Garmin GHP 10, maritimt autopilotsystem Installatie gids

Type
Installatie gids
GHP10-Installatie-instructies 1


Om de beste prestaties te garanderen en om schade aan uw boot te voorkomen,
moet u de stuurautomaat GHP 10 van Garmin
®
aan de hand van de volgende
instructies installeren. Het wordt sterk aangeraden om de installatie van de
stuurautomaat over te laten aan deskundige personen.
Lees alle installatie-instructies zorgvuldig door voordat u met de installatie
begint. Neem contact op met Garmin Product Support als u problemen
ondervindt tijdens het installeren.
OPMERKING: De laatste pagina van deze instructiehandleiding bevat een
controlelijst voor de installatie. Haal de laatste pagina los en houd deze bij de
hand tijdens het installeren van de GHP 10.

Vul de onlineregistratie nog vandaag in, zodat wij u beter kunnen helpen.
Ga naar http://my.garmin.com.
Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een veilige plek.
Noteer ter referentie het serienummer van elk onderdeel van het GHP 10-systeem
op de daartoe bestemde regels op pagina 3. De serienummers staan vermeld op
een sticker op elk onderdeel.

Neem contact op met Garmin Product Support als u tijdens het gebruik van uw
GHP 10 vragen hebt.
Ga in de V.S. naar www.garmin.com/support of neem contact op met Garmin
USA op (913) 397.8200 of (800) 800.1020.
Neem in het VK contact op met Garmin (Europe) Ltd. via het telefoonnummer
0808 2380000.
Ga in Europa naar www.garmin.com/support en klik op Contact Support
(Contact opnemen met de afdeling Ondersteuning) voor ondersteuningsinformatie
voor uw regio. U kunt ook telefonisch contact opnemen met Garmin (Europe)
Ltd. op +44 (0) 870.8501241.


U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing van uw
vaartuig. De GHP 10 is een hulpmiddel waarmee u de boot beter kunt besturen.
Het ontheft u echter niet van uw verantwoordelijk om de boot veilig te besturen.
Voorkom gevaarlijke navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit onbemand is.
Wees altijd bereid om snel de handmatige besturing van uw boot over te nemen.
Oefen de bediening van de GHP 10 op kalm en risicoloos open water.
Wees voorzichtig met het bedienen van de GHP 10 in de buurt van gevaren op het
water, zoals dokken, palen en andere boten.
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.

Apparatuur die op dit product wordt aangesloten, moet beschikken over een
brandveilige behuizing of in een brandveilige behuizing worden geplaatst.
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een stofmasker tijdens het
boren, zagen en schuren.
Opmerking
Controleer altijd voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de andere kant van
het oppervlak bevindt. Pas op voor brandstoftanks, elektriciteitskabels en slangen
van het hydraulische systeem.
2 GHP10-Installatie-instructies



Het toestel registreren ................................................................. 1
Contact opnemen met Garmin .................................................... 1
Belangrijke veiligheidsinformatie ................................................. 1


Belangrijkste onderdelen ............................................................. 3
CCU .................................................................................................. 3
ECU .................................................................................................. 3
Hydraulische pomp en motor ............................................................ 3
Shadow Drive ................................................................................... 3
GHC 20 ............................................................................................. 3
Kabels en connectors .................................................................. 4
CCU/ECU-verbindingskabel ............................................................. 4
Alarm................................................................................................. 4
Voedingskabel ECU .......................................................................... 4
NMEA 0183-gegevenskabel voor GHC 20 ....................................... 4
NMEA 2000-kabels en -connectors .................................................. 4
Extern tachometerlter ...................................................................... 4
Benodigd gereedschap................................................................ 4

Overwegingen bij montage en aansluiting................................... 5
Overwegingen betreffende de montage van de Shadow Drive ........ 5
Overwegingen betreffende de montage van de ECU ....................... 5
Overwegingen betreffende de ECU-aansluiting................................ 5
Hydraulische overwegingen betreffende het voorkomen van
overbelasting van het ECU-aandrijvingscircuit ............................ 5
Overwegingen betreffende de montage van de CCU ....................... 5
Overwegingen betreffende de CCU-aansluiting ............................... 5
Overwegingen betreffende de montage van het alarm .................... 5
Overwegingen betreffende de aansluiting van het alarm.................. 5
Overwegingen betreffende de verbinding met NMEA 2000 .............. 6
Overwegingen betreffende de montage van de GHC 20 .................. 6
Overwegingen betreffende de aansluiting van de GHC 20............... 6
Overwegingen betreffende het aansluiten van een snelheidsbron ... 6
Algemeen aansluitschema .......................................................... 7
Richtlijnen voor schema met enkele bediening ........................... 8
Richtlijnen voor schema met dubbele bediening ......................... 9

Shadow Drive installeren ........................................................... 10
De Shadow Drive aansluiten op het hydraulische systeem ............ 10
De Shadow Drive aansluiten .......................................................... 10
ECU installeren.......................................................................... 10
ECU op een 24 V DC-systeem ....................................................... 10
De ECU monteren .......................................................................... 10
De ECU aansluiten op voeding ....................................................... 10
CCU installeren ......................................................................... 10
De CCU-bevestigingssteun installeren ........................................... 10
De CCU in de CCU-steun bevestigen .............................................11
De CCU aansluiten ..........................................................................11
De GHP aansluiten op de tachometer .............................................11
Het alarm installeren...................................................................11
Het alarm monteren .........................................................................11
Het alarm aansluiten ........................................................................11
De GHC 20 installeren................................................................11
De GHC 20 monteren ......................................................................11
De GHC 20 aansluiten .................................................................... 12
Overwegingen betreffende de installatie van meerdere
GHC 20-toestellen ..................................................................... 12
De toestellen verbinden met een NMEA 2000-netwerk ............. 12
De GHC 20 verbinden met een bestaand NMEA 2000-netwerk ..... 12
De CCU verbinden met een bestaand NMEA 2000-netwerk .......... 13
Een basis-NMEA 2000-netwerk aanleggen voor de GHC 20 en de
CCU .......................................................................................... 13
Optionele toestellen verbinden met de GHP 10
stuurautomaat ......................................................................... 14
Overwegingen betreffende de verbinding met NMEA 0183 ............ 14
Een optioneel NMEA 0183-compatibel toestel verbinden met de
GHC 20 ..................................................................................... 14

Over de Dockside Wizard .......................................................... 14
De Dockside Wizard starten ...................................................... 14
De Dockside Wizard uitvoeren .................................................. 14
Aantal omwentelingen tussen maximale roeruitslagen
kalibreren .................................................................................. 14
Roerverplaatsing kalibreren ............................................................ 14
De stuurrichting testen .................................................................... 14
De snelheidsbron selecteren .......................................................... 15
De tachometer controleren ............................................................. 15
De resultaten van de Dockside Wizard controleren ........................ 15
Over de Sea Trial Wizard .......................................................... 15
Belangrijke overwegingen betreffende de Sea Trial Wizard ...... 15
De Sea Trial Wizard starten....................................................... 15
De Sea Trial Wizard uitvoeren ................................................... 15
Het toerental bij planeren congureren ........................................... 15
De planeersnelheid congureren .................................................... 15
De hoge toerentallimiet instellen ..................................................... 15
De maximumsnelheid congureren ................................................ 15
Het kompas kalibreren .................................................................... 16
De procedure voor automatisch afstemmen uitvoeren ................... 16
Het noorden instellen ...................................................................... 16
De koersinstelling aanpassen ......................................................... 16
De resultaten van de conguratie van de stuurautomaat
controleren .............................................................................. 16
De conguratie van de stuurautomaat testen en aanpassen ......... 16
Instellingen voor acceleratiebeperking aanpassen ......................... 16
Instellingen stuurautomaatversterking aanpassen ......................... 17
Overbelasting van het ECU-aandrijvingscircuit voorkomen ............ 17
Roersnelheidsbegrenzer aanpassen .............................................. 17
Geavanceerde conguratieprocedure ....................................... 17
De geavanceerde conguratieprocedure inschakelen .................... 17
Geavanceerde conguratie-instellingen .................................... 17
De geautomatiseerde conguratieprocedures handmatig
uitvoeren ................................................................................... 17
De Dockside en Sea Trial Wizards handmatig uitvoeren ................ 17
Individuele conguratie-instellingen handmatig deniëren ............. 17

NMEA 0183-aansluitingsschema's ............................................ 18
Specicaties .............................................................................. 18
NMEA 2000 PGN-informatie...................................................... 19
CCU ................................................................................................ 19
GHC 20 ........................................................................................... 19
NMEA 0183-informatie .............................................................. 20
Conguratie-instellingen voor de GHP 10 ................................. 20
Fout- en waarschuwingsberichten ............................................. 22
CU-montagesjabloon ................................................................. 23
CU-montagesjabloon ................................................................. 23
Controlelijst voor het installeren van de GHP 10 ....................... 25
GHP10-Installatie-instructies 3


De stuurautomaat GHP 10 bestaat uit meerdere onderdelen. Zorg ervoor dat u
vertrouwd bent met al deze onderdelen voordat u met de installatie begint. Om de
installatiewerkzaamheden op de boot goed te plannen, moet u weten hoe de
onderdelen samenwerken.
Controleer of alle hieronder vermelde onderdelen van de GHP 10 aanwezig
zijn in de verpakking en maak uzelf ermee vertrouwd. Alle onderdelen, met
uitzondering van de hydraulische pomp, bevinden zich in de basisdoos van
de GHP 10. Als er onderdelen ontbreken, neem dan direct contact op met uw
Garmin-dealer.
Noteer het serienummer van elk onderdeel op de daartoe bestemde regel.

De GHP 10-stuurautomaat bestaat uit vijf hoofdonderdelen: de ECU (Electronic
Control Unit), de CCU (Course Computer Unit), een hydraulische pomp,
de Shadow Drive
en de GHC
10-besturingseenheid.

De CCU is als het ware het brein van de GHP 10. De CCU bevat de
sensorapparatuur die de koers bepaalt. De CCU wordt met één kabel aangesloten
op de ECU en de GHC 20. De CCU wordt bovendien verbonden met het NMEA
2000
®
-netwerk om communicatie met de GHC 20 mogelijk te maken. Optioneel
kan de CCU ook worden verbonden met NMEA 2000-compatibele GPS-
toestellen (pagina 12).


De ECU wordt aangesloten op de CCU en de aandrijfeenheid. De ECU bestuurt
de aandrijfeenheid op basis van de informatie die via de CCU wordt verstrekt.
De ECU verschaft de voeding voor zowel de CCU als de aandrijfeenheid.


De hydraulische pomp (en motor) besturen de boot door middel van interactie
met de hydraulische stuurinrichting, aan de hand van de opdrachten die u invoert
met de GHC 20. De pomp hoort niet bij GHP 10-basispakket omdat het type
pomp dat u gebruikt met de GHP 10 wordt bepaald door het formaat en type
stuurinrichting van uw boot. De pomp zit in een afzonderlijke doos. Raadpleeg de
installatie-instructies die bij de pomp worden geleverd voor informatie over het
installeren van de pomp.


De Shadow Drive is een sensor die u installeert in de leidingen van de
hydraulische stuurinrichting van uw boot. Terwijl de GHP 10 is ingeschakeld,
schakelt de Shadow Drive de stuurautomaat tijdelijk uit wanneer u de handmatige
besturing van de boot overneemt. Zodra u een nieuwe koers in een rechte lijn hebt
bepaald, schakelt de Shadow Drive automatisch de stuurautomaat weer in.


De GHC 20 is de primaire interface die wordt gebruikt voor de bediening van
de stuurautomaat GHP 10. Met de GHC 20 activeert en stuurt u de GHP 10.
Bovendien kunt u de GHP 10 naar wens instellen met behulp van de GHC 20.
De GHC 20 wordt verbonden met het NMEA 2000-netwerk om te kunnen
communiceren met de CCU. De GHC 20 kan ook worden verbonden met
optionele NMEA 2000-compatibele toestellen, zoals een GPS-toestel, om gebruik
te maken van de geavanceerde functionaliteit van de GHP 10. Als er geen NMEA
2000-compatibele toestellen beschikbaar zijn, kunt u de GHC 20 in plaats
daarvan optioneel verbinden met NMEA 0183-compatibele toestellen.

