HP Pavilion m6-1000 Entertainment Notebook PC series Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende houder en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, Mei 2012
Artikelnummer van document: 683556-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Best practices ....................................................................................................................................... 1
Leuk om te doen ................................................................................................................................... 2
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 3
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Hardware- en softwaregegevens zoeken ............................................................................................. 4
Voorkant ............................................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 5
Linkerkant ............................................................................................................................................. 7
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 8
Bovenkant ............................................................................................................................................ 9
Touchpad ............................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................. 10
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer ..................................................................... 11
Toetsen .............................................................................................................................. 13
Onderkant ........................................................................................................................................... 15
Labels ................................................................................................................................................. 17
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 18
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 18
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 18
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 18
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................... 19
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken ........................... 19
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 19
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 20
Draadloos netwerk instellen .............................................................................. 21
Draadloze router configureren .......................................................................... 21
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 21
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 22
v
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 23
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) .............................................................................. 24
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken ..................................................................................................... 25
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 28
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 28
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 28
Hoofdtelefoons aansluiten ................................................................................................. 28
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 28
Beats Audio gebruiken ....................................................................................................... 28
Configuratiescherm van Beats Audio openen ................................................... 29
Beats Audio in- en uitschakelen ........................................................................ 29
Geluid controleren ............................................................................................................. 29
Video gebruiken ................................................................................................................................. 30
VGA-monitor of projector aansluiten .................................................................................. 30
HDMI-tv of monitor aansluiten ........................................................................................... 31
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) ................................................. 32
Intel Wireless Display en Intel Wireless Music gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 32
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 32
5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken ............................................................................................ 33
Toetscombinatie alt gr gebruiken ....................................................................................................... 34
Actietoetsen gebruiken ....................................................................................................................... 35
Hotkeys gebruiken .............................................................................................................................. 37
Toetsenblok gebruiken ....................................................................................................................... 38
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken .................................................................. 38
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 39
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................................. 39
Navigeren .......................................................................................................................... 40
Selecteren .......................................................................................................................... 40
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 41
Schuiven ........................................................................................................... 42
Knijpen/zoomen ................................................................................................ 42
Draaien .............................................................................................................. 43
Snelle veegbeweging ........................................................................................ 43
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 44
Slaapstand of hibernationstand gebruiken ......................................................................................... 44
Slaapstand activeren of beëindigen ................................................................................... 45
Hibernationstand activeren en beëindigen ........................................................................ 45
vi
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 46
Energiemeter gebruiken ..................................................................................................................... 46
Energiebeheerschema selecteren ...................................................................................................... 46
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 48
Vervangbare accu verwijderen .......................................................................................... 48
Accugegevens opzoeken ................................................................................................... 49
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 49
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 49
Vervangbare accu opbergen ............................................................................................. 49
Afvoeren van vervangbare accu's ..................................................................................... 50
Vervangbare accu vervangen ............................................................................................ 50
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 50
HP CoolSense .................................................................................................................................... 51
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-technology (alleen bepaalde modellen) ....... 51
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 51
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 53
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 53
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 54
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 54
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten .................................................................... 55
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 56
Optischeschijfeenheden gebruiken .................................................................................................... 57
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 58
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 59
Schijfeenheden in het netwerk delen ................................................................................. 59
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 61
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 61
Omgaan met schijfeenheden ............................................................................................. 61
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................... 62
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 64
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 64
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 64
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................... 65
Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren ................................................................ 68
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 68
Beeldscherm, zijkanten en bovenkant schoonmaken ........................................................ 68
Touchpad en toetsenbord schoonmaken .......................................................................... 68
Op reis met de computer of de computer transporteren .................................................................... 69
vii
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 71
Beveiligingssoftware zoeken .............................................................................................................. 71
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 72
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 72
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen ..................................................................... 73
Vingerafdruklezer gebruiken .............................................................................................................. 73
HP SimplePass gebruiken ................................................................................................. 74
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 74
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 74
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 74
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 75
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 75
Software-updates installeren .............................................................................................................. 75
Windows-beveiligingsupdates installeren .......................................................................... 75
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 76
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 76
Back-up maken van applicaties en gegevens .................................................................................... 76
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken ......................................................................................... 76
10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................. 78
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 78
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 78
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 78
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 79
Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................................................. 80
11 Back-up maken en gegevens herstellen ................................................................................................... 81
Back-up maken .................................................................................................................................. 81
Herstelmedia maken voor het herstellen van het originele systeem ................................. 81
Wat u moet weten ............................................................................................. 81
Herstelmedia maken ......................................................................... 82
Systeemherstelpunten maken; .......................................................................................... 82
Wat u moet weten ............................................................................................. 82
Systeemherstelpunt maken ............................................................................... 83
Back-up maken van het systeem en uw persoonlijke gegevens ....................................... 83
Tips voor het maken van een back-up .............................................................. 83
Wat u moet weten ............................................................................................. 83
Een back-up maken met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van
Windows ............................................................................................................ 84
Herstellen en terugzetten ................................................................................................................... 85
Eerder systeemherstelpunt herstellen ............................................................................... 85
viii
Individuele bestanden herstellen ....................................................................................... 85
Individuele bestanden herstellen met het hulpprogramma Back-up en
Herstellen van Windows .................................................................................... 85
Originele systeem herstellen met HP Recovery Manager ................................................. 85
Wat u moet weten ............................................................................................. 86
Herstellen met behulp van de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) . . 86
Herstellen met behulp van herstelmedia ........................................................... 87
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ...................................... 87
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 88
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 88
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 89
13 Problemen oplossen en ondersteuning ................................................................................................... 90
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 91
Problemen met schijfeenheid ............................................................................................ 91
Problemen met de draadloze verbinding ........................................................................... 91
Kan geen verbinding maken met WLAN ........................................................... 92
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk .................................. 92
Huidige netwerkbeveiligingscodes niet beschikbaar ......................................... 93
WLAN-verbinding is zeer zwak ......................................................................... 93
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ...................................... 94
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven ............................................ 94
Problemen met audio ......................................................................................................... 94
Problemen met energiebeheer .......................................................................................... 95
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 95
Problemen met lage acculading verhelpen als er een externe
voedingsbron beschikbaar is ............................................................ 95
Problemen met lage acculading verhelpen als er geen
voedingsbron beschikbaar is ............................................................ 95
Problemen met lage acculading verhelpen als de
hibernationstand niet kan worden beëindigd .................................... 95
Problemen met een netvoedingsadapter oplossen ........................................... 95
Contact opnemen met de klantenondersteuning ................................................................................ 97
14 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 98
Index ................................................................................................................................................................... 99
ix
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat ontworpen is om u meer werkplezier en een optimale
entertainmentervaring te geven. Na lezing van dit hoofdstuk weet u precies hoe u alles uit uw
computer haalt wat erin zit. Maak kennis met best practices na de installatie, lees meer over alle
leuke dingen die u met de computer kunt doen, en krijg informatie over waar u aanvullende
hulpmiddelen van HP kunt vinden.
Best practices
Ter bescherming van uw slimme investering raden wij u aan om na het installeren en registreren van
uw computer de volgende stappen uit te voeren:
Als u dit nog niet heeft gedaan, verbind uw computer dan met een bekabeld of draadloos
netwerk. Raadpleeg
Verbinding maken met een netwerk op pagina 18 voor meer informatie.
Maak uzelf vertrouwd met de hardware en de software van de computer. Raadpleeg
Vertrouwd
raken met de computer op pagina 4 en Entertainmentvoorzieningen gebruiken
op pagina 25 voor meer informatie.
Schaf nieuwe antivirussoftware aan of werk uw huidige antivirussoftware bij. Raadpleeg
Antivirussoftware gebruiken op pagina 75 voor meer informatie.
Maak een back-up van uw vaste schijf op herstelschijven of een herstel-flashdrive. Raadpleeg
Back-up maken en gegevens herstellen op pagina 81.
Best practices 1
Leuk om te doen
U weet dat u op de computer YouTube-video's kunt bekijken. Maar wist u ook dat u de computer
op een tv kunt aansluiten en deze video's op tv kunt bekijken? Raadpleeg
HDMI-tv of monitor
aansluiten op pagina 31 voor meer informatie.
U weet dat u op de computer naar muziek kunt luisteren. Maar wist u ook dat u live radio naar
de computer kunt streamen en naar muziek of praatprogramma's van over de hele wereld kunt
luisteren? Raadpleeg
Audio gebruiken op pagina 28.
U weet dat u met Microsoft-applicaties een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u ook
dat u de computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeën met een groep te delen?
Raadpleeg
VGA-monitor of projector aansluiten op pagina 30.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Meer hulpmiddelen van HP
U heeft de Installatie-instructies al gebruikt om de computer aan te zetten en deze handleiding te
zoeken. Raadpleeg deze tabel als u op zoek bent naar productinformatie, instructies en meer.
Bron Inhoud
Installatie-instructies Overzicht van de installatie van de computer en de
beschikbare voorzieningen.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning. Raadpleeg
http://www.hp.com/support voor meer informatie.
Een uitgebreide verzameling productinformatie en tips voor
het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Als u toegang wilt krijgen tot deze handleiding,
selecteert u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen, of gaat u naar
http://www.hp.com/ergo.
Werkstation correct installeren.
Richtlijnen voor een ergonomische werkhouding en voor
werkgewoontes die uw comfort verhogen en het risico van
letsel beperken.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://www.hp.com/support voor
ondersteuning in uw eigen taal.
Online chatten met een technicus van HP.
Ondersteuning per e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
Een servicecentrum van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Als u toegang wilt krijgen tot deze handleiding,
selecteert u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen.
Belangrijke kennisgevingen, waaronder informatie over het
afvoeren van accu's.
Beperkte garantie*
Als u toegang wilt krijgen tot de garantie, selecteert u
Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen, of gaat u naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Specifieke garantie-informatie over deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
gebruikershandleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's
wordt door HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, VS
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor productondersteuning in de VS
gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde productondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/
country/us/en/wwcontact_us.html.
Meer hulpmiddelen van HP 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Hardware- en softwaregegevens zoeken
Selecteer Start > Computer.
Er wordt een lijst weergegeven met alle apparaten die op de computer zijn geïnstalleerd, waaronder
optischeschijfeenheden, SSD's (Solid-State Drives) en een eventuele secundaire vaste schijf.
Als u een overzicht wilt weergeven van de software die vooraf op de computer is geïnstalleerd,
selecteert u Start > Alle programma's.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende types digitale kaarten:
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
Secure Digital Extended Capacity-geheugenkaart (SDxC)
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
Ultra High Speed MultiMediaCard (UHS/MMC)
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Optischeschijfeenheid Leest van en (alleen bepaalde modellen) schrijft naar een
optische schijf.
(2) Lampje van de optischeschijfeenheid Groen: er wordt geschreven naar of gelezen van de
optischeschijfeenheid.
Uit: de optischeschijfeenheid is inactief.
(3) Ejectknop van de optischeschijfeenheid Hiermee schuift u de lade open.
(4)
Aan/uit-lampje Wit: de computer staat aan.
Knipperend wit: de computer staat in de slaapstand;
dit is een energiebesparingsmodus. De computer
schakelt het beeldscherm en andere niet-benodigde
onderdelen uit.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De hibernationstand is een
energiebesparingsmodus waarin het energieverbruik
minimaal is.
OPMERKING: Op sommige modellen is de
voorziening Intel® Rapid Start Technology standaard
ingeschakeld. Met behulp van Rapid Start Technology
kan de computer extra snel uit de slaap- of
hibernationstand komen. Raadpleeg
Slaapstand of
hibernationstand gebruiken op pagina 44 voor meer
informatie.
(5)
Lampje van de vaste schijf Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft de vaste schijf
tijdelijk geparkeerd.
OPMERKING: voor meer informatie over HP 3D
DriveGuard raadpleegt u
HP 3D DriveGuard
gebruiken (alleen bepaalde modellen) op pagina 64.
Rechterkant 5
Onderdeel Beschrijving
(6)
USB 3.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB 3.0-apparaat aan. Gebruik
van deze poort zorgt voor betere USB-prestaties.
OPMERKING: voor meer informatie over het gebruik van
de verschillende typen USB-poorten raadpleegt u
USB-
apparaat gebruiken op pagina 53.
(7)
USB 2.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
(8)
Lampje van de netvoedingsadapter Wit: de netvoedingsadapter is aangesloten en de accu
is opgeladen.
Oranje: de netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu wordt opgeladen.
Uit: de computer werkt op accuvoeding.
(9) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
(10) Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: Een beveiligingskabel moet mogelijke
dieven afschrikken, maar kan niet voorkomen dat de
computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ventilatieopening Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
(2)
Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of -projector aan.
(3)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel of andere compatibele digitale
(audio)apparatuur.
(4)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(5) RJ-45-(netwerk)connectorlampjes Wit (boven): het netwerk is aangesloten.
Oranje (onder): er is activiteit op het netwerk.
(6)
USB 3.0-poorten (2) Op deze poorten, die verbeterde USB-prestaties bieden,
sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
OPMERKING: voor meer informatie over de
verschillende typen USB-poorten raadpleegt u
USB-
apparaat gebruiken op pagina 53.
(7)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals optionele
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon,
een oortelefoon, een headset of een tv, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven. Ook kunt
u hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten. De ingang biedt geen ondersteuning voor
optionele apparaten met uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! zet het geluidsvolume laag voordat
u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor
meer informatie over veiligheid.
OPMERKING: als u een apparaat aansluit op deze
uitgang, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
Linkerkant 7
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(2) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(3) HP TrueVision HD webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's maken,
videoconferenties houden en online chatten door video te
streamen.
Als u de webcam wilt gebruiken, selecteert u Start > Alle
programma's > Communicatie en chatten > CyberLink
YouCam.
