Garmin Reactor40-Basispaket fur mechanische/nachgerustete/Magnetsteuerungssysteme Installatie gids

Type
Installatie gids
REACTOR
40 MECHANISCH
INSTALLATIE-INSTRUCTIES
Belangrijke veiligheidsinformatie
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing
van uw vaartuig. De stuurautomaat is een hulpmiddel waarmee
u de boot beter kunt besturen. Dit ontheft u echter niet van uw
verantwoordelijkheid om de boot veilig te besturen. Voorkom
gevaarlijke navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit
onbemand is.
Wees altijd in staat om snel de handmatige besturing van uw
boot over te nemen.
Oefen de bediening van de stuurautomaat op kalm en open
water dat vrij is van gevaren.
Wees voorzichtig met het bedienen van de stuurautomaat in de
buurt van gevaren op het water, zoals dokken, palen en andere
boten.
VOORZICHTIG
Let bij gebruik op hete oppervlakken van het koellichaam, de
motor en de elektromagnetische onderdelen.
Pas op voor beknellingsgevaar door bewegende onderdelen
tijdens het gebruik.
Het niet in overeenstemming met deze instructies installeren en
onderhouden van dit toestel kan leiden tot schade of letsel.
LET OP
Om schade aan uw boot te voorkomen, moet de stuurautomaat
door een gekwalificeerde nautische installateur worden
gemonteerd. Voor een juiste installatie is speciale kennis van
nautische stuurinrichtingen en elektronische systemen vereist.
De installatie voorbereiden
De stuurautomaat bestaat uit diverse onderdelen. Lees alle
aandachtspunten betreffende de montage en aansluiting van de
onderdelen goed door voordat u met de installatie begint. Om de
installatiewerkzaamheden op de boot goed te plannen, moet u
weten hoe de onderdelen samenwerken.
Raadpleeg de schema's voor een beter begrip van de
aandachtspunten bij montage en aansluiting.
Leg bij het plannen van de installatie alle onderdelen op hun
plaats op de boot om te controleren of uw kabels lang genoeg
zijn om elk onderdeel te bereiken. Zo nodig zijn verlengkabels
(afzonderlijk te koop) voor verschillende onderdelen verkrijgbaar
bij uw Garmin
®
dealer of op www.garmin.com.
Noteer het serienummer van elk onderdeel ten behoeve van de
registratie en garantie.
Benodigd gereedschap en accessoires
Veiligheidsbril
Boormachine en boren
90 mm (3,5 in.) gatenzaag of slijptol (om een optionele
roerbediening te installeren)
Draadtangen/strippers
Kruiskop- en platte schroevendraaiers
Kabelbinders
Waterdichte draadconnectors (draadmoeren) of krimpkousen
en een brander
Watervaste kit
Draagbaar of handheld kompas (voor testen op magnetische
interferentie)
OPMERKING: Bij de hoofdonderdelen van de stuurautomaat
worden montageschroeven geleverd. Als de schroeven niet
geschikt zijn voor het montageoppervlak, moet u zelf voor de
juiste schroeven zorgen.
Schema voedings-/gegevensaansluiting
WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de
geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of
schade aan het product door brand of oververhitting te
voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals
vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt
aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de
garantie op het product.
Onderdeel Beschrij-
ving
Belangrijke aandachtspunten
Roerbedie-
ning
Een aparte roerbediening is niet in alle stuur-
automaatpakketten inbegrepen. Als u de
stuurautomaat installeert zonder aparte roer-
bediening, moet de CCU van de stuurauto-
maat zijn verbonden met hetzelfde NMEA
2000
®
netwerk als een compatibele Garmin
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te
kunnen configureren en bedienen.
Gegevens-
kabel roer-
bediening
Installeer deze kabel alleen als u de stuurau-
tomaat aansluit op optionele NMEA
®
0183
toestellen, zoals een windsensor, een water-
snelheidsensor of een GPS-toestel (NMEA
0183 verbinding - overwegingen,
pagina 9).
NMEA 2000
voedings-
kabel
Gebruik deze kabel alleen als u een NMEA
2000 netwerk samenstelt. Gebruik deze
kabel niet als uw boot beschikt over een
bestaand NMEA 2000 netwerk.
U dient de NMEA 2000 voedingskabel aan te
sluiten op een voedingsbron van 9 tot 16 V
gelijkstroom.
April 2019
190-02317-75_0B
Onderdeel Beschrij-
ving
Belangrijke aandachtspunten
NMEA 2000
netwerk
De roerbediening of compatibele Garmin
kaartplotter en de CCU moeten worden
aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via
de meegeleverde T-connectors (Aandachts-
punten bij de NMEA 2000 verbinding,
pagina 4).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk
op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard NMEA
2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten, pagina 7).
ECU
CCU U kunt de CCU in een willekeurige richting
bevestigen op een droge locatie nabij het
midden van de boot (Aandachtspunten bij de
montage en aansluiting van de CCU,
pagina 3).
Monteer de CCU op een locatie ver bij
magnetische bronnen vandaan.
ECU-
voedings-
kabel
U dient de ECU aan te sluiten op een
voedingsbron van 12 tot 24 V gelijkstroom.
Als u deze kabel wilt verlengen, moet u de
juiste draaddiameter gebruiken (Voedings-
kabel verlengen, pagina 5).
CCU-kabel Als u deze kabel wilt verlengen tot de ECU,
dient u wellicht verlengkabels te gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar) (Aandachtspunten
bij de montage en aansluiting van de CCU,
pagina 3).
U dient deze kabel aan te sluiten op het
alarm en op de Shadow Drive
sensor.
OPMERKING: De Shadow Drive sensor is
optioneel en wordt afzonderlijk verkocht
Aandrijfeen-
heid
Dit schema toont alleen de elektrische
verbinden voor de aandrijfeenheid (afzonder-
lijk verkrijgbaar). Gedetailleerde installatie-
instructies zijn bij de aandrijfeenheid
meegeleverd.
Als u een aandrijfeenheid hebt gekocht van
Garmin, wordt deze geleverd inclusief de
benodigde voedings- en feedbackkabels.
