeving
van toepassing is moet deze worden nageleefd en mag de videofunctie van dit
product niet worden gebruikt.
USB-interfacekabel voor de iPod
(CD-IU51V) (los verkrijgbaar)
iPod met
Dock-aansluiting (*3)
(*3)
Zie de Bedieningshandleiding voor
meer details over de bediening en
compatibiliteit.
4 m
Microfoon
3,55 m
GPS-antenne
Nl
149
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Het stroomsnoer aansluiten (1)
ISO-aansluiting
*1
*3
*2
*4
Afhankelijk van het type voertuig kunnen de
functies van *2 en *4 anders zijn. In een
dergelijk geval moet u *1 aansluiten op *4 en *3
op *2, zoals aangegeven op de afbeelding.
Sluit draden met dezelfde
kleur op elkaar aan.
Geel (*2)
Ondersteuning
(of accessoire)
Rood (*4)
Accessoire
(of de
ondersteuning)
Geel (*1)
Naar aansluiting die onafhankelijk van de
stand van de contactschakelaar van
stroom wordt voorzien.
Rood (*3)
Naar elektrische aansluiting die geregeld
wordt door de contactschakelaar
(12 V DC) AAN/UIT.
Oranje/wit
Naar aansluiting verlichtingsschakelaar.
Zwart (aarde)
Naar chassis (metaal) van het voertuig.
Opmerking
Opmerkingen
· Wanneer er een subwoofer (*5) wordt aangesloten
op dit systeem in plaats van een achterluidspreker,
moet de beginwaarde voor de instelling voor de
achter-uitgang worden gewijzigd. (Raadpleeg de
Bedieningshandleiding.) De subwoofer-uitgang van
dit navigatiesysteem is mono.
· Wanneer er een a subwoofer van 70 W (2 Ω) wordt
gebruikt, moet u deze aansluiten met de paarse en
paars/zwarte draden van dit navigatiesysteem. Sluit
niets aan op de groene en groen/zwarte draden.
In sommige voertuigen kan de ISO-aansluiting in
twee delen uitgevoerd zijn. In een dergelijk geval
moet u erop letten dat beide delen worden
aangesloten.
Opmerking
Luidsprekerdraden
Wit: Links voor
Wit/zwart: Links voor
Grijs: Rechts voor
Grijs/zwart: Rechts voor
Groen: Links achter of Subwoofer (*5)
Groen/zwart: Links achter of Subwoofer (*5)
Paars: Rechts achter of Subwoofer (*5)
Paars/zwart: Rechts achter of Subwoofer (*5)
Nl
150
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
De navigatie-eenheid
Blauw/wit (*6)
Blauw/wit (*7)
Naar bedieningsaansluiting relais
automatische antenne
(max. 300 mA 12 V DC).
De pinconfiguratie van de ISO-aansluiting hangt
mede af van het type voertuig. Sluit *6 en *7 aan
als pin 5 een bedieningsfunctie voor een antenne
heeft. In andere typen voertuigen mag u *6 en *7
nooit aansluiten.
Geel/zwart
Als u apparatuur met een dempingsfunctie gebruikt, moet u deze
aansluiten op de audiodempingsdraad. Doet u dit niet, dan mag er
niets anders op deze draad worden aangesloten.
Stroomsnoer
De geluidsweergave van de audiobron wordt uitgeschakeld of
gedempt terwijl de volgende geluidssignalen niet worden
uitgeschakeld of gedempt. Raadpleeg de Bedieningshandleiding
voor details.
— Stembegeleiding voor de navigatie
— Inkomende beltonen en geluidsweergave van een mobiele
telefoon die met dit navigatiesysteem is verbonden via
Bluetooth draadloze technologie
— Wanneer de stemherkenning is ingeschakeld. (Alleen voor de
AVIC-F30BT)
15 cm
Opmerking
RCA-aansluiting
Zekering (10 A)
Nl
151
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Het stroomsnoer aansluiten (2)
Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT)
Via deze aansluiting bepaalt het navigatiesysteem hoeveel afstand het voertuig aflegt. De
snelheidsbepaling van het voertuig moet in ieder geval worden aangesloten. Doet u dit
niet, dan vergroot u de fouten bij de positiebepaling van uw voertuig.
DE LICHTGROENE DRAAD VAN DE STROOMSTEKKER
IS BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE
PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN
OP DE STROOMDRAAD VAN DE
HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE
AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN
DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE
TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT
NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE
SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
Lichtgroen (PARKING BRAKE)
Gebruik om te detecteren of de handrem gebruikt wordt of niet. Deze draad moet worden aangesloten op de
kant van de handremschakelaar die van stroom wordt voorzien.
Als deze aansluiting niet of incorrect wordt gemaakt, zullen sommige functies van uw
navigatiesysteem niet kunnen worden gebruikt.
Stroomdraad
Aarddraad
Handremschakelaar
Aansluitmethode
Zet een klem op de stroomdraad
van de handremschakelaar.
Klem stevig vast met een puntige
tang.
De plaats van het snelheidsdetectiecircuit en van de handrem zijn mede afhankelijk van
het voertuigmodel. Raadpleeg voor details uw officiële Pioneer dealer of een vakkundige
installateur.
Opmerking
WAARSCHUWING
BELANGRIJK
We raden u sterk aan de snelheidspulsdraad aan te sluiten voor een preciezere navigatie en
betere prestaties.
ONJUISTE AANSLUITING KAN LEIDEN TOT ERNSTIGE SCHADE OF LETSEL, ZOALS
ELEKTRISCHE SCHOKKEN, BELEMMEREN VAN DE GOEDE WERKING VAN HET ABS
(ANTI-LOCK BRAKING) SYSTEEM VAN HET VOERTUIG, DE AUTOMATISCHE VERSNELLING EN
DE SNELHEIDSAANDUIDING.
WAARSCHUWING
Nl
152
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Stroomsnoer
Violet/wit (REVERSE GEAR SIGNAL INPUT)
Deze moet zodanig worden aangesloten dat het
navigatiesysteem kan detecteren of het voertuig naar
voren of naar achteren beweegt. Sluit de violet/witte
draad aan op de draad waarvan de spanning
verandert wanneer de versnellingshendel in de
achteruit wordt gezet. Wanneer de draad niet is
aangesloten, is het mogelijk dat de sensor niet correct
detecteert of uw voertuig naar voren/achteren rijdt en
bestaat de kans dat de voertuigpositie die
gedetecteerd wordt door de sensor niet overeenkomt
met de feitelijke positie.
Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt,
moet u deze draad aansluiten. Anders kunt u niet
overschakelen naar het beeld van de
achteruitkijkcamera.