(4) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
*Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor optimale communicatie houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze informatie vindt u in Help en
ondersteuning.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop van het Touchpad Hiermee kunt u het Touchpad in- of uitschakelen.
(2) Touchpad lampje Aan: het Touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het Touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpad zone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(4) Linkerknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 9
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje Wit: de computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. De computer schakelt
het beeldscherm en andere niet-benodigde onderdelen
uit.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De hibernationstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: op bepaalde modellen wordt de
functie Intel® Rapid Start Technology vooraf standaard
ingeschakeld. Met de Rapid Start Technology kunt u
de computer snel weer activeren. Raadpleeg
Slaapstand of hibernationstand gebruiken
op pagina 44 voor meer informatie.
(2) Caps lock-lampje Aan: caps lock staat aan; u typt hoofdletters met het
toetsenbord.
(3)
Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(4)
Lampje voor draadloze communicatie Wit: er is een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een Bluetooth®-apparaat, ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie
is uitgeschakeld.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(5) Touchpad lampje Aan: het Touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het Touchpad is ingeschakeld.
(6) Lampje van de vingerafdruklezer Wit: de vingerafdruk is gelezen.
Oranje: de vingerafdruk is niet gelezen.
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer aan te zetten.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u
kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te
beëindigen.
VOORZICHTIG: als u op de aan/uit-knop drukt en deze
ingedrukt houdt, gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft® Windows® geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens 5 seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer of raadpleeg
Energiebeheer
op pagina 44 als u meer wilt weten over de instellingen
voor energiebeheer.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de b-toets-toets of de
esc-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt Beats Audio in- of uitgeschakeld.
Beats Audio is een verbeterde audiofunctie die zorgt voor
diepe, gecontroleerde bastonen met behoud van een
helder geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
OPMERKING: Als u het configuratiescherm van Beats
Audio wilt openen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Configuratiescherm Beats Audio.
(5) Actietoetsen Hiermee kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren.
(6)
Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor een item waarop de
aanwijzer staat.
Bovenkant 13
Onderdeel Beschrijving
(7) num lock-toets Hiermee regelt u de functie van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen
tussen de standaard numerieke functie van een extern
toetsenblok (standaard ingeschakeld) en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt
ingeschakeld.
(8) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Dit toetsenblok is standaard ingesteld om te werken als
een extern numeriek toetsenblok. Als u wilt schakelen
tussen deze numerieke functie en de navigatiefunctie
(aangegeven met de pijlen op de toetsen), drukt u op de
num lock-toets.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Geïntegreerde subwoofer Levert superieure geluidskwaliteit wat lage tonen betreft.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3)
Accu-ontgrendeling
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte en opent
u het onderpaneel van de computer.
(4) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
Onderkant 15
Onderdeel Beschrijving
(5) Compartiment voor draadloze module Hierin is het WLAN-apparaat geplaatst.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is goedgekeurd
voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot
apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo
voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een
waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de
module een waarschuwing wordt weergegeven, verwijdert
u de module om de functionaliteit van de computer te
herstellen. Neem vervolgens via Help en ondersteuning
contact op met de ondersteuningsdienst.
(6)
Compartiment voor de
optischeschijfeenheid, vasteschijfruimte,
compartiment voor de draadloze module en
geheugenmodulecompartiment
Het onderpaneel biedt toegang tot het compartiment voor
de optischeschijfeenheid, de vasteschijfruimte, het
compartiment voor de draadloze module en het
geheugenmodulecompartiment.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Labels
De labels op de computer bieden informatie die u mogelijk nodig heeft als u problemen met het
systeem probeert op te lossen of als u de computer in het buitenland gebruikt. De labels bevinden
zich op eenvoudig toegankelijke locaties.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Productnummer
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen)
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Het servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
Certificaat van Echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productcode. Mogelijk heeft u de
productcode nodig als u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met
het systeem wilt oplossen. Het Certificaat van Echtheid van Microsoft bevindt zich aan de
onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor apparatuur voor draadloze communicatie: Deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een
aantal landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. Mogelijk heeft u deze
informatie nodig als u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor
apparatuur voor draadloze communicatie bevinden zich in de accuruimte.
Labels 17
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt uw computer meenemen waar u ook naartoe gaat. Maar zelfs thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met uw computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van één of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (Wireless Local Area Network): hiermee kunt u verbinding maken met
draadloze lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels
en universiteiten. In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze
communicatie in uw computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere apparaten die Bluetooth ondersteunen, zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Raadpleeg voor meer informatie over de technologie voor draadloze communicatie de informatie en
koppelingen naar websites in Help en ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
Knop of schakelaar voor draadloze communicatie (in dit hoofdstuk "knop voor draadloze
communicatie" genoemd)
HP Connection Manager, software
Bedieningselementen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
Afhankelijk van het model heeft de computer een knop voor draadloze communicatie, één of meer
draadloze apparaten en één of twee lampjes voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (Wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie Wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie Uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie Oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparaten voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen. De afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie kunnen worden in- en
uitgeschakeld via HP Connection Manager.
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP Connection Manager biedt een centrale locatie voor het beheren van uw apparaten voor
draadloze communicatie. Met HP Connection Manager kunt u de volgende apparaten beheren:
WLAN-apparaat (Wireless Local Area Network)/Wi-Fi-apparaat
Bluetooth
HP Connection Manager biedt informatie en meldingen over de verbindingsstatus en de
voedingsstatus. Statusinformatie en meldingen worden weergegeven in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk.
Als u HP Connection Manager wilt openen, selecteert u Start > Alle programma's > HP Help en
ondersteuning > HP Connection Manager.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van HP Connection Manager de Help-functie van
HP Connection Manager.
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren, en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
Als u de bedieningselementen van het besturingssysteem wilt gebruiken, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden via een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen, en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten, of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis verbinding met internet wilt maken, is een account bij een internetprovider (ISP) vereist.
Neem contact op met een lokale internetprovider om een internetservice aan te vragen.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en een wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloos netwerk instellen
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
Draadloze router configureren
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
OPMERKING: wij adviseren u de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst op de router aan te sluiten met behulp van de netwerkkabel die bij de router is
geleverd. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Als u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is
het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen
onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare ruimtes (hotspots), zoals café's en
luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de beveiliging van uw
computer bij gebruik van een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot niet-
vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. U kunt de volgende voorzorgsmaatregelen treffen om uw
draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
types.
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen of te ontsleutelen. Raadpleeg Help en
ondersteuning voor meer informatie.
Verbinding maken met een WLAN
U maakt als volgt verbinding met een WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje niet brandt, drukt u op de knop voor
draadloze communicatie.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
2. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren.
Typ de code en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich
buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: als het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt u
op Netwerkcentrum openen en klikt u daarna op Een nieuwe verbinding of een nieuw
netwerk instellen. U kunt ervoor kiezen om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier
verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het netwerkpictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en de status van de verbinding te
controleren.
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
computers (desktopcomputers, notebookcomputers, pda's)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, smartphones)
beeldapparaten (printers, camera's)
geluidsapparaten (headsets, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over het configureren en gebruiken van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-
software.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks op een router in uw huis wilt aansluiten
(in plaats van draadloos te werken), of als u op kantoor verbinding wilt maken met een bestaand
netwerk.
Voor het maken van verbinding via een bekabeld netwerk heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Gebruik uw computer van HP als entertainmentcentrum voor het leggen van sociale contacten via uw
webcam, het beluisteren en beheren van uw muziek, en het downloaden van en kijken naar films. Of
sluit externe apparaten (zoals luidsprekers, hoofdtelefoons, monitoren, projectoren, televisietoestellen
en, op bepaalde modellen, high-definition apparaten) aan om van uw computer een nog krachtiger
entertainmentcentrum te maken.
Multimediavoorzieningen
Hieronder vindt u enkele van de entertainmentvoorzieningen op uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee kunt u geluid opnemen.
(2) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
25
Onderdeel Beschrijving
(3) HP TrueVision HD Webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's
maken, videoconferenties houden en online chatten
door video te streamen,
Als u de webcam wilt gebruiken, selecteert u Start >
Alle programma's > Communicatie en chatten >
CyberLink YouCam.
(4) Geïntegreerde subwoofer Levert superieure geluidskwaliteit wat lage tonen
betreft.
(5)
USB 2.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
OPMERKING: voor meer informatie over het
gebruik van de verschillende typen USB-poorten
raadpleegt u
USB-apparaat gebruiken
op pagina 53.
(6)
USB 3.0-poorten (3) Op deze poorten, die verbeterde USB-prestaties
bieden, sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
(7) Optischeschijfeenheid Leest van en (alleen bepaalde modellen) schrijft
naar een optische schijf.
(8) b-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-
toets, schakelt u Beats Audio in of uit.
Beats Audio is een verbeterd audioprofiel dat zorgt
voor diepe bastonen met behoud van een helder
geluid. Beats Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen weergeven en regelen via
het besturingssysteem Windows. Ga als volgt te
werk om de basinstellingen weer te geven en te
regelen:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware
en geluiden > Configuratiescherm Beats Audio.
(9) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de b-
toets, schakelt u Beats Audio in of uit.
(10)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-
ingang (microfoon)
Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
tv, om het computergeluid via dat apparaat weer te
geven. Ook kunt u hierop de microfoon van een
optionele headset aansluiten. De ingang biedt geen
ondersteuning voor optionele apparaten met
uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! zet het geluidsvolume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor meer
informatie over veiligheid.
OPMERKING: als u een apparaat aansluit op
deze uitgang, worden de computerluidsprekers
uitgeschakeld.
26 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(11)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisie, andere compatibele digitale
(audio)apparatuur of een high-speed HDMI-
apparaat.
(12)
Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of
-projector aan.
(13) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
27
Webcam gebruiken
De computer beschikt over een geïntegreerde webcam. Dit is een krachtig hulpmiddel om sociale
contacten te onderhouden met vrienden en collega's bij u in de buurt of aan de andere kant van de
wereld. Met de webcam kunt u video streamen via uw expresberichtensoftware, video opnemen en
delen, en foto's maken.
Als u de webcam wilt starten, selecteert u Start > Alle programma's > Communicatie en chatten >
CyberLink YouCam.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie over het gebruiken van de webcam.
Audio gebruiken
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd's beluisteren, muziek downloaden en beluisteren,
audiocontent (inclusief radio) van internet streamen, audio opnemen, en multimedia maken door
audio en video te mengen. Sluit externe audioapparaten, zoals luidsprekers of hoofdtelefoons, aan
om uw luisterervaring te optimaliseren.
Luidsprekers aansluiten
U kunt de computerconfiguratie uitbreiden met bekabelde luidsprekers door deze aan te sluiten op
een USB-poort (of een audio-uitgang) op de computer of een dockingapparaat.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Raadpleeg
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv) op pagina 32 voor meer
informatie over het aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Pas voordat u
audioapparaten aansluit eerst het volume aan.
Hoofdtelefoons aansluiten
Op de hoofdtelefoonuitgang op de computer kunt u een bekabelde hoofdtelefoon aansluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften,
veiligheid en milieu voor meer informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Als u geluid wilt opnemen, sluit u de microfoon van een headset aan op de audio-uitgang
(hoofdtelefoon)/audio-ingang (microfoon) van de computer. Voor optimale resultaten tijdens het
opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon van de headset en neemt u geluid op in een
omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Beats Audio gebruiken
Beats Audio is een verbeterde audiofunctie die zorgt voor diepe, gecontroleerde bastonen met
behoud van een helder geluid.
28 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Configuratiescherm van Beats Audio openen
Met het configuratiescherm van Beats Audio kunt u de audio- en basinstellingen bekijken en
handmatig regelen.
Als u het configuratiescherm van Beats Audio wilt openen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Configuratiescherm Beats Audio.
Beats Audio in- en uitschakelen
Als u Beats Audio wilt in- of uitschakelen, drukt u op de fn-toets en de b-toets.
In de volgende tabel ziet u de betekenis van de Beats Audio-pictogrammen die op het scherm
worden weergegeven als u de hotkey Beats Audio (fn+b) indrukt.
Pictogram Betekenis
Beats Audio is ingeschakeld.
Beats Audio is uitgeschakeld.
Geluid controleren
Ga als volgt te werk om de audiofuncties van de computer te controleren:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer
onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en klik op de knop Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
Ga als volgt te werk om de opnamefuncties van de computer te controleren:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel de opname af.
Als u de audio-instellingen van de computer wilt bevestigen of wijzigen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
Audio gebruiken 29
Video gebruiken
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u video kunt streamen vanaf uw
favoriete websites, en video en films kunt downloaden en vervolgens op de computer kunt bekijken
zonder dat u netwerktoegang nodig heeft.
Als u uw kijkgenot wilt optimaliseren, sluit u op een van de videopoorten van de computer een
externe monitor, een projector of een tv aan. De meeste computers beschikken over een VGA-poort
(VGA = Video Graphics Array), waarop een analoog videoapparaat kan worden aangesloten.
Sommige computers beschikken ook over een HDMI-poort (HDMI = High-Definition Multimedia
Interface), waarop een high-definition monitor of tv kan worden aangesloten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
VGA-monitor of projector aansluiten
Als u het schermbeeld op een externe VGA-monitor wilt weergeven of wilt projecten (bijvoorbeeld
voor een presentatie), sluit u een monitor of projector aan op de VGA-poort van de computer.
Ga als volgt te werk om een monitor of projector aan te sluiten:
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals weergegeven aan op de VGA-poort van de
computer.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen 4 weergavetoestanden:
Alleen computer: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van
de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld tegelijkertijd op de computer en via een extern
apparaat weergeven.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid over zowel de computer als het externe
apparaat.
