• Magneten
• Hoogspanningsdraden
• Onregelmatig werkende pompen, zoals hoofdpompen en
leeftankpompen
Binnen een afstand van 1,5 m (5 ft.) van de montageplaatsen
mogen zich geen grote magneten, zoals van een subwoofer
of luidspreker, bevinden.
2
Bepaal het draaipunt van de boot en meet de afstand tussen
het draaipunt en elk van de geschikte montageplaatsen op
de in stap 1 gemaakte lijst.
3
Selecteer de locatie die het dichtst bij het draaipunt is
gelegen.
Als er meer locaties zijn op ongeveer dezelfde afstand van
het draaipunt, kiest u de locatie die het best voldoet aan al
deze aandachtspunten.
• De beste locatie is de locatie die zich het dichtst bij het
draaipunt van de boot bevindt.
• De beste locatie is de laagst mogelijke locatie in de boot.
• De beste locatie is de locatie die iets meer naar de
voorkant van de boot toe ligt.
Een locatie testen op magnetische interferentie
U kunt een handkompas gebruiken om een montagelocatie te
testen op magnetische interferentie.
1
Houd een handkompas in de montagelocatie voor de CCU.
2
Verplaats het kompas eerst 15 cm naar links van deze locatie
en vervolgens 15 meter naar rechts. Kijk hoe de naald
reageert en selecteer een actie:
• Als de naald tijdens deze stap meer dan drie graden
beweegt, is er sprake van magnetische interferentie.
Selecteer een nieuwe montagelocatie en herhaal de test.
• Als de naald niet of minder dan drie graden beweegt, gaat
u verder met de volgende stap.
3
Herhaal dit proces door het kompas boven en onder de
montagelocatie te houden.
4
Herhaal dit proces door het kompas vóór en achter de
montagelocatie te houden.
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU
• De ECU kan in elke richting worden gemonteerd op een
vlakke ondergrond.
• Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de ECU, maar als
deze schroeven ongeschikt blijken voor het
montageoppervlak moet u andere schroeven gebruiken.
• De ECU moet worden gemonteerd binnen een afstand van
0,5 m (19 in.) van de pomp.
◦ De kabels die de ECU verbinden met de pomp kunnen
niet worden verlengd.
• De ECU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar
deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld
aan aflopend water.
• De voedingskabel van de ECU wordt aangesloten op de accu
van de boot en kan zo nodig met een verlengkabel worden
verlengd (Voedingskabel verlengen, pagina 6).
Overwegingen betreffende de montage van de pomp
Raadpleeg de hydraulische schema's in deze instructies om de
installatielocatie van de pomp te bepalen (Hydraulische
schema's, pagina 4).
• Monteer de pomp op een plaats waar de hydraulische
stuurlijnen van de boot kunnen komen.
• De pomp moet indien mogelijk in horizontale positie worden
gemonteerd.
• Indien de pomp in verticale positie moet worden gemonteerd,
moet deze met de aansluitingen van de pompkop naar boven
gericht worden gemonteerd.
Aandachtspunten bij de Shadow Drive montage
OPMERKING: De Shadow Drive is een sensor die u installeert
in de leidingen van de hydraulische stuurinrichting van uw boot.
Deze detecteert wanneer u handmatig de besturing van het roer
overneemt en schakelt de stuurautomaat uit.
OPMERKING: Als een Shadow Drive niet is inbegrepen in uw
stuurautomaatpakket, moet u een handmatige schakelaar
installeren om de stuurautomaat zo nodig te kunnen
uitschakelen.
• De Shadow Drive moet horizontaal en zo vlak mogelijk
worden gemonteerd en stevig vastgezet met kabelbinders.
• Monteer de Shadow Drive op een afstand van minimaal 305
mm (12 inch) van magnetische materialen of toestellen, zoals
luidsprekers en elektrische motoren.
• Monteer de Shadow Drive dichter bij het roer dan bij de
pomp.
• Monteer de Shadow Drive lager dan het laagste roer, maar
hoger dan de pomp.
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op de fitting aan
de achterkant van het roer. Zorg voor een bepaalde
slanglengte tussen de fitting op het roer en de Shadow Drive.
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op een
hydraulische T-connector in de hydraulische leiding. Zorg
voor een bepaalde slanglengte tussen de T-connector en de
Shadow Drive.
• Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer
en de Shadow Drive plaatsen.
• Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive tussen
de pomp en de hydraulische T-connector naar het hoogste
roer en het laagste roer, dichter bij de T-connector dan bij het
roer.
• Installeer de Shadow Drive ofwel in de stuurboordleiding of
de bakboordleiding.
Installeer de Shadow Drive niet in de retourleiding of de
hogedrukleiding, indien van toepassing.
Aandachtspunten bij het installeren en aansluiten van de
stuurautomaatschakelaar
Als uw stuurautomaatpakket geen Shadow Drive klep bevat,
moet u een handmatige, eenpolige aan-uitschakelaar (niet
meegeleverd) installeren om de stuurautomaat zo nodig uit te
schakelen.
De schakelaar moet worden geïnstalleerd in de buurt van het
primaire roer, zodat deze tijdens het varen gemakkelijk
toegankelijk is.
De schakelaar moet worden aangesloten op dezelfde bedrading
als een Shadow Drive klep.
De bedrading kan zo nodig worden verlengd met kabels met
een dikte van 0,08 mm
2
(28 AWG).
Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm
• Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening.
• Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
• De bedrading van het alarm kan indien nodig worden
verlengd met een 28 AWG (0,08 mm
2
)-draad.
Aandachtspunten bij de NMEA 2000
®
verbinding
• De CCU en de roerbediening moeten op een NMEA 2000
netwerk worden aangesloten.
• Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is
geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde NMEA 2000 kabels en connectors (Een
standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten, pagina 7).
• U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een
2