Voedings-
kabel en
feedback-
kabel
aandrijfeen-
heid
De voedingskabel van de aandrijfeenheid
mag niet worden verkort of verlengd. Als u
de stuurautomaat gebruikt in combinatie met
een aandrijfeenheid van een andere
leverancier dan Garmin, dient u een
voedingskabel voor de aandrijfeenheid
(apart verkrijgbaar) te gebruiken (Aansluiting
op een bestaande aandrijfeenheid,
pagina 6).
Als u de stuurautomaat gebruikt in
combinatie met een solenoïde-aandrijfeen-
heid, dient u een solenoïde-voedingskabel
(apart verkrijgbaar) te gebruiken (Aansluiting
op een solenoïde-aandrijfeenheid,
pagina 6).
Als u de stuurautomaat gebruikt in
combinatie met een aandrijfeenheid van een
andere leverancier dan Garmin of in
combinatie met een solenoïde-aandrijfeen-
heid, moet u een Garmin roerfeedback-
sensor installeren (aanbevolen) of verbinding
maken met een bestaande roerfeedback-
sensor via een roerfeedbackkabel (apart
verkrijgbaar) (Aandrijfeenheid installeren,
pagina 5).
Onderdeel Beschrij-
ving
Belangrijke aandachtspunten
Alarm Het alarm geeft geluidssignalen van de
stuurautomaat weer en u dient dit in de buurt
van het primaire roerstation te installeren
(Het alarm installeren, pagina 7).
Shadow
Drive senso-
raansluiting
(optioneel)
De Shadow Drive sensor is een optioneel
accessoire dat alleen kan worden gebruikt
op boten met een hydraulische stuurinrich-
ting (De Shadow Drive sensor installeren,
pagina 7).
Schema van onderdelen
Schema enkele bediening
OPMERKING: Dit schema is alleen bedoeld voor
planningsdoeleinden. Indien nodig, kunt u specifieke
aansluitingsschema's vinden in de gedetailleerde installatie-
instructies bij elk onderdeel.
Onderdeel Beschrij-
ving
Belangrijke aandachtspunten
Roerbedie-
ning
Een aparte roerbediening is niet in alle stuur-
automaatpakketten inbegrepen. Als u de
stuurautomaat installeert zonder aparte roer-
bediening, moet de CCU van de stuurauto-
maat zijn verbonden met hetzelfde NMEA
2000 netwerk als een compatibele Garmin
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te
kunnen configureren en bedienen.
12 tot 24
VDC accu
U dient de ECU aan te sluiten op een
voedingsbron van 12 tot 24 V gelijkstroom.
Als u deze kabel wilt verlengen, moet u de
juiste draaddiameter gebruiken (Voedings-
kabel verlengen, pagina 5).
U dient de NMEA 2000 voedingskabel aan te
sluiten op een voedingsbron van 9 tot 16 V
gelijkstroom.
CCU U kunt de CCU in een willekeurige richting
bevestigen op een droge locatie nabij het
midden van de boot (Aandachtspunten bij de
montage en aansluiting van de CCU,
pagina 3).
Monteer de CCU op een locatie ver bij
magnetische bronnen vandaan.
2
Onderdeel Beschrij-
ving
Belangrijke aandachtspunten
Aandrij-
feenheid
De voedingskabel van de aandrijfeenheid
mag niet worden verkort of verlengd.
Als u de stuurautomaat gebruikt in combinatie
met een aandrijfeenheid van een andere
leverancier dan Garmin, dient u een
voedingskabel voor de aandrijfeenheid (apart
verkrijgbaar) te gebruiken (Aansluiting op een
bestaande aandrijfeenheid, pagina 6).
Als u de stuurautomaat gebruikt in combinatie
met een solenoïde-aandrijfeenheid, dient u
een solenoïde-voedingskabel (apart verkrijg-
baar) te gebruiken (Aansluiting op een
solenoïde-aandrijfeenheid, pagina 6).
ECU
NMEA
2000
netwerk
De roerbediening of compatibele Garmin
kaartplotter en de CCU moeten worden
aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via
de meegeleverde T-connectors (Aandachts-
punten bij de NMEA 2000 verbinding,
pagina 4).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op
uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard NMEA
2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten, pagina 7).
Overwegingen bij montage en aansluiting
De onderdelen van de stuurautomaat zijn via de meegeleverde
kabels aangesloten op elkaar en op de voeding. Controleer of
voor elk onderdeel de juiste kabel is gekozen en of elk
onderdeel op een goede plaats staat voordat u de onderdelen
monteert of aansluit.
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de
CCU
De CCU is de primaire sensor van de Reactor 40
Mechanisch stuurautomaat. Kies voor de beste prestaties
een montageplaats aan de hand van deze aandachtspunten.
U dient een handkompas te gebruiken om op magnetische
interferentie te testen in het gebied waar u de CCU wilt
monteren (Een locatie testen op magnetische
interferentie, pagina 3).
De CCU dient voor optimale prestaties op een solide
ondergrond te worden gemonteerd.
De CCU wordt geleverd met montageschroeven. Als u
andere bevestigingsmaterialen gebruikt dan de
meegeleverde schroeven, dient u materiaal te gebruiken van
hoogwaardig roestvrijstaal of koper om magnetische
interferentie met de CCU te voorkomen.
Controleer het bevestigingsmateriaal op magnetische velden
door het te testen met een handkompas.
De CCU-kabel verbindt de CCU met de ECU en is 5 m
(16 ft.) lang.
Als de CCU-stuurautomaat niet op 5 m (16 ft.) van de
ECU kan worden geïnstalleerd, kunt u verlengkabels
aanschaffen bij uw lokale Garmin dealer of op
www.garmin.com.
Deze kabel mag niet worden ingekort.
De beste montageplaats bepalen
1
Maak een lijst met alle geschikte montageplaatsen voor de
CCU.
Geschikte montageplaatsen moeten zich verder dan 60 cm
(2 ft.) bevinden van:
IJzer
Magneten
Hoogspanningsdraden
Onregelmatig werkende pompen, zoals hoofdpompen en
leeftankpompen
Binnen een afstand van 1,5 m (5 ft.) van de montageplaatsen
mogen zich geen grote magneten, zoals van een subwoofer
of luidspreker, bevinden.
2
Bepaal het draaipunt van de boot en meet de afstand tussen
het draaipunt en elk van de geschikte montageplaatsen op
de in stap 1 gemaakte lijst.
3
Selecteer de locatie die het dichtst bij het draaipunt is
gelegen.