Alleen extern apparaat: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
30 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie “Uitspreiden”. Ga voor een optimaal resultaat naar Start > Configuratiescherm >
Vormgeving en persoonlijke instellingen > Beeldschermresolutie aanpassen.
HDMI-tv of monitor aansluiten
Als u het schermbeeld op een high-definition tv of een monitor wilt weergeven, sluit u het high-
definition apparaat aan de hand van de volgende instructies aan.
Als u een HDMI-apparaat op de computer wilt aansluiten, heeft u een afzonderlijk aan te schaffen
HDMI-kabel nodig.
Ga als volgt te werk om een high-definition tv of monitor op de computer aan te sluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition tv of de monitor.
3. Druk op f4 om het schermbeeld tussen 4 weergavestatussen te schakelen:
Alleen computer: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van
de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld tegelijkertijd op de computer en via een extern
apparaat weergeven.
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid over zowel de computer als het externe
apparaat.
Alleen extern apparaat: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie “Uitspreiden”. Ga voor een optimaal resultaat naar Start > Configuratiescherm >
Vormgeving en persoonlijke instellingen > Beeldschermresolutie aanpassen.
Video gebruiken 31
Audio-instellingen configureren (met HDMI-tv)
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk
om HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer heeft aangesloten:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op de naam van het apparaat voor digitale uitvoer.
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Ga als volgt te werk om de audio-stream weer via de luidsprekers van de computer af te spelen:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Intel Wireless Display en Intel Wireless Music gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Met Intel® Wireless Display en Intel Wireless Music kunt u inhoud van de computer draadloos
overbrengen naar een weergave- of ontvangstapparaat, zoals hd-tv, monitor, projector, gameconsole,
Blu-ray-speler of dvr, door gebruik te maken van een optionele (afzonderlijk aan te schaffen) adapter
voor draadloze weergave. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de adapter voor
draadloze weergave de instructies van de fabrikant van het betreffende apparaat.
Als u Intel Wireless Display wilt openen, selecteert u Start > Intel WiDi.
OPMERKING: controleer voordat u de functie voor draadloze weergave gaat gebruiken eerst of het
draadloze apparaat is ingeschakeld.
Audio- en videobestanden beheren
Met CyberLink PowerDVD kunt u uw foto- en videoverzameling beheren en bewerken.
Als u CyberLink PowerDVD wilt starten, selecteert u Start > Alle programma's > Muziek,
foto's en video's. Klik vervolgens op CyberLink PowerDVD.
Raadpleeg de Help-functie van de PowerDVD-software voor meer informatie over het gebruik van
CyberLink PowerDVD.
32 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
5 Toetsenbord en aanwijsapparaten
gebruiken
Navigeren op het beeldscherm van de computer is heel eenvoudig. U beschikt hiervoor over een
toetsenbord, een aanwijsapparaat en (alleen op bepaalde modellen) een geïntegreerd numeriek
toetsenblok. Bepaalde modellen hebben ook speciale actietoetsen of hotkeyfuncties waarmee u
gemakkelijk veelvoorkomende taken uitvoert. Met het touchpad kunt u op het scherm op dezelfde
manier werken als met een externe muis.
Als u de instellingen voor aanwijsapparaten, zoals knopconfiguratie, kliksnelheid en muisopties, aan
uw voorkeuren wilt aanpassen, selecteert u Start > Configuratiescherm. Typ vervolgens in het
zoekvak rechtsboven in het scherm het woord muis. Klik op Muis om te bekijken over welke
functionaliteit het aanwijsapparaat beschikt, en om voorkeursinstellingen te selecteren. U kunt ook
een (afzonderlijk aan te schaffen) externe USB-muis gebruiken. Deze sluit u aan op een van de USB-
poorten van de computer.
OPMERKING: Op sommige modellen wordt het touchpad “ClickPad” of “Imagepad” genoemd.
Met het toetsenbord kunt u typen, en met de actietoetsen en hotkeys kunt u bepaalde functies
uitvoeren. Voor meer informatie over het gebruik van de toetsen op het toetsenbord raadpleegt u
Toetsen op pagina 13.
OPMERKING: afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, heeft uw toetsenbord mogelijk
andere toetsen en toetsenbordfuncties dan de toetsen en functies die in dit gedeelte worden
beschreven.
33
Toetscombinatie alt gr gebruiken
In sommige landen worden toetsenborden gebruikt met een alt gr-toets voor speciale
toetscombinaties. Als u het roepie-symbool wilt typen met een toetsenbord waarop deze toets
aanwezig is, gebruikt u de toetscombinatie alt gr+4. Mogelijk gebruiken regiospecifieke
toetsenborden in India de toetsen ctrl+shift+4 voor het roepie-symbool.
Voor meer informatie over toetscombinaties met alt gr gaat u naar de website van Microsoft Office:
http://www.office.microsoft.com. Zoek hier naar "alt gr".
34 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. De pictogrammen op de toetsen f1
t/m f12 representeren de toegewezen functie voor elke toets.
Als u de functie van een actietoets wilt uitvoeren, houdt u de toets ingedrukt.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze functie uitschakelen in Setup Utility
(BIOS). Raadpleeg
Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken op pagina 78 voor
instructies over het openen van Setup Utility (BIOS) en volg vervolgens de instructies onder op het
scherm.
Als u de toegewezen functie na het uitschakelen van de actietoetsfunctie wilt activeren, moet u de fn-
toets in combinatie met de juiste actietoets indrukken.
VOORZICHTIG: wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot ondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze actietoets kan de
weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die
weergavegegevens van de computer ontvangen.
f5 Hiermee schakelt u het oplichten van de achtergrondverlichting van het toetsenbord in
of uit (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: als u de accuwerktijd wilt verlengen, schakelt u deze functie uit.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen, en het afspelen onderbreken of
hervatten.
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f9 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
Actietoetsen gebruiken 35
Pictogram Toets Beschrijving
f10 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze
verbinding mogelijk is.
36 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Hotkeys gebruiken
Hotkeys zijn combinaties van de fn-toets en de esc-toets of de b-toets.
Ga als volgt te werk om een hotkey te gebruiken:
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
Functie Hotkey Beschrijving
Systeeminformatie
weergeven
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
Hiermee regelt u de
instellingen voor lage tonen.
fn+b Hiermee schakelt u de basinstellingen van Beats Audio in of uit.
Beats Audio is een verbeterde audiofunctie die zorgt voor diepe,
gecontroleerde bastonen met behoud van een helder geluid. Beats
Audio is standaard ingeschakeld.
U kunt de basinstellingen weergeven en regelen via het
besturingssysteem Windows. Ga als volgt te werk om de
baseigenschappen weer te geven en in te stellen:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden >
Configuratiescherm Beats Audio.
Hotkeys gebruiken 37
Toetsenblok gebruiken
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
num lock-toets Hiermee regelt u de functie van het geïntegreerde numerieke
toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen tussen de
standaard numerieke functie van een extern toetsenblok (vooraf
geselecteerd) en de navigatiefunctie (aangeduid met pijlen op de
toetsen).
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok Het geïntegreerde numerieke toetsenblok is vooraf ingesteld om
te fungeren als extern numeriek toetsenblok. Druk op de num
lock-toets om te schakelen tussen deze numerieke functie en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
38 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Touchpad gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop van het Touchpad Hiermee kunt u het Touchpad in- of uitschakelen.
(2) Touchpad lampje
Aan: het Touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het Touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpad zone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(4) Linkerknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het oppervlak van het Touchpad in de
richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het Touchpad net
zoals u de linker- en rechterknop op een externe muis gebruikt.
Touchpad uit- of inschakelen
Als u het Touchpad wilt in- of uitschakelen, tikt u snel tweemaal op de aan/uit-knop van het
Touchpad.
Als het Touchpad lampje uit is, is het Touchpad uitgeschakeld.
Touchpad gebruiken 39
Navigeren
Als u de aanwijzer op het scherm wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het oppervlak van het
Touchpad in de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknop van het Touchpad net zoals u de corresponderende linker- en
rechterknop op een externe muis gebruikt.
40 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Touchpadbewegingen gebruiken
Het Touchpad ondersteunt diverse bewegingen, zoals vegen, knijpen en draaien, waarmee u
gemakkelijk kunt werken met items op het bureaublad. Als u wilt werken met Touchpad bewegingen,
plaatst u tegelijkertijd twee vingers op het Touchpad.
OPMERKING: Touchpad bewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
U geeft als volgt een demonstratie van een beweging weer:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden.
2. Selecteer het Synaptics TouchPad-apparaat dat u gebruikt.
3. Selecteer een beweging om de demonstratie te activeren.
Ga als volgt te werk om bewegingen in of uit te schakelen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden.
2. Selecteer het Synaptics TouchPad-apparaat dat u gebruikt.
3. Schakel het selectievakje naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen, in of uit.
4. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
Touchpad gebruiken 41
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen. U schuift als volgt: plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpad en schuif ze over het
touchpad in een beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING: de schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van de vingerbeweging.
Knijpen/zoomen
Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpad en ze daarna naar elkaar toe te
bewegen.
42 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en aanwijsapparaten gebruiken
Draaien
Door te draaien kunt u items op het bureaublad (bijvoorbeeld foto's) draaien. U draait als volgt: plaats
uw linkerwijsvinger in de touchpadzone. Beweeg de rechterwijsvinger in een veegbeweging rond de
linkervinger, waarbij u van 12 uur naar 3 uur beweegt. Voor een omgekeerde draaiing beweegt u uw
rechterwijsvinger van 3 uur naar 12 uur.
OPMERKING: draaien is standaard uitgeschakeld.
Snelle veegbeweging
Met snelle veegbewegingen kunt u op het scherm navigeren of snel door documenten bladeren.
Raak voor een snelle veegbeweging de touchpadzone aan met een lichte, snelle beweging omhoog,
omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING: de snelle veegbeweging met drie vingers is standaard uitgeschakeld.
Touchpad gebruiken 43
6 Energiebeheer
De computer kan werken op accuvoeding of op een externe voedingsbron. Als de computer op
accuvoeding werkt en er geen voedingsbron is om de accu op te laden, is het van belang om de
acculading te bewaken en op peil te houden. De computer ondersteunt energiebeheerschema's,
waarmee u instelt hoe de computer energie gebruikt en bespaart. Zo kan er evenwicht worden bereikt
tussen goede computerprestaties en energiebesparing.
Slaapstand of hibernationstand gebruiken
Microsoft Windows kent twee energiebesparende standen: de slaapstand en de hibernationstand.
OPMERKING: op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard
ingeschakeld. Met de Rapid Start Technology kunt u de computer snel weer activeren.
Met RST (Rapid Start Technology) beheert u de energiebesparingsopties als volgt:
Slaapstand: met Rapid Start Technology kunt u de slaapstand selecteren. Als u de slaapstand
wilt beëindigen, drukt u op een willekeurige toets, activeert u het touchpad of drukt u kort op de
aan/uit-knop.
Hibernationstand: met Rapid Start Technology kunt u onder de volgende omstandigheden de
hibernationstand starten:
Na 2 uur inactiviteit als de computer op accuvoeding of op externe netvoeding werkt.
Als de accu een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt.
Als u uw werk wilt hervatten terwijl de computer in de hibernationstand staat, drukt u op de aan/
uit-knop.
U kunt Rapid Start Technology in Setup Utility (BIOS) uitschakelen.
In de slaapstand wordt het scherm leeggemaakt en wordt uw werk opgeslagen in het geheugen. Op
deze manier kunt u uw werk sneller hervatten dan wanneer de computer in de hibernationstand staat.
Als de slaapstand gedurende lange tijd geactiveerd is of als de acculading een kritiek laag niveau
bereikt terwijl de slaapstand is geactiveerd, wordt de hibernationstand geactiveerd.
Als de hibernationstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een
hibernationstandbestand op de vaste schijf en de computer uitgeschakeld.
VOORZICHTIG: activeer de slaapstand of de hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een schijf of een externe mediakaart. Zo vermindert u het risico van mogelijke
verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of
verlies van gegevens.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
OPMERKING: wanneer de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, is het niet
mogelijk om netwerkverbindingen te activeren of de computer te gebruiken.
Slaapstand activeren of beëindigen
Afhankelijk van de vraag of de computer op accuvoeding of op een externe voedingsbron werkt, is
het systeem standaard zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd
inactief is geweest.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Sluit het beeldscherm.
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
U beëindigt de slaapstand als volgt:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of veeg over het touchpad.
Als de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat er een wachtwoord nodig is om de slaapstand te
beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat het scherm weer wordt weergegeven.
Hibernationstand activeren en beëindigen
Afhankelijk van de vraag of de computer op accuvoeding of op een externe voedingsbron werkt, is
het systeem standaard zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer enige
tijd inactief is geweest of als de accu een kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het Configuratiescherm van
Windows.
Als u de hibernationstand wilt activeren, selecteert u Start en klikt u op de pijl naast de knop
Afsluiten. Klik vervolgens op Hibernationstand.
Als u de hibernationstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
De aan/uit-lampjes gaan branden en uw werk wordt op het scherm weergegeven op het punt waar u
was gestopt met werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat er een wachtwoord nodig is om de hibernationstand te
beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat het scherm weer wordt weergegeven.
Slaapstand of hibernationstand gebruiken 45
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat er een wachtwoord moet worden opgegeven bij het
beëindigen van de slaapstand of de hibernationstand:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Energiemeter gebruiken
Met behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen voor energiebeheer en kunt
u de resterende acculading bekijken.
Als u het percentage resterende acculading en het huidige energiebeheerschema wilt
weergeven, beweegt u de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter aan de rechterkant
van de taakbalk.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Energiebeheerschema selecteren
Met behulp van een energiebeheerschema bepaalt u hoe de computer stroom verbruikt. Zo kunt u
energie besparen en de prestaties optimaliseren.