4 GHP10-Installatie-instructies

Bij de stuurautomaat GHP 10 worden meerdere kabels geleverd. Deze kabels
verbinden de onderdelen met de stroomvoorziening, met elkaar, met een
alarmsysteem en met optionele toestellen.

Met deze kabel wordt de CCU aangesloten op de ECU. Een deel van deze kabel
bevat gekleurde draden met kale uiteinden. Met deze draden wordt de CCU
aangesloten op het alarm en op de gele draad van de GHC 20.

Bij het installeren van het GHP 10-systeem kan het noodzakelijk zijn om de
CCU verder dan 5 m (16 ft.) van de ECU te installeren. Bij Garmin kunt u een
optionele vervangende kabels of verlengkabels kopen, mocht dat noodzakelijk
zijn.
 
Vervanging 10 m (32 ft.)
Vervanging 20 m (66 ft.)
Verlenging 5 m (16 ft.)
Verlenging 15 m (50 ft.)
Verlenging 25 m (82 ft.)
Neem contact op met uw Garmin-dealer of met Garmin Product Support voor
bestelinformatie.

Het alarm geeft waarschuwingstonen voor de GHP 10 (pagina 11).

Deze kabel voorziet de ECU van stroom (pagina 10).

Deze kabel verbindt de GHC 20 met de gele draad van de CCU en met dezelfde
aarding als de ECU. Deze kabel kan worden gebruikt om de GHC 20 te verbinden
met optionele NMEA 0183-compatibele toestellen (pagina 14).

De NMEA 2000-kabels verbinden de CCU en de GHC 20 met het NMEA
2000-netwerk. Verbind de CCU en de GHC 20 met een bestaand NMEA
2000-netwerk met behulp van de bijgeleverde T-connectors en netwerkkabels of
gebruik indien nodig de bijgeleverde NMEA 2000-kabels en -connectors om zelf
een NMEA 2000-netwerk op uw boot aan te leggen (pagina 12).
NMEA 2000-netwerkkabel, 2 m (6 ft.) (×2)
NMEA 2000-voedingskabel
NMEA 2000-T-connector (×3)
NMEA 2000-afsluitweerstand (m)
NMEA 2000-afsluitweerstand (v)

NMEA 2000-verlengkabels zijn desgewenst leverbaar. Neem contact op met uw
Garmin-dealer of met Garmin Product Support voor bestelinformatie.

Als de bron van uw tachometer een wisselstroomdynamo-aansluiting of andere
hogere spanning dan 12 V DC is, of als er sporadisch tachometerfouten optreden,
installeer dan een extern tachometerlter (Garmin-onderdeelnummer:
010-11399-00). Dit onderdeel wordt niet meegeleverd. Neem contact op met uw
Garmin-dealer of met Garmin Product Support voor bestelinformatie.

Veiligheidsbril
Boormachine en boren
Gatenzaag voor 90 mm (3
1
/
2
inch)
Kabelsnijder/kabelstriptang
Kruiskopschroevendraaier en platte schroevendraaier
Kabelbinders
Waterdichte kabelconnectors (kabelmoeren) of krimpkousen en een brander
Watervaste kit
Draagbaar kompas of een handkompas (om op magnetische interferentie te
testen bij het vaststellen van de beste installatieplaats voor de CCU)
Smeermiddel om vastlopen te voorkomen (optioneel)
OPMERKING: Montageschroeven zijn bijgeleverd voor de GHC 20, de CCU,
de ECU en de pomp. Als de bijgeleverde schroeven niet geschikt zijn voor het
montageoppervlak, moet u de juiste soort schroeven gebruiken.
GHP10-Installatie-instructies 5

Voordat u de stuurautomaat GHP 10 installeert, moet u plannen waar u alle
onderdelen op de boot gaat plaatsen. Plaats alle onderdelen tijdelijk op de locatie
waar u van plan bent om deze te installeren. Lees deze overwegingen door en
raadpleeg de schema's op pagina’s 7–9 voordat u begint met de installatie.
OPMERKING: De laatste pagina van deze instructiehandleiding bevat een
controlelijst voor de installatie. Haal de laatste pagina los en houd deze bij de
hand tijdens het installeren van de GHP 10.

De onderdelen van de GHP 10 worden met elkaar en met de voeding verbonden
met behulp van de bijgeleverde kabels. Controleer of de juiste kabels de juiste
lengte hebben om elk onderdeel te bereiken en of elk onderdeel zich op een
geschikte locatie bevindt voordat u onderdelen gaat monteren of aansluiten.

De Shadow Drive moet horizontaal en zo vlak mogelijk worden gemonteerd
en stevig vastgezet met kabelbinders.
De Shadow Drive moet op ten minste 0,3 m (12 inch) afstand van
magnetische bronnen, zoals luidsprekers of elektromotoren, inclusief de
stuurautomaatpomp, worden gemonteerd.
De Shadow Drive moet dichter bij het roer dan bij de pomp worden
gemonteerd.
De Shadow Drive moet lager dan het roer, maar hoger dan de pomp worden
gemonteerd.
Voorkom lussen in de hydraulische leidingen.
De Shadow Drive mag niet rechtstreeks worden aangesloten op de ttingen
achter aan het roer. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen de tting op
het roer en de Shadow Drive.
Verbind de Shadow Drive niet rechtstreeks met een hydraulische T-connector
in de hydraulische leiding. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen een
T-connector en de Shadow Drive.
Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer en de
Shadow Drive plaatsen.
Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive tussen de pomp en
het onderste roer, dichter bij het roer dan bij de pomp.
Installeer de Shadow Drive ofwel in de stuurboordleiding of de
bakboordleiding. De Shadow Drive mag niet rechtstreeks worden
aangesloten op de retourleiding.
Gebruik geen Teontape voor hydraulische ttingen. Gebruik een geschikte
schroefdraadafdichting, zoals Loctite Pro Lock Tight multifunctionele,
anaerobe gel, onderdeelnummer 51604, of vergelijkbaar, op alle pijpdraden in
het hydraulische systeem.

De ECU kan op een vlak oppervlak en in een willekeurige richting worden
gemonteerd.
Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de ECU, maar als deze schroeven
ongeschikt blijken voor het montageoppervlak moet u andere schroeven
gebruiken.
De ECU moet zich binnen 0,5 m (19 inch) afstand van de aandrijfeenheid
bevinden.
De ECU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar deze
ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan afvoerwater.

De ECU-voedingskabel wordt aangesloten op de accu van de boot en kan
eventueel worden verlengd (pagina 10).
ECU's met een serienummer lager dan 19E002748 zijn alleen compatibel met
12 V DC-systemen.
ECU's met een serienummer hoger dan 19E002748 zijn compatibel met
zowel 12 V DC- als 24 V DC-systemen.
De kabels waarmee de pomp wordt aangesloten op de ECU kunnen niet
worden verlengd.


Zorg ervoor dat de juiste pomp correct is geïnstalleerd op uw boot.
OPMERKING: Als u vragen hebt over welke pomp geschikt is voor uw boot,
neemt u contact op met uw Garmin-dealer of met Garmin Product Support voor
meer informatie.
Gebruik indien mogelijk hydraulische slangen met een grotere
binnendiameter op uw stuurinrichting.
Monteer de pomp dichter bij de cilinder om de lengte van de slangen zo kort
mogelijk te houden.
Voorkom onnodige hydraulische ttingen in de hydraulische aansluitingen.

De CCU moet in de voorste helft van de boot worden gemonteerd,
maximaal 3 m (10 ft.) boven de waterlijn.
De CCU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar deze
ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan afvoerwater.
De CCU mag niet worden gemonteerd in de buurt van magnetische
bronnen (zoals luidsprekers of elektromotoren) of hoogspanningskabels.
De CCU moet op een afstand van minstens 0,6 meter (24 inch) tot
verplaatsbare of van plaats veranderende magnetische storingsbronnen (zoals
het anker, ankerkettingen, de ruitenwissermotor en gereedschapskisten)
worden geplaatst.
U moet een handkompas gebruiken om op magnetische interferentie te testen
in de zone waar u de CCU wilt monteren.
Als het handkompas niet naar het noorden wijst wanneer u het vasthoudt op
de locatie waar u de CCU wilt gaan monteren, is er sprake van magnetische
interferentie. Kies een andere locatie en voer de test nog een keer uit.
De CCU mag onder de waterlijn worden gemonteerd, mits dit geen locatie
is waar deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan
afvoerwater.
De montagesteun van de CCU moet op een verticaal oppervlak of onder een
horizontaal oppervlak worden gemonteerd, zodat de verbonden bedrading
recht omlaag hangt.
Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de CCU, maar als deze schroeven
ongeschikt blijken voor het montageoppervlak moet u andere schroeven
gebruiken.

De CCU/ECU-kabel verbindt de CCU met de ECU en is 5 m (16 ft.) lang.
Als de CCU niet binnen 5 m. (16 ft.) van de ECU kan worden
gemonteerd, zijn er vervangende kabels en verlengkabels verkrijgbaar
(pagina 4).
De CCU/ECU-kabel mag niet worden ingekort.
De CCU/ECU-kabel verbindt de CCU met de GHC 20 met één gele
signaaldraad (pagina 11). De stuurautomaat kan niet worden ingeschakeld als
deze verbinding niet is gemaakt.

Het alarm moet in de buurt van het roerstation worden gemonteerd.
Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.

Indien nodig kunnen de alarmkabels worden verlengd met een kabel met een
dikte van 0,08 mm
2
(28 AWG).
6 GHP10-Installatie-instructies

De CCU en de GHC 20 kunnen worden verbonden met het NMEA
2000-netwerk.
Als uw boot niet is uitgerust met een NMEA 2000-netwerk, kunt u een
dergelijk netwerk aanleggen met behulp van de bijgeleverde NMEA
2000-kabels en -connectors (pagina 13).
Om gebruik te maken van de geavanceerde functionaliteit van de GHP 10,
kunt u optionele NMEA 2000-compatibele toestellen, zoals een GPS-toestel,
verbinden met het NMEA 2000-netwerk.

Opmerking
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet wordt beschadigd
wanneer het is gemonteerd.
De montagelocatie moet optimaal zicht bieden tijdens het besturen van het
vaartuig.
De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de knoppen op de
GHC 20.
Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de
GHC 20 te dragen en om de GHC 20 te beschermen tegen overmatige
trillingen of schokken.
Achter het oppervlak moet voldoende vrije ruimte zijn voor het leggen en
verbinden van de kabels.
Achter de behuizing van de GHC 20 moet minstens 8 cm (3 inch) speling
zijn.
Om interferentie te voorkomen, moet de locatie minstens 209 mm (8
1
/
4
inch)
verwijderd zijn van een magnetisch kompas.
De locatie mag niet worden blootgesteld aan extreme temperaturen
(pagina 19).

U moet de GHC 20 verbinden met het NMEA 2000-netwerk.
Voor het correct functioneren van de stuurautomaat, moeten twee draden van
de GHC 20-gegevenskabel correct zijn aangesloten:
De gele draad van de GHC 20-gegevenskabel moet zijn verbonden met
de gele draad van de CCU/ECU-verbindingskabel.
De zwarte draad van de GHC 20-gegevenskabel moet zijn aangesloten op
dezelfde aarding als de ECU.
Optionele NMEA 0183-compatibele toestellen, zoals GPS-toestellen, kunnen
worden verbonden met de gegevenskabel van de GHC 20 (pagina 14).

Voor optimale prestaties onder alle omstandigheden raadt Garmin het
aansluiten van een NMEA 2000- of analoge tachometer-snelheidsbron aan.
De snelheidsbronnen in de tabel zijn vermeld van beste tot minst goede, in relatie
tot stuurautomaatprestaties.
 
