Pottinger MULTIDRILL 400 Handleiding

Type
Handleiding
(ANDLEIDING
NL
 ).3425#4)%3 6//2 $% /6%2$2!#(4 6!. -!#().%3    PAGINA 
6ERTALING VAN DE ORIGINELE HANDLEIDING
Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
.R
Rijenzaaimachine
99 8521.NL.80K.0
VITASEM 250
(Type 8521 : + . . 01001)
VITASEM 250 plus
(Type 8522 : + . . 01001)
VITASEM 300
(Type 8523 : + . . 01001)
VITASEM 300 plus
(Type 8524 : + . . 01001)
VITASEM 400
(Type 8525 : + . . 01001)
VITASEM 400 plus
(Type 8526 : + . . 01001)
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
T Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en
handleidingen zijn aanwezig.
T De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker
besproken en uitgelegd.
T Bandenspanning gecontroleerd
T Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
T Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
T Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
T Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
T Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
T Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
T Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
T Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
T Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
T
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
ÂÇÁÈνÌÈÉÀºÏ¾
NL
©²©©¦ÇÅÂÇÁºÅÍر®«ª
ÂçáèîÝìèéàÚïÞ
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies .................................................................. 6
CE-kenmerk ................................................................................ 7
Waarschuwingspictogrammen ................................................... 7
Betekenis van de waarschuwingstekens .................................... 7
Korte beschrijving van de machine ............................................ 9
Technische gegevens ................................................................. 9
Instructies voor het laden ......................................................... 11
Aan- en afbouw ........................................................................ 11
Banden: spoorbreedte / afstrijker ............................................. 12
Transportstand .......................................................................... 12
GEBRUIK
Gebruiksinstructies ................................................................... 13
Hectareteller ............................................................................. 14
Spoorwoelers trekkerspoor 1) .................................................. 14
Spoorwoelers machinespoor 1) ................................................ 14
Laadplateau (afb. 69) ....................................................... 14
Zaadbak: vullen / leegmaken .................................................... 15
Leegmaken ............................................................................... 15
Multizaaisysteem ...................................................................... 16
Instellen van de te zaaien hoeveelheid ..................................... 17
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting ........................................... 17
Afsluitschuiven .......................................................................... 18
Korrelproef voor bovenuitzaai................................................... 18
Bodemklep ............................................................................... 19
Reduceerstukken voor jnzaad ................................................ 19
Afdekkingen (extra uitrusting) ................................................... 19
Roeras ...................................................................................... 20
ZWAAIENDE MENGAS
Zwaaiende mengas .................................................................. 21
AFDRAAIEN/KALIBREREN
Hoeveelheid zaad per hectare instellen .................................... 22
Afdraaien .................................................................................. 22
HOEVEELHEIDVERSTELLING
Hydraulische hoeveelheidverstelling ........................................ 24
Elektrische hoeveelheidverstelling 1) ........................................ 24
KOUTERDRUK
Kouterdrukverstelling ................................................................ 25
Hydraulische kouterdrukverstelling ......................................... 25
KOUTERWISSELSYSTEEM
Kouterwisselsysteem ................................................................ 26
MARKEURS
Markeurs ................................................................................... 27
Zaadeggen ................................................................................ 28
Na-eg Perfekt (+2005 model) ................................................... 29
Tandneiging instellen ................................................................ 29
Transport op de weg ................................................................. 29
RIJPADEN
Aanleggen van rijpaden ............................................................ 30
Rijpadenmarkering.................................................................... 30
MULTITRONIC
"MULTI tronic" zaaimonitor....................................................... 32
Ingebruikneming van de zaaimonitor ....................................... 32
Het bedieningsoppervlak van de Multitronic II zaaimonitor ..... 33
Hoofdmenu ............................................................................... 34
TRANSPORT
Attentie / transport .................................................................... 35
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ................................................................ 36
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud .......................... 36
Reinigen van machinedelen ...................................................... 36
In de openlucht laten staan ...................................................... 36
Overwinteren ............................................................................ 36
Aftakassen ................................................................................ 36
Hydrauliekinstallatie .................................................................. 36
Onderhoud ................................................................................ 37
MULTITRONIC
1 Algemeen ............................................................................ 40
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor.............. 41
2.1 Elektrische aansluiting ............................................... 41
2.2 Technische gegevens ................................................. 41
2.3 Mogelijke functies ...................................................... 41
3 In werking stellen van de zaaimonitor ................................. 42
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen voor
VITASEM .......................................................................... 42
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II
– Zaaimonitor ......................................................... 42
4.2 De meldingstoetsen ................................................... 42
4.3 De alarmmeldingen .................................................... 42
4.4 Het hoofdmenu .......................................................... 43
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM .............................44
5.1 De basisinstelling ....................................................... 44
5.2 Sensortest en aanduiding van de boordspanning ..... 47
5.3 Afdraaihulp (voor het kalibreren) ................................ 48
6 De meldingstoetsen ............................................................ 49
6.1 Rijtempo aangeven .................................................... 49
6.2 De hectareteller .......................................................... 49
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven ................. 49
6.4 De rijbaanslag ............................................................ 50
7 Alarmmeldingen .................................................................. 51
7.1 Zaaiassenalarm .......................................................... 51
7.2 Vulhoogte-alarm ......................................................... 51
8 Machinetype en taal instellen en stuursignaal
omschakelen .......................................................................... 52
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult .................................................................................. 53
In gebruik nemen van de besturing .......................................... 53
Betekenis van de toetsen ......................................................... 53
Bedieningsdeel inschakelen ..................................................... 54
Systeem-nieuwstart .................................................................. 54
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden .............................. 54
Menu-basisinstelling ................................................................. 55
Hoofdmenu ............................................................................... 56
Zaadmenu ................................................................................. 57
Afdraaimenu (Calibreren) .......................................................... 58
Hectareteller ............................................................................. 60
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling ............................... 61
Rijpadenschakeling .................................................................. 62
Rijpadenteller ............................................................................ 63
Stotterschakeling ...................................................................... 63
Controlefuncties ....................................................................... 64
Alarmering ................................................................................ 65
Sensortest ................................................................................ 66
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken ............................................... 69
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig .......................... 70
- 5 -
ÂÇÁÈνÌÈÉÀºÏ¾
NL
©²©©¦ÇÅÂÇÁºÅÍر®«ª
ZAAITABELLEN
Zaaitabellen .............................................................................. 73
Korrelproef (voor bovenover zaaien) ......................................... 74
Positie van de schuifklep .......................................................... 75
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 76
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 77
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 78
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 79
Raps ......................................................................................... 80
- 6 -
NL
0600-NL-SICHERHEIT_8521
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies
De hefinrichting van de trekker bij het aan- en ontkoppelen op ”positieregeling” zetten!
Bij het aan- en ontkoppelen of bij het op- en afbouwen mag zich niemand tussen de trekker en de machine of tussen de
verschillende machines bevinden; ook bij het bedienen van de buitenhydrauliek mag men niet „ertussen“ gaan staan. Gevaar
voor verwondingen!
Let op voldoende stuurveiligheid – ook met een gevulde voorraadtank. Breng eventueel frontgewichten aan op de trekker!
Telkens voor het in gebruik nemen, de trekker en machine controleren op bedrijfs- en verkeersveiligheid! Alle beschermkappen
moeten zijn aangebracht!
De bestuurder is verantwoordelijk voor de „veiligheid“!
Niet met volle voorraadtank transporteren!
Het is verboden op de machine te klimmen of erop mee te rijden (ook op het vulplatform) alsook zich op te houden binnen
de gevarenzone (het zwenkbereik)!
Bij het verlaten van de trekker, voor het afstellen van de machine en bij onderhoudswerkzaamheden moet de combinatie
worden neergelaten, motor afzetten en contactsleutel verwijderen!
Instel- en onderhoudswerkzaamheden alleen uitvoeren als de machine is neergelaten!
Niet met de hand in de zaadbak grijpen en geen voorwerpen in de lege bak leggen, omdat een aanwezige roeras, bij een
aandrijfstand > ”0” kan draaien, als de machine wordt verschoven (en het stappenwiel draait). Gevaar voor verwondingen en
schade aan de machine!
Let er bij het vullen met ontsmet zaad en bij het reinigen van de voorraadtank met perslucht op, dat ontsmettingsmiddels
irriteert en giftig is: lichaamsdelen beschermen!
Voordat de machine in gebruik wordt genomen of voor het wegrijden, moet worden gekeken of er zich geen personen in de
nabijheid van de machine bevinden!
Controleer voor het eerste gebruik – en na een langdurige periode van stilstand – het oliepeil van de aandrijving en ga na of
alle lageringen voldoende zijn gesmeerd! Controleer tevens of alle bouten goed vastzitten en controleer hydraulische installatie
op lekkage!
Voordat u de rijenzaaimachine in gebruik neemt, dient u deze gebruikershandleiding en de veiligheidsaanwijzingen (‘Voor uw veiligheid’) eerst
zorgvuldig door te lezen en in acht te nemen; dit geldt ook voor de handleiding van een combinatie-bodembewerkingsmachine.
De bedienende persoon dient te worden geïnstrueerd over gebruik, onderhoud, veiligheidseisen en de gevaren van de machine. Alle andere
gebruikers van de machine moeten kennis nemen van de veiligheidsaanwijzingen.
De gebruiker dient zich te houden aan alle voorschriften ter voorkoming van ongevallen, alsmede aan de algemeen geldende regels wat betreft
veiligheid, arbeidsgeneeskunde en wegverkeer.
Let op de ‘waarschuwingspictogrammen´!
Aanwijzingen in deze handleiding met dit teken en waarschuwingsstickers op de machine waarschuwen
voor gevaar! (Verklaringen van de waarschuwingsstickers zie bijlage ‘pictogramsymbolen’).
Verlies van de garantie
De rijenzaaimachine is uitsluitend geconstrueerd voor normaal gebruik in de landbouw. Iedere andere toepassing geldt als oneigenlijk gebruik.
Voor schade die door oneigenlijk gebruik wordt veroorzaakt, kan de fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld.
Tot eigenlijk gebruik behoort ook het in acht nemen van de voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds- en reparatieomstandigheden, evenals het
gebruik van uitsluitend originele onderdelen.
Bij gebruik van toebehoren en/of onderdelen (slijtage- en reserveonderdelen) die niet door de firma Pöttinger zijn vrijgegeven, vervalt iedere
aanspraak op garantie.
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die ontstaat door eigenhandige reparaties en wijzigingen aan de machine, en
door gebrek aan controle tijdens het gebruik.
Eventuele klachten bij de levering (transportschade, volledigheid) moeten direct schriftelijk worden gemeld.
Garantieclaims en na te komen garantiebepalingen of uitsluiting van de aansprakelijkheid volgens onze leveringsvoorwaarden.
- 7 -
0600_NL-Warnbildzeichen_8521
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Voor het in gebruik nemen, de
gebruikershandleiding lezen,
de veiligheidsaanwijzingen
opvolgen,
transport en montageaanwijzingen
opvolgen!
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord aan
de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
hebben op de
veiligheid met
dit teken aange-
geven.
Betekenis van de waarschuwingstekens
Waarschuwingspictogrammen
Waarschuwingspictogrammen wijzen op mogelijk
gevaarlijke punten; ze dienen de veiligheid van alle
personen die met of aan de zaaimachine werken.
De verklaringen van deze pictogrammen zijn terug te vinden
in de bijlage „Verklaring van de pictogrammen“. Voor hun
plaatsing, zie fig.1 (3 e.a. = lopend nr. in de „verklaring“, r
= de rechter-, l = de linkerzijde van de machine).
Ontbrekende of beschadigde waarschuwingspictogram
men onmiddellijk opnieuw aanbrengen!
Deze kunnen worden besteld onder het in de bijlage
aangegeven artikelnummer.
Na het eerste gebruik alle
boutverbindingen ocntroleren
en eventuel natrekken. Daarna
regelmatig controleren. Speciale
aandraaimoomenten: zie handleiding
of evt. onderdelenlijst. Gebruik een
draaimomentsleutel!
Het meerijden op de machine tijdens
het werk of gedurende transport is
niet toegestaan. Het laadplatform
alleen betreden als de combinatie van
trekker en werktuig stilstaat en het
platform veilig is ondersteund.
Uitklapbare zijdelen. Afstand houden.
Niet in het bereik van uitklappen
machinedelen komen. Let op
voldoende vrije ruimte om uit te
kunnen klappen.
Verwondingsrisico. Afstand houden.
Draaiende machinedelen. Afstand
houden.
Niet achter beschermkappen of
afdekplaten enzovoort grijpen.
- 8 -
0600_NL-Warnbildzeichen_8521
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Levensgevaar door zwevende last, De
Aerosem alleen aan de transportogen
aanpikken.
Nooit de zaaimachine gelijktijdig met
het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem
aanpikken aan de voorraadbak. Gebruik hijsbanden,
geen kettingen! Nooit de zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen ophijsen.
Levensgevaar door zwevende
last, De Vitasem A aanpikken
aan het transportoog. Nooit de
zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Haak van hefmiddel hier aanhaken.
Verboden zich op te houden onder
– of in het gevarengebied rond een
geheven last.
Afstand houden. NOOIT
beschermkappen openen terwijl de
machine nog wordt aangedreven.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem A
aanpikken aan de voorraadbak en het transportoog.
Gebruik hijsbanden, geen kettingen! Nooit de zaaimachine
gelijktijdig met het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Afstand houden. Gevaar voor
uitzwenkende machinedelen, of
weggeslingerde voorwerpen.
- 9 -
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
0100-NL TECHN. DATEN_8521
VITASEM 250 / 250 PLUS 300 / 300 PLUS 400 / 400 PLUS
Arbeidsbreedte cm 250 300 400
Zaadbak-uitloop 25 21 31 25 41
Aantal rijen 25 21 19 17 31 25 21 19 41 33 29 27
Afstand rijen cm 10,0 11,9 13,1 14,7 9,7 12 14,3 15,7 9,8 12,1 13,8 14,8
Gewicht kg (zonder toebehoor)
.. met trekkouters
448/461 430/441 421/431 421/421 520/536 493/506 475/486 466/476 710/730 674/690 655/670 645/658
.. met breedzaaikouters
-/476 -/454 -/442 -/431 -/555 -/521 -/499 -/487 735/755 694/710 672/687 661/674
.. met eenschijfskouters
-/- 481/492 467/477 453/462 -/- 553/566 526/537 512/522 -/- 753/769 725/740 710/723
Zaadbak inhoud l 410 510 / 700 720 / 1000
Transportbreedte ca. cm 260 (276)* 300 (316)* 420
Spoorbreedte ca. cm 230 (250)* 280 (300)* 390
Banden (optioneel) 6.00-16
1,2
6.00-16 (10.0/75-15.3)
1,2 0,8
10.0/75-15.3
0,8
Bandenspanning bar
Vulhoogte ca. cm 129 (131)
Oliebadtransmissie hoeveelheid 2,5 l (Hydraulische olie HLP 32)
Geluidsniveau < "70 dB (A)"
Korte beschrijving van de machine
”VITASEM, VITASEM PLUS” zijn mechanische driepuntsaanbouw-zaaimachines (cat. ll).
‘VITASEM’ wordt naar keuze voorzien van trekkouters of eenschijfskouters, ‘VITASEM PLUS’ heeft naar keuze een kouterwisselsysteem voor
trekkouters en breedzaaikouters, of eenschijfskouters.
De aanbouw met de trekstangschommelas zorgt voor een goede aanpassing aan de bodem en voor een zekere aandrijving.
De zaaiasaandrijving gebeurt door het rechtse loopwiel via een traploos verstelbare tweegebiedsoliebadaandrijving die het toerental van de
zaaias ongeveer kan halveren en die bij een instelling voor ”bovenuitzaai” bovendien de draairichting van de zaaias omkeert.
Bij de 3 m machine kan de zaaias aan de linker zijde worden uitgeschakeld.
Het bijzondere van de ‘VITASEM’ is dat de machine met haar multi-zaaiwielen normaal in ‘benedenuitzaai’ zaait, en bij instelling voor ‘bovenuitzaai’
(optioneel) door verandering van draairichting van de zaaias bijv. koolzaadkorrels afzonderlijk doseert.
Voor een eenvoudige bediening en veilig gebruik zorgen o.a. het regendichte zaadbakdeksel, de functioneel gevormde zaadbak, de toevoertrechters
per zaaiwiel, de niveauaanwijzer, de afzonderlijke en centrale kouterdrukverstelling en het gemakkelijk afdraaien met de zwengel.
Om de ”VITASEM” aan de verschillende gebruiksomstandigheden aan te passen, zijn er gepaste uitrustingen beschikbaar: b.v. verschillende
zaadeguitvoeringen, hydraulisch omschakel- en uitlichtbare markeurs, een elektronische rijpadschakeling inclusief hectareteller en afdraaihulp,
een resthoeveelheidsmelder en zaaiascontrole, een rijpadmarkering, hydraulische kouterdruk- en zaadhoeveelheidsinstelling, een schommelroeras
voor graszaad e.a.
Technische gegevens
* (…) = bij omgekeerde wielmontage (6.00-16)
‘VITASEM 300’: bij omgedraaide wielmontage (6.00-16) en bij banden 10.0/75-15.3
transportbreedte meer dan 3 m (let op de aanwijzingen op blz. 29).
wijzigingen voorbehouden
)
- 10 -
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
0100-NL TECHN. DATEN_8521
Uitrusting
Typ “VITASEM”: trekkouter of eenschijfskouter,
Typ “VITASEM-PLUS”: kouterwisselsysteem voor trekkouters en
breedzaaikouters, facultatieve uitrusting met eenschijfskouters,
driepuntsaanbouw cat. II (trekstangschommelas),
zaadbak met inhoudsmeter en klapdeksel,
traploos verstelbare tweegebieds-oliebadaandrijving,
multizaaiwielen met reduceerstukken,
Afdraai-inrichting met slinger en leegmaakgoten,
Centrale en afzonderlijke kouterdrukverstelling,
bij „3 en 4 m“ aan de linker zijde uitschakelbare zaaias,
bandenuitrusting: 6.00-16 voor 2,5 m en 3 m
en 10.0/75-15.3 voor 3 m en 4 m,
• wielafstrijker,
verlichtingssteunen (niet „4 m“).
Extra uitrusting
inrichting voor bovenuitzaai (b.v. raapzaad),
zaaikoutereg; ca. 0,6 kg/kouterpaar,
zaadeg 2-delig, met in het spoor volgende tanden; ca 17 kg/m,
perfectzaadeg, met afzonderlijk verende elementen; ca. 22 kg/
m,
Bescherming voor het transport van tanden voor
perfectzaadeg,
Schijfmarkeur met hydraulische schakelautomaat – voor
tractorspoor en midden achter tractor markering voor 2,5 m en
3 m (2,5 m alleen tractor midden); ca. 48 kg,
schijfmarkeur met afscherming en hydraulisch openklapsysteem;
ca. 60 kg,
verlenging voor de hydraulische slang 0,5m en 1,6m
elektronische rijpadschakeling met zaaiwielstop – voor 2 of 3 rijen
per spoor – inclusief hectareteller en afdraaihelpfunctie,
resthoeveelheids- en zaaiascontrole (alleen in combinatie met de
rijpadschakeling),
verbindingskabel voor de batterij
adapterkabel voor 7-polige contactdoze
stuurkabel 2m, 4m, 7m als verlenging bij machinecombinaties
schijfrijpadmarkering (alleen bij rijpadschakeling en vulplatform);
ca. 35 kg,
• hydraulische kouterdrukverstelling,
• hydraulische zaaihoeveelheidsverstelling,
roeras – draaiend of schommelroeras,
zaadverdelerafsluiting – voor niet gebruikte zaaipijpen,
dieptebegrenzer voor trekkouters,
aandrukrol voor eenschijfskouters,
vulplatform met traptrede en leuning; ca.14 kg/m,
verende trekkersporenwisser, 4 stuks; ca. 15 kg,
verende zaaimachinesporenwisser; ca. 4 kg,
• hectareteller (mechanisch)
- 11 -
AAN- EN AFBOUW NL
0100-NL AN- UND ABBAU_8521
2
Instructies voor het laden
Met een textielriem in het gat in het tussenschot (2/1)
Alleen solo met een lege zaadbak optillen (zonder
bodembewerkingsmachine).
Op de draagkracht van de riem letten.
Er voorzichtig mee omgaan en op de balans letten.
Zich niet ophouden in de buurt van de opgeheven last.
Aan- en afbouw
Driepuntsaansluiting cat. II.
Eerst de trekstangschommelas koppelen, dan de topstang
aanbrengen.
Na het aanbouwen de koppelinrichting op de juiste manier borgen.
Met de topstang de machine vlakstellen (bovenkant van de
zaadbak).
De trekstangen in werkstand met zijdelingse speling, tegen een
helling de zijdelingse speling beperken, in geheven stand zonder
zijdelingse speling.
De hydraulische slang –voor o.a. de markeurs – op een enkelwerkend
regelapparaat aansluiten.
Stroomvoorziening voor elektronische rijpadenschakeling:
12V van 3-polige permanente stroomcontactdoos
(Is deze niet voorhanden, dan dient als extra uitrusting een accu-
aansluitkabel met contactdoos of een adapter voor 7-polige
aanhangercontactdoos - dan parkeerlicht inschakelen - van Pöttinger
te worden gebruikt).
Aan de zijde van de rijenzaaimachine moet de kabel in de haak worden
gehangen, om de stekkerverbinding te ontlasten - zie (5/1).