Als er meer locaties zijn op ongeveer dezelfde afstand van
het draaipunt, kiest u de locatie die het best voldoet aan al
deze aandachtspunten.
De beste locatie is de locatie die zich het dichtst bij het
draaipunt van de boot bevindt.
De beste locatie is de laagst mogelijke locatie in de boot.
De beste locatie is de locatie die iets meer naar de
voorkant van de boot toe ligt.
Een locatie testen op magnetische interferentie
U kunt een handkompas gebruiken om een montagelocatie te
testen op magnetische interferentie.
1
Houd een handkompas in de montagelocatie voor de CCU.
2
Verplaats het kompas eerst 15 cm naar links van deze locatie
en vervolgens 15 meter naar rechts. Kijk hoe de naald
reageert en selecteer een actie:
Als de naald tijdens deze stap meer dan drie graden
beweegt, is er sprake van magnetische interferentie.
Selecteer een nieuwe montagelocatie en herhaal de test.
Als de naald niet of minder dan drie graden beweegt, gaat
u verder met de volgende stap.
3
Herhaal dit proces door het kompas boven en onder de
montagelocatie te houden.
4
Herhaal dit proces door het kompas vóór en achter de
montagelocatie te houden.
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU
De ECU kan in elke richting worden gemonteerd op een
vlakke ondergrond.
Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de ECU, maar als
deze schroeven ongeschikt blijken voor het
montageoppervlak moet u andere schroeven gebruiken.
De ECU moet worden gemonteerd binnen een afstand van
0,5 m (19 in.) van de aandrijfeenheid.
De kabels die de ECU verbinden met de aandrijfeenheid
kunnen niet worden verlengd.
De ECU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar
deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld
aan aflopend water.
De voedingskabel van de ECU wordt aangesloten op de accu
van de boot en kan zo nodig met een verlengkabel worden
verlengd (Voedingskabel verlengen, pagina 5).
Aandachtspunten bij de montage en bekabeling van de
aandrijfeenheid
Als op uw boot nog geen compatibele aandrijfeenheid is
geïnstalleerd, kunt u er een aanschaffen (los verkrijgbaar).
De eenheid moet worden geïnstalleerd door een ervaren
installateur om te zorgen dat uw boot correct wordt
aangestuurd.
De aandrijfeenheid moet worden geïnstalleerd, voordat de
ECU permanent wordt gemonteerd.
De kabels naar de aandrijfeenheid mogen niet met
verlengkabels worden verlengd.
Voor aansluiting op een bestaande aandrijfeenheid (niet
verkrijgbaar bij Garmin) moet een bijbehorende
voedingskabel (afzonderlijk verkrijgbaar) worden gebruikt om
3
uw aandrijfeenheid te kunnen gebruiken met de
stuurautomaat (Aansluiting op een bestaande
aandrijfeenheid, pagina 6).
De voedingskabel van de aandrijfeenheid kan niet met
een verlengkabel worden verlengd.
Voor aansluiting op een solenoïde-aandrijfeenheid moet een
solenoïde-voedingskabel (afzonderlijk verkrijgbaar) worden
gebruikt om uw solenoïde-aandrijfeenheid te kunnen
gebruiken met de stuurautomaat (Aansluiting op een
solenoïde-aandrijfeenheid, pagina 6).
De solenoïde-voedingskabel kan niet worden verlengd.
Voor aansluiting op een aandrijfeenheid van een andere
leverancier dan Garmin moet u tevens een
roerfeedbacksensor installeren, zoals de Garmin GRF
10, of
voor aansluiting van de aandrijfeenheid op een bestaande
roerfeedbacksensor een roerfeedbackkabel gebruiken
(afzonderlijk verkrijgbaar).
OPMERKING: De Reactor 40 Mechanisch stuurautomaat is
alleen compatibel met een gewone roerfeedbacksensor (type
potentiometer) met drie aansluitpunten. Het systeem werkt
niet met een roerfeedbacksensor die werkt op basis van
frequenties.
Shadow Drive Overwegingen bij montage van sensor
OPMERKING: De Shadow Drive sensor is een toestel dat u
installeert in de leidingen van de hydraulische stuurinrichting van
uw boot. Deze detecteert wanneer u handmatig de besturing
van het roer overneemt en schakelt de stuurautomaat uit. Het is
een optioneel accessoire dat alleen kan worden gebruikt op
boten met een hydraulische stuurinrichting.
De Shadow Drive sensor moet horizontaal en zo vlak
mogelijk worden gemonteerd en stevig vastgezet met
kabelbinders.
Monteer de Shadow Drive sensor op een afstand van
minimaal 305 mm (12 inch) van magnetische materialen of
toestellen, zoals luidsprekers en elektrische motoren.
Monteer de Shadow Drive sensor dichter bij het roer dan bij
de pomp.
Monteer de Shadow Drive sensor lager dan het laagste roer,
maar hoger dan de pomp.
Sluit de Shadow Drive sensor niet rechtstreeks aan op de
fitting aan de achterkant van het roer. Zorg voor een
bepaalde slanglengte tussen de fitting op het roer en de
Shadow Drive sensor.
Sluit de Shadow Drive sensor niet rechtstreeks aan op een
hydraulische T-connector in de hydraulische leiding. Zorg
voor een bepaalde slanglengte tussen de T-connector en de
Shadow Drive sensor.
Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer
en de Shadow Drive sensor plaatsen.
Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive sensor
tussen de pomp en de hydraulische T-connector naar het
hoogste roer en het laagste roer, dichter bij de T-connector
dan bij het roer.
Installeer de Shadow Drive sensor ofwel in de
stuurboordleiding of de bakboordleiding.
Installeer de Shadow Drive sensor niet in de retourleiding of
de hogedrukleiding, indien van toepassing.
Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm
Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening.
Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
De bedrading van het alarm kan indien nodig worden
verlengd met een 28 AWG (0,08 mm
2
)-draad.
Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding
De CCU en de roerbediening moeten op een NMEA 2000
netwerk worden aangesloten.
Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is
geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde NMEA 2000 kabels en connectors (Een
standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten, pagina 7).
U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een
windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel,
aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk.
Installatieprocedures
VOORZICHTIG
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een
stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.
LET OP
Controleer voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de
andere kant van het oppervlak bevindt.