De volgende energiebeheerschema's zijn beschikbaar:
Aanbevolen door HP. Dit schema zorgt voor automatisch evenwicht tussen de prestaties en
het energieverbruik.
Energiebesparing. Dit schema zorgt voor energiebesparing door de systeemprestaties en de
beeldschermhelderheid te verminderen.
Hoge prestaties. Bij dit schema wordt de voorkeur gegeven aan de prestaties. Het
energieverbruik kan hierdoor toenemen.
U kunt ook zelf een energiebeheerschema maken dat optimaal aansluit op de manier waarop u de
computer gebruikt.
Als u een energiebeheerschema wilt selecteren of zelf een energiebeheerschema wilt maken,
gebruikt u HP Power Manager (alleen bepaalde modellen) of het Configuratiescherm van Windows.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Als u HP Power Manager wilt starten, selecteert u Start > Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > HP Power Manager.
Als u de instellingen voor energiebeheer in het Configuratiescherm wilt weergeven, selecteert u
Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer. Selecteer vervolgens
een energiebeheerschema in de lijst.
Energiebeheerschema selecteren 47
Accuvoeding gebruiken
Als zich in de computer een opgeladen accu bevindt en de computer niet is aangesloten op een
externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Om de accuwerktijd te verlengen, wordt
hierbij de helderheid van het beeldscherm verminderd. Als de computer is uitgeschakeld en niet is
aangesloten op een externe voedingsbron, wordt de accu in de computer langzaam ontladen.
De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Vervangbare accu verwijderen
In de computer bevindt zich een vervangbare accu.
WAARSCHUWING! gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde vervangbare accu, een door HP geleverde vervangende accu of een
compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en activeer de hibernationstand
of schakel de computer uit via Windows voordat u de accu verwijdert.
U verwijdert de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: de accuontgrendeling schuift automatisch terug naar de oorspronkelijke positie.
3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer (3).
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Accugegevens opzoeken
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma's voor en informatie over de accu:
hulpprogramma Accucontrole in Help en ondersteuning voor het testen van de accuprestaties;
informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren;
informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Als u informatie over de accu wilt weergeven, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Leren >
Energiebeheerschema's:.
Accuvoeding besparen
Tips voor het besparen van accuvoeding en het optimaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Verwijder de accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt of opgeladen.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u ze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron (zoals een
externe harde schijf die via een USB-poort met de computer is verbonden), wanneer u deze
apparatuur niet gebruikt.
Deactiveer alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of de hibernationstand, of sluit de computer af als u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu die de enige voedingsbron van de computer vormt, bijna leeg is of een kritiek laag
ladingsniveau heeft bereikt, geeft het accumeterpictogram in het systeemvak dit aan via een melding.
OPMERKING: voor meer informatie over de energiemeter raadpleegt u Energiemeter gebruiken
op pagina 46.
Als de acculading een kritiek laag niveau heeft bereikt, gebeurt er het volgende:
Als de hibernationstandvoorziening is ingeschakeld en de computer aan staat of in de
slaapstand staat, wordt de hibernationstand geactiveerd.
Als de hibernationstandvoorziening is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de
slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de
computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om het
risico van beschadiging van de accu te beperken.
Accuvoeding gebruiken 49
Als u de computer langer dan 2 weken niet gebruikt en deze is losgekoppeld van de externe
voedingsbron, verwijdert u de accu en bergt u deze op een koele, droge plaats op. Zo verlengt u de
acculading.
een opgeborgen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit
minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u deze weer opbergt.
Afvoeren van vervangbare accu's
WAARSCHUWING! verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Raadpleeg voor het correct afvoeren van gebruikte accu's Informatie over voorschriften, veiligheid en
milieu. Als u deze handleiding wilt weergeven, selecteert u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen.
Vervangbare accu vervangen
In Accucontrole in Help en ondersteuning wordt aangegeven wanneer u de accu moet vervangen. Dit
kan zijn omdat een accucel niet meer goed werkt, maar ook omdat de conditie van de accu zover is
afgenomen dat de capaciteit hier sterk onder lijdt. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP
valt, krijgt u ook een garantie-ID. Bovendien verwijst een bericht u naar de website van HP voor meer
informatie over het bestellen van een vervangende accu.
Externe netvoeding gebruiken
Raadpleeg voor informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding de Installatie-
instructies. Deze vindt u in de doos van de computer.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron met een goedgekeurde netvoedingsadapter of op een optioneel dockingapparaat.
WAARSCHUWING! gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe voedingsbron:
WAARSCHUWING! laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
als u een accu oplaadt of kalibreert;
als u systeemsoftware installeert of aanpast;
als u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
als u Schijfdefragmentatie uitvoert op een computer met één of meer interne vaste schijven;
als u een back-up- of herstelactie uitvoert.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Als u de computer aansluit op een externe voedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu laadt op.
De beeldschermhelderheid wordt verhoogd.
De vorm van het energiemeterpictogram in het systeemvak verandert.
Als u de computer loskoppelt van externe voeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over op accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
De vorm van het energiemeterpictogram in het systeemvak verandert.
HP CoolSense
HP CoolSense detecteert automatisch wanneer de computer zich niet meer op een "vaste"
locatie bevindt. De prestaties en de ventilatorinstellingen worden zodanig aangepast dat de
temperatuur van de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd, en blijven
de prestaties en de ventilatorinstellingen op de fabrieksinstelling staan. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
Ga als volgt te werk om CoolSense in of uit te schakelen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP CoolSense.
2. Selecteer Aan of Uit.
Softwarecontent vernieuwen met Intel Smart Connect-
technology (alleen bepaalde modellen)
Als de computer in de slaapstand staat, haalt de Intel® Smart Connect-technologie de computer van
tijd tot tijd uit de slaapstand. Smart Connect werkt vervolgens de inhoud van bepaalde geopende
applicaties bij en initieert de slaapstand weer. Zo is uw werk onmiddellijk beschikbaar zodra u de
computer uit de slaapstand haalt. U hoeft niet te wachten terwijl de updates worden gedownload.
Als u deze voorziening wilt inschakelen of de instellingen handmatig wilt wijzigen, selecteert u
Start > Alle programma's > Intel > Intel Smart Connect Technology.
Raadpleeg de helpfunctie van de software voor meer informatie en een lijst met ondersteunde
applicaties.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: als de computer wordt uitgeschakeld, gaat alle informatie verloren die u niet heeft
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten sluit u alle geopende programma's af, waaronder het besturingssysteem,
en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
HP CoolSense 51
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer;
als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort of videopoort kan worden
aangesloten;
als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt afsluiten met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik
van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: als de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, moet de slaapstand
of de hibernationstand eerst worden beëindigd voordat u de computer kunt afsluiten.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete en klik vervolgens op het pictogram Afsluiten op het beeldscherm.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal 5 seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (alleen bij modellen met een vervangbare accu).
52 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten of SSD's (Solid-State Drives) waarop u gegevens kunt
opslaan, beheren, delen en openen. De computer beschikt over een interne vaste schijf waarop de
software, het besturingssysteem en al uw persoonlijke bestanden worden opgeslagen. Sommige
computers beschikken ook over een optischeschijfeenheid waarmee u cd's, dvd's of Blu-ray-schijven
(bd) (op bepaalde modellen) kunt lezen of erop kunt schrijven om audio en video af te spelen en op
te nemen.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een externe schijfeenheid (apart aan te schaffen) aan,
zoals een optischeschijfeenheid of een vaste schijf, of plaatst u een opslagkaart om gegevens direct
vanuit uw telefoon of camera te importeren. Ook met behulp van een USB-flashdrive, aangesloten op
de USB-poort van de computer, kunt u gegevens snel overdragen. Sommige externe apparaten
gebruiken de voeding van de computer; andere apparaten beschikken over eigen voeding. Bij
sommige apparaten wordt software meegeleverd die moet worden geïnstalleerd.
OPMERKING: raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 18 voor meer informatie
over het aansluiten van externe draadloze apparaten.
OPMERKING: raadpleeg de instructies van de fabrikant van het apparaat voor meer informatie over
de vereiste software en stuurprogramma's, en over de poort op de computer die u moet gebruiken.
USB-apparaat gebruiken
Op de meeste computers is meer dan één USB-poort geïnstalleerd, omdat u via deze veelzijdige
interface diverse soorten externe apparaten op de computer kunt aansluiten, zoals een USB-
toetsenbord, een USB-muis, een externe USB-vaste schijf, een USB-scanner of een USB-hub.
Op de computer kan meer dan één type USB-poort aanwezig zijn. Raadpleeg
Vertrouwd raken met
de computer op pagina 4 voor meer informatie over de typen USB-poorten op de computer. Let erop
dat u apparaten koopt die compatibel zijn met uw computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
USB-apparaat gebruiken 53
OPMERKING: via de USB-oplaadpoort met eigen voeding kunnen bepaalde USB-apparaten
worden opgeladen terwijl ze op deze poort zijn aangesloten. Via standaard-USB-poorten kunt u niet
alle USB-apparaten opladen. Kan een apparaat wel worden opgeladen, dan gebeurt dit vaak met een
lagere stroomsterkte. Daarnaast werken sommige USB-apparaten niet als ze niet zijn aangesloten op
een poort met eigen voeding.
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat, om
beschadiging van een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
Sluit de USB-kabel aan op de USB-poort van de computer.
OPMERKING: de USB-poort van uw computer kan er iets anders uitzien dan de poort op de
afbeelding in dit gedeelte.
Als het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: de eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, geeft een bericht in het systeemvak
aan dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van
een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
VOORZICHTIG: gebruik de volgende procedure om het USB-apparaat veilig te verwijderen, om
zoveel mogelijk te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle programma's af
die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram Hardware verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk
en volg de instructies op het scherm.
3. Verwijder het apparaat.
54 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten
VOORZICHTIG: als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico
van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en
de stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Sluit het netsnoer van het apparaat aan op een stopcontact.
3. Zet het apparaat aan.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het los van de computer. Als u een extern apparaat met eigen voeding wilt loskoppelen,
schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u daarna het netsnoer uit het
stopcontact.
USB-apparaat gebruiken 55
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te plaatsen:
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart. Zo
voorkomt u beschadiging van de connectoren van de kaart.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het slot voor digitale opslagkaarten. Druk de kaart vervolgens aan totdat deze
goed op zijn plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd. Ook wordt er een menu met
beschikbare opties weergegeven.
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te verwijderen:
VOORZICHTIG: gebruik de volgende procedure om de digitale kaart veilig te verwijderen. Zo
vermindert u het risico dat er gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram Hardware verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
56 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Optischeschijfeenheden gebruiken
Een optischeschijfeenheid gebruikt laserlicht voor het lezen of opslaan van grote hoeveelheden
gegevens. Sommige schijven staan alleen het lezen van gegevens toe, met andere schijven kunt u
ook gegevens op een lege schijf schrijven (branden).
Tips voor optimale prestaties van uw optischeschijfeenheid:
Als de accu de enige voedingsbron is, zorg er dan voor dat de accu voldoende is opgeladen
voordat u naar een medium schrijft.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optischeschijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat de nieuwste software-updates voor de schijfeenheid zijn geïnstalleerd.
Als de schijf die u gebruikt, niet schoon is, reinig deze dan met een droge, pluisvrije en zachte
doek.
De computer kan een optischeschijfeenheid bevatten die één of meer van de volgende
schijftechnologieën ondersteunt:
Cd: op een cd worden gegevens opgeslagen die door de laser van een optischeschijfeenheid
worden gelezen. De volgende cd-indelingen zijn beschikbaar:
Cd-recordable (cd-r): de computer kan gegevens op dit type schijf lezen en eenmalig
gegevens op de cd schrijven. Als de gegevens eenmaal op de cd-r-schijf zijn geschreven,
kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens staan er permanent op.
De computer kan de gegevens op een cd-re-writable-schijf (cd-rw) lezen en vele malen
gegevens naar dit type schijf schrijven. De naar deze schijf geschreven gegevens kunnen
worden gewist.
Dvd: een dvd is een optische schijf met een grote capaciteit. Op dit type schijf kunnen meer
gegevens worden opgeslagen dan op een cd. Op een dubbelzijdige dvd kan maximaal 17 GB
aan gegevens worden opgeslagen. De volgende dvd-indelingen zijn beschikbaar:
Dvd-recordable (dvd-r of dvd+r): de computer kan de gegevens op dit type schijf lezen en
eenmalig gegevens op de dvd schrijven. Als de gegevens eenmaal op de schijf zijn
geschreven, kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens staan er
permanent op. Dvd's kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Dvd-re-writable (dvd-rw of dvd+rw) waarmee vele keren achter elkaar gegevens kunnen
worden gelezen en opgenomen. De gegevens op dit type schijf kunnen worden gewist.
Dvd's kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Bd: een Blu-ray schijf kan meer gegevens bevatten dan ander optische schijven, en kan worden
gebruikt voor het opnemen, opnieuw schrijven en afspelen van HD-video (high-definition video).
Houd bij het gebruiken van bd's rekening met het volgende:
Voor het afspelen van bd-films is CyberLink PowerDVD op de computer geïnstalleerd.
Voor het afspelen van de meeste bd-films op een extern beeldscherm is een digitale HDMI-
verbinding vereist. De computer kan op een extern beeldscherm een resolutie van maximaal
1080 pixels ondersteunen. Hiervoor is dan wel een HDTV of monitor nodig die geschikt is voor
1080 pixels.
Optischeschijfeenheden gebruiken 57
Als u een bd-film tegelijkertijd op het interne en op het externe scherm probeert af te spelen, kan
er een fout optreden. Speel een bd-film dus slechts op één scherm af.
Uit kopieerbeveiligingsoverwegingen zijn er in de computer AACS-keys (AACS = Advanced
Access Content System) geïntegreerd. AACS-keys moeten af en toe worden vernieuwd om het
afspelen van nieuwe bd-films mogelijk te maken. Als een dergelijke bd-film in het schijfstation
wordt geplaatst, vraagt het programma CyberLink PowerDVD om een update om door te kunnen
gaan met het afspelen van de film. Volg de instructies op het scherm om de update te
installeren.
Het komt soms voor dat er tijdens het weergeven van een bd-film strepen op het beeldscherm
verschijnen. Meestal worden deze veroorzaakt door interferentie van het draadloze netwerk. Als
u dit probleem wilt oplossen, sluit u alle geopende applicaties en schakelt u de voorziening voor
draadloze communicatie uit.
Optische schijf plaatsen
1. Zet de computer aan.
2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt, en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin, zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf (3) voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: na het plaatsen van een schijf volgt er doorgaans een korte pauze. Dit is normaal.
Als u geen mediaspeler heeft geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend.
In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
58 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Optische schijf verwijderen
1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen, en trek de lade (2)
voorzichtig zo ver mogelijk uit.
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Als de lade niet normaal opengaat, raadpleegt u
Problemen met schijfeenheid op pagina 91.
Schijfeenheden in het netwerk delen
U kunt software gebruiken, gegevens weergeven en applicaties installeren door de schijfeenheden
die zijn aangesloten op de andere computers in het netwerk, te delen.
OPMERKING: sommige schijven, zoals dvd-films en gameschijven, zijn mogelijk beschermd tegen
kopiëren en daardoor onbruikbaar voor het delen van dvd's of cd's via schijfeenheden.
Ga als volgt te werk om schijfeenheden in hetzelfde netwerk te delen:
1. Selecteer op de computer die u deelt, Start > Computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op datgene wat u wilt delen, en klik vervolgens op
Eigenschappen.
3. Selecteer het tabblad Delen en vervolgens Geavanceerd delen.
4. Schakel het selectievakje Deze map delen in.
5. Typ een naam in het tekstvak Naam delen.
Optischeschijfeenheden gebruiken 59
6. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
7. Ga als volgt te werk om de gedeelde schijfeenheid weer te geven:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
60 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
8 Computer onderhouden
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft
functioneren. In dit hoofdstuk leest u informatie over het verbeteren van de prestaties van de
computer door het uitvoeren van hulpmiddelen als Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, het
vervangen van de vaste schijf of het toevoegen van geheugen. Daarnaast biedt het hoofdstuk
informatie over het uitvoeren van een update van programma's en stuurprogramma's, instructies voor
het reinigen van de computer en tips over reizen met de computer.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer. Door de computer regelmatig te onderhouden met hulpmiddelen
als Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming kunt u de prestaties van de computer fors verbeteren.
Naarmate de computer ouder wordt, kunt u ook overwegen grotere vaste schijven te installeren of
geheugen toe te voegen.
Omgaan met schijfeenheden
Neem bij het hanteren van schijfeenheden de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaapstand of de hibernationstand staat, schakelt u de
computer in en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Raak, voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijf of op de computer niet aan.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Als de accu de enige voedingsbron is, zorg er dan voor dat de accu voldoende is opgeladen
voordat u naar een medium schrijft.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Verwijder een eventueel medium uit de schijfeenheid voordat u deze uit de schijfruimte
verwijdert, meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Prestaties verbeteren 61
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optischeschijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is aangesloten, activeert u
de slaapstand en wacht u tot het scherm leeg is, of ontkoppelt u op correcte wijze de externe
vaste schijf.
Vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat de schijfeenheid niet vallen en plaats er geen voorwerpen op. Stel de
schijfeenheid niet bloot aan vloeistoffen, hoge temperaturen of een hoge vochtigheidsgraad.
Raadpleeg
Omgaan met schijfeenheden op pagina 61 voor specifieke voorzorgsmaatregelen bij het
hanteren van schijfeenheden.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat er gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet of
de computer is afgesloten of in de slaapstand of de hibernationstand staat, schakelt u de computer in
en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
Ga als volgt te werk om de vaste schijf te verwijderen:
1. Draai de schroef van het onderpaneel los (1) en verschuif vervolgens de accu-ontgrendeling (2)
totdat het onderpaneel geopend kan worden.
62 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
2. Schuif het paneel uit het slot (3), til het op en verwijder het (4).
3. Verwijder de 4 schroeven (1) van de vaste schijf.
4. Koppel de kabel van de vaste schijf (2) los van de systeemkaart.
5. Til de vaste schijf (3) uit de vasteschijfruimte.
Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om een vaste schijf te installeren.
Prestaties verbeteren 63
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Een vaste schijf in de vasteschijfruimte wordt beschermd door HP 3D DriveGuard.
Vaste schijven die zijn aangesloten op USB-poorten, worden niet beschermd door HP 3D
DriveGuard.
Raadpleeg voor meer informatie de Help-functie van de HP 3D DriveGuard-software.
Schijfdefragmentatie gebruiken
Tijdens het gebruik van de computer raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Dit
betekent dat de gegevens op de vaste schijf niet aaneengesloten (opeenvolgend) zijn. Hierdoor moet
de vaste schijf harder werken om bestanden te vinden, wat de prestaties van de computer negatief
beïnvloedt. Met Schijfdefragmentatie worden gefragmenteerde bestanden en mappen op de vaste
schijf samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd), zodat het systeem efficiënter kan werken.
OPMERKING: voor SSD's hoeft geen schijfdefragmentatie te worden uitgevoerd.
Na het starten van Schijfdefragmentatie werkt deze toepassing zelfstandig verder. Al naargelang de
grootte van de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan het defragmenteren meer
dan een uur in beslag nemen.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt Schijfdefragmentatie ook op elk
gewenst moment handmatig starten.
Ga als volgt te werk om Schijfdefragmentatie uit te voeren:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfdefragmentatie.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de Help-functie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt er op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen. Zo maakt u schijfruimte vrij, waardoor de computer efficiënter gaat werken.
64 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Ga als volgt te werk om Schijfopruiming uit te voeren:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfopruiming.
2. Volg de instructies op het scherm.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen zorgt ervoor dat de prestaties van de computer verbetert. Uw computer
is te vergelijken met uw fysieke werkplek. De vaste schijf is het archief waarin u uw werk opslaat, en
het geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen van de computer niet groot genoeg
meer is om al uw werk op te slaan, daalt uw productiviteit (vergelijk het met een bureau dat bezaaid
ligt met papieren). Een goede manier om de prestaties te verbeteren, is het uitbreiden van het
geheugen van de computer.
De computer heeft twee geheugenmoduleslots. De geheugenmoduleslots bevinden zich aan de
onderkant van de computer, achter het onderpaneel. U kunt de geheugencapaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule toe te voegen of door de bestaande geheugenmodule in een
van de geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg ervoor dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te
raken voordat u een procedure start.
OPMERKING: voordat u met een tweede geheugenmodule een tweekanaals configuratie gaat
maken, moet u controleren of beide geheugenmodules identiek zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat er gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder geen
geheugenmodules als de computer is ingeschakeld, of in de slaapstand of hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer
aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Verwijder het onderpaneel van de computer.
Prestaties verbeteren 65
7. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de geheugenmodule voorzichtig uit
het geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
8. Ga als volgt te werk om een nieuwe geheugenmodule te plaatsen:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot (2), totdat de module goed op
zijn plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat u de geheugenmodule niet buigt, om schade aan de
module te voorkomen.
66 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
9. Plaats het onderpaneel terug.
10. Plaats de accu terug.
11. Keer de computer weer om, en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
12. Zet de computer aan.
Prestaties verbeteren 67
Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's,
zodat u steeds over de meest recente versie beschikt. Met updates kunnen problemen worden
opgelost. Updates voegen bovendien nieuwe functies en opties aan de computer toe. De technologie
verandert continu. Door programma's en stuurprogramma's bij te werken, maakt uw computer steeds
gebruik van de nieuwste technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oude grafische onderdelen niet
meer goed samenwerken met de meest recente spelsoftware. Zonder het nieuwste stuurprogramma
zou u niet het beste uit uw apparatuur halen.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de laatste versies van HP programma's en stuurprogramma's
te downloaden. Daarnaast kunt u zich ook aanmelden om automatisch bericht te ontvangen als er
updates beschikbaar zijn.
Computer schoonmaken
Als u de computer en externe apparaten regelmatig reinigt, helpt dat om ze in een goede conditie te
houden. Als u de computer niet reinigt, kan er stof en vuil in de computer terechtkomen.
VOORZICHTIG: vermijd de volgende schoonmaakproducten voor het reinigen van uw computer:
Sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen. Deze kunnen het oppervlak van de computer onherstelbaar beschadigen.
Beeldscherm, zijkanten en bovenkant schoonmaken
Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon met een zachte, pluisvrije doek die is bevochtigd met een
alcoholvrij glasreinigingsmiddel. Zorg ervoor dat het beeldscherm droog is voordat u het dichtdoet.
Gebruik een vochtige, bacteriëndodende doek voor het schoonmaken van de zijkanten en de
bovenkant. Vezelhoudende materialen, zoals papieren zakdoekjes, kunnen krassen veroorzaken op
de computer.
OPMERKING: als u de bovenkant van de computer schoonmaakt, veegt u in een cirkelbeweging
om vuil en stofdeeltjes te verwijderen.
Touchpad en toetsenbord schoonmaken
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat er nooit vloeistoffen tussen de toetsen van het toetsenbord
terechtkomen, zelfs niet tijdens het reinigen van de computer. Hierdoor kunnen interne componenten
blijvend beschadigd raken.
Als u het touchpad en het toetsenbord wilt schoonmaken en desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of een antistatische doek zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. U kunt ook een kiemdodend
wegwerpdoekje gebruiken.
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen, en om stof, pluisjes en vuildeeltjes van het toetsenbord te verwijderen.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord schoon te maken. Zo beperkt
u het risico van een elektrische schok en schade aan de interne onderdelen. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
68 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Op reis met de computer of de computer transporteren
Hieronder leest u een aantal tips om de computer te beschermen als u deze wilt meenemen op reis
of wilt transporteren.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van al uw gegevens en sla deze op een externe schijfeenheid op.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel deze vervolgens los.
Controleer of er geen medium meer in zit voordat u een schijfeenheid uit de schijfruimte
verwijdert.
VOORZICHTIG: voer deze handeling uit voordat u een schijfeenheid transporteert,
opslaat of ermee op reis gaat. Op deze manier beperkt u het risico van schade aan de
computer of een schijfeenheid, en het risico van gegevensverlies.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw ruimbagage.
VOORZICHTIG: stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, houd dan de mededelingen in de gaten die
u vertellen wanneer u de computer mag gebruiken en wanneer niet. Elke maatschappij heeft
eigen regels voor het gebruik van computers tijdens een vlucht.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Transporteer de computer of een schijfeenheid altijd in goed beschermend
verpakkingsmateriaal. Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als op de computer een draadloos apparaat is geïnstalleerd, is het gebruik van dit apparaat in
sommige omgevingen mogelijk aan voorwaarden gebonden. Dit kan het geval zijn aan boord
van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u
niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste
vooraf toestemming vragen voordat u de computer gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. Netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
Op reis met de computer of de computer transporteren 69
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
70 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaardbeveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het
besturingssysteem Windows, applicaties van HP en Setup Utility (BIOS), dat geen deel uitmaakt van
Windows, kunnen de computer beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en
andere typen schadelijke code.
BELANGRIJK: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde beveiligingsvoorzieningen
beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Gebruik van de computer door onbevoegden
Opstartwachtwoord
Vingerafdruklezer
Computervirussen Antivirussoftware
Ongeoorloofde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Setup Utility
(BIOS) en overige systeemidentificatiegegevens
Beheerderswachtwoord
Huidige of toekomstige bedreigingen van de computer Software-updates
Ongeoorloofde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Gebruikerswachtwoord
Ongeoorloofd meenemen van de computer Beveiligingskabelslot
Beveiligingssoftware zoeken
HP Security Assistant (alleen bepaalde modellen) vormt een startpunt voor snelle toegang tot een
reeks beveiligingsapplicaties die naar taak zijn georganiseerd. In plaats van elke applicatie op te
zoeken via het menu Start en het Configuratiescherm, geeft HP Security Assistant u toegang tot
applicaties voor de volgende beveiligingstaken:
internet- en antivirusbeveiliging instellen;
een back-up maken van bestanden en deze terugzetten;
wachtwoorden, gebruikersaccounts en ouderlijk toezicht beheren;
de computer onderhouden en de meest recente updates van HP en Windows installeren;
de vingerafdruklezer instellen (alleen bepaalde modellen).
Beveiligingssoftware zoeken 71
Als u HP Security Assistant wilt openen, selecteert u Start > Alle programma's > Beveiliging en
bescherming > HP Security Assistant.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om de gegevens op uw computer te beschermen en
online transacties te beveiligen. Er kunnen verschillende types wachtwoorden worden ingesteld. Toen
u bijvoorbeeld de computer voor het eerst ging gebruiken, werd u verzocht een
gebruikerswachtwoord in te stellen ter beveiliging van de computer. Aanvullende wachtwoorden
kunnen worden ingesteld in Windows of in Setup Utility (BIOS) van HP, dat geen deel uitmaakt van
Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
Wellicht vindt u het handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Als u het risico wilt beperken dat u geen toegang meer heeft tot bepaalde voorzieningen van de
computer, moet elk wachtwoord worden vastgelegd en op een veilige plaats worden bewaard.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de voorschriften die worden gesteld door het
programma.
Wijzig uw wachtwoorden minstens één keer per drie maanden.
Een ideaal wachtwoord is lang en bestaat uit letters, leestekens, symbolen en cijfers.
Voordat u de computer verzendt voor reparatie, maakt u een back-up van uw bestanden.
Verwijder daarna vertrouwelijke bestanden en alle wachtwoordinstellingen.
Voor aanvullende informatie over Windows-wachtwoorden, zoals wachtwoorden voor
schermbeveiliging, selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. U
kunt de computer ook zo instellen dat er een
gebruikerswachtwoord moet worden ingevoerd om de slaap-
of hibernationstand te beëindigen. Raadpleeg
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
op pagina 46 voor meer informatie.
Beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer op
beheerdersniveau.
OPMERKING: met dit wachtwoord krijgt u geen toegang
tot de inhoud van Setup Utility (BIOS).
72 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord
Dit wachtwoord moet worden opgegeven om toegang te
krijgen tot Setup Utility (BIOS).
Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) niet openen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: dit beheerderswachtwoord is niet hetzelfde
als een beheerderswachtwoord dat is ingesteld in Windows.
Een beheerderswachtwoord wordt niet weergegeven als het
wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: als u het opstartwachtwoord opgeeft bij de
eerste wachtwoordcontrole, voordat het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de Esc-toets voor menu
Opstarten) verschijnt, moet u het beheerderswachtwoord
opgeven om toegang te krijgen tot Setup Utility (BIOS).
Opstartwachtwoord
Dit wachtwoord moet worden opgegeven wanneer u de
computer inschakelt of opnieuw opstart of wanneer u de
hibernationstand beëindigt.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de
computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten
en kunt u de slaapstand niet meer beëindigen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerderswachtwoord of een opstartwachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te verwijderen in Setup Utility (BIOS):
1. Open Setup Utility (BIOS) door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op
esc terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu
Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de pijltoetsen en volg de instructies op het scherm. Wanneer het menu Startup
(Opstarten) verschijnt, drukt u op f10.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) en volg de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Vingerafdruklezer gebruiken
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Als u de
vingerafdruklezer wilt gebruiken, moet u op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
instellen, en vervolgens met de HP SimplePass-software één of meer vingerafdrukken registreren.
Vingerafdruklezer gebruiken 73
Raadpleeg Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de locatie van de vingerafdruklezer
op de computer.
HP SimplePass gebruiken
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich bij de computer en bij met wachtwoorden
beveiligde websites moet aanmelden. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
U bij Windows aan te melden;
Toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
Een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en een
wachtwoord nodig heeft;
Op de computer beveiligde accounts voor meerdere gebruikers in te stellen.
Raadpleeg de Help-functie van de software voor meer informatie over HP SimplePass.
Vingerafdrukken vastleggen
Ga als volgt te werk om met HP SimplePass één of meer vingerafdrukken te registreren:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Beveiliging en bescherming > HP SimplePass.
2. Heeft u de vingerafdruksensor gevonden? Klik op Ja.
3. Bent u klaar voor registratie? Klik op Ja.
4. Selecteer een vinger.
5. Windows-wachtwoord maken. Voer uw wachtwoord in en bevestig het.
6. Beweeg uw vinger drie keer over de lezer. Als de registratie is gelukt, wordt er boven de vinger
een groene cirkel weergegeven. Zo niet, dan verschijnt er een waarschuwingsmelding.
7. Selecteer een andere vinger of klik op > om door te gaan.
8. Klik op Nu registreren of Later registreren.
Herhaal deze stappen voor alle andere gebruikers.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd, om u aan te melden bij
Windows.
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
blootgesteld aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Als u de computer wilt
beschermen, kan er op de computer vooraf internetbeveiligingssoftware zijn geïnstalleerd met
74 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
antivirus- en firewallvoorzieningen. Deze software wordt dan aangeboden als proefversie. Het is
noodzakelijk om beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt
tegen pas ontdekte virussen en andere veiligheidsrisico's. Wij raden u dringend aan de
proefaanbieding te upgraden of de door u gewenste software aan te schaffen om de computer
volledig te beveiligen.
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen programma's, hulpprogramma's of het besturingssysteem buiten werking
stellen of de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden
opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Voor meer informatie over computervirussen typt u virus in het vak Zoeken van Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan software zijn die u op de computer en/of het netwerk installeert, of een combinatie van
hardware en software.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
Software van HP, Microsoft Windows en derden die op de computer is geïnstalleerd, moet periodiek
worden bijgewerkt om veiligheidsproblemen op te lossen en de prestaties van de software te
verbeteren. Raadpleeg
Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren op pagina 68 voor
meer informatie.
Windows-beveiligingsupdates installeren
Sinds de computer de fabriek heeft verlaten, zijn er mogelijk updates beschikbaar gekomen voor het
besturingssysteem en andere software. Microsoft verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële
updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de
computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
Software-updates installeren 75
U zorgt als volgt dat alle beschikbare updates worden geïnstalleerd op de computer:
Voer Windows Update uit zodra u de computer heeft geïnstalleerd. Selecteer Start > Alle
programma's > Windows Update.
Voer Windows Update daarna maandelijks uit.
Zodra er updates van Windows en andere Microsoft-programma's zijn uitgegeven, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
Software-updates van HP en derden installeren
Het verdient aanbeveling periodiek een update uit te voeren van de software en stuurprogramma's
die oorspronkelijk op de computer waren geïnstalleerd. Voor het downloaden van de laatste versies
gaat u naar
http://www.hp.com/support. Hier kunt u zich ook aanmelden voor het ontvangen van
automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Als u software van derden heeft geïnstalleerd na de aanschaf van de computer, voert u periodiek een
update van die software uit. Softwarebedrijven voorzien in software-updates van hun producten om
veiligheidsproblemen op te lossen en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het installeren van een draadloos netwerk altijd de veiligheidsvoorzieningen in.
Raadpleeg
Draadloos netwerk beveiligen op pagina 21 voor meer informatie.
Back-up maken van applicaties en gegevens
Maak periodiek een back-up van uw applicaties en gegevens om te voorkomen dat ze definitief
verloren gaan of beschadigd raken door een virusaanval of niet-werkende software of hardware.
Raadpleeg
Back-up maken en gegevens herstellen op pagina 81 voor meer informatie.
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken
Van een beveiligingskabelslot, dat afzonderlijk moet worden aangeschaft, moet op de eerste plaats
een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. Beveiligingskabelsloten vormen slechts één onderdeel van
een volledige beveiligingsoplossing die moet worden geïmplementeerd om de kans op diefstal te
minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats
van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg het beveiligingskabelslot om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
76 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken 77
10 Setup Utility (BIOS) en
Systeemdiagnose gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geïnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
U start Setup Utility (BIOS) als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder in het scherm
wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om Setup Utility (BIOS) te openen.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) wordt onder in het scherm weergegeven.
OPMERKING: wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden, die
SoftPaqs worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
78 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu).
3. Als u Setup Utility (BIOS) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, selecteert u met de
pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Discarding Changes (Afsluiten en wijzigingen niet opslaan).
Druk vervolgens op enter.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de hibernationstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Onderhoud.
2. Volg de instructies op het scherm om de computer te selecteren en de BIOS-update te zoeken
die u wilt downloaden.
3. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Open Windows Verkenner door Start > Computer te selecteren.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk
Lokaal station (C:).
BIOS-update uitvoeren 79
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
Systeemdiagnose gebruiken
Met Systeemdiagnose kunt u diagnostische tests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer correct functioneert.
U start Systeemdiagnose als volgt:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
80 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
11 Back-up maken en gegevens herstellen
De computer is voorzien van hulpmiddelen (zowel van het besturingssysteem als van HP) die u
helpen om uw gegevens te beschermen en indien nodig te herstellen.
Back-up maken
1. Gebruik HP Recovery Manager om meteen een set herstelschijven te maken nadat u de
computer heeft ingesteld.
2. Maak systeemherstelpunten terwijl u hardware en softwareprogramma's toevoegt.
3. Maak regelmatig een back-up van uw systeem en bestanden als u vaak foto's, video's, muziek
en andere persoonlijke bestanden toevoegt.
Herstelmedia maken voor het herstellen van het originele systeem
Wij raden u aan om met HP Recovery Manager een set herstelschijven of een herstel-flashdrive te
maken zodra u de computer heeft geïnstalleerd. U heeft deze herstelschijven of herstel-flashdrive
nodig om het systeem te herstellen als de vaste schijf onverhoopt beschadigd raakt. Met een
systeemherstelactie wordt het originele besturingssysteem opnieuw geïnstalleerd, waarna de
instellingen van standaardprogramma's worden geconfigureerd.
Wat u moet weten
U kunt slechts één set herstelmedia maken. Wees voorzichtig met deze herstelmedia en bewaar
ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt hoeveel opslagcapaciteit er voor de
flashdrive nodig is of hoeveel lege dvd-schrijven er nodig zijn.
Gebruik dvd-r-, dvd+r-, dvd-r dl- of dvd+r dl-schijven, of een flashdrive. Gebruik geen lees/schrijf-
schijven zoals cd±rw, dvd±rw, dubbellaags dvd±rw en bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven);
deze zijn niet compatibel met de HP Recovery Manager-software.
Als de computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u een optionele externe
optischeschijfeenheid (afzonderlijk aan te schaffen) gebruiken om herstelschijven te maken. U
kunt ook herstelschijven voor de computer aanschaffen via de website van HP. Als u
gebruikmaakt van een externe optischeschijfeenheid, moet deze worden aangesloten op een
USB-poort van de computer, niet op een USB-poort van een ander extern apparaat, zoals een
USB-hub.
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
Back-up maken 81
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het maken niet.
Bewaar de herstelmedia op een veilige plek uit de buurt van de computer.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstelmedia.
De volgende keer dat u HP Recovery Manager opent, wordt u verzocht door te gaan met het
proces.
Herstelmedia maken
1. Selecteer Start en typ recovery (herstel) in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager in de
lijst. Als u hierom wordt gevraagd, geeft u aan dat u wilt doorgaan.
2. Klik op Recovery Media Creation (Herstelmedia maken).
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Raadpleeg
Originele systeem herstellen met HP Recovery Manager op pagina 85 voor meer
informatie over het herstellen van het systeem.
Systeemherstelpunten maken;
Een systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf dat op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een herstelpunt bevat gegevens, zoals
registerinstellingen, die door Windows worden gebruikt. Door een eerdere toestand van het systeem
te herstellen kunt u wijzigingen die zijn aangebracht vanaf het moment dat het herstelpunt werd
gemaakt, terugdraaien.
Als u een eerdere toestand van het systeem herstelt, heeft dat geen invloed op gegevensbestanden
die zijn opgeslagen of e-mailberichten die zijn gemaakt sinds het laatste herstelpunt. Wel heeft dit
invloed op door u geïnstalleerde software.
Als u bijvoorbeeld een foto van een digitale camera downloadt en vervolgens de computer in de
toestand van de vorige dag herstelt, blijft de foto op de computer staan.
Als u echter fotobeheersoftware installeert en vervolgens de computer herstelt in de toestand waarin
deze de vorige dag verkeerde, wordt de software verwijderd en kunt u deze niet gebruiken.
Wat u moet weten
Als u het systeem heeft hersteld naar een herstelpunt en van gedachten verandert, kunt u de
herstelactie ongedaan maken.
Maak een systeemherstelpunt:
voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt;
op gezette tijden, als de computer normaal functioneert.
Windows Systeemherstel slaat ook extra kopieën op van bestanden die sinds het laatst
gemaakte herstelpunt zijn gewijzigd. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie
over het gebruik van extra kopieën.
82 Hoofdstuk 11 Back-up maken en gegevens herstellen
Systeemherstelpunt maken
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Maken en volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg
Eerder systeemherstelpunt herstellen op pagina 85 voor meer informatie over het
herstellen van het systeem.
Back-up maken van het systeem en uw persoonlijke gegevens
Op de computer bevinden zich belangrijke gegevens, zoals bestanden, e-mails en foto's. U wilt deze
gegevens uiteraard bewaren, zelfs als u per ongeluk een virus downloadt of het systeem niet meer
goed werkt. Hoe volledig u uw bestanden kunt herstellen, is afhankelijk van het moment waarop u
voor het laatst een back-up heeft gemaakt. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt,
blijf dan periodiek back-ups maken.
Tips voor het maken van een back-up
Nummer elke back-upschijf voordat u deze in de optischeschijfeenheid plaatst.
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheken Documenten, Muziek, Afbeeldingen en Video's
en maak hiervan regelmatig een back-up.
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermafdruk
van de instellingen te maken. Een schermafdruk kan veel tijd besparen als u uw voorkeuren
opnieuw moet instellen.
Ga als volgt te werk om een schermafdruk te maken:
1. Geef het scherm weer dat u wilt opslaan.
2. Kopieer het scherm:
Als u alleen het actieve venster wilt kopiëren, drukt u op alt+prt sc.
Als u het volledige scherm wilt kopiëren, drukt u op prt sc.
3. Open een tekstverwerkingsdocument of een grafisch bewerkingsprogramma en selecteer
Bewerken > Plakken. De schermafdruk wordt toegevoegd aan het document.
4. Sla het document op en druk het af.
Wat u moet weten
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een
flashdrive of op schijven.
Sluit de computer tijdens het maken van een back-up aan op een netvoedingsbron.
Neem voldoende tijd om het back-upproces te voltooien. Afhankelijk van de grootte van de
bestanden kan dit meer dan een uur in beslag nemen.
Back-up maken 83
Controleer de hoeveelheid vrije ruimte op het back-upapparaat voordat u het back-upproces
start.
Wanneer maakt u een back-up?
Voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt;
Voordat de computer wordt gerepareerd of hersteld;
Op gezette tijden, om er zeker van te zijn dat u over recente kopieën van uw persoonlijke
gegevens beschikt;
Na het toevoegen van veel bestanden, bijvoorbeeld als u video's van een verjaardag heeft
opgeslagen;
Voordat u antivirussoftware gebruikt voor het verwijderen van een kwaadaardig
programma;
Na het toevoegen van gegevens die moeilijk te vervangen zijn, zoals afbeeldingen, video's,
muziek, projectbestanden of gegevensrecords.
Een back-up maken met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van Windows
Met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van Windows kunt u een back-up maken van uw
bestanden. U kunt het back-upniveau (van individuele mappen tot volledige schijven) zelf selecteren.
Om ruimte te besparen, worden de back-ups gecomprimeerd. Ga als volgt te werk om een back-up te
maken:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up en Herstellen.
2. Volg de instructies op het scherm om een back-up te plannen en te maken.
OPMERKING: Windows biedt de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Raadpleeg Individuele bestanden herstellen met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van
Windows op pagina 85 voor meer informatie over het herstellen van het systeem.
84 Hoofdstuk 11 Back-up maken en gegevens herstellen
Herstellen en terugzetten
Eerder systeemherstelpunt herstellen
Het kan voorkomen dat de computer of Windows zich na het installeren van nieuwe software
onvoorspelbaar gedraagt. Meestal kunt u dit probleem oplossen door de software te verwijderen. Als
de problemen zich na het verwijderen van de software echter blijven voordoen, kunt u de computer
terugzetten naar een eerder systeemherstelpunt (op een eerdere datum en tijd gemaakt).
Ga als volgt te werk om het systeem terug te zetten naar een eerder systeemherstelpunt waarop de
computer optimaal werkte:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Systeemherstel en volg de instructies op het scherm.
Individuele bestanden herstellen
Als bestanden per ongeluk van de vaste schijf worden verwijderd en niet meer terug kunnen worden
gehaald uit de Prullenbak, of als bestanden beschadigd raken, is de functionaliteit voor het herstellen
van individuele bestanden bijzonder handig. De mogelijkheid om individuele bestanden te herstellen
komt ook van pas als u er ooit voor zou kiezen om het originele systeem te herstellen met HP
Recovery Manager. U kunt alleen individuele bestanden herstellen waarvan u eerder een back-up
heeft gemaakt.
Individuele bestanden herstellen met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van
Windows
Met het hulpprogramma Back-up en Herstellen van Windows kunt u bestanden herstellen waarvan
een back-up is gemaakt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up en Herstellen.
2. Volg de instructies op het scherm om de gewenste bestanden uit de back-up te herstellen.
OPMERKING: Windows biedt de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Originele systeem herstellen met HP Recovery Manager
Met HP Recovery Manager herstelt u de computer door deze terug te zetten in de oorspronkelijke
fabriekstoestand.
Herstellen en terugzetten 85
Wat u moet weten
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geïnstalleerd. In het geval van
software die niet bij de computer is geleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de schijf die u bij aankoop heeft
ontvangen.
Een systeemherstelactie moet worden gebruikt als laatste redmiddel om computerproblemen op
te lossen. Probeer het systeem eerst te herstellen via herstelpunten (zie
Eerder
systeemherstelpunt herstellen op pagina 85) en gedeeltelijke herstelacties (zie Individuele
bestanden herstellen op pagina 85). Pas als dit niet lukt, voert u HP Recovery Manager uit.
Een systeemherstelactie moet worden uitgevoerd als de vaste schijf van de computer niet meer
werkt of als alle pogingen om problemen met computerfuncties op te lossen, zijn mislukt.
Als uw herstelmedia niet werken, kunt u herstelschijven voor uw systeem aanschaffen op de
website van HP.
De optie Minimized Image Recovery (Minimaal systeemherstel) wordt alleen aanbevolen voor
ervaren gebruikers. Alle hardwaregerelateerde stuurprogramma's en software worden opnieuw
geïnstalleerd, andere softwareapplicaties echter niet. Onderbreek het proces niet tot het voltooid
is. Doet u dit toch, dan mislukt het herstellen.
Herstellen met behulp van de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen)
Met de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u het systeem herstellen zonder dat u
herstelschijven of een herstel-flashdrive nodig heeft. Dit type herstelactie kan alleen worden gebruikt
als de vaste schijf nog werkt.
Als u wilt controleren of er een herstelpartitie beschikbaar is, selecteert u Start en klikt u met de
rechtermuisknop op Computer. Selecteer vervolgens Beheren > Schijfbeheer. Als er een
herstelpartitie aanwezig is, wordt er in het venster een herstelschijfeenheid vermeld.
OPMERKING: als de computer geen herstelpartitie heeft, zijn er herstelschijven meegeleverd.
1. Ga als volgt te werk om HP Recovery Manager te openen:
Selecteer Start en typ re covery (herstel) in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager
in de lijst.
– of –
Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press
the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) onder in het
scherm wordt weergegeven. Druk vervolgens op f11 terwijl "F11 (System Recovery)" (F11
Systeemherstel) op het scherm wordt weergegeven.
2. Klik op Systeemherstel in het venster HP Recovery Manager.
3. Volg de instructies op het scherm.
86 Hoofdstuk 11 Back-up maken en gegevens herstellen
Herstellen met behulp van herstelmedia
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste herstelschijf in de optischeschijfeenheid van de computer of in een optionele
externe optischeschijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de herstel-flashdrive in een USB-poort van de computer en start de computer opnieuw
op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
moet de opstartvolgorde van de computer worden gewijzigd. Raadpleeg
Opstartvolgorde van de
computer wijzigen op pagina 87.
3. Druk op f9 tijdens het opstarten van het systeem.
4. Selecteer de optischeschijfeenheid of de flashdrive.
5. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Ga als volgt te werk om de opstartvolgorde voor herstelschijven te wijzigen:
1. Start de computer opnieuw op.
2. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
3. Selecteer Interne cd/dvd-rom-drive in het venster met opstartopties.
Ga als volgt te werk om de opstartvolgorde voor een herstel-flashdrive te wijzigen:
1. Plaats de flashdrive in een USB-poort.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk op esc terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor opstartopties.
4. Selecteer de flashdrive in het venster met opstartopties.
Herstellen en terugzetten 87
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Netspanning en
werkstroom verschillen per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V gelijkstroom bij 3,5 A - 65 W
19,5 V DC bij 3,33 A – 65 W
19 V gelijkstroom bij 4,74 A - 90 W
19,5 V DC bij 4,62 A – 90 W
Gelijkstroomstekker van externe HP
voeding
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
88 Hoofdstuk 12 Specificaties
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Omgevingsvereisten 89
13 Problemen oplossen en ondersteuning
90 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
Problemen oplossen
Problemen met schijfeenheid
Ga als volgt te werk als de lade niet normaal opengaat:
1. Steek het uiteinde van een paperclip in de ontgrendelingsopening (1) in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen, en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Problemen met de draadloze verbinding
Mogelijke oorzaken van problemen met de draadloze verbinding zijn:
Het apparaat voor draadloze communicatie is niet ingeschakeld.
Het apparaat voor draadloze communicatie is niet correct geïnstalleerd of niet ingeschakeld.
De signalen van het apparaat voor draadloze communicatie worden verstoord door andere
apparaten.
Er is een storing opgetreden in het apparaat voor draadloze communicatie of in de router.
Problemen oplossen 91
OPMERKING: een apparaat voor draadloze communicatie wordt slechts bij bepaalde
computermodellen meegeleverd. Als draadloos netwerken niet voorkomt in de lijst met voorzieningen
op de oorspronkelijke computerverpakking, kunt u de computer van deze mogelijkheid voorzien door
een apparaat voor draadloze communicatie aan te schaffen.
Kan geen verbinding maken met WLAN
Als het niet lukt om verbinding te maken met een WLAN, controleert u of het geïntegreerde WLAN-
apparaat is ingeschakeld en correct op de computer is geïnstalleerd.
1. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is of oranje brandt, drukt u op de knop of toets
voor draadloze communicatie om het apparaat voor draadloze communicatie in te schakelen.
2. Probeer vervolgens om opnieuw verbinding te maken met het WLAN.
Volg onderstaande stappen als u nog steeds geen verbinding met het WLAN kunt maken.
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2. Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
3. Klik op de pijl naast Netwerkadapters om de lijst uit te vouwen, zodat alle netwerkadapters
worden weergegeven.
4. Zoek het WLAN-apparaat in de lijst met netwerkadapters. De vermelding van een WLAN-
apparaat bevat de term draadloos, draadloos LAN, WLAN of 802.11.
Als er geen WLAN-apparaat wordt weergegeven, is de computer niet voorzien van een
geïntegreerd WLAN-apparaat of is het stuurprogramma voor het WLAN-apparaat niet correct
geïnstalleerd.
Raadpleeg de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning voor meer informatie over het
oplossen van problemen met WLAN's.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk
Mogelijk kunt u geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk omdat het een beveiligd WLAN
betreft. U moet over de beveiligingscode beschikken om met dit type WLAN een verbinding te kunnen
maken. Zie het volgende gedeelte voor meer informatie.
Als het invoeren van een beveiligingscode niet het probleem is, heeft u wellicht te maken met een
beschadigde WLAN-verbinding. Vaak kan Windows een beschadigde WLAN-verbinding automatisch
herstellen.
Als zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk een netwerkpictogram bevindt,
klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram. Klik vervolgens op Problemen oplossen.
Windows schakelt het apparaat voor draadloze communicatie uit en weer aan, en probeert
daarna opnieuw verbinding te maken met een van de voorkeursnetwerken.
Als zich in het systeemvak geen netwerkstatuspictogram bevindt, gaat u als volgt te werk:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik op Problemen oplossen en selecteer het netwerk dat u wilt herstellen.
92 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
Huidige netwerkbeveiligingscodes niet beschikbaar
Als er wordt gevraagd om een beveiligingscode (of netwerksleutel) of om een naam (SSID) wanneer
u verbinding maakt met een draadloos netwerk, is het netwerk beveiligd. Als u verbinding wilt maken
met een beveiligd netwerk, moet u over de juiste codes beschikken. De SSID en de beveiligingscode
zijn alfanumerieke identificatiecodes die u op de computer invoert, zodat deze in het netwerk kan
worden herkend.
Als u verbinding maakt met het netwerk via uw persoonlijke draadloze router, raadpleegt u de
gebruikershandleiding bij de router voor instructies over het instellen van dezelfde codes op
zowel de router als het WLAN-apparaat.
Als u toegang wilt krijgen tot een particulier netwerk, zoals een netwerk in een kantoor of in een
openbare internetruimte, neemt u voor de juiste codes contact op met de netwerkbeheerder.
Voer deze codes in wanneer hierom wordt gevraagd.
Ter verbetering van de beveiliging worden bij sommige netwerken de SSID's of netwerksleutels
die op de routers of toegangspunten worden gebruikt, regelmatig gewijzigd. Doet zich dit voor,
dan moet u de corresponderende codes op de computer dienovereenkomstig wijzigen.
Als u voor een netwerk nieuwe sleutels en een nieuwe SSID heeft ontvangen en u eerder verbonden
bent geweest met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Draadloze netwerken beheren.
Er wordt een lijst weergegeven met beschikbare draadloze netwerken. Als u zich op een hotspot
bevindt met meerdere actieve draadloze netwerken, krijgt u meerdere netwerken te zien.
3. Selecteer het gewenste netwerk in de lijst, klik met de rechtermuisknop op het netwerk en klik
vervolgens op Eigenschappen.
OPMERKING: als het gewenste netwerk niet in de lijst voorkomt, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder om na te gaan of de router of het toegangspunt wel werkt.
4. Klik op het tabblad Beveiliging en voer de correcte versleutelingsgegevens voor draadloze
communicatie in het vak Netwerkbeveiligingssleutel in.
5. Klik op OK om deze instellingen op te slaan.
WLAN-verbinding is zeer zwak
Als de verbinding zeer zwak is, of als de computer geen verbinding met een WLAN kan maken, kunt
u de interferentie (storende signalen) van andere apparatuur als volgt minimaliseren:
Plaats uw computer dichter bij de draadloze router of het toegangspunt.
Schakel apparaten als magnetrons en draadloze of mobiele telefoons tijdelijk uit, om na te gaan
of het zwakke signaal wordt veroorzaakt door interferentie van andere draadloze apparaten.
Problemen oplossen 93
Als de verbinding niet verbetert, kunt u proberen om alle verbindingswaarden op het apparaat
opnieuw in te stellen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Draadloze netwerken beheren.
Er wordt een lijst weergegeven met beschikbare draadloze netwerken. Als u zich op een hotspot
bevindt met meerdere actieve draadloze netwerken, krijgt u meerdere netwerken te zien.
3. Klik op een netwerk en vervolgens op Verwijderen.
Kan geen verbinding maken met de draadloze router
Als u tevergeefs verbinding probeert te maken met de draadloze router, reset u de draadloze router
door deze gedurende 10 tot 15 seconden uit te zetten.
Als de computer nog steeds geen verbinding maakt met het WLAN, start u de draadloze router
opnieuw op. Raadpleeg de instructies van de routerfabrikant voor meer informatie.
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven
Als het netwerkstatuspictogram niet wordt weergegeven in het systeemvak nadat u het WLAN heeft
geconfigureerd, betekent dit dat het softwarestuurprogramma ontbreekt of beschadigd is. Mogelijk
wordt er door Windows ook een foutbericht weergegeven dat het apparaat niet is gevonden.
Installeer het stuurprogramma opnieuw.
Download de nieuwste versie van de software en stuurprogramma's voor het WLAN-apparaat voor
uw computer van de website van HP op
http://www.hp.com. als u het WLAN-apparaat dat u gebruikt,
afzonderlijk heeft aangeschaft, raadpleegt u de website van de fabrikant voor de nieuwste software.
Ga als volgt te werk om de nieuwste versie van de software voor het WLAN-apparaat voor uw
computer op te halen:
1. Open een internetbrowser en ga naar
http://www.hp.com/support.
2. Selecteer uw land of regio.
3. Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma's, en typ het nummer
van uw computermodel in het zoekvak.
4. Druk op enter en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u het WLAN-apparaat dat u gebruikt, afzonderlijk heeft aangeschaft, raadpleegt
u de website van de fabrikant voor de nieuwste software.
Problemen met audio
Ga als volgt te werk om de audiofuncties van de computer te controleren:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer
onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en klik op de knop Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
94 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
Ga als volgt te werk om de opnamefuncties van de computer te controleren:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het geluid af.
Als u de audio-instellingen van de computer wilt bevestigen of wijzigen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
Problemen met energiebeheer
Mogelijke oorzaken van problemen met energiebeheer zijn:
lage acculading;
problemen met de netvoedingsadapter.
Problemen met lage acculading verhelpen
Problemen met lage acculading verhelpen als er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een netvoedingsadapter aan.
Sluit een optioneel dockingapparaat aan.
Sluit een optionele netvoedingsadapter aan die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Problemen met lage acculading verhelpen als er geen voedingsbron beschikbaar is
Activeer de hibernationstand.
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Problemen met lage acculading verhelpen als de hibernationstand niet kan worden beëindigd
Ga als volgt te werk als de computer niet voldoende acculading heeft om de hibernationstand te
beëindigen:
1. Vervang de lege vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de netvoedingsadapter aan
op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Als u de hibernationstand wilt beëindigen, drukt u op de aan/uit-knop.
Problemen met een netvoedingsadapter oplossen
Test de netvoedingsadapter als de computer één of meer van de volgende symptomen vertoont
terwijl deze is aangesloten op een netvoedingsbron:
De computer kan niet worden ingeschakeld.
Het beeldscherm blijft leeg.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Problemen oplossen 95
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in een
stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, controleert u of de netvoedingsadapter op de juiste wijze
is aangesloten op de computer en op het stopcontact.
Als de netvoedingsadapter op de juiste wijze is aangesloten maar de aan/uit-lampjes toch
uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de klantenondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
96 Hoofdstuk 13 Problemen oplossen en ondersteuning
Contact opnemen met de klantenondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in Help en ondersteuning geen antwoord geeft op
uw vragen, kunt u contact opnemen met de klantenondersteuning. Voor productondersteuning in de
VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde productondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
Online chatten met een technicus van HP.
OPMERKING: Chatsessies met ondersteuningsspecialisten zijn mogelijk niet in alle talen
beschikbaar. In dat geval vindt de chatsessie in het Engels plaats.
Ondersteuning per e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
een HP servicecentrum opzoeken.
Contact opnemen met de klantenondersteuning 97
14 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt als u over tapijt loopt en vervolgens een
metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico
van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen voor het verwijderen of installeren van onderdelen, zorg
dan eerst voor een deugdelijke aarding. Open de behuizing pas nadat de computer is geaard en
losgekoppeld.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg ervoor dat u elektronische onderdelen zo
min mogelijk aanraakt.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Als u met een onderdeel gaat werken, raak dan altijd eerst een ongeverfd metalen deel hiervan
aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaats dit dan in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de klantenondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
98 Hoofdstuk 14 Elektrostatische ontlading
Index
A
Aan/uit-knop, herkennen 12
Aan/uit-knop van het Touchpad
9, 39
Aan/uit-lampjes, herkennen 5, 10
Accu
afvoeren 50
opbergen 49
vervangen 50
voeding besparen 49
Accu, informatie opzoeken 49
Accu, temperatuur 49
Accu-ontgrendeling 15
Accuruimte 15, 17
Accuvoeding 48
Actietoetsen
afspelen, pauzeren,
hervatten 35
draadloze communicatie 36
geluid harder 36
geluid uit 36
geluid zachter 35
helderheid van beeldscherm
verhogen 35
helderheid van beeldscherm
verlagen 35
Help en ondersteuning 35
herkennen 13
oplichten achtergrondverlichting
toetsenbord 35
schakelen tussen
beeldschermen 35
volgende muziekstuk of
hoofdstuk 35
vorige muziekstuk of
hoofdstuk 35
Actietoets voor
achtergrondverlichting
toetsenbord, herkennen 35
Afsluiten 52
Antivirussoftware, gebruiken 75
Audio configureren, voor HDMI
32
Audiofuncties, controleren 29
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
Audio-ingang (microfoon) 7, 26
B
Back-up 81
Back-up maken van software en
gegevens 76
Basinstellingen, hotkey 37
Beats Audio 13, 26, 28, 37
Beats Audio, hotkey 29
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 22
Beschrijfbare media 44
Besparen, accuvoeding 49
Best practices 1
Besturingssysteem
label met Certificaat van
Echtheid van Microsoft 17
productcode 17
Beveiliging, draadloze
communicatie 21
Beveiligingskabel, bevestigen 76
Bevestigen
optionele beveiligingskabel 76
Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel, herkennen 6
BIOS
update downloaden 79
update uitvoeren 78
versie vaststellen 78
Bluetooth, label 17
Bluetooth-apparaat 18, 23
b-toets, herkennen 13, 26
C
Caps lock-lampje, herkennen 10
Certificaat van Echtheid, label 17
Certificeringslabel, apparatuur voor
draadloze communicatie 17
Compartiment voor draadloze
module, herkennen 16
Compartiment voor
geheugenmodule, herkennen
16
Compartiment voor module voor
draadloze communicatie,
herkennen 16
Compartiment voor
optischeschijfeenheid,
herkennen 16
Computer, reizen met 49
Computer schoonmaken 68
Configuratiescherm van Beats
Audio 29
Connector, netvoeding 6
Controleren, audiofuncties 29
CyberLink PowerDVD 32
D
Digitale kaart
plaatsen 56
Digitale media, slot herkennen 4
Draadloos netwerk, beveiligen 76
Draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 22
benodigde apparatuur 21
beveiliging 21
effectief bereik 22
gebruiken 19
openbaar WLAN, verbinding
maken 22
verbinding maken 22
Index 99
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 18
knop 18
Wireless Assistant, software
18
Draadloze communicatie, knop
18
Draadloze communicatie, lampje
10, 18
Draaien, touchpadbeweging 43
E
Elektrostatische ontlading 98
Energiemeter 46
Energiemeter gebruiken 46
Esc-toets, herkennen 13
Externe apparaten 55
Externemonitorpoort 7, 30
Externemonitorpoort, herkennen
27
Externe netvoeding, gebruiken
50
F
Firewallsoftware 75
fn-toets, herkennen 26
Fn-toets, herkennen 13, 37
G
Geheugenmodule
plaatsen 66
vervangen 65
verwijderen 66
Geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 8, 26
Geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 14, 38
Geluid uit, lampje herkennen 10
H
HDMI
audio configureren 32
HDMI-poort, aansluiten 31
HDMI-poort, herkennen 7, 27
Herstellen 85
HP Recovery Manager 85
Herstellen, origineel systeem 85
Herstellen, systeem 85
Herstellen vanaf herstelmedia 87
Herstelmedia 81
Herstelpunten 82
Hibernationstand
activeren 45
beëindigen 45
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 49
High-definition apparaat,
aansluiten 31, 32
Hotkeys
basinstellingen 37
beschrijving 37
gebruiken 37
systeeminformatie
weergeven 37
HP 3D DriveGuard 64
HP Connection Manager,
software 19
HP Recovery Manager 85
Hubs 53
I
In-/uitgangen
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/
Audio-ingang (microfoon) 7,
26
netwerk 7
RJ-45 (netwerk) 7
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 42
Ingangsvermogen 88
Installeren
essentiële
beveiligingsupdates 75
Instellen, WLAN 21
Intel Wireless Display 32
Interne microfoons, herkennen 8,
25
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 74
Internetverbinding instellen 21
K
Kabels
USB 54
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 17
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 17
Knijpen, touchpadbeweging 42
Knoppen
aan/uit 12
Aan/uit-knop van het
Touchpad 9
ejectknop van
optischeschijfeenheid 5
linkerknop van het Touchpad
9, 39
rechterknop van het
Touchpad 9, 39
Kritiek lage acculading 49
L
Labels
Bluetooth 17
Certificaat van Echtheid van
Microsoft 17
certificering, apparatuur voor
draadloze communicatie 17
kennisgevingen 17
service 17
WLAN 17
Lampjes
aan/uit 5, 10
caps lock 10
draadloze communicatie 10
geluid uit 10
netvoedingsadapter 6
optischeschijfeenheid 5
RJ-45-netwerkconnector 7
Touchpad 9, 11, 39
vaste schijf 5
vingerafdruklezer 11
webcam 8, 26
Leesbare media 44
Leuk om te doen 2
Luchthavenbeveiligingsapparatuu
r61
Luidsprekers, herkennen 12, 27
M
Microsoft Certificaat van Echtheid,
label 17
Muis, externe
voorkeuren instellen 33
N
Netvoeding, externe 50
Netvoedingsadapter 6
Netvoedingsconnector,
herkennen 6
100 Index
Netwerkconnector, herkennen 7
Niet-reagerend systeem 52
Num lock-toets, herkennen 14,
38
O
Omgevingsvereisten 89
Onderdelen
beeldscherm 8
bovenkant 9
linkerkant 7
onderkant 15
rechterkant 5
voorkant 4
Onderhoud
schijfdefragmentatie 64
schijfopruiming 64
Onderhoud van de computer 68
Onderpaneel 16
Ondersteunde schijven 81
Ontgrendeling, accu 15
Opbergen, accu 49
Openbaar WLAN, verbinding
maken 22
Opstartvolgorde
wijzigen 87
Optionele externe apparaten,
gebruiken 55
Optische schijf
plaatsen 58
verwijderen 59
Optischeschijfeenheid, ejectknop
herkennen 5
Optischeschijfeenheid,
herkennen 5, 26
Optischeschijfeenheid, lampje
herkennen 5
Origineel systeem, herstellen 85
Originele systeem herstellen
herstelmedia maken 81
P
Poorten
externe monitor 7, 27, 30
HDMI 7, 27, 31
Intel Wireless Display 32
USB 2.0 6, 7, 26
USB 3.0 6, 26
VGA 30
PowerDVD 32
Problemen oplossen:
audiofuncties 94
Problemen oplossen: draadloze
verbinding 91
Problemen oplossen:
energiebeheer 95
Problemen oplossen: lage
acculading 95
Problemen oplossen:
netvoedingsadapter 95
Problemen oplossen:
schijfeenheid 91
Problemen oplossen en
ondersteuning 90
Productcode 17
Productnaam en productnummer,
van computer 17
R
Reizen met de computer 17, 49,
69
RJ-45-
(netwerk)connectorlampjes 7
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 7
S
Schijfdefragmentatie, software 64
Schijfmedia 44
Schijfopruiming, software 64
Schuiven, touchpadbeweging 42
Serienummer, van de computer
17
Servicelabel, van de computer 17
Servicelabels
locatie 17
Setup Utility (BIOS),
wachtwoorden 73
Slaapstand
activeren 45
beëindigen 45
Slots
beveiligingskabel 6
digitale media 4
Snelle veegbeweging op
touchpad 43
Software
CyberLink PowerDVD 32
HP Connection Manager 19
schijfdefragmentatie 64
schijfopruiming 64
Software-updates, installeren 75
Software-updates van HP en
derden, installeren 76
Subwoofer, herkennen 15, 26
Systeemherstel 85
Systeemherstelpunten 82
maken 82
Systeeminformatie, hotkey 37
T
Temperatuur 49
Toetsen
actie 13
b13, 26
esc 13
fn 13, 26
num lock 14
Windows-applicaties 13
Windows-logo 13
Toetsenblok, geïntegreerd
numeriek 14
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 37
Touchpad
gebruiken 39
knoppen 9, 39
Touchpadbewegingen
draaien 43
in-/uitzoomen 42
knijpen 42
schuiven 42
snelle veegbeweging 43
Touchpad lampje 9, 11, 39
Touchpad zone, herkennen 9, 39
Transporteren, computer 69
U
Uitschakelen, computer 52
USB 2.0-poort, herkennen 6, 26
USB 3.0-poort, herkennen 6, 7,
26
USB-apparaten
aansluiten 54
beschrijving 53
verwijderen 54
USB-hubs 53
USB-kabel, aansluiten 54
Index 101
USB-poorten, herkennen 6, 7,
26
V
Vaste schijf
HP 3D DriveGuard 64
Vaste schijf, lampje 5
Vasteschijfruimte, herkennen 16
Ventilatieopeningen, herkennen
7, 15
Verbinding maken met een
WLAN 22
Verwijderde bestanden
herstellen 85
VGA-poort, aansluiten 30
Video 30
Vingerafdrukken, registreren 74
Vingerafdruklezer
gebruiken 73
Vingerafdruklezer, herkennen 12
Vingerafdruklezer, lampje 11
Voeding
accu 48
besparen 49
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 46
Wachtwoorden
Setup Utility (BIOS) 73
Windows 72
Wachtwoorden gebruiken 72
Webcam 28
Webcam, herkennen 8, 25
Webcamlampje, herkennen 8, 25
Windows-applicatietoets,
herkennen 13
Windows Back-up en Herstellen
bestanden herstellen 85
Windows-beveiligingsupdates,
installeren 75
Windows-logotoets, herkennen
13
Windows-wachtwoorden 72
Wireless Assistant, software 18
WLAN, label 17
WLAN-antennes, herkennen 8
WLAN-apparaat 17, 19
102 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112

HP Pavilion m6-1000 Entertainment Notebook PC series Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor