Simplicity 2690319 Handleiding

Type
Handleiding
GEBRUIKERS-
HANDLEIDING
27PK trekkers & maaidek
Mfg. No. Beschrijving
2690351 Legacy XL, 27HP, 4WD
2690352 Legacy XL, 27HP, 4WD
2690956 Legacy XL, 27HP, 2WD
2690957 Legacy XL, 27HP, 4WD
2690958 Legacy XL, 27HP, 4WD
2690296 Legacy XL, 27HP, 4WD & 152 cm Maaidek
2690298 Legacy XL, 27HP, 4WD & 137 cm Maaidek
2690297 Legacy XL, 27HP, 4WD & 152 cm Maaidek
2690299 Legacy XL, 27HP, 4WD & 137 cm Maaidek
2690304 Legacy XL, 27HP, 2WD & 152 cm Maaidek
2690305 Legacy XL, 27HP, 2WD & 137 cm Maaidek
2690353 Legacy XL, 27HP, 2WD & 122 cm Maaidek
2690302 Legacy XL, 27HPLC, 2WD & 152 cm Maaidek
2690303 Legacy XL, 27HPLC, 2WD & 137 cm Maaidek
2690300 Legacy XL, 27HPD, 2WD & 152 cm Maaidek
2690301 Legacy XL, 27HPD, 2WD & 137 cm Maaidek
2690306 Legacy XL, 27HP, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690307 Legacy XL, 27HP, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690349 Legacy XL, 27HPLC, 4WD
2690350 Legacy XL, 27HPLC, 4WD
2690292 Legacy XL, 27HPLC, 4WD & 152 cm Maaidek
2690294 Legacy XL, 27HPLC, 4WD & 137 cm Maaidek
2690295 Legacy XL, 27HPLC, 4WD & 137 cm Maaidek
2690293 Legacy XL, 27HPLC, 4WD & 152 cm Maaidek
2690346 Legacy XL, 27HPLC, 4WD, 3P
2690347 Legacy XL, 27HPLC, 4WD, 3P
2690284 Legacy XL, 27HPLC, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690286 Legacy XL, 27HPLC, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek
2690285 Legacy XL, 27HPLC, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690287 Legacy XL, 27HPLC, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek
2690344 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P
2690345 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P
2690288 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690290 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek
2690448 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690289 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690291 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek
2690423 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek (CE)
2690310 Legacy XL, 27HPD, 2WD & 137 cm Maaidek (CE)
2690382 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P (CE)
2690308 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek (CE)
Mfg. No. Beschrijving
2690309 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek (CE)
2690314 2027, 27HP, 4WD & 152 cm Maaidek
2690315 2027, 27HP, 4WD & 137 cm Maaidek
2690364 2027, 27HPLC, 4WD
2690313 2027, 27HPLC, 4WD & 152 cm Maaidek
2690365 2027, 27HPLC, 4WD, 3P
2690312 2027, 27HPLC, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690387 2027, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek (CE)
2690388 2027, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek (CE)
2690318 2927, 27HP, 2WD & 152 cm Maaidek
2690319 2927, 27HP, 2WD & 137 cm Maaidek
2690432 2927, 27HPLC, 2WD & 152 cm Maaidek (CE)
2690384 2927, 27HPD, 2WD & 137 cm Maaidek (CE)
2690366 2927, 27HPLC, 4WD
2690335 2927, 27HPLC, 4WD & 152 cm Maaidek
2690348 2927, 27HPLC, 4WD, 3P
2690316 2927, 27HPLC, 4WD, 3P & 152 cm Maaidek
2690317 2927, 27HPLC, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek
2690354 2927, 27HPLC, 4WD, 3P
2690385 2927, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek (CE)
2690390 2927, 27HPD, 4WD, 3P & 137 cm Maaidek (CE)
152 cm (60”) maaidek
Mfg. No. Beschrijving
1694398 152 cm (60”) Maaidek
1694479 152 cm (60”) Maaidek
1695059 152 cm (60”) Maaidek
137 cm (54”) maaidek
Mfg. No. Beschrijving
1694397 137 cm (54”) Maaidek
1694478 137 cm (54”) Maaidek
1694507 137 cm (54”) Maaidek (CE)
1694509 137 cm (54”) Maaidek (CE)
1695058 137 cm (54”) Maaidek
122 cm (48”) maaidek
Mfg. No. Beschrijving
1694432 122 cm (48”) Maaidek
1694477 122 cm (48”) Maaidek
1695057 122 cm (48”) Maaidek
Legacy XL / 2000 / 2900 Series
1737158
Revision F
Rev. Date 6/2011
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
1
Problemen met de trekker oplossen .....................36
Problemen met de maaier oplossen.. ...................37
Afstellen stoel........................................................38
Afstellen rem.........................................................38
Vervangen koplamp..............................................39
Vervangen achterlicht encontrolelampjes.............39
Accu laden ............................................................39
Afstellen maaidek..................................................40
Afstellen volgwielen ......................................40
Afstellen geleidewielen .................................40
Uitlijnen maaidek...........................................41
Vervangen v-snaar maaidek.................................42
152 cm (60”) aandrijfsnaar............................42
137 cm (54”) aandrijfsnaar............................43
122 cm (48”) aandrijfsnaar............................44
Technische kenmerken
..................................45
Hulpstukken en onderhoudsproducten ................46
Opmerking : in deze handleiding gelden de aanduidingen
“links” en “rechts” zoals gezien vanuit het gezichtspunt van
de berijder.
Veiligheidsvoorschriften ........................................2
Identificatienummers..............................................7
Veiligheidsstickers.................................................8
CE-veiligheidspictogrammen .................................9
Richtlijncompliantie ...............................................9
Functies en bedieningsinstrumenten
...................10
Functie van de bedieningsinstrumenten ...............10
Functies van de parkeerrem .................................12
Automatische tractiecontrole.................................12
FunctionHet instrumentenbords............................13
Met de trekker werken
..........................................14
SafetyHet veiligheidsvergrendelsysteem..............14
Algemene veiligheidsvoorschriften bij het
werken met de trekker .......................................14
Brandstof bijvullen.................................................14
De motor starten ...................................................14
De trekker en de motor stoppen ...........................15
De trekker besturen ..............................................15
Maaien ..................................................................15
Achteruit maaien...................................................15
Achterwaartse aandrijving hulpstukken ................15
4-Wiel aandrijiving.................................................15
De trekker met de hand voortduwen.....................16
Functie’s hydraulisch systeem..............................16
3-punts hefinrichting (optie) bedienen...................18
540 POT achter bedienen.....................................20
Maaidek Verwijderen En Plaatsen........................22
Anhangwagengebruik ...........................................24
Opslag...................................................................24
Periodiek onderhoud
............................................25
Onderhoudsschema..............................................25
Onderhoud motor..................................................26
Reinigen motorcompartiment................................26
Reinigen oliekoeler of radiateur ............................26
Reinigen transmissie oliekoeler ............................26
Controleren koelvoeistofniveau.............................26
Vervangen koelvloeistof........................................27
Vervangenbrandstoffilter.......................................27
Aflopen waterafscheider .......................................28
Controle niveau transmissie-olie...........................28
Vervangen transmissie-olie en filter......................29
Controle olieniveau vooras ...................................29
Controle olieniveau tandwiellbox maaidek............30
ControleSafety Interlock Systeem.........................30
Controlemessentop...............................................30
Controle bandenspanning.....................................31
Onderhoud accu ...................................................31
Smering.................................................................32
Onderhoud maaimessen.......................................34
Probleemoplossen, afstellingen en service....36
Inhoudstafel
Mfg. No. Beschrijving
1694641 Legacy XL, 27HP, 4WD
1694644 Legacy XL, 27HP, 2WD
1694650 2027, 27HP, 2WD
1694653 2927, 27HP, 2WD
1694645 Legacy XL, 27HP, 4WD, 3P
1694640 Legacy XL, 27HPLC, 4WD
1694643 2927, 27HPLC, 2WD
1694649 2027, 27HPLC, 4WD
1694669 2927, 27HPLC, 4WD
1694864 2927, 27HPLC, 2WD
1694638 Legacy XL, 27HPLC, 4WD, 3P
1694648 2027, 27HPLC, 4WD, 3P
1694652 2927, 27HPLC, 4WD, 3P
1694642 Legacy XL, 27HPD, 2WD
1694647 Legacy XL, 27HPD, 2WD (CE)
1694792 2927, 27HPD, 2WD (CE)
1694639 Legacy XL, 27HPD, 4WD, 3P
1694646 2927, 27HPD, 4WD, 3P (CE)
1694793 2927, 27HPD, 4WD, 3P (CE)
1694794 2027, 27HPD, 4WD, 3P (CE)
Not for
Reproduction
2
Veiligheidsvoorschriften en
waarschuwingsboodschappen
TP 611-2459-08-UV-SMA
Veilig gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van een stuk tuingereedschap van superieure
kwaliteit. Onze producten zijn ontworpen en vervaardigd om aan alle indus-
trienormen te voldoen en deze zelfs te overtreffen.
Elektrische apparaten zijn enkel en alleen veilig als ze op veilige wijze wor-
den gebruikt. Als ze op de verkeerde wijze worden gebruikt of niet behoorlijk
worden onderhouden, kunnen ze gevaarlijk zijn! Vergeet niet, u bent verant-
woordelijk voor uw eigen veiligheid en die van de personen rondom u.
Gebruik uw gezond verstand en denk goed na over waar u mee bezig bent.
Als u er niet zeker van bent dat het karwei dat u gaat opknappen veilig kan
worden uitgevoerd met het gereedschap dat u hebt gekozen, raadpleeg een
vakman: neem contact op met uw plaatselijke erkende verdeler.
Lees de handleiding
De gebruikershandleiding bevat belangrijke veiligheidsinformatie waar u zowel voor
als TIJDENS het gebruik van het gereedschap van op de hoogte moet zijn.
Hierin vindt u veilige gebruiksaanwijzingen, een beschrijving van de ken-
merken en bedieningsknoppen van het product en onderhoudsinfor-
matie. Deze informatie zal u helpen het meeste uit uw apparatuur te
halen.
Lees de Veiligheidsvoorschriften en -informatie op de volgende
bladzijden helemaal door. Lees ook het hoofdstuk Bediening
volledig.
Kinderen
Kinderen kunnen het slachtoffer worden van tragische ongelukken.
Houd ze uit de buurt van de plaats waar u werkt. Kinderen voelen zich
vaak aangetrokken tot het apparaat en het grasmaaien. Ga er nooit
van uit dat kinderen op de plaats zullen blijven waar u ze het laatst
hebt gezien. Als de kans bestaat dat kinderen in de buurt kunnen
komen van de plaats waar u aan het maaien bent, zorg er dan voor
dat een andere verantwoordelijke volwassene toezicht op hen houdt.
LAAT KINDEREN NOOIT MEERIJDEN OP DE ZITMAAIER! Dit
moedigt hen aan om ook in de buurt van het apparaat te komen terwijl
de motor draait, waardoor ze ernstig gewond kunnen raken. Ze kun-
nen dan naar het apparaat toe komen om mee te rijden als u het niet
verwacht, waardoor u hen zou kunnen overrijden.
Achteruit
Nooit achteruit maaien, tenzij dit
absoluut nodig is. Kijk voor en
tijdens het achteruitrijden steeds
omlaag en achterom, ook
wanneer de
maaimessen uit-
geschakeld zijn.
Not for
Reproduction
3
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingsboodschappen
Gebruik op een helling
U kunt ernstig gewond raken of zelfs om het leven komen als u dit appa-
raat op een te steile helling gebruikt. Het gebruik van de maaier op een
te steile helling of een plaats waar u niet voldoende tractie hebt, kan
ervoor zorgen dat u de controle over de maaier verliest of kantelt.
Een goede vuistregel is de maaier nooit te gebruiken op een helling
waarop u niet achteruit kunt rijden (in de stand 2-wielaandrijving).
Gebruik de maaier nooit op hellingen die meer dan 1 m stijgen over een
lengte van 6 m. Rijd altijd loodrecht op en af hellingen, nooit zijwaarts.
Houd er ook rekening mee dat het oppervlak waarop u rijdt een grote
invloed heeft op de stabiliteit en de controle. Nat gras of een met ijs
bedekt wegdek kunnen ervoor zorgen dat u de maaier niet goed onder
controle hebt.
Als u zich onzeker voelt over het gebruik van de maaier op hellingen,
doe het dan niet. Het is het risico niet waard.
Bewegende delen
Dit apparaat heeft veel bewegende delen die u of iemand anders kunnen verwon-
den. Als u echter behoorlijk op de stoel zit en alle voorschriften in deze brochure
volgt, kunt u het apparaat veilig gebruiken.
Het maaidek is uitgerust met draaiende maaimessen die handen en voeten kunnen
amputeren. Laat niemand in de buurt van het apparaat terwijl de motor draait!
Om u, de gebruiker, te helpen dit apparaat veilig te gebruiken, is het uitgerust met
een veiligheidssysteem dat detecteert wanneer de gebruiker aanwezig is. Probeer
NIET om het systeem te wijzigen of te omzeilen. Raadpleeg onmiddellijk uw verdeler
als het systeem niet alle in deze handleiding vermelde veiligheidstests voor vergren-
delingssystemen doorstaat.
Weggeslingerde voorwerpen
Dit apparaat heeft draaiende maaimessen. Deze messen kunnen rondslin-
gerende voorwerpen opnemen en wegslingeren, waardoor omstanders ern-
stig gewond kunnen raken. Zorg ervoor dat u het te maaien gebied opruimt
VOORDAT u begint te maaien.
Het apparaat niet gebruiken zonder de opvangbak of afvoerbeschermer
(deflector).
Laat ook niemand in de buurt van de maaier komen terwijl de motor draait!
Als er toch iemand in de buurt komt, schakel de maaier dan onmiddellijk uit
en wacht tot hij/zij weer weg is.
Brandstof en onderhoud
Benzine is uiterst ontvlambaar. Benzinedampen zijn ook zeer ontvlambaar en
kunnen verre ontstekingsbronnen bereiken. Benzine mag enkel als brandstof
worden gebruikt, niet als oplos- of reinigingsmiddel. Het mag nooit worden
bewaard op plaatsen waar de dampen kunnen opbouwen of een ontstekings-
bron, zoals een waakvlam, kunnen bereiken. Brandstof moet worden
bewaard in een goedgekeurde afgesloten plastic benzinekan of in de brand-
stoftank van de tractor met de dop stevig dichtgedraaid. Gemorste brandstof
moet onmiddellijk worden opgeruimd.
Behoorlijk onderhoud is uitermate belangrijk voor de veiligheid en de
prestaties van uw apparaat. Zorg ervoor dat u de onderhoudsprocedures in
deze handleiding uitvoert, vooral het periodiek testen van het veiligheidssys-
teem.
Not for
Reproduction
4
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingsboodschappen
WERKING - ALGEMEEN
1. Vooraleer u met de trekker begint te werken, moet u alle
richtlijnen en uitleg in de handleiding gelezen en op de
machine begrepen hebben en alle voorzorgsmaatregelen
zorgvuldig opgevolgd hebben.
2. Plaats nooit uw handen of voeten in de buurt van draaiende
onderdelen of onder de machine. Blijf altijd uit de buurt van
de afvoeropeningen.
3. Laat enkel volwassenen met een groot verantwoordelijkhei-
dsgevoel die bovendien ook vertrouwd zijn met de machine,
werken met de trekker. In bepaalde gebieden kunnen
trouwens ook leeftijdsbeperkingen gelden voor het werken
met een dergelijke machine.
4. Zorg ervoor dat er zich in de buurt waar u gaat werken geen
rotsen, speelgoed en/of andere obstakels bevinden die de
goede werking van de machine zouden kunnen hinderen.
Het gevaar bestaat trouwens dat deze voorwerpen door het
maaidek zouden worden rondgeslingerd.
5. Vooraleer u begint te maaien, moet u ervoor zorgen dat er
zich geen andere mensen in de buurt bevinden. Komt er
iemand naar u toe, dan dient u de trekker te stoppen en de
motor stil te leggen.
6. Voer geen passagiers mee op de trekker.
7. Maai niet terwijl u achteruit rijdt, tenzij dit absoluut noodzake-
lijk is. Kijk voor en tijdens het achteruitrijden naar achteren
en naar beneden.
8. Richt de materiaalafvoer nooit op iemand. Vermijd het mate-
riaal af te voeren tegen een muur of een hindernis. Het mate-
riaal kan terugkaatsen naar de gebruiker. Leg het maaidek
stil wanneer u over een ondergrond met kiezelsteen moet rij-
den.
9. Werk nooit met de machine zonder dat het volledige grasop-
vangsysteem, de afvoerafscherming (deflector) of andere
veiligheidssystemen keurig op hun plaats gemonteerd zijn.
10. Vertraag vooraleer u een bocht neemt.
11. Laat de trekker nooit achter met draaiende motor. Schakel
altijd eerst de PTO-koppeling uit, activeer de parkeerrem, leg
de motor stil en trek de sleutels uit het contact vooraleer u
van de trekker stapt.