NMEA 2000-
motorgegevens
Als uw motor NMEA 2000-motorgegevens ondersteunt en
is aangesloten op hetzelfde NMEA 2000-netwerk als de
GHC 20 en de CCU, is geen andere tachometeraansluiting
vereist. Meer informatie over het NMEA 2000-netwerk vindt
u op pagina 12.
 Mercury en Volvo bieden extra NMEA
2000-gateways voor het delen van Mercury- en Volvo-
motorgegevens via het NMEA 2000-netwerk. Als u beschikt
over een Mercury- of Volvo-motor, bieden deze adapters
de eenvoudigste installatiemogelijkheid en de meest
betrouwbare motorgegevensoverdracht. Neem contact op
met uw nautische dealer voor meer informatie.
Tachometer Als uw motor geen NMEA 2000-motorgegevens
ondersteunt, kunt u de stuurautomaat GHP 10 aansluiten op
de tachometer van uw boot met het kale draaduiteinde van
de CCU/ECU-verbindingskabel. In de meeste gevallen kan
deze verbinding aan de achterzijde van het dashboard bij de
tachometer worden gemaakt.



Ga naar www.garmin.com/ghp10/ voor een overzicht van
de meest gangbare tachometeraansluitingen en klik op de
snelkoppeling naar de handleidingen.
 Als uw boot gebruikmaakt van een elektrisch
systeem met een hogere spanning dan 12 V DC of als er
sporadisch tachometerfouten optreden, installeer dan een
extern tachometerlter (010-11399-00). Neem contact op
met uw Garmin-dealer of met Garmin Product Support voor
meer informatie.
GPS GPS-gegevens kunnen worden gebruikt wanneer
tachometergegevens niet beschikbaar of onbruikbaar zijn.
 GPS-snelheidsgegevens worden alleen
ondersteund met GHC 20 softwareversie 3.00 of hoger in
combinatie met GHP 10 softwareversie 3.30 of hoger.
Indien aangesloten op de GHC 20, kunnen GPS-gegevens
naar de GHP 10 worden verstuurd door het toestel te
verbinden met een NMEA 2000- of NMEA 0183-netwerk.
Geen Hoewel dit niet wordt aangeraden, kunnen sommige boten,
zoals waterverplaatsende rompen, worden gecongureerd
om geen snelheidsbron te gebruiken.
Er zijn geen aansluitingen nodig wanneer de geselecteerde
snelheidsbron is ingesteld op ‘None’.
GHP10-Installatie-instructies 7

Raadpleeg dit schema alleen ter referentie bij het onderling aansluiten van onderdelen. Volg de uitgebreide installatie-instructies voor elk onderdeel.

FEEDBACK
CCU
POWER
}
DRIVE
  
GHC 20
GHC 20-gegevenskabel De stuurautomaat kan alleen worden ingeschakeld als de gele draad van deze kabel is aangesloten op de gele draad van de
CCU/ECU-verbindingskabel en de zwarte draad van deze kabel is aangesloten op dezelfde aarding als de ECU (pagina 12).
NMEA 2000-voedingskabel Deze kabel moet alleen worden geïnstalleerd als u een NMEA 2000-netwerk aanlegt. Gebruik deze kabel niet als uw boot
beschikt over een bestaand NMEA 2000-netwerk (pagina 13).
De NMEA 2000-voedingskabel moet worden verbonden met een 9-16 VDC voedingsbron.
NMEA 2000-netwerk De GHC 20 en de CCU moeten worden verbonden met het NMEA 2000-netwerk met behulp van de bijgeleverde T-connectors
(pagina 12).
Als uw boot niet over een bestaand NMEA 2000-netwerk beschikt, kunt u er zelf een aanleggen met de bijgeleverde kabels en
connectors (pagina 13).
CCU Monteer de CCU met de kabels recht omlaag (pagina 10).
Boottachometer Voor de tachometeraansluiting, zie pagina 11.
ECU De ECU kan in een willekeurige richting worden gemonteerd.
ECU-voedingskabel De ECU kan worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 V DC. Als u deze kabel wilt verlengen, moet u de juiste
draaddiameter gebruiken (pagina 10).
De zwarte draad van de GHC 20-gegevenskabel moet zijn aangesloten op dezelfde aarding als deze kabel (pagina 12).
CCU/ECU-verbindingskabel De stuurautomaat kan alleen worden ingeschakeld als de gele draad van deze kabel is aangesloten op de gele draad van de
GHC 20-gegevenskabel.
Als u deze kabel wilt doortrekken naar de ECU, dient u zelf de vereiste verlengkabels aan te schaffen (pagina 4).
De rode en blauwe draden van deze kabel moeten worden aangesloten op het alarm (pagina 11).
8 GHP10-Installatie-instructies

NMEA2000-netwerk
OPMERKING: Dit schema is alleen bedoeld voor planningsdoeleinden. Meer specieke aansluitingsschema's vindt u in de gedetailleerde instructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet aangegeven.
  
GHC 20 De stuurautomaat kan alleen worden ingeschakeld als de gele draad van de GHC 20-gegevenskabel is aangesloten op de gele draad
van de CCU/ECU-verbindingskabel, en de zwarte draad van de GHC 20-gegevenskabel is aangesloten op dezelfde aarding als de
ECU (pagina 12).
CCU Installeer de CCU in de voorste helft van de boot, niet hoger dan 3 m (10 ft.) boven de waterspiegel.
NMEA 2000-netwerk De GHC 20 en de CCU moeten worden verbonden met het NMEA 2000-netwerk met behulp van de bijgeleverde T-connectors
(pagina 12).
Als uw boot niet over een bestaand NMEA 2000-netwerk beschikt, kunt u er zelf een aanleggen met de bijgeleverde kabels en
connectors (pagina 13).
12–24 V DC-accu De ECU kan worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 V DC.
De NMEA 2000-voedingskabel moet worden verbonden met een 9-16 VDC voedingsbron.
ECU De ECU kan worden aangesloten op een 12 V of 24 V DC-accu.
GHP10-Installatie-instructies 9

OPMERKING: Dit schema is alleen bedoeld voor planningsdoeleinden. Meer specieke aansluitingsschema's vindt u in de gedetailleerde instructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet aangegeven.
  
GHC 20 De stuurautomaat kan alleen worden ingeschakeld als de gele draad van de GHC 20-gegevenskabel is aangesloten op de gele draad
van de CCU/ECU-verbindingskabel, en de zwarte draad van de GHC 20-gegevenskabel is aangesloten op dezelfde aarding als de
ECU (pagina 12).
CCU
Installeer de CCU in de voorste helft van de boot,
niet hoger dan 3 m (10 ft.) boven de waterspiegel.
NMEA 2000-netwerk De GHC 20 en de CCU moeten worden verbonden met het NMEA 2000-netwerk met behulp van de bijgeleverde T-connectors
(pagina 12).
Als uw boot niet over een bestaand NMEA 2000-netwerk beschikt, kunt u er zelf een aanleggen met de bijgeleverde kabels en
connectors (pagina 13).
ECU De ECU kan worden aangesloten op een 12 V of 24 V DC-accu.
12–24 V DC-accu De ECU kan worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 V DC.
De NMEA 2000-voedingskabel moet worden verbonden met een 9-16 VDC voedingsbron.
10 GHP10-Installatie-instructies

Nadat u de installatie van de GHP 10 op uw boot hebt gepland en alle
aandachtspunten met betrekking tot het hydraulische systeem, het monteren
en het aansluiten voor uw specieke installatie hebt overwogen, kunt u de
onderdelen daadwerkelijk gaan monteren en aansluiten.

Als u de Shadow Drive wilt installeren, verbindt u deze met de leidingen van de
hydraulische stuurinrichting van uw boot en met de CCU/ECU-verbindingskabel.

Voordat u de Shadow Drive kunt installeren, moet u een plaats kiezen waar u de
Shadow Drive wilt aansluiten op de hydraulische besturing van uw boot. Lees
eerst de overwegingen betreffende bevestiging en aansluiting en pas deze toe
(pagina 5). Raadpleeg voor meer informatie de hydraulische indelingsschema's in
de installatie-instructies die bij de doos van de pomp zijn gevoegd.
Gebruik de meegeleverde connectors voor de installatie van de Shadow Drive
in de juiste hydraulische lijn.

Bij het aansluiten van de Shadow Drive op het hydraulische systeem neemt u de
volgende belangrijke overwegingen in acht (pagina 5).
Voor het aansluiten van de Shadow Drive verbindt u deze met de CCU/ECU-
verbindingskabel.
1. Leid het gestripte draadeinde van de CCU/ECU-verbindingskabel naar de
Shadow Drive.
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende draden verlengen door
middel van een draad met een dikte van 0,08 mm² (28 AWG).
2. Verbind de kabels op basis van de onderstaande tabel.
 
Rood (+) Bruin (+)
Zwart (-) Zwart (-)
3. Soldeer en bedek alle kale draaduiteinden.

Om de ECU te installeren, moet u deze op uw boot monteren (pagina 10),
aansluiten op de pomp en op de CCU (pagina 11) en aansluiten op de accu van de
boot (pagina 10).

De ECU-hardware is bijgewerkt om te werken op elektrische systemen van 24 V
DC, terwijl oudere ECU-eenheden alleen werken op elektrische systemen van
12 V DC. Als u wilt bepalen of uw ECU compatibel is met een 24 V DC-systeem,
bekijkt u het serienummer van de ECU (pagina 5).
OPMERKING: De GHP 10-systeemsoftware (CCU-software) moet versie 2.70
of hoger zijn om 24 V DC-installaties te kunnen ondersteunen.

Voordat u de ECU kunt installeren, moet u een montagelocatie selecteren en
kijken welke bevestigingsmaterialen u nodig hebt (pagina 5).
1. Knip de montagesjabloon uit van pagina 23.
2. Bevestig de sjabloon met plakband op de montagelocatie.
3. Boor gaten voor op de vier montagelocaties.
4. Gebruik schroeven om de ECU te monteren.

Opmerking
Verwijder niet de zekeringhouder die aan de accukabel is bevestigd wanneer u
deze aansluit op de accu. Als u de zekeringhouder verwijdert, zal de garantie
voor de GHP 10 komen te vervallen en kan de stuurautomaat GHP 10 mogelijk
beschadigd raken.
Verbind indien mogelijk de ECU-voedingskabel van de pomp rechtstreeks met
de scheepsaccu. Hoewel dit niet wordt aanbevolen, moet u een zekering van 40 A
gebruiken als u de voedingskabel aansluit op een accublok of een andere bron.
Als u de ECU via een zekeringautomaat of schakeling in de nabijheid van het roer
wilt voeren, kunt u een relais en controledraad van de juiste grootte gebruiken in
plaats van de ECU-voedingskabel te verlengen.
1. Leid het uiteinde met de connector van de ECU-voedingskabel naar de ECU,
maar verbind de kabel niet met de ECU.
2. Leid het gestripte draadeinde van de ECU-voedingskabel naar de
scheepsaccu.
U kunt de draad desgewenst verlengen.
3. Bepaal de juiste draaddiameter voor een verlenging, op basis van de
onderstaande tabel.
 
3 m (10 ft.) 3,31 mm
2
(12 AWG)
4,5 m (15 ft.) 5,26 mm
2
(10 AWG)
6 m (20 ft.) 5,26 mm
2
(10 AWG)
7,5 m (25 ft.) 8,36 mm
2
(8 AWG)
4. Sluit de zwarte draad (-) aan op de negatieve (-) accupool.
5. Sluit de rode draad (+) aan op de positieve (+) accupool.
6. Verbind de ECU-voedingskabel niet met de ECU.
Sluit de voedingskabel pas aan op de ECU nadat u alle andere
onderdelen van de GHP 10 hebt geïnstalleerd.