De navigatie-eenheid
Opmerking
Nl
153
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
De navigatie-eenheid
RCA-aansluiting
Subwooferuitgangen
(SWL, SWR)
Stroomsnoer
Naar de Systeem-afstandsbedieningsaansluiting van de
eindversterker (max. 300 mA 12 V DC).
Blauw/wit
Achteruitgangen
(REAR OUTPUT)
Vooruitgangen
(FRONT OUTPUT)
15 cm
15 cm
Nl
154
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Links Rechts
Systeem-afstandsbediening
Afhankelijk van uw subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de subwoofer
veranderen. (Zie de Bedieningshandleiding.)
Opmerking
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Voorluidspreker
Voorluidspreker
Achterluidspreker Achterluidspreker
Subwoofer Subwoofer
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Nl
155
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de versnelling in de REVERSE
(R) staat. De Achteraanzicht stand stelt u ook
in staat te controleren wat er achter u gebeurt
terwijl u aan het rijden bent.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE OM-
GEKEERDE OF SPIEGELVERKEERD WEERGEGE-
VEN BEELDEN VAN DE
ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG
GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG
HEBBEN.
BELANGRIJK
! Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
! De achteruitkijkcamera kan worden gebruikt
om aanhangers in de gaten te houden, of bij
inparkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusement.
! Objecten op het beeld van de achteruitkijkca-
mera kunnen dichterbij of verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
! Wij wijzen u er op dat het door de achteruit-
kijkcamera weergegeven gebied iets kan ver-
schillen wanneer de beelden op het volledige
scherm worden weergegeven bij achteruit rij-
den en wanneer er met de camera naar ach-
teren wordt gekeken terwijl er vooruit wordt
gereden.
De navigatie-eenheid
20 cm
(bijv. ND-BC4)
(los verkrijgbaar)
Achteruitkijkcamera
Naar video-uitgang
RCA-kabel
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
RCA-aansluiting
Stroomsnoer
(REVERSE GEAR SIGNAL INPUT)
Violet/witte
Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we u
naar Het stroomsnoer aansluiten (2) op bladzijde 152.
Opmerkingen
! Deze stand is beschikbaar wanneer de in-
stelling voor de achteruitkijkcamera op
Aan staat. (Raadpleeg voor details de Be-
dieningshandleiding.)
! Sluit het navigatiesysteem alleen aan op de
achteruitkijkcamera. Sluit het niet aan op
andere apparatuur.
Nl
156
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
externe videocomponent
Gebruik van een AV-ingang (AV1)
De navigatie-eenheid
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Geel
Rood, wit
Externe
videocomponent
(los verkrijgbaar)
Naar
video-uitgang
Naar
audio-uitgangen
AV-kabel
met ministekker
(CD-RM10)
(los verkrijgbaar)
USB en
ministekker-aansluiting
2 m
! U moet AV1 Input in Instellingen AV-
systeem op Video instellen wanneer er
een externe videocomponent wordt aange-
sloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor
details.)
BELANGRIJK
Gebruik een AV-kabel met ministekker (CD-RM10)
(los verkrijgbaar) voor de aansluiting. Als u an-
dere kabels gebruikt, kan de bedradingsconfigu-
ratie verschillen waardoor beeld en geluid niet
goed kunnen worden weergegeven.
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
L : Linkeraudio (Wit)
R : Rechteraudio (Rood)
V : Video (Geel)
G : Aarding
Nl
157
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Gebruik van een AV-ingang (AV2)
Naar
audio-uitgangen
Geel
(VIDEO INPUT)
RCA-aansluiting
Rood, wit
(AUDIO INPUT)
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Naar
video-uitgang
De navigatie-eenheid
Externe
videocomponent
(los verkrijgbaar)
20 cm
! U moet AV2 Input in Instellingen AV-
systeem op Video instellen wanneer er
een externe videocomponent wordt aange-
sloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor
details.)
Bij aansluiten van het
achterdisplay
De navigatie-eenheid
Achterdisplay met RCA-
ingangsaansluitingen
Naar
audio-ingangen
Geel
(VOUT)
RCA-aansluiting
Rood, wit
(REAR MONITOR
OUTPUT)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
30 cm
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Deze verbinding is
beschikbaar voor de
AVIC-F30BT.
Naar
video-ingang
Bij gebruik van een achterdisplay
dat op de achtervideo-uitgang is
aangesloten
WAARSCHUWING
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de be-
stuurder de video kan bekijken tijdens het rij-
den.
De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem
is voor de aansluiting van een display zodat de
passagiers op de achterbank de video kunnen
bekijken.
Nl
158
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor installatie
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor het:
De bestuurder of passagiers kan ver-
wonden als het voertuig plotseling
stopt.
De bestuurder kan hinderen bij de be-
diening van het voertuig, bijvoorbeeld
op de vloer voor de bestuurdersstoel,
of in de buurt van het stuur of de ver-
snelling.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door trillingen kan
de isolatie van de draden beschadigd
raken, met als gevolg kortsluiting of an-
dere schade aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
correct wordt ingebouwd. Als bepaalde
onderdelen niet bij het product zijn gele-
verd, moet u geschikte onderdelen op de
voorgeschreven wijze gebruiken nadat u
de geschiktheid van de betreffende onder-
delen bij uw dealer hebt nagevraagd. Als
u andere onderdelen dan de bijgeleverde
onderdelen gebruikt of onderdelen die
niet geschikt zijn, kunnen deze beschadi-
gingen aan de interne onderdelen van het
product veroorzaken of kunnen deze on-
derdelen en het product losraken.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de draden niet geraakt
kunnen worden door een portier of stoel-
verschuivingsmechanisme, met eventueel
kortsluiting tot gevolg.
! Controleer of alle andere apparatuur van
uw voertuig goed werkt na de installatie
van het navigatiesysteem.
! Installeer dit navigatiesysteem niet op
een plek waar het (i) het zicht van de be-
stuurder kan belemmeren, (ii) de werking
van bedieningssystemen of veiligheids-
voorzieningen van het voertuig, zoals air-
bags, knoppen voor noodverlichting enz.,
kan belemmeren, of (iii) de bestuurder
kan hinderen bij het veilig besturen van
het voertuig.
! Installeer het navigatiesysteem tussen de
bestuurdersstoel en de voorste passa-
giersstoel, zodat het niet wordt geraakt
door de bestuurder of inzittende als het
voertuig abrupt afremt.
! Installeer het navigatiesysteem in geen
geval voor of naast de locaties in het
dashboard, het portier of de deurstijl van
waar de airbags van uw voertuig tevoor-
schijn zullen komen. Raadpleeg het in-
structieboekje van uw voertuig voor de
locatie van de airbags.