De zaaimachine pas na het aanbouwen met zaaigoed vullen en voor
het afbouwen eerst leegmaken!
Bij het afbouwen op de veilige stand letten! (Stevige en vlakke
ondergrond). Op wegzetsteunen (3/1) wegzetten, met pen borgen.
De trekkersporenwisser omhoogzetten (4/1) of fig. 67.
5
4
3
- 12 -
AAN- EN AFBOUW NL
0100-NL AN- UND ABBAU_8521
6
7
1
8
Banden: spoorbreedte / afstrijker
De banden van de rijenzaaimachine hebben bij levering een verhoogde
bandenspanning.
Vóór gebruik dienen de banden op de aangegeven bandenspanning
te worden afgesteld.
6.00-16 – 1,2 bar
10.0/75-15.5 – 0,8 bar
Banden 6.00-16: op een sterk klevende bodem kan de afstand
tussen wiel en frame door het omdraaien van de wielen worden
vergroot (afb. 6); het wiel loopt dan bij aansluitrijden nogmaals in
hetzelfde spoor.
De transportbreedte bij ‘VITASEM 300’ bedraagt dan meer dan
3 m, voor transport moeten de wielen dan ook weer worden
omgedraaid.
Wielafstrijkers (optioneel): afhankelijk van de banden en de wielpositie
passend afstellen.
Bij de wielmontage moet de opgekrikte machine van extra
ondersteuning worden voorzien!
Transportstand
Het zaadbakdeksel sluiten.
Afdraaigoten omhooggesteld laten vastklikken (7/1).
Markeur opklappen en vastmaken (8/1).
De rijpadmarkeur omhoogzetten – pen (9/1).
Aan perfectzaadeg bescherming voor tanden aanbrengen (extra
toebehoor) en bij ‘3 m’ aan beide zijden de buitenste zaadegelementen
verwijderen (56/2).
Steun omhoog brengen.
Trekarm van de tractor aan de zijkant vastzetten.
Verlichting en waarschuwingsstickers aanbrengen (volgens
wegenverkeersreglement; zie afbeelding 7).
Let ook op de transportvoorschriften op pagina 29!
9
- 13 -
NL
0400-NL EINSATZ_8521
GEBRUIK
Gebruiksinstructies
- de zaaimachine met een kleine zijdelingse speling van de hefarm
en „waterpas“ vervoeren (bovenkant van de voorraadtank hori-
zontaal) – met de topstang instellen,
- hydraulische installatie op de trekker tijdens het werk in
´zweefstand´zetten: hefhydrauliek en markeur,
- op de wendakker de zaaimachine voldoende hoog opheffen,
- de zaaimachine tijdens het aanlopen neerlaten (niet stilstaand)
om stoppingen van de schijfkouters te voorkomen,
- de rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden, zodat het
zaad op een gelijkmatige diepte wordt uitgebracht (onder goede
omstandigheden snelheid tot ca. 12 km/h),
- instellingen controleren – zoals de afdraaiproef: doseringsmetho-
de, afsluitschuiven, bodemklep, aandrijfstand (ledigingsbakken
omhooggeklapt inklikken),
- - bij het begin van het zaaien – en daarna op regelmatige tussen-
tijden – controleren of alle kouters zaaien (geen verstoppingen)
en of de hoeveelheid klopt,
- restanten van ontsmettingsmiddelen kunnen het stromen van
het zaad beïnvloeden; het is zinvol om voor de zekerheid na ca.
2 vullingen nogmaals een controle-afdraaiproef uit te voeren,
- voor gevolgschade door verstoppingen of afwijkingen van de
gezaaide hoeveelheden is de fabrikant niet aansprakelijk,
- stappenwiel voldoende bodemdruk geven – veerspanning,
- markeur-instelling en het omschakelen daarvan, het rijpaden-ritme
incl. het stoppen van het zaaiwiel controleren,
- afstand onderkant schaarhouder tot grond ca. 44 cm.
- zaadbak pas vullen nadat deze is gemonteerd en voor demontage
legen (kantelgevaar),
- bij het vullen opletten dat er geen vreemde voorwerpen (papier-
resten, zaklabels) in de zaadbak terechtkomen,
- het zaadbakdeksel sluiten,
- vulpeil en inhoudsaanduiding controleren; let op een gelijkmatige
verdeling,
- opklapbare trede van de laadbrug tijdens de werkzaamheden
omhoog klappen,
- omwille van de hygroscopische eigenschappen van het zaad
(inclusief ontsmettingsmiddel) de zaadbak bij langere werkon-
derbrekingen leegmaken.
Houd er rekening mee dat ontsmettingsmiddel irriteert of
zelfs giftig is!
- 14 -
GEBRUIK NL
0400-NL EINSATZ_8521
66
67 68
69
Hectareteller
(indien geen Multitronic aanwezig)
Zodra het stappenwiel draait, wordt geteld.
De aanduiding gebeurt in a en ha.
Met de draaikruk (66/1) op „0“ zetten.
Erop letten dat de hectareteller, al naar gelang de machinebreedte,
op het bijhorende „niveau“ wordt aangedreven en met een voldoende
veerkracht aanligt.
As opzetstuk (66/2): Ø 13,6 mm – “2,5 m”
Ø 16,3 mm – “3,0 m”
Ø 21,8 mm – “4,0 m”
Spoorwoelers trekkerspoor 1)
Ze zijn in diepgang en zijdelings verstelbaar, zodat ze meer voor
het losmaken of voor het toedekken van het spoor kunnen worden
ingesteld – niet te diep instellen.
Voor het wegzetten van de zaaimachine worden ze omhooggeklapt
(fig. 67)
Spoorwoelers machinespoor 1)
De wissers zijn afgeveerd; ze kunnen stenen ontwijken.
Het sporenwisserkouter (68/1) kan bij het wegzetten van de machine
naar voren draaien; het kan eenvoudig worden weggenomen (b.v. bij
veel organische massa) en kan bij slijtage gedraaid worden.
Laadplateau (afb. 69)
Het laadplateau met opstaptreden en leuning vergemakkelijkt het
vullen van de voorraadbak.
Na gebruik de traptreden opklappen!
Tijdens het rijden mogen zich geen personen op de
traptreden en het laadplateau bevinden!
Houd de treden schoon!
1) Alleen voor VITASEM (niet voor VITASEM A)
- 15 -
GEBRUIK NL
0400-NL EINSATZ_8521
12
13
10
11
Zaadbak: vullen / leegmaken
De zaaimachine alleen aangebouwd en in neergelaten stand
vullen.
Het niveau wordt aangeduid door de inhoudsmeter (voorzijde van
de zaadbak).
Bij het vullen de vlotter in het oog houden (10/1).
De voorraadbak niet ”leegzaaien”; bij een laag niveau van de
hoeveelheid zaad, dit gelijkmatig in de bak verdelen.
Leegmaken
De machine op de grond laten zakken.
De beschermkap/opvangbak iets optillen, uit de haak (bij 11/1), en
naar achteren scharnieren.
De zaaipijphouder aan weerszijden ontgrendelen (11/2) – en naar
beneden bewegen.
De opvangbakken op de zaaipijphouders plaatsen (12/1).
Alle afsluitschuiven openen (12/2).
De bodemkleppen helemaal openen – de stelhefboom tot de aanslag
bewegen (13/1).
ATTENTIE!
- Alleen kleine resthoeveelheden met de opvang-
bakken verwijderen! Als de bodemkleppen zijn gevuld
bestaat het gevaar, dat deze bij het sluiten worden
vervormd!
- Grotere resthoeveelheden op een andere manier
(emmer) uit de voorraadbak verwijderen.
Voorraadbak reinigen:
- met perslucht uitblazen;
- zich beschermen tegen opstuivende giftige
ontsmettingsmiddelen!
- De bodemkleppen helemaal geopend laten om te voorkomen
dat b.v. muizen, op de geur afgaand, zich een weg naar de naar
zaad ruikende bak proberen te knagen, als de machine in opslag
is gezet.
- 16 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Multizaaisysteem
Om alle soorten zaad , die geschikt zijn voor zaaimachines, al naar
gelang korrelgrootte, zaaihoeveelheid en vereiste tussenruimte zo
optimaal mogelijk uit te strooien, biedt de VITASEM – naast het traploos
regelbare toerental van de zaaias – vier doseermethodes:
1. onderuitzaai - voor ”normaal zaaigoed” zoals graan e.a.
(fig.15).
2. onderuitzaai met reduceerstukken - voor fijn zaad in
kleine hoeveelheden, b.v. raapzaad, facelia, mosterd (met
reduceerstuk)
3. bovenuitzaai * - korrel-per-korrel dosering voor fijn zaad, b.v.
raapzaad (fig.17, met afdekking 17/1)
4. gereduceerde onderuitzaai * - voor “normaal” zaad in kleine
hoeveelheden, b.v. bastaard rogge (fig.18, met afdekking 18/1).
Bij de onderuitzaaivarianten kan bovendien het toerental van de
zaaias – door een tandwielreductie – worden gehalveerd.
* alleen bij de extra uitrusting „bovenuitzaai“: verandering van de
zaaiasdraairichting en afdekkingen mogelijk.
Het bijzondere van de bovenuitzaai (extra uitrusting)
Door het omkeren van de zaaiasdraairichting schept iedere zaaiwielnok
– met een speciaal gevormde schepcel (19/1) – een zaadkorrel, leidt
het onder een afdekking door (20/1) en geeft het dan vrij voor een
„vrije val“ naar de zaaikouters.
De korrel-per-korrel dosering resulteert in een betere verdeling van de
groeiruimte, een betere plantontwikkeling en een grotere opbrengst
- bovendien is er minder zaad nodig.
Het VITASEM bovenuitzaaisysteem is alleen geschikt voor rond,
gelijkmatig zaad met een diameter van ca. 1,8 - 2,8 mm – speciaal
voor raapzaad en voor koolachtige zaaizaden:
... het zaad mag geen los afval van ontsmettingsmiddel bevatten,
het oppervlak van de korrels mag niet kleven (als restanten van
ontsmettingsmiddel in de schepcellen zit, de cellen met een borstel
reinigen).
Zaad met toevoegingen, b.v. bijgevoegd ontsmettingsmiddel of
slakkenkorrels, is niet geschikt voor bovenuitzaai.
... voor een gelijkmatige uitstrooi van het zaad
is een rijsnelheid hoger dan 6 km/h niet aanbevolen.
Hevige trillingen, b.v. op akkers met veel stenen of aardkluiten,
kunnen eveneens een invloed hebben op de kwaliteit van de
uitstrooi.
... de hellingsgraad moet beneden de 15% liggen.
15 16
17 18
Als aan bovengenoemde voorwaarden niet
kan worden voldaan, is de ”onderuitzaai met
reduceerstukken” aan te bevelen. Dit geldt
ook voor bastaard raapzaadsoorten met zeer
verschillende korrelgroottes.
19
20
- 17 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Instellen van de te zaaien hoeveelheid
De doseermethode overeenkomstig het regelmechanismen instellen
volgens de aanduidingen in de zaaitabel.
De verandering van de zaaiasdraairichting en de afdekkingen,
inclusief arrêteergrendels, maken deel uit van de extra uitrusting
„bovenuitzaai“.
Regelmechanismen:
a) aandrijfstand (zaaiasdraairichting)
b) afsluitschuiven
c) bodemklep
d) reduceerstukken voor fijn zaad
e) afdekkingen
f ) roeras
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting
De tweetraps oliebadaandrijving is van 0 - 100 traploos regelbaar
(0 = stilstand zaaias).
Afleeswaarde = stelhefboom / naar voren (richting 100).
De stelhefboom met de stergreep vastzetten (21/1).
Door een tandwielreductie kan het toerental van de zaaias in
”onderuitzaai” worden gehalveerd.
Indien een zeer kleine te zaaien hoeveelheid een aandrijfstand lager
dan 10 vereist, dan moet via een tandwielreductie het toerental
van de zaaias ongeveer worden gehalveerd en de regelwaarde van
de aandrijving ongeveer worden verdubbeld (vervolgens opnieuw
afdraaien).
Regelen aan de rechterzijde van de machine – beschermkap openen
– door het versteken van de meenemer (22/1 resp. 23/2) en aanloopring
(22/2 resp. 23/1).
Normaal toerental - meenemer rechts (22/1a, 23/2a)
Ca. 1/2 toerental - meenemer links (22/1b, 23/2b)
Verandering van de zaaiasdraairichting
De meenemers (23/2+4) en aanloopringen (23/1+3) op de juiste
wijze monteren:
onderuitzaai meenemer rechts (2-zwart/4-blauw)
(norm. toerental) aanloopring links (1-rood/ 3-groen)
onderuitzaai meenemer (2-zwart) links
(° toerental) aanloopring (1-rood) rechts
bovenuitzaai - meenemer (2-zwart) rechts
- meenemer (4-blauw) links
- aanloopring (1-rood) links
- aanloopring (3-groen) rechts
21
22
23
}
}
Bescherming van de aandrijving na het instellen
en tijdens het werk sluiten!
- 18 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Afsluitschuiven
De afsluitschuiven (24/A) hebben 2 functies:
- afsluiten / openen van de zaadbakuitlopen
- instelling van de hoogte waar het zaad wordt opgenomen aan
het zaaiwiel bij bovenuitzaai.
De afsluitschuiven dienen niet voor de regeling van de te zaaien
hoeveelheid!
Op hellingen kan een verkeerde instelling van de schuiven leiden tot
verschillen in de gezaaide hoeveelheden!
Stand van de schuif voor onderuitzaai:
de schuif moet steeds volledig geopend zijn (24/2);
schuif gesloten = stand 1 (24/1).
Geen tussenstanden gebruiken.
Stand van de schuif voor bovenuitzaai: (extra uitrusting)
Hier wordt de hoogte, waarop het zaad door het zaaiwiel wordt
opgenomen, door de stand van de afsluitschuif ingesteld.
Deze schuifstand is afhankelijk van de stromen van het zaad. Ze kan
worden bepaald door middel van een korrelproef (zie ook pagina 2
van de zaaitabel).
Korrelproef voor bovenuitzaai
Voorbereiding van de korrelproef:
- de schuif sluiten
- de voorraadbak vullen met zaad (raapzaad)
- de ledigingsbakken plaatsen
- de afsluitschuif arrêteren in stand a
- de bodemklep blijft in stand 0
- minstens 10 draaiasomwentelingen vooraf draaien
Uitvoering van de korrelproef:
Aan een of meerdere zaadverdelers moeten de korrels worden
opgevangen, terwijl zo lang aan de handslinger wordt gedraaid, tot
de zaaias precies een omwenteling gemaakt heeft.
De correcte stand van de schuif (fig. 25) is bereikt als bij een
zaaiasomwenteling per zaadverdeler 36 +/- 4 korrels worden
uitgebracht.
Worden in schuifstand a meer dan 40 korrels per zaaiasomwenteling
geteld, dan is het zaad niet geschikt voor bovenuitzaai.
Worden per omwenteling minder dan 32 korrels geteld, dan moeten de
afsluitschuiven worden gearrêteerd in de volgend grootste schuifstand
(eerst „b”, dan ”c” resp. ”d”) (fig. 25).
De korrelproef moet iedere keer worden herhaald.
Belangrijke aanwijzing:
- Na elke verandering van de schuifstand moeten opnieuw ten
minste 10 zaaiasomwentelingen vooraf worden gedraaid!
- De korrelproef moet ook tijdens het werk worden uitgevoerd, om
het correct functioneren van de bovenuitzaai te garanderen.
Soms zorgen verstopte schepcellen voor een vermindering
van de gezaaide hoeveelheid. In dat geval moeten de
schepcellen met een borstel worden gereinigd!
24
25
25a
- 19 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Bodemklep
0 - 7 instelstanden voor verschillende zaadafmetingen – telkens
aangegeven in de zaaitabel – stelhefboom (26/1).
Ontstaan er bij het afdraaien – bij groot uitvallende korrels
– ”korrelstralen” of beschadigingen van het zaad, dan moet de
bodemklep 1 stand hoger dan in de zaaitabel is aangegeven.
(Bij graan, bij fijn zaad met reduceerstukken en bij raapzaad in
bovenuitzaai is de bodemklepstand „0“. Verstellen van de bodemklep
in stand „1“ – zie onderhoud).
Reduceerstukken voor fijnzaad
In onderuitzaai worden voor fijn zaaigoed (b.v. raapzaad)
reduceerstukken ingelegd – inbouw zie fig. 27+28:
1. bodemklep openen (stelhefboom in stand ”3”)
2. afsluischuif ”open”
3. reduceerstuk op het zaaiwiel steken (fig.27) en
4. in de richting van de zaadbak draaien (fig.28), tot
5. de aanslag van het reduceerstuk tegen de afsluitschuif ligt
6. de bodemklep op stand ”0” zetten
7. in de voorraadbak grijpen en het reduceerstuk tegen het zaaiwiel
drukken.
De reduceerstukken zijn goed gemonteerd als ze tegen de afsluitschuif
(28/5), tegen de bodemklep (28/6) en tegen het zaaiwiel (28/7)
liggen.
Zaai-instelling: bodemklep in stand ”0”
afsluitschuiven ”open”
Afdekkingen (extra uitrusting)
Alleen bij ”bovenuitzaai” en ”gereduceerde onderuitzaai” worden de
afdekkingen inclusief de vergrendelingen gemonteerd (29/1+2).
(Bij het monteren van de vergrendelingen letten op een ”hoorbaar
inklikken”, bij de afbouw bij (29/3) licht opheffen en naar achteren
wegtrekken).
De afdekkingen met de vergrendelingen gepast vastzetten:
bovenuitzaai middelste inkerving (30/1)
gereduceerde onderuitzaai achterste aanslag (31/1)
26
27 28
29
31
30
- 20 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Roeras
Steile wanden van de voorraadbak en gladde toevoertrechters zorgen
voor een ongehinderd stromen van het zaad.
Roeras alleen voor extreem ”samengepakt zaad“:
- schommelroeras of
- draaiende roeras.
Schommelroeras – 3 schakelstanden
1. Roeras uit – pen (32/1) in gat (34/0),
2. grote uitslag – pen in gat (34/1 = dezelfde richting als ”0”), de
draaikruk in de spleet / rechts op de aanslag (32/2),
... voor niet-vloeiend gras / grasmengsel
3. weinig uitslag – pen in gat (34/2), de draaikruk in de spleet / links
op de aanslag (33/1),
... voor niet-stromend gras- / graszaadmengsel.
Voor het verzetten van de draaikruk, de beide schroeven (32/3)
losdraaien – en opnieuw stevig vastdraaien.
In de stand ”grote uitslag” moet er, bij strekstand van de
schommelaandrijving (32/4), tussen de lange roerhaken en de
voorzijde van de zaaikast een afstand van 6 mm aangehouden zijn
– de roerelementen op de gepaste wijze met schroeven op de as
vastklemmen.
In de stand „weinig uitslag“ wijzen de korte roerhaken naar
onderen.
In de stand ”roeras uit” de roeras zodanig draaien dat de lange
roerhaken op de voorzijde van de zaadbak liggen.
32
34
33
35 36
Draaiende roeras
Roeras uit - pen in gat (36/0, 35/0)
Roeras aan - pen in gat (36/1)
Bij raapzaad de roeras steeds uitschakelen.
”Draaiende roeras” ook bij gras uit-
schakelen – en de roervingers verticaal
plaatsen.
- 21 -
NL
0900-NL Pendelrührwelle_8521
ZWAAIENDE MENGAS
1) Pendelfunctie uitgeschakeld
Hendel in pos. A
Om in te stellen moeten de beide schroeven “TS” worden
losgemaakt.
De sluitpen “S” in boring “OFF” steken en borgen.
De mengas met de klok mee draaien, tot de lange menghaken zich
tegen de voorwand van het zaaigoedreservoir bevinden (pos. II).
Toepassing:
Voor alle zelfstandig stromende types zaaigoed.
Voor de meeste types graszaad en graszaadmengsels.
Algemeen voor zaaien van bovenaf.
2) Klein pendelbereik (ca 35°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen moeten de beide schroeven “TS” worden
losgemaakt.
De mengas met de klok mee draaien, tot de sluitpen “S” in de
boring “2a” van de as past.
De korte menghaak wijst in de richting uitstroomopening van het
zaaigoedreservoir (pos. I).
Toepassing:
Grootkorrelig zaaigoed.
Brugvormend zaaigoed.
3) Maximaal pendelbereik (ca. 85°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen moeten de beide schroeven “TS” worden
losgemaakt.
Het kunststof blokje (K) moet zonder speling in de opening van de
hendel passen.
De mengas 90° tegen de klok in draaien.
De sluitpen “S” in boring “2b” steken en borgen.
Toepassing:
uitsluitend voor niet-stromende graszaden en mengsels.
Let op de instelling!
De afmeting 6-9 mm bij gestrekte positie van
aandrijfstang en excenter (P – L).
Let op!
Let altijd op de juiste positie van de sluitpen “S”,
anders bestaat het risico van botsen.
3
1
2
Zwaaiende mengas
- 22 -
0600-NL-ABDREHEN_8521
NL
AFDRAAIEN/KALIBREREN
Afdraaien
Omdat zaad door zijn soortelijk gewicht, korrelgrootte, korrelvorm en
ontsmettingsmiddel zeer verschillend is, kunnen de in de zaaitabel
aangegeven waarden slechts richtwaarden zijn.