Om de CCU te installeren, moet u deze op uw boot monteren (pagina 10),
met de ECU verbinden (pagina 11), met een NMEA 2000-netwerk verbinden
(pagina 12), en met het alarm (pagina 11) en met de gele CCU-signaalkabel op de
GHC 20 verbinden (pagina 11).

Voordat u de CCU kunt monteren, moet u een montagelocatie selecteren en
kijken welke bevestigingsmaterialen u nodig hebt (pagina 5).
De CCU-montagesteun bestaat uit twee delen: een montagedeel en een borgdeel.
1. Knip de montagesjabloon uit van pagina 23.
2. Bevestig de sjabloon met plakband op de montagelocatie.
Als u de CCU op een verticaal oppervlak gaat installeren, installeer dan het
montagedeel van de montagesteun met de opening
aan de onderkant.
3. Boor gaten voor op de drie montagelocaties.
4. Gebruik de schroeven
om het montagedeel van de CCU-montagesteun vast
te zetten.
GHP10-Installatie-instructies 11

1. Sluit de CCU/ECU-verbindingskabel en
de NMEA 2000-netwerkkabel aan op de
CCU.
2. Plaats de CCU in het montagedeel
van de CCU-montagesteun met de
bedrading recht omlaag hangend
.
3. Plaats het borgdeel van de
montagesteun over de bal en klik het
vast op in het montagedeel van de
montagesteun; start met de twee armen
zonder duimschroef
.
4. Verbind de arm met de duimschroef,
terwijl de kabels recht omlaag hangen.
De kabels moeten recht omlaag hangen,
anders kan de CCU uw koers niet
nauwkeurig bepalen.
5. Draai de duimschroef handmatig aan tot de CCU stevig vastzit in de
montagesteun.
Draai de duimschroef niet te strak aan.

1. Leid het deel van de CCU/ECU-verbindingskabel met de zespinsconnector
naar de ECU en sluit de kabel aan.
2. Leid de draden van het kale uiteinde van de kabel naar de CCU/ECU-
verbindingskabel.
Leid de rode en blauwe draden naar de locatie waar u het alarm wilt
installeren (pagina 11).
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende draden verlengen
door middel van een draad met een dikte van 0,08 mm
2
(28 AWG).
Leid de gele draad naar de locatie waar u de GHC 20 wilt installeren
(pagina 11).
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de gele draad verlengen met
behulp van een draad met een dikte van 0,33 mm
2
(22 AWG).
3. Snij de resterende kale draden af en plak deze af; deze draden worden niet
gebruikt.

1. Als u een analoog tachometersysteem aansluit, bepaalt u de locatie en
verbindingstoewijzingen voor de tachometer (of tachometers) op uw boot.
2. Leid het kale draadeinde van de CCU/ECU-verbindingskabel naar de
tachometer (of tachometers).
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende draden verlengen met
behulp van een tweeaderige draad met een dikte van 22 AWG.
3. Verbind de kabels volgens de onderstaande tabel.
  
 Groen en paars
(samengevlochten)
Wit en grijs
(samengevlochten)
 Bakboordmotor = paars Bakboordmotor = grijs
Stuurboordmotor = groen Stuurboordmotor = wit
4. Verbind de tachometerdraad of -draden van de CCU/ECU-verbindingskabel
met de draad of draden van de tachometersensor van de motor (of motoren).
Sluit de aardedraden aan op een schone aardeverbinding.
OPMERKING: Bij drie of meer buitenboordmotoren, sluit u de buitenste
bakboord en stuurboordmotoren aan volgens de tabel.
5. Soldeer en bedek alle kale draaduiteinden.

Het alarm geeft waarschuwingstonen in geval van belangrijke gebeurtenissen op
de GHP 10.
Om het alarm te installeren, moet u deze op uw boot monteren (pagina 10),
met de CCU verbinden (pagina 10) en met de gele signaaldraad op de GHC 20
verbinden (pagina 11).

Voordat u het alarm kunt monteren, moet u een montagelocatie selecteren
(pagina 5).
Bevestig het alarm met kabelbinders of andere geschikte
bevestigingsmaterialen (niet bijgeleverd).

1. Leid de alarmkabel naar het kale uiteinde van de CCU/ECU-
verbindingskabel.
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende draden verlengen door
middel van een draad met een dikte van 0,08 mm
2
(28 AWG).
2. Verbind de kabels op basis van de onderstaande tabel.



Wit (+) Rood (+)
Zwart (-) Blauw (-)
3. Soldeer en bedek alle kale draaduiteinden.

Bouw de GHC 20 in de buurt van het roer in het dashboard in, door deze te
verbinden met de gele draad van de CCU/ECU-verbindingskabel en met een
NMEA 2000-netwerk.
Om gebruik te maken van de geavanceerde functionaliteit van de GHP 10, kunt u
een optionele NMEA 2000-compatibele of NMEA 0183-compatibele toestellen,
zoals een GPS-toestel, verbinden met het NMEA 2000-netwerk of met de
GHC 20 via NMEA 0183.

Opmerking
Het temperatuurbereik voor de GHC 20 is -15 °C tot 70 °C (5 °F tot 158 °F).
Lange blootstelling aan temperaturen die buiten dit bereik vallen (in de opslag of
in bedrijf) kan storingen in het LCD-scherm of andere onderdelen veroorzaken.
Dergelijke defecten en de gevolgen daarvan vallen niet onder de beperkte
garantie van de fabrikant.
Als u de GHC 20 op glasvezel monteert, is het raadzaam om bij het boren van de
vier gaten met een kleine verzinkboor alleen in de bovenste gellaag een kleine
verdieping aan te brengen. U voorkomt hiermee dat er scheuren in de gellaag
ontstaan als de schroeven worden aangedraaid.
Roestvrijstalen schroeven kunnen zich gaan binden wanneer ze in het glasvezel
worden geschroefd en te strak worden aangedraaid. Garmin raadt het aanbrengen
van zuurvrij smeermiddel op roestvrijstalen schroeven aan voordat u deze
installeert, om te voorkomen dat ze gaan vastzitten.
Voordat u de GHC 20 gaat monteren, moet u eerst een geschikte montagelocatie
selecteren (pagina 5).
1. Snij de montagesjabloon uit en controleer of deze past op de locatie waar u de
GHC 20 wilt gaan installeren.
De montagesjabloon bevindt zich in de productverpakking en maakt geen
deel uit van deze instructies.
De montagesjabloon heeft een zelfklevende achterzijde.
2. Verwijder de beschermende folie van de zelfklevende achterzijde van de
sjabloon en breng deze aan op de locatie waar u de GHC 20 wilt gaan
installeren.
12 GHP10-Installatie-instructies
3. Als u het gat gaat zagen met een guurzaag in plaats van met een gatenzaag
van 90 mm (3
17
/
32
inch), gebruik dan een boor van 10 mm (
3
/
8
inch) om een
voorboorgat te maken, zoals aangegeven op de sjabloon, om een begin te
maken voor het zagen van het montageoppervlak.
4. Zaag met behulp van de guurzaag of de gatenzaag van 90 mm (3,5
inch)
het montageoppervlak langs de binnenzijde van de stippellijn op de
montagesjabloon.
5. Gebruik indien nodig een vijl en schuurpapier om de gatgrootte te verjnen.
6. Plaats de GHC 20 in de uitsparing om er zeker van te zijn dat de vier
montagegaten correct zijn.
7. Selecteer een optie:
Als de montagegaten correct zijn, ga dan verder met stap 8.
Als de montagegaten niet correct zijn, markeer dan de juiste locaties voor
de vier montagegaten.
8. Verwijder de GHC 20 uit de uitsparing.
9. Boor vier gaten van 2,8 mm (
7
/
64
inch).
Gebruik, zoals aanbevolen in de opmerking, een verzinkboor als u de
GHC 20 op glasvezel monteert.
10. Verwijder het restant van de sjabloon.
11. Plaats de meegeleverde pakking aan de achterkant van het apparaat en breng
rond de pakking watervaste kit aan. Dit voorkomt waterschade achter het
dashboard.
12. Plaats de GHC 20 in de uitsparing.
13. Zet de GHC 20 met de bijgeleverde schroeven goed vast op het
montageoppervlak.
Gebruik, zoals aanbevolen in de opmerking, een zuurvrij smeermiddel als u
de GHC 20 op glasvezel monteert.
14. Klik de decoratieve ring
op zijn plaats.

Voor het correct functioneren van de stuurautomaat moeten twee draden van de
GHC 20-gegevenskabel (geel en zwart) zijn aangesloten.
1. Verbind de gele draad van de GHC 20-gegevenskabel met de gele draad van
de CCU/ECU-verbindingskabel.
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de gele draad verlengen met behulp
van een draad met een dikte van 0,33 mm
2
(22 AWG).
2. Verbind de zwarte draad van de GHC 20-gegevenskabel met dezelfde aarding
als de ECU.
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de zwarte draad verlengen met
behulp van een draad met een dikte van 0,33 mm
2
(22 AWG).
3. Soldeer en bedek alle kale draaduiteinden.


U kunt meerdere GHC 20-toestellen (afzonderlijk verkrijgbaar) installeren om de
stuurautomaat van verschillende locaties op de boot te bedienen.
Alle bijkomende GHC 20-toestellen moeten softwareversie 3.0 of hoger
hebben.
Alle bijkomende GHC 20-toestellen moeten worden verbonden met het
NMEA 2000-netwerk (pagina 12).
Als u een extra GHC 20 wilt gebruiken voor het inschakelen van de
stuurautomaat, sluit u de gele en zwarte draden van de extra GHC 20 aan op
dezelfde draden als de primaire GHC 20.
Als u extra GHC 20-toestellen aansluit om de stuurautomaat in te
schakelen, moet u ze allemaal uitschakelen om de stuurautomaat uit te
schakelen.
Als u een extra GHC 20 niet aansluit om de stuurautomaat in te
schakelen, wordt de stand-bymodus van de extra GHC 20 geactiveerd
wanneer u deze uitschakelt en blijft de stuurautomaat geactiveerd totdat u
deze uitschakelt met de primaire GHC 20.

Opmerking
Als u op uw boot over een bestaand NMEA 2000-netwerk beschikt, zou
dit al op de voeding moeten zijn aangesloten. Sluit de bijgeleverde NMEA
2000-voedingskabel niet aan op een bestaand NMEA 2000-netwerk, omdat er
slechts één voedingsbron mag worden aangesloten op een NMEA 2000-netwerk.
U kunt de GHC 20 verbinden met de CCU via een bestaand NMEA
2000-netwerk. Als u op uw boot niet over een bestaand NMEA 2000-netwerk
beschikt, zijn alle onderdelen voor de aanleg ervan bijgeleverd in de verpakking
van de GHP 10 (pagina 13).
Om gebruik te maken van de geavanceerde functionaliteit van de GHP 10, kunt u
optionele NMEA 2000-compatibele toestellen, zoals een GPS-toestel, verbinden
met het NMEA 2000-netwerk.
Ga voor meer informatie over NMEA 2000 naar www.garmin.com.

1. Bepaal waar u de GHC 20
wilt verbinden met uw bestaande NMEA
2000-backbone
(pagina 5).
2. Koppel één kant van een NMEA 2000-T-connector los van het netwerk.
3. Verbind, indien nodig om de NMEA 2000-netwerkbackbone te verlengen,
een NMEA 2000-backbone-verlengkabel (niet bijgeleverd) met de
losgekoppelde T-connector.
4. Koppel de bijgeleverde T-connector
voor de GHC 20 aan de NMEA
2000-backbone door deze te verbinden met de zijde van de losgekoppelde
T-connector of de backbone-verlengkabel.
5. Leid de bijgeleverde netwerkkabel
naar de onderkant van de T-connector
die u hebt toegevoegd in stap 4 en verbind deze met de T-connector.
Als de bijgeleverde netwerkkabel niet lang genoeg is, kunt u een
netwerkkabel van maximaal 6 m (20 ft.) gebruiken (niet bijgeleverd).
6. Verbind de netwerkkabel met de GHC 20.
GHP10-Installatie-instructies 13
7. Verbind de netwerkkabel met de T-connector die u hebt toegevoegd in stap 3
en met de GHC 20.
OPMERKING: De stuurautomaat kan alleen worden ingeschakeld als
de gele draad van de GHC 20-gegevenskabel is aangesloten op de gele
draad van de CCU/ECU-verbindingskabel, en de zwarte draad van de
GHC 20-gegevenskabel is aangesloten op dezelfde aarding als de ECU
(pagina 12).

1. Bepaal waar u de CCU
wilt verbinden met uw bestaande NMEA
2000-backbone
(pagina 5).
2. Koppel één kant van een NMEA 2000-T-connector los van het netwerk.
3. Verbind, indien nodig om de NMEA 2000-netwerkbackbone te verlengen,
een NMEA 2000-backbone-verlengkabel (niet bijgeleverd) met de
losgekoppelde T-connector.
4. Koppel de bijgeleverde T-connector
voor de CCU aan de NMEA
2000-backbone door deze te verbinden met de zijde van de losgekoppelde
T-connector of de backbone-verlengkabel.
5. Leid de bijgeleverde netwerkkabel
naar de onderkant van de T-connector
die u hebt toegevoegd in stap 4 en verbind deze met de T-connector.
Als de bijgeleverde netwerkkabel niet lang genoeg is, kunt u een
netwerkkabel van maximaal 6 m (20 ft.) gebruiken (niet bijgeleverd).
6. Verbind de netwerkkabel met de CCU.


Opmerking
U moet de bijgeleverde NMEA 2000-voedingskabel aansluiten op de
contactschakelaar van de boot, of via een andere schakelaar in de hoofdkabel.
De GHC 20 zal uw accu leegtrekken als de NMEA 2000-voedingskabel
rechtstreeks op de accu wordt aangesloten.
1. Verbind de drie T-connectors
met elkaar.
+
-
2. Verbind de bijgeleverde NMEA 2000-voedingskabel
met een 12 VDC
gelijkstroom voedingsbron
via een schakelaar.
Maak indien mogelijk verbinding met de contactschakelaar
van de boot,
of via een andere schakelaar in de hoofdkabel (niet bijgeleverd).
3. Verbind de NMEA 2000-voedingskabel met een van de T-connectors.
4. Verbind een van de bijgeleverde NMEA 2000-netwerkkabels
met een van
de T-connectors en met de GHC 20
.
5. Verbind de andere bijgeleverde NMEA 2000-netwerkkabel met de andere
T-connector en met de CCU
.
6. Verbind de mannelijke en vrouwelijke afsluitweerstanden
met elk uiteinde
van de gecombineerde T-connectors.
OPMERKING: De GHC 20 moet zijn verbonden met de CCU via de gele
CCU-signaaldraad in de GHC 20-gegevenskabel. De zwarte draad moet zijn
verbonden met de ECU-aarding (pagina 12).
14 GHP10-Installatie-instructies


Om gebruik te maken van de geavanceerde functionaliteit van de GHP 10, kunt u
optionele NMEA 2000-compatibele of NMEA 0183-compatibel toestellen, zoals
een GPS-toestel, verbinden met het NMEA 2000-netwerk of met de GHC 20 via
NMEA 0183.

Raadpleeg de installatie-instructies voor uw toestel om de Transfer-draden
(Tx) A(+) en B(-) voor uw NMEA 0183-compatibele toestel te identiceren.
Wanneer u een NMEA 0183-toestel met twee zend- en ontvangstlijnen
verbindt, is het niet nodig om de NMEA 2000-bus en het NMEA 0183-toestel
te verbinden met een gezamenlijke aardverbinding.
Wanneer u een NMEA 0183-toestel met één zendlijn (Tx) of één
ontvangstlijn (Rx) verbindt, moeten de NMEA 2000-bus en het NMEA
0183-toestel wel worden verbonden met een gezamenlijke aardverbinding.


1. Bepaal de toewijzingen van NMEA 0183-verbindingen van uw NMEA
0183-compatibele toestel.
2. Verbind uw NMEA 0183-compatibele toestel met de GHC 20 op basis van de
onderstaande tabel.



Zwart Aarde CCU-signaal
Geel CCU-signaal
Blauw Tx/A (+)
Wit Tx/B (-)
Bruin Rx/A (+)
Groen Rx/B (-)
In de appendix treft u drie voorbeelden van verschillende verbindingssituaties
aan (pagina 18).
3. Gebruik indien nodig tweeaderige draad met een dikte van 0,33 mm
2
(22
AWG) als u langere verbindingen moet maken.
4. Soldeer en bedek alle kale draaduiteinden.

De GHP 10 moet worden gecongureerd en afgestemd op de dynamiek en
motorconguratie van uw boot. Gebruik de Dockside Wizard en de Sea Trial
Wizard op de GHC 20 om de GHP 10 te congureren. Volg de instructies in deze
wizards om de vereiste conguratiestappen te voltooien.

Opmerking
Als u de Dockside Wizard uitvoert terwijl uw boot op het droge ligt, moet
u zorgen dat het roer vrij kan bewegen om schade aan het roer of andere
voorwerpen te voorkomen.
U kunt de Dockside Wizard doorlopen terwijl uw boot in of uit het water is.
Als uw boot in het water ligt, moet deze stil liggen tijdens het uitvoeren van de
wizard.

1. Schakel de GHP 10 in.
Als u de GHP 10 voor het eerst inschakelt, wordt u gevraagd om een korte
conguratieprocedure uit te voeren op de GHC 20.
2. Voltooi indien nodig de conguratieprocedure uit.
3. Selecteer een optie nadat u de eerste conguratie hebt voltooid:
Als de Dockside Wizard automatisch start, ga dan verder met stap 4.
Als de Dockside Wizard niet automatisch start, selecteer dan
achtereenvolgens Menu > Setup > Dealer Autopilot Conguration >
Wizards > Dockside Wizard.
4. Selecteer Begin.

1. Start de Dockside Wizard (pagina 14).
2. Selecteer het type vaartuig.
3. Selecteer het aantal koerswijzigingen dat nodig is om van maximale
roeruitslag naar de tegenovergestelde maximale roeruitslag te gaan
(pagina 14).
4. Selecteer de roeruitslag (pagina 14).
5. Test de stuurrichting (pagina 14).
6. Selecteer de snelheidsbron (pagina 15).
7. Controleer indien nodig de tachometer (pagina 15).
8. Bekijk de resultaten van de wizard (pagina 15).

1. Tel het aantal omwentelingen dat nodig is om van maximale roeruitslag naar
de tegenovergestelde maximale roeruitslag te gaan (van maximaal bakboord
naar maximaal stuurboord).
2. Gebruik de pijlen op de GHC 20 om het aantal getelde omwentelingen in te
voeren (de standaardinstelling is 4,5).
3. Selecteer Done.

De roerverplaatsing staat meestal vermeld op de behuizing van de roerpomp.
Als u het niet zeker weet, neem dan contact op met de fabrikant van uw boot om
de roerverplaatsingswaarde op te vragen.
1. Gebruik de pijlen op de GHC 20 om de roerverplaatsingswaarde in te voeren
(de standaardinstelling is 1,7 in
3
).
2. Selecteer Done.

1. Gebruik de pijlen op de GHC 20 om de stuurrichting te testen.
Wanneer u de pijl naar rechts selecteert, zou het roer zodanig moeten draaien
dat de boot naar rechts stuurt; wanneer u de pijl naar links selecteert, zou het
roer zodanig moeten draaien dat de boot naar links stuurt.
GHP10-Installatie-instructies 15
2. Selecteer Continue.
3. Selecteer een optie:
Als de boot bij de test van de stuurrichting in de juiste richting vaart,
selecteer dan Yes.
Selecteer No als de boot bij de test van de stuurrichting in de
tegenovergestelde richting vaart.
4. Als u in stap 3 No hebt geselecteerd, herhaal dan stap 1 en 2.
OPMERKING: Als dit niet klopt, kan de stuurrichting ook worden
gewijzigd tijdens de automatische afstemmingsprocedure (pagina 16).

Selecteer een optie:
Als u een of meer NMEA 2000-compatibele motoren hebt verbonden met
het NMEA 2000-netwerk, selecteert u NMEA 2000.
Als u geen NMEA 2000-compatibele motor (of motoren) hebt verbonden,
selecteert u de motor (of motoren) waarop u de tachometersensor van de
CCU hebt aangesloten.
Voor een boot met een enkele motor, selecteert u Port.
Als er geen tachometergegevens beschikbaar zijn of als deze onbruikbaar
zijn, selecteer dan GPS data als snelheidsbron.
Wanneer GPS-gegevens als snelheidsbron worden gebruikt, moet de
maximumsnelheid voor alle typen vaartuigen worden gecongureerd.
Als u geen snelheidsbron hebt verbonden, selecteer dan None.
Als de stuurautomaat niet goed functioneert wanneer u None hebt
opgegeven als snelheidsbron, raadt Garmin u aan een tachometer of
GPS als snelheidsbron te verbinden.

Deze procedure wordt niet weergegeven als GPS of None is geselecteerd als de
snelheidsbron.
1. Vergelijk, terwijl de motor draait (of de motoren draaien), het toerental op de
GHC 20 met de tachometer(s) op het dashboard van de boot.
2. Als de waarden niet overeenkomen, gebruikt u de pijlen om de waarden voor
Pulses Per Rev in te voeren.
OPMERKING: Wanneer u Pulses Per Rev aanpast met de pijlen, is er
een vertraging voordat de nieuwe toerentalwaarden op de GHC 20 worden
weergegeven. Zorg ervoor dat u hebt gewacht totdat de nieuwe waarden op de
GHC 20 zijn doorgevoerd voordat u nieuwe aanpassingen doet.

De GHC 20 toont de waarden die u hebt gekozen bij het uitvoeren van de
Dockside Wizard.
1. Controleer de resultaten van de Dockside Wizard.
2. Selecteer een eventuele foutieve waarde en selecteer Select.
3. Corrigeer de waarde.
4. Herhaal stap 2 en 3 voor alle foutieve waarden.
5. Wanneer u klaar bent met het bekijken van de waarden, selecteer dan Done.

De Sea Trial Wizard congureert de basissensors op de stuurautomaat. Het is
daarom van groot belang dat u de wizard voltooit in geschikte omstandigheden
voor uw boot.


Voer de Sea Trial Wizard uit in kalm water. Wat kalm water is, is afhankelijk van
de grootte en vorm van uw boot.
Zorg ervoor dat uw boot niet schommelt terwijl deze stil ligt of zeer langzaam
vaart.
Zorg ervoor dat uw boot geen last heeft van de wind.
Zorg ervoor dat het gewicht op de boot in balans is. Loop NIET over de
boot terwijl u de stappen van de Sea Trial Wizard uitvoert.

Voordat u de Sea Trial Wizard start, moet u naar een open stuk kalm water varen.
1. Schakel de GHP 10 in.
2. Selecteer een optie:
Als de Sea Trial Wizard automatisch start, ga dan verder met stap 3.
Als de Sea Trial Wizard niet automatisch start, selecteer dan
achtereenvolgens Menu > Setup > Dealer Autopilot Conguration >
Wizards > Sea Trial Wizard.
3. Selecteer Begin.

1. Vaar met uw boot naar een open stuk kalm water.
2. Start de Sea Trial Wizard (pagina 15).
3. Congureer indien nodig het toerental bij planeren (pagina 15).
4. Congureer indien nodig de planeersnelheid (pagina 15).
5. Congureer indien nodig de hoge toerentallimiet (pagina 15).
6. Congureer indien nodig de maximumsnelheid (pagina 15).
7. Kalibreer het kompas (pagina 16).
8. Voer de automatische afstemmingsprocedure uit (pagina 16).
9. Stel het noorden in (pagina 16).
10. Stel indien nodig de instelling voor de voorliggende koers bij (pagina 16).

OPMERKING: Deze procedure wordt niet weergegeven als u Displacement
Hull selecteert als type vaartuig, of als u None selecteert als snelheidsbron.
1. Noteer de toerentalwaarde van de tachometer op het dashboard van de boot
op het moment van de overgang van verplaatsing naar planeersnelheid.
2. Als de tachometerwaarde niet overeenkomt met de waarde op de GHC 20,
gebruikt u de pijlen om de waarde bij te stellen.
3. Selecteer Done.

OPMERKING: Deze procedure wordt alleen weergegeven wanneer GPS is
geselecteerd als snelheidsbron en Planing Hull is geselecteerd als type vaartuig.
1. Gebruik de pijlen op de GHC 20 om de waarde aan te passen.
2. Selecteer Done.

OPMERKING: Deze procedure wordt alleen weergegeven wanneer GPS is
geselecteerd als snelheidsbron.
1. Gebruik de pijlen op de GHC 20 om de waarde aan te passen.
2. Selecteer Done.

OPMERKING: Deze procedure wordt alleen weergegeven wanneer GPS is
geselecteerd als snelheidsbron.
1. Gebruik de pijlen op de GHC 20 om de waarde aan te passen.
2. Selecteer Done.
16 GHP10-Installatie-instructies

1. Breng uw boot op kruissnelheid en vaar in een rechte lijn.
2. Selecteer Begin en blijf in een rechte lijn varen.
3. Draai, wanneer u daartoe wordt geïnstrueerd, de boot langzaam rechtsom.
Probeer de draai zo gelijkmatig en vlak mogelijk te maken.
Draai langzaam, zodat de boot GEEN slagzij maakt.
Nadat het succesvol afronden van de kalibratie geeft de GHC 20 een bericht
weer dat de procedure is voltooid.
4. Selecteer een optie:
Als de kalibratie met succes is voltooid, selecteert u Done.
Als de kalibratie niet met succes is voltooid, selecteer dan Retry en
herhaal stap 1 t/m 3.

Voordat u de automatische afstemmingsprocedure kunt uitvoeren, moet u een
ink stuk open water voor u hebben.
1. Als u een niet-planerend vaartuig hebt, stelt u de gashendel zo in dat de boot
op een typische kruissnelheid vaart, waarbij de stuurinrichting voldoende
reageert.
Als u een planerend vaartuig hebt, stelt u de gashendel zo in dat de boot onder
de planeersnelheid vaart.
2. Selecteer Begin.
De boot voert een aantal zigzagbewegingen uit terwijl de automatische
afstemmingsprocedure wordt uitgevoerd.
De GHC 20 geeft een bericht weer dat de procedure is voltooid.
3. Selecteer een optie:
Als de automatische afstemmingsprocedure succesvol is voltooid,
selecteer dan Done en neem de handmatige besturing van de boot over.
Als de automatische afstemmingsprocedure zonder succes is voltooid,
stel het gas dan bij en selecteer Retry Autotune.
Als de automatische afstemmingsprocedure zonder succes is voltooid
en het roer omsloeg of de boot in een cirkel voer, selecteert u Reverse
Steering Dir. en Retry.
Als u het foutbericht Error: ECU Drive Circuit Overload. See manual
for tips on reducing load krijgt, raadpleeg dan de tips op pagina 17.
4. Als de automatische afstemmingsprocedure opnieuw zonder succes wordt
voltooid, herhaal dan stap 1 t/m 3 tot de automatische afstemmingsprocedure
succesvol wordt voltooid.
5. Als u ook na het bereiken van de maximale kruissnelheid de automatische
afstemmingsprocedure niet succesvol kunt voltooien, minder dan vaart
en selecteer Alternate Autotune om een alternatieve automatische
afstemmingsprocedure te starten.

Voordat u het noorden kunt instellen, moet u minstens 45 seconden risicoloos
open water ter beschikking hebben.
Deze procedure wordt weergegeven als u een optioneel GPS-toestel verbindt
met de GHP 10 (pagina 14) en het toestel een GPS-positie heeft verkregen. Als u
geen GPS-toestel hebt aangesloten, wordt u gevraagd om de instelling voor de
voorliggende koers bij te stellen (pagina 16).
1. Vaar op kruissnelheid in een rechte lijn en selecteer Begin.
Wanneer de kalibratie is voltooid, geeft de GHC 20 een voltooiingsbericht
weer.
2. Selecteer een optie:
Als het kalibratieproces met succes is voltooid, selecteer dan Done.
Herhaal stap 1 en 2 als de kalibratie niet met succes is voltooid.

Deze procedure wordt alleen weergegeven als u geen optioneel GPS-toestel
hebt verbonden met de GHP 10 (pagina 14). Als u wel een GPS-toestel hebt
geïnstalleerd dat een GPS-positie heeft verkregen, wordt u in plaats daarvan
gevraagd om het noorden in te stellen (pagina 16).
1. Stel met behulp van een handkompas vast waar zich het noorden bevindt.
2. Stel de instelling voor de voorliggende koers bij tot deze overeenkomt met
het noorden op het magnetische kompas.
3. Selecteer Done.


1. Test de stuurautomaat op lage snelheid.
2. Stel indien nodig de instelling van de versterking (Gain) bij (pagina 17).
3. Als u het foutbericht Error: ECU Drive Circuit Overload. See manual for
tips on reducing load krijgt, raadpleeg dan de tips op pagina 17.
4. Test de stuurautomaat op een hogere snelheid (normale
gebruiksomstandigheden).
5. Pas indien nodig de instelling van de versterking (Gain) en van de
acceleratiebegrenzer aan.

1. Vaar de boot in één richting met de stuurautomaat geactiveerd (voorliggende
koers vasthouden).
De boot mag niet erg schommelen; een lichte schommeling is echter normaal.
2. Draai de boot met behulp van de stuurautomaat in één richting en kijk hoe de
boot reageert.
Als het goed is, draait de boot vloeiend; niet te snel of te langzaam.
Als u de boot met behulp van de stuurautomaat draait, moet de boot met
minimaal doorschieten en schommelen de gewenste voorliggende koers gaan
varen.
3. Selecteer een optie:
Als de boot te snel of te langzaam draait, stel de acceleratiebegrenzer van
de stuurautomaat dan bij (pagina 16).
Als de boot bij een vaste voorliggende koers behoorlijk schommelt of de
koers niet corrigeert na het draaien, pas de instelling voor de versterking
(Gain) voor de stuurautomaat dan aan (pagina 17).
Als u het foutbericht Error: ECU Drive Circuit Overload. See manual
for tips on reducing load krijgt, raadpleeg dan de tips op pagina 17.
Als de boot vloeiend draait, bij een vaste voorliggende koers niet
of nauwelijks schommelt en de koers na het draaien goed wordt
gecorrigeerd, ga dan door naar stap 5.
4. Herhaal stap 2 en 3 tot de boot vloeiend draait, bij een vaste voorliggende
koers niet of nauwelijks schommelt en de koers na het draaien goed
corrigeert.
5. Voor planerende vaartuigen herhaalt u stap 1 t/m 4 op hogere snelheden
(pagina 16).

OPMERKING: Als u de acceleratiebegrenzer handmatig bijstelt, moet u relatief
kleine aanpassingen doorvoeren. Test de wijziging voordat u meer aanpassingen
doet.
1. Schakel de geavanceerde conguratieprocedure in (pagina 17).
2. Selecteer op de GHC 20 achtereenvolgens Menu > Setup > Dealer
Autopilot Conguration > Autopilot Tuning > Acceleration Limiter.
3. Selecteer een optie:
Verhoog de instelling als de stuurautomaat te snel draait.
Verlaag de instelling als de stuurautomaat te langzaam draait.
4. Test de conguratie van de stuurautomaat.
5. Herhaal stap 2 en 3 tot de GHP 10 naar tevredenheid functioneert.
GHP10-Installatie-instructies 17

OPMERKING: Als u de roerversterking (Rudder Gain) of tegencorrectie
(Counter Gain) handmatig bijstelt, moet u relatief kleine aanpassingen
doorvoeren, en slechts één waarde per keer aanpassen. Test de wijziging voordat
u meer aanpassingen doet.
1. Schakel de geavanceerde conguratieprocedure in (pagina 17).
2. Selecteer op de GHC 20 achtereenvolgens Menu > Setup > Dealer
Autopilot Conguration > Autopilot Tuning > Rudder Gains.
3. Selecteer een optie:
Selecteer Low Speed of High Speed en gebruik de pijlen op de GHC 20
om bij te stellen hoe nauwkeurig het roer de voorliggende koers
vasthoudt en bij een lage of hoge snelheid draait.
Als u een te hoge waarde instelt, kan de stuurautomaat overactief
worden en bij de geringste afwijking de koers gaan corrigeren. Een
overactieve stuurautomaat kan overmatige slijtage aan de aandrijfeenheid
veroorzaken en kan ertoe leiden dat de accu sneller leeg is dan normaal.
Selecteer Low Speed Counter of High Speed Counter om in te stellen
hoe nauwkeurig het roer het doorschieten bij het draaien corrigeert. Als u
deze waarde te hoog instelt, kan de stuurautomaat bij het corrigeren van
oorspronkelijke draai de boot opnieuw laten doorschieten bij het draaien.
4. Test de conguratie van de stuurautomaat.
5. Herhaal stap 2 en 3 tot de GHP 10 naar tevredenheid functioneert.

Als u het foutbericht Error: ECU Drive Circuit Overload. See manual for tips
on reducing load krijgt, gebruik dan deze tips om overbelasting te voorkomen:
Zorg ervoor dat de juiste pomp correct is geïnstalleerd op uw boot.
Gebruik indien mogelijk hydraulische slangen met een grotere
binnendiameter op uw stuurinrichting.
Monteer de pomp dichter bij de cilinder om de lengte van de slangen zo kort
mogelijk te houden.
Voorkom onnodige hydraulische ttingen in de hydraulische aansluitingen.
Indien er tijdens de automatische afstemmingsprocedure overbelasting
optreedt, slaat u de procedure over en stemt u de stuurautomaat handmatig af.
Verhoog de roersnelheidsbegrenzer om de vloeistofwaarde te vertragen.
Verlaag de roerversterking om de pompactiviteit te beperken.

Als het foutbericht Error: ECU Drive Circuit Overload. See manual for tips
on reducing load blijft verschijnen, moet u mogelijk de roersnelheidsbegrenzer
aanpassen.
OPMERKING: Voer aanpassingen van de roersnelheid alleen uit in het dok of
wanneer uw boot niet vaart.
OPMERKING: Als u de roersnelheidsbegrenzer aanpast, moet u de
automatische afstemmingsprocedure uitvoeren.
1. Schakel de geavanceerde conguratieprocedure in (pagina 17).
2. Selecteer op de GHC 20 achtereenvolgens Menu > Setup > Dealer
Autopilot Conguration > Autopilot Tuning > Rudder Rate Limiter.
3. Selecteer Continue.
De stuurautomaat neemt de besturing van het roer over.
4. Gebruik de pijlen op de GHC 20 om de snelheid van de begrenzer in te
stellen.
0% is de standaardsnelheid voor de roersnelheidsbegrenzer.
Lagere waarden voor de roersnelheidsbegrenzer laten het roer sneller
bewegen tussen de rechterreling en de linkerrailing.
Lagere waarden voor de roersnelheidsbegrenzer verhogen de
vaarstroming.
Hogere waarden voor de roersnelheidsbegrenzer verlagen de
vaarstroming.
5. Selecteer Done.
6. Test de instellingen voor de roersnelheidsbegrenzer.
7. Herhaal de stappen 2-6 totdat de roersnelheidsbegrenzer naar tevredenheid
functioneert.
8. Voer de automatische afstemmingsprocedure uit.

Onder normale omstandigheden zijn geavanceerde conguratieopties niet
beschikbaar op de GHC 20. Om toegang te krijgen tot de geavanceerde
conguratie-instellingen van de GHP 10, moet u de geavanceerde
conguratieprocedure inschakelen.

1. Selecteer in het scherm Heading achtereenvolgens Menu > Setup > System
> System Information.
2. Houd de middelste schermtoets
gedurende 5 seconden ingedrukt.
Dealer Mode wordt weergegeven.
3. Druk op Back > Back.
Als in het scherm Setup de optie Dealer Autopilot Conguration beschikbaar
is, is de geavanceerde conguratieprocedure ingeschakeld.

Via de GHC 20 kunt u de automatische conguratieprocedure (Autotune)
uitvoeren, het kompas kalibreren en het noorden instellen op de GHP 10 zonder
de wizards uit te voeren. U kunt ook elke instelling afzonderlijk maken, zonder de
conguratieprocedures te doorlopen.


1. Schakel de geavanceerde conguratieprocedure in (pagina 17).
2. Selecteer in het scherm Heading achtereenvolgens Menu > Setup > Dealer
Autopilot Conguration > Automated Setup.
3. Selecteer Autotune, Calibrate Compass of Set North.
4. Volg de instructies op het scherm (pagina 14).

Met de Dockside Wizard en de Sea Trial Wizard kunt u snel alle belangrijke
conguratie-instellingen deniëren voor de GHP 10. Nadat u de wizards
voor het eerst hebt uitgevoerd, kunt u ze altijd opnieuw uitvoeren als u meent
dat de GHP 10 niet naar behoren functioneert. Schakel de geavanceerde
conguratieprocedure in om de wizards te openen (pagina 17).

1. Schakel de geavanceerde conguratieprocedure in (pagina 17).
2. Selecteer in het scherm Heading achtereenvolgens Menu > Setup > Dealer
Autopilot Conguration.
3. Selecteer de instellingscategorie.
4. Selecteer een instelling die u wilt congureren.
Een beschrijving van elke instelling vindt u in de appendix (pagina 20).
5. Congureer de waarde van de instelling.
OPMERKING: Bij het congureren van bepaalde instellingen in de
geavanceerde conguratieprocedure moet u wellicht ook andere instellingen
aanpassen. Lees het onderdeel met de conguratie-instellingen voor de GHP 10
(pagina 20) door voordat u instellingen gaat wijzigen.
18 GHP10-Installatie-instructies


De volgende drie aansluitschema's zijn voorbeelden van verschillende situaties
die u tegen kunt komen bij het verbinden van uw NMEA 0183-toestel met de
GHC 20.

>
>
>
>
>
>
>
>
+
-
GHC 20
NMEA 2000-netwerk (levert stroom aan de GHC 20)
12 VDC voedingsbron
NMEA 0183-compatibel toestel
 



n.v.t. Voeding
n.v.t. NMEA 0183-aardverbinding
Blauw - Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit - Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin - Rx/A (+) Tx/A (+)
Groen - Rx/B (-) Tx/B (-)
OPMERKING: Als u NMEA 0183-toestellen met twee zend- en ontvangstlijnen
verbindt, is het niet nodig om de NMEA 2000-bus en het NMEA 0183-toestel te
verbinden met een gezamenlijke aardverbinding.

Als uw NMEA 0183-compatibele toestel slechts één ontvangende draad (Rx)
heeft, sluit deze dan aan op de blauwe draad (Tx/A) van de GHC 20 en laat de
witte draad (Tx/B) van de GHC 20 onaangesloten.
>
>
>
>
>
>
+
-
GHC 20
NMEA 2000-netwerk (levert stroom aan de GHC 20)
12 VDC voedingsbron
NMEA 0183-compatibel toestel
 



n.v.t. Voeding
n.v.t. NMEA 0183-aardverbinding
Blauw - Tx/A (+) Rx
Wit - onaangesloten n.v.t.
Bruin - Rx/A (+) Tx/A (+)
Groen - Rx/B (-) Tx/B (-)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183-toestel met één ontvangstlijn (Rx)
verbindt, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183-toestel worden
verbonden met een gezamenlijke aardverbinding.

Als uw NMEA 0183-compatibele toestel slechts één verzendende draad (Tx)
heeft, sluit deze dan aan op de bruine draad (Rx/A) van de GHC 20 en verbind de
groene draad (Rx/B) van de GHC 20 met de NMEA-aardverbinding.
>
>
>
>
>
>
+
-
GHC 20
NMEA 2000-netwerk (levert stroom aan de GHC 20)
12 VDC voedingsbron
NMEA 0183-compatibel toestel
 



n.v.t. Voeding
Groen - Rx/B -
verbinden met NMEA
0183-aardverbinding
NMEA 0183-aardverbinding
Blauw - Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit - Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin - Rx/A (+) Tx/A (+)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183-toestel met één zendlijn (Tx) verbindt,
moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183-toestel worden verbonden met
een gezamenlijke aardverbinding.

  
ECU Afmetingen (B × H × D) 167,6 × 116,8 × 50,8 mm
(6
19
/
32
× 4
19
/
32
× 2 inch)
Gewicht 0,68 kg (1.5 lb.)
Temperatuurbereik Van -15 °C tot 55 °C (van 5 °F tot 131 °F)
Materiaal van de
behuizing
Volledig afgedicht, schokbestendig
aluminiumlegering, waterbestendig conform
IEC 529-IPX7
Lengte
voedingskabel
2,7 m (9 ft.)
Ingangsspanning 11,5–30 VDC
Zekering 40 A, plat
Stroomverbruik 1 A (met uitzondering van de aandrijfeenheid)
GHP10-Installatie-instructies 19
  
CCU Afmetingen Diameter van 91,4 mm (3
19
/
32
inch)
Gewicht 159 g (5,6 oz.)
Temperatuurbereik Van -15 °C tot 55 °C (van 5 °F tot 131 °F)
Materiaal van de
behuizing
Volledig afgedicht, schokbestendig
aluminiumlegering, waterbestendig conform
IEC 529-IPX7
Lengte CCU/ECU-
verbindingskabel
5 m (16 ft.)
NMEA 2000 LEN 2 (100 mA)
Alarm Afmetingen (L × Diameter) 23 × 25 mm (
29
/
32
× 1 inch)
Gewicht 68 g (2,4 oz.)
Temperatuurbereik Van -15 °C tot 55 °C (van 5 °F tot 131 °F)
Kabellengte 3,0 m (10 ft.)
GHC 20 Afmetingen 110 × 115 × 30 mm (4
21
/
64
× 4
17
/
32
× 1
3
/
16
inch)
Gewicht 247 g (8,71 oz.)
Kabels NMEA 0183-gegevenskabel – 1,8 m (6 ft.)
NMEA 2000-netwerkkabel en -voedingskabel –
2 m (6
1
/
2
ft.)
Temperatuurbereik Van -15 °C tot 70 °C (5 °F tot 158 °F).
Kompasveilige
afstand
209 mm (8
1
/
4
inch)
Materiaal Behuizing: volledig afgedicht polycarbonaat,
waterbestendig conform IEC-standaard 60529
IPX7
Lens: glas met antireecterende behandeling
Stroomverbruik
GHC 20
2,5 W max.
Ingangsspanning
van de NMEA
2000
9 - 16 VDC
NMEA 2000 LEN 6 (300 mA)


  
Ontvangen
059392 ISO Bevestiging
059904 ISO Aanvraag
060928 ISO Adresreservering
126208 NMEA - Opdracht/Aanvraag/Bevestiging (groepfunctie)
126464 PGN List Group-functie verzenden/ontvangen
126996 Productinformatie
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters - Snelle update
129025 Positie - Snelle update
129026 COG & SOG - Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
Zenden
059392 ISO Bevestiging
059904 ISO Aanvraag
060928 ISO Adresreservering
126208 NMEA - Opdracht/Aanvraag/Bevestiging (groepfunctie)
126464 PGN List Group-functie verzenden/ontvangen
126996 Productinformatie
127250 Voorliggende koers van vaartuig

  
Ontvangen
059392 ISO Bevestiging
059904 ISO Aanvraag
060928 ISO Adresreservering
126208 NMEA - Opdracht/Aanvraag/Bevestiging (groepfunctie)
126464 PGN List Group-functie verzenden/ontvangen
126996 Productinformatie
127245 Roergegevens
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127488 Motorparameters - Snelle update
128259 Watersnelheid
129025 Positie - Snelle update
129029 GNSS-positiegegevens
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129285 Navigatie - Route/WP-informatie
130306 Windgegevens
130576 Status van kleine vaartuigen
Zenden
059392 ISO Bevestiging
059904 ISO Aanvraag
060928 ISO Adresreservering
126208 NMEA - Opdracht/Aanvraag/Bevestiging (groepfunctie)
126464 PGN List Group-functie verzenden/ontvangen
126996 Productinformatie
128259 Watersnelheid
129025 Positie - Snelle update
129026 COG & SOG - Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129540 GNSS-satellieten in beeld
130306 Windgegevens
De GHP 10 en de GHC 20 zijn NMEA 2000-gecerticeerd.
20 GHP10-Installatie-instructies

Als de GHC 20 wordt verbonden met optionele NMEA 0183-compatibele
toestellen, worden de volgende NMEA 0183-telegrammen gebruikt.
 
Ontvangen wpl
gga
grme
gsa
gsv
rmc
bod
bwc
dtm
gll
rmb
vhw
mwv
xte
Zenden hdg

Hoewel alle instellingen meestal automatisch via wizards worden gecongureerd,
kunt u elke instelling echter ook handmatig aanpassen (pagina 17).
OPMERKING: Afhankelijk van de conguratie van de stuurautomaat, worden
bepaalde instellingen mogelijk niet weergeven.
OPMERKING: Als u op een motorboot de instelling Speed Source inschakelt,
moet u de van toepassing zijnde instellingen voor Verify Tachometer, Low RPM
Limit, High RPM Limit, Planing RPM, Planing Speed of Max Speed controleren
voordat u de stuurautomaat automatisch afstemt (pagina 16).
  
Dealer Autopilot
Conguration
Vessel Type Hier kunt u het type vaartuig
selecteren waarin de
stuurautomaat moet worden
geïnstalleerd.
Speed Source Setup Speed Source Hier kunt u de NMEA
2000-tachometer, GPS-snelheid
of de motor (of motoren)
selecteren waaraan u de
tachometersensor van de CCU
hebt verbonden
.
Speed Source Setup Verify
Tachometer
Met deze instelling kunt u
het toerental op de GHC 20
vergelijken met de tachometers
op het dashboard van de boot.
Speed Source Setup Planing RPM Met deze instelling kunt u de
toerentalwaarde op de GHC 20
aanpassen op het moment van de
overgang van verplaatsing naar
planeersnelheid. Als de waarde
niet overeenkomt met de waarde
op de GHC 20, gebruikt u de
pijlen om de waarde bij te stellen.
Speed Source Setup Planing Speed Hiermee past u de
planeersnelheid van uw boot aan.
Als de waarde niet overeenkomt
met de waarde op de GHC 20,
gebruikt u de pijlen om de waarde
bij te stellen.
  