12. Schakel het maaidek (PTO) uit wanneer u niet maait. Leg de
motor stil en wacht tot alle onderdelen volledig tot stilstand
zijn gekomen alvorens de machine te reinigen, het grasop-
vangsysteem te verwijderen of de afvoerafscherming vrij te
maken.
13. Werk met deze machine enkel tijdens het daglicht of bij goed
kunstlicht.
14. Werk nooit met de machine terwijl u onder invloed bent van
drugs, geneesmiddelen of alcohol.
15. Let goed op het verkeer wanneer u in de buurt van een
openbare weg werkt of deze moet oversteken.
16. Wees extra voorzichtig als u de machine op een aanhangwa-
gen of in een vrachtwagen laadt.
17. Draag altijd oogbescherming terwijl u met deze machine
werkt.
18. Uit statistische gegevens blijkt dat vooral 60-plussers
betrokken zijn in een groot aantal ongelukken met trekkers
en maaiers. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van alle
bestuurders in kwestie om zo precies mogelijk te bepalen of
ze nog wel of niet meer in staat zijn een dergelijke machine
veilig te besturen en hun omgeving te vrijwaren van mogeli-
jke ongelukken.
19. Volg de aanbevelingen van de fabrikant in verband met wiel-
gewichten of tegengewichten.
20. Denk eraan dat het steeds de bestuurder van de trekker is
die verantwoordelijk zal worden gesteld voor ongelukken die
hij veroorzaakt aan derden of goederen van derden.
21. Alle bestuurders moeten ervoor zorgen dat ze een profes-
sionele en praktijkgerichte opleiding krijgen om met deze
machine te werken.
22. Draag bij het werken met de trekker en de maaier steeds
een lange broek en beschermend schoeisel. Werk nooit
blootsvoets of op sandalen.
23. Vooraleer u de maaier gebruikt, moet u nagaan of de
maaibladen nog intact zijn, of ze niet beschadigd of versleten
zijn en of ze nog goed vastzitten. Versleten en/of
beschadigde onderdelen moeten onmiddellijk worden ver-
vangen.
24. Schakel hulpstukken altijd uit als u een van volgende han-
delingen wenst te verrichten: bijtanken, een hulpstuk regelen
of verwijderen (tenzij de regeling kan gebeuren van op de
berijdersstoel).
25. Als u de machine parkeert, opbergt of om een bepaalde red-
den onbeheerd achterlaat, moet u het maaidek steeds
volledig laten zakken, tenzij het maaidek mechanisch ver-
grendeld wordt.
26. Alvorens de berijdersstoel te verlaten, om eender welke
reden, moet u de parkeerrem activeren, de aftakas
uitschakelen, de motor stilleggen en de sleutel uit het contact
verwijderen.
27. Om brandgevaar te verminderen, moet u ervoor zorgen dat
de machine vrij blijft van gras, bladeren en overtollige olie.
Stop of parkeer de machine niet boven droge bladeren, gras
of brandbaar materiaal.
28. In Californië is het bij wet (Public Resource Code Section
4442) verboden om de motor te laten draaien op of in de
buurt van een terrein dat begroeid is met bomen, struiken of
gras, tenzij het uitlaatsysteem uitgerust is met een vonken-
vanger die voldoet aan eventuele toepasselijke plaatselijke
wetten. In andere staten of federale gebieden van de VS
kunnen soortgelijke wetten van kracht zijn.
TRANSPORT EN BERGING
1. Als u deze trekker transporteert op een open aanhangwa-
gen, moet u ervoor zorgen dat hij met de voorzijde in de
rijrichting staat. Mocht de trekker achterwaarts op de aan-
hangwagen staan, dan kan de wind de motorkap optillen en
deze ernstig beschadigen.
2. Neem de nodige veiligheidsvoorschriften in acht als u de
trekker na transport of berging weer vult met brandstof.
3. Stal de machine nooit (met benzine) in een besloten, slecht
geventileerde ruimte. Brandstofdampen kunnen bij een
ontstekingsbron (zoals een verwarmingsketel, boiler enz.)
komen en een ontploffing veroorzaken. Brandstofdampen
zijn ook giftig voor mens en huisdier.
4. Neem voor het bergen van de trekker altijd de richtlijnen van
de motorleverancier in acht. U vindt deze richtlijnen in de
handleiding van uw motorleverancier. Volg deze richtlijnen
zowel voor een berging van korte duur als wanneer u de
machine voor langere duur opbergt.
5. Als u de machine weer in dienst stelt na een periode van
inactiviteit moet u ervoor zorgen dat u alle richtlijnen van uw
motorleverancier zo precies mogelijk navolgt.
6. Berg de machine of de brandstofvoorraad nooit op in een
plaats waar ze in contact zouden kunnen komen met vuur,
vonken of een waakvlam, van bv. bij een geiser. Laat de
machine volledig afkoelen vooraleer u ze opbergt.
Lees deze veiligheidsvoorschriften aandachtig en leef ze strikt na. Als u zich niet aan deze veiligheidsvoorschriften
houdt, kan dat tot gevolg hebben dat u de controle over de machine verliest, dat u schade veroorzaakt aan
eigendommen of gereedschap en dat uzelf en/of omstanders gewond raken met mogelijk de dood tot gevolg. Dit
maaidek kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren. Het driehoekje in de tekst duidt op
belangrijke waarschuwingen waarmee rekening moet worden gehouden.
Not for
Reproduction
5
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingsboodschappen
GEBRUIK OP HELLINGEN
In heel wat gevallen heeft het verlies van controle over de trekker
of ongelukken, zoals het omkantelen van de trekker, precies te
maken met hellingen. Dergelijke ongelukken resulteren meestal in
zware verwondingen met mogelijk de dood tot gevolg. U dient dus
extra voorzichtig te zijn als u werkt op hellingen. Als u de helling
niet achteruit op kunt of als u zich niet veilig voelt, doet u er goed
aan niet op de helling te werken. Als u begint weg te glijden op een
helling kunt u de controle over uw machine niet meer terugkrijgen
door op de rem te gaan staan.
De voornaamste oorzaken die tot het verlies van controle over uw
machine kunnen leiden, zijn de volgende: onvoldoende grip van de
wielen, te hoge rijsnelheid, ongepast remgedrag, verstrooidheid,
een machine gebruiken die niet geschikt is voor de taak die u
wenst uit te voeren, verkeerd aangebrachte hulpstukken en een
ongelijke verdeling van de lading.
1. Maai hellingen door recht naar boven en recht naar beneden
te rijden. Rij nooit zijdelings op de flank van de helling.
2. Kijk uit voor kuilen, groeven of schokken. Op oneffen onder-
grond kan de machine omkantelen. In hoog gras kunnen hin-
dernissen verborgen zijn.
3. Kies een lage versnelling, zodat u niet hoeft te stoppen of
schakelen terwijl u op een helling werkt.
4. Maai niet wanneer het gras nat is. De banden kunnen hun
grip verliezen.
5. Laat de machine altijd in versnelling, in het bijzonder wan-
neer u hellingen afrijdt. Schakel niet naar neutraal om de
helling af te rollen.
6. Vermijd starten, stoppen of draaien op een helling. Indien de
banden hun grip verliezen, schakel dan het maaidek uit en
rijd langzaam in een rechte lijn de helling af.
7. Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en geleidelijk
uit. Verander niet bruusk van snelheid of richting, want hier-
door kan de machine kantelen.
8. Wees extra voorzichtig wanneer u werkt met een machine
met een grasopvangsysteem of een ander hulpstuk, want de
stabiliteit van de machine kan hierdoor worden beïnvloed.
9. Probeer nooit de machine te stabiliseren door uw voet op de
grond te plaatsen.
10. Maai niet in de buurt van sterke hellingen, sloten of ophogin-
gen. De maaier zou plots kunnen kantelen indien een wiel
over de rand van een afgrond of sloot geraakt, of indien een
rand inzakt.
11. Gebruik geen grasopvangsystemen op steile hellingen.
12. Maai geen hellingen waarop u niet kunt achteruit rijden.
13. Neem contact op met uw erkende verdeler voor de aanbev-
olen wielgewichten of tegengewichten ter verbetering van de
stabiliteit.
14. Verwijder hindernissen zoals rotsen, grote takken enz.
15. Werk langzaam. De banden kunnen hun grip verliezen op
hellingen, ook wanneer de remmen correct werken.
16. Draai niet op hellingen. Als dit niet kan worden vermeden,
draai dan langzaam en geleidelijk naar beneden toe indien
mogelijk.
VOORTGETROKKEN UITRUSTING
1. Trek uitsluitend met een machine die voorzien is van een
trekhaak. Maak voortgetrokken uitrusting enkel vast aan een
trekhaak en nergens anders aan de machine.
2.Volg de aanbevelingen van de fabrikant in verband met het
maximaal toegelaten gewicht van voortgetrokken uitrusting
en het trekken van voortgetrokken uitrusting op hellingen.
3. Laat kinderen of andere personen nooit in of op de voort-
getrokken uitrusting klimmen.
4. Op hellingen kunnen de banden onder het gewicht van de
voortgetrokken uitrusting hun grip verliezen, zodat de
machine onbestuurbaar wordt.
5. Rij langzaam en houd rekening met een extra lange remafs-
tand.
6. Schakel niet in neutraal om de helling af te rollen.
KINDEREN
Als de bestuurder van de trekker niet aandachtig genoeg is, kun-
nen er zich tragische ongelukken voordoen met spelende kinderen.
Kinderen voelen zich nu eenmaal vaak aangetrokken door de
machine en het maaien. Hou kinderen dus steeds in de gaten en
hou er rekening mee dat ze zich niet noodzakelijk meer op
dezelfde plek bevinden als enkele ogenblikken voordien.
1. Hou kinderen weg uit het maaigebied en zorg ervoor dat ze
onder het toezicht staan van een volwassene met een groot
verantwoordelijkheidsgevoel.
2. Wees attent en zet de machine uit als kinderen dichterbij
komen.
3. Kijk voor en tijdens het achteruitrijden naar beneden en naar
achteren.
4. Laat nooit kinderen meerijden, zelfs niet met de maaibladen
gedemonteerd. Ze zouden van de machine kunnen vallen en
ernstig letsel oplopen of door hun handelingen het veilige
gebruik van de machine in het gedrang brengen. Kinderen
die vroeger ooit hebben meegereden, kunnen plotseling in
het maaigebied komen om nogmaals mee te rijden en lopen
zo het gevaar om overreden te worden.
5. Laat de trekker ook nooit door kinderen besturen.
6. Wees extra voorzichtig bij dode hoeken, struiken, bomen en
andere voorwerpen die de zichtbaarheid zouden kunnen
belemmeren.
EMISSIES
1. De uitlaatgassen van deze machine bevatten stoffen die
schadelijk zijn voor de gezondheid en die bij bepaalde
hoeveelheden kanker kunnen veroorzaken of kunnen leiden
tot misvormingen en/of andere genetische afwijkingen bij de
geboorte.
2. Informatie over de duurzaamheidsperiode van de relevante
emissies en de luchtindex vindt u op het emissiselabel van
de motor.
ONTSTEKINGSSYSTEEM
1. Dit ontstekingssysteem door middel van een elektrische
vonk is conform de Canadese norm ICES-002.
WAARSCHUWING
Gebruik de machine nooit op hellingen met meer dan
17,6% stijgingspercentage (10 graden), d.w.z. hellingen
waarbij over een afstand van 607 cm een hoogteverschil
van 106 cm overwonnen wordt.
Als u de machine gebruikt op hellingen moet u extra
wielgewichten of tegengewichten gebruiken. Neem contact
op met uw geautoriseerd verdeler om na te gaan welke
gewichten voor uw machine beschikbaar zijn en welke
geschikt zijn om het werk in kwestie uit te voeren.
Kies de lage versnelling voordat u op de helling begint te
rijden. Zelfs indien u extra wielgewichten of tegengewichten
geplaatst hebt, moet u op hellingen vooral voorzichtig zijn
als u achter op de trekker een grasopvangsysteem
geïnstalleerd hebt.
Maai hellingen door recht naar BOVEN en recht naar
BENEDEN te rijden, NOOIT zijdelings tegen de flank van
de helling. Wees voorzichtig als u van richting verandert en
STOP of VERTREK NIET op een helling.
Not for
Reproduction
6
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingsboodschappen
ONDERHOUD EN NAZICHT
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere mogelijke
ontstekingsbronnen.
2. Gebruik enkel goedgekeurde benzinerecipiënten.
3. Verwijder nooit de tankdop of tank nooit terwijl de motor
draait. Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
4. Tank nooit binnen, maar altijd buiten.
5. Plaats de machine of de brandstofrecipiënt nooit in de buurt
van een open vlam, vonken, of een waakvlam, zoals bijvoor-
beeld in de buurt van een geiser of een ander toestel.
6. Vul de recipiënten nooit in een voertuig of op de laadvloer
van een vrachtwagen met een kunststoffen bodembekleding.
Plaats recipiënten altijd op de grond, weg van uw voertuig,
alvorens ze te vullen.
7. Verwijder benzineaangedreven machines van de vrachtwa-
gen of de aanhangwagen en tank ze vol op de grond. Indien
dit niet mogelijk is, vul de machines dan op een aanhangwa-
gen met een draagbare recipiënt in plaats van met het
tankpistool.
8. Houd het tankpistool de hele tijd in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van de recipiënt totdat deze
gevuld is. Gebruik geen pistoolvergrendel/openingssysteem.
9. Indien u brandstof op uw kleren morst, moet u onmiddellijk
andere kleren aantrekken.
10. Overvul de tank nooit. Plaats de tankdop terug en zet hem
goed vast.
11. Wees extra voorzichtig in de omgang met benzine en andere
brandstoffen. Zij zijn ontvlambaar en de dampen die ze
ontwikkelen zijn ontplofbaar.
12. Indien er brandstof wordt gemorst, probeer dan niet de motor
te starten, maar verplaats de machine, weg van de plaats
waar gemorst werd, en zorg er nauwgezet voor op geen
enkele manier vonken te veroorzaken zolang de brandstof-
dampen niet volledig zijn verdampt.
13. Plaats alle doppen zorgvuldig terug op de brandstoftank(s)
en de brandstofrecipiënt(en).
Service en onderhoud
1. Laat de machine nooit draaien in een gesloten ruimte waar
de koolstofmonoxidedampen zich kunnen ophopen.
2. Zorg ervoor dat de moeren en bouten, in het bijzonder de
bevestigingsbouten van de maaibladen, altijd goed vast
staan en houd het materieel in goede toestand.
3. Knoei nooit met de veiligheidssystemen. Controleer regel-
matig of ze naar behoren werken en voer de nodige her-
stellingen uit indien ze niet goed werken.
4. Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere
vuilophoping. Ruim gemorste olie of brandstof op.
5. Stop, leg de motor stil en controleer de machine nadat ze
een voorwerp geraakt heeft. Voer herstellingen uit indien
nodig, alvorens te herstarten.
6. Voer nooit afstellingen of herstellingen uit terwijl de motor
draait, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel is vermeld in de han-
dleiding van de motorfabrikant.
7. De onderdelen van het grasopvangsysteem staan bloot aan
slijtage en allerlei vormen van beschadiging, waardoor bewe-
gende onderdelen zichtbaar kunnen worden of objecten
unnen worden rondgeslingerd. Controleer deze onderdelen
op regelmatige basis en vervang ze desnoods door de wis-
selstukken die de fabrikant daarvoor aanbeveelt.
8. Maaibladen zijn heel scherpe voorwerpen die diepe snijwon-
den kunnen veroorzaken. Wikkel de maaibladen in een
omhulsel of draag handschoenen als u ze vastneemt. Wees
ook extra voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden
uitvoert aan de maaibladen.
9. Controleer regelmatig of de rem nog goed werkt. Voer
eventueel de nodige regelingen of herstelwerkzaamheden
uit.
10. Onderhoud of vervang de veiligheids- en aanwijzingslabels
indien nodig.
11. Verwijder de brandstoffilter niet wanneer de motor heet is,
want gemorste benzine kan ontsteken. Plaats de klemmen
voor de brandstofleiding niet verder uit elkaar dan nodig.
Controleer of de klemmen de slang stevig over de filter
vasthouden na de installatie.
12. Gebruik geen benzine met METHANOL of gasohol met meer
dan 10% ETHANOL of benzineadditieven of wasbenzine,
want de motor/het brandstofsysteem kan hierdoor schade
oplopen.
13. Indien de brandstoftank moet worden afgetapt, doe dit dan
buiten.
14. Vervang een defecte knaldemper.
15. Gebruik bij het uitvoeren van herstelwerkzaamheden uitslui-
tend door de fabrikant goedgekeurde wisselstukken.
16. Hou bij het uitvoeren van regelingen en herstelwerkzaamhe-
den altijd rekening met de specificaties en instellingen
opgegeven door de fabrikant.
17. Grote onderhouds- en herstelwerkzaamheden laat u best
gebeuren in erkende en door de fabrikant goedgekeurde ser-
vice centers.
18. Voer zelf geen grote herstelwerkzaamheden aan deze
machine uit tenzij u daarvoor de noodzakelijke technische
opleiding gekregen hebt. Verkeerd uitgevoerde onder-
houdswerkzaamheden kunnen tot gevaarlijke situaties,
schade aan de machine en een nietigverklaring van de
garantie leiden.