Daarom is het nodig steeds een afdraaiproef uit te voeren. Bij
afwijkingen van de gewenste zaaihoeveelheid opnieuw afdraaien
met een gewijzigde aandrijfstand.
Ook wanneer de aandrijfstand niet in de zaaitabel is aangegeven
kan, b.v. volgens de waarden van een eerste afdraaiproef (met
willekeurige aandrijfstand), de nieuwe ”juiste” aandrijfstand worden
bepaald waarmee dan opnieuw wordt afgedraaid (de meegeleverde
”zaaischijf” als hulpmiddel gebruiken, fig.40).
Voorbeeld: gewenste hoeveelheid = 160 kg/ha
afgedraaid 120 kg/ha met aandrijfstand 30
160 kg/ha = ?
120 kg/ha = 30
aandrijfstand. (30) x gewenste hoeveelheid (160)
afgedraaide hoeveelheid (120)
(40 = de nieuwe ”juiste” aandrijfstand)
De “VITASEM” kan stationair worden afgedraaid – zonder optillen.
De machine horizontaal plaatsen (de bovenkant van de
voorraadbak)
Afsluitschuiven van de zaaiwielhuizen die niet zaaien sluiten.
Rijpadschakeling mag niet ingeschakeld zijn (alle zaaiwielen
draaien).
Doseermethode
Aandrijfstand
Afsluitschuiven
Bodemklep
Reduceerstukken
Roeras
De beschermkappen/opvangbakken op de zaaipijphouder plaatsen
(41/1) – zie ”leegmaken”, pagina 8.
Na het afdraaien weer verzetten:
- zaaipijphouder omhoogzetten / vastzetten,
- de bakken inhangen 42/1 en bij 42/2 arrêteren
- De voorraadbak vullen met zaad (ca. de helft van de gewone
hoeveelheid).
41
= 40
}
instellen volgens de zaaitabel!
42
40
Hoeveelheid zaad per hectare instellen
Het kalibreren (Afdraaien)
* Opmerking: In het Duitse taalgebied is het begrip “afdraaien”
gebruikelijk, in plaats van „Kalibreren“. Wij passen in deze
handleiding het begrip „Afdraaien“ toe. Deze aanwijzing moet
helpen om fouten bij vertalingen te voorkomen.
Dit geldt ook voor de begrippen: Afdraaiproef,
afdraaikleppen.
Bij het zogenaamde afdraaien (Kalibreren) wordt vastgesteld,
welke hoeveelheid (kg) zaad per hectare wordt uitgebracht, bij de
huidige instelling van de doseerinrichting. De doseerinrichting van
de zaaimachine kan daardoor precies op de gewenste te zaaien
hoeveelheid worden aangepast.
- 23 -
AFDRAAIEN/KALIBREREN
0600-NL-ABDREHEN_8521
NL
Draaikrukomwentelingen voor de afdraaiproef
Banden /
Oppervlakte
Werkbreedte
2,5 m
3,0 m
4,0 m
6,00-16
1/40 ha
100
84
~
6,00-16
1/10 ha
402
335
~
10,0/75-15,3
1/40 ha
~
79,5
59,5
10,0/75-15,3
1/10 ha
~
317
238
Oppervlakte
Werkbreedte
2,5 m
3,0 m
4,0 m
1/40 ha
93
77,5
58
1/10 ha
371
309
232
Hoeveelheid proef
- Met afdraaihendel (44/1 bij 44/2) ca. 10 zaaiasomwentelingen
„vooraf afdraaien“, zodat alle zaaiwielhuizen gevuld zijn
en eventuele restanten van ontsmettingsmiddel aan de
huisoppervlaktes het vloeiproces stabiliseren.
- De opvangbakken in de voorraadbak ledigen.
- Dan de afdraaiproef met de aangegeven omdraaiing uitvoeren;
voor 1/40 of 1/10 ha.
Bij zeer kleine hoeveelheden (b.v. raapzaad) is het beter de
afdraaiproef voor 1/10 ha uit te voeren.
Gelijkmatig draaien, ca. 1 omwenteling per sec.
- Het vermenigvuldigen van de gewogen afdraaihoeveelheid
(nauwkeurig wegen) met de ”oppervlaktefactor” geeft de
hoeveelheid in kg/ha:
x 40 (bij 1/40 ha; 250 m2)
x 10 (bij 1/10 ha; 1000 m2)
43
Ter informatie: de elektronische rijpadschakeling Multitronic II
beschikt over de functie „afdraaihulp“, met de ondersteuning waarvan
voor de gekozen afdraai-oppervlakte het aantal noodzakelijke
omwentelingen van de afdraaikruk door de zaaimonitor berekend
en meegeteld kan worden.
Werking zie bedieningshandleiding „Multitronic II“ in aanhang A of
„Power Controll“
VITASEM 250 / 300 / 400
VITASEM A 251 / A 301 / A 401
- 24 -
0600-NL Saatmengenverstellung_8521
NL
Noodbediening:
Bij uival van de elektronica kan de hoeveelheid zaad handmatig
worden ingesteld.
Volgende stappen daarbij uitvoeren:
- Verbinding tussen verstelcilinder en verstelhendel losmaken
door het verwijderen van schroef (60).
- Stergreep (61) verwijderen
- Stand van de aandrijving vaststellen (middels zaaitabel of uit
het Power Control Menu uitlezen)
- Hefboom (62) in de berekende positie brengen en met stergreep
(61) vastklemmen
1) Optie
Elektrische hoeveelheidverstelling 1)
54
Hydraulische hoeveelheidverstelling
In combinatie met de hydraulische kouterdrukverstelling kan een
hydraulische ”overhoeveelheidsverstelling” nuttig zijn.
Voor de bediening de driewegkraan juist omschakelen (aan de
koppelingsstekker).
Instellen van de „normale“ en „maximale“ hoeveelheid.
”Normale hoeveelheid” – zoals gebruikelijk afdraaien; de stergreep
(21/1, pagina 10) echter als aanslag achter de stelhefboom zetten
(richting 0) – stevig vastdraaien
(de verstelcilinder is daarbij helemaal ingetrokken)
”Maximale hoeveelheid” – cilinder helemaal uittrekken, de gewenste
”maximale hoeveelheid” selecteren door het verschuiven van de
verstelcilinder – bij (54/1) – en met de stergreep (54/2) vastzetten.
Opnieuw afdraaien.
Opgelet: de aandrijfverstelhendel niet vastzetten!
De hoogste aandrijfstand voor „normale hoeveelheid“ =
”100” min de gewenste overhoeveelheid (slag van de cilinder).
HOEVEELHEIDVERSTELLING
- 25 -
NL
0100-NL SCHARDRUCK_8521
KOUTERDRUK
Kouterdrukverstelling
De kouterdruk – en dus ook de zaaidiepte – is centraal traploos
instelbaar; bij (50/1, met de afdraaikruk).
Aanduiding (50/2).
Afzonderlijke kouters – b.v. in de trekkersporen – kunnen door het
verhangen van de veer met een verhoogde kouterdruk werken.
Veer vooraan (53/1) – verhoogde kouterdruk.
Aan het rechter en linker buitenkouter (ze werken met een hogere
kouterdruk in de wielsporen) wordt de diepgang en dus ook de
zaaidiepte met aanslagbouten begrensd (52/1) – bouten met
contramoeren vastzetten.
Hydraulische kouterdrukverstelling
Hiermee kan tijdens het zaaien op wisselende bodem de kouterdruk
worden veranderd.
De „normale“ druk bij (50/1) instellen, de gewenste „maximale“ druk
in de gatenrij met pennen vooraf selecteren (51/1).
Voor de bediening is een enkelwerkend trekkerbedieningsap
paraat vereist; bij een reductie van de druk tot „normaal“ het
bedieningsapparaat voldoende lang op „neerlaten“ houden
(olieterugstroming).
50
53
52
Bij het verlagen van de druk bestaat beknellingsgevaar
aan het spillager.
51
- 26 -
NL
0400-NL SCHARWECHSELSYSTEM_8521
KOUTERWISSELSYSTEEM
Kouterwisselsysteem
Bij de "VITASEM, AEROSEM" kunnen sleepkouters en
breedzaaikouters zonder gereedschappen worden verwisseld.
Daartoe de veer (61/1) los maken en de veergeborgde bouten (61/2)
eruit trekken.
De gemonteerde bouten weer borgen.
Sleepkouter (fig. 61) – normale kouter
Voor het vlak uitstrooien van het zaad kunnen aan de sleepkouters
verstelbare dieptebegrenzers worden aangebracht (61/4) – kunnen
ook nadien aangebracht worden.
Breedzaaikouter (fig. 62) – bandbreedte ca. 8,5 cm
Voor een breedwerpig oogstverhogende zaadverdeling; ze zijn
geschikt voor schone en fijnkorrelige grondsoorten.
Sleep- en breedzaaikouters hebben een verstoppings-bescherming;
bovendien kunnen ze ook verend naar voren wegklappen, om bij het
neerlaten van de machine verbuigingen te vermijden.
Eenschijfskouter (fig. 63)
Ze hebben een voordeel bij lang-stengelige organische resten.
De roterende afstrijker (63/1) verwijdert aan de binnenzijde van de
ruimschijf (63/2) vastklevende aarde. De buitenzijde is door haar
welving zelfreinigend.
Door de rubberen lap (63/3) wordt het verspringen van de korrel in
de richel verhinderd.
Door het in- of uitdraaien van de schroefas (63/4) kan de
aandrukkracht van de roterende afstrijker worden veranderd.
De schroefas weer borgen met een contramoer.
Erop letten dat de kunststof schijf van de roterende
afstrijker niet tegen de voorkant aanligt. Dit zou een
remmend effect op de ruimschijf hebben.
Aandrukrol (fig.64) (extra uitrusting)
Aandrukrol in de richel (Fabrieksinstelling)
De korrels worden in de richel licht in de grond gedrukt.
Aandrukrol nnaast de richel
Alleen voor machines met tenminste 14 cm rijenafstand.
De richel wordt door de rol dichtgedrukt.
Daartoe kan de rol (64/1) aan haar houder (64/2) worden
omgeschroefd.
Diepteinstelling van de eenschijfkouters
De eenschijfkouters worden door de aandrukrol in diepte geleid.
De diepte-instelling kan in gradaties van 1 cm versteld worden door
het versteken van de veerpen (64/3).
61
62
63
64
  CM   CM
- 27 -
NL
0100-NL SPURANREIßER_8521
MARKEURS
47
48
Voor het uitsteken van de markeur zijn er twee mogelijkheden:
1. het inklappen van de hele markeurarm (fig.45b)
2. alleen de dwarsarm met markeerschijf uitsteken (fig.45c); hierbij
moet de lange dwarsarm met een pen geblokkeerd worden.
Markeren op het trekkermidden, maat vanaf de buitenste
kouter:
werkbreedte + rijenafstand = A
2
Markeren op het trekkerspoor, maat vanaf de buitenste kouter:
werkbreedte + rijenafstand - trekkerspoorbreedte = A1
2
Voorbeeld: 3 m werkbreedte (B = 300 cm)
12 cm rijenafstand (R = 12 cm)
170 cm trekkerspoor (S = 170 cm)
B + R 300 + 12 = 156 cm = A (Fig.47)
2 2
B + R - S 300 + 12 - 170 = 71 cm = A1 (Fig.47)
2 2
Door het verdraaien van de schijfas kan de schijf overeenkomstig
een zware of lichte bodem respectievelijk op meer of minder grip
worden gesteld.
Het trektouw moet tijdens het werk iets kunnen meegeven, zodat
de markeerschijf zich aan de bodem kan aanpassen – maar bij het
passeren van een diepere voor wordt opgevangen, en aldus tegen
overbelasting beschermd wordt.
46
Markeurs
De schijfmarkeurs zijn bij “VITASEM 250” instelbaar op het trekkermidden
en bij “VITASEM 300 en 400” op het trekkermidden en -spoor.
Instelling: de dwarsarm in arbeidsstand brengen.
Het schijfafstandspunt juist instellen – bij (46/1) afsteken en bij (46/2)
aanpassen;
(afhankelijk van de werkbreedte en rijenafstand van de zaaimachine
alsook van de spoorbreedte van de trekker bij de spoormarkering).
Bij de "VITASEM 400" gebeurt de omschakeling van de markeurs via
een hydraulische wisselafsluiter aan de zaaimachine. Hiervoor is een
dubbelwerkende regelklep aan de trekker vereist.
Voor de rijspoormarkering moet een korte koord worden gebruikt. De
fijnafstelling gebeurt door het verschuiven van de markeerschijf en via
de gatenrij aan het koorduiteinde.
Voor de rijspoormarkering moet een korte kabel worden gebruikt. De
fijne afstelling gebeurt door het verschuiven van de markeerschijf en
via de gatenrij aan het kabeluiteinde.
De lengte van de koord juist instellen – bij (48/1).
De markeurs worden op de wendakker met een enkelwerkend trekkerbedieningsapparaat omgeschakeld (schakelautomaat – zie
onderhoud, pagina 28):
... bij het zaaieinde op ”heffen” zetten – beide markeurs zijn geheven,
... bij het zaaibegin op ”neerlaten” – tijdens het werk moet het bedieningsapparaat altijd op „neerlaten“ (zweefstand) blijven staan.
Voor transport de markeurs omhoogklappen en vastzetten (zie 8/1).
Bij het optillen van de zaaimachine erop letten dat de markeurs tegen de trekker aanstoten, b.v. tegen de openstaande achterruit.
- 28 -
ZAADEGGEN
NL
0100-NL STRIEGELARTEN_8521
Zaadeggen
Koutereg: alleen voor trekkouters (61/3).
Aan de kouters van de achterste rij afgeveerd aan te brengen. Geschikt
voor lichte tot middelzware bodems – zonder plantenresten.
Zaadeg: tweedelig, tweerijig – geschikt voor alle
bodemsoorten.
Tandendruk is veerregelbaar:
Veer (55/1) rechts omdraaien – hogere druk,
links omdraaien – ontlasten.
(Zijn aan de zaadeg zijdelingse zaadegverbredingen aangebracht, dan
moeten deze bij ”VITASEM 300” voor transport worden weggenomen
– om een transportbreedte van 3 m te bereiken (verkeersreglement)!
De zaadegverbredingen vaststeken op de daarvoor voorziene
transporthouders!)
Perfectzaadeg: geschikt voor alle bodems en
gebruiksomstandigheden.
De apart geveerde zaadegdelen zijn „centraal“ verstelbaar; de
druk (de intensiteit) vooraf met een pen selecteren in de gatenrij
(56/1).
Voor transport de zaadeg naar onderen voordraaien en in de gaten
(59/1) met pennen borgen; of de tandenbescherming aanbrengen
(56/3, extra uitrusting.).
“VITASEM 300”: voor een transportbreedte van 3 m de buitenste
zaadegdelen (56/2) aan weerszijden wegnemen en op de
verstelhendels vaststeken.
Let op de correcte schikking van de zaadeg:
de afstand van de zaadegarm bij (57/1),
... zaaizaadeg (58/1) – 150 mm
... perfectzaadeg (58a/2) – 200 mm
de zaadegaanslag,
... zaaizaadeg – (58/3)
... perfectzaadeg – (58a/4)
de hoogteaanpassingen,
... versteken van de beide zaadegarmen bij (57/1)
... verzetten aan de borginkepingen (57/2)
... draaien van de zaadeglager (57/3)
55
56
58a
57
59
58
56a
- 29 -
0700_NL-Perfektstriegel_8537
VITASEM
VITASEM A met stapwiel rechts
VITASEM A met stapwiel links
AEROSEM
VITASEM
VITASEM A met stapwiel rechts
AEROSEM met stapwiel rechts
Na-eg Perfekt (+2005 model)
Aan de na-eg Perfekt kunnen extra verlengingen worden gemonteerd: al naar gelang het machinemodel (zie afbeelding):
- links en recht
- alleen recht
- alleen links
Voordelen:
De werking van de na-eg wordt aan de buitenzijden verbeterd; speciaal bij het wegwerken van rugjes die ontstaan door de egalisatieplaten
van een rotorkopeg.
Transport op de weg
om de transportbreedte te verminderen wordt het verlengstuk in
de transporthouder (TH) gestoken,
- met steekpen (V) borgen.
Tandneiging instellen
De regelschroef (S) maakt het mogelijk de tandneiging optimaal
in te stellen.
- De uiteinden van de tanden moeten horizontaal op de bodem
liggen.
- Instelbereik: 40 mm
- 30 -
NL
0700-NL FAHRGASSE_8521
RIJPADEN
Aan de rand van het veld (de markeur aan veldzijde neergelaten)
de rijpadentelimpuls op de juiste beginwaarde zetten – b.v. bij een
3- en 4-ritme op 2.
De automatische verderschakeling gebeurt door sensoren, b.v. bij
de markeurwissel.
Bij symmetrische rijpadenritmes met even getallen wordt aan de rand
van het veld begonnen met een 1/2 zaaimachinewerkbreedte; daartoe
kan de linker machinehelft uitgeschakeld worden – de stekker in het
midden van de zaaias uittrekken.
Heeft de meststrooier een grensstrooimechanisme, dan kan aan de
rand van het veld ook meteen op volle zaaimachinewerkbreedte en
met een volledig rijpad worden begonnen.
Per wielspoor kunnen 2 of 3 zaaiwielen worden uitgeschakeld
(magneetschakelaars / zaaiwielverbindingshulzen 73/1+2).
Het „uitschakelen“ gebeurt als de magneetschakelaar met spanning
wordt gevoed; zo kan b.v. bij een elektronische „storing“ met een
volledig rijenaantal worden verder gewerkt. (Indien nodig kunnen dan
afsluitschuiven gesloten worden).
Bij asymmetrische rijpaden gebeurt het uitschakelen bij twee doorritten
in tegenovergestelde richting telkens slechts op het wielspoor aan
een zijde. De niet benodigde buiten de bocht liggende magneet
moet daarom worden gedeactiveerd door het uittrekken van de
steekverbinding, al naargelang de gekozen draairichting.
ATTENTIE!
Bij de omschakeling van een symmetrische naar een
asymmetrische markering, zijn de gemarkeerde afstanden
niet gelijk.
bijv.: spoor = 1,80 m
symmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = midden zaaimachine)
asymmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = buitenkant zaaimachine)
(Opgelet: bij levering vanuit de fabriek zijn steeds
de beide magneetkoppelingen aangesloten. Daarom
moet men, nadat het rijpadenritme en de rijrichting
gekozen werd, de magneten in overeenstemming
hiermee controleren!)
73
75 76
(Alleen in combinatie met „Multitronic“ en vulplatform).
Voor een vooroplopende besproeiing kan het rijpadspoor met
spoorschijven gemarkeerd worden.
De schakeling gebeurt automatisch. Het elektromagnetisch ventiel
is gemonteerd aan de voorzijde van de machine.
De schijfmarkeur op de spoorbreedte van het rijpad instellen
(75/1).
Wordt het rijpad asymmetrisch aangelegd in een verplaatst spoor,
dan moet de niet gebruikte rijpadenmarkeur in omhooggeklapte
stand worden vastgestoken.
Voor het transport de schijfdwarsarm omhoogklappen en arrêteren
– pen (76/1).
Aanleggen van rijpaden
Moeten er geen rijpaden worden aangelegd en moet de elektronische
bewaking toch actief zijn, dan moet het „0“-ritme gekozen
worden.
(Instelling van het rijpadenritme, zie bijlage A, hoofdstuk. 5.1.1)
De huidige bedrijfsgegevens blijven opgeslagen, zodat b.v. na een
werkonderbreking in het juiste ritme wordt verder gewerkt.
Als de zaaimachine gedurende langere tijd niet gebruikt werd,
moet de rijpadenschakeling gecontroleerd worden, vooral of de
zaaiwielverbindingshulzen (73/2) lichtlopend op de zaaias draaien en
niet door restanten van ontsmettingsmiddel zwaarlopend zijn.
Bij het rijden op openbare wegen de elektronica van
het boordnet loskoppelen (de stekker aan de kant
van de trekker uittrekken).
Rijpadenmarkering
- 31 -
RIJPADEN NL
0700-NL FAHRGASSE_8521
arbeidsbreedte sproeibreedte
rijenzaaimachine strooibreedte
schakel-
ritme
voorbeeld voor het aanleggen van de rijpaden
rijpad symmetrisch in een zaaispoor
rijpad in scheef zaaispoor (asymmetrisch)
- 32 -
1000-NL Sämonitor_8537
NL
MULTITRONIC
1) alleen bij AEROSEM, TERRASEM
"MULTI tronic" zaaimonitor
Beschikbare functies
De Multitronic II zaaimonitor is een compacte boordcomputer met veel nuttige functies. Hij voert belangrijke besturings- en controletaken uit
en maakt u het werk lichter door zijn nuttige aanduidings- en helpfuncties.
De zaaimonitor werd een zeer algemene vorm gegeven. Daardoor kan hij probleemloos worden ingezet voor de mechanische zaaimachinelijn
“MULTIDRILL ME/MEL” en voor de pneumatische zaaimachinelijn „AEROSEM, TERRASEM“.
Hier een beknopt overzicht van de beschikbare functies:
Besturingsfuncties:
- aanleggen van rijpaden
- bijkomend aanleggen van rijpadmarkeringen
- automatisch of manueel verderschakelen van de rijpadentelimpuls
- onderbreken van de automatische verderschakeling van de rijpadentelimpuls (bij het omrijden
van hindernissen)
Aanduidingfuncties:
- aanduiding van de rijpadentelimpuls en van het rijpadenritme
- hectareteller voor een gedeelte van de oppervlakte
- hectareteller voor de totale oppervlakte
- rijsnelheid
- zaaiasdraaiing
- ventilatortoerental
1)
Controlefuncties:
- zaaias- / afdraaiklepcontrole
- vulpeilcontrole
- ventilatorcontrole
1)
Helpfuncties:
- sensortest
- afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van de handkrukomwentelingen
- ijking van de hectareteller (aanpassing van de hectareteller aan de bodemcondities)
- instelbare tijdvertraging voor de automatische verderschakeling van de rijpadentelimpuls
- Einstellbare Zeitverzögerung für die Säwellenüberwachung
- menubesturing naar keuze in het Duits, Frans of Engels
- omschakelen van het stuursignaal
- aanduiding van de boordspanning
Gebruiksinstructies:
De monitor monteren in de trekkerscabine.
Stroomvoorziening: 12 V van een 3-polige contactdoos met onafgebroken stroom (is er geen aanwezig, dan is als extra uitrusting een
aansluitingskabel voor de batterij met contactdoos of een adapter voor een 7-polige aanhangercontactdoos - in dit geval het parkeerlicht
aanzetten - bij PÖTTINGER verkrijgbaar; zie onderdelenlijst).
Zekering: geïntegreerd in de stekker
- na reactie en het verhelpen van de storing automatisch weer actief. Kabel aan de zaaimachine aansluiten. (De steekverbinding ontlasten). In het
geval van een te korte kabel tot de "VITASEM, AEROSEM, TERRASEM“, zijn er geschikte verlengsnoeren verkrijgbaar als extra uitrusting.
Ingebruikneming van de zaaimonitor
De Multitronic II zaaimonitor wordt ingeschakeld door de contactstekker in de contactdoos te steken. Er weerklinkt een signaal. In der Anzeige
erscheint für 0,5 Sekunden die Nummer der Softwareversion und danach für 2 Sekunden der eingestellte Maschinentyp:
voor de lijn VITASEM of
voor de lijn AEROSEM
voor de lijn TERRASEM
Aanwijzing!
Wordt het verkeerde machinetype weergegeven, dan moet eerst het
juiste machinetype worden ingesteld
- zie bedieningshandleiding "Multitronic II"
Pas dan kan de zaaimonitor correct functioneren.
- 33 -
1000-NL Sämonitor_8537
MULTITRONIC NL
1) alleen bij AEROSEM, TERRASEM
Het bedieningsoppervlak van de Multitronic II zaaimonitor
1
2
3
4
5
7
6
8
9
Betekenis van de toetsen:
F-toets
- Hoofdmenu activeren
- Hulpfuncties activeren (sensortest, kallibreerhulp)
- Instellingen opslaan
Pijltoetsen
- Menu-instellingen veranderen
- Navigeren in het menu (omhoog/omlaag)
Indicatie rijsnelheid
1x drukken = indicatie van de rijsnelheid
Indicatie hectareteller
1x drukken = indicatie hectareteller voor een gedeelte
van de oppervlakte
2x drukken = indicatie hectareteller voor de totale
oppervlakte
De deel-hectareteller wissen = beide pijltoetsen en
2 sec lang indrukken
Beide hectaretellers wissen = beide pijltoetsen en
10 sec lang indrukken
Indicatie omwentelingen
1x drukken = indicatie van de zaaiasomwenteling
2x drukken = indicatie van de toerental blazer 1)
Indicatie rijpadentelimpuls en rijpadenritme
De rijpadentelimpuls en het rijpadenritme worden
aangeduid.
links: rijpadentelimpuls
rechts: rijpadenritme (huidige doortocht)
Verderschakeling van de rijpadentelimpuls.
De rijpadentelimpuls wordt automatisch verdergeschakeld via
sensoren of drukschakelaars.
Tijdens het automatisch tellen kan hij ook manueel gecorrigeerd
worden:
Met de pijltoetsen of wordt de rijpadentelimpuls
gecorrigeerd.
Via de pijltoetsen of kan men de rijpadentelimpuls echter
ook helemaal manueel schakelen, als de automatische
verderschakeling werd uitgeschakeld. (bijv. om om te rijden voor
hindernissen)
2x drukken = indicator <AUS>
lichtdiode aan = rijpad geschakeld
lichtdiode uit = rijpad niet geschakeld
Hoofdmenu verlaten:
U kunt het hoofdmenu op elk moment verlaten door te drukken
op een van de toetsen.
Instellingen opslaan:
F-toets indrukken en gedurende 6 seconden ingedrukt
houden.
Na 2,5 seconden begint de melding op het display te
knipperen.
Na 6 seconden weerklinkt een akoestisch signaal.
Als het signaal dooft, is de instelling opgeslagen.
U kunt de F-toets loslaten.
Als u de F-toets vroeger loslaat, blijft de oude instelling
behouden.
Aanwijzing!
De uitvoerige handleiding voor de Multitronic zaaimonitor bevindt
zich in bijlage bij deze gebruiksaanwijzing.
Bij het rijden op openbare wegen de elektronica van het boordnet
loskoppelen (de stekker aan de kant van de trekker uittrekken).
Indicator / display
F-toets (functietoets)
+ Pijltoetsen
Rijsnelheid
Hectareteller
Zaaiasomwenteling
Rijpad
Lichtdiode
- 34 -
MULTITRONIC II BEKNOPTE INFORMATIE VOOR "VITASEM" NL
1000-NL MULTITRONIC-Kurzinfo_8537
/
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
/
/
/
/
/
/
1 2 3 4
1 = Zaaias/afdr.kl.
2 = Hectareteller
3 = Rijpadensch.
4 = Vulstand
Met de pijltjestoetsen de
werkbreedte kiezen en
opslaan
Met de pijltjestoetsen het
rijpadenritme kiezen en
opslaan
De ijking wordt op het veld
uitgevoerd.
Indien u geen ijking wenst: kort op de
F-toets drukken
Met de pijltjestoetsen
het aantal wielimpulsen
kiezen en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
zaaiasbewaking in- (IN)
of uitschakelen (UIT) en
opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vulniveaubewaking in-
(IN) of uitschakelen (UIT)
en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vertragingstijd kiezen en
opslaan
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Aanduiding van de
boordspanning, bijv.:
12,0 volt
Met de pijltjestoetsen het
kalibreervlak
(10 = 1/10 ha)
(20 = 1/20 ha)
(40 = 1/40 ha)
(100 = 1/100 ha)
kiezen en opslaan
Alarmmeldingen:
Alarm controle van de zaaiassen
Alarm controle van de vulhoogte
Hoofdmenu verlaten:
U kunt het hoofdmenu ten allen tijde verlaten door één
van de 4 meldingstoetsen in te drukken.
Instellingen opslaan:
F-toets indrukken en 6 sec. lang ingedrukt houden. Na
2,5 sec. begint de melding te knipperen. Na 6 sec. klinkt
een akoestisch signaal. Als de signaaltoon ophoudt,
is de instelling opgeslagen. U kunt de Ftoets loslaten.
Als u de F-toets vroeger loslaat, blijft de oude instelling
opgeslagen.
Hoofdmenu
Het hoofdmenu wordt geactiveerd d.m.v. de functietoets F. Hier wordt basisinstelling <Grnd> van de zaaimachine ingesteld. Ook de
hulpfuncties sensortest <SEns> en afdraaihulp <Abdr> worden met deze toets geactiveerd.
Machinetype Werkbreedte
Impulsen /100 m
Vitasem 250 2,5m 805
Vitasem 300 avec roue 6,00-16 3,0m 805
Vitasem 300 avec roue 10,0-15,3 3,0m 762
Vitasem 400 4,0m 762
Vitasem A 251 2,5m 743
Vitasem A 301 3,0m 743
Viatsem A 401 4,0m 743
/
Über Pfeiltasten die
Verzögerungszeit für den
Säwellenalarm (1s...20s) wählen
und speichern. (Menü wird bei
deaktivierter Überwachung nicht
angezeigt)
- 35 -
NL
0400-NL TRANSPORT_8521
TRANSPORT
Attentie / transport
- De machine in transportstand brengen en controleren of ze hiervoor
klaar is.
- Voor het rijden op openbare wegen de aanwezige „MULTI tronic“ van
het stroomnet loskoppelen (stekker uit de trekkercontactdoos).
- Het is verboden op de machine mee te rijden of zich op te houden
binnen de gevarenzone ervan.
- De transportsnelheid aanpassen aan de toestand van de straten
en wegen.
- Voorzichtig in de bochten: de aanbouwmachine zwenkt uit!
- De bepalingen van het wegenverkeersreglement met betrekking
tot technische eisen en rijvaardigheidseisen moeten in acht
worden genomen. Volgens deze voorschriften is de gebruiker
verantwoordelijk voor de verkeersveilige combinatie van trekker
en werktuig tijdens ritten over openbare wegen.
- Werktuigen mogen de veilige besturing van de combinatie
trekker / werktuig niet in het gedrang brengen. De toegelaten
trekkeraslasten, het toegelaten totaalgewicht en de belastbaarheid
van de banden (afhankelijk van snelheid en spanning) mogen
door de aangebouwde machine niet worden overschreden. De
belasting van de vooras moet voor de stuurvastheid minstens
20% van het leeggewicht van het voertuig bedragen.
- De max. toegestane transportbreedte bedraagt 3 m
Bij overbreedte is een speciale vergunning nodig.
- 4 m-combinaties op een lengtetransportwagen vervoeren.
- tandbescherming op de na-eg monteren
- Markeur opklappen en vastzetten
- Toedekker naar binnen zwenken
- Aan de omtrek van de machine mogen geen delen uitsteken
die het verkeer meer dan onvermijdbaar in gevaar brengen (§
32 verkeersreglement). Zijn deze uitstekende delen toch niet
te vermijden, dan moeten ze afgedekt en herkenbaar gemaakt
worden.
Veiligheidsmiddelen zijn zowel voor het kenbaar maken van de
machinecontouren als voor de veiligheid aan de achterzijde
noodzakelijk
- bijvoorbeeld rood/wit gestreepte waarschuwingsborden 423
x 423 mm (DIN 11030; strepen elk 100 mm breed, ineen hoek
van 45° naar buiten/achteren verlopend).
- Verlichtings is noodzakelijk als de lichten van de trekker
door aanbouwmachines worden bedekt of indien de
weersomstandigheden het zicht beperken; of b.v. voor- en
achteraan, als de aanbouwmachine aan de zijkanten meer dan
40 cm buiten de verlichtingsinstallatie van de trekker uitsteekt; of
voor de veiligheid aan de achterzijde, als er meer dan 1 m afstand
is tussen de achterlichten van de trekker en het uiteinde van de
machine.
- Deze waarschuwingsborden en verlichting is in de normale handel
verkrijgbaar.
- Bij het transport op een lengtetransportwagen dient deze voorzien
te zijn van waarschuwingsborden, driehoekreflectoren aan de
achterzijden, aan de zijkant aangebrachte gele reflectoren en
verlichting – ook overdag.
- 36 -
NL
0400_NL-Allgemeine-Wartung_BA
Hydrauliekinstallatie
Wees voorzichtig met hydrauliekinstallaties i.v.m.
verwonding en infectie.
Als er olie uit een slang of leiding spuit, kom dan niet
te dichtbij. Vloeistof zoals olie onder hoge druk kan in
de huid dringen. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk
een arts.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Controleer of alle hydraulieknippels/verbindingen dicht
zijn. Eventueel nippels/wartels aandraaien.
Voor iedere inbedrijfsname
- Voor iedere inbedrijfsname moeten de slangen van het
hydrauliek gecontroleerd worden op beschadiging.
Versleten of beschadigde slangen moeten direct
vervangen worden. De kwaliteit van nieuw te monteren
slangen en andere delen moeten aan de eisen voldoen
en gelijk zijn aan het origineel gemonteerde materiaal.
Slangen ondergaan een natuurlijke veroudering. Ze
moeten na 5 of 6 jaren worden vervangen.
In de openlucht laten staan
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moeten
de cylinderstangen worden
gereinigd en worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Veiligheid-
saanwijzing
Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds-
en reparatie-
werkzaamheden,
de trekkermotor
uitschakelen.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoe-
ren, wanneer de
machine veilig
en stabiel staat
en goed wordt
ondersteund.
Na één werkuur
alle bouten nat-
rekken.
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud
Om ook na langere tijd nog plezier van uw machine te
houden neemt u de volgende aanwijzingen
in acht:
- Na de eerste gebruiksuren alle bouten
en moeren na-trekken.
Speciaal gecontroleerd moeten worden:
- Mesbouten bij maaiers
- Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal
voor deze machines en werktuigen ontwikkeld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door
ons geleverde delen niet door ons gecontroleerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde
omstandigheden constructieve eigenschappen van
Uw machine negatief beïnvloeden. De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade
ontstaan door het gebruik van niet originele delen en
toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
Reinigen van machinedelen
Let op!
Geen hogedrukreiniger gebruiken voor het reinigen van
lagers en van hydraulische delen.
Gevaar voor roestvorming!
- Na het reinigen van de machine deze volgens het
smeerschema doorsmeren en de machine een korte
tijd laten draaien.
- Door met te
hoge druk te
reinigen kan
beschadiging
van lak
optreden.
Veiligheidsaanwijzing
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekkermotor uitschakelen.
Overwinteren
- De machine voor het overwinteren goed schoon
maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden opbergen.
- Olie-wisselen of op niveau brengen.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten volgens schema doorsmeren.
Aftakassen
- zie ook de aanwijzingen in de aanhang
Let op: voor u onderhoud pleegt!
In principe gelden de aanwijzingen die in de
gebruikershandleiding worden gegeven.
Als daarin geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende aftakassenfabrikant.
Repara-
tieaanwijzingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen in
de aanhang (indi-
en beschikbaar)
ONDERHOUD
- 37 -
ONDERHOUD
NL
0100-NL Wartung_8521
78
79
80
Onderhoud
Bij werkzaamheden aan de aangebouwde machine de motor uitzetten
en de sleutel uit het contact trekken!
Niet werken aan een opgeheven zaaimachine!
Moet ze toch opgeheven zijn, beveilig ze dan extra tegen een
abusievelijk neerlaten!
Voor werkzaamheden aan hydraulische delen de druk van de
installatie laten!
De olie opbergen zoals voorgeschreven (hydraulische olie en
mineraalolie)!
Na de eerste ingebruikneming (ca. 8 h) alle schroeven
bijdraaien, daarna regelmatig controleren of ze nog
voldoende vastzitten.
De lageringen smeren; de schijflageringen van de markeurs en
rijpadenmarkering ca. alle 50 werkuren (multifunctioneel vet op
lithiumbasis).
Het oliepeil in de aandrijving controleren – meetstaaf (78/1). Het
reservoir – inhoud 2,5 l – moet met olie worden bijgevuld: hydraulische
olie HLP 32.
De kettingaandrijving invetten.
Scharnieren, assen en zaaiwielhulzen (73/2 – bij rijpadenschakeling)
gangbaar houden.
(De zaaias en zaadleidingen niet oliën).
De kettingaandrijving opspannen – bij (79/1+2),
of bij de roeras pagina 12+13 (32/5 of 35/5);
Bij schijfkouters de schijven proper houden en de afstrijkers
controleren.
De verbindingsslangen van de hydraulica regelmatig controleren
en bij beschadiging of verbrossing vervangen (onderdelenlijst).
De verbindingsslangen zijn onderhevig aan een natuurlijk
verouderingsproces, ze mogen niet langer dan gedurende 5-6 jaar
gebruikt worden.
Bij het reinigen met een waterstraal (vooral bij hoge druk) niet
rechtstreeks op de elektrische onderdelen (b.v. de magneetkoppelingen,
kabelaansluitingen) of op de lagerpunten (b.v. de lagers van de
eenschijfskouters) richten.
Beschadigingen aan de lak herstellen.
Verontreinigingen op het „Multitronic“-toetsenbord uitsluitend met een
vochtige doek en zacht huishoudelijk schoonmaakmiddel verwijderen;
de omkasting niet in een vloeistof onderdompelen!
De bodemklep controleren: voor men met zaaien begint, bij een
lege zaadbak de instelling van alle bodemkleppen controleren
– met justeermal (81/H1); daartoe de bodemklephendel (81/H) op
”1” zetten en de zaaias zodanig draaien dat de zaaiasgleuf naar
onderen staat.
De justeermal naast de middelste zaaiwielnokkenrij van boven naar
onderen draaiend tussen het zaaiwiel en de bodemklep schuiven
– tot de malgreep op het zaaiwielhuis ligt.
De justeermal moet er spelingsvrij „tussen passen“; bijstellen door de
schroef (81/H2) los te draaien en in de juiste – spelingsvrije – stand
weer vast te schroeven.
- 38 -
ONDERHOUD
NL
0100-NL Wartung_8521
81
83
Basisinstelling van de markeur-schakelautomaten: de dwarsarm
in werkstand.
De hydraulische cilinder helemaal uittrekken; de beide markeurs
zijn opgeheven.
De moeren (81/1) – sleutelwijdte 24 – zo draaien tot een
schakelarrêteergrendel lichtlopend inklikt (de andere arrêteergrendel
is uitgeklikt).
De moeren met een contramoer vastzetten. Een proefschakeling
uitvoeren.
Sensorinstelling: de sensoren worden op een afstand van 1-3 mm
ingesteld (fig. 82).
In de sensor is een functiecontrole ingebouwd (lichtdiode), zodat bij
een corrigerende instelling of proefschakeling het „functioneren van de
sensor“ zichtbaar is (zie ook hoofdstuk Sensortest in de handleiding
van de Multitronic bijlage A).
De zaaias uitbouwen: afsluitschuiven openen. De zaaias zodanig
draaien dat de askoppeling (rechts) ca. waterpas staat – eerst de
ring (83/1) losmaken en verschuiven.
De lager (83/2) naar rechts draaien (90°; de afsluiter indrukken) en
verschuiven naar de zijkant.
De as naar achteren eruit nemen. (Inbouw in omgekeerde volgorde:
lager inzetten, 90° naar links draaien. De ring (83/1) „over“ de
koppeling vastzetten. Erop letten dat de „zijdelingse speling“ van
de zaaias door de aanslagschroef (26/3, pagina 12) begrensd is;
eventueel bijstellen.
Bandenspanning: 6.00-16 – 1,2 bar
10.0/75-15.3 – 0,8 bar
Bij laswerken aan de tractor of aan de aangebouwde
machine en bij het opladen van de trekkerbatterij of
bij het aansluiten van een tweede batterij (starthulp)
steeds de verbinding met de elektronicakast
loskoppelen.
82
Gebruikershandleiding
Zaaimonitor
Multitronic II voor
VITASEM
VITASEM A
1000-NL VITASEM Multitronic
- A40 -
MULTITRONIC VITASEM NL
1 Algemeen
De volgende aanwijzingen en verklaringen a.u.b. zorgvuldig doorlezen. Daardoor voorkomt u fouten
bij bediening en instelling.
Inhalt
1 Algemeen.................................................................................................................................................................................. 39
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor ................................................................................................................... 40
2.1 Elektrische aansluiting .................................................................................................................................................... 40
2.2 Technische gegevens ...................................................................................................................................................... 40
2.3 Mogelijke functies ............................................................................................................................................................ 40
3 In werking stellen van de zaaimonitor ...................................................................................................................................... 41
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen voor VITASEM .................................................................................. 41
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II – Zaaimonitor .............................................................................................. 41
4.2 De meldingstoetsen ........................................................................................................................................................ 41
4.3 De alarmmeldingen ......................................................................................................................................................... 41
4.4 Het hoofdmenu ................................................................................................................................................................ 42
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM .................................................................................................................................. 43
5.1 De basisinstelling ............................................................................................................................................................43
5.1.1 Rijbaanritme ........................................................................................................................................................43
5.1.2 Werkbreedte ........................................................................................................................................................ 43
5.1.3 IJken van de hectareteller of ingeven van de wielimpulsen ................................................................................ 44
5.1.4 Controle van de zaaiassen .................................................................................................................................. 45
5.1.5 Controle van de vulhoogte .................................................................................................................................. 45
5.1.6 Vertragingstijd ..................................................................................................................................................... 45
5.1.7 Opslaan van instellingen .................................................................................................................................... 45
5.2 Sensortest und Bordspannungsanzeige ......................................................................................................................... 46
5.3 Abdrehhilfe (zum Kalibrieren) .......................................................................................................................................... 47
6 De meldingstoetsen .................................................................................................................................................................. 48
6.1 Rijtempo aangeven .........................................................................................................................................................48
6.2 De hectareteller ...............................................................................................................................................................48
6.2.1 Gedeelte oppervlaktes- / gehele oppervlaktes aangeven ................................................................................... 48
6.2.2 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes wissen ....................................................................................................... 48
6.2.3 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes en van gehele oppervlaktes wissen. ......................................................... 48
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven ..................................................................................................................... 48
6.4 De rijbaanslag .................................................................................................................................................................49
6.4.1 Rijbaanslag aangeven / veranderen ..................................................................................................49
6.4.2 Automatisch verderschakelen onderbreken ........................................................................................................ 49
7 Alarmmeldingen ........................................................................................................................................................................50
7.1 Zaaiassenalarm ............................................................................................................................................................... 50
7.2 Vulhoogte-alarm .............................................................................................................................................................. 50
8 Einstellung des Maschinentyps, der Landessprache und Umschaltung des Steuersignals ..................................................... 51
1000-NL VITASEM Multitronic
- A41 -
MULTITRONIC VITASEM NL
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor
2.1 Elektrische aansluiting
De stroomverzorging van de zaaimonitor vindt plaats met een DIN 9680-stekker vanaf de 12-Volt aansluiting op de trekker. Deze 3-polige
stekkers worden ook in een 2-polige uitvoering gebruikt, omdat alleen de twee hoofdaansluitingen (+12V, massa) noodzakelijk zijn.