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Bovendien moet u elke antennedraad zo ver
mogelijk van andere antennedraden en -kabels
houden. Bind ze niet samen, laat ze niet langs
elkaar lopen en laat ze elkaar niet kruisen.
Elektromagnetische ruis vergroot de kans op
fouten bij de positiebepaling van uw
voertuig.
Nl
159
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als er
voor de installatie gaten moeten worden
geboord, of als er andere wijzigingen in het
voertuig moeten worden aangebracht.
! Voordat u dit product definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
Voor AVIC-F30BT gebruikers
Dit navigatiesysteem mag niet op een positie
worden ingebouwd waar het openen van het
LCD-paneel door andere voorwerpen belem-
merd wordt, zoals de versnellingspook. Con-
troleer, voordat u het navigatiesysteem
inbouwt, of er voldoende ruimte is om het
LCD-paneel volledig te openen, zonder dat de
beweging van de versnellingspook belemmerd
wordt. Dit kan de werking van de versnellings-
pook verstoren of tot een defect aan het me-
chanisme van dit navigatiesysteem leiden.
Inbouwen van het
navigatiesysteem
Opmerkingen betreffende de
installatie
! Installeer het navigatiesysteem niet op
plaatsen die kunnen worden blootgesteld
aan hoge temperaturen of vocht, zoals:
Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard.
Plaatsen die blootgesteld kunnen wor-
den aan regen, zoals dicht bij een por-
tier of op de vloer van het voertuig.
! Installeer dit navigatiesysteem op een plek
die stevig genoeg is om het gewicht van
het product te dragen. Kies een plaats waar
dit navigatiesysteem stevig kan worden ge-
ïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti-
ging. De actuele locatie van het voertuig
kan alleen correct worden weergegeven
wanneer het navigatiesysteem goed beves-
tigd is.
! Installeer het navigatiesysteem horizontaal
op een oppervlak onder hoek van niet meer
dan 0 tot 30 graden afwijking (binnen 5 gra-
den naar links of rechts). Onjuiste installa-
tie van het toestel op een oppervlak dat
schuiner staat dan deze waarden vergroot
de kans op fouten bij de plaatsbepaling van
het voertuig en kan ook op andere manie-
ren leiden tot verminderde prestaties van
het scherm.
30°
! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u
er bij de installatie voor te zorgen dat u ach-
ter het achterpaneel en rondom het toestel
voldoende ruimte vrij laat, en dient u even-
tuele losse bedrading samen te bundelen
zodat deze de ventilatie-openingen niet kan
blokkeren.
5cmcm
Laat voldoende
ruimte vrij
5 cm
5 cm
Nl
160
Hoofdstuk
03
Inbouwen
! De bedrading mag het op de afbeelding
hieronder aangegeven gebied niet afdek-
ken. Dit is vereist zodat de versterker en de
navigatieschakelingen hun overtollige
warmte kwijt kunnen.
Bedek dit gebied niet.
! In geval van oververhitting wordt de halfge-
leiderlaser beschadigd. Bouw de navigatie-
eenheid daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
Meegeleverde onderdelen
De met een asterisk (*) gemarkeerde onderde-
len zijn reeds geïnstalleerd.
De navigatie-eenheid Houder*
Zijbeugels*
(2 st.)
Drukkingsschroef
(5 mm × 8 mm)
(8 st.)
Schroef met platte kop
(5 mm × 9 mm)
(4 st.)
Schroef*
(3 mm × 6 mm)
(8 st.)
Schroef voor het beves-
tigen van de zijbeugel*
(5 mm × 9 mm)
(4 st.)
Afwerkingsrand*
Nl
161
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Vóór het installeren van deze
navigatie-eenheid
1 Verwijder de afwerkingsrand.
Buig de bovenkant en de onderkant van de af-
werkingsrand naar buiten om deze te verwijde-
ren.
Afwerkingsrand
2 Verwijder de houder.
Draai de schroeven (3mm × 6 mm) los om de
houder te verwijderen.
Houder
Schroef (3 mm × 6 mm)
Installatie met de houder en
zijbeugel
1 Installeer de houder in het dashboard.
Nadat u de houder in het dashboard hebt ge-
plaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte
van het dashboardmateriaal en buigt u deze
om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met ge-
bruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip-
jes 90 graden om de navigatie-eenheid te
vergrendelen.)
Dashboard
Houder
2 Installeer deze navigatie-eenheid en
draai de schroeven vast.
Dashboard
Schroef (3 mm × 6 mm)
Nl
162
Hoofdstuk
03
Inbouwen
3 Bevestig de afwerkingsrand.
Afwerkingsrand
Installatie met gebruik van de
schroefgaten aan de zijkant
van de navigatie-eenheid
1 Verwijder de zijbeugels.
Zijbeugels
Schroef voor het bevestigen van de
zijbeugel (5 mm x 9 mm)
2 De navigatie-eenheid op de montage-
beugel van de originele autoradio vastzet-
ten.
Plaats de navigatie-eenheid zo dat de schroef-
gaten uitgelijnd zijn met de schroefgaten in de
beugel en draai aan elke kant op drie of vier
plaatsen de schroeven vast.
Als de pal in de weg zit bij de installatie, kunt u
deze naar beneden uit de weg buigen.
Dashboard of console
Drukkingsschroef of
schroef met platte kop
U moet de schroeven
gebruiken die worden
meegeleverd met dit
navigatiesysteem.
Montagebeugel van de originele
autoradio
Nl
163
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Installeren van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende de
installatie
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is.
Dashboard Hoedenplank
! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto
aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit
plaatje niet gebruikt wordt, zal de ont-
vangstgevoeligheid slecht zijn.
! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet
kleiner. Dit resulteert in een lagere gevoelig-
heid van de GPS-antenne.
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestaties van de antenne negatief beïn-
vloedt.
Meegeleverde onderdelen
GPS-antenne Metalen plaatje
Nl
164
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of
de hoedenplank)
WAARSCHUWING
Installeer de GPS-antenne niet over andere
sensoren of de ventilatie-openingen in het
dashboard van het voertuig, want hierdoor
kan de juiste werking van de sensoren of
ventilatie-openingen belemmerd worden en
is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet
goed en stevig meer op het dashboard beves-
tigd kan worden met behulp van het metalen
plaatje.
Bevestig het metalen plaatje zo horizontaal
mogelijk op een plek waar de GPS-antenne
voor het raam komt te zitten. Plaats de GPS-
antenne op het metalen plaatje. (De GPS-an-
tenne wordt vastgezet met zijn magneet.)
Het metalen plaatje bevat
een sterk kleefmiddel, dat
na verwijdering sporen op
het oppervlak kan achterlaten.
Opmerking
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen
om de draad waar nodig binnenin
de auto te bevestigen.