19. Denk er bij een maaidek met meer dan één blad aan dat het
éne blad het andere in beweging kan zetten.
20. Verander niets aan het motormanagement van de motor en
voer de motor niet op. Hoge motorsnelheden verhogen het
risico op ongelukken.
21. Koppel aangedreven hulpstukken los, leg de motor stil, haal
de sleutel uit het contact en maak de draden van de ontstek-
ingsbougies los in volgende gevallen: als u ophopingen van
gras en andere materialen in de uitvoer wenst te verwijderen,
als u onderhoudswerkzaamheden wenst uit te voeren, als u
een voorwerp geraakt hebt of als de machine abnormaal
begint te trillen. Hebt u een voorwerp geraakt, dan moet u
nagaan of de machine schade opgelopen heeft en deze her-
stellen vooraleer u de machine opnieuw mag opstarten en
doorgaan met de werkzaamheden.
22. Plaats uw handen nooit in de buurt van de koelventilator van
de hydrostatische pomp terwijl de motor nog loop. Deze ven-
tilator bevindt zich aan de bovenzijde van de aandrijfas.
23. Machines met hydraulische pompen, slangen of motoren:
WAARSCHUWING: Hydraulische vloeistof die onder druk
ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om de huid te door-
boren en ernstig letsel te veroorzaken. Als een
lichaamsvreemde vloeistof in de huid wordt geïnjecteerd,
moet deze binnen enkele uren chirurgisch worden verwijderd
door een arts die vertrouwd is met deze vorm van letsel.
Zoniet kan koudvuur optreden. Houd uw lichaam en handen
weg van pengaten of openingen waaruit hydraulische
vloeistof onder hoge druk wordt verstoven. Gebruik voor het
opsporen van lekken papier of karton en niet uw handen.
Zorg ervoor dat alle hydraulische- vloeistofverbindingen goed
vast staan en dat alle hydraulische slangen en leidingen in
goede staat verkeren alvorens het systeem onder druk te
zetten. In geval van een lek dient u de machine onmiddellijk
te laten nazien door een geautoriseerd verdeler.
24. WAARSCHUWING: Energieaccumulator De veren op ver-
keerde wijze losmaken kan ernstig letsel veroorzaken.
Veren mogen enkel door een geautoriseerd verdeler worden
verwijderd.
25. Modellen met een motorradiator: WAARSCHUWING:
Energieaccumulator Ter voorkoming van ernstig lichamelijk
letsel door hete koelvloeistof of een stoomlek mag u nooit de
radiatordop proberen verwijderen terwijl de motor draait. Leg
de motor stil en wacht tot hij afgekoeld is. Zelfs dan moet u
nog uiterst voorzichtig zijn wanneer u de dop verwijdert."
Not for
Reproduction
7
Identificatienummers
Identificatieplaatje
van de trekker
Identificatieplaatje
van het maaidek
Als u voor het bekomen van wisselstukken of
informatie of voor een onderhoudsbeurt contact
opneemt met uw geautoriseerd verdeler, MOET u deze
nummers bij u hebben.
Noteer de naam/het nummer van uw model, de identificatie-
nummers van fabrikant en de serienummers van de motor
in de daartoe voorziene ruimte zodat u deze gegevens
achteraf gemakkelijk kunt terugvinden. Deze nummers vindt
u op de aangegeven locaties.
Opmerking : raadpleeg de handleiding van de motor-
leverancier voor de locatie van de identificatienummers van
de motor.
CE-modellen : berg de extra kopie van het identificatie-
plaatje in de doos hieronder op.
M
O
D
E
L
Noord-Amerikaanse
modellen
CE-modellen
AANDUIDINGEN OP HET
CE-IDENTIFICATIEPLAATJE
A. Identificatienummer van de fabrikant
B. Kracht in kilowatt
C. Maximum motorsnelheid in omwentelingen per minuut
D. Gegevens geluidsproductie in decibels **
E. Adres van de fabrikant
F. Fabricagejaar
G. Logo CE-conformiteit
H. Massa van de machine in kilogram
I. Gegevens geluidssterkte in decibels ***
J. Trillingen aan het stuurwiel *
K. Trillingen op de berijdersstoel *
CE-modellen : bevestig
hier een kopie van het
identificatieplaatje.
Identificatienummers
M
O
D
E
L
MOTORGEGEVENS
Modelnaam en -nummer
PRODUCTNUMMER van de trekker
PRODUCTGEGEVENS
SERIENUMMER van de trekker
Naam van de verdeler
Datum aankoop
Merk
Motorspecificaties
Model
Serienummer van de motor
PRODUCTNUMMER van het maaidek
SERIENUMMER van het maaidek
A
B
C
D
J
K
E
F
G
H
I
Not for
Reproduction
8
Veiligheidsstickers
Veiligheidsstickers
Deze machine is ontworpen en gebouwd om u te
voorzien van de hoogste veiligheidsstandaard die u
mag verwachten van één van de leidende fabrikanten
van zitmaaiers.
Al lezende deze handleiding en de opgenomen
instructies, zult u kennis nemen van de noodzakelijke
kennis die nodig is om deze machine veilig en effectief
te bedienen. Op de machine zijn tal van stickers m.b.t.
veilig bedienen aanwezig, die u tijdens het werken nog
eens hierop opmerkzaam maken.
Alle GEVAAR, WAARSCHUWING, OPGEPAST en
instructie's op uw machine moeten zorgvuldig worden
gelezen en opgevolgd. Ernstige verwondingen kunnen
anders ontstaan. Deze informatie is belangrijk en voor
uw veiligheid! De onder afgebeelde veiligheidsstickers
zijn op uw machine aanwezig.
Indien stickers beschadigd zijn, niet meer leesbaar of
aanwezig, vervang deze dan per direct.
Deze stickers zijn goed begrijpbaar en dienen als een
constante reminder, ook voor mensen die niet zo vaak
gebruik maken van de machine, dat de veiligheids-
instructie's gemakkelijk herkenbaar zijn voor veilige inzet.
Sticker - gevaar,
draaiende messen
Ond.nr. 1704276
Sticker - gevaar draaiende
delen, 540 PTO Modellen
Ond. Nr. 1725575
Sticker - gevaar, draaiende delen
540 PTO modellen
Ond.nr. 1725618
Sticker - gevaar,
draaiende messen
Ond.nr. 1704277
Sticker - transmissie
ontkoppelen
Ond.nr. 1725776
Sticker - controle
hendel hef aanbouw
Ond.nr. 1725603
Sticker - contact-
sleutel positie
Ond.nr. 1722806
Sticker - gashendel
positie's
Ond.nr. 1725571
Sticker - PTO Selectie
positie's
Ond.nr. 1725574
Sticker - Gebruikersinstructie's Noord
Amerikaanse modellen, Ond.nr. 1722814
DANGER
OPERATING ON SLOPES CAN BE
DANGEROUS
SEE OPERATOR'S MANUAL. IF YOU CANNOT
BACK-UP A HILL, DO NOT DRIVE ON IT.
ROTATING BLADES CUT OFF
ARMS AND LEGS
STOP MOWER WHEN CHILDREN ARE NEAR.
NO RIDERS — THEY FALL OFF.
DANGER
AVOID SERIOUS
INJURY OR DEATH
• READ OPERATOR'S MANUAL(S).
• KNOW LOCATION AND FUNCTION OF ALL CONTROLS.
• KEEP SAFETY DEVICES (GUARDS, SHIELDS, SWITCHES,
ETC.) IN PLACE AND WORKING.
• REMOVE OBJECTS THAT COULD BE THROWN BY
THE BLADE.
• DO NOT MOW WHEN CHILDREN OR OTHERS
ARE AROUND.
• NEVER CARRY CHILDREN EVEN WITH BLADES OFF.
• LOOK DOWN AND BEHIND BEFORE AND WHILE
BACKING.
• AVOID SUDDEN TURNS.
• IF YOU CANNOT BACK UP A HILL,
DO NOT OPERATE ON IT.
• GO UP AND DOWN SLOPES, NOT ACROSS.
• IF MACHINE STOPS GOING UPHILL, STOP BLADE
AND BACK DOWN SLOWLY.
• BE SURE BLADE(S) AND ENGINE ARE STOPPED
BEFORE PLACING HANDS OR FEET NEAR BLADE(S).
• WHEN LEAVING MACHINE, SHUT OFF ENGINE,
REMOVE KEY, AND SET PARKING BRAKE.
WARNING
1722814-00
DO NOT TOW TRACTOR!
Damage may result to transmission
Sticker - Bedieningsinstructie's, CE
modellen. Ond.nr. 1723175
1723175
NOORD AMERIKAANSE MODELLEN
ALLE MODELLEN
CE MODELLEN
Sticker - gevaar,
draaiende messen
Ond.nr. 1720389
Sticker - maai-
hoogte
Ond.nr. 1717583
Sticker - maai-
hoogte
Ond.nr. 1721197
1725571
1725574
CONTACT CAN CAUSE SERIOUS
INJURY OR DEATH.
KEEP HANDS AND FEET CLEAR.
DO NOT STAND OR RIDE ON
REAR PTO COVER.
ROTATING SHAFT
1725603
FLOAT
LOWER
RAISE
ANGLE
LEFT
ANGLE
RIGHT
1725618
1725776
1727089
• Be aware that 4WD can improve access to dangerously sloped terrain thereby
increasing the possibility of tip-over.
• If you cannot back up a hill in 2WD, do not operate on it.
DANGER
Sticker - Danger, Rotating Fan,
Diesel modellen Part No. 1726045
ROTATING FAN BLADES
Contact can cause serious injury.
Keep hands clear.
1726045
Sticker - 4WD Rollover
Part No. 1727089
1727089
• Be aware that 4WD can improve access to dangerously sloped terrain thereby
increasing the possibility of tip-over.
• If you cannot back up a hill in 2WD, do not operate on it.
DANGER
Sticker - Danger, Rotating Fan,
CE, Diesel modellen
Part No. 1726086
1726086
Not for
Reproduction
9
CE-tekens/Safety Interlock-systeem
Waarschuwing: lees
gebruikershandleiding.
Lees en begrijp de
gebruikershandleiding voordat u
deze machine gaat gebruiken.
Gevaar: wegschietende objecten.
Deze machine kan voorwerpen
met grote kracht wegslingeren.
Houd personen op afstand.
Waarschuwing: verwijder contact-
sleutel bij servicing.
Verwijder de sleutel en raadpleeg
eerst literatuur alvorens u onderhoud
of afstellingen doorvoert.
1725618
Waarschuwing: roterende as kan
ernstig letsel of dood veroorzaken.
Houd handen en voeten weg.
Gevaar: kantelen machine.
Werk niet met de machine op
hellingen steiler dan 10 graden.
Gevaar: afslaan lichaamsdelen.
Deze machine kan lichaamsdelen.
afslaan. Houd kinderen en derden
weg van machine indien in werking.
Gevaar: afslaan lichaamsdelen.
Deze machine kan lichaamsdelen
afslaan. Houd kinderen en derden
weg van machine indien in werking.
Veiligheidstekens
VEILIGHEIDS-
VERGRENDELSYSTEEM
Deze machine is uitgerust met een veiligheidsvergrendeling en
andere veiligheidssystemen. Deze zijn speciaal ontworpen voor
uw veiligheid. Knoei niet met deze veiligheidssystemen en
probeer ze ook niet te omzeilen. Controleer deze systemen
regelmatig op hun goede werking.
Controle op de VEILIGE werking
Uw machine is uitgerust met een zitveiligheidssysteem.
Controleer de goede werking van dit systeem tweemaal per
jaar, in de len
te en in de herfst aan de hand van volgende
tests.
Test 1 - De motor mag NIET aanslaan :
als de PTO-koppeling is ingeschakeld, OF
als het rempedaal niet volledig ingedrukt is (of de parkeerrem
niet ingeschakeld is), OF
als de snelheidsregelaar ingeschakeld is.
Test 2 - De motor MOET aanslaan :
als de PTO-koppeling niet is ingeschakeld EN
als het rempedaal volledig ingedrukt is (of de parkeerrem
ingeschakeld is) EN
als de snelheidsregelaar zich in de stand NEUTRAAL
bevindt.
Test 3 - De motor moet AFSLAAN :
als de berijder rechtstaat uit de berijdersstoel en de PTO-
koppeling is ingeschakeld, OF
als de berijder rechtstaat uit de berijdersstoel terwijl het
rempedaal NIET volledig ingedrukt is (of de parkeerrem niet
ingeschakeld is).
Test 4 - Controle op de aandrijving van de maaibladen
Als de schakelaar voor de elektrische PTO-koppeling in de
stand uit wordt gezet (of als de berijder opstaat uit de
berijdersstoel), moeten de maaibladen en de aandrijfriem binnen
5 seconden volledig stilvallen. Als de aandrijfriem niet binnen 5
seconden volledig stilvalt, moet u de PTO-koppeling instellen
zoals beschreven in het deel “Regelingen” of u moet contact
opnemen met uw geautoriseerde verdeler.
Test 5 - Veiligheid voor de optie Achteruit maaien (RMO):
De motor moet afslaan indien geprobeerd wordt achteruit te
rijden terwijl de PTO-koppeling is ingeschakeld en de optie
Achteruit maaien niet is geactiveerd.
Het RMO-lampje moet branden wanneer de optie Achteruit
maaien (RMO) is geactiveerd.
Opmerking : eenmaal de motor is stilgevallen en de berijder
opnieuw plaats genomen heeft op de berijdersstoel, moet de
elektrische PTO-koppeling eerst uitgeschakeld worden
vooraleer de motor opnieuw kan worden gestart.
WAARSCHUWING
Als een veiligheidstest negatief uitvalt, mag u met de
machine niet werken, maar dient u onmiddellijk
contact op te nemen met uw geautoriseerd verdeler.
Probeer in geen enkel geval de veiligheids-
vergrendeling te omzeilen.
Not for
Reproduction
10
Bedieningselementen
Choke (Selecte modellen)
Gebruik de choke bij koude motor. Zet de choke terug
zosnel de motor oppakt. Bij warme motor geen choke
gebruiken. Knop uittrekken is choke bedienen.
Gashendel
De gashendel regelt het toerental. Druk de hendel voor-
waarts om meer toeren te geven en achterwaarts om
toeren te minderen. Maai altijd met volgas.
Koplampen
De lichtknop schakelt de koplampen aan of uit.
Plug olieniveau vooras
(4WD modellen enkel)
De plug van het olieniveau in de vooras wordt gebruikt om
het olieniveau te controleren en bij te vullen. Zie Onderhoud
Vooras voor de specificaties en procedures aangaande
controleren en bijvullen.
Plug controle olieniveau transmissie
De plug van het olieniveau in de transmissie wordt gebruikt
om het olieniveau te controleren en bij te vullen. Zie Onderhoud
Transmissie voor specificaties en procedures aangaande
controleren en bijvullen.
CONTROLE FUNCTIES
De informatie hieronder beschrijft beknopt de functie van de elementen. Starten, stoppen, rijden en maaien vereisen
het bedienen van diverse elementen in een bepaalde volgorde. In de navolgende secties kunt u kennis nemen van
de diverse functies en volgorde om bepaalde taken tot uitvoer te brengen.
2WD
4WD
Figuur 1. Elementen
Not for
Reproduction
Hendel controle hef inrichting
Wanneer de machine verplaatst wordt, altijd het maaidek
in de transportpostie heffen (bovenste stand). Maai nooit
met het maaidek in transportpositie.
Deze controlehendel heft of laat alle onderdelen of
accessoires zakken die gebruik maken van het hydro-
systeem van de machine. Deze controle hendel bedient
tevens de aanbouwdelen die gekoppeld worden aan
de snelkoppelingen links en rechts van het frame.
Wanneer een maaidek gemonteerd is(voor/achter hydro
selector moet in achterste positie zijn), trek de hendel
naar achteren om te heffen. Duw de hendel in de 1e
positie om de lift te laten zakken. Indien de hendel naar
voren bewogen wordt en geplaatst in de 2e positie, dan
staat het hefsysteem in vrijstand en kan het maaidek op
en neer bewegen. Dit is de positie die gebruikt moet
worden indien u maait.
Voor een complete uitleg voor deze functie zie
FUNCTIES HYDRAULISCH SYSTEEM.
Maaihoogteverstelling
De maaihoogteschakelaar bedient de instelling van de
maaihoogte. Dezelfde schakelaar bedient ook de uitworp
rotator wanneer een sneeuwfrees is gemonteerd. De
pijlen op de schakelaar corresponderen met de richting
die ingesteld wordt (pijl naar boven verhoogt instelling,
pijl naar rechts tbv sneeuwfrees etc). De instelling is
traploos te kiezen tussen 2,5 cm en 11,2 cm.
Wanneer de indicator aan het eind van het bereik is,
laat dan de schakelaar los om beschadigingen aan de
electromotor te voorkomen.
Contactschakelaar
De contactschakelaar start en stopt de motor, er zijn
3 posities:
UIT Zet motor uit en schakelt het electrische
systeem uit.
AAN Laat de machine draaien en
activeert electrisch systeem, bij Diesel-
modellen tevens de gloeibougies.
START Draait motor rond om te starten.