Indien gewenst, bestaat ook de mogelijkheid om de zaaimonitor met een ISO 11786 signaalstopcontact te gebruiken.
Attentie!
Stekkers en contactdozen van een ander constructietype zijn niet toegestaan, aangezien de betrouwbare werking
dan niet gegarandeerd is.
2.2 Technische gegevens
Bedrijfsspanning: van +10V tot +15V
Stroomverbruik van de zaaimonitor 70 mA
Bedrijfstemperatuur: van -5°C tot +60°C
Temperatuur bij opslag van -25°C tot +60°C
Beveiligingsgraad IP65
Beveiliging 6A Multi-fuse in de stekker.
Na een kortsluiting en na een wachttijd van ca. 2 minuten herstelt de beveiliging zich zelf.
LCD-veld: 4-cijfers, met verlichte achtergrond
2.3 Mogelijke functies
De Multitronic II – Zaaimonitor is een compacte bedrijfscomputer met veel functies. Hij neemt belangrijke stuur- en controle-opgaven
van u over, is een zinvol afleesinstrument en verlicht uw werk door de praktische hulpfuncties.
De zaaimonitor is universeel ontworpen. Daardoor kan hij zonder problemen worden toegepast op de mechanische zaaimachines uit
de ”VITASEM” -serie en op de pneumatische zaaimachines uit de series ”AEROSEM EN TERRASEM”.
Hier een kort overzicht van de mogelijke functies:
Stuurfuncties:
- Aanleggen van rijbanen
- Extra aanleggen van rijpadenmarkeringen
- Automatisch of handmatig verder schakelen van de rijpadenslagen
- Onderbreken van het automatisch verder schakelen van de rijpadenslagen als er om een hindernis heen moet worden gereden.
Meldingsfuncties:
- Melden van rijpadenslag en rijpadenritme
- Hectareteller voor gedeeltelijke oppervlakten
- Hectareteller voor gehele oppervlakten
- Rijtempo
- Toerental van de zaaiassen
Controlefuncties:
- Controle van de zaaiassen
- Controle van de vulhoogte
Hulpfuncties:
- Sensortest
- Afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van het toerental van de handslinger
- IJken van de hectareteller (Aanpassen van de hectareteller aan de bodemtoestand)
- Instelbare vertragingstijd voor het automatisch verder schakelen van de rijpadenslag
- Einstellbare Zeitverzögerung für die Säwellenüberwachung
- Menutaal naar keuze: Duits, Frans of Engels
- Omschakeling van het sensorsignaal
- Aanduiding van de boordspanning
1000-NL VITASEM Multitronic
- M42 -
MULTITRONIC VITASEM NL
3 In werking stellen van de zaaimonitor
De Multitronic II - Zaaimonitor wordt ingeschakeld door de spanningsverzorgende
stekker in het trekkerstopcontact te steken. Er klinkt een kort claxonsignaal. In der
Anzeige erscheint für 0,5 Sekunden die Nummer der Softwareversion und danach für 2
Sekunden der eingestellte Maschinentyp:
Voor de bouwreeks VITASEM moet de melding < > verschijnen.
Voor de bouwreeks AEROSEM moet de melding < > verschijnen.
Voor de bouwreeks TERRASEM moet de melding < > verschijnen.
Mocht het verkeerde machinetype verschijnen, moet eerst de instelling van het machinetype
worden veranderd (zie punt 8). Daarna kan de zaaimonitor pas correct gaan werken.
Daarna wordt een melding opgeroepen voor de rijsnelheid, de hectareteller, het toerental
van de zaaiassen of de schakeling voor de rijpaden.
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen
voor VITASEM
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II – Zaaimonitor
Meldingen/Display (1/1), functietoets rijsnelheid (1/2),
toerental zaaias (1/3), hectareteller (1/4), diode (1/5),
rijpad (1/6),
pijltjestoetsen (1/7, A,V), F-toets (1/8)
4.2 De meldingstoetsen
De groene toetsen zijn meldingstoetsen
Melding rijsnelheid (1/2)
1x indrukken = weergave rijsnelheid
Melding hectareteller (1/4)
1x indrukken = Melding hectareteller voor gedeeltelijke oppervlaktes
2x indrukken = Melding hectareteller voor de gehele oppervlakte
Wissen van de hectareteller voor gedeeltelijke oppervlaktes =
allebei de pijltoetsen A en V 2 seconden lang ingedrukt houden
Wissen van allebei de hectaretellers = allebei de pijltoetsen A en V
10 seconden lang ingedrukt houden
Weergave toerentallen (1/3)
1x drukken = weergave zaaias toerental
Melding rijpadenslag en rijpadenritme (1/6)
Met de pijltoetsen A of V kunt u de rijpadenslag met de hand veranderen.
2x indrukken = Melding <AUS>
Lichtdiode aan (1/5) = rijbaan ingeschakeld
Lichtdiode uit (1/5) = rijbaan niet ingeschakeld
4.3 De alarmmeldingen
<doSi> = Alarm Controle van de zaaiassen
<FUEL> = Alarm Controle van de vulhoogte
2x
1
1
8
A
V
2
3
4
6
5
7
1000-NL VITASEM Multitronic
- A43 -
MULTITRONIC VITASEM NL
Snelle informatie Multitronic II VITASEM
Basisinstelling Sensortest Afdraaihulp
4.4 Het hoofdmenu
Het hoofdmenu wordt geactiveerd d.m.v. de functietoets F . Hier wordt basisinstelling <Grnd> van de zaaimachine ingesteld. Ook de
hulpfuncties Sensortest <SEns> en afdraaihulp <Abdr> worden met deze toets geactiveerd.
Alarmmeldingen:
Alarm controle van de zaaiassen
Alarm controle van de vulhoogte
Hoofdmenu verlaten:
U kunt het hoofdmenu ten allen tijde verlaten door één
van de 4 meldingstoetsen in te drukken.
Instellingen opslaan:
F-toets indrukken en 6 sec lang ingedrukt houden. Na
2,5 sec begint de melding te knipperen. Na 6 sec klingt
een akoestisch signaal. Als de signaaltoon ophoudt, is
de instelling opgeslagen. U kunt de F-toets loslaten.
Als u de F-toets vroeger loslaat, blijft de oude instelling
opgeslagen.
6 Sek.
/
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
3 Sek.
/
/
/
/
1 2 3 4
1 = Zaaias/afdr.kl.
2 = Hectareteller
3 = Rijpadensch.
4 = Vulstand
Met de pijltjestoetsen de
werkbreedte kiezen en
opslaan
Met de pijltjestoetsen het
rijpadenritme kiezen en
opslaan
De ijking wordt op het veld
uitgevoerd.
Indien u geen ijking wenst: kort op de
F-toets drukken
Met de pijltjestoetsen
het aantal wielimpulsen
kiezen en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
zaaiasbewaking in- (IN)
of uitschakelen (UIT) en
opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vulniveaubewaking in-
(IN) of uitschakelen (UIT)
en opslaan
Met de pijltjestoetsen de
vertragingstijd kiezen en
opslaan
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
Met de F-toets
terug naar het
hoofdmenu
/
Aanduiding van de
boordspanning, bijv.:
12,0 volt
Met de pijltjestoetsen het
kalibreervlak
(10 = 1/10 ha)
(20 = 1/20 ha)
(40 = 1/40 ha)
(100 = 1/100 ha)
kiezen en opslaan
3 Sek.
3 Sek.
/
/
/
Über Pfeiltasten die
Verzöger-ungszeit für
den Säwellenalarm
(1s...20s) wählen und
speichern. (Menü
wird bei deaktivierter
Überwachung nicht
angezeigt)
1000-NL VITASEM Multitronic
- M44 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM
In het hoofdmenu kunt u drie functies oproepen:
Basisinstelling van de drilmachine <Grnd>
Sensortest <SEns>
Draaihulp <Abdr>
F-toets indrukken en met pijltoets A of V de gewenste functie kiezen. Daarna weer de
F-toets indrukken om de gekozen functie te activeren.
5.1 De basisinstelling
Voor het in werking stellen van de zaaimonitor moet eerst de basisinstelling worden
ingesteld. Daardoor worden de kenmerkende gegevens en de technische toestand van
de drilmachine aan de zaaimonitor meegedeeld.
Als de basisinstelling verkeerde gegevens bevat, zijn verkeerde functies
en verkeerde berekende meldingen het gevolg.
F-toets indrukken en met A of V de basisinstelling kiezen. Daarna weer de F-toets
indrukken om de basisinstelling te activeren. Hierbij wordt de instelling van het rijbaanritme
opgeroepen.
5.1.1 Rijbaanritme
In dit menu kan een symmetrisch en een asymmetrisch rijbaanritme worden ingesteld
of de schakelaar voor de rijbanen gedeactiveerd worden.
Symmetrisch rijbaanrtime:
<SY:02>, 03, 04, 05, 06, 07, 08, 09, 10, 11, 12
Asymetrisch rijbaanritme:
<AS:02>, 04, 06, 08, 10, 12
Gedeactiveerde rijrillenschakeling: <FG:00>
Met A of V het rijrillenritme kiezen en met F opslaan (zie punt. 5.1.7)
Hierna volgt de instelling van de werkbreedte van de drilmachine.
5.1.2 Werkbreedte
Eerst verschijnt het symbool voor de werkbreedte <Arb> en na 3 sec een vooraf
ingestelde werkbreedte.
Met A of V de werkbreedte kiezen en met F opslaan (zie punt 5.1.7) (zie punt 5.1.10)
Hierna volgt het ijken van de hectareteller.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M45 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.1.3 IJken van de hectareteller of ingeven van de wielimpulsen
Om het aantal hectares precies te kunnen tellen en om het rijtempo precies te kunnen
aangeven moet een impulsgetal voor 100 m rijafstand wordengegeven.
De afstand kan op twee manieren worden berekend:
Ingeven van de wielimpulsen volgens tabelle
of
praktische berekening van het impulsgetal
Allereerst moet altijd de tabellenwaarde worden ingegeven. Alleen in het geval, dat de
hectareteller niet precies werkt, moet de hectareteller geijkt worden.
5.1.3.1 IJken van de hectareteller
Het ijken van de hectareteller betekent een aanpassing aan de toestand van de akkerbodem.
Er dient slechts dan te worden geijkt, als de hectareteller niet precies werkt.
U dient direct op het veld te ijken.
Eerst verschijnt symbool voor ijken <Eich> en na 3 sec een vooraf ingesteld aantal van
wielimpulsen.
IJken niet doorvoeren:
Als u niet of pas later wilt ijken, moet u even de F-toets indrukken. Het programma gaat
dan verder met het volgende instellingsmenu wielimpulsen <InPu>.
IJken doorvoeren:
Als u wilt ijken, moet u als volgt te werk gaan:
Machine naar het begin van de te meten afstand rijden.
100 m op het veld afmeten
Pijltoets A indrukken, De melding < FAhr > = vertrekken verschijnt
De te meten afstand helemaal af rijden. De zaaimonitor telt nu impulsen aan de
hectareteller.
Aan het einde van de meten afstand de pijltoets V indrukken. De zaaimonitor telt dan
geen impulsen meer.
Met F-toets het aantal impulsen opslaan (zie punt 5.1.7)
Na het ijken vervalt de invoer van de wielimpulsen. Door de F-toets in te drukken komt
men op het menupunt Zaaias-controle (zie 5.1.4), of men verlaat het menu met een
groene toets.
5.1.3.2 Ingeven van de wielimpulsen
Eerst verschijnt het symbool voor de wielimpulsen <InPu> en na 3 sec een vooraf
ingesteld aantal impulsen.
Bij de VITASEM is het aantal impulsen afhankelijk van de grootte van het
aandrijvingswiel.
VITASEM
Impulsaantal
/ 100 m
Banden
6.00-16 805
Banden
10.0/75-15.3 762
Spoorwiel
743
Met pijltoets A of V het aantal impulsen kiezen en met F-toets opslaan (zie punt 5.1.7).
Nu wordt de controle van de zaaiassen ingesteld.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M46 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.1.4 Controle van de zaaiassen
In dit menu wordt de controle van de zaaiassen aan- of uitgezet.
Eerst verschijnt het symbool van de zaaiasbewaking <doSi> = dosering en na 3 sec.
wordt de bewakingstoestand weergegeven.
Controle van de zaaiassen aan = <Ein>
Das Eingabefeld für die Zeitverzögerung des Säwellenalarms erscheint. Mit den
Pfeiltasten ist die Zeit von 1...20 Sekunden einstellbar.
Controle van de zaaiassen uit = <AUS>
Met pijltoets A of V de controle aan- of uitzetten en met F-toets opslaan (zie punt
5.1.7).
Hierna wordt de controle van de vulhoogte ingesteld.
5.1.5 Controle van de vulhoogte
In dit menu wordt de controle van de vulhoogte aan- of uitgezet.
Eerst verschijnt het symbool van de vulhoogtebewaking <FUEL> = vulhoogte en na 3
sec. wordt de bewakingstoestand weergegeven.
Controle van de vulhoogte aan = <Ein>
Controle van de vulhoogte uit = <AUS>
Met pijltoets A of V de controle aan- of uitzetten en met F-toets opslaan (zie punt
5.1.7).
Hierop volgt het instellen van de vertragingstijd.
5.1.6 Vertragingstijd
De vertragingstijd t3 <ZEit> is een vertraging van de schakelimpuls voor het automatisch
verderschakelen van de rijbaanslagen. Deze tijd dient ertoe om verkeerde schakelingen
te voorkomen. De vertragingstijd kan van 0,5 sec tot 20,0 sec trapsgewijs met trappen
van 0,5 sec worden ingesteld.
0 tot 10 seconden in trappen van 0,5 sec.
10 tot 10 seconden in trappen van 1 sec.
De volgende waardes moeten vooraf worden ingesteld:
Automatisch verderschakelen via: Gemelde waarde
(komt overeen met vertragingstijd in sec)
Drukschakelaar aan de twee- of driewegafsluiter 1,5
Fendt – signaalstopcontact, ISO 11786 1,5
Sensor aan het spoorwiel minimaal 3,5
Sensor aan de schudcompensatie minimaal 3,5
U kunt echter ook nog andere waardes instellen. U kunt met de pijltoetsen A of V de
vertragingstijd kiezen en met de F-toets opslaan (zie punt 5.1.7).
De basisinstelling van de drilmachine is nu afgesloten. Het programma keert nu terug naar
het hoofdmenu en het symbool voor de basisinstelling <Grnd> verschijnt opnieuw.
U kunt nu het menu verlaten met één van de 4 groene meldingstoetsen.
5.1.7 Opslaan van instellingen
Als de vooraf ingestelde waardes worden veranderd, moeten de veranderde waardes
worden opgeslagen.
Alle instellingen kunnen op dezelfde manier worden opgeslagen:
De F-toets 6 sec lang indrukken. Na 2,5 sec begint de melding te knipperen. Na 6
sec houdt het knipperen op en er klingt een akoestisch signaal. Als de signaaltoon
ophoudt is de instelling opgeslagen.
U kunt nu de F-toets loslaten en u gaat zo automatisch naar het volgende menu.
Als u de F-toets vroeger loslaat, gaat u ook naar het volgende menu, maar de eventueel
veranderde waarde wordt niet opgeslagen en de oude waarde blijft.
6 Sek.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M47 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.2 Sensortest en aanduiding van de boordspanning
De sensortest is een mogelijkheid om de functie van de sensoren aan de drilmachine
te controleren.
De F-toets indrukken en met de pijltoetsen A of V de sensortest <SEnS> kiezen, daarna
weer de F-toets indrukken om de test te activeren.
Er verschijnen 4 balken op het scherm:
1 = Controle van de zaaiassen
2 = Hectareteler
3 = Verderschakelen van de rijbaanslag
4 = Controle van de vulhoogte
De balken tonen de schakeltoestand van de afzonderlijke schakelelementen.
Ter controle van de zaaiassen, hectareteller en van de vulhoogte (sensoren met
openingsfunctie):
Lange balk = geen metaal gevonden
Korte balk = metaal gevonden
Verderschakelen van de rijbaanslag via
Sensor aan de schudcompensatie (Sensoren met openingsfunctie)
Lange balk = geen metaal gevonden
Korte balk = metaal gevonden
Drukschakelaar aan de twee- of driewegafsluiter
Lange balk = schakelaar staat onder druk
Korte balk = schakelaar zonder druk
Fendt – Signaalstopcontact
Lange balk = slagwerkstelling omhoog getrokken
Korte balk = slagwerkstelling omlaag
Sensor aan het spoorwiel (sensor met sluitingsfunctie):
Lange balk = metaal gevonden
Korte balk = geen metaal gevonden
U kunt de functie van een sensor controleren door een metalen voorwerp (bijv. een
schroevendraaier), voor de sensor houdt en daarna weer wegtrekt. U kunt de functie van
de drukschakelaar controleren door met aangesloten hydraulische leiding de machine
die de rillen trekt omhoog te halen.
Als u nogmaals op de F-toets drukt, wordt de boordspanning weergegeven.
Het eerste teken, "U", staat symbool voor spanning.
De drie cijfers staan voor de boordspanning, hier bijv. 12,0 volt.
Door te drukken op de F-toets keert u terug naar de sensortest <SEnS>.
U kunt het menu nu verlaten via een van 4 de meldingstoetsen.
1 2 3 4
1000-NL VITASEM Multitronic
- M48 -
MULTITRONIC VITASEM NL
5.3 Afdraaihulp (voor het kalibreren)
Verklaring:
"Afdraaien" is een eigennaam en betekent eigenlijk "kalibreren".
De afdraaihulp (kalibreerhulp) is een hulpprogramma voor de zaaigoedafdraaiproef
(zaaigoedkalibreerproef).
Het programma berekent het aantal omwentelingen van de zwengel en toont deze op het
display en telt ook het aantal omwentelingen van de zwengel bij de afdraaiproef.
De F-toets drukken en met de pijltoetsen A of V de draaihulp <Abdr> kiezen. Daarna
weer de F-toets indrukken om de draaihulp te activeren.
Er verschijnt een keuzeveld voor de grootte van het oppervlak dat moet worden afgedraaid.
U kunt daarbij kiezen tussen
1/10 ha melding <10>
1/20 ha melding <20>
1/40 ha melding <40>
1/100 ha melding <100>
Met de pijltoetsen A of V de grootte van de oppervlakte kiezen, die afgedraaid moet
worden en bevestigen met de F-toets (kort indrukken).
De zaaimonitor berekent nu het aantal zwengelomwentelingen en geeft daarvan een
melding. Daarbij verschijnen waardes vanaf 100 omwentelingen als hele getallen. Waardes
die onder 100 omwentelingen liggen, verschijnen nauwkeurig tot op 0,5 omwenteling.
Nu kan de afdraaiproef beginnen. De zaaimonitor telt nu de omwentelingen van de
handzwengel en wel van achteren naar voren,beginnend bij het aangegeven aantal.
Daardoor wordt steeds aangegeven hoeveel omwentelingen nog doorgevoerd moeten
worden. Tijdens de laatste 5 omwentelingen wordt bovendien nog een akoestisch signaal
gegeven om de bediener erop voor te bereiden dat hij het afdraaiproces moet stop zetten.
Als de waarde <0> wordt bereikt, klingt een voortdurende signaaltoon om de bediener
eraan te herinneren dat hij het afdraaiproces onmiddellijk stop moet zetten.
Als het afdraaien toch doorgaat, worden op het scherm dienovereenkomstig de minus-
waardes aangegeven. Het voortdurende akoestische signaal klingt zo lang verder, totdat
de hectareteller geen impulsen meer registreert.
Afdraaiproef herhalen: F-toets indrukken, de afdraaiproef begint van voren af aan.
Afdraaiproef stop zetten: één van de 4 groene meldingstoetsen indrukken om het menu
te verlaten.
1000-NL VITASEM Multitronic
- M49 -
MULTITRONIC VITASEM NL
6 De meldingstoetsen
De groene toetsen zijn de meldingstoetsen. Met deze toetsen kunnen de volgende
functies worden opgevraagd:
Rijtempo aangeven
Hectareteller tonen / wissen
Omwenteling van de zaaiassen aangeven
Rijbaanslag aangeven / veranderen
6.1 Rijtempo aangeven
Meldingstoets indrukken. Het rijtempo wordt in km/h aangegeven.
6.2 De hectareteller
De zaaimonitor beschikt over twee afzonderlijke hectaretellers, en wel: een teller voor
gedeeltelijke oppervlakken en een teller voor gehele oppervlakken.
De gegevens worden als volgt weergegeven):
0.000 – 9.999 10.00 – 99.99 100.0 – 999.9 1000 – 9999
6.2.1 Gedeelte oppervlaktes- / gehele oppervlaktes aangeven
Meldingstoets indrukken. De getelde gedeeltelijke oppervlakte verschijnt.
Meldingstoets nog een keer indrukken. De getelde gehele oppervlakte verschijnt 5 sec
lang, daarna verschijnt weer de melding van de gedeelte oppervlakte.