GPS-antenne
Metalen plaatje
Haal de beschermende laag aan
de onderkant van het plaatje.
Zorg dat het oppervlak
waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen droog is en
vrij van stof, olie, vet enz.
Nl
165
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Opmerkingen
! Knip of snijd het metalen plaatje voor het
aanbrengen niet in kleine stukken.
! De ruiten van sommige autos laten de sig-
nalen van de GPS-satellieten niet door. In
dat geval dient u de GPS-antenne aan de
buitenzijde van de auto te bevestigen.
De microfoon installeren
! Installeer de microfoon in de juiste richting
en op de juiste afstand zodat de microf oon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan
opvangen.
! Sluit de microfoon aan op het navigatiesys-
teem wanneer het systeem is uitgeschakeld
(ACC OFF).
Meegeleverde onderdelen
Microfoon Microfoonklem
Dubbelzijdig plakband
Montage op de zonneklep
1 Plaats de microfoon in de microfoon-
klem.
Microfoonklem Microfoon
Nl
166
Hoofdstuk
03
Inbouwen
2 Bevestig de microfoonklem aan de zon-
neklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad waar
nodig binnenin de auto te
bevestigen.
Bevestig de microfoon aan de zonneklep ter-
wijl de klep omhoog staat. De microfoon kan
de stem van de bestuurder niet opvangen wan-
neer de zonneklep naar beneden is geklapt.
Installatie op stuurkolom
% Bevestig de microfoon op de stuurko-
lom.
Dubbelzijdig plakband
Plaats de microfoon op de stuur-
kolom en houd hem uit de buurt
van het stuur.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad
waar nodig binnenin de
auto te bevestigen.
Nl
167
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
De hoek van de microfoon
aanpassen
De hoek van de microfoon kan worden inge-
steld.
Nl
168
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Nl
169
Nederlands
Nl
171
Nederlands

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave Voorzorgen Uw nieuwe navigatiesysteem en deze handleiding 142 Belangrijke veiligheidsvoorschriften 142 Nederlands Systeemcomponenten aansluiten Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem 144 Voor u dit product inbouwt 144 Voorkomen van beschadigingen 145 – Opmerking over de blauw/witte draad 145 Meegeleverde onderdelen 146 – AVIC-F30BT 146 – AVIC-F930BT 146 Systeemcomponenten aansluiten 148 Het stroomsnoer aansluiten (1) 150 Het stroomsnoer aansluiten (2) 152 Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker 154 Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera 156 Bij aansluiting van een externe videocomponent 157 – Gebruik van een AV-ingang (AV1) 157 – Gebruik van een AV-ingang (AV2) 158 Bij aansluiten van het achterdisplay 158 – Bij gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten 158 – Vóór het installeren van deze navigatieeenheid 162 – Installatie met de houder en zijbeugel 162 – Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van de navigatie-eenheid 163 Installeren van de GPS-antenne 164 – Opmerkingen betreffende de installatie 164 – Meegeleverde onderdelen 164 – Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) 165 De microfoon installeren 166 – Meegeleverde onderdelen 166 – Montage op de zonneklep 166 – Installatie op stuurkolom 167 – De hoek van de microfoon aanpassen 168 Inbouwen Voorzorgen voor installatie 159 Voorkomen van elektromagnetische storingen 159 Voor de installatie 160 – Voor AVIC-F30BT gebruikers 160 Inbouwen van het navigatiesysteem 160 – Opmerkingen betreffende de installatie 160 – Meegeleverde onderdelen 161 Nl 141 Hoofdstuk 01 Voorzorgen Uw nieuwe navigatiesysteem en deze handleiding ! De navigatie-elementen van dit product (en de achteruitkijkcamera, indien aangeschaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de bediening van uw voertuig. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als vervanging van uw eigen beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden. ! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, politiebureaus of dergelijke instellingen te rijden. Bel dan het juiste hulpdienstnummer. ! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achteruitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht afleidt van het veilig besturen van uw voertuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersregels en de vereiste veiligheidsmaatregelen in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tijdens het gebruik van het systeem of als u het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen, dient u uw voertuig te parkeren op een veilige plek en de handrem aan te trekken voor u de nodige aanpassingen uitvoert. ! In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw voertuig beschreven. De bediening van het navigatiesysteem wordt beschreven in de afzonderlijke handleidingen die bij het navigatiesysteem worden geleverd. ! Installeer dit product niet op een plek waar het (i) het zicht van de bestuurder kan belemmeren, (ii) de werking van bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van het voertuig, zoals airbags, knoppen voor noodverlichting enz., kan belemmeren, of (iii) de bestuurder kan hinderen bij het veilig besturen van het voertuig. In bepaalde gevallen kan dit product niet worden geïnstalleerd vanwege het type voertuig of de vorm van het interieur. 142 Nl Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt. ! Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat inbouwen. ! Bewaar de handleiding zodat u er later nog eens iets in kunt opzoeken. ! Neem alle waarschuwingsinformatie in deze handleiding in acht en volg de instructies nauwkeurig op. ! Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat dit navigatiesysteem de positie van uw voertuig, de afstand tot objecten op het scherm en kompasaanduidingen niet correct aangeeft. Daarnaast heeft het systeem bepaalde beperkingen, onder andere dat het eenrichtingsverkeer, tijdelijke verkeerssituaties en gebieden waar veilig rijden op een bepaald moment wellicht niet mogelijk is niet kan herkennen. Vertrouw op uw eigen beoordelingsvermogen met betrekking tot de daadwerkelijke verkeerssituatie. Hoofdstuk Voorzorgen 01 ! Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van het veilig besturen van uw voertuig afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeldscherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats voordat u het probleem probeert op te lossen. ! Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet of niet correct draagt. ! Bepaalde wetten en regels van de landelijke zowel als plaatselijke overheid kunnen de plaatsing en het gebruik van dit systeem in uw voertuig verbieden of beperken. Volg bij het gebruik, de installatie en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels stipt op. Nederlands Nl 143 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem BELANGRIJK ! Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet alle stappen van de installatiehandleiding. ! Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen draden blootliggen. ! Sluit de gele draad van dit product niet direct aan op de accu van de auto. Als de draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillingen kapot gaan op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte loopt. Als de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt of doorslijt, kan er kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt. ! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of snoeren rond de stuurkolom of de versnelling gewikkeld kunnen raken. U moet daarom dit product, de kabels en de bedrading zo installeren en wegwerken dat ze de besturing niet kunnen belemmeren of hinderen. ! Zorg ervoor dat de kabels en de bedrading niet in de weg zitten bij of vast kunnen komen in de bewegende onderdelen van het voertuig, met name het stuur, de versnelling, de handrem, de rails van de verstelbare stoelen, of andere bedieningsorganen van het voertuig. ! Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk permanente beschadiging aan dit product optreedt. 144 Nl ! Maak de GPS-antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de antennedraad kan resulteren in kortsluiting of storing. ! Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter, enz.) niet goed meer functioneert. ! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg. Voor u dit product inbouwt ! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12 Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit niet, dan kunnen brand of storingen het gevolg zijn. ! Om kortsluitingen in het elektrische systeem te voorkomen, moet u de (–) accukabel loskoppelen voor de installatie. Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten Voorkomen van beschadigingen WAARSCHUWING F O T Geen ACC-stand T ! Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met isolatieband. Het is met name van belang alle ongebruikte speakerdraden te isoleren. Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kortsluiting ontstaan. ! Sluit de stekkers met dezelfde kleur aan op de corresponderende gekleurde poort, d.w. z. de blauwe stekker op de blauwe poort, zwart op zwart, enz. ! Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere toestellen de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin beschreven. ! Omdat er een unieke BPTL-schakeling wordt toegepast, mag u de * kant van de speakerdraad niet direct aarden of de * kant van een andere kant van de speakerdraad samen aansluiten. U moet de * kant van de speakerdraad aansluiten op de * kant van de speakerdraad van dit navigatiesysteem. ! Indien de RCA-aansluiting op dit product niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes die aan het einde van de aansluiting zijn bevestigd niet worden verwijderd. Opmerking over de blauw/ witte draad ! Wanneer de contactschakelaar wordt aangezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal uitgevoerd via de blauw/witte draad. Verbind de draad met de afstandsbedieningsaansluiting van een externe eindversterker, de bedieningsaansluiting van het relais voor een automatische antenne, of de bedieningsaansluiting voor een antennesignaalversterker (max. 300 mA 12 V DC). Het regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/ witte draad, ook wanneer de audiobron is uitgeschakeld. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor externe eindversterkers. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor de automatische antenne of de antennesignaalversterker. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. Nl Nederlands STAR STAR ACC-stand OF ACC O N F N OF ! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W (uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W (impedantiewaarde). Gebruik geen luidsprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel. ! Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarding van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarding van een ander product. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarding van het navigatiesysteem te aarden. Door de aarding met elkaar te verbinden, kan er brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt. ! Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die op dit product staat aangegeven. ! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad, want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt. ! Dit product kan niet worden geïnstalleerd in een voertuig zonder ACC (Accessoire) stand op de contactschakelaar. 02 145 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Meegeleverde onderdelen AVIC-F30BT De navigatie-eenheid RDS-TMC tuner RCA-aansluiting Microfoon 146 Nl AVIC-F930BT Stroomsnoer USB en ministekkeraansluiting GPS-antenne De navigatie-eenheid RDS-TMC tuner RCA-aansluiting Microfoon Stroomsnoer USB en ministekkeraansluiting GPS-antenne Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Nederlands Nl 147 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Systeemcomponenten aansluiten Ingang afstandsbediening met draad Raadpleeg de handleiding van de Adapter voor afstandsbediening met draad (los verkrijgbaar). De navigatie-eenheid Bus-adapteringangsaansluiting Raadpleeg de handleiding van de Bus-aansluiting (los verkrijgbaar). Antenne-aansluiting 2m USB en ministekker-aansluiting (*1) Sluit de USB-interfacekabel voor iPod aan, of een geschikt USB-geheugenapparaat. 1m 30 cm (*1) (*2) Antenne van het voertuig RDS-TMC tuner (*2) — Bij aansluiting van uw iPod, zijn beide verbindingen vereist. — U moet “AV1 Input” in “Instellingen AV-systeem” op “iPod” instellen wanneer er een iPod wordt aangesloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor details.) 148 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Microfoon 4m 3,55 m GPS-antenne WAARSCHUWING · Om de ongelukken en mogelijke inbreuk op toepasselijke wetten en regels te vermijden, mag dit product in geen geval worden gebruikt terwijl het voertuig bestuurd wordt, met uitzondering van gebruik voor navigatie. Een eventueel achterdisplay mag niet zo geplaatst worden dat dit een zichtbare afleiding voor de bestuurder kan opleveren. · In sommige landen is het bekijken van beelden op een scherm in een voertuig, zelfs door anderen dan de bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke regelgeving van toepassing is moet deze worden nageleefd en mag de videofunctie van dit product niet worden gebruikt. iPod met Dock-aansluiting (*3) (*3) Zie de Bedieningshandleiding voor meer details over de bediening en compatibiliteit. Nederlands Poort voor Dock-aansluiting USB-interfacekabel voor de iPod (CD-IU51V) (los verkrijgbaar) Nl 149 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Het stroomsnoer aansluiten (1) Opmerkingen Opmerking Afhankelijk van het type voertuig kunnen de functies van *2 en *4 anders zijn. In een dergelijk geval moet u *1 aansluiten op *4 en *3 op *2, zoals aangegeven op de afbeelding. *2 *1 *4 *3 · Wanneer er een