NOOT: Laat nooit de contactschakelaar in de AAN-
positie staan met uitgezette motor. De accu loopt leeg.
Rempedaal
Het rempedaal intrappen bedient de rem van de machine.
Dit intrappen zal tevens de neutraalstand activeren van
de cruise control.
11
Bedieningselementen
Rijsnelheid-pedalen
Het voetpedaal controleert zowel de rijsnelheid in
voorwaartse richting als achterwaartse richting.
Deze pedalen zijn met de voet of hak te bedienen.
Houd u er rekening mee dat hoeverder u het pedaal
intrapt, des te harder de machine rijdt.
Parkeerrem
De knop van de parkeerrem wordt gebruikt om deze te
blokkeren wanneer de machine stopt. Trap het rempedaal
volledig in en trek de knop uit; zo wordt de parkeerrem
erop gezet. Raadpleeg pagina 10 voor de volledige
uitleg m.b.t. de parkeerrem.
Verstelbaar stuur (Selecte modellen)
Gebruik de knop op de stuurkolom om het stuur in de
gewenste positie te vestellen. Indien positie gevonden
altijd knop weer loslaten om stand te fixeren.
Hendel stoelverstelling
De stoel kan naar voren en achter ingesteld worden.
Bedien de hendel en kies de gewenste instelling en
laat de hendel weer los om te fixeren.
Cruise Control
De cruise control wordt gebruikt om een vaste snelheid
te handhaven in voorwaartse richting. Bedien de hendel
is voorwaartse richting tot gewenste snelheid bereikt is.
Druk de hendel terug om te ontkoppelen. Indien u direct
stopt d.m.v. het rempedaal, gaat de hendel automatisch
terug in de neutraalstand.
2-wiel / 4-wiel aandrijfselector
(Selecte modellen)
De 2-wiel / 4-wiel aandrijfselector ontkoppelt de voorwielen
in de 2-wiel positie en drijft alle wielen aan in de 4-wiel
positie. Koppel-en ontkoppel de keuzemogelijkheid enkel
wanneer de machine stil staat of enkel nog in kruipsnelheid
rijdt.
Transmissie vrijzet hendel
De vrijzethendel van de transmissie ontkoppelt het
drijfwerk, opdat de machine manueel voortbewogen kan
worden. Zie DE TREKKER MET DE HAND VOORT-
BEWEGEN voor extra informatie.
Brandstoftank
Om open te draaien, draai tegen de klok in.
2WD
4WD
Not for
Reproduction
12
Bedieningselementen
Figuur 2. Bedienen van parkeerrem
A. Rijsnelheid-pedalen
B. Rempedaal
C. Parkeerremknop
BEDIENEN PARKEERREM
Bedienen parkeerrem - Zie figuur 2.Om parkeerrem
te activeren, haal voet van de rijsnelheidpedalen (A)
trap rempedaal volledig in (B), trek de parkeerremknop
uit (C) en laat dan rempedaal weer opkomen.
Ontgrendelen parkeerrem - Z ie figuur 2. Om te ont-
grendelen trapt u het rempedaal volledig in (B) en duw
de parkeerremknop in (C).
AUTOMATISCHE TRACTIE
CONTROLE
Wat is automatische tractiecontrole?
Automatic Controlled Traction (ACT) is een exclusieve
producteigenschap van onze transmissies.
ACT voorziet in maximale tractie door beide wielen te
voorzien van een bepaalde hoeveelheid koppel (een
transmissie zonder ACT zal geen tractie meer leveren
indien 1 wiel doorslipt),die precies genoeg is om een
dermate extra tractie te leveren en toch toestaat dat
zonder gazon te beschadigen bijv. gekeerd kan worden.
Wat te verwachten van uw ACT trekker?
Voor het leeuwendeel zult u tijdens het werken niets
merken van ACT en u zult al snel gewend zijn aan de
extra tractie die dit systeem levert, zonder dat dit direct
voel-/merkbaar is.
Onder extreme omstandigheden kan zelfs ACT over-
vraagd zijnen 1 van de achterwielen kan doorslippen.
Bijv. op een helling draaien en versnellen.
A
B
C
Plug controle olieniveau transmissie
De plug annex dipstick wordt gebruikt voor controle
van het olieniveau in de transmissie en om bij te vullen.
Zie TRANSMISSIE ONDERHOUD voor verdere info
m.b.t. controle en bijvullen.
Midden / achter PTO-selector
De midden /achter PTO-selector kiest welke of welke
PTO(s) worden geactiveerd door de PTO-schakelaar.
De selector heeft 3 posities (van voor naar achter):
midden PTO enkel actief, midden en achter PTO actief,
achterste PTO actief. Ontkoppel de PTO-schakelaar
alvorens u van positie wisselt.
Voor / achter hydro selector
De voor / achter hydro selector geeft de keuze
tussen welk hydraulisch systeem te activeren is
met de controlehendel van de hefinrichting.
Wanneer de schakelaar zich in de voorste positie
bevindt, zullen de aanbouwdelen die aangesloten zijn
op de 2 linker snelkoppelingen voor werken. Wanneer
de selector in de achterste positie is, wordt d.m.v. de
controlehendel de hydraulische cilinder van de unit bediend.
Sperdifferentieel-pedaal
Door dit pedaal in te trappen wordt de transmissie,
op beide wielen vastgezet.
Gebruik deze optie wanneer de machine vast zit door
het slippen van een wiel. Bedien de sperinrichting alleen
in kruipsnelheid .
PTO schakelaar
De PTO (Power Take-Off) schakelaar, in combinatie met
de midden/achter PTO-selector, koppelt en ontkoppelt
aanbouwdelen verbonden met de middenste en achterste
PTO-assen. Om in te schakelen, trek de schakelaar op.
Druk neer om te ontkoppelen. Controleer de positie van de.
midden/achter PTO-selector voor inschakelen van PTO.
Activeer geen PTO waar geen aanbouwdeel aan is ver-
bonden, want een onbeschermde draaiende as is gevaarlijk.
Verzeker u ervan dat u stevig zit op de stoel wanneer u
PTO functies activeert.
Dit is normaal. Indien u tractie gaat verliezen, versnel niet.
Pas de rijsnelheid aan, stop, zet het stuur in rechte lijn en
rij rustig door. Door te stoppen stelt u de transmissie
in staat meer tractie op te bouwen.
Not for
Reproduction
13
Bedieningselementen
Figuur 3. Dashboard Display — Modellen met lucht-
gekoelde motoren
A. Onregelmatig voltage
B. PTO-lampje achter
C. PTO-lampje midden (voor)
D. Uurmeter/klok
E. Cruise control-lampje
F. Lage oliedruk-lampje
G. 4-wiel-lampje (enkel 4-WD-modellen)
H. Brandstofafscheider (Diesel-modellen enkel)
I. Brandstofmeter
J. Toerenteller
K. Bedrijfstemperatuur-meter
L. Gloeibougie-lampje
M. Voltmeter
Luchtgekoelde modellen
M
B D FE
IJ
C
G
Vloeistofgekoelde modellen
K
B D FE
IJ
C
G
DASHBOARD DISPLAY FUNCTIE'S
Het dashbord verschaft u een ruim statusoverzicht -
van motor- en bedieningsinformatie, zoals omschreven
hieronder:
A. Onregelmatig voltage (LC-modellen)
Geeft aan dat het voltage dat wordt geleverd door het
laadsysteem hoger of lager is dan het normale niveau
wat afgegeven moet worden.
B. PTO-lampje achter
Geeft aan dat de achterste PTO is ingeschakeld.
C. PTO-lampje midden (voor)
Geeft aan dat de middelste PTO is ingeschakeld.
D. Uurmeter/klok
Geeft het aantal bedrijfsuren aan.
E. Cruise control-lampje
Geeft aan dat de Cruise control is ingeschakeld.
F. Lage oliedruk-lampje
Geeft aan dat de oliedruk laag is. Indien dit lampje blijft
branden, zet de motor per direct uit en neem contact op
met uw dealer.
G. 4-WD-lampje (4 WD-modellen enkel)
Geeft aan dat 4-wielaandrijving is ingeschakeld.
H. A fscheider-lampje (Diesel Modellen)
Geeft aan dat de brandstofafscheider vol is en geledigd
moet worden.
I. Brandstofmeter
Geeft het brandstofniveau aan.
J. Toerenteller
Geeft het aantal toeren aan van de motor. Voor maaien
gebruikt u 3400 tpm. Werk niet met de machine onder
de 3000 tpm.
K. Bedrijfstemperatuurmeter
(LC (vloeistofgekoelde) modellen enkel)
Geeft de temperatuur van de motor aan.
L. Gloeibougie-lampje (Diesel Modellen)
Geeft aan dat de gloeibougies actief zijn. Houd de
contactsleutel in de AAN-positie totdat dit lampje dooft
en start vervolgens.
M. Voltmeter
(Modellen met luchtgekoelde motoren)
Geeft aan het laadniveau van het laadsysteem voor
de accu.
L
A
H
Not for
Reproduction
14
Werken met de trekker
Motor starten
Benzine-modellen
1. Al zittende op de stoel, druk het rempedaal volledig
in of activeer de parkeerrem.
2. Zet de Cruisecontrolhendel in de neutraalstand en
verzeker u ervan dat uw voet niet rust op de
rijsnelheidpedalen.
3. Ontkoppel de PTO.
4. Zet de gashendel vol uit.
5. Trek de choke uit..
NOOT: Bij een warme motor niet choken.
6. Plaats de contactsleutel in het contactslot en draai
naar START.
7. Nadat de motor aanslaat, zet de choke terug en minder
gas om de motor de gelegenheid te geven voor een
minuut op te warmen. Zet de gashendel vol uit voordat
u de PTO-schakelaar uittrekt om bijv. te gaan maaien.
Maai altijd met vol toerental.
Diesel-modellen
1. Al zittende op de stoel, druk het rempedaal volledig
in of activeer de parkeerrem.
2. Zet de Cruisecontrolhendel in de neutraalstand en
verzeker u ervan dat uw voet niet rust op de
rijsnelheidpedalen.
3. Ontkoppel de PTO.
4. Zet de gashendel in middenpositie (bij koud weer
vol uit zetten).
5. Draai de contactsleutel in de AAN-positie en activeer
de gloeibougies, het lampje op het dashbord van de
gloeibougies zal oplichten.
6. Wacht tot het lampje van de gloeibougies op het
dashbord uitgaat en draai dan door naar start. Indien
de motor niet direct aansluit, zet gashendel vol uit.
7. Nadat de motor aanslaat, zet de gashendel terug en
geef de motor gelegenheid om voor een minuut
op te warmen.
8. Zet de gashendel vol uit voordat u de PTO-schakelaar
uittrekt om bijv. te gaan maaien.
NOOT: In geval van een gevaar kan de motor snel
worden uitgezet door de contactsleutel naar stop te draaien.
Gebruik dit enkel indien echt nodig, anders gaat u te werk
zoals omschreven in het hoofdstuk
TREKKER STOPPEN EN MOTOR UITZETTEN.
Algemene veiligheidsvoorschriften
Verzeker u ervan dat u alle informatie m.b.t. veiligheid
en bedienen van deze machine heeft gelezen en
begrepen voordat u gaat werken. Maak alle functies
u eigen voordat u de machine inzet.
Werken op hellingen
Brandstof bijvullen
Bij tanken:
1. Verwijder tankdop (A, figuur 4).
2. Vul de tank. Vul niet over. Laat ruimte in de tank
voor uitzetten brandstof. Refereer naar de hand-
leiding van motor voor specifieke aanwijzingen.
3. Plaats de tankdop terug en draai deze goed aan.
WAARSCHUWING
Benzine is hoogst ontvlambaar en moet met grote
voorzichtigheid behandeld worden. Vul nooit bij
met warme motor. Verzeker u ervan dat geen open
vuur in de nabijheid is. Voorkom morsen en reinig
indien gemorst wordt per direct de verontreiniging.
Benzinemotormodellen : Gebruik geen
benzines die METHANOL, of benzines die
meer dan 10% ETHANOL bevatten,
of andere benzinedopes die schade kunnen
veroorzaken aan het brandstofsysteem.
WAARSCHUWING
Rij nooit op hellingen steiler dan 17.6 procent
(10°) d.w.z. hellingen waarbij over een afstand van
6 m een hoogteverschil van 1 m wordt overwonnen.
Indien u op hellingen werkt, gebruik dan altijd wiel-
of contragewichten. Raadpleeg uw dealer om
uit te zoeken welke gewichten er beschikbaar zijn
en welke het meest geschikt zijn voor uw unit.
Kies een lage snelheid voordat u op een helling rijdt .
Aanvullend op additionele gewichten moet u rekening
houden met slipgevaar indien zware aanbouwdelen
zijn gemonteerd zoals een grasvanger.
Maai van beneden naar boven en nooit in de lengte
van een helling, wees voorzichtig bij keren en START
OF STOP NOOIT OP EEN HELLING.
Not for
Reproduction
15
DE TREKKER EN DE MOTOR STOPPEN
1. Plaats de rijsnelheidsregeling(en) in neutraal.
2. Zet de PTO-koppeling uit en wacht tot alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
3. Stel de gashendel in de stand die is voorgeschreven in de
handleiding van de motorleverancier, die u terugvindt in het
gebruikerspakket dat met uw trekker wordt meegeleverd. Volg
alle aanbevolen stopprocedures.
4. Draai de contactsleutel naar de stand 'Uit'. Verwijder de
sleutel uit het contactslot.
Kohler-modellen :
4. Stel de gashendel in op 50% van volgas.
5. Draai de contactsleutel in de stand “uit”. Verwijder de sleutel.
Briggs & Stratton-modellen :
4. Zet de gashendel in de stand stationair en laat de motor
gedurende ca. een minuut draaien.
5. Draai de contactsleutel in de stand “uit”. Verwijder de sleutel.
DE TREKKER BESTUREN
1. Ga op de berijdersstoel zitten en pas desnoods de positie van
de berijdersstoel aan. Controleer of u gemakkelijk zit, of u alle
bedieningselementen kunt bereiken en of u alle instrumenten
op het instrumentenbord kunt lezen.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Controleer of de PTO uitgeschakeld is.
4. Start de motor (zie “De motor starten”).
5. Schakel de parkeerrem uit en los het rempedaal.
6. Druk de regelaar van de voorwaartse rijsnelheid in om vooruit
te rijden en los de regelaar om te stoppen. Hoe verder u deze
regelaar indrukt, hoe sneller de trekker zal gaan rijden.
7. Stop de trekker door de regelaar van de rijsnelheid volledig te
lossen, vervolgens de parkeerrem te activeren en de motor stil
te leggen (zie het deel “De trekker en de motor stoppen”).
MAAIEN
1. Stel de maaihoogte van het maaidek in op het gewenste
niveau en stel de dieptemeterwielen in op de juiste hoogte
(indien van toepassing).
2. Activeer de parkeerrem. Controleer of de PTO-koppeling
uitgeschakeld is.
3. Start de motor (zie “De motor starten”).
4. Laat het maaidek volledig zakken met behulp van de
bedieningshendel van het hefsysteem voor hulpstukken.
5. Geef volgas.
6. Activeer de PTO-koppeling (maaidek).
7. Begin te maaien. Zie verder deel LC voor enkele tips in
verband met maaipatronen, onderhoud van het gazon en het
oplossen van problemen.
8. Als u klaar bent, schakelt u de PTO-koppeling uit en heft u het
maaidek op met behulp van de bedieningshendel van het
hefsysteem voor hulpstukken.
9. Stop de motor (zie “De trekker en de motor stoppen”).
Met de trekker werken
DE TREKKER MET DE HAND VOORTDUWEN
1. Schakel de PTO-koppeling uit en zet de motor af.
2. Trek vrijgavehendel voor de transmissie circa 6,4 cm naar
achteren om deze in de vrijgavepositie te vergrendelen
(Figuur 4).
3. De trekker kan nu met de hand worden voortgeduwd.
WAARSCHUWING
De motor zal afslaan indien het pedaal voor de
achterwaartse rijsnelheid wordt ingedrukt met geactiveerde
PTO en niet geactiveerde RMO. De gebruiker moet altijd de
PTO ontkoppelen voordat wegen of paden worden
overgestoken die gebruikt worden door andere voertuigen.
Het plotseling wegvallen van aandrijving kan gevaarlijke
situatie's opleveren.
WARNING
Achteruit maaien kan gevaarlijk zijn voor omstanders.
Tragische ongevallen kunnen voorkomen indien de
bestuurder niet allert is op de aanwezigheid van
kinderen. Schakel nooit de optie Achteruit maaien
(RMO) in als er kinderen aanwezig zijn. Kinderen voelen
zich vaak tot de machine aangetrokken en het maaien.
ACHTERUIT MAAIEN
Als een bestuurder kiest voor achterwaarts te maaien, het RMO-
systeem kan worden geactiveerd. Om de achteruitmaai-optie
(RMO) te gebruiken, draai de RMO-sleutel nadat de PTO is geac-
tiveerd. Het controlelampje zal oplichten, en de gebruiker kan nu
maaien in de achteruit. Iedere keer dat de PTO is ontkoppeld,
dient de RMO-optie te worden gereactiveerd indien gewenst. De
sleutel dient verwijderd te worden om toegang tot RMO te
beperken.