Wanneer u de installatie van de stuurautomaat hebt gepland en
aan alle vereisten voor montage en bedrading van uw specifieke
installatie hebt voldaan, kunt u de onderdelen monteren en
aansluiten.
Bediening installeren
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
In de verpakking van de roerbediening vindt u gedetailleerde
montage-instructies.
De CCU monteren
1
Kies de bevestigingsplek.
2
Gebruik de CCU als sjabloon en markeer de twee
voorboorgaten op het montageoppervlak.
3
Gebruik een boor van 3 mm (
1
/
8
in.) om de gaatjes te boren.
4
Gebruik de meegeleverde schroeven om de CCU op het
montageoppervlak te bevestigen.
OPMERKING: Als u andere bevestigingsmaterialen gebruikt
dan de meegeleverde schroeven, dient u materiaal te
gebruiken van hoogwaardig roestvrijstaal of koper om
magnetische interferentie met de CCU te voorkomen.
Controleer het bevestigingsmateriaal op magnetische velden
door het te testen met een handkompas.
ECU installeren
De ECU monteren
Voordat u de ECU kunt monteren, moet u een montagelocatie
selecteren en kijken welke bevestigingsmaterialen u nodig hebt
(Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU,
pagina 3).
1
Plaats de ECU op de gewenste montageplaats en teken de
montagegaten op de ondergrond af. Gebruik de ECU zelf als
sjabloon.
2
Gebruik een boortje dat geschikt is voor het
bevestigingsmateriaal en boor de vier gaten in het
bevestigingsoppervlak.
3
Gebruik het gekozen bevestigingsmateriaal om de ECU
stevig op het montageoppervlak te bevestigen.
4
De ECU aansluiten op de voeding
WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de
geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of
schade aan het product door brand of oververhitting te
voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals
vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt
aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de
garantie op het product.
Sluit indien mogelijk de voedingskabel van de ECU rechtstreeks
aan op de bootaccu. Hoewel dit niet wordt aanbevolen, moet u
een zekering van 40 A gebruiken als u de voedingskabel
aansluit op een klemmenblok of een andere bron.
Als u de ECU wilt aansluiten via een onderbreker of schakelaar
in de buurt van de stuurinrichting, moet u een relais van de
juiste grootte en een controledraad gebruiken in plaats van de
ECU voedingskabel te verlengen.
1
Leid het uiteinde met de connector van de ECU
voedingskabel naar de ECU, maar sluit de kabel niet aan op
de ECU.
2
Leid het gestripte draadeinde van de ECU voedingskabel
naar de bootaccu.
Als de kabel niet lang genoeg is, kan deze worden verlengd
(Voedingskabel verlengen, pagina 5).
3
Sluit de zwarte draad (-) aan op de negatieve (-) pool van de
accu en sluit de rode draad (+) aan op de positieve (+) pool
van de accu.
4
Nadat u alle andere stuurautomaatonderdelen hebt
geïnstalleerd, sluit u de voedingskabel aan op de ECU.
Voedingskabel verlengen
Zo nodig kunt u de voedingskabel verlengen met een kabel van
de juiste dikte en lengte.
Onderdeel Beschrijving
Zekering
Batterij
2,7 m (9 ft.) geen verlenging
Onderdeel Beschrijving
Verbinding
5,26 mm² (10 AWG) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 in.)
Batterij
20,3 cm (8 in.)
Max. 4,6 m (15 ft.)
Onderdeel Beschrijving
Verbinding
8,36 mm² (8 AWG) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 in.)
Batterij
20,3 cm (8 in.)
Max. 7 m (23 ft.)
Onderdeel Beschrijving
Verbinding
13,29 mm² (6 AWG) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 in.)
Batterij
20,3 cm (8 in.)
Max. 11 m (36 ft.)
Een Garmin roerfeedbacksensor installeren
Als u een aandrijfeenheid van Garmin hebt geïnstalleerd, levert
deze roerfeedbackgegevens en is een afzonderlijke
roerfeedbacksensor niet nodig. Als u de stuurautomaat aansluit
op een aandrijfeenheid die niet door Garmin wordt verkocht,
moet u ook een roerfeedbacksensor installeren, zoals de GRF
10 (afzonderlijk verkrijgbaar).
Volg de bij uw GRF roerfeedbacksensor geleverde installatie-
instructies om deze te verbinden met uw roerbediening en
stuurautomaat.
Aandrijfeenheid installeren
De aandrijfeenheid (afzonderlijk verkrijgbaar) moet worden
aangesloten op uw roerbediening, zodat de Reactor 40
Mechanisch stuurautomaat uw boot kan besturen. Als u een
aandrijfeenheid van Garmin koopt, wordt deze geleverd met de
juiste kabels, connectors en instructies.
Als op uw boot al een aandrijfeenheid is geïnstalleerd, kunt u
deze met een speciale voedingskabel (afzonderlijk verkrijgbaar)
geschikt maken voor gebruik met de stuurautomaat.
Als u de stuurautomaat aansluit op een niet door Garmin
geleverde aandrijfeenheid, dient u ook te voorzien in
roerfeedbackinformatie door een Garmin roerfeedbacksensor te
installeren en aan te sluiten (aanbevolen) of door een op uw
boot aanwezige roerfeedbacksensor aan te sluiten met een
speciale roerfeedbackkabel (afzonderlijk verkrijgbaar).
Een Garmin aandrijfeenheid installeren
Volg de bij uw Garmin aandrijfeenheid geleverde installatie-
instructies om deze te installeren en te verbinden met uw
roerbediening en stuurautomaat.
5
Aansluiting op een bestaande aandrijfeenheid
Om een niet door Garmin verkochte aandrijfeenheid aan te
sluiten op de Reactor 40 Mechanisch stuurautomaat moet u een
speciale aandrijfeenheidvoedingskabel gebruiken. Deze kabel is
afzonderlijk verkrijgbaar.
Deze instructies zijn niet van toepassing op een solenoïde-
aandrijfeenheid (Aansluiting op een solenoïde-aandrijfeenheid,
pagina 6).
1
Volg zo nodig de bij de aandrijfeenheid geleverde installatie-
instructies om de aandrijfeenheid in uw boot te installeren.
2
Als op uw aandrijfeenheid kabels zijn aangesloten, dient u
deze te ontkoppelen.