subwoofer (*5) wordt aangesloten op dit systeem in plaats van een achterluidspreker, moet de beginwaarde voor de instelling voor de achter-uitgang worden gewijzigd. (Raadpleeg de Bedieningshandleiding.) De subwoofer-uitgang van dit navigatiesysteem is mono. · Wanneer er een a subwoofer van 70 W (2 Ω) wordt gebruikt, moet u deze aansluiten met de paarse en paars/zwarte draden van dit navigatiesysteem. Sluit niets aan op de groene en groen/zwarte draden. Sluit draden met dezelfde kleur op elkaar aan. Geel (*2) Ondersteuning (of accessoire) Geel (*1) Naar aansluiting die onafhankelijk van de stand van de contactschakelaar van stroom wordt voorzien. Rood (*4) Accessoire (of de ondersteuning) Rood (*3) Naar elektrische aansluiting die geregeld wordt door de contactschakelaar (12 V DC) AAN/UIT. Oranje/wit Naar aansluiting verlichtingsschakelaar. Zwart (aarde) Naar chassis (metaal) van het voertuig. ISO-aansluiting Opmerking In sommige voertuigen kan de ISO-aansluiting in twee delen uitgevoerd zijn. In een dergelijk geval moet u erop letten dat beide delen worden aangesloten. 150 Nl Luidsprekerdraden Wit: Links voor  Wit/zwart: Links voor  Grijs: Rechts voor  Grijs/zwart: Rechts voor  Groen: Links achter of Subwoofer  (*5) Groen/zwart: Links achter of Subwoofer  (*5) Paars: Rechts achter of Subwoofer  (*5) Paars/zwart: Rechts achter of Subwoofer  (*5) Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 De navigatie-eenheid RCA-aansluiting Zekering (10 A) Stroomsnoer 15 cm Geel/zwart Als u apparatuur met een dempingsfunctie gebruikt, moet u deze aansluiten op de audiodempingsdraad. Doet u dit niet, dan mag er niets anders op deze draad worden aangesloten. Opmerking De geluidsweergave van de audiobron wordt uitgeschakeld of gedempt terwijl de volgende geluidssignalen niet worden uitgeschakeld of gedempt. Raadpleeg de Bedieningshandleiding voor details. — Stembegeleiding voor de navigatie — Inkomende beltonen en geluidsweergave van een mobiele telefoon die met dit navigatiesysteem is verbonden via Bluetooth draadloze technologie — Wanneer de stemherkenning is ingeschakeld. (Alleen voor de AVIC-F30BT) Nederlands Blauw/wit (*6) Blauw/wit (*7) Naar bedieningsaansluiting relais automatische antenne (max. 300 mA 12 V DC). De pinconfiguratie van de ISO-aansluiting hangt mede af van het type voertuig. Sluit *6 en *7 aan als pin 5 een bedieningsfunctie voor een antenne heeft. In andere typen voertuigen mag u *6 en *7 nooit aansluiten. Nl 151 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Het stroomsnoer aansluiten (2) Roze (CAR SPEED SIGNAL INPUT) Via deze aansluiting bepaalt het navigatiesysteem hoeveel afstand het voertuig aflegt. De snelheidsbepaling van het voertuig moet in ieder geval worden aangesloten. Doet u dit niet, dan vergroot u de fouten bij de positiebepaling van uw voertuig. WAARSCHUWING ONJUISTE AANSLUITING KAN LEIDEN TOT ERNSTIGE SCHADE OF LETSEL, ZOALS ELEKTRISCHE SCHOKKEN, BELEMMEREN VAN DE GOEDE WERKING VAN HET ABS (ANTI-LOCK BRAKING) SYSTEEM VAN HET VOERTUIG, DE AUTOMATISCHE VERSNELLING EN DE SNELHEIDSAANDUIDING. BELANGRIJK We raden u sterk aan de snelheidspulsdraad aan te sluiten voor een preciezere navigatie en betere prestaties. Opmerking De plaats van het snelheidsdetectiecircuit en van de handrem zijn mede afhankelijk van het voertuigmodel. Raadpleeg voor details uw officiële Pioneer dealer of een vakkundige installateur. Lichtgroen (PARKING BRAKE) Gebruik om te detecteren of de handrem gebruikt wordt of niet. Deze draad moet worden aangesloten op de kant van de handremschakelaar die van stroom wordt voorzien. Als deze aansluiting niet of incorrect wordt gemaakt, zullen sommige functies van uw navigatiesysteem niet kunnen worden gebruikt. WAARSCHUWING DE LICHTGROENE DRAAD VAN DE STROOMSTEKKER IS BESTEMD VOOR HET DETECTEREN VAN DE PARKEERSTATUS EN MOET WORDEN AANGESLOTEN OP DE STROOMDRAAD VAN DE HANDREMSCHAKELAAR. EEN ONJUISTE AANSLUITING OF EEN VERKEERD GEBRUIK VAN DEZE DRAAD KAN ERTOE LEIDEN DAT DE TOEPASSELIJKE WETGEVING NIET WORDT NAGELEEFD EN KAN ERNSTIG LETSEL OF ERNSTIGE SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. Aansluitmethode Zet een klem op de stroomdraad van de handremschakelaar. Klem stevig vast met een puntige tang. 152 Nl Stroomdraad Aarddraad Handremschakelaar Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 De navigatie-eenheid Stroomsnoer Violet/wit (REVERSE GEAR SIGNAL INPUT) Deze moet zodanig worden aangesloten dat het navigatiesysteem kan detecteren of het voertuig naar voren of naar achteren beweegt. Sluit de violet/witte draad aan op de draad waarvan de spanning verandert wanneer de versnellingshendel in de achteruit wordt gezet. Wanneer de draad niet is aangesloten, is het mogelijk dat de sensor niet correct detecteert of uw voertuig naar voren/achteren rijdt en bestaat de kans dat de voertuigpositie die gedetecteerd wordt door de sensor niet overeenkomt met de feitelijke positie. Nederlands Opmerking Wanneer u een achteruitkijkcamera gebruikt, moet u deze draad aansluiten. Anders kunt u niet overschakelen naar het beeld van de achteruitkijkcamera. Nl 153 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker RCA-aansluiting Achteruitgangen (REAR OUTPUT) De navigatie-eenheid 15 cm Vooruitgangen (FRONT OUTPUT) Subwooferuitgangen (SWL, SWR) 15 cm Stroomsnoer Blauw/wit Naar de Systeem-afstandsbedieningsaansluiting van de eindversterker (max. 300 mA 12 V DC). 154 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Eindversterker (los verkrijgbaar) RCA-kabels (los verkrijgbaar) Eindversterker (los verkrijgbaar) Eindversterker (los verkrijgbaar) Systeem-afstandsbediening Links Voorluidspreker Achterluidspreker Subwoofer Rechts            Voorluidspreker Achterluidspreker Subwoofer Nederlands  Opmerking Afhankelijk van uw subwoofersysteem kunt u de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen. (Zie de Bedieningshandleiding.) Nl 155 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera Achteruitkijkcamera (bijv. ND-BC4) Naar video-uitgang (los verkrijgbaar) Wanneer dit product wordt gebruikt met een achteruitkijkcamera, kan er automatisch worden overgeschakeld naar het beeld van die camera wanneer de versnelling in de REVERSE (R) staat. De Achteraanzicht stand stelt u ook in staat te controleren wat er achter u gebeurt terwijl u aan het rijden bent. RCA-kabel Bruin (REAR VIEW CAMERA IN) RCA-aansluiting 20 cm WAARSCHUWING GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE OMGEKEERDE OF SPIEGELVERKEERD WEERGEGEVEN BEELDEN VAN DE ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. Stroomsnoer BELANGRIJK ! Het beeld op het scherm kan omgekeerd worden weergegeven. ! De achteruitkijkcamera kan worden gebruikt om aanhangers in de gaten te houden, of bij inparkeren. Gebruik deze functie niet voor amusement. ! Objecten op het beeld van de achteruitkijkcamera kunnen dichterbij of verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn. ! Wij wijzen u er op dat het door de achteruitkijkcamera weergegeven gebied iets kan verschillen wanneer de beelden op het volledige scherm worden weergegeven bij achteruit rijden en wanneer er met de camera naar achteren wordt gekeken terwijl er vooruit wordt gereden. 