6.2.2 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes wissen
Meldingstoets indrukken. De teller van gedeeltelijke oppervlaktes verschijnt. Nu allebei
de pijltoetsen A en V tegelijkertijd 2 sec lang indrukken. De melding begint te knipperen.
Na 2 sec wordt de melding op <0> gezet en het knipperen houdt op. Het wissen is
afgesloten.
6.2.3 Teller van gedeeltelijke oppervlaktes en van gehele oppervlaktes
wissen.
Meldingstoets nog eens indrukken. De teller van gehele oppervlaktes verschijnt. Nu
allebei de pijltoetsen A en V tegelijkertijd 10 sec lang indrukken De melding begint te
knipperen. Na 10 sec wordt de melding op <0> gezet en het knipperen houdt op. Het
wissen is afgesloten.
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven
Meldingstoets indrukken. De omwenteling van de zaaiassen wordt door een roterende
<0> aangegeven.
2 sec
+
10 sec
+
1000-NL VITASEM Multitronic
- M50 -
MULTITRONIC VITASEM NL
6.4 De rijbaanslag
De rijbaanslag kan aangegeven en veranderd worden. Het verderschakelen van de
rijbaanslag kan daarbij automatisch of manueel gebeuren. Het is ook mogelijk om het
automatisch verderschakelen te onderbreken om bijv. om hindernissen heen te rijden
zonder de rijbaanslag te veranderen.
6.4.1 Rijbaanslag aangeven / veranderen
Meldingstoets indrukken. De rijbaanslag en het rijbaanritme worden aangegeven.
Links: rijbaanslag Rechts: rijbaanritme
Instellen van het rijbaanritme: zie punt 5.1.1
Verderschakelen van de rijbaanslag:
De rijbaanslag wordt automatisch door sensoren of drukschakelaars verder geschakeld.
Het doorschakelen van de rijpadenslag wordt aangegeven door een kort akoestisch
signaal.
Hij kan ook manueel geschakeld worden.
Met de pijltoetsen A of V wordt de slag van de rijbaan veranderd.
Als een rijbaan wordt aangelegd, gaat het rode licht van de LED-melding in de meldingstoets
van de rijbaan branden.
Bij het inschakelen van het rijpad weerklinken 5 korte akoestische signalen.
6.4.2 Automatisch verderschakelen onderbreken
Meldingstoets opnieuw indrukken. In de melding verschijnt <AUS>. Het automatisch
verderschakelen van de rijbaanslag is onderbroken. Nu kunt u de machine gebruiken
die de rillen trekt of de drilmachine omhoogtrekken, zonder de rijbaanslag verder te
schakelen. Nu kan ook de rijbaan direct aan of uit worden gezet.
Rijbaan aan: pijltoets A indrukken (LED is aan)
Rijbaan uit: pijltoets V indrukken (LED is uit)
Als u weer in de normale rijbaanslag verder moet wilt rijden, moet u nog een keer de
meldingstoets indrukken. In de melding verschijnt dan weer de voor de onderbreking
ingestelde rijbaanslag.
Attentie!
Als de aanduiding <AUS> actief is, kunnen de andere aanduidingen niet worden
gebruikt.
De <AUS>-functie wordt uitgeschakeld, als er op een van de groene toetsen wordt
gedrukt.
Aanwijzing:
Gebruik de <AUS>-functie alleen voor korte tijd, bijv. voor het rangeren of om om te
rijden voor hindernissen op het veld.
Hoe u de rijpadenschakeling voor langere tijd uitschakelt, leest u in
- punt 5.1.1
1000-NL VITASEM Multitronic
- M51 -
MULTITRONIC VITASEM NL
7 Alarmmeldingen
De vulhoogte van de zaadkast, het toerental van de ventilator en omwenteling van
de zaaiassen kunnen worden gecontroleerd. Voorwaarde daarvoor is, dat er een
dienovereenkomstige controle-inrichting aan de drilmachine is en dat deze inrichting
is ingeschakeld. (Inschakelen van de controle van de vulhoogte en van zaaiassen zie
punt 5.1.4 en 5.1.5).
De controle-inrichtingen zijn alleen dan actief als de drilmachine zich in werkstelling
bevindt. (Drilmachine omlaag en/of rillenmachine omlaag).
De controle-inrichting is niet actief als de machine zich in transportstelling bevindt.
(Drillmaschine omhoog getrokken en/of rillenmachine omhoog getrokken.
7.1 Zaaiassenalarm
De controle-inrichting voor de zaaiassen controleert het draaien van de zaaias. (Activeren
van de zaaiassencontrole zie punt 5.1.4).
Ein Sensor erhält von einem Geber auf der Säwelle Impulse. Werden innerhalb der im
Eingabefeld "Zeitverzögerung des Säwellenalarms" eingestellten Verzögerungszeit (1...20
Sek) keine Impulse registriert, während sich die Maschine in Arbeitsstellung befindet,
wird ein optischer und akustischer Alarm ausgelöst.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm = <doSi>
Het alarm kan met een van de groene meldingstoetsen onderdrukt worden. Nadat de
rillenmachine gebruikt is of de machine omhoog is getrokken, is het alarm echter weer
actief.
Als er een defect optreedt, dat niet meteen kan worden gerepareerd (bijv.een defecte
sensor), is het ook mogelijk om de controle tijdelijk helemaal uit te schakelen, totdat
het defect kan worden gerepareerd. (Deactiveren van de zaaiassencontrole zie punt
5.1.4).
7.2 Vulhoogte-alarm
De controle-inrichting voor de vulhoogte controleert de hoeveelheid zaadgoed in de
zaadkast. (Inschakelen van de vulhoogtecontrole zie punt 5.1.5).
De melder van de vulhoogte krijgt een sensor een signaal, als de resterende hoeveelheid
zaadgoed een bepaalde stand heeft bereikt. Dan gaat een akoestisch en een optisch
alarm over.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm = <FUEL>
Het alarm kan met een van de groene meldingstoetsen onderdrukt worden. Nadat de
rillenmachine gebruikt is of de machine omhoog is getrokken is het alarm echter weer
actief.
Als er een defect optreedt, dat niet meteen kan worden gerepareerd (bijv.een defecte
sensor), is het ook mogelijk om de controle tijdelijk helemaal uit te schakelen, totdat
het defect kan worden gerepareerd. (Deactiveren van de vulhoogtecontrole: zie punt
5.1.5).
1000-NL VITASEM Multitronic
- M52 -
MULTITRONIC VITASEM NL
8 Machinetype en taal instellen en stuursignaal
omschakelen
De Multitronic II – Zaaimonitor kan in de bouwreeks van mechanische drilmachines
VITASEM en in de bouwreeks van pneumatische drilmachines AEROSEM ingezet
worden.
Het is ook mogelijk om als van het menu Duits, Frans of Engels te kiezen.
De zaaimonitor wordt vanaf het werk al vooraf ingesteld op de afzonderlijke machine.
De instelling kan echter ook ten allen tijde door de gebruiker zelf gebeuren.
Spanningsverzorgende stekker uit het stopcontact trekken.
F-toets ingedrukt houden en stekker weer in stopcontact steken. De melding <tYPE>
voor het machinetype verschijnt
F-toets weer loslaten.
F-toets opnieuw indrukken. De instelling voor het machinetype wordt geactiveerd.
Met de pijltoetsen A of V het machinetype VITASEM (melding ) kiezen en met
de F-toets opslaan.(zie punt 5.1.7) in de melding verschijnt weer <tYPE>
Met de pijltoetsen A of V het instellen van de taal activeren (melding <nAt>)
F-toets indrukken. Het instellen van de taal wordt geactiveerd.
Met de pijltoetsen A of V de gewenste taal kiezen
Duits Melding <GEr>
Frans Melding <FrAn>
Engels Melding <EnGL>
De gekozen taal met de F-toets opslaan (zie punt 5.1.7)
Op het scherm verschijnt weer <nAt>
Met de pijltjestoetsen A of V wordt het menu voor het omschakelen van het sensorsignaal
geactiveerd.
(melding op het display: <SiGn>)
Dit menu dient om het signaal van een sensor om te keren. Dit maakt het mogelijk
sensoren voor een maakcontact te vervangen door sensoren voor een breekcontact
(en omgekeerd).
Op de F-toets drukken.
Eerst wordt het menu voor het omschakelen van de rijpadensensor opgeroepen.
Het sensorsignaal wordt normaal verwerkt.
Met de pijltjestoetsen A of V kan de verwerking van het signaal veranderd worden.
Met de F-toets opslaan.
Nu wordt het menu voor het omschakelen van de vulhoogtesensor opgeroepen.
Het sensorsignaal wordt normaal verwerkt.
Met de pijltjestoetsen A of V kan de verwerking van het signaal veranderd worden.
Met de F-toets opslaan.
Op het display verschijnt weer <SiGn>
De instellingen zijn uitgevoerd. U kunt het menu verlaten via de groene
meldingstoetsen.
- 53 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult Betekenis van de toetsen
Displayweergave:
Informatie in het inschakelscherm
- Fabrikant
- Machine type
- Software versie
Na 3seconden wordt het „werkmenu“ (= ARBEITSMENÜ)
weergegeven.
Toetsen:
1 - 4 Functie toetsen voor menu bediening
5 Speciaal menu
6 Pompende schakeling IN/UIT
7 Rijpadenteller met 1 verhogen
8 Rijpadentelling vastzetten/vrijgeven
9 Hectareteller
10 -
11 Calibreringsmenu (Afdraaimenu)
12 Hoofdmenu
13 Zaadmenu
14 AAN-UIT
In gebruik nemen van de besturing
Om het goed functioneren van de besturing te garanderen, moeten de volgende stekkerverbindingen worden
gecontroleerd:
1. Spannings-verzxrging 12 Volt van de trekker
2. Verbinding naar de computer op de machine
1
5
2 3 4
6 9
711 12
813 14
AANWIJZING!
Lees de volgende
aanwijzingen
en toelichtingen
voor het gebruik
aandachtig door.
Daardoor vermijdt
U bedienings- en
instelfouten.
Vitasem
1
2
384B3000
- 54 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
- Toets „OK“ drukken tot signaaltoon komt
- Systeem-nieuwstart wordt uitgevoerd
ATTENTIE! Alle gegevens worden op deATTENTIE! Alle gegevens worden op de
voorgeprogrammeerde standaard waarden terug
gezet.
Toets „ESC“ drukken
- Actie afbreken
Bedieningsdeel inschakelen
Inschakelen van het bedieningsdeel door
- drukken van de toets-I/O 2,5 s
Inschakelbeeld wordt weergegeven.
Werkmenu wordt na 3 seconden weergegeven.
Systeem-nieuwstart
Daarbij worden de voorgeprogrammeerde
standaardwaarden geactivieerd.
Na deze start van het systeem
- Basisinstelling vande machine controleren
- en eventuel een aanpassing van de besturing op de
zaaimachine uitvoeren.
Toets „MENU“ indrukken
- Menu basisinstelling (= Gundeinstellung) wordt
opgeroepen
- met toetsen " of " of
Keuze van menupunt
Softwareversionen (= Softwareversie)
- Toets „OK“ indrukken
- Menu „Softwareversie" (= Softwareversionen) wordt
opgeroepen
Toets „GRD“ indrukken
- Vraag „Basistoestand inrichten?" (= Grundzustand
herstellen)
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden
Functie Standaard Eigen
Zaadhoeveelheidverstelling AAN
Soort zaad tarwe
Hoeveelheid zaad 180 kg/ha
Verandering hoeveelheid
zaad in procenten
10 %
Hoeveelheid reducering Uit
Zaaibuizen uitgeschakeld 4
Rijpadenritme symmetrisch
– 8
Pompende schakeling Uit
Lengte van de stroken 5m
Controle van de zaaias 5s Aan
Controle vulstand 15% Aan
Controle blazer 3000 UpM
Aan
Controle Kalibreerklep Aan
Tijdvertraging Rijpaden-
Sensor
3,5
seconden
Impuls ha-teller 813
Sensorinstelling Rijpaden normaal
Sensorinstelling vulstand normaal
Sensoreinstellung
Kalibrierklappe
normaal
Sensorinstelling kalibreerklep Vitasem
Werkbreedte 3 m
Aantal zaaibuizen 24
Aantal kopuitlopen 24
Taal Duits
Aanwijzing!
Voor het voor
de eerste keer
gebruiken van
de PowerControl
moet de
basisinstelling
ervan worden
gecontroleerd.
ATTENTIE!
De systeem-
neuwstart
moet alleen
worden werden,
uitgevoerd als
er problemen
optreden tijdens
het gebruik
van de „Power
Control“
Aanwijzing!
De gewenste taal
kan hier worden
ingesteld.
Toets „L“ indrukken
Vitasem
S 2.9
--
D 2.0
- 55 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Aanwijzing!
Bij de
basisinstelling
krijgt de regeling
de gegevens van
de zaaimachine.
Foutieve
gegevens leiden
tot foutieve
berekeningen!
Menu-basisinstelling
Toets „MENU“ drukken
- Menu Grundeinstellung (= basisinstelling) wordt
weergegeven
- met toetsen " of " of
Keuze van het gewenste menupunt
- Druk de toets „OK“
- Overnemen van de nieuwe instelling
- Druk de toets „ESC“
- Weergave springt naar het speciale menu
terug
Menupunten
Zaadhoeveelheidverstelling (=
Saatmengenverstellung)
- Zaaizaadbibliotheek: (Zaaihoeveelheid en
dichtheid)
15 verschillende soorten kunnen worden
opgeslagen.
- Verandering in %: (zie ook zaad menu)
Instellen van de verstelstappen voor het zaad
menu
- Verstelmotor ijken:
Voor de eerste verstelling van de aandrijving moet
de Verstelmotor worden geijkt.
Rijpadenritme (= Fahrgassenrhythmus)
- Instelling op veldspuit en machinebreedte.
Pompende schakeling (= Stotterschaltung)
- Als de pompende schakeling is ingeschakeld,
strokenlengte instelbaar tussen 2 en 20 m.
Controle (= Überwachung)
- Instellen van de grenswaarden voor alarmering
- activeren en deactiveren van de verschillende
controle functies
Tijdvertraging (= Zeitverzögerung)
- Instellen van de rijpaden-doorschakeling tussen 0,5
en 25 seconden (in stappen van 0,5 seconden)
100m vergelijking (= 100m Abgleich)
- Vaststellen van het aantal impulsen van de
hectareteller door het rijden van een aftand van
100m.
Impulsen ha-teller (= Impulse ha-Zähler)
- Invoermogelijkheid van het aantal impulsen
afhankelijk van de gebruikte machine.
ATTENTIE: ingegeven waarden worden door
het rijden van een 100 m vergelijking weer
overschreven.
Sensortest (= Sensortest)
- geen instelling nodig
Machinetype (= Maschinentyp)
- Moet correct worden ingesteld, omdat veel functies
van het machinetype afhankelijk zijn.
Werkbreedte (= Arbeitsbreite)
- Belangrijk voor dosering, hectaretelling, kalibreren
(afdraaien), ...
Sensorinstelling (= Sensoreinstellung)
- Mogelijkheid voor het omschakelen van een sensor
tussen openen en sluiten.
Softwareversie (= Softwareversionen)
- Weergave van de softwareversies
- 56 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Hoofdmenu
Toets „MAIN“ indrukken
- In het display worden de actuele toestanden van
de besturing weergegeven
1.1 Rijpadenslag
Het doorschakelen van het rijpadenslag gebeurt
automatisch door een sensor.
• De rijpadenslag kan echter ook handmatig worden
doorgeschakeld.
Toets „Rijdpadenteller met 1 verhogen“ (=
Fahrgassenzähler um 1 erhöhen) drukken.
- Bij elke keer drukken schakelt het rijpad 1 slag door.
- Stemmen rijpadenslag en rijpadenritme overeen,
dan wordt het rijpad gemaakt.
- De aanduiding „Rijpad“ (= Fahrgasse) wordt dan in
het display omgekeerd afgebeeld
Het automatische doorchekelen van de rijpadenslag
kan ook worden onderbroken.
Toets „Rijpadentellen blokkeren/vrijgeven“ (=
Fahrgassenzähler sperren/freigeben) indrukken.
- De actuele waarde van de rijpadenslag wordt nu klein
weergegeven.
- De sensor voor het automatische doorschalen van
het rijpad en de „Toets 7“ zijn geblokkeerd
- Drukt men de „Toets 8“ nogmaals in dan is de
automatische doorschakeling weer actief en de
waarde voor de rijpadenslag wordt weer groot
afgebeeld.
1.2 Rijpadenritme
- Een symmetrisch rijpad wordt zonder index
weergegeven (zie afbeelding hierboven).
- Een asymmetrisch rijpad wort met Index „A“
weergegeven.
- Als rijpad is gedeactiveerd ("Fahrgasse aus“) wordt
niets in het display weergegeven.
- Bij rijpaden speciaal wordt in het weergaveveld het
betreffende rijpadenritme getoond.
Nadere informatie voor het instellen van het rijpadenritme
Zie paragraaf „Rijpadenschakeling“.
1.3 Deel oppervlakte hectareteller
- Weergave van de actuele stand
Nadere informatie zie paragraaf „Hectaretelling“.
1.5 Rijsnelheid
- Weergave van de actuele rijsnelheid.
1.7 Zaaias controle
- Pictogram-weergave van de actuele toestand.
= draaiende zaaias
= stilstaande zaaias
- Bedient men de onder het pictogram aangebrachte
functietoets, dan wordt in het display een uitvoerige
informatie tetoond. (zie paragraf „Alarmering“)
- Via de ESC toets keert men terug naar het
hoofdmenu.
1.8 Vulstand controle
- Pictogram-weergave van de actuele toestand.
= voorraadbak leeg
= voorraadbak vol
- Balken-aanduiding tussen 0 en 100%
- Bedient men de onder het pictogram aangebrachte
functietoets, dan wordt in het display een uitvoerige
informatie getoond. (zie paragraf „Alarmering“)
- Via de ESC toets keert men terug naar het
hoofdmenu.
AANWIJZING!
Het hoofdmenu
Kan op de
volgende
Manieren worden
Verlaten:
Bedienen van toets
, , ,
of
AANWIJZING!
Nadere informatie
over de
verschillende
controlefuncties
zie paragraaf
„Controle-
functies“.
1.1 1.2 1.3
1.7
1.5
1.8
- 57 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Zaadmenu
Toets „Zaadmenu“ indrukken
- In het display worden gegevens mbt. soort zaad en
de zaaihoeveelheid weergegeven.
2.1 Soort zaad (= Saat)
- Aanduiding van de gekozen soort zaad
Zie paragraaf „Zaadhoeveelheidverstelling“.
2.2 Stand aandrijving (= Getriebestellung)
- Weergave van de door de boordcomputer berekende
stand van de aandrijving.
2.3 Ingestelde hoeveelheid (= Istmenge)
- Hier wordt de door de gebruiker gekozen hoeveelheid
weergegeven.
- De ingestelde hoeveelheid verandert zich, als de
toetsen of worden ingedrukt.
(verandering van de hoeveelheid zaad in
procenten)
2.4 Moet-waarde (= Sollmenge)
- Weergave van de volgens de zaadbibliotheek
ingestelde Moet-waarde (= Saatmenge)
zie paragraaf „Zaadbibliotheek “.
2.5 Uit te brengen hoeveelheid verhogen
Toets drukken
- Hoeveelheid uit te brengen zaad wordt verhoogd
(in het concrete voorbeeld met 10%).
- Staat daarbij de machine stil, verschijnt tevens de
opdracht „Slinger draaien“ (= Kurbel drehen), omdat
de aandrijving niet in stilstand naar boven versteld
mag worden.
- Als de toets tijdens het rijden wordt bediend of de
ingaande as van de aandrijving wordt met de slinger
gedraaid, dan registreert de hectareteller-sensor de
omdraaiing van de as, opdracht „Slinger draaien“,
verdwijnt en de opdracht wordt uitgevoerd.
- De elektrische cilinder gaat in de nieuwe stand van
de aandrijving staan.
AANWIJZING!
Het zaadmenu kan
op de volgende
manieren worden
verlaten:
Bedienen van de
toets , ,
, , ,
of
2.6 Uit te brengen hoeveelheid reduceren
Toets indrukken
- De hoeveelheid zaad wordt gereduceerd (in het
concrete voorbeeld met 10%).
- Wordt de toets F2 (komt overeen met –10%)
tweemaal wordt ingedrukt, reduceert men de
hoeveelheid zaad met 20%).
- De elektrische cilinder gaat in de nieuwe stand van
de aandrijving staan.
2.7 Uit te brengen hoeveelheid op de gewenste
waarde terug zetten
(volgens zaadtabel)
Toets indrukken
- Een tevoren veranderde waarde weer met de
gewenste waarde gelijk stellen.
- Daarna zijn de gewenste waarde en de actuele
waarde gelijk.
- Moeten deze waarden weer gelijk worden gemaakt,
dan kan dit worden bereikt door de toets 3 (100%)
een maal in te drukken.
- Staat daarbij de machine stil, verschijnt tevens de
opdracht „Slinger draaien“ (= Kurbel drehen), omdat
de aandrijving niet in stilstand naar boven versteld
mag worden.
- Als de toets tijdens het rijden wordt bediend of de
ingaande as van de aandrijving wordt met de slinger
gedraaid, dan registreert de hectareteller-sensor de
omdraaiing van de as, opdracht „Slinger draaien“
(= Kurbel drehen), verdwijnt en de opdracht wordt
uitgevoerd.