3
Raadpleeg de documentatie van de fabrikant van uw
aandrijfeenheid voor informatie over de aansluitpunten op uw
aandrijfeenheid.
4
Sluit de voedingskabel voor de aandrijfeenheid (niet
bijgeleverd) aan op uw aandrijfeenheid volgens de tabel met
draadkleuren en functies.
De voedingskabel voor de aandrijfeenheid mag niet met een
verlengkabel worden verlengd.
Draadkleur Functie
Rood Aandrijfeenheid positief (+)
Zwart Aandrijfeenheid negatief (-)
Blauw Voeding koppeling (snijd en tape deze draad af als uw
aandrijfeenheid geen koppeling heeft)
Wit Aarde koppeling (snijd en tape deze draad af als uw
aandrijfeenheid geen koppeling heeft)
5
Sluit de aandrijfeenheid met de voedingskabel aan op de
ECU.
Aansluiting op een solenoïde-aandrijfeenheid
Als u een solenoïde-aandrijfeenheid wilt gebruiken met
deReactor 40 Mechanisch stuurautomaat, moet u de solenoïde-
voedingskabel installeren. Deze kabel is afzonderlijk
verkrijgbaar.
Deze instructies zijn alleen van toepassing op
elektromagnetische aandrijfeenheden.
1
Volg zo nodig de bij de solenoïde-aandrijfeenheid geleverde
installatie-instructies om deze in uw boot te installeren.
2
Als op uw solenoïde-aandrijfeenheid kabels zijn aangesloten,
dient u deze te ontkoppelen.
3
Raadpleeg de documentatie van de fabrikant van uw
solenoïde-aandrijfeenheid voor informatie over de
aansluitpunten op uw aandrijfeenheid.
4
Sluit de solenoïde-voedingskabel (niet meegeleverd) aan op
uw solenoïde-aandrijfeenheid volgens het schema en de
tabellen.
De solenoïde-voedingskabel is 0,8 m (2,6 ft.) lang en kan niet
worden verlengd.
+ + +
Onderdeel Beschrijving Opmerkingen
Solenoïde-voedings-
kabel
Los verkrijgbaar.
Stuurboord solenoïde
Bakboord solenoïde
Bypass solenoïde Mogelijk niet in alle systemen
aanwezig.
Hulpstuurinrichting Mogelijk niet in alle systemen
aanwezig.
Draad Kleur Beschrijving
Rood Aansluiten op stuurboord solenoïde positief (+).
Wit/rood Aansluiten op stuurboord algemeen (-).
Zwart Aansluiten op bakboord solenoïde positief (+).
Wit/zwart Aansluiten op poort algemeen (-).
Blauw Aansluiten op bypass solenoïde positief (+).
Snijd en tape deze draad af als geen bypass
solenoïde aanwezig is.
Wit/blauw Aansluiten op bypass solenoïde algemeen (-).
Snijd en tape deze draad af als geen bypass
solenoïde aanwezig is.
N.v.t. Hulpstuurinrichting stuurboord positief (+) (indien
aanwezig).
N.v.t. Hulpstuurinrichting bakboord positief (+) (indien
aanwezig).
N.v.t. Hulpstuurinrichting bypass positief (+) (indien
aanwezig).
N.v.t. Hulpstuurinrichting algemeen (-) (indien
aanwezig).
5
Sluit de solenoïde-voedingskabel aan op de ECU.
Een Garmin roerfeedbacksensor installeren
Als u een aandrijfeenheid van Garmin hebt geïnstalleerd, levert
deze roerfeedbackgegevens en is een afzonderlijke
roerfeedbacksensor niet nodig. Als u de stuurautomaat aansluit
op een aandrijfeenheid die niet door Garmin wordt verkocht,
moet u ook een roerfeedbacksensor installeren, zoals de GRF
10 (afzonderlijk verkrijgbaar).
Volg de bij uw GRF roerfeedbacksensor geleverde installatie-
instructies om deze te verbinden met uw roerbediening en
stuurautomaat.
Aansluiting op een bestaande roerfeedbacksensor
Als u de stuurautomaat hebt aangesloten op een niet door
Garmin geleverde aandrijfeenheid en van plan bent een niet
door Garmin verkochte roerfeedbacksensor aan te sluiten, moet
u een roerfeedbackkabel gebruiken om de sensor aan te sluiten
6
op de Reactor 40 Mechanisch stuurautomaat. Deze kabel is
afzonderlijk verkrijgbaar.
OPMERKING: De Reactor 40 Mechanisch stuurautomaat is
alleen compatibel met een gewone roerfeedbacksensor (type
potentiometer) met drie aansluitpunten. Het systeem werkt niet
met een roerfeedbacksensor die werkt op basis van frequenties.
1
Volg zo nodig de bij de roerfeedbacksensor geleverde
installatie-instructies om de deze in uw boot te installeren.
2
Als op uw roerfeedbacksensor kabels zijn aangesloten, dient
u deze te ontkoppelen.
3
Raadpleeg de documentatie van de fabrikant van uw
roerfeedbacksensor voor informatie over de aansluitpunten
op uw roerfeedbacksensor.
4
Sluit de roerfeedbackkabel (niet bijgeleverd) aan op uw
aandrijfeenheid volgens het schema van draadkleuren en
functies.
Zo nodig kan de kabel worden verlengd met kabel met een
diameter van 0,33 mm
2
(22 AWG).
Draadkleur Functie
Rood Roerfeedback positief (+)
Zwart Roerfeedback negatief (-)
Geel Roerfeedback wisser
5
Sluit de roerfeedbackkabel aan op de ECU.
De CCU aansluiten
1
Leid het connectoruiteinde van de CCU-kabel naar de pomp
en sluit de kabel aan.
2
Leid de oranje en blauwe draden van het gestripte kabeldeel
van de CCU-kabel naar de plaats waar u het alarm wilt
installeren (Het alarm installeren, pagina 7).
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende
draden verlengen door middel van een draad met een dikte
van 0,08 mm
2
(28 AWG).
3
Leid de bruine en zwarte draden van het gestripte deel van
de CCU-kabel naar de plaats waar u de Shadow Drive
sensor wilt installeren (De Shadow Drive sensor installeren,
pagina 7) (optioneel).
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende
draden verlengen door middel van een draad met een dikte
van 0,08 mm
2
(28 AWG).