156 Nl De navigatie-eenheid Violet/witte (REVERSE GEAR SIGNAL INPUT) Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we u naar Het stroomsnoer aansluiten (2) op bladzijde 152. Opmerkingen ! Deze stand is beschikbaar wanneer de instelling voor de achteruitkijkcamera op “Aan” staat. (Raadpleeg voor details de Bedieningshandleiding.) ! Sluit het navigatiesysteem alleen aan op de achteruitkijkcamera. Sluit het niet aan op andere apparatuur. Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting van een externe videocomponent Gebruik van een AV-ingang (AV1) De navigatie-eenheid 02 BELANGRIJK Gebruik een AV-kabel met ministekker (CD-RM10) (los verkrijgbaar) voor de aansluiting. Als u andere kabels gebruikt, kan de bedradingsconfiguratie verschillen waardoor beeld en geluid niet goed kunnen worden weergegeven. OK L V G R 2m L: R: V: R G V G: L Linkeraudio (Wit) Rechteraudio (Rood) Video (Geel) Aarding USB en ministekker-aansluiting AV-kabel met ministekker (CD-RM10) (los verkrijgbaar) Geel Rood, wit RCA-kabels (los verkrijgbaar) Naar video-uitgang Naar audio-uitgangen Nederlands Externe videocomponent (los verkrijgbaar) ! U moet “AV1 Input” in “Instellingen AVsysteem” op “Video” instellen wanneer er een externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor details.) Nl 157 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Gebruik van een AV-ingang (AV2) De navigatie-eenheid Bij aansluiten van het achterdisplay De navigatie-eenheid RCA-aansluiting Geel (VOUT) 20 cm 30 cm Deze verbinding is beschikbaar voor de AVIC-F30BT. RCA-aansluiting Rood, wit (AUDIO INPUT) Geel (VIDEO INPUT) Rood, wit (REAR MONITOR OUTPUT) RCA-kabels (los verkrijgbaar) Naar video-uitgang Naar audio-uitgangen RCA-kabel (los verkrijgbaar) Naar video-ingang Externe videocomponent (los verkrijgbaar) ! U moet “AV2 Input” in “Instellingen AVsysteem” op “Video” instellen wanneer er een externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor details.) RCA-kabel (los verkrijgbaar) Naar audio-ingangen Achterdisplay met RCAingangsaansluitingen Bij gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten WAARSCHUWING Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de bestuurder de video kan bekijken tijdens het rijden. De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem is voor de aansluiting van een display zodat de passagiers op de achterbank de video kunnen bekijken. 158 Nl Hoofdstuk Inbouwen Voorzorgen voor installatie BELANGRIJK ! Zorg ervoor dat de draden niet geraakt kunnen worden door een portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot gevolg. ! Controleer of alle andere apparatuur van uw voertuig goed werkt na de installatie van het navigatiesysteem. ! Installeer dit navigatiesysteem niet op een plek waar het (i) het zicht van de bestuurder kan belemmeren, (ii) de werking van bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van het voertuig, zoals airbags, knoppen voor noodverlichting enz., kan belemmeren, of (iii) de bestuurder kan hinderen bij het veilig besturen van het voertuig. ! Installeer het navigatiesysteem tussen de bestuurdersstoel en de voorste passagiersstoel, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of inzittende als het voertuig abrupt afremt. ! Installeer het navigatiesysteem in geen geval voor of naast de locaties in het dashboard, het portier of de deurstijl van waar de airbags van uw voertuig tevoorschijn zullen komen. Raadpleeg het instructieboekje van uw voertuig voor de locatie van de airbags. Voorkomen van elektromagnetische storingen Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst: ! FM, MG/LG-antenne met de kabel ! GPS-antenne met de kabel Bovendien moet u elke antennedraad zo ver mogelijk van andere antennedraden en -kabels houden. Bind ze niet samen, laat ze niet langs elkaar lopen en laat ze elkaar niet kruisen. Elektromagnetische ruis vergroot de kans op fouten bij de positiebepaling van uw voertuig. Nl Nederlands ! Installeer dit product nooit op plaatsen waar, of op een manier waardoor het: — De bestuurder of passagiers kan verwonden als het voertuig plotseling stopt. — De bestuurder kan hinderen bij de bediening van het voertuig, bijvoorbeeld op de vloer voor de bestuurdersstoel, of in de buurt van het stuur of de versnelling. ! Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elektronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt. ! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen met de elektrische bedrading. Door trillingen kan de isolatie van de draden beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of andere schade aan het voertuig. ! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit product correct wordt ingebouwd. Als bepaalde onderdelen niet bij het product zijn geleverd, moet u geschikte onderdelen op de voorgeschreven wijze gebruiken nadat u de geschiktheid van de betreffende onderdelen bij uw dealer hebt nagevraagd. Als u andere onderdelen dan de bijgeleverde onderdelen gebruikt of onderdelen die niet geschikt zijn, kunnen deze beschadigingen aan de interne onderdelen van het product veroorzaken of kunnen deze onderdelen en het product losraken. ! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of snoeren rond de stuurkolom of de versnelling gewikkeld kunnen raken. U moet daarom dit product, de kabels en de bedrading zo installeren en wegwerken dat ze de besturing niet kunnen belemmeren of hinderen. 03 159 Hoofdstuk 03 Inbouwen Voor de installatie ! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als er voor de installatie gaten moeten worden geboord, of als er andere wijzigingen in het voertuig moeten worden aangebracht. ! Voordat u dit product definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen te maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert. Voor AVIC-F30BT gebruikers Dit navigatiesysteem mag niet op een positie worden ingebouwd waar het openen van het LCD-paneel door andere voorwerpen belemmerd wordt, zoals de versnellingspook. Controleer, voordat u het navigatiesysteem inbouwt, of er voldoende ruimte is om het LCD-paneel volledig te openen, zonder dat de beweging van de versnellingspook belemmerd wordt. Dit kan de werking van de versnellingspook verstoren of tot een defect aan het mechanisme van dit navigatiesysteem leiden. ging. De actuele locatie van het voertuig kan alleen correct worden weergegeven wanneer het navigatiesysteem goed bevestigd is. ! Installeer het navigatiesysteem horizontaal op een oppervlak onder hoek van niet meer dan 0 tot 30 graden afwijking (binnen 5 graden naar links of rechts). Onjuiste installatie van het toestel op een oppervlak dat schuiner staat dan deze waarden vergroot de kans op fouten bij de plaatsbepaling van het voertuig en kan ook op andere manieren leiden tot verminderde prestaties van het scherm. 