AANWIJZING! Wijkt de actuele waarde af
van de gewenste waarde, dan wordt het
veld „100%“ zwart weergegeven.
2.1
2.5 2.6
2.2
2.7
2.4
2.3
- 58 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
OK-toets (F3) indrukken
Er wordt gevraagd, of de afdraaiproef moet worden
herhaald.
- Met O.K. (toets F3) gaat het programma over naar het
menu „Afdraaioppervlakte kiezen“ (= Abdrehfläche
auswählen).
- Bij het indrukken van de ESC-toets springt het
programma naar het keuzemenu „Afdraaiproef/
Afdraaihulp“ (=Abdrehprobe/ Abdrehhilfe) terug.
Afdraaiproef (= Abdrehprobe)
- De afdraaiproef ondersteund het kalibreren
(Afdraaien) van de zaaimachine bij een geactiveerde
Zaadhoeveelheidverstelling. Om een precieze te
zaaien hoeveelheid te verkrijgen, moet dit altijd
worden uitgevoerd.
Via de pijltjestoetsen „Afdraaiproef“ (= Abdrehprobe)
kiezen en met O.K. bevestigen.
- Aanduiding van:
Soort zaad, hoeveelheid zaad en stand van de
aandrijving
- De gegevens worden daarbij uit het menu „Verstelling
hoeveelheid zaad“ (= Saatmengenverstellung)
overgenomen.
- Met O.K. wordt de afdraaicyclus (Kalibreren)
begonnen.
- Daarna met de afdraaislinger ca. 10 omwenteling
op de zaaias doen, om het zaaihuis met zaad te
laten vullen en de korrels in de stroomrichting te
krijgen.
De besturing telt het aantal omdraaiingen van de zaaias
en deelt mee, als het voordraaien is beëindigd.
Afdraaimenu (Calibreren)
Toets „Afdraaimenu“ (= Abdrehmenü) indrukken
- Menu „Afdraaien“ (= Abdrehen) wordt
weergegeven
- met toetsen " of " of
het gewenste menupunt kiezen
- Druk op de toets „OK“
- Het gemarkeerde menu oproepen
- Druk de toets „ESC“
- De weergave springt terug naar het
hoofdmenu
Menupunt
afdraaihulp (= Abdrehhilfe)
- De afdraaihulp is een telhulp bij het kalibreren
(afdraaien) van de zaaimachine en geeft de gebruiker
aanwijzingen bij het uitvoeren van het afdraaien.
Via de pijltjestoetsen „Afdraaioppervlakte “ (=
Abdrehfläche) kiezen en met O.K. bevestigen.
- Mogelijke oppervlakten:
1/10ha, 1/20ha, 1/40ha, 1/100ha.
Met de afdraaislinger moeten de aangegeven
Omdraaiingen worden gemaakt.
- De sturing telt mee en geeft de resterende
omdraaiingen weer.
- Bij de laatste 5 slingeromdraaiingen klinkt een
akoestisch signaal, om er opmerkzaam te maken,
dat het einde van de afdraaiproef bijna is bereikt.
- Bij het bereiken van de waarde 0 verschijnt de
STOP aanduiding in het display en er klinkt een
voortdurend geluidssignaal.
- Het afdraaien moet nu worden beëindigd.
- Het werkelijke aantal omdraaiingen wordt
weergegeven.
AANWIJZING!
Het afdraaien
(Kalibreren) dient
om de precieze
hoeveelheid uit te
brengen zaad te
bepalen.
De besturing
„Power Control“
ondersteunt
het afdraaien
(Kalibreren) door
hulpprogramma´s.
* OPMERKING:
In het Duitse
taalgebruik Is
in plaats van
„Kalibreren“
het begrip
„Afdraaien“
bekend. In deze
handleiding
Echter gebruiken
wij overwegend
het begrip
„Kalibreren“,
om fouten bij
het vertalen te
vermijden.
- 59 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
- Na 10 geregistreerde omdraaiingen van de zaaias
- Aanduiding in het display "Draaien beëindigen“ (=
Drehen beenden) en „Opvangbak leegmaken“ (=
Mulden leeren)
- de opvangbak leeg maken
- weer in kalibreerstand (Abdrehposition) monteren
De handelingen met O.K. bevestigen.
Met de pijltjestoetsen „Afdraaioppervlakte“ (=
Abdrehfläche) kiezen en met O.K. bevestigen.
- Mogelijke oppervlakten:
1/10ha, 1/20ha, 1/40ha, 1/100ha
- Met de afdraaislinger moet het aantal aangegeven
omdraaiingen worden gedraaid.
- De besturing telt mee en toont het resterende aantal
omdraaiingen van de slinger.
- Bij de laatste 5 omdraaiingen klinkt een akoestisch
signaal, om er opmerkzaam op te maken, dat het
einde van de afdraaiproef bijna is bereikt.
- Bij het bereiken van de waarde 0 verschijnt de
STOP aanduiding in het display en er klinkt een
voortdurend signaal.
- Het kalibreren (afdraaien) moet nu worden
beëindigd.
- Het daadwerkelijke aantal omdraaiingen wordt
O.K.-toets (F3) indrukken
De besturing berekent uit de vooraf gegeven waarden
een theoretische MOET-waarde „MOET“.
De werkelijke waarde „Ist“ is de werkelijk uitgebrachte
hoeveelheid zaad.
- De werkelijke hoeveelheid in de opvangbakken nu
wegen.
- Met de „+/- toetsen“ deze werkelijke hoeveelheid
„Ist“ invoeren
- Invoer met O.K. bevestigen
Het programma berekent de nieuwe stand van de
aandrijving.
- Als een grote stand van de aandrijving wordt
berekend, verschijnt de melding „S.v.P de slinger
draaien“ (= Bitte Kurbel drehen), omdat de
aandrijving naar boven moet worden versteld.
- De slinger zo lang draaine tot de nieuwe stand van
de aandrijving is bereikt.
- Als een kleinere stand van de aandrijving nodig is,
wordt deze direct bereikt.
- Het draaien van de slinger hoeft dan niet.
Als de juiste stand van de aandrijving is bereikt, wordt
Gevraagt, of de afdraaiproef moet worden herhaald.
- Met „O.K.“ (toets F3) kan de afdraaiproef worden
herhaald.
- Het programma gaat naar het menu
„Afdraaioppervlakte kiezen“ (= Abdrehfläche
auswählen) terug.
- Met ESC wordt het afdraaien beëindigd.
- Het programma gaat terug naar het menu
„Afdraaiproef/afdraaihulp kiezen“ (= Abdrehprobe/
Abdrehhilfe auswählen).
AANWIJZING!
Het afdraaimenu
kan op de
volgende
manieren worden
verlaten:
Bedienen van de
toetsen , ,
, , ,
of
- 60 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Directe invoer van het aantal impulsen
Toets „speciaal menu“ indrukken
- met pijltjestoets „Impulsen ha-teller“ (= Impulse
ha-Zähler) kiezen
- met O.K. bevestigen
- Met de toetsen +/- het machinespecifieke aantal
impulsen volgens de gebruikershandleiding
invoeren.
- Opslaan van de invoer met O.K. (F3)
100m vergelijking
Aanpassen van de hectareteller aan de
bodemomstandigheden
- 100m afstand op het veld uitzetten en de trekker
op het beginpunt plaatsen.
Toets „speciaal menu“ indrukken
- met pijltjestoets „100m-vergelijking“ (= 100-
Abgleich) kiezen
- met O.K. bevestigen
„Begin van het IJKEN“ (= Eichung beginnen) met O.K.
bevestigen.
- Nu de trekker in beweging zetten.
- De besturing telt de impulsen van de sensor van
de hectareteller.
Na 100m-afstand op STOP drukken.
- Er wordt een nieuwe impulsenwaarde voor de
hectareteller getoond.
- Met O.K. resultaat opslaan, dan met ESC terug naar
het hoofdmenu.
Met „ESC“ het resultaat verwerpen en op de oude
waarde laten staan. Terug naar het hoofdmenu.
Hectareteller
Toets „Hectareteller“ (= Hektarzähler) indrukken
- De Power Control beschikt over 2 hectaretellers.
Aanduiding van de actuele telerstanden van
- deeloppervlakken-hectareteller en
- totaal-oppervlakte-hectareteller
Met ESC (F4) wordt het menu verlaten.
• Deeloppervlakken-hectareteller wissen
- met pijltjestoets (F1) de „deeloppervlakte“ (=
Teilfläche) kiezen
- met toets (F2) WISSEN
- Waarde wordt teruggezet naar 0
• Totaaloppervlakte-hectareteller wissen
- met pijltjestoets (F1) de „totaal-oppervlakte“ (=
Gesamtfläche) kiezen
- met toets (F2) WISSEN
- Waarde wordt teruggezet naar 0
Daarbij worden de beide hectaretellers „deel-
oppervlakte en totaal-oppervlakte“ op waarde 0
gezet.
Hectareteller ijken
Om correct functioneren van de hectareteller te garanderen,
moet de het bij de besturing bekend zijn, hoeveel impulsen
het stappenwiel of de wielsensor op een afstand van 100
m. levert.
Het verkrijgen van het aantal impulsen kan op 2 manieren
plaats vinden.
- Directe invoer van het aantal impulsen volgens de
tabel in de machinegebruikershandleiding.
- 100m proef (is de meest exacte manier).
743 Vitasem Aufbau
805 Vitasem Anbau
702
743
- 61 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Zaadbibliotheek
Met pijltjestoetsen „Zaadbibliotheek“ (=
Saatgutbibliothek) kiezen.
- met O.K. bevestigen
Met pijltjestoetsen „soort zaad“ (= Saatgut) kiezen.
- De pijl staat altijd op het laats gebruikte soort zaad
en is actief.
- Met O.K. soort zaad kiezen of de instellingen
bewerken.
(O.K. moet mogelijk enige seconden worden
vastgehouden, tot de parameteraanduiding
verschijnt.)
De zaadbibliotheek heeft 15 verschillende soorten zaad,
die de bediener naar believen kan veranderen
(12 soorten zaad zijn vooringesteld).
Per soort zaad zijn de volgende informaties
opgenomen:
Naam: max. 15 Zeichen
Hoeveelheid: in kg/h
Dichtheid: in kg/dm3
Normtoerental: in UpM
- Als men nu de pijl op een parameter beweegt en op
O.K. drukt, kan men deze veranderen.
- Voor het opslaan van de veranderingen de toets zo lang
ingedrukt houden, tot een akoestisch signaal klinkt.
- In het zaadmenu en kalibreermenu (Afdraaimenu) is
altijd de laatst bewerkte soort zaad geactiveerd.
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling
Toets „Speciaalmenu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen keuze van menupunt maken
Zaadhoeveelheidverstelling
- met O.K. bevestigen
met pijltjestoetsen „ON“ kiezen
- met O.K. bevestigen
(Als eerder „OFF“ gekozen is, moet „O.K.“ zolang
worden bediend, tot een akoestisch signaal
klinkt).
Verstelmotor ijken
met pijltjestoetsen verstelmotor ijken kiezen“ (=
Stellmotor eichen)
- met O.K. bevestigen
De verstelmotor wordt aan de aandrijving aangepast.
- Er verschijnt de opdracht: Draai de slinger!
- Nu de slinger op de ingaande as van de aandrijving
draaien.
- Via de sensor van de hectareteller wordt de beweging
van de aandrijving geregistreerd.
- De verstelmotor slaat uit tot de bovenste aanslag
en deze waarde wordt opgeslagen.
- Dan wordt de onderste aanslag benaderd en ook
deze waarde wordt opgeslagen.
- Daarna wordt de actuele stand van de aandrijving, die
overeenkomt met de gewenste te zaaien hoeveelheid
zaad aangenomen.
- Het ijken is beëindigd.
- Be¨°eindig het draaien met de slinger en verlaat het
menu met ESC.
AANWIJZING!
Met hulp van de
elektronische
zaadhoeveelheid-
verstelling kan de
hoeveelheid zaad
zeer comfortabel
en exact vanaf
de bestuurders-
zitplaats worden
versteld.
- De verstelling van
de hendel van de
aandrijving vindt
plaats door een
elektrocilinder.
-Voordat de
hoeveelheidver-
stelling voor het
eerst kan worden
gebruikt moet de
besturing op de
cilinder worden
gekalibreerd.
- Dit wordt uitgevo-
erd met de functie
„Verstelmotor
ijken “.
- 62 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Speciale rijpaden
Speciale-rijpaden zijn bijzondere uitvoeringen.
Een hier gekozen tactvolgorde vereist steeds een
speciale ordening van de rijpadenelementen op de
machine.
Met pijltjestoetsen „Spezial-Fahrgasse“ kiezen en met
O.K. bevestigen.
- Rijpadenritme met + / - toets kiezen en met O.K.
opslaan
- Takt 4/18:
Werkbreedte zaaimachine: 4 Meter
Volgwerktuigen (Spuit/kunstmeststrooier): 18
Meter
- Tactvolgorde:
1L, 2, 3, 4, 5R, 6, 7, 8, 9, 10R, 11, 12, 13, 14L, 15,
16, 17, 18
L = linker zijde geschakeld
R = rechter zijde geschakeld
Rijpadenschakeling
Toets „Speciaalmenu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Rijpadenritme (= Fahrgassenrhythmus)
- met O.K. bevestigen
Rijpadenschakeling uitschakelen
Met pijltjestoetsen „uit“ (= aus) kiezen en met O.K.
bevestigen.
- De rijpadenschakeling is gedeactiveerd.
- De weergave in het hoofdmenu voor rijpadentact en
rijpadenritme is nu op 0 gezet.
Symmetrische rijpaden
Met pijltjestoetsen ‘symmetrisch’ kiezen en met ‘ok’
bevestigen.
- Rijpadenritme met +/- toets kiezen en met ‘ok’
opslaan
- Mogelijke rijpadenritmen: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9,
10, 11, 12, 13, 14, 15
Asymmetrische rijpaden
Met pijltjestoetsen ‘asymmetrisch’ kiezen en met ‘ok’
bevestigen..
- Rijpadenritme met +/- toets kiezen en met ‘ok’
opslaan
- Mogelijke rijpadenritmen: 2A, 4A, 6A, 8A,
10A, 12A, 14A
Verandering in %
Met pijltjestoetsen „Verandering in %“ (= Änderung in
%) kiezen.
- met O.K. bevestiging
- Het percentage kan aan de omstandigheden worden
aangepast.
- In het zaadmenu heeft de bediener de mogelijkheid,
de te zaaien hoeveelheid met een zeker percentage te
verhogen, of te verlagen.
- Via de +/- toetsen kan de waarde worden veranderd
en door langer op de OK-toets te drukken worden
opgeslagen.
- 63 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Stotterschakeling
Bij de stotterschakeling wordt bij het leggen van het rijpad,
het rijspoor niet over de gehele lengte vrijgelaten, Maar
afwisselend gezaaid en vrijgelaten.
Voorbeeld: Bij een symmetrische cyclus wordt het linker
trekkerspoor 5m bezaaid, terwijl het rechter spoor wordt
vrij gelaten. Na de 5m wordt omgeschakeld, zodat het
rechter spoor wordt bezaaid en het linker wordt vrij
gelaten, enz….
In het bedieningsdeel hoeft alleen de strooklengte
ingegeven te worden.
Toets „Speciaal-menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Stotterschakeling
met O.K. bevestigen
Lengte van de stroken met + / - toets ingeven
- Instelbare lengten tussen 2 en 20 m
- met O.K. opslaan
In en uitschakelen van de functie
Met de toets „Stotterschakeling aan/uit“ (= Stotterschaltung
ein/ aus) wordt de functie in- en uit geschakeld.
- Zodra deze is ingeschakeld, verschijnen naast
de rijpadenteller twee uit streepjes opgebouwde
loodrechte lijnen.
Rijpadenteller
Het verder schakelen van de rijpadentact gebeurt
automatisch door de sensor „onderstel uitgeklapt“ (=
Fahrwerk ausgefahren).
- Een tijdvertraging voor het verder schakelen kan worden
ingesteld.
- Dit kan noodzakelijk zijn om een ongewild verder
schakelen te verhinderen als de machine korte tijd
wordt geheven.
Toets „Speciaal menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Tijdvertraging (Zeitverzögerung)
- met O.K. bevestigen
- Met de + / - toetsen kan de waarde worden veranderd
en door langer indrukken van de OK-toets worden
opgeslagen.
Zie ook het hoofdstuk „Rijpadentact en rijpadenritme
in het hoofdmenu van de Power Control
besturing“
- 64 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Controlefuncties
De Power Control kan de volgende machinefuncties
controleren: zaaias, vulpeil, blazertoerental, kalibreerklep
(opvangklep*)
Toets „Speciaal-menu“ indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Controle
- met O.K. bevestigen
Controle: zaaias
Er wordt gecontroleerd of de zaaias ook draait, als het
stappenwiel draait.
Met pijltjestoetsen „zaaias“ (= Säwelle) kiezen en met
O.K. bevestigen.
- Keuze met pijltjestoetsen „zaaias-controle AAN of
UIT“ (= Säwellen-Überwachung EIN oder AUS) en
met O.K. opslaan.
Bij zaaias-controle „AAN“ (= EIN) wordt het menu
„tijdvertraging voor zaaias alarm“ (= Zeitverzögerung
für Säwellenalarm) opgeroepen
- Tijdvertraging met + / - toets ingeven
- 1s tot 20s in stappen van 1s instelbaar
- met O.K. opslaan
Controle: Vulpeil
Via een analoge Vulstandmeting wordt de tankinhoud
opgenomen en gecontroleerd.
Met pijltjestoetsen „Vulpeil“ (= Füllstand) kiezen en met
O.K. bevestigen
- Keuze met pijltjestoetsen „Vulpeil-controle AAN of UIT“
(= Füllstand-Überwachung EIN oder AUS) en met O.K.
opslaan.
Bij vulpeil-controle „EIN“ (= AAN) wordt het
menu „Minimum-vulpeil“ (= Minimum-Füllstand)
opgeroepen.
- Minimum met + / - toets ingeven
5 tot 50% in stappen van 5% instelbaar
- met O.K. opslaan
AANWIJZING!
In principe
geldt: Als een
controle- functie
is gedeactiveerd,
is het betreffende
symbool in het
hoofdmenu
uitgeschakeld
en er vindt geen
alarmering plaats.
- 65 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Alarm vulpeil
Wordt het laagste peil onderschreden, dan wordt een
optisch en een akoestisch alarm opgeroepen.
Door heet drukken op de daaronder liggende toets
„F3“ wordt de alarmmelding in het gehele display
weergegeven.
= Controle vulpeil: Voorraadbak leeg
- WISSEN (zie boven)
Alarmering
- De controlefuncties worden pas actief, als de
zaaimonitor een rijsnelheid registreert.
- Als een geactiveerd controlefunctie wordt aangesproken,
wordt een overeenkomend alarm opgeroepen.
- een optisch (knipperende weergave) en akoestisch
alarm (Interval-geluidsignaal)
Door het drukken op de daaronder liggende toets wordt
de alarmmelding in het gehele display weergegeven.
- Met de opdracht „wissen“ (= löschen) wordt
het intervalgeluidssignaal onderdrukt (toets F1
drukken).
- Het optische alarm blijft bestaan.
- Het akoestische alarm wordt weer actief, als de
rijpadensensor het rijpad verder schakelt, dus na
het rijden van de kopakker.
- Via de ESC-toets komt men terug in het
hoofdmenu.
Alarm zaaias
Via de zaaias-sensor wordt het draaien van de zaaias
gecontroleerd.
- Registreert de zaaimonitor binnen de
voorgeprogrammeerde tijd geen impulsen, dan
wordt een optisch en een akoestisch signaal
gegeven.
Door op de daaronder liggende toets „F2“ te drukken
wordt het alarm in het gehele display weergegeven.
= Controle zaaias: zaaias draait niet
- WISSEN (zie boven)
AANWIJZING!
Optisch alarm:
Knipperende
weergave
Akoestisch
alarm: Interval-
toonsignaal
De alarmering Is
pas actief vanaf
een snelheid van
1 km/h.
knipperend
knipperend
- 66 -
0600_NL-Power-Control_8537
NL
POWER CONTROL - AANSTURING
Sensortest
Met de sensortest kunnen alle sensoren, de verstelmotor
en de boordspanning worden gecontroleerd.
Toets "Sondermenü" (= Speciaal-menu) indrukken
Menu basisinstelling wordt weergegeven
- met pijltjestoetsen menupunt kiezen
Sensortest
- met O.K. bevestigen
In het eerste beeldscherm controle van de sensoren
voor:
Rijpaden, zaaias, hectareteller en vulpeil
- Metaal voor sensor: Balken op IN
- Geen metaal voor sensor: Balken op UIT
- Wissel naar 2e beeldscherm: pijltjestoetsen drukken
- Terug naar het hoofdmenu: ESC drukken
In het tweede beeldscherm controle van de sensoren
voor:
Blazer en kalibreerklep (Opvangklep*).
- De actuele stand van de verstelmotor en de
boordspanning worden weergegeven.
- Bovendien kan de electro-cilinder handmatig worden
versteld.
- Wissel naar 1e beeldscherm: pijltjestoetsen drukken
- Terug naar het hoofdmenu: ESC drukken
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige
passing
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren
• Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
9400_NL-Anhang A_Sicherheit
Aanhangsel -A
Aanwijzingen voor veilig werken
- A 1 -
20%
Kg
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben
op de veiligheid met dit teken aangegeven.
1.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen.
2.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze
machines en werktuigen ontwikkeld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons geleverde
onderdelen niet door ons gecontroleerd en vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde omstandigheden
constructieve eigenschappen van Uw machine negatief
beinvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade ontstaan door het gebruik van niet originele delen
en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van
aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de
fabrikant uit.
3.) Beschermkappen, -beugels en -doeken
Alle beschermkappen, -beugels en -doeken moeten aan de
machine gemonteerd zijn en ook intact zijn. Regelmatige controle
en vervanging van versleten en beschadigde beschermingen is
noodzakelijk.
4.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd maken.
Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op
verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
5.) Asbest
Bepaalde toeleveringsdelen van het voertuig of
machine kunnen om technische redenen asbest
bevatten. Let op kentekens die op de onderdelen
staan.
6.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine meenemen is niet toegestaan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven transportstand over
openbare wegen worden vervoerd.
7.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor en achter voldoende van ballastgewichten
worden voorzien om de bestuurbaarheid en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig moet op de
vooras rusten).
b. De rijeigenschappen
worden door de weg
en door de machine
beïnvloed. Rijstijl aan
de omstandigheden
aanpassen.
c. Als er eveneens een
volgwagen is aan-
gekoppeld, moet bij
het rijden van bochten
rekening gehouden
worden met de breedte
van de machine en met
eventueel uitslaan van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt op de
uitstekende delen en op door de massakracht doordraaiende
delen letten!
8.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de driepuntshefinrichting
de hendel van de hefinrichting in een stand blokkeren, waarin
ongecontroleerd heffen of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de driepuntshefinrichting
ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van klemmen
of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de hefinrichting buiten
de kabine, niet tussen trekker en machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet de hendel van
de hefinrichting geblokkeerd zijn, om ongecontroleerd zakken te
vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op de grond
worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder
dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-werkzaamheden,
de aandrijfmotor uitschakelen en de aandrijfas afkoppelen.
9.) Het reinigen van de machine
Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde onderdelen
te reinigen, ook het reinigen van hydraulische delen met een
hogedrukreiniger moet worden ontraden.
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.70 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Zie gebruikershandleiding trekker
Zie prijslijst en/of gebruikershandleiding van de machines
Nameten
Driepuntsmachine of front-/driepuntscombinatie
1. Berekening van het minste frontballastgewicht GV min
Breng het berekende minste frontbalastgewicht, dat voor op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
Frontaanbouwmachine
2. Berekening van het minste ballastgewicht in de driepuntshefinrichting GH min
Breng het berekende minste ballastgewicht, dat achter op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
TL [kg]
TV [kg]
TH [kg]
GH [kg]
GV [kg]
leeggewicht van de trekker
belasting van de voor-as bij een lege trekker
belasting van de achteras bij een lege trekker
hartafstand van de assen
totaalgewicht driepuntsmachine/driepuntsballastgewicht
totaalgewicht frontaanbouwmachine/ frontballast
afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw
machine/frontballast en het hart van de
voor-as
afstand hart achteras tot hart hefkogel
afstand hart achteras tot hart hefkogel
hartafstand hefkogel en zwaartepunt
driepuntsmachine / driepuntsballast
a [m]
b [m]
c [m]
d [m]
2
3
1
1
1
1
1
2
2
2
3
3
1
3
2
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig
De combinatie van machines in de front en in de driepuntshefinrichting mag niet leiden tot een overschrijding van de toegestane
totaalgewichten, de toegestane asbelastingen en de maximale bandenbelasting van de trekker. De voor-as van de trekker moet altijd
met tenminste 20% van het ledige gewicht van de trekker belast blijven.
Overtuig u er van voor het aankopen van een machine, dat deze voorwaarden aanwezig zijn, door de volgende berekening uit te
voeren of de combinatie van trekker en werktuig(en) te wegen.
Berekening van het totaalgewicht, de asbelastingen en de belasting van de banden, als ook de minste
ballasttoevoeging
Voor de berekening hebt u de volgende gegevens nodig:
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.71 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Minste ballastgewicht
front/driepuntshef
Totaalgewicht
Voor-as belasting
Achteras belasting
Daadwerkelijke waarde
vlg. berekening
Toegestane waarde vlg.
gebruikershandleiding
Dubbele toegestane
bandenbelasting
(twee banden)
Het minste ballastgewicht moet als aanbouwwerktuig of in de vorm van ballastgewichten op de trekker
worden aangebracht!
De berekende waarden moeten lager / gelijk () zijn aan de toegestane waarden!
3. Berekening van de daadwerkelijk voor-as belasting TV tat
(Als het minste frontballastgewicht (GV min) niet wordt bereikt door het gewicht van de machine (GV), moet het gewicht in het front worden verhoogd
tot de berekende waarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane voor-as belasting in de
tabel in.
4. Berekening van het daadwerkelijke totaalgewicht Gtat
(Als het minste ballastgewicht (GH min) niet wordt bereikt moet het gewicht van de driepunts-machine (GH) worden verhoogd tot minste
ballastgewichtswaarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane totaal-belasting in de
tabel in.
5. Berekening van de daadwerkelijke achteras belasting TH tat
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane achteras belasting in de
tabel in.
6. Bandenbelasting
Voer de dubbele waarde (twee banden) van de toegestane bandenbelasting (zie bijv. gegevens van de bandenleverancier in de tabel in).
Tabel
ZAAITABELLEN
Zaaitabellen
Nr. 99 8521NL.40B.0
Zaaimachines
VITASEM
VITASEM A
NL
Zaaitabellen
Zaaimachines
VITASEM
VITASEM A
Let op de aanwijzing in de gebruikershandleiding!
Op grond van verschillende duizendkorrelgewichten (TKG) zoals ontsmetten en andere zaadspecifieke eigenschappen geven de waarden in de
zaaitabellen slechts richtwaarden aan. Een hoeveelheidproef moet in elk geval voor het begin van het zaaien worden uitgevoerd.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN!
1. Om de zaaielementen te vullen is het nodig de zaaias voor te draaien;
- 10 omdraaiingen uitvoeren voordat met de hoeveelheidproef wordt begonnen.
- bij korenzaad ongeveer 1 opvangbak vol. Vooraf de machine nauwkeurig horizontaal stellen op de bovenkant van de zaadkast.
Na ca. 500 m rij-afstand moet ter controle een hoeveelheidproef worden uitgevoerd.
2. In bovenover zaaien, als ook met korrelsoorten tot 3,5 mm dikte (alle korenzaadsoorten in onderlangs zaaien) worden altijd in opvangbakstand
“0” uitgebracht. De opvangbakstand „1“ wordt pas toegepast, als in de stand onderlangs zaaien groot uitvallende korrels beginnen te springen
of worden beschadigd (hoorbaar knakken).
3. Bij bovenover zaaien bijvoorbeeld van Raps vindt de afstelling van de sperschuif plaats, afhankelijk van de “lopen” van het zaad. De noodzakelijke
praktisch controle van het “lopen” en de gewenste instelling van de sperschuif is in het hoofdstuk “Korrelproef” in de gebruikershandleiding
en op pagina 2 van de zaaitabel beschreven.
4. Als rapszaad in onderlangs zaaien wordt gezaaid, dan moeten altijd reduceerstukken worden ingelegd en de opvangbakstand “0” worden
toegepast.
5. Wordt bij onderlangs zaaien met geringe hoeveelheden zaad de stand van de aandrijvingen beneden 10 noodzakelijk, dan met de aandrijving
het toerental halveren en de stelwaarde voor de aandrijving verdubbelen. Aansluitend opnieuw een zaadhoeveelheidsproef uitvoeren!
NL
ZAAITABELLEN
- 74 -
0500-NL SÄTABELLEN (8537)
Korrelproef (voor bovenover zaaien)
Bij het bovenover zaaien moet onvoorwaardelijk worden gelet op de stand van de sperschuif. Deze stand is afhankelijkheid van de
doorstroommogelijkheid van het zaad. Ze kan door de korrelproef worden vastgesteld.
Voor het instellen van de juiste stand van deze schuif moet op de volgende manier worden gewerkt:
Voorbereiding van de korrelproef:
- Schuif sluiten
- Zaad (Raps) in de voorraadbak brengen
- Opvangbakken op de zaadleidingsstrip plaatsen (zie „Leeg maken“ pagina 8)
- Sperschuif in stand „a“ vastzetten
- Opvangklep blijft in stand „0“ ! .
- tenminste 10 omwentelingen van de zaaias voor-draaien
Doorvoeren van de korrelproef:
- Er moeten bij meerdere uitlopen korrels worden opgevangen, terwijl met de slinger zolang wordt gedraaid, tot dat de zaaias precies 1
omwenteling heeft gemaakt.
De juiste stand van de schuif is bereikt, als bij 1 omdraaiing van de zaaias 36 +/-4 korrels per uitloop worden uitgebracht.
Worden in schuifstand “a” meer dan 40 korrels per omdraaiing van de zaaias geteld, dan is het zaad niet geschikt om bovenover te
zaaien.
Worden minder dan 32 korrels per omdraaiing van de zaaias geteld, dan moeten de sperschuiven in de volgend grotere stand (eerst „b“,
dan „c“ of. „d“) worden vastgezet.
• Belangrijke aanwijzing:
- Na elke verandering van de stand van de schuif moeten tenminste 10 omwenteling van de zaaias worden uitgevoerd.
- De korrelproef moet ook tijdens het werk worden uitgevoerd, om de juiste werking van het bovenover zaaien te garanderen.
Meestal komt het dat verstopte meeneemcellen een vermindering van de hoeveelheid uitgebracht zaad veroorzaken. Dan moeten de
meeneemcellen met een borstel worden gereinigd!
verstopte
meeneemcellen
Meeneemcel
Zaad in de
meeneemcel
NL
ZAAITABELLEN
- 75 -
0500-NL SÄTABELLEN (8537)
Positie van de schuifklep
1. voor bovenover zaaien
2. voor onderlangs zaaien
bovenover zaaien
Veer moet in de middelste inkerving van de afdekking grijpen!
Schuif gesloten
Schuif gesloten
Schuif geopend
Schuif geopend
Juiste stand van de schuif
volgens korrelproef, zie
handleiding
Onderlangs zaaien
zonder reduceerinzetstuk zelfde stand van de schuif met reduceerinzetstuk
NL
ZAAITABELLEN
- 76 -
0500-NL SÄTABELLEN (8537)
Zaaitabel VITASEM
Soort zaad
Draairichting
zaaias
Stand v.d.
schuif
Stand
opvangbak
Toe te voegen
delen
onderlangs zaaien onderlangs zaaien
helemaal geopend helemaal geopend
0* 0*
Gerst Tarwe, rogge, triticale
--
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef worden verkregen.
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten
of wordtr beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Stand van de aandrijving
Rijenafstand (cm)
10 12 13 14 15 16 17 10 12 13 14 15 16 17
5
10
15
20
25 94 109 91 84
30 112 93 132 110 101 94 88
35 131 109 100 93 154 128 118 110 102 96 90
40 149 124 114 106 99 93 175 146 135 125 117 109 103
45 168 140 129 120 112 105 99 197 164 151 140 131 123 115
50 190 158 146 135 126 118 111 220 183 169 157 146 137 129
55 205 171 158 146 137 128 121 241 201 185 172 161 151 142
60 224 187 171 160 150 140 132 262 219 202 188 175 164 154
65 202 186 173 162 151 142 237 218 203 190 178 167
70 200 186 174 162 153 234 218 204 192 180
75 200 186 174 164 234 219 205 193
80 199 185 175 233 219 206
85 197 185 232 218
90 197 231
NL
ZAAITABELLEN
- 77 -
0500-NL SÄTABELLEN (8537)
Zaaitabel VITASEM
Soort zaad
Draairichting
zaaias
Stand v.d.
schuif
Stand
opvangbak
Toe te voegen
delen
onderlangs zaaien
helemaal geopend
0*
Haver
-
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden. De
nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef worden verkregen.
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten
of wordtr beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Stand van de aandrijving
Rijenafstand (cm)
10 12 13 14 15 16 17 10 12 13 14 15 16 17
5
10 122 102
15 184 153 141 131 122 115
20 245 204 188 175 163 153 145
25 306 255 235 220 205 191 180
30 80 367 306 282 262 245 230 216
35 94 78 428 357 330 305 286 268 252
40 107 89 82 490 408 376 350 326 305 288
45 120 100 92 86 550 460 424 393 367 345 325
50 133 111 102 95 89 83 612 510 470 437 408 382 360
55 146 122 117 104 98 91 86
60 161 134 124 115 107 100 94
65 174 145 134 124 116 109 102
70 187 156 144 134 125 117 110
75 167 154 143 134 125 118
80 164 152 143 133 125
85 162 152 142 133
90 150 142
onderlangs zaaien
helemaal geopend
4 oder 5 **
Erbsen
-
NL
ZAAITABELLEN
- 78 -
0500-NL SÄTABELLEN (8537)
Zaaitabel VITASEM
Soort zaad
Draairichting
zaaias
Stand v.d.
schuif
Stand
opvangbak
Toe te voegen
delen
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangewgeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden.
De nauwkeurige te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef worden verkregen.
** Er moet op worden gelet, dat de bodemplaten niet verspannen (herkenbaar aan het knikken van erwten of het uit het zaaihuis springen
daarvan).
Regelmatig optreden van knikken kan door het verstellen van de verstelhendel bijvoorbeeld van stand 4 in 5 worden verholpen.
ATTENTIE! De hoeveelheid zaad neemt dan toe. Opnieuw een hoeveelheidsproef uitvoeren!
* Zaadsoorten tot 3.5 mm dikte (alle graansoorten) worden in principe met de stand van de opvangbak „0“ gezaaid.
De verstelling van de stand van de opvangbak „1“ wordt alleen gebruikt bij zaad dikker dan 3.5 mm, als het zaad gaat spuiten of wordtr
beschadigd (hoorbaar wordt geknakt).
Stand van de aandrijving
Rijenafstand (cm)
10 12 13 14 15 16 17 10 12 13 14 15 16 17
5 12 10,0 9,2 8,5 8 7,5 7 3,7 3,1 2,8
10 24 20 18 17 16 15 14 7,4 6,2 5,7 5,3 5,0 4,6 4,3
15 36 30 28 26 24 22 21 11,0 9,2 8,4 7,9 7,4 6,9 6,4
20 48 40 37 34 32 30 28 14,8 12,3 11,3 10,5 9,8 9,2 8,7
25 60 50 46 43 40 37 35 18,5 15,4 14,2 13,2 13,2 11,5 10,8
30 72 60 55 51 48 45 42 22,2 18,5 17,0 15,8 14,8 13,8 13,0
35 85 71 66 61 57 53 50 21,6 19,9 18,5 17,3 16,2 15,2
40 97 81 75 69 65 60 57 22,8 21,2 19,8 18,5 17,4
45 22,2 20,8 19,6
50 23,1 21,7
55
60
65
70
75
80
85
90
onderlangs zaaien onderlangs zaaien
helemaal geopend helemaal geopend
00
Gras Phacelia
Draaiende roeras „uit“,
Roervingers rechtop zetten.
Reduzeerinsetstukken
NL
ZAAITABELLEN
- 79 -
0500-NL SÄTABELLEN (8537)
Zaaitabel VITASEM
Soort zaad
Draairichting
zaaias
Stand v.d.
schuif
Stand
opvangbak
Toe te voegen
delen
onderlangs zaaien onderlangs zaaien, gereduceerd
helemaal geopend helemaal geopend
00
Raps Senf
Reduceer-inzetstukken)* Reduceer-inzetstukken)*
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangegeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts richtwaarden. De nauwkeurige
te zaaien hoeveelheid kan alleen door een zaadhoeveelheid proef worden verkregen.
)* Voor groenbemesting kan raps en mosterd ook zonder reduceerinzetstukken worden gezaaid. De instelling van de hoeveelheid zaad vindt
plaats met behulp van de meegeleverde zaaischijf (zie bedieningshandleiding)
Stand van de aandrijving
Rijenafstand (cm)
10 12 13 14 15 16 17 10 12 13 14 15 16 17
5 3,6 3,0 2,8 5,4
10 7,2 6,0 5,5 5,1 4,8 4,5 4,2 10,8 9,0 8,3 7,7
15 10,8 9,0 8,4 7,6 7,2 6,7 6,3 16,2 13,5 12,5 11,6 10,8 10,1 9,5
20 14,4 12,0 11,1 10,1 9,6 9,0 8,4 21,6 18,0 16,6 15,4 14,4 13,5 12,7
25 18,0 15,0 13,9 12,7 12,0 11,2 10,5 22,5 20,8 19,3 18,0 16,8 15,9
30 21,6 18,0 16,8 15,2 14,4 13,5 12,6 21,6 20,3 19,0
35 25,2 21,0 19,5 17,7 16,8 15,7 14,7
40 24,0 22,3 20,2 19,2 18,0 16,8
45 22,8 21,6 20,2 18,9
50 22,4 21,0
55
60
65
70
75
80
85
90
Stand van de
aandrijving
Max. rijsnelheid
Gewenste
Korrelafstand
kg / ha K / m2
Rijenafstand 10 cm
Duizendkorrelgewicht = 5 g
kg / ha K / m2
Rijenafstand 12 cm
kg / ha K / m2
Rijenafstand 10 cm
Duizendkorrelgewicht = 4 g
kg / ha K / m2
Rijenafstand 12 cm
Te zaaien hoeveelheid
80
70
60
50
40
30
20
8,8
10
11,8
14,1
17,8
23,5
35,5
5,5
6,2
7,3*
8,7*
8,7*
8,7*
8,7*
5,4
4,7
4,1
3,4
2,7
2
1,35
108
94
83
67
54
41
27
4,5
3,95
3,3
2,8
2,25
1,7
1,1
90
79
69
56
45
34
21,5
4,3
3,75
3,3
2,7
2,15
1,65
1,1
108
94
83
67
54
41
28
91
79
69
56
45
35
22
3,6
3,2
2,85
2,25
1,8
1,4
0,9
Raps
Boven over zaaien
Stand klep van de opvangbak: 0
Stand van de schuif
1a Voor goed stromend zaad
1b Voor normaal stromend zaad
1c Voor minder goed stromend zaad (Duizendkorrelgewicht kleiner dan 6g)
1d Voor zeer goed stromend zaad en bij vibraties ontstaan door
sterk kluithoudende of steenrijke grond of door het overbrengen van
swingende bewegingen veroorzaakt door het grondbewerkingswerktuig
Rijsnelheid op hellingen vanaf 15% max. 3,5 km/h
* Het wordt aanbevolen een max. rijsnelheid van 6 km/h niet te overschrijden.
BELANGRIJK: De in de zaaitabel aangegeven te zaaien hoeveelheden in kg/ha zijn slechts Richtwaarden.
De precieze te zaaien hoeveelheden kunnen alleen door een hoeveelheidproef (kalibreren) worden verkregen.
(cm) (km/h)
0600 NL-EG Konformitätserklärung
PÖTTINGER Sätechnik GmbH
D-06406 Bernburg; Zimmerstr. 16
EG-Conformiteitsverklaring
overeenkomstig de EG-richtlijn 98/37/EG
Wij _______________________________________________________________________
(naam van de aanbieder)
__________________________________________________________________________________
(volledig adres van de rma - bij in de gemeenschap toegelaten gemachtigde eveneens de rma en het adres van
de fabrikant aangeven)
verklaren enig in verantwoording, dat het product
__________________________________________________________________________
(de fabrikant, type)
waarop deze verklaring betrekking heeft, met de desbetreffende grondleggende veiligheids-
en gezondheidseisen van de EG-richtlijnen 98/37/EG,
(indien van toepassing)
alsook de eisen van de andere desbetreffende EG-richtlijnen
__________________________________________________________________________
(titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de andere EG-richtlijnen
overeenkomt.
(indien van toepassing)
Om de veiligheids- en gezondheidseisen, die in EG-richtlijnen vermeld zijn, in juiste vorm om
te zetten, is/zijn van volgende norm(en) en/of technische specicatie(s) gebruik gemaakt:
__________________________________________________________________________
(titel en/of nummer alsook datum van de uitgave van de norm(en) en/of van de technische spezicatie(s)
Bijblad 1
____________________________ ____________________________________
(plaats en datum van de verklaring) (naam, functie en handtekening van bevoegd persoon)
NL
Hoofd ontwikkeling
Rijenzaaimachine
VITASEM Type: 250 / 250 PLUS
VITASEM Type: 300 / 300 PLUS
VITASEM Type: 400 / 400 PLUS
Grieskirchen, 20.11.2007
pa. Ing. W. Schremmer
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Weiterentwicklung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
GmbH ständig an der Verbesserung ihrer
Produkte.
Änderungen gegenüber den Abbildungen und
Beschreibungen dieser Betriebsanleitung müssen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Änderungen
an bereits ausgelieferten Maschinen kann daraus nicht
abgeleitet werden.
Technische Angaben, Maße und Gewichte sind
unverbindlich. Irrtümer vorbehalten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch auszugsweise,
nur mit schriftlicher Genehmigung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Urheberrecht
vorbehalten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
GHVFUL]LRQLGLTXHVWHLVWUX]LRQLSHUO·XVR$OORVWHVVR
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
G·DXWRUH
GB
I
P
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83

Pottinger MULTIDRILL 400 Handleiding

Type
Handleiding