Als u de Shadow Drive sensor niet wilt installeren, kunt u de
bruine en zwarte draden afsnijden en aftapen.
De Shadow Drive sensor installeren
OPMERKING: De Shadow Drive sensor is een optioneel
accessoire dat alleen kan worden gebruikt op boten met een
hydraulische stuurinrichting.
De Shadow Drive sensor aansluiten op het hydraulische
systeem
Voordat u de Shadow Drive sensor kunt installeren, dient u te
bepalen waar de Shadow Drive sensor moet worden
aangesloten op het hydraulische stuursysteem van uw boot
(Shadow Drive Overwegingen bij montage van sensor,
pagina 4).
Gebruik hydraulische connectors (niet meegeleverd) om de
Shadow Drive sensor in de juiste hydraulische leiding te
installeren.
De Shadow Drive sensor aansluiten op de CCU
1
Leid het gestripte draadeinde van de CCU-kabel naar de
Shadow Drive sensor.
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de desbetreffende
draden verlengen met draad van 0,08 mm² (28 AWG).
2
Verbind de kabels volgens het schema in deze tabel.
Shadow Drive Draadkleur van
sensor
Kleur van draad CCU-kabel
Rood (+) Bruin (+)
Zwart (-) Zwart (-)
3
Soldeer en isoleer alle gestripte draadeinden.
Het alarm installeren
Voordat u het alarm kunt bevestigen, moet u een montageplaats
kiezen (Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm,
pagina 4).
1
Leid de alarmkabel naar het gestripte draadeinde van de
CCU-kabel.
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de desbetreffende
draden verlengen met een draad van 0,08 mm
2
(28 AWG).
2
Verbind de kabels volgens het schema in deze tabel.
Kleur van alarmdraad Kleur van draad CCU-kabel
Wit (+) Oranje (+)
Zwart (-) Blauw (-)
3
Soldeer en isoleer alle gestripte draadeinden.
4
Bevestig het alarm met kabelbinders of andere
bevestigingsmaterialen (niet bijgeleverd).
NMEA 2000 en de stuurautomaatonderdelen
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
LET OP
Als u verbinding maakt met een bestaand NMEA 2000 netwerk,
moet u de NMEA 2000 voedingskabel identificeren. Er is slechts
één NMEA 2000 voedingskabel benodigd voor het NMEA 2000
netwerk om goed te werken.
Er moet een NMEA 2000 Power Isolator (010-11580-00) worden
gebruikt in installaties waar de bestaande NMEA 2000
netwerkfabrikant onbekend is.
U kunt de CCU en de optionele roerbediening verbinden via een
bestaand NMEA 2000 netwerk. Als er geen bestaand NMEA
2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, zijn alle benodigde
onderdelen voor het netwerk meegeleverd in het
stuurautomaatpakket (Een standaard NMEA 2000 netwerk voor
de stuurautomaat opzetten, pagina 7).
Als u de geavanceerde functies van de stuurautomaat wilt
gebruiken, kunt u optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een
GPS-toestel, aansluiten op het NMEA 2000 netwerk.
Als u niet vertrouwd bent met NMEA 2000, lees dan het
hoofdstuk “NMEA 2000 Network Fundamentals” in de Technical
Reference for NMEA 2000 Products. Als u dit document wilt
downloaden, selecteert u Handleidingen op de productpagina
voor uw toestel op www.garmin.com.
Een standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten
LET OP
Als u een NMEA 2000 voedingskabel installeert, moet u deze
verbinden met de contactschakelaar van de boot of via een
andere onderbrekingsschakelaar. NMEA 2000 toestellen zullen
uw accu leegtrekken indien de NMEA 2000 voedingskabel
rechtstreeks is aangesloten op de accu.
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
7
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
1
Verbind de drie T-connectors met elkaar zoals getoond.
2
Sluit de meegeleverde NMEA 2000 voedingskabel aan op
een 9 tot 12 VDC voedingsbron via een schakelaar .
Sluit de voedingskabel zo mogelijk aan op de
contactschakelaar van de boot, of leid de kabel via een inline
schakelaar (niet meegeleverd).
OPMERKING: De omvlochten aardedraad (blank) van de
NMEA 2000 voedingskabel moet worden verbonden met
dezelfde aarding als de zwarte draad van de NMEA 2000
voedingskabel.
3
Sluit de NMEA 2000 voedingskabel aan op een van de T-
connectors.
4
Sluit een van de meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabels
aan op een van de T-connectors en de roerbediening
(optioneel) of op een compatibele Garmin kaartplotter .
5
Sluit de andere meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabel aan
op de andere T-connector en de CCU .
6
Sluit de mannelijke en vrouwelijke afsluitweerstanden aan
op de uiteinden van de gecombineerde T-connectors.
De stuurautomaatonderdelen verbinden met het bestaande
NMEA 2000 netwerk
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
1
Bepaal waar u de CCU en de roerbediening (optioneel)
wilt aansluiten op uw bestaande NMEA 2000 backbone .
2
Koppel op de plaats waar u de roerbediening wilt aansluiten
één kant van een NMEA 2000 T-connector los van het
netwerk.
3
Sluit zo nodig een NMEA 2000 backboneverlengkabel (niet
bijgeleverd) aan op de kant waar de T-connector is
losgekoppeld, als de NMEA 2000 netwerkbackbone moet
worden verlengd.
4
Koppel een bijgeleverde Tconnector voor de CCU aan de
NMEA 2000 backbone door deze aan te sluiten op de kant
waar de T-connector is losgekoppeld of op de
backboneverlengkabel.
5
Leid de bijgeleverde netwerkkabel naar de CCU en naar
de onderkant van de T-connector die u in stap 4 hebt
gekoppeld.
Als de bijgeleverde netwerkkabel niet lang genoeg is, kunt u
een netwerkkabel van maximaal 6 m (20 ft.) gebruiken (niet
bijgeleverd).
6
Sluit de netwerkkabel aan op de CCU en de T-connector.
7
Herhaal indien nodig de stappen 2 tot en met 6 voor de
roerbediening (optioneel) of een compatibele Garmin
kaartplotter.
Optionele NMEA 2000 toestellen aansluiten op de
stuurautomaat
U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 compatibele toestellen,
zoals een windsensor of een GPS-toestel, aan te sluiten op het
NMEA 2000 netwerk.
OPMERKING: Optionele toestellen die niet NMEA 2000
compatibel zijn, kunt u aansluiten op de roerbediening via
NMEA 0183 (NMEA 0183 verbinding - overwegingen,
pagina 9).
1
Voeg een extra T-connector (niet meegeleverd) toe aan het
NMEA 2000 netwerk.
2
Volg de instructies die bij het toestel zijn geleverd om het
optionele NMEA 2000 toestel aan te sluiten op de T-
connector.
Configuratie
De stuurautomaat moet worden geconfigureerd en afgesteld op
de dynamiek van uw boot. Gebruik voor de configuratie van de
stuurautomaat de Dockside Wizard en de Sea Trial Wizard op
de roerbediening of een compatibele Garmin kaartplotter.
Raadpleeg de meegeleverde configuratiehandleiding voor meer
informatie over het configureren van de stuurautomaat.
8
Onderhoud
Corrosiebescherming
LET OP
Breng voor een lange levensduur van alle onderdelen minstens
twee keer per jaar een roestpreventiemiddel aan op
aandrijfeenheid.
Breng na de installatie van alle verbindingen een
corrosiewerend middel aan op de aandrijfeenheid.
Appendix
NMEA 0183 aansluitschema's
De roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. In uw stuurautomaatsysteem moet een
roerbediening worden geïnstalleerd om NMEA 0183 toestellen
aan te sluiten volgens deze schema's. Als u de stuurautomaat
installeert zonder een roerbediening, moeten alle NMEA
toestellen die u met het stuurautomaatsysteem wilt gebruiken,
worden aangesloten op een compatibele Garmin kaartplotter in
hetzelfde NMEA 2000 netwerk als de CCU. Zie voor meer
informatie over het aansluiten van NMEA 0183 toestellen de bij
uw kaartplotter geleverde installatie-instructies.
Deze bedradingsschema's zijn voorbeelden van verschillende
situaties die u kunt tegenkomen tijdens het aansluiten van uw
NMEA 0183 toestel op de roerbediening.
NMEA 0183 verbinding - overwegingen
De kaartplotter heeft een Tx (verzenden) poort en een Rx
(ontvangen) poort.
Elke poort heeft twee draden met het label A en B
overeenkomstig de NMEA 0183 conventie. De
corresponderende A en B draden van elke interne poort
dienen te worden verbonden met de A(+) en B(-) draden van
het NMEA 0183 toestel.
U kunt verbinding maken met één NMEA 0183 toestel op de
interne Rx poort om gegevens in te voeren op deze
kaartplotter en u kunt maximaal drie NMEA 0183 toestellen
tegelijkertijd verbinden met de interne Tx poort om
gegevensuitvoer van deze kaartplotter te ontvangen.
Zie de NMEA 0183 installatie-instructies voor het
identificeren van de draden voor verzenden (Tx) en
ontvangen (Rx).
U moet afgeschermde twisted-pair draden van 0,08 mm² (28
AWG) voor lange bedradingslengten gebruiken. Soldeer alle
verbindingen en verzegel deze met krimpkousen.
Sluit de NMEA 0183 gegevensdraden van dit toestel niet aan
op geaarde stroom.
De voedingskabel van de kaartplotter en de NMEA 0183
toestellen moeten op een gedeelde, geaarde stroom worden
aangesloten.
De interne NMEA 0183 poorten en communicatieprotocollen
worden geconfigureerd op de kaartplotter. Zie het NMEA
0183 gedeelte in de gebruikershandleiding van de
kaartplotter voor meer informatie.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de kaartplotter voor
een lijst met goedgekeurde NMEA 0183 telegrammen die de
kaartplotter ondersteunt.
Tweerichtings NMEA 0183 communicatie
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
Roerbediening
NMEA 0183 compatibel toestel
Draad Kleur en functie van draad
bediening
NMEA Functie van draad van
0183 compatibel toestel
N.v.t. Vermogen
N.v.t. NMEA 0183 aarde
Blauw — Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit — Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
Groen — Rx/B (-) Tx/B (-)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met twee
zendlijnen en twee ontvangstlijnen aansluit, hoeven de NMEA
2000 bus en het NMEA 0183 toestel niet op een
gemeenschappelijke aarding te worden aangesloten.
Slechts één ontvangende draad
Als uw NMEA 0183 compatibele toestel slechts één
ontvangende draad (Rx) heeft, moet deze worden aangesloten
op de blauwe draad (Tx/A) van de roerbediening, en moet de
witte draad (Tx/B) van de roerbediening niet worden
aangesloten.
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
Roerbediening
NMEA 0183 compatibel toestel
9
Draad Kleur en functie van draad
bediening
NMEA Functie van draad
van 0183 compatibel
toestel
N.v.t. Vermogen
N.v.t. NMEA 0183 aarde
Blauw — Tx/A (+) Rx
Wit — niet aangesloten N.v.t.
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
Groen — Rx/B (-) Tx/B (-)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één
ontvangstlijn (Rx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het
NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden
aangesloten.
Slechts één zendende draad
Als uw NMEA 0183 compatibele toestel slechts één zendende
draad (Tx) heeft, moet deze worden aangesloten op de bruine
draad (Rx/A) van de roerbediening. Sluit de groene draad (Rx/B)
van de roerbediening aan op NMEA 0183 aarde.
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
Voedingsbron van 12 V gelijkstroom
Roerbediening
NMEA 0183 compatibel toestel
Draad Kleur en functie van draad
bediening
NMEA Functie van draad
van 0183 compatibel
toestel
N.v.t. Vermogen
Groen — Rx/B (-) (aansluiten op
NMEA 0183 aarde)
NMEA 0183 aarde
Blauw — Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit — Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één
zendlijn (Tx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA
0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden
aangesloten.
Specificaties
CCU
Afmetingen (L × B × H) 170 x 90 x 50 mm (6,7 x 3,5 x 2 in.)
Gewicht 200 g (7 oz.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 70°C (van 5° tot 158°F)
Materiaal Volledig afgedicht, schokbestendig
kunststof
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
Lengte CCU-kabel 5 m (16 ft.)
NMEA 2000 ingangsspanning Van 9 tot 16 V gelijkstroom
NMEA 2000 LEN 4 (200 mA)
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
ECU
Afmetingen (B × H × D) 168 x 117 x 51 mm (6,6 x 4,6 x 2 in.)
Gewicht 680 g (24 oz.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 60°C (van 5° tot 140°F)
Materiaal Volledig afgedicht, schokbestendig aluminium-
legering
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
Lengte voedingskabel 2,7 m (9 ft.)
Ingangsspanning Van 11,5 tot 30 V gelijkstroom
Zekering 40 A, plat
Stroomverbruik 1 A (zonder de aandrijfeenheid)
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
Alarm
Specificatie Afmetingen
Afmetingen (L×diameter) 23 × 25 mm (
29
/
32
× 1 inch)
Gewicht 68 g (2,4 oz.)
Temperatuurbereik Van -15 tot 60°C (5 tot 140 °F)
Kabellengte 3,0 m (10 ft.)
NMEA 2000 PGN-informatie
CCU
Type PGN Beschrijving
Zenden en
ontvangen
059392 ISO bevestiging
059904 ISO aanvraag
060928 ISO adresreservering
126208 NMEA: Opdracht/Aanvraag/Bevestiging
(groepfunctie)
126464 PGN-lijst verzenden en ontvangen (groep-
functie)
126996 Productinformatie
127257 Gedragsgegevens zenden/ontvangen
127251 Draaisnelheid zenden/ontvangen
Alleen zenden 127245 Roergegevens
Alleen zenden 127250 Voorliggende koers van vaartuig
Alleen ontvangen 127245 Roergegevens
Alleen ontvangen 127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters: Snelle update
128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129026 COG en SOG: Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
130306 Windgegevens
Bediening
Type PGN Beschrijving
Zenden en
ontvangen
059392 ISO bevestiging
059904 ISO-aanvraag
10
Type PGN Beschrijving
060928 ISO adresreservering
126208 NMEA: Opdracht/Aanvraag/Bevestiging
(groepfunctie)
126464 PGN-lijst verzenden en ontvangen (groep-
functie)
126996 Productinformatie
Alleen zenden 128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129026 COG en SOG: Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129540 GNSS satellieten in weergavemodus
130306 Windgegevens
Alleen
ontvangen
127245 Roergegevens
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127488 Motorparameters: Snelle update
128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129029 GNSS positiegegevens
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129285 Navigatie - Route/via-punt-informatie
130306 Windgegevens
130576 Status van kleine vaartuigen
NMEA 0183-informatie
Als optionele NMEA 0183 compatibele toestellen op de
stuurautomaat zijn aangesloten, worden op de stuurautomaat de
volgende NMEA 0183 telegrammen gebruikt.
Type Telegram
Zenden hdm
Ontvangen wpl
gga
grme
gsa
gsv
rmc
bod
bwc
dtm
gll
rmb
vhw
mwv
xte
Fout- en waarschuwingsberichten
Foutbericht Oorzaak Actie van stuurauto-
maat
Lage ECU-
spanning
De voedingsspanning van
de aandrijfeenheid is langer
dan 6 seconden tot lager
dan 10 V gelijkstroom
gedaald.
Er klinkt een alarm
gedurende 5
seconden
De normale werking
wordt hervat
Stuurautomaat
ontvangt geen
navigatiegege-
vens. Stuurauto-
maat heeft vaste
voorliggende
koers.
De stuurautomaat ontvangt
geen geldige navigatiege-
gevens tijdens het
uitvoeren van een Route-
naar-manoeuvre.
Dit bericht wordt ook
weergegeven als de
navigatie wordt gestopt op
een kaartplotter voordat de
stuurautomaat wordt
gedeactiveerd.
Er klinkt een alarm
gedurende 5
seconden
Stuurautomaat
schakelt over naar
vaste voorliggende
koers
Geen verbinding
met stuurauto-
maat
De roerbesturing heeft
geen verbinding meer met
de CCU.
N.v.t.
Geen windgege-
vens (alleen
zeilboot)
De stuurautomaat ontvangt
geen geldige windgege-
vens meer.
Er klinkt een alarm
gedurende 5
seconden
Stuurautomaat
schakelt over naar
vaste voorliggende
koers
Lage GHC
toevoerspanning
Het voedingsspanningsni-
veau is gedaald tot onder
de waarde die is
opgegeven in het menu
voor het laagspannings-
alarm.
N.v.t.
Fout: Hoge ECU-
spanning
De voedingsspanning van
de aandrijfeenheid is tot
boven 33,5 V gelijkstroom
gestegen.
Er klinkt een alarm
gedurende 5
seconden
De ECU wordt uitge-
schakeld
Fout: ECU-
spanning is snel
gedaald
De ECU-spanning is snel
gedaald tot lager dan 7,0 V
gelijkstroom.
Er klinkt een alarm
gedurende 5
seconden
De fout wordt
opgeheven wanneer
de ECU-spanning tot
boven 7,3 V gelijk-
stroom is gestegen.
Fout: Hoge ECU-
temperatuur
De ECU-temperatuur is
gestegen tot hoger dan
100°C (212°F).
Er klinkt een alarm
gedurende 5
seconden
De ECU wordt uitge-
schakeld
Fout: Communi-
catie tussen ECU
en CCU
verbroken (bij
ingeschakelde
stuurautomaat)
Time-out in communicatie
tussen de CCU en de ECU.
De roerbesturing of
kaartplotter geeft een
geluidssignaal en de
stuurautomaat
schakelt over naar
stand-by.
Het toestel registreren
Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen
helpen. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op
een veilige plek.
1
Ga naar my.garmin.com/registration.
2
Aanmelden bij uw Garmin account.
Contact opnemen met Garmin Support
Ga naar support.garmin.com voor hulp en informatie, zoals
producthandleidingen, veelgestelde vragen video's en
klantondersteuning.
Bel in de VS met 913-397-8200 of 1-800-800-1020.
11
Bel in het VK met 0808 238 0000.
Bel in Europa met +44 (0) 870 850 1241.
© 2017 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin
®
en het Garmin logo zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar
dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Reactor
en Shadow Drive
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar
dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder
uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
NMEA
®
, NMEA 2000
®
en het NMEA 2000 logo zijn handelsmerken van de National
Maritime Electronics Association.
support.garmin.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12

Garmin Reactor40-Basispaket fur mechanische/nachgerustete/Magnetsteuerungssysteme Installatie gids

Type
Installatie gids