ACHTERWAARTSE AANDRIJVING
HULPSTUKKEN
Als een bestuurder kiest voor het achterwaarts aandrijven van
een PTO aangedreven hulpstuk, het RMO-systeem kan worden
geactiveerd. Om de achteruitmaai-optie (RMO) te gebruiken,
draai de RMO-sleutel nadat de PTO is geactiveerd. Het controle-
lampje zal oplichten, en de gebruiker kan achterwaarts aandri-
jven. Iedere keer dat de PTO is ontkoppeld, dient de RMO-optie
te worden gereactiveerd indien gewenst. De sleutel dient verwi-
jderd te worden om toegang tot RMO te beperken.
4-WIEL AANDRIJIVING (OP SOMMIGE
MODELLEN)
When operating in 4WD without a mower deck installed
on the tractor, it is recommended you install rear wheel
weights to increase stability.
WAARSCHUWING
Als u niet in de 2WD-keuze een taluut op kunt
rijden, probeer dit dan ook niet. Wees extra
voorzichtig op hellingen. Om de tractie te
verhogen en gebruik te maken van remvermogen
op alle 4 wielen, schakel de extra
voorwielaandrijving (in 4WD-keuze) bij wanneer u
op hellingen rijdt. Wees u ervan bewust dat 4WD
de toegankelijkheid van gevaarlijke hellingen
aanzienlijk vergroot, daarmede ook de kans tot
omslaan.
Not for
Reproduction
De trekker met de hand voortbewegen
1. Ontkoppel de PTO en zet de motor uit.
2. Druk de ontgrendeling transmissie (B, figuur 4) naar
voren en beneden om te ontgrendelen. Nu staat de
aandrijving eraf en kan met de hand geduwd worden.
3. De transmissie wordt weer ingeschakeld door de
hendel naar achteren en naar boven te bewegen.
Sleep de trekker nooit
De machine slepen zal schade veroorzaken aan
het drijfwerk. Gebruik geen ander voertuig om de
te slepen of te duwen. Nooit ontgrendeling van
de transmissie met draaiende motor gebruiken.
Figuur 4. Ontgrendeling transmissie & brandstoftank
A. Tankdop.
B. Hendel ontgrendeling transmissie
B
7
6
5
4
3
0 100 200 300 400
Implement Flow — gpm
Implement Flow @ 3600 RPM
Figuur 5. Druk/flow hydraulisch systeem
A.
B.
Figuur 6. Standaard hydrauliek
A. Heffen
B. Zakken
Functie's hydraulisch systeem
Algemeen
Alle standaard en aangekoppelde hydrosystemen worden
bediend door de controlehendel hefinrichting. Deze hendel
heft en laat zakken aanbouwdelen door gebruik te maken
van de hydropompcilinder van de trekker. Ook worden
aanbouwdelen hiermee aangestuurd die gekoppeld zijn
aan de snelkoppelingen die zich links en rechts voor aan
het frame bevinden.
De opbrengst en capaciteit aan druk en volume hydrau-
lische olie beschikbaar indien externe pompen moeten
worden aangedreven is af te lezen in figuur 5.
De hendel heeft 5 posities: links, rechts, terug, vooruit
(1e stand) en zweven (vooruit in 2e stand).
Gebruik standaard hydrauliek
De inboord hydrauliek controleert de hefinrichting
van het maaidek en de 3-puntshefinrichting (indien
gemonteerd). De voor/midden hydro selector schakelaar
moet zich in achterste positie bevinden.
Werken met de trekker
De hendel naar achteren trekken heft bijv. het maaidek
(A, figuur 6). De hendel voorwaarts duwen in de 1e
positie laat het zakken (B, figuur 6). De hendel naar
voren duwen tot de 2e positie vergrendeld de controle
in zwevende positie, de hefinrichting in staat
stellend op en neerwaartse bewegingen te maken.
16
Not for
Reproduction
17
Werken met de trekker
A.
B.
A.
B.
Figuur 8. Aan te koppelen hydrauliek
A. Heffen
B. Zakken
Figuur 7. Aan te koppelen hydrauliek
A. Linker voorkant
B. Rechter voorkant
Gebruik aan te koppelen hydrauliek
De controlehendel hefinrichting is ook te gebruiken voor
hydraulische aanbouwdelen die aan de snelkoppelingen
gekoppeld worden links en rechts voor aan het frame.
De linker set koppelingen wordt geactiveerd wanneer
de voor/achter hydro schakelaar in de voorste positie
staat (dit omzeilt de inboord hydrcilinderpomp).
Bewegende controlehendel naar links (A, figuur 7) zet
het aanbouwdeel naar links. Bewegende de controle-
hendel naar rechts, zet het aanbouwdeel naar rechts.
De hendel naar achteren trekken beweegt het aanbouw-
deel omhoog (A, figuur 8). De hendel naar voren duwen
en het aanbouwdeel zakt (B, figuur 8). De hendel naar
voren duwen tot in de 2e positie zet het syteem in de
"zwevende" positie, waardoor het aanbouwdeel vrij
op en neer kan bewegen.
Veel aanbouwdelen of accessoires zijn voorzien van
gekleurde snelkoppelingen om te helpen bij een juiste
en snelle aankoppeling.
De hendel naar achteren trekken heft bijv. het maaidek
(A, figuur 6). De hendel voorwaarts duwen in de 1e
positie laat het zakken (B, figuur 6). De hendel naar
voren duwen tot de 2e positie vergrendeld de controle
in zwevende positie, de hefinrichting in staat
stellend op en neerwaartse bewegingen te maken.
Not for
Reproduction
18
Werken met de trekker
0
200
400
1'0'
2'
600
3'
4'
Max. gewicht aanbouw (Lbs.)
Max. gewicht aanbouwdeel
Afstand einde arm henrichting
tot middelpunt zwaartepunt (Feet " X ")
marge gewicht
Toegestane
Einde van hefarm
Aanbouwdeel
Middelpunt van
zwaartepunt
X'
Afstand van eind arm henrichting
tot middelpunt zwaartepunt aanbouw
3-punts hefinrichting (optie)
bedienen
Maximaal gewicht aanbouwdeel
Het maximum toegelaten gewicht van het aanbouwdeel
wordt bepaald door het brutogewicht van het aanbouwdeel
in verhouding tot de afstand van het einde van de arm
van de 3-puntshef tot het middelpunt van het zwaartepunt
van het aanbouwdeel (figuur 10). Hoe verder dit punt af-
ligt van de arm, des te meer kracht is vereist.
Meet de afstand van het eind van de arm tot het middel-
punt zwaartepunt (figuur 10) en gebruik grafiek in figuur
9 om vast te stellen of een aanbouwdeel te zwaar is om
gebruikt te worden op uw trekker.
Gebruik altijd een frontgewicht en koffergewichten indien
een zwaar aanbouwdeel voert aan de achterzijde.
Indien de gemonteerde accessoire weer wordt verwijderd
verwijdert u ook de contragewichten weer.
Figuur 10. Maximaal gewicht aanbouwdeel
Figuur 9. Maximaal gewicht aanbouwdeel
A
B
Figuur 11. Posities stang hefinrichting
A. Oorspronkelijke positie stang
B. Vergrendelpositie in bovenste stand
De hefinrichting vergrendelen
De hefinrichting kan worden vergrendeld in hoogste stand.
Wanneer een aanbouwdeel achter in de hoogste stand is
vergrendeld, kan hydrocilinderpomp worden gebruikt voor
bedienen van aanbouwdelen in het midden zonder dat de
achterste behoeft te worden afgebouwd. Voorbeeld: is een
trekker uitgerust met een frees en er moet gemaaid worden
dan kan dit indien de frees in de bovenste stand wordt
vergrendeld.
Om de 3-puntshef te vergrendelen in bovenste positie:
1. Hef de 3-punts hefinrichting.
2. Verwijder de vergrendelstang uit de positie (A,
figuur 11) en herplaats deze onder de hefarmen in
de vergrendelpositie (B).
3. Borg de stang met de clip.
WAARSCHUWING
Voorkom letsel. Een machine met 3-puntshef
inrichting kan instabiel worden wanneer het aan-
bouwdeel wordt geheft. Rij altijd rustig en bedacht-
zaam indien u keert of over ongelijke ondergrond
rijdt met geheft aanbouwdeel.
Not for
Reproduction
19
Werken met de trekker
Figuur 12. Monteren hefarmen
A. Hefarmen
B. Haarpinclips
C. Pennen
D. Bovenste trekstang
E. Borgclips
F. Pennen
Figuur 13. Monteren kettingen
A. Rechter hefarm
B. Pennen & borgclips
C. Schroef 3/8-16 x 1-1/2 & borgmoer
D. Kettingen
E. Linker hefarm
Figuur 14. Monteren hefstangen
A. Linker hefarm
B. Pennen & borgclips
C. Vaste hefstang
D. Hefstang
E. Verstelbare hefstang
Monteren hefarmen
1. Bevestig de bovenste trekstang (D, figuur 12) aan de
hef door pen (F) en borgclip (E).
2. Bevestig de hefarm (A, figuur 12) aan de hef door
gebruik pennen (C) en haarpinclips (B).
De armen met uithangen vanuit het midden.
3. Bevestig de hefkettingen (D, figuur13) aan het einde
van hefarmen (A, E) met 3/8 x 1-1/2 schroeven (C)
en 3/8 borgmoeren. Kruis de kettingen en borg de
kettingen voor met de borgclips en haarpin-
clips (B).
4. Bevestig de afstelbare stang (E, figuur 14) en hefstang
(C) door pennen (B) en haarpinclips.
NOOT: De afstelbare lage hefstang (E, figuur 14) zit
aan de rechter zijde.
C
D
B
C
B
E
A
C
A
A
D
B
C
B
B
E
B
B
B
B
F
E
D
E
F
C
C
A
Not for
Reproduction
20
Werken met de trekker
540 PTO achter bedienen
(Selecte modellen)
Controleren voor starten
Raadpleeg de Onderhoud&Afstellingen sectie van
deze handleiding en volg alle instructies op.
Verbinden van een aandrijfas
1. Ontkoppel de PTO, activeer de parkeerrem, zet de
motor af en wacht tot alle delen tot stilstand zijn.
2. Trek de borgring (A, figuur 15) terug en schuif de
verbinding van de PTO as zover mogelijk door.
3. Trek de aandrijfas terug totdat de borgring op zijn
plaats valt. Controleer of een goede verbinding
gemaakt is.
PTO starten & stoppen
1. Zet de motor af en verwijder sleutel. Activeer parkeer-
rem. Plaats het aanbouwdeel. Indien verbonden met
een stationaire opstelling, activeer dan ook de
parkeerrem.
2. Start de motor en laat deze voor enkele minuten
warmdraaien alvorens u de PTO activeert.
3. Zet de gashendel voluit.
4. Plaats de PTO selector in de achterste positie(A,
figuur 16) wanneer enkel een aanbouwdeel achter
wordt gebruikt. Als tegelijkertijd een aanbouwdeel
achter en midden wordt gebruikt, zet de selector in
midden positie (B). Indien een midden en voor aan-
bouwdeel wordt gebruikt, hendel in positie (C).
5. Tre.k de PTO schakelaar op om te activeren.
6. Wanneer klaar, zet de gashendel terug in stationair
stand en zet de PTO schakelaar terug. Wacht tot
alle bewegende delen gestopt zijn.
7. Wanneer u een aanbouwdeel ontkoppelt, eerst motor,
af zetten, sleutel verwijderen en parkeerrem activeren.
Wacht tot alle bewegende delen gestopt zijn.
Keuze motortoerental
Bij inschakelen PTO altijd vol gas.
Bij ontkoppelen PTO, gas terugzetten naar stationair
en laat het aanbouwdeel tot stilstand komen.
Tijdens het werken met een aanbouwdeel, gas altijd
voluit zetten.
Figuur 15. Aandrijfas
A. Borgring
ABC
Figuur 16. PTO Selector hendel
A. 540 PTO achter enkel actief
B. Midden en achterste PTO actief
C. Middelste PTO enkel actief
A
Not for
Reproduction
21
Werken met de trekker
Aanbevelingen 540 tpm aanbouwdelen
Algemeen
Deze achterste PTO is ontworpen en getest met een 540
frees van Simplicity. Er zijn echter tal van andere alter-
natieven beschikbaar op de markt van andere fabrikanten.
Het is ondoenlijk voor ons om alle verianten te testen.
Er zijn echter een aantal basis criteria aan te wenden om
uit te sluiten of een bepaalde frees wel of niet geschikt
is voor gebruik op uw trekker.
In algemeen alle aanbouwdelen die:
de motor doen afslaan,
de koppeling doen slippen of schokkend aangrijpen
met starten, of
waarbij het langer duurt dan 3 seconden alvorens
op toeren te komen.
PTO OUTPUT TOEREN & VERMOGEN
Deze PTO is ontworpen voor een maximale output van
18 pk bij 540 tpm. Daarom kan de PTO enkel worden
gebruikt vooraanbouwdelen die bij 540 tpm niet meer
dan 18 pk vergen.
Gebruik van de PTO bij aanbouwdelen die meer dan
18 pk vermogen of een hoger toerental vragen,
resulteert in zwak presteren, een verkorte levensduur
of beschadigingen. Oneigenlijk gebruik doet het recht
op garantie en aansprakelijkheid vervallen. Ook kan
dit leiden tot gevaarlijke situaties.
Opstarten en stoppen van aanbouwdelen
Deze PTO kan gebruikt worden in combinatie met
aanbouwdelen die een lage belasting vergen zoals
frezen en maaidekken.
GEBRUIK deze PTO niet voor aanbouwdelen die een
grote belasting c.q. koppel vergen om op te starten,
zoals bijv. direct aangedreven hakselaars en grote
blazers, omdat dit type aanbouwdeel hoge belastingen
met zich meebrengen die de PTO kunnen beschadigen.
Grote aanbouwdelen die beschikken over een eigen
koppeling om de zware belastingen bij starten en stoppen
op te vangen mogen gebruikt worden indien ze niet meer
vermogen vragen dan 18 pk.
Bescherming overbelasting
Alle aanbouwdelen die op de PTO aangesloten worden
moeten voorzien zijn van breekbouten, breekpennen,
een slipkoppeling of een andere beveiliging die bescha-
digingen voorkomt bij vastlopen aanbouwdeel.
Not for
Reproduction
22
Werken met de trekker
Maaidek verwijderen en
plaatsen
NOOT: Bij verwijderen of plaatsen van het maaidek
is harde, vlakke ondergrond zoals betonnen vloer vereist.
Het maaidek verwijderen
1. Start de motor.
2. Stel de maaihoogte in op laagste stand.
3. Zet het hefsysteem van maaidek in bovenste stand.
4. Zet motor af en wacht tot bewegende delen stilstaan.
5. 122 en 152 cm maaidekken draaien de 2 voorste
geleidewielen van maaipositie naar zijwaartse positie
door de as naar beneden te duwen en wiel te draaien.
(zie figuur17). 137 cm maaidekken de haarpinclip te
verwijderen en dan de as naar beneden te duwen en
wiel in zijwaartse positie te zetten (zie figuur 17).
Herplaats de haarpinclip.
6. Klap het kleine glijwiel achter in zijwaartse positie,
indien gemonteerd (zie figuur 18).
7. Start de motor.
8. Laat het hefsysteem volledig zakken.
9. Stel de maaihoogte in op de hoogste stand.
10.Zet de motor af en wacht tot bewegende delen stoppen.
11.Maak de 2 kettingen los (A, figuur 19) van de
hefarmen.
12.Zet de contactsleutel in AAN-positie en stel de
maaihoogte in op de laagste stand (de motor hoeft
niet gestart te worden).
13.Draai de contactsleutel terug naar UIT-stand.
14.Ontkoppel de electrische verbinding met de stekker
en dek het stopcontact af met de afdekdop. Zie
figuur 20.
15.Verwijder de lange trekpen (B, figuur 21) en de veilig-
heidsclip die de plaat (A) verbindt met het maaidek.
16.Verwijder de 2 korte pennen (C, figuur 21) die de
plaat (A) verbindt met de trekker.
17.Verwijder de plaat (A, figuur 21) los van het
maaidek.
18.Verwijder de aandrijfas (B, figuur 19) van de trekker
door de borgring los te trekken (A, figuur 22)
zodat de as loskomt van de PTO.
19.Schuif met maaidek weg van onder de trekker.
WAARSCHUWING
Activeer parkeerrem, ontkoppel PTO, zet motor af
en verwijder sleutel voordat u aanvangt om het
maaidek te verwijderen of te plaatsen.
Figuur 17. Draaien van de geleidewielen
Figuur 18. Achterste glijwiel - 152 cm maaiers
A. Pen
B. Haarpinclip
C. Bevestiging glijwiel
Figuur 19. Hefkettingen maaidek
A. Hefketting
B. PTO as
C
B
A
137 cm maaier
122 cm maaier &
152 cm maaier
A
B
Not for
Reproduction
23
Werken met de trekker
Maaidek plaatsen
1. Schuif het maaidek onder de trekker.
2. Plaats de electrische verbinding (figuur 20).
3. Start de motor.
4. Stel de maaihoogte in op de hoogste stand.
5. Laat de hefinrichting maaidek helemaal zakken.
6. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
tot stilstand zijn gekomen.
7. Controleer of de hefkettingen (A, figuur 19) zich
direct onder de hefarmen van de hefinrichting van de
trekker bevinden. Maak de hefkettingen vast aan de
hefinrichting (Figuur 19).
NOOT: Gebruik de 8e schakel voor hoger heffen;
gebruik de 9e schakel voor meer grondspeling in
gevallen van ongelijke ondergrond.
8. Zet de contactschakelaar in de stand AAN en stel
de maaihoogte in op de laagste stand (de motor hoeft
niet gestart te worden).
9. Zet de contactschakelaar in de stand UIT.
10.Plaats de plaat (A, figuur 21) terug op maaidek met
lange trekpen (B).
11.Verbind de plaat aan de trekker gebruikmakende van
de 2 korte trekpennen(C, figuur 21) en de borgclips.
12.Start de motor.
13.Haal de hefinrichting helemaal naar boven.
14.Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan.
15.Draai de 2 geleidewielen vooraan van hun wegge-
draaide positie terug naar de normale positie door de
as in te drukken (zie figuur 17). Draai-indien aanwezig-
het linker glijwieltje (figuur 18) achter in de normale
positie.
16.Trek de borgring naar achteren (A, figuur 22) en
schuif de aandrijfas in de PTO-aansluiting van de
trekker tot deze vast zit (B, figuur 19).
17.Laat de borgring los en trek de aandrijfas naar
achteren tot de borgring op de aandrijfas volledig
vergrendeld wordt.
Figuur 20. Electrische verbinding maaidek
Figuur 21. Bevestigingsplaat voor en pennen
A. Plaat
B. Lange trekpen
C. Korte trekpennen
D. Aandrijfas
Figuur 22. Aandrijfas maaidek
A. Borgring
A
A
C
D
B
Not for
Reproduction
24
Werken met de trekker
Aanhangwagengebruik
Het maximum gewicht van een te trekken aanhanger
mag niet meer bedragen dan 363 kg. Fixeer de aan-
hanger met pen (A, figuur 23) en clip (B).
Te zware belastingen kunnen leiden tot slippen en on-
bestuurbaar geraken op hellingen. Verlaag het te trekken
gewicht op hellingen. De ondergrond bepaalt in grote mate
de tractie en stabiliteit. Natte en gladde omstandigheden
beinvloeden tractie en de rijcapaciteiten bij remmen/keren.
Bekijk alvorens u gaat rijden eerst goed de plaatselijke
omstandigheden en trek nooit een aanhanger op schuine
hellingen steiler dan 10°. Zie ook secties Werken op hel-
lingen en Getrokken accessoires in het deel van deze
handleiding wat over veiligheid gaat.
Opslag
Voordat u uw machine na het seizoen opslaat, lees eerst
Onderhoud en opslag-instructie's in de sectie
Veiligheidsvoorschriften en ga dan als volgt te werk:
Ontkoppel PTO, activeer de parkeerrem en ver-
wijder de contactsleutel.
Voor maatregelen m.b.t. onderhoud en opslag door
conform aanwijzingen in handleiding motor. Dit houdt
tevens in dat u de tank laat leeglopen of dat u een
conserveringsmiddel toevoegt (let hierbij op kaders
met waarschuwingen in deze handleiding).
De leeftijd van een accu kan verlengd worden indien
deze gedemonteerd wordt en opgeslagen wordt op.
een koele plek aan een druppellader. Indien de accu
in de machine blijft, altijd minpool-kabel loshalen.
Na opslag bij ingebruiknemen altijd controleren:
Controleer alle vloeistofniveau's en onderhouditems.
Voor alle controle's door zoals omschreven in deze
handleiding en die van de fabrikant van de motor.
Warm de motor altijd enige minuten op voordat u
gaat werken.
WAARSCHUWING
Sla de machine met brandstof nooit op in een
slecht geventileerde ruimten, Brandstofdampen
zijn vluchtig en kunnen ontploffen door een ont-
stekingsbron (zoals bijv. een waakvlam) .
Deze dampen zijn tevens giftig voor mens en dier.
(363kg)
800 Lbs.
10˚
3'4"
(1m)
20' (6m)
Figuur 23. Maximaal toegestaan aanhanger
A. Pen
B. Clip
A
B
Not for
Reproduction
25
Periodiek
Onderhoud
Onderhoudsschema
Het onderstaande schema dient aangehouden te worden voor normaal, periodiek onderhoud.
* Raadpleeg handleiding motor. Vervang oliefilter motor na inloopperiode.
** Vaker in warme (over 85° F: 30° C) en stoffige weersomstandigheden.
*** Servicen na de eerste 50 uur, daarna iedere 250 uur.
Veiligheidsitems
Voor
elk
gebruik
Iedere 5
uur
Iedere 25
uur
Iedere 100
uur
Iedere 250
uur
Lente&
Herfst
Controleer Safety Interlock Systeem
Controleer remmen van trekker
Controleer tot stilstand komen messen
Onderhoudsitems trekker
Controleer op loszittende bouten/moeren
Reinig motorcompartiment op vervuiling
Reinig oliekoeler (luchtkoeling)**
Reinig radiateur (vloeistofkoeling)**
Reinig oliekoeler transmissie
Controleer olieniveau transmissie
Vervang olie&filter transmissie ***
Controleer olieniveau vooras (4WD enkel)
Controleer olieniveau aandrijfkast maaidek
Controleer bandenspanning
Reinig accu&accukabels
Smeer trekker en maaier door **
Reinig maaidek/vervang messen**
Onderhoudsitems motor
Controleer olieniveau motor
Controleer/reinig koelven(vloeistofkoeling)*
Controleer koelvloeistofniveau (idem)*
Vervang koelvloeistof (idem)*
Controleer/vervang luchtfilter motor *
Vervang luchtfilter&oliefilter motor *
Inspecteer bougie's (benzinemodellen)*
Controleer/vervang brandstoffilter (idem)*
Ledig waterafscheider (Diesel modellen)*
Not for
Reproduction
26
Periodiek onderhoud
Onderhoud motor - algemeen
Raadpleeg de handleiding van de motor voor al het
onderhoud en aanbevelingen.
Reinigen
motorcompartiment
Service interval: iedere 25 uur of eerder indien nodig
Stop de motor en laat deze afkoelen. Verwijder al het
vuil onder motorkap. Verzeker u ervan dat de koelven,
radiateur en schermen schoon zijn en het gebied rond
de uitlaat.
Reinigen oliekoeler of
radiateur
Service interval: iedere 25 uur of eerder indien nodig
Reinig de oliekoeler, radiateur of radiateurscherm
periodiek of indien nodig met perslucht. De oliekoeler
van de motor (D, figuur 24) bevindt zich aan de linker-
zijde bij luchtgekoelde motoren. De radiateur bevindt
zich achterin het motorcompartiment bij vloeistofgekoelde
modellen. Vloeistofgekoelde modellen hebben tevens een
radiateurscherm (F, figuur 25; D, figuur 26). Om hier bij
te komen (D, figuur 26) bij Kawasaki modellen,
verwijder de haarpinclips (J) op de oliekoeler transmissie
(C). Reinig alle componenten van het koelsysteem.
Reinig transmissie oliekoeler
Service interval: iedere 25 uur of eerder indien nodig
De transmissie oliekoeler (C, figuur 24, 25, & 26) bevindt
zich achterin het motorcompartiment en moet gereinigd
worden met perslucht, periodiek of indien nodig.
Controleer koelvloeistofniveau -
enkel vloeistofgekoelde modellen
Service interval: iedere 25 uur of eerder indien nodig
Het niveau en kwaliteit van de koelvloeistof moet gecontro-
leerd worden bij ieder gebruik (koude, niet lopende motor)
1. Controleer koelvloeistof in overloopreservoir (A,
figuur 25, & I, figuur 26,). Niveau moet zich bevinden
tussen de “H” en “L” merktekens op de tank.
2. Indien het niveau zich onder het "L"-merkteken
bevindt, vul bij met niet lopende motor, die eerst
afgekoeld moet zijn door dop reservoir af te nemen.
Gebruik een goede koelvloeistof,; een 50/50 mix
van ethyleenglycol en gedistilleerd water.
Figuur 24. Motor - Kohler modellen
A. Luchtfilter
B. Dipstick olie
C. Oliekoeler transmissie
D. Oliekoeler
E. Brandstoffilter
F. Oliefilter
G. Afloopbuis olie
WAARSCHUWING
Houd de unit vrij van gras, blad of ander vuil.
Ontvlambaar vuil kan ontstoken worden door hete
motordelen en ernstig letsel of schade zodoende
veroorzaken.
E
C
G
F
B
A
D
Figuur 25. Motor - Diesel modellen
A. Koelvloeistofreservoir
B. Vuldop oliel
C. Oliekoeler transmissie
D. Vuldop radiateur
E. Waterafscheider
F. Radiateurscherm
G. Afloopplug radiateur
H. Oliefilter
I. Dipstick olie
J. Luchtfilter
K. Afloopplug olie (onderkant motor)
G
J
K
I H
B
A
C
E
D
F
Not for
Reproduction
27
Periodiek onderhoud
WAARSCHUWING
Benzine is hoogst ontvlambaar en moet met grote
voorzichtigheid behandeld worden. Vul nooit bij
met nog hete motor. Verzeker u ervan dat geen
ontstekingsbron zich in de nabijheid bevindt.
Voorkom morsen. Indien gemorst eerst afvegen.
Verwijder het brandfilter nooit met warme motor,
omdat gemorste brandstof kan ontvlammen.
Spreid slangklemmen niet verder dan nodig.
Controleer of deze klemmen weer goed afsluiten.
Figuur 26. Motor - Kawasaki modellen
A. Luchtfilter
B. Vuldop radiateur
C. Oliekoeler transmissie
D. Radiateurscherm
E. Afloopplug koelsysteem
F. Brandstoffilter
G. Oliefilter
H. Olie-afloop (linkeronderzijde motor)
I. Koelvloeistofreservoir
J. Haarpinclips
D
D
J
E
F
B
I
C
C
A
G
Vervangen brandstoffilter
bij benzinemodellen
Service interval: iedere 100 uur of eerder indien nodig
Modellen met Kohler-motor zie E, figuur 24. Modellen
met Kawasaki-motor zie F, figuur 26. Als de filter vervuild
is, vervang dan als volgt:
1. Ontkoppel de accukabel van de minpool.
2. Plaats een opvang onder de filter voor benzine.
3. Haal de klemmen over de leiding los met een tang en
schuif ze terug.
4. Verwijder de leidingen van het filter.
5. Plaats nieuwe filter in goede richting tussen leidingen.
6. Plaats de klemmen weer terug.
7. Sluit de accukabel weer aan.
Vervangen koelvloeifstof
bij vloeistofgekoelde modellen
Zie handleiding voor motor betreffende aanbevelingen
en service-intervallen. Zie figuren 25 & 26 voor locatie
aflooppluggen.
Not for
Reproduction
28
Periodiek onderhoud
Figuur 28. Controle niveau transmissie olie
A. Dipstick
A
Controle niveau transmissie olie
Service interval: iedere 25 uur
Type olie: Type F Automatic Transmission Fluid
1. Reinig het gebied rond de dipstick (A,
figuur 28).
2. Verwijder de dipstick (A) van de transmissie en
veeg deze schoon.
3. Plaats de dipstick terug in de vulopening zonder deze
in te draaien. Verwijder de dipstick en lees het olie-
niveau af. Het niveau moet gelijk staan aan het
bovenste merkteken indien de olie koud is.
Voorkom dat vuil, water of andere vreemde
stoffen de expansiekamer van de transmissie
binnen treden. De kleinste vervuiling kan al
leiden tot beschadiging van de transmissie.
Aflopen waterafscheider
Diesel-modellen
Service interval: ieder seizoen of eerder indien nodig
Het brandstofsysteem heeft een ingebouwde wateraf-
scheider die geledigd dient te worden wanneer het controle-
lampje in het dashbord oplicht of eens per seizoen.
Vervang het filterelement iedere 800 bedrijfsuren of
indien nodig.
Om het filter te laten aflopen:
1 Motor afzetten, parkeerrem activeren, contactsleutel
verwijderen en wachten tot alle delen stilstaan.
2. Laat de motor en andere warme delen afkoelen tot
kamertemperatuur.
3. Plaats een opvang onder de filterleiding en draai
de filterhouder (E, figuur 25) ongeveer
1 volle slag.
4. Laat het filter uitlekken zodat al het water en vuil
eruit gelopen is.
5. Draai de filterhouder weer terug om de brandstoffilter-
klep te sluiten.
Figuur 27. Motor - Kawasaki modellen
A. Dipstick olie
B. Vulopening olie
C. Afloop olie (onderzijde motor)
B
C
A
Not for
Reproduction
Vervangen transmissie olie & filter
Service interval: na de eerste 50 uur, daarna iedere 250
uren.
Type olie: Type F Automatic Transmission Fluid
OLiecapaciteit: 2WD: 7.3-8.4 qt. (7-8L), 4WD: 7.7-8.8 qt.
(7,3-8,3L), 4WD w/ 540PTO: 9-10 qt. (8,5-9,5L)
Ond.nr. oliefilter.: 1726194
De transmissie olie en filter moeten vervangen worden
volgens bovenste intervallen, of tijdens groot onderhoud,
of indien deze verkleurd is door oververhitting of
veroudering.
Vervang het filter altijd indien u transmissie-olie vervangen
heeft. Verzeker u ervan dat het gebied rond de filter
volledig schoon is alvorens u het filter wisselt.
1. Laat het hydraulische systeem aflopen met de 17mm
afloopplug (B, figuur 29).
2. Reinig de basis en herplaats het filter (A, figuur 29)
door een filterklem te gebruiken. Plaats de afloopplug
weer terug.
3. Voeg Type F ttransmissie olie toe door de vulopening
(zie figuur 28).
4. Laat de motor enkele minuten draaien totdat de trans-
missie olie warm is en check het niveau met dipstick (A,
figuur 28).
29
Periodiek onderhoud
Figuur 30. Smeren vooras
A. Dipstick
Controle olieniveau vooras
(4WD modellen enkel)
Service interval: iedere 25 uur
Type olie: 80W-90 Gear Lube
1. Reinig het gebied om de dipstick van vooras (A,
figuur 30).
2. Verwijder de dipstick en veeg deze schoon.
3. Herplaats de dipstick zonder deze in te draaien.
Haal de dipstick eruit en controleer niveau. Olieniveau
moet gelijk staan aan bovenste merkteken.
SERVICE NOOT: De olie in de vooras behoeft niet ver-
vangen te worden voordat deze verouderd is. Bij vervan-
gen laat de hoofsasholte en de 2 lagere holten bij de
spindels leeglopen door pluggen te verwijderen.
Let erop dat u na het hervullen van de hoofdasholte ook
de 2 spindelholten weer afvult door de vulopeningen.
Na het afvullen kan een controle doorgevoerd worden van
alle 3 de holten door dipstick (A) omdat de hoofdasholte
in verbinding staat met de lagere spindelholten.
A
A
Voorkom dat vuil, water of andere vreemde
stoffen de expansiekamer van de transmissie
binnen treden. De kleinste vervuiling kan al
leiden tot beschadiging van de transmissie.
Figuur 29. Transmissie
A. Transmissie filter
B. 17mm afloop plug
A
B
Not for
Reproduction
30
Periodiek onderhoud
Controle Safety Interlock systeem
Service interval: iedere lente&herfst
Controleer het functioneren van dit beveiligingssysteem
door de testprocedure te volgen als beschreven op pag. 7.
Als 1 van de testen negatief uitvalt, bezoek uw dealer.
Controle messenstop
Service interval: iedere 100 uur of lente&herfst
Het maaidek moet binnen 5 sec. tot volledige stilstand
komen nadat de PTO-schakelaar is uitgeschakeld.
1. Met trekker in neutraal, PTO uitgeschakeld en bestuurder
in stoel, start de motor. Verzeker u dat zich in de nabijheid
geen omstanders bevinden.
2. Schakel de PTO in en wacht enkele seconden.
Schakel PTO uit en controleer hoeveel seconden het duurt
alvorens de bewegende delen stilstaan.
3. Indien dit niet binnen 5 seconden gebeurt,
bezoek uw dealer eerst.
Figuur 31. Locatie vulpluggen tandwielbox
A. Bovenste vulplug
B. Vulplug zijkant
A
B
Controle olieniveau
tandwielbox maaidek
Service interval: iedere lente&herfst
Om olieniveau tanwielbox te controleren:
1. Verwijder de pluggen aan de boven-zijkant van de
tandwielbox (zie figuur 31).
2. Plaats een handdoel onder de zij-opening om olie
weg te houden van snaren en poelie's. Voeg SAE
85W-90 bij bovenzijde totdat deze uittreedt zijkant.
3. Herplaats de pluggen en veeg gemorste olie af.
Not for
Reproduction
31
Periodiek onderhoud
Onderhoud accu
Reinigen accu en accukabels
Service interval: iedere 100 uur
1. Ontkoppel de kabels van accu, de kabel verbonden met
minpool eerst (C, figuur 33 & 34).
2. Verwijder de accuhouder (B) en accu. Op de Diesel
modellen is de accuhouder vastgezet met bouten aan
beide framebalken (D, figuur 33).
3. Reinig de accubak met een oplossing van soda in
water.
4. Reinig de accupolen en accuklemmen met een staal-
borstel en accupoolcleaner tot glanzend schoon.
5. Herplaats de accu in de accubak en zet deze weer
vast met de accuhouder (B).
6. Herbevestig de accukabels, pluspoolkabel eerst (A).
7. Smeer de accupolen en de accuklemmen in met
accupolenvet.
WAARSCHUWING
Wanneer u accukabels los-of vastmaakt, haal dan
altijd eerst de minpoolkabel los en maak deze als
laatste weer vast. Indien dit niet gebeurt kan kort-
sluiting ontstaan pluspool met frame/gereedschap.
Figuur 33. Accu - Diesel-modellen
A. Pluspoolkabel&fdekkapje
B. Accuhouder
C. Minpoolkabel
D. Bout accuhouder (beide zijden)
A
C
D
B
Figuur 34. Accu - benzine-modellen
A. Pluspoolkabel&afdekkapje
B. Accuhouder
C. Minpoolkabel
A
C
B
Figuur 32. Bandenspanning
Controle bandenspanning
Service interval: iedere 25 uur
Debandenspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd en op spanning gehouden worden volgens tabel.
Dit kan iets afwijken van de op de bandwang ingeprinte
opgegeven maximale spanning. De spanning
als opgegeven in tabel voorzien in optimale tractie,
verbeterd maaibeeld en verlengde levensduur.
Maat Profiel PSI bar
26 x 12-12 Turf 12-15 ,83-1,03
18 x 8.5-8 Turf 20-22 1,38-1,52
26 x 12-12 Field 10-12 ,69-,83
18 x 8.5-10 Field 20-22 1,38-1,52
Not for
Reproduction
32
Periodiek onderhoud
Smering
Service interval: iedere 25 uur
Smeren van de unit als getoond in de figuren 35-
41 doorvoeren, alsmede bij opgenoemde punten.
In het algemeen moet overal gesmeerd worden waar
metalen delen over elkaar draaien. Houd olie en vet weg
van snaren en poelie's. Veeg smeerpunten voor en na
het smeren schoon.
Vet:
stuurinrichting
voetpedalen
bevestiging maaidek
arm spanpoelie's transmissie
achterwielassen (verwijder wieldoppen)
vooras waar raakpunten frame
alle smeernippels draaiende assen
draaipunten spanarmen v-snaren
Gebruik waar aanwezig de smeernippels.
Aanbevolen: hittebestendig lithium vet.
Olie:
schakel/controlehendels
geleiderails verstelbare stoel
stangen overbrenging rem
maaihoogteverstelling
transportinrichting
Figuur 35. Smeren van de trekker
Figuur 38. Smeerpunt mesashuis
Figuur 36. Aandrijfas motor
Figuur 37. Aandrijfas vooras
iedere 100 uur
of jaarlijks
iedere 25 uur
Voor
Not for
Reproduction
33
Periodiek onderhoud
Smeer de draaiende
as van electrische
lift jaarlijks
Smeer de arm van de spanpoelie
van de aandrijfsnaar jaarlijks
122 cm maaier
152 cm maaier
137 cm maaier
Figuur 41. Aandrijfas maaidekFiguur 40. Smering mesashuizen
Figuur 39. Smering maaidek
iedere 10 uur
Not for
Reproduction
34
Periodiek onderhoud
Onderhoud maaimessen
1. Verwijder het maaidek onder de trekker, zie sectie
Maaidek verwijderen en plaatsen.
2. Messen moeten scherp zijn zonder inkepingen.
Zo niet, scherp de messen als onder omschreven.
3. Om het mes los te halen, gebruik een houten blok
om het mes te blokeren wanneer u de mesbout los
draait (figuur 42).
4. Gebruik een vijl om het mes te scherpen. Vijl alle
inkepingen en bulten weg. Indien het maaimes zwaar
beschadigd is, vervangen.
5. Balanceer het mes als afgebeeld in figuur 43.
Centreer het mes op een met olie gevette spijker.
Een goed gebalanceerd mes blijft recht hangen.
6. Plaats de messen weer terug met de opstaande punten
wijzend naar het maaidek als figuur 44. Zet vast met
een mesbout (D, figuur 44), veerring (C), en spiebaan-
ring(B). Let op dat de spiebanen van ring en as in
elkaar vallen. Gebruiken houten blok om het mes te
blokeren en draai mesbout aan met 45-55 ft.lbs. (61-75
N.m.).
Figuur 44. Mes vastzetten
A. Houten blok
B. Spieibaanring
C. Veerring
D. Mesbout
WAARSCHUWING
Voor uw persoonlijke veiligheid, raak de scherpe
maaimessen niet aan met blote handen. Roekeloos
of onjuist handelen in deze kan leiden tot enstig
letsel.
WAARSCHUWING
Voor uw persoonlijke veiligheid, moeten de messen
worden vastgezet met de spiebaan-en veerring en
vervolgens goed worden aangedraaid, bij voorkeur
met momentsleutel, in ieder geval met
45-55 ft. lbs. (61-75 N.m.)
Figuur 42. Loshalen van het mes
Figuur 43. Balanceren van het mes
Werkbank
Spijker
LOS
A
D
C
B
VAST
Not for
Reproduction
35
Periodiek onderhoud
NOTITIE'S ONDERHOUD
Not for
Reproduction
36
Probleem oplossen,
Afstellingen & Service
Probleem oplossen
Alhoewel een gewoon periodiek onderhoud de levensduur
van uw machine beslist zal verlengen, zullen er bij lang-
durig en constant gebruik toch specifieke onderhoudswerk-
zaamheden moeten worden doorgevoerd.
In de onderstaande lijst ziet u de meest voorkomende
problemen, de oorzaken en de mogelijke oplossingen.
In de volgende pagina's vindt u meer uitleg en richtlijnen
in verband met de voorgestelde werkzaamheden en dat
voor het geval u deze oplossingen en afstellingen zelf
wilt en kunt doorvoeren. Bezoek in alle andere gevallen
de erkende dealer.
Problemen met de trekker oplossen
GNISSOLPO KAAZROOMEELBORP
Motor wil niet aanslaan. 1. Rempedaal niet ingedrukt Druk rempedaal volledig in.
2. PTO-schakelaar staat in Zet in stand uit.
stand aan.
3. Cruise control ingeschakeld Zet hendel in vrijstand.
4. Geen brandstof meer. Als de motor warm is, eerst laten afkoelen
en vul dan bij.
5. Motor verzopen. Zet choke terug.
6. Automatische zekering defect Wacht een minuut voor automatische reset.
Vervang indien defect.
7. Polen van de accu zijn Zie sectie accu onderhouden.
vervuild.
8. Accu leeg of defect
Opladen of vervangen.
9. Losse verbinding stekker. Kijk stekkerverbindingen na en tevens
nazien op kabelbreuk
10. Startrelais- of motor weigert Bezoek uw dealer.
11. Veiligheidsschakelaar weigert Bezoek uw dealer.
12. Bougie's vet of foutief Reinigen en afstand opnieuw instellen.
afgesteld (afstand) Raadpleeg handleiding motor.
13. Water in brandstof Tank ledigen en nieuwe brandstof en filter.
14. Brandstof is oud of verschaald Tank ledigen en nieuwe brandstof en filter.
Motor start moeilijk/loopt slecht. 1. Brandstofmengsel te rijk Reinig luchtfilter. Controleer afstelling choke
2. Bougie's vet of foutief Reinigen en afstand opnieuw instellen.
afgesteld (afstand) Raadpleeg handleiding motor.
Kloppende motor 1. Laag olieniveau Controleer/voeg toe indien nodig.
2. Niet juiste viscositeit olie. Raadpleeg handleiding motor.
Overdadig oliegebruik. Motor wordt te heet. Reinig: koelven, radiateurscherm, radiateur
oliekoeler.
2.
1.
Verkeerde olie Raadpleeg handleiding motor.
3. Teveel olie in carter Laat overtollige olie aflopen
Uitlaat is zwart. 1. Vuil luchtfilter. Vervang luchtfilter. Zie handleiding motor.
2. Choke gesloten Zet choke open.
Motor loopt, maar trekker Rijsnelheidpedaal Trap pedaal in
wil niet rijden. niet ingetrapt
1.
2.
Transmissie vrijzethendel Zet hendel in rij-positie.
in "duw"-positie.
3. Aandrijfsnaar is gebroken Zie sectie vervangen v-snaren
4. Aandrijfsnaar slipt Zie oorzaak en oplossing in sectie.
5. Parkeerrem is geactiveerd Ontkoppel de parkeerrem.
WAARSCHUWING
Om ernstig letsel te voorkomen, voer onderhoud
aan de trekker of maaier enkel uit wanneer de
motor uitgeschakeld is en parkeerrem geactiveert.
Verwijder altijd de contactsleutel, ontkoppel de
bougiekabels en houd deze weg van de bougie's
om onbedoeld starten uit te sluiten wanneer u
met het onderhoud bezig bent.
Not for
Reproduction
37
Probleemoplossen, afstellingen & service
Vervolg oplossen problemen trekker
Rem wil niet functioneren 1. Rem is verkeerd afgesteld. Zie Rem afstellen.
2. Delen zijn versleten. Bezoek uw dealer.
Trekker stuurt zwaar 1. Hydrofilter verstopt . Vervang filter.
of reageert slecht. 2. Incorrecte bandenspanning. Controleer en corrigeer.
Problemen met de maaier oplossen
PROBLEEM OORZAAK OPLOSSING
Maaidek komt niet omhoog 1. Hefarm niet goed bevestigd Bevestig of repareer
of beschadigd.
2. Vuil in de hydroslangen Vervang hydrofilter
Oneven maaibeeld. 1. Maaier niet goed uitgelijnd. Zie maaidek afstellen.
2. bandenspanning niet Zie onderhoud-sectie.
gelijk of correct.
3. Maaien met transportstand Zet maaier in lagere stand.
nog in hoogste positie.
Maaibeeld grof en lelijk. 1. Motortoerental te laag. Geef vol gas.
2. Rijsnelheid te snel. Rij langzamer.
3. Messen zijn versleten. Slijp of vervang de messen.
Zie onderhoud maaimessen.
4. Aandrijfsnaar messen slipt Reinig of vervang v-snaar.
door olie of slijtage .
5. Controleer afstelling PTO Zie sectie afstellingen.
(Electro-magnetische koppeling).
6. Messen niet goed bevestigd Zie onderhoud maaimessen.
aan mesassen.
Motor houdt in met 1. Motortoerental te laag. Geef vol gas.
ingeschakeld maaiwerk. 2. Rijsnelheid te snel. Rij langzamer.
3. Uitworp verstopt met gras. Maak de uitworp vrij.
4. Maaihoogte te laag. Maai hoog gras in meerdere
maaibeurten.
5. Uitworpkanaal verstopt Maai het gazon met de uitworp
met gemaaid gras wijzende naar reeds gemaaid gras.
6. Motor is nog niet op Laat de motor eerst warmlopen.
bedrijfstemperatuur.
7. Maaier gestart in hoog gras Start maaier boven gemaaid gras.
Buitensporige trillingen maaier. 1. Mesbouten zitten niet Draai vast met 61-75 N.m.
goed vast.
2. Maaimessen, mesassen Controleer en vervang indien nodig.
of poelies zijn verbogen.
3. Maaimessen zijn in Verwijder, slijp en balanceer de messen.
onbalans. Zie onderhoud maaimessen.
4. Maaier verstopt met gras. Reinig het maaidek.
Abnormale slijtage snaren. 1. Verbogen of beschadigde poelies. Repareer of vervang.
2. Gebruik foutieve snaar Vervang door juiste snaar.
3. Extreme vervuiling Verwijder afdekkappen en reinig.
Aandrijfsnaar maaidek 1. Spanpoelieveer gebroeken Repareer of vervang.
slipt of drijft niet aan. of niet juist bevestigd
2. Extreme vervuiling. Reinig het maaidek.
3. Aandrijfsnaar gebroken. Vervang v-snaar.
Not for
Reproduction
38
Probleem oplossen, afstellingen & service
Afstellen rem
1. Ontkoppel de PTO, zet motor af, blokkeer de
wielen, verwijder contactsleutel, en bedien de
parkeerrem.
2. Verwijder het maaidek (zie Maaidek
verwijderen).
3. Localiseer de remveer (A, figuur46). Meet de lengte
van de ingedrukte remveer met een geactiveerde
parkeerrem. De lengte van de remveer in samen-
gedrukte toestand moet 8,9-9,5cm bedragen.
4. Indien nodig, stel d.m.v. de stelmoer de remveer af
op de correcte lengte.
Als dit niet het probleem met de parkeerrem oplost,
bezoek uw dealer.
Figuur 45. Afstellen stoel
A. Hendel stoelverstelling
A
3.5-3.75"
(8.9-9.5cm)
Figuur 46. Afstellen rem
A. Remveer
A
Afstellen stoel
Instellen stoelverstelling
De stoel kan versteld worden voor voor naar achteren.
Gebruik hendel (A, figuur 45)om de stoel op de gewenste
positie in te stellen en laat hendel los om vast te zetten.
Not for
Reproduction
39
Probleem oplossen, afstellingen & service
Vervangen koplamp
1. Open de motorkap.
2. Verwijder het voorste hitteschild
3. Draai de fitting van de lamp tegen de wijzers van de
klok in uit de behuizing en trek hem eruit.
4. Gebruik een doekje of handschoenen om de
halogeenlamp uit fitting te halen en vervang deze
Nooit met blote handen halogeen aanraken.
5. Draai de lamp weer in de behuizing.
Vervangen achterlicht en
controlelampjes
1. Draai de fitting van de lamp tegen de wijzers van
de klok in en trek deze uit.
2. Verwijder de oude lamp en vervang deze voor een
nieuw exemplaar.
3. Plaats de fitting terug in de behuizing van achterlicht
of dashbord.
Figuur 47. Vervangen koplamp
Figuur 48. Vervangen achterlicht
Accu laden
Als een accu leeg of te zwak is om de motor te starten
kan dit het gevolg zijn van een defect laadsysteem of
electro-component. Als er twijfel bestaat over de oorzaak
raadpleeg altijd uw dealer. Als de accu moet worden vervangen
ga dan altijd te werk als omschreven onder de sectie
Onderhoud accu in hoofdstuk Periodiek onderhoud.
Om de accu te laden volgt u de instructies zoals gegeven
in de handleiding van het laadapparaat alsmede de veilig-
heidssecties omschreven in deze handleiding.
Laad de accu totdat deze volledig herladen is ( laat nooit
een bevroren accu, maar wacht tot deze 16 graden is)
en gebruik nooit meer dan 10 Ampere om te laden.
WAARSCHUWING
Houd open vuur en vonken weg van de accu;
vrijkomende gassen van de accu zijn hoogst
ontvlambaar en kunnen ontbranden. Ventileer
altijd goed tijdens opladen accu.
Not for
Reproduction
40
Probleem oplossen, afstellingen & service
WAARSCHUWING
Voor aan het maaidek te werken, eerst PTO en
motor uitzetten. Wacht tot alle delen stil staan.
Verwijder contactsleutel en haal bougiedoppen los
en houd deze weg van de bougies.
Afstellen maaidek
Afstellen volgwielen (152 cm maaidek enkel)
De volgwielen (A, figuur 49) kunnen worden afgesteld
op verschillende maaihoogten door middel van verstellen
van plaat (B).
1. Verwijder de bouten, dichtingsringen en moeren
waarmee de rollerplaten aan maaier zitten.
2. Als u in principe de onderste helft van de regelbare
maaihoogte gebruikt, moeten de rollerhaken in de
bovenste groep gaten worden gestoken.
3. Als u echter meestal de bovenste helft van de regel-
bare maaihoogte gebruikt, of indien u merkt dat de grond
erg oneven is, moet u de haken in onderste gaten steken.
Figuur 49. Anti-Scalpeer volgwielen
A. Rollen
B. Plaat
A
B
Afstellen volgwielen (137 cm maaidek enkel)
De volgwielen kunnen in 2 verschillende posities worden
ingesteld, afhankelijk maaihoogte. Gebruikt u hogere
hoogte-instellingen, zet de wielen in lagere positie.
Gebruikt u lagere hoogte-instellingen, zet de volgwielen
in hogere positie. Om af te stellen:
1. Verwijder de haarpinclip (A, B, figuur 50).
2. Voor bovenste positie, plaats pen (A) door de wielas
boven de plaat (C). Voor de lagere positie, druk de
wielas naar beneden en plaats de haarpinclip (B)
onder de plaat volgwielhouder(C).
Figuur 50. Afstellen volgwielen
A. Haarpin (bovenste positie)
B. Haarpin (onderste positie)
C. Volgwielhouder
A
B
C
WAARSCHUWING
Verwijder nooit de geleideplaten in het maaidek.
Deze platen voorkomen ook steenslag en dat gras
omhoog wordt geblazen.
Not for
Reproduction
41
Probleem oplossen, afstellingen & service
WAARSCHUWING
Voor aan het maaidek te werken, eerst PTO en
motor uitzetten. Wacht tot alle delen stilstaan.
Verwijder contactsleutel en haal bougiedoppen los
en houd deze weg van de bougies
Figuur 51. Over volle breedte maaidek uitlijnen
A. Buitenste moer
B. Excentrische moer
Uitlijnen maaidek
Als het maaibeeld ongelijk is, moet uitgelijnd worden.
NOOT: Onjuist of ongelijke bandenspanning kan ook
leiden tot ongelijk maaibeeld.
Over de volle breedte maaidek uitlijnen
1. Met gemonteerd maaidek, de machine plaatsen op
een vlakke ondergrond, zoals betonnen vloer. Zet de
voorwielen recht vooruit.
2. Zet de maaihoogteverstelling in hoogste positie.
3. Activeer de parkeerrem, zet de motor uit en verwijder
de contactsleutels.
4. Controleer de messen en vervang indien nodig.
5. Laat de uiteinden van de messen in zijwaartse
richting wijzen.
6. Meet de onderlinge afstand tussen de tip van elk mes
en de grond. Als er meer dan 3 mm verschil is tussen
beide kanten, ga dan verder met stap 7.
Als het verschil kleiner is, ga dan verder met het deel
In de lengte waterpas plaatsen.
7. Zie figuur 51. Maak de buitenste moer (A) los en draai
de excentriekmoer (B) om de linkerzijde van het maai-
dek te laten zakken of stijgen. Doe daarna hetzelfde
langs de rechterzijde van maaidek. Indien waterpas
draait u de buitenste moer weer vast.
In de lengte waterpas plaatsen
1. Laat de tips van messen van voor naar achter wijzen.
2. Meet de onderlinge afstand tussen de tip van elk mes
en de grond. Deze afstand moet voor de messen gelijk
zijn.De voorste tips moeten echter 3-6 mm hoger liggen
dan de achterste. Zoniet, ga verder met stap 3.
3. Maak achterste contramoeren (A) van elke draagarm
(zie figuur 52). Regel deze contramoeren totdat het
maaidek volledig waterpas staat of totdat de voorkant
3-6 mm hoger staat dan de achterkant.
Figuur 52. In de lengte waterpas plaatsen
A. Contramoeren
A
A
B
Start
positie Max 1/4 slag
om zijkant
te laten zakken
Max 1/4 slag
om zijkant
te laten stijgen
Not for
Reproduction
42
Probleem oplossen, afstellingen & service
Om beschadigingen van v-snaren te voor-
trek of wrik snaren niet over poelies.
Vervangen v-snaar maaidek
Vervangen aandrijfsnaar 152 cm maaidek
NOOT: De linker snaar kan vervangen worden zonder de
rechter te verwijderen. Om de rechter te vervangen, moet
wel de linker worden verwijderd. Ga zoals onder
beschreven te werk.
1. Verwijder het maaidek. Zie procedure als beschreven
Maaidek verwijderen en plaatsen.
2. Verwijder schroeven waarmee de afdekplaten zijn
vastgemaakt en verwijder de afdekplaten.
3. Verwijder met gereedschap de beide spanveren
van de arm van de spanpoelie(B, figuur 54).
4. Verwijder de linker aandrijfsnaar (E) van de mesas-
poelie (A). Twist de snaar en laat deze tussen de
tandwielbox en maaihuis weg glijden.
5. Verwijder de rechter aandrijfsnaar(D) van de mesas-
poelie (A). Twist de snaar en laat deze tussen de
tandwielbox en maaihuis weg glijden.
6. Controleer alle poelies en lagers op slijtage.
7. Smeer de spanarmen met multi-purpose lithiumvet
en controleer op een vrije slag.
8. Monteer de nieuwe rechter v-snaar als aangegeven
in figuur 53.
9. Monteer de nieuwe linker v-snaar als aangegeven
in figuur 53.
10.Monteer beide spanveren (B).
11.Plaats beide afdekplaten weer terug.
12.Plaats het maaidek weer terug en laat het maaidek
onbelast 5 minuten de v-snaren inlopen.
Figuur 53. Route v-snaar 152 cm maaidek
Figuur 54. 152 cm maaidek - beschermkappen verwijderd
A. Mesaspoelies
B. Spanveren spanpoelies
C. Spanpoelies
D. Rechter aandrijfsnaar
E. Linker aandrijfsnaar
Buitenste
poelie
Spanpoelie
poelie
Middelste poelie
V-snaar
(Bovenste)
Buitenste poelie
poelie
Dubbele v-snaar
(Laagste)
BOVENAANZICHT ROUTE V-SNAAR
VOOR
A
B
B
A
C
A
C
C
E
D
Not for
Reproduction
43
Probleem oplossen, afstellen & service
Figuur 55. Route v-snaar 137 cm maaidek
Middelste
poelie
Dubbele
v-snaar
Buitenste
poelie
Buitenste
poelie
Spanpoelie
Aandrijf
poelie
BOVENAANZICHT ROUTE V-SNAAR
VOOR
Vervangen aandrijfsnaar 137 cm maaidek
1. Verwijder het maaidek. Zie procedure als beschreven
Maaidek verwijderen en plaatsen.
2. Verwijder schroeven waarmee afdekplaten zijn
vastgemaakt en verwijder afdekplaten.
3. Verwijder met gereedschap de spanveer van de
arm van de spanploelie (B, figuur 56).
4. Verwijder de oude aandrijfsnaar (D).
5. Controleer alle poelies en lagers op slijtage.
6. Smeer de spanarm met multi-purpose lithiumvet
en controleer op vrije slag.
7. Monteer de nieuwe aandrijfsnaar als aangegeven
in figuur 55.
8. Monteer de afdekplaten terug. Kijk of de v-snaar-
geleiders goed staan afgesteld.
9. Plaats het maaidek weer terug en laat het maaidek
onbelast 5 minuten de v-snaar inlopen.
Figuur 56. 137 cm maaidek - beschermkappen verwijderd
A. Mesaspoelies
B. Spanveer spanpoelie
C. Spanpoelie
D. Aandrijfsnaar
A
B
A
A
D
C
Not for
Reproduction
44
Probleem oplossen, afstellingen & service
Vervangen aandrijfsnaar 122 cm maaidek
NOOT: De linker snaar kan vervangen worden zonder de
rechter te verwijderen. Om de rechter te vervangen, moet
wel de linker worden verwijderd. Ga zoals onder
beschreven te werk.
1. Verwijder het maaidek. Zie procedure als beschreven
Maaidek verwijderen en plaatsen.
2. Verwijder schroeven waarmee de afdekplaten zijn
vastgemaakt en verwijder de afdekplaten.
3. Verwijder met gereedschap de beide spanveren
van de arm (B, figuur 58).
4. Verwijder de linker aandrijfsnaar (F) van mesaspoelie.
5. Verwijder de rechter aandrijfsnaar(E) van de
mesaspoelies.
6. Twist de snaar en laat deze tussen tandwielbox en
maaihuis glijden. Als de snaar er niet tussen door gaat
verwijder de 6 schroeven (A, figuur 59) van tandwielbox
zodat er genoeg ruimte ontstaat.
7. Controleer alle poelies en lagers op slijtage.
8. Smeer de spanarmen met multi-purpose lithiumvet
en controleer op een vrije slag.
9. Monteer een nieuwe rechter snaar als aangegeven
in figuur 57.
10.Monteer een nieuwe linker snaar als aangegeven
in figuur 57.
11.Zet de schroeven van de tandwielbox weer vast.
(A, figuur 59).
12.Monteer beide spanveren (B).
13.Plaats beide afdekplaten weer terug.
14.Plaats het maaidek weer terug en laat het maaidek
onbelast 5 minuten de v-snaren inlopen.
Figuur 57. Route v-snaar 122 cm maaidek
Figuur 59. Schroeven tandwielbox
A. Schroeven tandwielbox
Buitenste poelie
spanpoelie
span-
poelie
Middelste poelie
V-snaar
(boven)
Buitenste poelie
v-snaar
(laag)
BOVENAANZICHT ROUTE V-SNAAR
VOOR
A
A
Figuur 58. 122 cm maaidek - beschermkappen verwijderd
A. Mesaspoelies
B. Spanveren spanpoelies
C. Spanpoelie
D. V-spanpoelie
E. Rechter aandrijfsnaar
F. Linker aandrijfsnaar
A
B
B
A
D
A
C
F
E
Not for
Reproduction
45
Specificatie's
MOTOR:
27 pk* Kohler (luchtgekoeld)
Fabrikaat Kohler
Model Command
Vermogen 27 @ 3600 tpm
Inhoud 44 cu. in. (725cc)
Electrisch systeem 12 Volt, 15 amp. dynamo, accu: 500 CCA
Inhoud olie 2.1 qt. (2L)
27 pk* Kawasaki
Fabrikaat Kawasaki
Model FD750D
Vermogen 27 @ 3600 tpm
Inhoud 45.5 cu. in. (745cc)
Electrisch systeem 12 Volt, 20 amp. dynamo, accu: 500 CCA
Inhoud olie 2.1 qt. (2L)
27 pk* Briggs & Stratton
Fabrikaat Briggs & Stratton
Model DM 950 D - Model 582447
Vermogen 27 @ 3600 tpm
Inhoud 58.1 cu in (952cc)
Electrisch systeem 12 Volt, 40 amp. dynamo, accu: 500 CCA
Inhoud olie 3.2 qt. (3L)
CHASSIS:
Inhoud brandstof: 5.5 gal (20,8L)
Achterwielen:
Turf banden Bandenmaat: 26x12-12
Bandenspanning: 12-15 psi (,83-1,03 bar)
Profielloos Bandenmaat: 26x12-12
Bandenspanning: 10-12 psi (,69-,83 bar)
Voorwielen:
Turf banden Bandenmaat: 18x8.5-8
Bandenspanning.: 20-22 psi (1,38-1,52 bar)
Profielloos Bandenmaat: 18x8.5-10
Bandenspanning.: 20-22 psi (1,38-1,52 bar)
TRANSAXLE:
Fabrikaat Tuff Torq / Kanzaki
Type K92 Integrated Hydrostatic Pump & Transaxle
Hydro olie Type F Automatic Transmission Fluid
Inhoud 2WD: 8 qt./7,6L, 4WD: 8.2 qt./7,8L,
4WD-540: 9.5 qt./9L
Snelheid Vooruit: 0-9.0 mph (0-14,4 kph)
@ 3400 tpm Achteruit: 0-5.5 mph (0-8,8 kph)
Continu koppel 1200 ft-lbs (166 kg-m)
Output
Getrokken gewicht 1111 lbs (504 kg)
Maximum gewicht 1800 lbs (816 kg)
op as
VOORAS (4WD):
Fabrikaat Shibaura
Smering 80W-90 Gear Lube
Inhoud 1.6 qt. (1,5L)
AFMETINGEN:
Lengte 206 cm
Breedte 114 cm (2WD), 119 cm (4WD)
Hoogte 130 cm
Gewicht (bij benadering):
2WD Tractor Kohler 830 lbs. (376 kg)
2WD Tractor, Kawasaki 880 lbs. (399 kg)
2WD Tractor, B&S Diesel 981 lbs. (445 kg)
4WD Tractor Kohler 980 lbs. (445 kg)
4WD Tractor, Kawasaki 1030 lbs. (467 kg)
4WD Tractor, B&S Diesel 1131 lbs. (513 kg)
122 cm maaidek 222 lbs. (101 kg)
137 cm maaidek 230 lbs. (104 kg)
152 cm maaidek 300 lbs. (136 kg)
NOOT: Specificatie's zijn correct op moment van drukken, maar voorbehouden aan wijzigingen.
* Zuiver effectief vermogen kan relatief lager zijn door krachtafnemende aanbouwdelen en emissierestricties.
Not for
Reproduction
46
Onderdelen &
Accessoires
Vervangingsonderdelen
Gebruik voor reparaties alleen door de fabriek
goedgekeurde reserveonderdelen of soortgelijke
reserveonderdelen. Onderdelen voor uw maaier
zijn verkrijgbaar bij uw dealer.
Technische literatuur
Additionele afdrukken van deze handleiding zijn beschik-
baar, alsmede onderdeellijsten. Deze lijsten laten alle
afzonderlijke onderdelen zien in explosietekeningen
(3D illustraties die laten zien hoe de onderdelen zich
tot elkaar verhouden) compleet met nummers en aantallen.
Belangrijke aanwijzingen en gegevens m.b.t. aantrek-
momenten zijn tevens afgedrukt.
Technische literatuur kan ook worden gedownload van
www.simplicitymfg.com
www.briggsandstratton.com
Sneeuwcabine
Sneeuwfrees
Sneeuwschuif
Achterwielgewichten
Sneeuwkettingen
Grasvangsystemen
Aanhangwagens
Combicans
Frontlader
Rolbeugel
Veegmachine
Gewichthouders
Frontgewichten
Grasverzamelaars
Turbo ventilatoren
Frees
Motor olie
Lakstiften
Smeervetten
Vetspuit
Bandendichtmiddel
Ontvetter
Benzinestabilisator
Optie's (accessoires)
Onderhoudsmiddelen
Veel handige en behulpzame service en onderhouds-
middelen zijn leverbaar via de erkende dealer. Onder
enkele voorbeelden:
Model:
Mfg. No.:
Uw naam:
Adres:
PC + Wnplts
Not for
Reproduction
BRIGGS & STRATTON POWER PRODUCTS GROUP, L.L.C. GARANTIEBELEID VOOR EIGENAREN
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC zal alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten
gratis repareren en/of vervangen. Briggs & Stratton Corporation zal alle onderdelen van de Briggs and Stratton motor* met
materiaal- en/of fabricagefouten gratis repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd
ter reparatie of vervanging onder deze garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is van kracht gedurende de
onderstaande perioden en onderworpen aan de onderstaande voorwaarden. Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde
erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op www.BriggsandStratton.com.
Er wordt geen andere expliciete garantie afgegeven. Impliciete garanties, inclusief voor verkoopbaarheid en geschiktheid voor
een bepaald doel, zijn beperkt tot één jaar na aankoop of in de wettelijke toegestane mate. Aansprakelijkheid voor incidentele
of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is.
Sommmige staten of landen staan geen beperkingen toe over de periode waarin een impliciete garantie geldig is, en sommige
staten of landen staan geen uitsluiting of beperking van incidentele of gevolgschade toe, zodat de bovenstaande beperking
en uitsluitingen mogelijk niet op u van toepassing zijn. Deze garantie geeft u specifieke wettelijke rechten en u kunt eveneens
andere rechten hebben per staat of per land verschillen.
GARANTIEPERIODE
De garantieperiode start op de datum van aankoop door de eerste consument (detailhandel) of commerciële eindgebruiker
en is geldig gedurende de hierboven vermelde periode. “Consumentengebruik” betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik
door een particuliere consument. “Commercieel gebruik” betekent ieder ander gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële
huurdoeleinden of voor het genereren van inkomen. Zodra het product commercieel is gebruikt, zal het daarna in het kader van
deze garantie worden beschouwd als commercieel gebruik.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als
aankoopbewijs. Als u geen bewijs kunt leveren van de oorspronkelijke datum op het moment waarop u om garantieservice
verzoekt, zal de productiedatum van het product worden gebruikt om te bepalen of het product onder de garantie valt.
OVER UW GARANTIE
U zijn altijd bereid reparaties uit te voeren die onder de garantie vallen en verontschuldigen ons bij voorbaat bij u voor het
eventuele ongemak. Garantieservice wordt alleen verleend door servicedealers die door Briggs & Stratton of BSPPG, LLC zijn
erkend.
De meeste reparaties die onder de garantie vallen, worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde garantieverzoeken
kan soms niet worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is
veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of
niet-goedgekeurde brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als
u het product gebruikt op een manier die niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is
beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer op het product is verwijderd of als het product op
een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan inslagschade of
beschadiging door water/chemische corrosie.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema’s in de
gebruikershandleiding en voor service- en reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden
gebruikt. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de
garantie.
Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt
onderhouden. Deze garantie dekt de reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal
gebruik is verstreken. Onderhouds- en aan slijtage onderhevige onderdelen zijn bijvoorbeeld filters, riemen, snijbladen en
remblokken (met uitzondering van motorremblokken). Deze vallen niet onder de garantie als het om slijtagekenmerken gaat, maar
wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig dat voldoet aan de specificaties in de
gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte
brandstofslangen, klevende kleppen etc) vallen niet onder de garantie.
* Geldt alleen voor Briggs and Stratton-motoren. De garantie voor niet-Briggs and Stratton-motoren wordt gegeven
door de motorfabrikant.
Item Consumentengebruik Commercieel gebruik:
Apparatuur 2 jaar 2 jaar
Motor* 2 jaar 2 jaar
Batterij 1 jaar 1 jaar
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
PO Box 702
Milwaukee, WI 53201-0702
www.MasseyLawn.com
MANUFACTURING, INC.
PO Box 702
Milwaukee, WI 53201-0702
www.SimplicityMfg.com
PO Box 702
Milwaukee, WI 53201-0702
AGCOLawn.com
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
Copyright © 2011 Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI USA. All Rights Reserved
Not for
Reproduction
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52

Simplicity 2690319 Handleiding

Type
Handleiding