Speed Source Setup Low RPM Limit Met deze instelling kunt u het
laagste toerental van uw boot
aanpassen. Als de waarde niet
overeenkomt met de waarde op
de GHC 20, gebruikt u de pijlen
om de waarde bij te stellen.
Speed Source Setup High RPM Limit Hiermee past u het hoogste
toerentalpunt van uw boot aan.
Als de waarde niet overeenkomt
met de waarde op de GHC 20,
gebruikt u de pijlen om de waarde
bij te stellen.
Speed Source Setup Max Speed Hiermee past u de
maximumsnelheid van uw
boot aan. Als de waarde niet
overeenkomt met de waarde op
de GHC 20, gebruikt u de pijlen
om de waarde bij te stellen.
Rudder Gains Gain Hiermee stelt u in hoe strak
het roer koers houdt en
koerswijzigingen maakt.
Als u een te hoge waarde
instelt, kan de stuurautomaat
overactief worden en bij de
geringste afwijking de koers
gaan corrigeren. Een overactieve
stuurautomaat kan overmatige
slijtage aan de aandrijfeenheid
veroorzaken (pagina 17).
Rudder Gains Counter Gain Hiermee stelt u in hoe strak het
roer een overschrijding van de
koerswijziging corrigeert.
Als u deze waarde te hoog instelt,
kan de stuurautomaat bij het
corrigeren van de oorspronkelijke
draai de boot opnieuw laten
doorschieten bij het draaien
(pagina 17).
Rudder Gains Low Speed Gain Hiermee kunt u de roerversterking
bij lage snelheden instellen.
Deze instelling is van toepassing
voor het vaartuig als u onder de
planeersnelheid vaart.
Als u een te hoge waarde
instelt, kan de stuurautomaat
overactief worden en bij de
geringste afwijking de koers
gaan corrigeren. Een overactieve
stuurautomaat kan overmatige
slijtage aan de aandrijfeenheid
veroorzaken (pagina 17).
Rudder Gains Low Speed
Counter
Hiermee kunt u de tegencorrectie
voor de roerversterking bij lage
snelheden instellen.
Deze instelling is van toepassing
voor het vaartuig als u onder de
planeersnelheid vaart.
Als u een te hoge waarde
instelt, kan de stuurautomaat
overactief worden en bij de
geringste afwijking de koers
gaan corrigeren. Een overactieve
stuurautomaat kan overmatige
slijtage aan de aandrijfeenheid
veroorzaken (pagina 17).
GHP10-Installatie-instructies 21
  
Rudder Gains High Speed Gain Met deze instelling kunt u
de roerversterking bij hoge
snelheden opgeven.
Deze instelling is van toepassing
voor het vaartuig als u boven de
planeersnelheid vaart.
Als u een te hoge waarde
instelt, kan de stuurautomaat
overactief worden en bij de
geringste afwijking de koers
gaan corrigeren. Een overactieve
stuurautomaat kan overmatige
slijtage aan de aandrijfeenheid
veroorzaken (pagina 17).
Rudder Gains High Speed
Counter
Met deze instelling kunt u
de tegencorrectie voor de
roerversterking bij hoge
snelheden instellen.
Deze instelling is van toepassing
voor het vaartuig als u boven de
planeersnelheid vaart.
Als u een te hoge waarde
instelt, kan de stuurautomaat
overactief worden en bij de
geringste afwijking de koers
gaan corrigeren. Een overactieve
stuurautomaat kan overmatige
slijtage aan de aandrijfeenheid
veroorzaken (pagina 17).
NMEA Setup NMEA
Checksum
Als het verbonden NMEA 0183
GPS-toestel controlesommen
verkeerd berekent, kunt
u het toestel nog steeds
gebruiken als u deze instelling
uitschakelt. Wanneer deze
instelling wordt uitgeschakeld,
is de gegevensintegriteit niet
gewaarborgd.
NMEA Setup Reversed XTE Als het verbonden NMEA
0183-GPS-toestel de verkeerde
stuurrichting verzendt met het
XTE-signaal (koersfout). U kunt
deze instelling gebruiken om de
stuurrichting te corrigeren.
Navigation Setup Navigation Gain Met deze instelling kunt u bepalen
hoe agressief de stuurautomaat
Cross Track Errors tegengaat bij
het volgen van een Route-To-
patroon.
Als u een te hoge waarde instelt,
kan de stuurautomaat over een
lange afstand heen en weer over
de koerslijn oscilleren.
Als deze waarde te laag is, kan
de stuurautomaat traag reageren
bij het tegengaan van Cross Track
Errors.
Navigation Setup Navigation Trim
Gain
Met deze instelling kunt u bepalen
in welke mate Cross Track Errors
acceptabel zijn bij het volgen
van een Route-To-patroon. Stel
deze instelling pas bij nadat de
navigatieversterking (Navigation
Gain) is ingesteld.
Als de waarde te hoog is, zal de
stuurautomaat de koersafwijking
overcompenseren.
Als deze waarde te laag is, zal de
stuurautomaat langdurige Cross
Track Errors toestaan.
  
Steering System Setup Verify Steering
Direction
Hiermee stelt u de richting in
waarin het roer moet bewegen
om het vaartuig naar bakboord
en naar stuurboord te draaien.
U kunt de stuurrichting vervolgens
testen en omdraaien.
Steering System Setup Lock-to-Lock
Turns
Hiermee kunt u het aantal
omwentelingen dat nodig is om
van maximale roeruitslag naar
de tegenovergestelde maximale
roeruitslag te gaan (van maximaal
bakboord naar maximaal
stuurboord).
Steering System Setup Helm
Displacement
Hiermee kunt u de
roerverplaatsing kalibreren.
Steering System Setup Linkage
Compensation
Hiermee kunt u de
verbindingsstangcompensatie
aanpassen als de besturing los
of onnauwkeurig is. Hoe hoger u
deze waarde instelt, hoe meer de
stuurautomaat compenseert voor
losse of onnauwkeurige besturing.
Wees voorzichtig met het wijzigen
van deze instelling.
OPMERKING: Geavanceerde conguratie-instellingen zijn beschikbaar
wanneer u de geavanceerde conguratieprocedure volgt (pagina 17). Andere
instellingen zijn beschikbaar bij normaal gebruik van de GHP 10. Zie het
onderdeel met betrekking tot de conguratie in de gebruikershandleiding van de
GHC 20 voor meer informatie.
22 GHP10-Installatie-instructies

  

ECU voltage is low De ECU-voedingsspanning
is langer dan 6 seconden
tot lager dan 10 V DC
gedaald.
Geeft alarmgeluid
De normale werking
wordt hervat
Autopilot is not receiving
navigation data. Autopilot
placed in heading hold.
De stuurautomaat
ontvangt geen geldige
navigatiegegevens meer.
Dit bericht wordt ook
weergegeven als de
navigatie wordt gestopt op
een kaartplotter voordat
de stuurautomaat wordt
gedeactiveerd.
Geeft alarmgeluid
Stuurautomaat
schakelt over naar
vaste voorliggende
koers.
Connection with autopilot
lost
De GHC heeft geen
verbinding meer met de
CCU.
n.v.t.
Low GHC supply voltage Het
voedingsspanningsniveau
is lager dan de waarde
die werd opgegeven
in het menu voor het
laagspanningsalarm.
n.v.t.
Error: ECU high voltage De ECU-voedingsspanning
is tot boven een bepaalde
drempelwaarde gestegen.
12V-systemen: 20 volt
24V-systemen: 36 volt
Geeft alarmgeluid
Aandrijfeenheid
wordt uitgeschakeld
De GHC 20 begint
af te tellen vanaf
60 seconden,
waarna de
stuurautomaat
automatisch wordt
uitgeschakeld
Error: ECU high
temperature
De ECU-temperatuur
stijgt tot hoger dan 100 °C
(212 °F).
Geeft alarmgeluid
Aandrijfeenheid
wordt uitgeschakeld
De GHC 20 begint
af te tellen vanaf
60 seconden,
waarna de
stuurautomaat
automatisch wordt
uitgeschakeld
Error: ECU Drive Circuit
Overload. See manual for
tips on reducing load.
De gemiddelde ECU-stroom
wordt hoger dan 16 A.
Geeft alarmgeluid
Aandrijfeenheid
wordt uitgeschakeld
Stuurautomaat
schakelt over naar
stand-by.
Error: Lost
communication between
ECU and CCU
Time-out in communicatie
tussen de CCU en de ECU.
Geeft alarmgeluid
De GHC 20 begint
af te tellen vanaf
60 seconden,
waarna de
stuurautomaat
automatisch wordt
uitgeschakeld
Lost GPS as a speed
source
GPS-signaal weggevallen.
Treedt op wanneer
GPS is geselecteerd als
snelheidsbron.
Stuurautomaat
schakelt over naar
Heading Hold.
GHP10-Installatie-instructies 23


Omhoog, wanneer u het
toestel op een verticaal
oppervlak installeert
GHP10-Installatie-instructies 25

Maak deze pagina los en houd deze bij de hand tijdens het installeren van de GHP 10.
Lees alle installatie-instructies door voordat u de GHP 10 installeert. Neem contact op met Garmin Product Support als u tijdens de installatieprocedure vragen hebt.
Raadpleeg het diagram op pagina 7 en de opmerkingen op pagina 5 voor informatie over de elektrische aansluitingen en de gegevensverbindingen.
Leg alle onderdelen klaar en controleer de kabellengten. Zorg indien nodig voor verlengkabels.
Installeer de aandrijfeenheid volgens de aandrijfeenheid meegeleverde instructies.
De ECU monteren (pagina 10). The ECU moet zich binnen een afstand van 0,5 m (19
1
/
2
inch) van de aandrijfeenheid bevinden.
Verbind de aandrijfeenheid met de ECU.
Monteer de CCU (pagina 10) op een locatie zonder magnetische interferentie. Gebruik een handkompas om te testen of er magnetische interferentie aanwezig is
op de montagelocatie. .
Monteer de GHC 20 (pagina 11).
Verbind de gele draad van de GHC 20-gegevenskabel met de gele draad van de CCU/ECU-verbindingskabel, en verbind de zwarte draad van de
GHC 20-verbindingskabel met de aarde van de CCU (pagina 11).
Verbind de GHC 20 en de CCU met een NMEA 2000-netwerk (pagina 12).
Verbind eventuele optionele NMEA 2000-compatibele toestellen met het NMEA 2000-netwerk (pagina 14), of verbind eventuele optionele NMEA 0183-compatibele
toestellen met de GHC 20 als geen NMEA 2000-compatibel GPS-toestel beschikbaar is (pagina 14).
Verbind de ECU met de scheepsaccu (pagina 10).
Congureer het GHP 10-systeem door de Dockside Wizard en de Sea Trial Wizard te voltooien (pagina 14).
De conguratie van de stuurautomaat testen en aanpassen.
© 2013 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Behoudens voor zover uitdrukkelijk hierin voorzien, mag geen enkel deel van deze handleiding worden vermenigvuldigd, gekopieerd, overgebracht, verspreid,
gedownload of opgeslagen in enig opslagmedium voor enig doel zonder vooraf de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Garmin te hebben verkregen. Garmin verleent hierbij toestemming
voor het downloaden naar een harde schijf of ander elektronisch opslagmedium van een enkele kopie van deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding voor het bekijken en afdrukken
van een enkele kopie van deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding, mits deze elektronische of afgedrukte kopie van deze handleiding de volledige tekst van deze copyrightbepaling
bevat en gesteld dat onrechtmatige commerciële verspreiding van deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding uitdrukkelijk is verboden.
Informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan
te brengen in de inhoud zonder de verplichting personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar de website van Garmin (www.garmin.com) voor de
nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik en de werking van dit product en andere Garmin-producten.
Garmin
®
, het Garmin-logo en GPSMAP
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. GHP
, GHC
,
myGarmin
en Shadow Drive
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van
Garmin. Mercury
®
Verado
®
is een gedeponeerd handelsmerk van de Brunswick Corporation. NMEA 2000
®
is een gedeponeerd handelsmerk van National Marine Electronics Association. Loctite
®
en Pro Lock Tight
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Henkel Corporation.


© 2013 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin International, Inc.
1200 East 151st Street Olathe, Kansas 66062, VS
Garmin (Europe) Ltd.
Hounsdown Business Park Southampton, Hampshire, SO40 9LR, Verenigd Koninkrijk
Garmin Corporation
No. 68, Zhangshu 2nd Road, Xizhi Dist. New Taipei City, 221, Taiwan (Republiek China)
www.garmin.com
Mei 2013 190-01331-55_0A Gedrukt in Taiwan
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26

Garmin GHP 10, maritimt autopilotsystem Installatie gids

Type
Installatie gids