30° 5° 5° Inbouwen van het navigatiesysteem Opmerkingen betreffende de installatie ! Installeer het navigatiesysteem niet op plaatsen die kunnen worden blootgesteld aan hoge temperaturen of vocht, zoals: — Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioningapparaat. — Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard. — Plaatsen die blootgesteld kunnen worden aan regen, zoals dicht bij een portier of op de vloer van het voertuig. ! Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti- 160 Nl ! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u er bij de installatie voor te zorgen dat u achter het achterpaneel en rondom het toestel voldoende ruimte vrij laat, en dient u eventuele losse bedrading samen te bundelen zodat deze de ventilatie-openingen niet kan blokkeren. Laat voldoende 5 cm ruimte vrij 5 cm 5cm cm Hoofdstuk Inbouwen ! De bedrading mag het op de afbeelding hieronder aangegeven gebied niet afdekken. Dit is vereist zodat de versterker en de navigatieschakelingen hun overtollige warmte kwijt kunnen. 03 Meegeleverde onderdelen De met een asterisk (*) gemarkeerde onderdelen zijn reeds geïnstalleerd. De navigatie-eenheid Houder* Zijbeugels* (2 st.) Drukkingsschroef (5 mm × 8 mm) (8 st.) Schroef met platte kop (5 mm × 9 mm) (4 st.) Schroef* (3 mm × 6 mm) (8 st.) Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel* (5 mm × 9 mm) (4 st.) Afwerkingsrand* Bedek dit gebied niet. ! In geval van oververhitting wordt de halfgeleiderlaser beschadigd. Bouw de navigatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden, bijvoorbeeld naast een radiator. Nederlands Nl 161 Hoofdstuk 03 Inbouwen Vóór het installeren van deze navigatie-eenheid jes 90 graden om de navigatie-eenheid te vergrendelen.) Dashboard 1 Verwijder de afwerkingsrand. Buig de bovenkant en de onderkant van de afwerkingsrand naar buiten om deze te verwijderen. Houder Afwerkingsrand 2 Verwijder de houder. Draai de schroeven (3 mm × 6 mm) los om de houder te verwijderen. 2 Installeer deze navigatie-eenheid en draai de schroeven vast. Dashboard Houder Schroef (3 mm × 6 mm) Schroef (3 mm × 6 mm) Installatie met de houder en zijbeugel 1 Installeer de houder in het dashboard. Nadat u de houder in het dashboard hebt geplaatst, kiest u de juiste lipjes voor de dikte van het dashboardmateriaal en buigt u deze om. (Zo stevig mogelijk bevestigen met gebruik van de boven- en onderlipjes. Buig de lip- 162 Nl Hoofdstuk Inbouwen 3 03 Bevestig de afwerkingsrand. Als de pal in de weg zit bij de installatie, kunt u deze naar beneden uit de weg buigen. Montagebeugel van de originele autoradio Afwerkingsrand Installatie met gebruik van de schroefgaten aan de zijkant van de navigatie-eenheid 1 Verwijder de zijbeugels. Zijbeugels Drukkingsschroef of schroef met platte kop U moet de schroeven gebruiken die worden meegeleverd met dit navigatiesysteem. Dashboard of console Schroef voor het bevestigen van de zijbeugel (5 mm x 9 mm) Nederlands 2 De navigatie-eenheid op de montagebeugel van de originele autoradio vastzetten. Plaats de navigatie-eenheid zo dat de schroefgaten uitgelijnd zijn met de schroefgaten in de beugel en draai aan elke kant op drie of vier plaatsen de schroeven vast. Nl 163 Hoofdstuk 03 Inbouwen Installeren van de GPSantenne ! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestaties van de antenne negatief beïnvloedt. BELANGRIJK Maak de GPS-antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente schade aan het navigatiesysteem. Opmerkingen betreffende de installatie ! De antenne dient op een zo horizontaal mogelijk oppervlak te worden bevestigd, op een plaats waar de ontvangst van de radiogolven zo min mogelijk wordt gehinderd. De antenne kan de radiogolven van de satelliet alleen ontvangen als er geen obstakel tussen de antenne en de satelliet is. Dashboard Hoedenplank ! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit plaatje niet gebruikt wordt, zal de ontvangstgevoeligheid slecht zijn. ! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet kleiner. Dit resulteert in een lagere gevoeligheid van de GPS-antenne. ! Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne. 164 Nl Meegeleverde onderdelen GPS-antenne Metalen plaatje Hoofdstuk Inbouwen 03 Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) WAARSCHUWING Installeer de GPS-antenne niet over andere sensoren of de ventilatie-openingen in het dashboard van het voertuig, want hierdoor kan de juiste werking van de sensoren of ventilatie-openingen belemmerd worden en is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet goed en stevig meer op het dashboard bevestigd kan worden met behulp van het metalen plaatje. Bevestig het metalen plaatje zo horizontaal mogelijk op een plek waar de GPS-antenne voor het raam komt te zitten. Plaats de GPSantenne op het metalen plaatje. (De GPS-antenne wordt vastgezet met zijn magneet.) GPS-antenne Metalen plaatje Haal de beschermende laag aan de onderkant van het plaatje. Zorg dat het oppervlak waarop u het metalen plaatje gaat aanbrengen droog is en vrij van stof, olie, vet enz. Opmerking Het metalen plaatje bevat een sterk kleefmiddel, dat na verwijdering sporen op het oppervlak kan achterlaten. Nederlands Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Nl 165 Hoofdstuk 03 Inbouwen Opmerkingen ! Knip of snijd het metalen plaatje voor het aanbrengen niet in kleine stukken. ! De ruiten van sommige auto’s laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen. De microfoon installeren ! Installeer de microfoon in de juiste richting en op de juiste afstand zodat de microfoon gemakkelijk de stem van de bestuurder kan opvangen. ! Sluit de microfoon aan op het navigatiesysteem wanneer het systeem is uitgeschakeld (ACC OFF). Meegeleverde onderdelen Microfoon Microfoonklem Dubbelzijdig plakband Montage op de zonneklep 1 Plaats de microfoon in de microfoonklem. Microfoonklem 166 Nl Microfoon Hoofdstuk Inbouwen 2 Bevestig de microfoonklem aan de zonneklep. Microfoonklem 03 Installatie op stuurkolom % Bevestig de microfoon op de stuurkolom. Dubbelzijdig plakband Plaats de microfoon op de stuurkolom en houd hem uit de buurt van het stuur. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Bevestig de microfoon aan de zonneklep terwijl de klep omhoog staat. De microfoon kan de stem van de bestuurder niet opvangen wanneer de zonneklep naar beneden is geklapt. Nl Nederlands Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. 167 Hoofdstuk 03 Inbouwen De hoek van de microfoon aanpassen De hoek van de microfoon kan worden ingesteld. 168 Nl Nederlands 169 Nl Nederlands 171 Nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172

Mode F30 de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding