HP 2000-2100 Notebook PC series Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, april 2012
Artikelnummer van document: 679371-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem voor meer informatie of het
aanvragen van een volledige restitutie van
de computer contact op met het plaatselijke
verkooppunt (de verkoper).
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuke dingen om te doen ..................................................................................................................... 1
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 3
Informatie over hardware en software zoeken ..................................................................................... 3
Voorkant ............................................................................................................................................... 3
Rechterkant .......................................................................................................................................... 4
Linkerkant ............................................................................................................................................. 5
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 7
Bovenkant ............................................................................................................................................ 8
Touchpad ............................................................................................................................. 8
Lampjes ............................................................................................................................... 9
Knoppen en luidsprekers ................................................................................................... 10
Toetsen .............................................................................................................................. 11
Onderkant ........................................................................................................................................... 12
Labels ................................................................................................................................................. 13
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 15
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 15
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 15
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 15
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 16
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 16
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 16
WLAN configureren ........................................................................................... 17
Draadloze router configureren .......................................................................... 17
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 17
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 18
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 19
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 19
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 19
4 Geniet van entertainmentvoorzieningen .................................................................................................... 21
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 22
v
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 22
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 22
Hoofdtelefoons aansluiten ................................................................................................. 23
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 23
Geluid controleren ............................................................................................................. 23
Video gebruiken ................................................................................................................................. 23
VGA-monitor of projector aansluiten .................................................................................. 23
HDMI-televisie of monitor aansluiten ................................................................................. 24
Audio-instellingen (met HDMI-televisie) configureren ....................................... 25
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 26
5 Toetsenbord en cursorbesturing gebruiken .............................................................................................. 27
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 27
Toetscombinatie ALT GR gebruiken .................................................................................. 28
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 28
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 29
Touchpad in- of uitschakelen ............................................................................................. 30
Navigeren .......................................................................................................................... 31
Selecteren .......................................................................................................................... 31
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 32
Schuiven ........................................................................................................... 33
Knijpen/zoomen ................................................................................................ 33
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 34
Slaapstand of hibernationstand gebruiken ......................................................................................... 34
Slaapstand activeren en beëindigen .................................................................................. 34
Hibernationstand activeren en beëindigen ........................................................................ 35
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 35
Energiemeter gebruiken ..................................................................................................................... 35
Energiebeheerschema selecteren ...................................................................................................... 36
Accuvoeding ....................................................................................................................................... 36
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen ............................................................. 36
Accu-informatie zoeken ..................................................................................................... 37
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 38
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 38
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................................ 38
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................................. 38
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen ............................................................... 39
Externe voedingsbron ........................................................................................................................ 39
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 39
vi
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 41
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 41
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 41
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 42
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten ............................................ 42
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 43
Optische-schijfeenheden gebruiken ................................................................................................... 44
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 44
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 45
Schijven op het netwerk delen ........................................................................................... 46
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 47
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 47
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................... 47
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................... 48
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 50
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 50
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................... 51
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 53
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 53
Display, zijkanten en deksel schoonmaken ....................................................................... 54
Touchpad en toetsenbord reinigen .................................................................................... 54
Reizen met of transporteren van computer ........................................................................................ 54
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 56
Beveiligingssoftware zoeken .............................................................................................................. 56
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 56
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 57
Wachtwoorden instellen in Setup Utility (BIOS) ................................................................. 58
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 58
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 59
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 59
Software-updates installeren .............................................................................................................. 59
Beveiligingsupdates van Windows installeren ................................................................... 59
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 60
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 60
Back-up maken van software-applicaties en gegevens ..................................................................... 60
Optionele beveiligingskabel gebruiken ............................................................................................... 60
vii
10 Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken .......................................................................... 62
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 62
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 62
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 62
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 63
System Diagnostics gebruiken ........................................................................................................... 64
11 Back-ups maken van bestanden en bestanden herstellen ..................................................................... 65
Back-up maken .................................................................................................................................. 65
Herstelmedia maken om origineel systeem te herstellen .................................................. 65
Wat u moet onthouden ...................................................................................... 65
Herstelmedia maken ......................................................................... 66
Systeemherstelpunten maken ........................................................................................... 66
Wat u moet onthouden ...................................................................................... 66
Systeemherstelpunt maken ............................................................................... 66
Back-up maken van systeemgegevens en persoonlijke gegevens ................................... 67
Tips voor het maken van goede back-ups ........................................................ 67
Wat u moet onthouden ...................................................................................... 67
Back-up maken met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van
Windows ............................................................................................................ 68
Herstellen ........................................................................................................................................... 68
Eerder systeemherstelpunt terugzetten ............................................................................. 68
Specifieke bestanden herstellen ........................................................................................ 69
Specifieke bestanden herstellen met HP Recovery Manager ........................... 69
Specifieke bestanden herstellen met Back-up en terugzetten van Windows .... 69
Origineel systeem herstellen met HP Recovery Manager ................................................. 69
Wat u moet onthouden ...................................................................................... 69
Herstellen met behulp van HP herstelpartitie .................................................... 70
Herstellen met behulp van de herstelmedia ...................................................... 70
Opstartvolgorde van computer wijzigen ........................................... 71
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 72
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 72
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 72
13 Probleemoplossing en ondersteuning ..................................................................................................... 74
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 74
Problemen met schijfeenheid ............................................................................................ 74
Problemen met draadloze verbinding ................................................................................ 75
Kan geen verbinding maken met WLAN ........................................................... 75
viii
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk .................................. 75
Huidige netwerkbeveiligingscodes niet beschikbaar ......................................... 76
WLAN-verbinding is erg zwak ........................................................................... 77
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ...................................... 77
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven ............................................ 77
Problemen met audiofuncties ............................................................................................ 78
Problemen met energiebeheer .......................................................................................... 78
Lage acculading verhelpen ............................................................................... 78
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 78
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 78
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de
hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 78
Problemen met netvoedingsadapter oplossen .................................................. 79
Contact opnemen met de klantenondersteuning ................................................................................ 80
14 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 81
Index ................................................................................................................................................................... 82
ix
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat ontworpen is om uw werk en plezier met de computer
te verbeteren. Om het beste uit de computer te halen, leest u dit hoofdstuk over de beste praktijken
na de installatie, over leuke dingen die u met de computer kunt doen, en over waar u meer
hulpmiddelen van HP kunt vinden.
Beste praktijken
Om uw slimme investering te beschermen, raden wij u aan nadat u de computer gebruiksklaar hebt
gemaakt en hebt geregistreerd, de volgende stappen uit te voeren:
Als u dat nog niet hebt gedaan, sluit de computer dan aan op een bekabeld of draadloos
netwerk. Meer informatie vindt u in
Verbinding maken met een netwerk op pagina 15.
Leer de hardware en software van de computer kennen. Ga naar
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 3 en Geniet van entertainmentvoorzieningen op pagina 21 voor meer
informatie.
Update of koop antivirussoftware. Meer informatie vindt u in
Antivirussoftware gebruiken
op pagina 59.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Raadpleeg
Back-ups maken van bestanden en bestanden herstellen op pagina 65.
Leuke dingen om te doen
U weet dat u een YouTube-video op de computer kunt bekijken. Maar wist u ook dat u de
computer ook op een televisie kunt aansluiten en de video op de computer kunt bekijken? Zie
HDMI-televisie of monitor aansluiten op pagina 24 voor meer informatie.
U weet dat u muziek kunt luisteren op de computer. Maar wist u ook dat u live radio naar de
computer kunt streamen en naar muziek of een praatprogramma kunt luisteren? Raadpleeg
Audio gebruiken op pagina 22.
U weet dat u met Microsoft-applicaties een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u ook
dat u de computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeën met een groep te delen?
Raadpleeg
VGA-monitor of projector aansluiten op pagina 23.
Beste praktijken 1
Meer hulpmiddelen van HP
U hebt Installatie-instructies al gebruikt om de computer in de schakelen en deze handleiding te
zoeken. Gebruik deze tabel voor productinformatie, instructies en meer.
Hulpmiddel Inhoudsopgave
Installatie-instructies
Overzicht van computerinstallatie en -functies
Help en ondersteuning
U kunt Help en ondersteuning openen door Start >
Help en ondersteuning te selecteren. Ga naar
http://www.hp.com/support voor meer informatie.
Een breed scala aan instructies en tips voor het oplossen van
problemen
Handleiding voor veiligheid en comfort
Als u deze handleiding wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen, of gaat u naar
http://www.hp.com/ergo.
Werkplek correct inrichten.
Richtlijnen voor houding en manier van werken voor meer
comfort en minder risico op lichamelijk letsel.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
www.hp.com/support voor ondersteuning in
uw taal.
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Chatsessies met ondersteuningsspecialisten
zijn mogelijk niet in alle talen beschikbaar. In dat geval vindt
de chatsessie in het Engels plaats.
Ondersteuning per e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
een HP servicecentrum opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Als u deze handleiding wilt openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen.
Belangrijke informatie over voorschriften, inclusief informatie
over het afvoeren van accu’s.
Beperkte garantie*
Als u deze garantie wilt openen, selecteert u Start >
Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen, of gaat u naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Specifieke garantie-informatie over deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de
gebruikershandleidingen op uw computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio’s
levert HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie mee in de doos. In landen of regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd, Boise, ID 83714, VS
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor productondersteuning in de VS
gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde productondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/
country/us/en/wwcontact_us.html.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
2 Vertrouwd raken met de computer
Informatie over hardware en software zoeken
Selecteer Start > Computer.
Er wordt een lijst weergegeven met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer, waaronder
optische-schijfeenheden, SSD’s (solid-state drive) of een secundaire vaste schijf.
Als u wilt weten welke software er vooraf op de computer is geïnstalleerd, selecteert u Start > Alle
programma’s.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekers Hiermee wordt het geluid van de computer
weergegeven.
Informatie over hardware en software zoeken 3
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Optische-schijfeenheid Leest en schrijft naar een optische schijf (alleen bij
bepaalde modellen).
(2) Lampje van de optischeschijfeenheid
Groen: er wordt geschreven naar of gelezen van
de optischeschijfeenheid.
Uit: de optischeschijfeenheid is inactief.
(3) Uitwerpknop voor optische-
schijfeenheid
Hiermee ontgrendelt u de schijflade.
(4) USB-poorten Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten.
VOORZICHTIG: Terwijl er meerdere USB-poorten
aan dezelfde zijde aanwezig zijn, kan slechts één
USB-poort tegelijkertijd een hoogvermogensapparaat
ondersteunen.
OPMERKING: Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 41 voor meer informatie over
verschillende typen USB-poorten.
(5)
Lampje van de netvoedingsadapter
Wit: de netvoedingsadapter is aangesloten en de
accu is opgeladen.
Oranje: de netvoedingsadapter is aangesloten en
de accu wordt opgeladen.
Uit: de computer werkt op gelijkstroom.
(6) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(7) Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de
computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of
projector aansluiten.
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van
de interne onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de
computer start automatisch om interne
onderdelen te koelen en oververhitting te
voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl
u met de computer werkt.
(3)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(4)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op
een optioneel video- of audioapparaat, zoals
een high-definition televisie en andere
compatibele digitale apparatuur of
audioapparatuur.
(5) USB-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat
aansluiten.
OPMERKING: Raadpleeg
USB-apparaat
gebruiken op pagina 41 voor meer
informatie over verschillende typen USB-
poorten.
(6)
Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele
headsetmicrofoon, stereomicrofoonarray of
monomicrofoon aansluiten.
Linkerkant 5
Onderdeel Beschrijving
(7)
Audio-uitgangen
(hoofdtelefoonuitgangen)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers
met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een
oortelefoon, een headset of een kabel van
een televisietoestel aansluiten.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of
headset gebruikt. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Zie Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor
aanvullende informatie over veiligheid.
OPMERKING: Wanneer u een extern
audioapparaat aansluit op een
hoofdtelefoonuitgang, worden de
computerluidsprekers uitgeschakeld.
(8)
Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende typen digitale
kaarten:
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
Secure Digital Extended Capacity-
geheugenkaart (SDxC)
Secure Digital High Capacity-
geheugenkaart (SDHC)
MultiMediaCard (MMC)
(9)
Lampje vaste schijf Knipperend wit: er wordt geschreven naar of
gelezen van de vaste schijf.
(10)
Aan/uit-lampje
Wit: De netvoedingsadapter is
aangesloten en de accu is opgeladen.
Knipperend wit: De computer staat in de
slaapstand, de
energiebesparingsmodus. De computer
schakelt de voeding naar het
beeldscherm en andere
systeemonderdelen die niet nodig zijn
uit.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* (alleen bepaalde
modellen)
Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local area networks).
(2) Interne microfoon Hiermee neemt u geluid op.
(3) Webcam Hiermee kunt u video’s opnemen, foto’s maken en met
streaming video videovergaderingen en online chats houden.
Als u de webcam wilt gebruiken, selecteert u Start > Alle
programma’s > Communicatie en chatten > CyberLink
YouCam.
(4) Lampje van de webcam Aan: de webcam is in gebruik.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze voorschriften vindt u in Help en
ondersteuning.
Beeldscherm 7
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadaan/uit-knop Hiermee schakelt u het Touchpad in of uit.
(2) Touchpad-lampje Aan: Het Touchpad is uitgeschakeld.
Uit: Het Touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) op het scherm
verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of
activeren.
(4) Linkerknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld waardoor met de toetsen
hoofdletters weergegeven worden.
(2)
Aan/uit-lampje Wit: de computer is ingeschakeld.
Knipperend wit: De computer staat in de slaapstand,
de energiebesparingsmodus. De computer schakelt
de voeding naar het beeldscherm en andere
systeemonderdelen die niet nodig zijn uit.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De hibernationstand is een
energiebesparingsmodus die de minste hoeveelheid
energie gebruikt.
(3)
Lampje voor draadloze communicatie Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule
en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze
communicatie is uitgeschakeld.
Bovenkant 9
Knoppen en luidsprekers
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u
kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te
beëindigen.
VOORZICHTIG: Door de aan/uit-knop in te drukken en
ingedrukt te houden gaan niet-opgeslagen gegevens
verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft® Windows® geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en
beveiliging > Energiebeheer, of raadpleeg
Energiebeheer
op pagina 34 voor meer informatie over energiebeheer.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets
om systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Wordt gebruikt in combinatie met hotkeys.
(3)
Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(5)
Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarop
de aanwijzer zich bevindt.
Bovenkant 11
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(2) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling
van de interne onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de
computer start automatisch om interne
onderdelen te koelen en oververhitting te
voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
(3)
Accuvergrendeling
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de
accuruimte.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4)
Compartiment voor draadloze
module, compartiment voor
geheugenmodule, schroef voor
toetsenbord en ruimte voor
optische schijf.
Het onderpaneel biedt toegang tot het
compartiment voor de draadloze module,
het compartiment voor de
geheugenmodule, de schroef voor toegang
tot het toetsenbord en de ruimte voor
optische schijven.
VOORZICHTIG: vervang de module voor
draadloze communicatie alleen door een
module die is goedgekeurd voor gebruik in
de computer door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor de regelgeving
met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo
voorkomt u dat het systeem niet meer
reageert. Als er na het vervangen van de
module een waarschuwing verschijnt,
verwijdert u de module om de
functionaliteit van de computer te
herstellen. Neem vervolgens via Help en
ondersteuning contact op met de
klantenondersteuning.
(5)
Vaste-schijfruimte Het afdekplaatje van de vaste schijf biedt
toegang tot de ruimte voor de vaste schijf.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op eenvoudig toegankelijke locaties.
Het serienummerlabel biedt belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Onderdeelnummer van product
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving
Labels 13
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Het serienummerlabel bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productsleutel. U kunt de
productsleutel nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met
het systeem wilt oplossen. Het Certificaat van echtheid van Microsoft bevindt zich aan de
onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie: bevat(ten) informatie over optionele
apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van diverse landen waar de
apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Als uw model computer is voorzien van
een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de computer voorzien van een of meer
certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig hebben wanneer u de computer in het
buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie
bevinden zich in de accuruimte.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer op
LAN-netwerken (meestal Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of WLAN’s op kantoor,
thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants, coffeeshops, hotels en
universiteiten, aansluiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Raadpleeg de informatie en koppelingen naar websites in Help en ondersteuning voor meer
informatie over de technologie voor draadloze communicatie.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor
draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 15
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
Als u de bedieningselementen van het besturingssysteem wilt gebruiken, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
WLAN configureren
Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur
nodig:
Een breedbandmodem (DSL of kabel) (1) en een snelle internetservice van een internetprovider
(ISP)
Een draadloze router (2) (afzonderlijk aangeschaft)
Een draadloze computer (3)
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. WLAN's in openbare gelegenheden (hotspots), zoals cafés en
luchthavens bieden mogelijk geen extra beveiliging. Als u bezorgd bent om de beveiliging van uw
computer in een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en eenvoudig
surfen op internet.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Versleuteling voor draadloze communicatie maakt net als WEP gebruik van
beveiligingsinstellingen om gegevens die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen of
te ontsleutelen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Klik op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op OK om de verbinding
te voltooien.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als het gewenste draadloze netwerk (WLAN) niet wordt weergegeven, klikt u
op Netwerkcentrum openen en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk
instellen. U kunt in de weergegeven lijst met opties kiezen om handmatig een netwerk te
zoeken en daarmee verbinding maken, of om een nieuwe netwerkverbinding tot stand te
brengen.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te
controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al
naargelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische
apparatuur of vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie een binnen klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smart phone)
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn 2 soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een lokaal
netwerk maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem waarvoor een
telefoonkabel wordt gebruikt. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 19
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat, waarmee storing
van de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de
computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4Geniet van
entertainmentvoorzieningen
Gebruik uw computer van HP als entertainment-hub om via de webcam uw sociale contacten te
onderhouden, geniet van en beheer uw muziek en download en bekijk films. Of sluit externe
apparaten, zoals luidsprekers, een hoofdtelefoon, monitor, projector, tv, en op alleen bepaalde
modellen, high-definition apparaten aan op uw computer om een nog krachtiger
entertainmentcentrum te maken.
Multimediavoorzieningen
Hieronder vindt u enkele entertainmentvoorzieningen die op uw computer aanwezig zijn.
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.
(2) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's
maken.
(3) Webcamlampje (alleen bepaalde
modellen)
Aan: de webcam is in gebruik.
(4)
USB-poorten Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten.
(5) Optische-schijfeenheid Leest en schrijft naar een optische schijf (alleen bij
bepaalde modellen).
(6) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer
weergegeven.
21
Onderdeel Beschrijving
(7)
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat
apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo
beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid.
(8)
Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
(9)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisie, andere compatibele digitale
apparatuur of audioapparatuur, of een HDMI-
apparaat met hoge snelheid.
(10)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of
projector aansluiten.
Webcam gebruiken
Uw computer heeft een geïntegreerde webcam, een krachtig sociaal netwerkhulpmiddel, waarmee u
met vrienden en collega´s bij u in de buurt of aan de andere kant van de wereld kunt communiceren.
Met de webcam kunt u met uw software voor expresberichten video streamen, video´s maken en
delen, en foto´s maken.
Als u de webcam wilt starten, selecteert u Start > Alle programma’s > Communicatie en chatten >
CyberLink YouCam.
Voor meer informatie over het gebruik van de webcam selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Audio gebruiken
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-
inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om
multimedia te maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals
luidsprekers of hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op USB-poorten (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Raadpleeg
Audio-instellingen (met HDMI-televisie) configureren op pagina 25 om high-
definition luidsprekers op de computer aan te sluiten: Pas voordat u audioapparaten aansluit eerst
het volume aan.
22 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
Hoofdtelefoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons op de hoofdtelefoonaansluiting op de computer aansluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon aan op de microfoonaansluiting op de computer om audio op te nemen. Voor
optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op
in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Geluid controleren
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en
klik op de knop Test.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
Als u de audio-instellingen van de computer wilt bevestigen of wijzigen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
Video gebruiken
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkervaring te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een
externe monitor, projector of televisie aan te sluiten. De meeste computers hebben een VGA-poort
(Video Graphics Array) voor het aansluiten van analoge videoapparaten. Sommige computers
beschikken ook over een HDMI-poort (High-Definition Multimedia Interface) waarop een high-
definition monitor of televisie kan worden aangesloten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
VGA-monitor of projector aansluiten
Om het computerbeeld op een externe VGA-monitor of geprojecteerd voor een presentatie te
bekijken, sluit u een monitor of projector op de VGA-poort van de computer aan.
Video gebruiken 23
Ga als volgt te werk om een monitor of projector aan te sluiten:
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de
computer.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen 3 weergavetoestanden:
hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de computer.
hiermee wordt het beeld tegelijkertijd op de computer en via een extern apparaat
weergeven.
hiermee wordt het beeld uitgespreid over zowel de computer als het externe apparaat,
weergegeven.
hiermee wordt het beeld weergegeven op het externe apparaat (monitor of projector).
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
HDMI-televisie of monitor aansluiten
Om het beeld van het computerscherm op een high-definition televisie of monitor weer te geven, sluit
u het high-definition apparaat volgens de volgende instructies aan.
Om een HDMI-apparaat op de computer aan te sluiten, hebt u een apart aan te schaffen HDMI-kabel
nodig.
24 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
Ga als volgt te werk om een high-definition televisie of monitor op de computer aan te sluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition televisie of monitor.
3. Druk op f4 om het schermbeeld tussen 3 weergavestatussen te schakelen:
Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de computer.
Hiermee wordt het beeld tegelijkertijd op de computer en via een extern apparaat (televisie
of monitor) weergeven.
Hiermee wordt het beeld uitgespreid over zowel de computer als het externe apparaat,
weergegeven.
Hiermee wordt het beeld weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
Audio-instellingen (met HDMI-televisie) configureren
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt Als nadat u een
HDMI-televisie op de computer aansluit het HDMI-geluid niet automatisch geconfigureerd wordt, dan
kunt u HDMI-audio als volgt inschakelen:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Standaard en vervolgens op OK.
Ga als volgt te werk om de audio-stream weer af te spelen via de computerluidsprekers:
1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Standaard en vervolgens op OK.
Video gebruiken 25
Audio- en videobestanden beheren
CyberLink PowerDVD helpt u uw foto- en videoverzamelingen te beheren en bewerken.
Als u CyberLink PowerDVD wilt starten, selecteert u Start > Alle programma’s > Muziek,
foto’s en video’s en klikt u vervolgens op CyberLink PowerDVD.
Zie de helpfunctie van de PowerDVD-software voor informatie over het gebruik van CyberLink
PowerDVD.
26 Hoofdstuk 4 Geniet van entertainmentvoorzieningen
5 Toetsenbord en cursorbesturing
gebruiken
Op het beeldscherm van uw computer kunt u eenvoudig navigeren. Naast het toetsenbord kunt u met
een Touchpad op het scherm functies uitvoeren. Uw computer is wellicht ook voorzien van een
geïntegreerd numeriek toetsenblok. Bepaalde modellen hebben ook speciale actietoetsen of
hotkeyfuncties waarmee u gemakkelijk veelvoorkomende taken uitvoert.
Naast de bij de computer horende cursorbesturingen, zoals een Touchpad, kunt u een (afzonderlijk
aan te schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten
van de computer.
Als u de instellingen van een aanwijsapparaat (zoals de knopconfiguratie, de kliksnelheid of de
beschikbare opties) wilt aanpassen, selecteert u Start > Configuratiescherm en typt u muis in het
zoekveld rechtsboven in het scherm. Klik op Muis.
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord kunt u typen, en met de actietoetsen en hotkeys kunt u specifieke functies
uitvoeren. Raadpleeg
Toetsen op pagina 11 voor meer informatie over de toetsen op het
toetsenbord.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waar u woont, is het mogelijk dat uw toetsenbord
andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en toetsenbordfuncties die in dit
gedeelte worden besproken.
Toetsenbord gebruiken 27
Toetscombinatie ALT GR gebruiken
In sommige landen worden toetsenborden gebruikt waarop de toets alt gr aanwezig is voor special
toetscombinaties. Gebruik om het roepiesymbool te typen op een toetsenbord waarop deze toets
aanwezig is de toetscombinatie alt gr+4. Op regiospecifieke toetsenborden in India worden de
toetsen ctrl+shift+4 gebruikt voor het roepiesymbool.
Om meer te weten te komen over de toetscombinatie alt gr gaat u naar de website van Microsoft
Office,
www.office.microsoft.com, en zoekt u naar alt gr.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets kan een toegekende functie worden uitgevoerd. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 t/m f12 geeft de aan deze toets toegekende functie weer.
Houd de toets ingedrukt om de functie van een actietoets te gebruiken.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze functie in Setup Utility (BIOS)
uitschakelen. Raadpleeg
Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken op pagina 62 voor
instructies over het openen van Setup Utility (BIOS) en volg vervolgens de instructies onder op het
scherm.
Om na het uitschakelen van de actietoetsfunctie de toegekende functie te activeren, drukt u op de
toets fn in combinatie met de bijbehornde actietoets.
VOORZICHTIG: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning dat informatie bevat over het
besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen,
zelfstudieprogramma's en updates voor de computer.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot klantenondersteuning.
f2 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verlaagd.
f3 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de
weergave iedere keer dat u op deze toets drukt, overgeschakeld tussen het scherm
van de computer, de monitor, en zowel het computerscherm als de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Deze actietoets kan ook de
weergave overschakelen tussen andere apparaten die van de computer
videogegevens ontvangen.
f5 Hiermee opent u een webbrowser.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
28 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en cursorbesturing gebruiken
Pictogram Toets Beschrijving
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f9 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluid steeds zachter.
f10 Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluid steeds harder.
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Als u een draadloze verbinding tot stand wilt brengen, moet er een
draadloos netwerk zijn ingesteld.
Touchpad gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadaan/uit-knop Hiermee schakelt u het Touchpad in of uit.
(2) Touchpadlampje
Aan: Het Touchpad is uitgeschakeld.
Uit: Het Touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) op het scherm
verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of
activeren.
(4) Linkerknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het Touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het Touchpad zoals u de knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
Touchpad gebruiken 29
Touchpad in- of uitschakelen
Om het Touchpad in of uit te schakelen, tikt u snel tweemaal op de aan/uit-knop van het Touchpad.
Het Touchpadlampje is uit wanneer het Touchpad ingeschakeld is.
30 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en cursorbesturing gebruiken
Navigeren
Als u de schermaanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het Touchpad in de richting
waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknop van het Touchpad zoals u de betreffende knoppen van een externe
muis zou gebruiken.
Touchpad gebruiken 31
Touchpadbewegingen gebruiken
Het Touchpad ondersteunt verschillende bewegingen (vegen, knijpen en draaien) waarmee u met uw
vingers items op het bureaublad kunt manipuleren. Om Touchpad bewegingen te gebruiken, plaatst u
twee vingers gelijktijdig op het Touchpad.
OPMERKING: Touchpad bewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
Om de demonstratie van een beweging te bekijken:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Synaptics TouchPad.
2. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt de bewegingen als volgt in of uit:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Synaptics TouchPad.
2. Schakel het selectievakje naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen in.
3. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
32 Hoofdstuk 5 Toetsenbord en cursorbesturing gebruiken
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen. Doe het volgende om te schuiven: plaats twee vingers enigszins uit elkaar op het touchpad
en sleep deze over het touchpad. Beweeg hierbij omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING: de schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van uw vingers.
Knijpen/zoomen
Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpad en ze daarna naar elkaar toe te
bewegen.
Touchpad gebruiken 33
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de
computer alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron beschikbaar is om de accu
op te laden, is het belangrijk om de opgeladen accu te controleren en niet te gebruiken. De computer
ondersteunt energiebeheerschema’s waarmee ingesteld kan worden hoeveel stroom de computer
mag gebruiken en moet besparen. Op deze manier kunt u de computerprestaties instellen op het
besparen van energie.
Slaapstand of hibernationstand gebruiken
Microsoft Windows beschikt over twee energiebesparingsmodi, de slaap- en hibernationstand.
Als de slaapstand geactiveerd wordt, wordt het beeldscherm uitgeschakeld en uw werk in het
geheugen opgeslagen. Op deze manier kunt u uw werk sneller hervatten dan wanneer de
hibernationstand gedeactiveerd wordt. Als de slaapstand gedurende lange tijd geactiveerd is of als
de acculading een kritiek laag niveau bereikt terwijl de slaapstand is geactiveerd, wordt de
hibernationstand geactiveerd.
Wanneer de hibernationstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een
hibernationbestand op de vaste schijf en wordt de computer afgesloten.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand of de hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van
de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Wanneer de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, is het niet
mogelijk om netwerkverbindingen te maken of de computer te gebruiken.
Slaapstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer enige tijd
inactief is geweest en op accuvoeding of een externe voedingsbron werkt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Sluit het beeldscherm.
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
U beëindigt als volgt de slaapstand:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of beweeg over het touchpad.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op
het punt waar u was gestopt met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
slaapstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
Hibernationstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer
enige tijd inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt of wanneer de acculading een
kritiek laag niveau bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de time-outs wijzigen in het Configuratiescherm van
Windows.
Om de hibernationstand te activeren, selecteert u achtereenvolgens op Start, de pijl naast de knop
Afsluiten en Hibernationstand.
Als u de hibernationstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
De aan/uit-lampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was
gestopt met werken en de hibernationstand werd geactiveerd.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
hibernationstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk
opnieuw weergeeft.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de hibernationstand:
1. Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt maken of het bestaande
wachtwoord wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw gebruikersaccount instellen of
wijzigen en volgt u de instructies op het scherm.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Energiemeter gebruiken
Met behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u
de resterende acculading bekijken.
Beweeg de cursor over het pictogram van de energiemeter rechts op de taakbalk om de
acculading en het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Als u de opties voor Energiebeheer wilt weergeven of het energiebeheerschema wilt wijzigen,
klikt u op het pictogram van de energiemeter en selecteert u een item in de lijst.
Energiemeter gebruiken 35
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Het accupictogram geeft tevens een bericht weer wanneer de accu een laag of
kritiek ladingsniveau heeft bereikt.
Energiebeheerschema selecteren
Een energiebeheerschema helpt u bij het besparen van energie en het maximaliseren van de
prestaties van de computer.
De volgende energiebeheerschema´s zijn beschikbaar:
HP Recommended. Automatisch afstemmen van prestaties en energiebesparingen.
Power Saver. Energie besparen door systeemprestaties en helderheid van beeldscherm te
verlagen.
High Performance. Prestaties krijgen voorrang, maar mogen meer energie gebruiken.
U kunt ook uw eigen energiebeheerschema maken en dit aan uw behoeften aanpassen.
Selecteer een energiebeheerschema met HP Power Manager (alleen bepaalde modellen) of het
configuratiescherm van Windows of maak uw eigen energiebeheerschema.
Als u HP Power Manager wilt starten, selecteert u Start > Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > HP Power Manager.
Als u het onderdeel Energiebeheer in het Configuratiescherm wilt openen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer, en selecteer vervolgens in de
lijst een energiebeheerschema.
Accuvoeding
Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding en wordt de helderheid van het
beeldscherm verlaagt om acculading te besparen. Een accu in de computer wordt langzaam ontladen
wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten, en andere factoren.
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
De computer is uitgerust met een door de gebruiker vervangbare accu.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde door de
gebruiker vervangbare accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die
als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op, activeer de hibernationstand of
schakel de computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
U verwijdert de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuvergrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: De accuvergrendeling keert automatisch terug naar haar oorspronkelijke stand.
3. Kantel de accu (2) omhoog (3) en verwijder deze uit de computer.
Accu-informatie zoeken
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma’s en informatie over de accu:
Hulpprogramma Accucontrole in Help en ondersteuning waarmee u de prestaties van de accu
kunt controleren
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren.
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Om de accugegevens te openen, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Leren >
Energiebeheerschema's: Veelgestelde vragen.
Accuvoeding 37
Accuvoeding besparen
Gebruik de volgende tips om acculading te besparen en de levensduur van de accu te
maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer Energiespaarstand in Energiebeheer.
Verwijder de accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt of opgeladen.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u deze niet gebruikt.
Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron,
zoals een externe vaste schijf die op een USB-poort aangesloten is.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of de hibernationstand of schakel de computer uit zodra u stopt met
werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek niveau bereikt, geeft
het pictogram Energiemeter in het systeemvak aan dat de accu bijna leeg is of een kritieke
acculading bereikt is.
OPMERKING: zie Energiemeter gebruiken op pagina 35 voor meer informatie over de
energiemeter.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de hibernationvoorziening is ingeschakeld en de computer aanstaat of in de slaapstand
staat, wordt de hibernationstand geactiveerd.
Als de hibernationvoorziening is uitgeschakeld en de computer aanstaat of in de slaapstand
staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer
uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Verwijder de accu en bewaar deze apart op een koele, droge plaats als de computer meer dan twee
weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Zo bespaart u
acculading.
Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is
dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Probeer de accu niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren, zorg dat u
geen kortsluiting veroorzaakt tussen de externe contactpunten en laat de accu niet in aanraking
komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om toegang te krijgen tot deze gids, selecteert u Start > Help en ondersteuning >
Gebruikershandleidingen.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
In Accucontrole in Help en ondersteuning wordt aangegeven wanneer u de accu moet vervangen
omdat een accucel niet goed werkt, of omdat de accuconditie zover is afgenomen dat de capaciteit
zwak is geworden. Als de accu wordt gedekt door een HP-garantie, wordt bij de instructies een
garantie-id geleverd. Er verschijnt een bericht waarin u wordt verwezen naar de website van HP voor
meer informatie over het bestellen van een vervangende accu.
Externe voedingsbron
Raadpleeg Installatie-instructies, die u vindt in de doos van de computer, voor informatie over het
aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of
uitbreidingsapparaat.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit in de volgende gevallen de computer aan op een externe voedingsbron:
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde modellen).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe voedingsbron aansluit:
De acu wordt opgeladen.
De helderheid van het beeldscherm wordt verhoogd.
Het pictogram van de energiemeter in het systeemvak verandert van vorm.
Wanneer u de externe voedingsbron loskoppelt, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Het pictogram van de energiemeter in het systeemvak verandert van vorm.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Externe voedingsbron 39
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Als u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB- of videopoort kan worden
aangesloten.
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is het aan te raden om de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of hibernationstand staat, moet u eerst de slaap- of
hibernationstand beëindigen voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Selecteer Start > Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
Druk op ctrl+alt+delete en klik vervolgens op het pictogram Afsluiten op het beeldscherm.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Gegevens beheren en delen
Schijven zijn digitale opslagapparaten, waaronder vaste schijven, SSD’s (solid-state drive), optische
schijven en meer, waarop u gegevens kunt opslaan, beheren, delen en openen. Uw computer
beschikt over een interne vaste schijf waarop uw software, besturingssysteem opgeslagen zijn, en uw
persoonlijke bestanden opgeslagen kunnen worden. Sommige computers beschikken over een
geïntegreerde optische schijf waarmee u gegevens naar een cd of dvd kunt schrijven of erop kunt
lezen voor het afspelen of opnemen van audio of video.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een externe vaste schijf aan (apart aan te schaffen) zoals
een optische schijf of vaste schijf, of plaatst u een digitale opslagkaart om gegevens direct van uw
telefoon of camera te importeren. Via een op een USB-poort van de computer aangesloten USB-
flashdrive kunnen gegevens snel worden overgebracht. Sommige apparaten gebruiken de voeding
van de computer, andere hebben hun eigen voedingseenheid. Sommige apparaten zijn uitgerust met
software die geïnstalleerd moet worden.
OPMERKING: Raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 15 voor meer informatie
over het aansluiten van externe apparaten voor draadloze communicatie.
OPMERKING: raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste
software en stuurprogramma's en over de poort op de computer die moet worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken
De meeste computers beschikken over meer dan een USB-poort omdat deze veelzijdige interface
gebruikt kan worden voor het op de computer aansluiten van verschillende typen externe apparaten
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of hub.
Uw computer kan zijn voorzien van meer dan een type USB-poort. Houd er rekening mee apparaten
te kopen die compatibel zijn met de computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Doorgeven van gegevens met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Doorgeven van gegevens met een snelheid van 640 MB/s.
USB 3.0-poorten, ook wel SuperSpeed-poorten genoemd,
zijn tevens compatibel met USB 1.0- en 2.0-apparaten.
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
USB-apparaat gebruiken 41
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: De USB-poort op de computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte
afgebeelde USB-poort.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Verwijder het apparaat.
USB-apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluiten
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Steek de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Als u een extern apparaat zonder eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het
apparaat uit en koppelt u het vervolgens los van de computer. Als u een extern apparaat met een
eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de
computer en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact.
42 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te plaatsen:
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-opslagslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt een menu met
beschikbare opties weergegeven.
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te verwijderen:
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk op de kaart (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet uitgeworpen wordt, trek de kaart dan uit het slot.
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen 43
Optische-schijfeenheden gebruiken
Een optische-shijfeenheid maakt gebruik van laserlicht om grote hoeveelheden gegevens te lezen en
op te slaan. Sommige schijfeenheden lezen alleen gegevens, andere kunnen ook gegevens op een
lege schijf schrijven (branden).
Gebruik de volgende tips voor de beste prestaties van uw optische schijf:
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat u de nieuwste software-updates voor de schijf geïnstalleerd hebt.
Als de door u gebruikte schijf niet schoon is, veeg deze dan schoon met een droge, pluisvrije,
zachte doek.
Uw computer kan zijn voorzien van een optische-schijfeenheid die een of meer van de volgende
schijftechnologieën ondersteunt:
Cd: Op een compact disc worden gegevens opgeslagen die door een laser van de optische-
schijfeenheid gelezen worden. De volgende cd-indelingen zijn beschikbaar:
Cd-recordable (cd-r): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er kunnen
slechts één keer gegevens op de cd worden gebrand. Nadat de gegevens op de cd-r-schijf
gebrand zijn, kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist. De gegevens staan er
permanent op.
Cd-re-writable (cd-rw): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er kunnen
meerdere keren gegevens op de cd worden gebrand. De gegevens op deze cd kunnen
worden gewist.
Dvd: een digitale-videoschijf, een optische schijf met een grote capaciteit. Op een dvd kunnen
meer gegevens worden opgeslagen dan op een cd. Op een dubbelzijdige dvd kan maximaal 17
GB aan gegevens worden opgeslagen. De volgende dvd-indelingen zijn beschikbaar:
Dvd-recordable (dvd-r of dvd+r): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en er
kunnen slechts één keer gegevens op de dvd worden gebrand. Nadat de gegevens op de
schijf gebrand zijn, kunnen deze niet meer worden gewijzigd of gewist. De gegevens staan
er permanent op. De dvd’s kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Dvd-re-writable (dvd-rw of dvd+rw): de gegevens op deze schijf kunnen worden gelezen en
er kunnen meerdere keren gegevens op de schijf worden gebrand. De gegevens op deze
schijf kunnen worden gewist. De dvd’s kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Optische schijf plaatsen
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ontgrendelknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
44 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3).
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: Nadat u een schijf hebt geplaatst, moet u even wachten. Als u geen mediaspeler
hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Optische schijf verwijderen
1. Druk op de ontgrendelknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade
voorzichtig zo ver mogelijk uit (2).
Optische-schijfeenheden gebruiken 45
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Als de lade niet normaal opengaat, raadpleegt u
Problemen met schijfeenheid op pagina 74.
Schijven op het netwerk delen
U kunt software en gegevens gebruiken en applicaties installeren door schijven te delen die zijn
aangesloten op een andere computer in het netwerk.
OPMERKING: Sommige schijven, zoals dvd-films en schijven met spellen, zijn mogelijk
auteursrechtelijk beschermd en kunnen daardoor niet worden gedeeld.
Ga als volgt te werk om schijven op het netwerk te delen:
1. Selecteer op de computer die u deelt Start > Computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op datgene wat u wilt delen en klik op Eigenschappen.
3. Selecteer het tabblad Delen en vervolgens Geavanceerd delen.
4. Schakel het selectievakje Deze map delen in.
5. Typ een naam in het tekstvak Sharenaam.
6. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
7. Ga als volgt te werk om de gedeelde schijf weer te geven:
Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
46 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
8 Computer onderhouden
Het is belangrijk de computer regelmatig te onderhouden om deze in optimale conditie te houden. Dit
hoofdstuk biedt informatie over het verbeteren van de prestaties van de computer met
hulpprogramma´s zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, en door het vervangen van een
vaste schijf of het toevoegen van geheugen. Daarnaast biedt het hoofdstuk informatie over het
uitvoeren van een update van programma's en stuurprogramma's, instructies voor het reinigen van
de computer en tips over reizen met de computer.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer en door regelmatig onderhoud uit te voeren met hulpprogramma´s,
zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, kunt de prestaties van de computer drastisch
verbeteren. Naarmate de computer ouder wordt kunt u ook overwegen om grotere schijven en meer
geheugen te installeren.
Schijfeenheden hanteren
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijven:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de
computer in en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden ntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Prestaties verbeteren 47
Vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat een schijf niet vallen, plaats er geen objecten op, of stel een schijf niet bloot
aan vloeistoffen of extreme temperaturen of vochtigheid. Raadpleeg
Schijfeenheden hanteren
op pagina 47 voor specifieke voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van schijven.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet of
de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu.
Vaste schijf verwijderen:
1. Verwijder het onderpaneel.
48 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
2. Draai de schroef (1) van het afdekplaatje van de vaste schijf los, til het afdekplaatje (2) op en
verwijder dit (3).
3. Verwijder de 4 schroeven waarmee de vaste schijf (1) vastgemaakt is.
4. Verwijder de steun (2) van de vaste schijf die de vaste schijf op zijn plaats houdt om bij de vaste
schijf te kunnen. Koppel de vaste-schijfkabel los (3) van de computer. Til de vaste schijf uit de
vaste-schijfruimte.
Prestaties verbeteren 49
5. Koppel de vaste-schijfkabel (1) los van de vaste schijf.
Verwijder de steunen vaste schijf verticaal (2). Koppel de vaste-schijfkabel (3) los van de vaste
schijf.
Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om een vaste schijf te installeren.
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer lange tijd gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd.
Als een schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op de schijf niet aaneengesloten
(opeenvolgend) opgeslagen zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om bestanden te
zoeken, waardoor de computer dus langzamer wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de
gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie echter meer dan
een uur in beslag nemen.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Ga als volgt te werk om een schijfdefragmentatie uit te voeren:
1. Sluit de computer op een netvoedingsbron aan.
2. Selecteer Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfdefragmentatie.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt er op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
50 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Ga als volgt te werk om een schijfopruiming uit te voeren:
1. Selecteer Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfopruiming.
2. Volg de instructies op het scherm.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen kan de prestaties van de computer verbeteren. U kunt de computer
vergelijken met een fysieke werkplek. De vaste schijf is de archiefkast waarin u uw werk bewaart, en
het geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen niet toereikend is om al uw werk aan
te kunnen, net zoals een bureau dat overvol ligt met werk, neemt uw productiviteit af. Een goede
oplossing om de prestaties te verbeteren is het uitbreiden van de hoeveelheid geheugen op de
computer.
De computer heeft twee geheugenmoduleslots. De geheugenmoduleslots bevinden zich aan de
onderkant van de computer onder het onderpaneel. U kunt de capaciteit van de computer vergroten
door een geheugenmodule toe te voegen of de bestaande geheugenmodule in een van de
geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u een geheugenmodule aan de computer toevoegt of uit de computer
verwijdert. Verwijder een geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand
of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer
aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Verwijder het onderpaneel van de computer.
7. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule kantelt naar boven.
Prestaties verbeteren 51
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de geheugenmodule voorzichtig uit
het geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet
aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
8. Plaats een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het lipje in het
geheugenmoduleslot.
b. Houd de geheugenmodule onder een hoek van 45 graden boven het oppervlak van het
geheugenmodulecompartiment en druk de module in het geheugenmoduleslot (2) tot deze
op zijn plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
52 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
9. Plaats het onderpaneel van de geheugenmodule weer terug.
10. Plaats de accu terug.
11. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
12. Schakel de computer in.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Met updates worden problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op de computer
geïnstalleerd. De technologie wijzigt continu, en door programma’s en stuurprogramma’s te updaten
maakt de computer gebruik van de nieuwste beschikbare technologie. Het is bijvoorbeeld mogelijk
dat oude grafische onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste spelsoftware. Zonder het
nieuwste stuurprogramma zou u niet het beste halen uit uw apparatuur.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de meest recente versie van programma's en
stuurprogramma's van HP te downloaden. Daarnaast kunt u zich ook aanmelden voor het ontvangen
van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Computer schoonmaken
Als u de computer en externe apparaten schoonmaakt, blijven ze in een goede conditie. Als u de
computer niet schoonmaakt, verzamelt zich stof en vuil in de computer.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken 53
VOORZICHTIG: Gebruik geen van de volgende reinigingsproducten voor het schoonmaken van de
computer:
Sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen. Deze kunnen het oppervlak van de computer onherstelbaar beschadigen.
Display, zijkanten en deksel schoonmaken
Veeg het beeldscherm met een zachte, vochtige en pluisvrije doek met alcoholvrije glasreiniger
voorzichtig schoon. Laat het beeldscherm drogen voordat u het computerdeksel sluit.
Veeg de zijkanten en het deksel met een vochtig, kiemdodend doekje schoon. Materiaal met vezels,
zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen.
OPMERKING: Als u het deksel van de notebookcomputer schoonmaakt, doe dit dan met een
ronddraaiende beweging om vuil en stof makkelijker te kunnen verwijderen.
Touchpad en toetsenbord reinigen
VOORZICHTIG: Zorg bij het schoonmaken van het toetsenbord dat er geen vloeistoffen tussen de
toetsen komen. Hierdoor kunnen interne componenten blijvend beschadigd raken.
Om het touchpad en het toetsenbord schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of antistatisch doekje zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met alcoholvrije glasreiniger. U kunt ook een kiemdodend wegwerpdoekje gebruiken.
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen en om stof, pluisjes en vuildeeltjes te verwijderen van het toetsenbord.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van
een elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
Reizen met of transporteren van computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Verwijder een eventueel medium uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit een
schijfruimte verwijdert.
VOORZICHTIG: voer deze handeling uit voordat u de schijfeenheid transporteert, opbergt
of op reis meeneemt. Op deze manier beperkt u schade aan de computer, schade aan een
schijfeenheid of verlies van gegevens.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
54 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke
maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als een draadloos apparaat op de computer aangesloten is, is het mogelijk dat deze apparaten
in sommige omgevingen beperkt werken. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in
ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat
het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming
vragen voordat u de computer gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio’s die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
Reizen met of transporteren van computer 55
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaardbeveiligingsoplossingen die worden geboden door het
besturingssysteem Windows, applicaties van HP, Setup Utility (BIOS), dat geen deel uitmaakt van
Windows, en andere software van derden kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens
beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en andere types schadelijke code.
BELANGRIJK: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde beveiligingsvoorzieningen
beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer Power-on password (Opstartwachtwoord)
Computervirussen Antivirussoftware
Onbevoegde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Onbevoegde toegang tot Setup Utility (BIOS) en andere
systeemidentificatiegegevens
Administrator password (Beheerderswachtwoord)
Doorlopende of toekomstige bedreigingen voor de computer Software-updates
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Gebruikerswachtwoord
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingskabelslot
Beveiligingssoftware zoeken
HP Security Assistant biedt een startpunt voor het snel zoeken naar een verzameling
beveiligingssoftwareapplicaties die per taak geordend zijn. In plaats van applicaties zoeken via het
menu Start en het configuratiescherm, kunt u via HP Security Assistant applicaties openen voor de
volgende beveiligingstaken:
Internet- en antivirusbeveiliging instellen
Back-ups maken van bestanden en bestanden herstellen
Wachtwoorden, gebruikersaccounts en ouderlijk toezicht beheren
Computer onderhouden en de nieuwste updates van HP en Windows installeren
Om HP Security Assistant te openen, selecteert u Start > Alle programma’s > Veiligheid en
bescherming > HP Security Assistant.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens en online transacties te
beveiligen. Er kunnen verschillende soorten wachtwoorden worden ingesteld. Toen u de computer
bijvoorbeeld voor de eerste keer inrichtte, werd u gevraagd om een gebruikerswachtwoord te maken
voor het beveiligen van de computer. In Windows of in Setup Utility (BIOS) van HP dat vooraf is
geïnstalleerd op de computer, kunnen aanvullende wachtwoorden worden ingesteld.
56 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Het is misschien handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat u niet meer toegang kunt verkrijgen tot bepaalde
voorzieningen van de computer, moet u elk wachtwoord vastleggen en op een veilige plaats uit
de buurt van de computer bewaren. Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Wijzig uw wachtwoorden ten minste een keer per kwartaal.
Een ideaal wachtwoord is lang en bevat letters, interpunctie, symbolen en cijfers.
Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van uw bestanden, alle
vertrouwelijke bestanden verwijderen en vervolgens alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
Voor extra informatie over Windows-wachtwoorden, zoals wachtwoorden voor de schermbeveiliging,
selecteert u Start > Help en ondersteuning.
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. U
kunt de computer ook zodanig instellen dat het
gebruikerswachtwoord nodig is om de slaapstand of
hibernationstand te beëindigen. Raadpleeg
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
op pagina 35 voor meer informatie.
Administrator password (Beheerderswachtwoord) Beveiligt toegang op beheerdersniveau van
computergegevens.
OPMERKING: Met dit wachtwoord kan geen toegang
worden verkregen tot de inhoud van Setup Utility (BIOS).
Wachtwoorden gebruiken 57
Wachtwoorden instellen in Setup Utility (BIOS)
Wachtwoord Functie
Administrator password (Beheerderswachtwoord) Dit wachtwoord moet elke keer worden ingevoerd
wanneer u Setup Utility (BIOS) wilt openen.
Als u uw beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) niet openen.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Uw beheerderswachtwoord is niet
uitwisselbaar met een beheerderswachtwoord dat is
ingesteld in Windows en wordt niet weergegeven wanneer
het wordt ingesteld, ingevoerd, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: Als u het opstartwachtwoord bij de eerste
wachtwoordcontrole invoert voordat het bericht 'Press the
ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu)
wordt weergegeven, moet u het beheerderswachtwoord
invoeren om toegang te krijgen tot Setup Utility (BIOS).
Power-on password (Opstartwachtwoord) Dit wachtwoord moet telkens keer worden ingevoerd
wanneer u de computer inschakelt of opnieuw opstart,
of wanneer u de hibernationstand beëindigt.
Als u uw opstartwachtwoord vergeten bent, kunt u de
computer niet inschakelen, opnieuw opstarten, of de
hibernationstand beëindigen.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, ingevoerd, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerders- of opstartwachtwoord in Setup Utility (BIOS) in te stellen, te
wijzigen of te verwijderen:
1. Open Setup Utility (BIOS) door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op
esc terwijl het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu
Opstarten) linksonder op het scherm wordt weergegeven.
2. Gebruik de pijltoetsen en volg de instructies op het scherm. Druk op f10 wanneer het startmenu
wordt weergegeven.
3. Gebruik de pijltoetsen om Security (Beveiliging) te selecteren, en volg vervolgens de instructies
op het scherm.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om de
computer te beveiligen, is er mogelijk internetbeveiligingssoftware met antivirus- en
firewallvoorzieningen, een proefversie, op de computer geïnstalleerd. Het is noodzakelijk om
beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte
virussen en andere beveiligingsrisico’s. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de evaluatieversie
58 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
van de beveiligingssoftware omzet in een reguliere versie of dat u een programma naar keuze
aanschaft om uw computer volledig te beschermen.
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of
de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord
en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Voor meer informatie over computervirussen typt u virus in het vak Zoeken van Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
Software van HP, Microsoft en derden die op de computer geïnstalleerd is, moet regelmatig
geüpdatet worden om beveiligingsproblemen te corrigeren en de prestaties van de software te
verbeteren. Zie
Programma's en stuurprogramma's bijwerken op pagina 53 voor meer informatie.
Beveiligingsupdates van Windows installeren
Het is mogelijk dat updates van het besturingssysteem en andere software beschikbaar zijn gekomen
nadat de computer is verzonden. Microsoft verzendt waarschuwingen met betrekking tot essentiële
updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de
computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
Volg deze richtlijnen om er zeker van te zijn dat alle beschikbare updates op de computer zijn
geïnstalleerd:
Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt. Selecteer Start >
Alle programma's > Windows Update.
Voer Windows Update daarna elke maand uit.
Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's beschikbaar zijn, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
Software-updates installeren 59
Software-updates van HP en derden installeren
HP raadt u aan regelmatig een update uit te voeren van de programma's en stuurprogramma’s die
vooraf op de computer waren geïnstalleerd. Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste
versies te downloaden. U kunt zich hier ook aanmelden voor het ontvangen van automatische
updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Als u na de aanschaf van de computer software van derden geïnstalleerd hebt, update deze software
dan regelmatig. Softwarefabrikanten bieden software-updates van hun producten om
beveiligingsproblemen te corrigeren en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel tijdens het instellen van het draadloze netwerk altijd de beveiligingsvoorzieningen in. Zie
Draadloos netwerk beveiligen op pagina 17 voor meer informatie.
Back-up maken van software-applicaties en gegevens
Maak regelmatig een back-up van uw software-applicaties en gegevens om deze te beveiligen tegen
permanent verlies of schade door een virusaanval or een software- of hardwarestoring. Zie
Back-ups
maken van bestanden en bestanden herstellen op pagina 65 voor meer informatie.
Optionele beveiligingskabel gebruiken
Van het apart aan te schaffen beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of
wordt gestolen. Sloten voor beveiligingskabels vormen slechts één onderdeel van een volledige
beveiligingsoplossing die u moet implementeren om de kans op diefstal te minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 3 voor de plaats van het
bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Plaats de beveiligingskabel rond een beveiligd object.
2. Plaats sleutel (1) in de beveiligingskabel (2).
60 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
3. Steek de beveiligingskabel in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en
vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
Optionele beveiligingskabel gebruiken 61
10 Setup Utility (BIOS) en System
Diagnostics gebruiken
Setup Utility ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie
tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals de schijfeenheden, het scherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat ook instellingen voor de types
geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
U start Setup Utility (BIOS) als volgt:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om Setup Utility (BIOS) te openen.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) vindt u onder in het scherm.
OPMERKING: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaq's worden genoemd.
sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum en Systeem-BIOS genoemd) kan worden
weergegeven door op fn+esc te drukken (als u zich al in Windows bevindt) of door Setup Utility
(BIOS) te openen.
1. Start Setup Utility (BIOS).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu)
3. Als u Setup Utility (BIOS) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de tab-toets
en de pijltoetsen om Exit (Afsluiten) > Exit Discarding Changes (Afsluiten en wijzigingen niet
opslaan). Druk daarna op enter.
62 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de sluimerstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Onderhoud.
2. Volg de instructies op het scherm om de computer te selecteren en de BIOS-update te zoeken
die u wilt downloaden.
3. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Open Windows Verkenner door Start > Computer te selecteren.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk
Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
BIOS-update uitvoeren 63
System Diagnostics gebruiken
Met System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer naar behoren werkt.
U start System Diagnostics als volgt:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
64 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en System Diagnostics gebruiken
11 Back-ups maken van bestanden en
bestanden herstellen
De computer bevat door het besturingssysteem en HP geleverde voorzieningen die zijn bedoeld om u
te helpen bij het beveiligen van uw gegevens en het herstellen ervan als de computer niet meer
werkt.
Back-up maken
1. Gebruik HP Recovery Manager om na het gebruiksklaar maken van de computer herstelmedia
te maken.
2. Maak systeemherstelpunten wanneer u hardware en softwareapplicaties toevoegt.
3. Maak een back-up van de systeembestanden en uw persoonlijke bestanden wanneer u foto´s,
video´s, muziek en andere persoonlijke bestanden toevoegt.
Herstelmedia maken om origineel systeem te herstellen
Nadat u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt, moet u met HP Recovery Manager
herstelschijven of een herstel-flashdrive maken. U hebt deze herstelschijven of de herstel-flashdrive
nodig om het systeem te herstellen als de vaste schijf beschadigd raakt. Bij een systeemherstelactie
wordt eerst het originele besturingssysteem opnieuw geïnstalleerd en worden vervolgens de
instellingen van standaardprogramma’s geconfigureerd.
Wat u moet onthouden
Er kan slechts één set herstelmedia worden gemaakt. Wees voorzichtig met deze herstelmedia
en bewaar ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt hoeveel lege dvd-schrijven er nodig
zijn.
Gebruik dvd-r-, dvd+r-, dvd-r- dl-, dvd+r dl-schijven of een flashdrive. cd±rw-, dvd±rw-,
dubbellaags- dvd±rw- en bd-re-schijven (beschrijfbare Blu-ray). Deze zijn niet compatible met de
software HP Recovery Manager.
Als de computer geen geïntegreerde optische-schijfeenheid heeft, kunt u een optionele externe
optische-schijfeenheid (afzonderlijk aan te schaffen) gebruiken om herstelschijven te maken of
kunt u herstelschijven voor de computer aanschaffen via de website van HP. Als u gebruikmaakt
van een externe optische-schijfeenheid, moet die worden aangesloten op een USB-poort van de
computer, niet op een USB-poort van een ander extern apparaat, zoals een USB-hub.
Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het maken van
herstelmedia start.
Het maken van herstelmedia kan meer dan een uur in beslag nemen. Onderbreek het maken
van herstelmedia niet.
Back-up maken 65
Bewaar de herstelmedia op een veilige plaats uit de buurt van de computer.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstelmedia.
De volgende keer dat u HP Recovery Manager opent, wordt u verzocht door te gaan met het
maken van schijven.
Herstelmedia maken
1. Selecteer Start en typ recovery in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager in de lijst. Laat
de actie doorgaan als daarom wordt gevraagd.
2. Klik op Recovery Media Creation (Herstelmedia maken).
3. Volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Raadpleeg
Origineel systeem herstellen met HP Recovery Manager op pagina 69 voor informatie
over het maken van herstelmedia.
Systeemherstelpunten maken
Met een systeemherstelpunt kunt u met Windows Systeemherstel een 'momentopname' van de vaste
schijf op een bepaald tijdstip opslaan onder een specifieke naam. Een herstelpunt bevat bijvoorbeeld
informatie over registerinstellingen van Windows. Met het herstellen van een bepaald herstelpunt
kunt u wijzigingen in uw computer terugdraaien door de computer te herstellen op het gemaakte
herstelpunt.
Als u een eerdere staat van het systeem herstelt, heeft dat geen invloed op gegevensbestanden die
zijn opgeslagen of e-mailberichten die zijn gemaakt sinds het laatste herstelpunt, maar wel op door u
geïnstalleerde software.
Als u bijvoorbeeld een foto van een digitale camera download en vervolgens de computer in de staat
van de vorige dag terugzet, blijft de foto op de computer staan.
Als u echter fotobeheersoftware installeert en vervolgens de computer in de staat van de vorige dag
terugzet, wordt de software verwijderd en kunt u deze niet meer gebruiken.
Wat u moet onthouden
Als u het systeem hebt hersteld naar een herstelpunt en van gedachten verandert, kunt u de
herstelactie ongedaan maken.
In de volgende gevallen moet u systeemherstelpunten maken:
voordat u hardware of software toevoegt of wijzigt.
op gezette tijden wanneer de computer normaal functioneert
Systeemherstel slaat ook schaduwkopieën op van bestanden die gewijzigd zijn sinds de laatste
keer dat een herstelpunt was gemaakt. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie over het
gebruiken van schaduwkopieën bij het maken van systeemherstelpunten.
Systeemherstelpunt maken
1. Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Maken en volg de instructies op het scherm.
66 Hoofdstuk 11 Back-ups maken van bestanden en bestanden herstellen
Raadpleeg Eerder systeemherstelpunt terugzetten op pagina 68 voor informatie over het maken
van herstelmedia.
Back-up maken van systeemgegevens en persoonlijke gegevens
Op de computer staan gegevens die belangrijk zijn voor u, zoals bestanden, e-mails en foto´s. U wilt
deze gegevens bewaren, ook als een virus gedownload wordt of het systeem niet meer correct werkt.
Of u uw bestanden gedeeltelijk of volledig kunt herstellen, is afhankelijk van hoe recent uw back-up
is. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u regelmatig back-ups maken.
Tips voor het maken van goede back-ups
Nummer elke back-upschijf voordat u deze in de optische-schijfeenheid plaatst.
Sla persoonlijke bestanden op in de map Documenten en maak periodiek een back-up van deze
map.
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermopname
van de instellingen te maken. Een schermafbeelding kan veel tijd besparen als u uw voorkeuren
opnieuw moet instellen.
Ga als volgt te werk om een schermopname te maken:
1. Geef het scherm dat u wilt opslaan weer.
2. Het schermbeeld kopiëren:
Als u alleen het actieve venster wilt kopiëren, drukt u op alt+prt sc.
Als u het volledige scherm wilt kopiëren, drukt u op prt sc.
3. Open een tekstverwerkingsprogramma en selecteer vervolgens Bewerken > Plakken. De
schermafbeelding wordt aan het document toegevoegd.
4. Sla het document op en druk het af.
Wat u moet onthouden
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een
flashdrive, op een netwerkschijfeenheid of op schijven.
Sluit de computer tijdens het maken van back-ups aan op een netvoedingsbron.
Neem voldoende tijd om het back-upproces te voltooien. Afhankelijk van de grootte van de
bestanden kan dit meer dan een uur in beslag nemen.
Back-up maken 67
Controleer voordat u een back-up gaat maken eerst de hoeveelheid vrije ruimte op het
opslagapparaat waarop de back-up komt te staan.
U moet in de volgende gevallen een back-up maken:
voordat u software of hardware toevoegt of wijzigt
voordat de computer wordt gerepareerd of hersteld
op regelmatige basis om er zeker van te zijn dat u over recente kopieën van persoonlijke
bestanden beschikt
na het toevoegen van grote hoeveelheden bestanden, bijvoorbeeld na het opslaan van
video’s van een verjaardag
voor het gebruiken van antivirussoftware
na het toevoegen van gegevens die moeilijk te vervangen zijn, zoals foto’s, video’s,
muziekbestanden, projectbestanden of gegevensrecords
Back-up maken met het hulpprogramma Back-up en terugzetten van Windows
In Windows kunt u met het hulpprogramma Back-up en terugzetten back-ups van bestanden maken.
U kunt het back-upniveau selecteren, van afzonderlijke bestanden tot schijfeenheden. De bestanden
waarvan een back-up is gemaakt, worden gecomprimeerd om ruimte te besparen. Ga als volgt te
werk om een back-up te maken:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om een back-up te plannen en te maken.
OPMERKING: Windows biedt de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie.
Raadpleeg Specifieke bestanden herstellen met Back-up en terugzetten van Windows
op pagina 69 voor informatie over het maken van herstelmedia.
Herstellen
Eerder systeemherstelpunt terugzetten
Soms gedraagt de computer of Windows zich onvoorspelbaar na het installeren van software.
Meestal kan dit probleem worden opgelost door de software te verwijderen. Als het probleem na het
verwijderen van de software niet is opgelost, kunt u de computer terugzetten naar een herstelpunt
(gemaakt op een eerdere datum en tijd).
Ga als volgt te werk om het systeem terug te zetten naar een eerder systeemherstelpunt waarop de
computer optimaal werkte:
1. Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Systeem.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging.
3. Klik op het tabblad Systeembeveiliging.
4. Klik op Systeemherstel en volg de instructies op het scherm.
68 Hoofdstuk 11 Back-ups maken van bestanden en bestanden herstellen
Specifieke bestanden herstellen
Als u per ongeluk bestanden van de vaste schijf verwijderd en u kunt deze bestanden niet meer uit
de Prullenbak herstellen, of als bestanden beschadigd raken, kan het herstellen van specifieke
bestanden handig zijn. Het kan ook handig zijn om specifieke bestanden te herstellen als u op enig
moment besluit om het originele systeem met HP Recovery Manager te herstellen. U kunt alleen
bestanden herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt.
Specifieke bestanden herstellen met HP Recovery Manager
Met de specifieke HP herstelpartitie kunt u specifieke bestanden of een specifiek punt van de
herstelpartitie herstellen.
1. Open HP Recovery Manager op een van de volgende manieren:
Selecteer Start > Alle programma's > Veiligheid en bescherming > HP Recovery
Manager > HP Recovery Manager.
– of –
Schakel de computer in of start de computer opnieuw op en druk vervolgens op f11
wanneer het bericht “F11 (System Recovery)” (F11 (Systeemherstel)) op het scherm wordt
weergegeven.
2. Klik op System Recovery (Systeemherstel) in HP Recovery Manager en volg de instructies op
het scherm.
Specifieke bestanden herstellen met Back-up en terugzetten van Windows
In Windows kunt u met het hulpprogramma Back-up en terugzetten bestanden herstellen waarvan
met dit programma een back-up is gemaakt.
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Back-up en terugzetten.
2. Volg de instructies op het scherm om de bestanden waarvan een back-up is gemaakt, te
herstellen.
OPMERKING: Windows biedt de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie.
Origineel systeem herstellen met HP Recovery Manager
Met HP Recovery Manager repareert of herstelt u de computer in de oorspronkelijke
fabriekstoestand.
Wat u moet onthouden
HP Recovery Manager herstelt alleen software die vooraf in de fabriek is geïnstalleerd. Software
die niet met de computer is meegeleverd, moet worden gedownload van de website van de
fabrikant of opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de schijf van de fabrikant.
Een systeemherstel mag pas worden gebruikt als laatste poging om computerproblemen op te
lossen. Als u deze herstelpunten (raadpleeg
Eerder systeemherstelpunt terugzetten
op pagina 68) en gedeeltelijke herstelacties (raadpleeg Specifieke bestanden herstellen
op pagina 69) nog niet hebt geprobeerd, probeert u deze voordat u HP Recovery Manager
gebruikt voor het herstellen van uw systeem.
Herstellen 69
U moet een systeemherstelactie uitvoeren als de vaste schijf computer niet meer werkt of als
alle pogingen om functionele problemen van de computer op te lossen, hebben gefaald.
Als de herstelmedia niet werken, kunt u op de website van HP herstelschijven voor uw systeem
verkrijgen.
De optie Minimized Image Recovery (Geminimaliseerd image-herstel) wordt alleen aangeraden
voor ervaren gebruikers. Alle hardwaregerelateerde stuurprogramma's en software zijn vooraf
geïnstalleerd, maar andere softwareapplicaties niet. Onderbreek het proces niet tot het voltooid
is. Als u dat toch doet, zal de herstelactie niet slagen.
Herstellen met behulp van HP herstelpartitie
Met de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u het systeem herstellen zonder daarbij
gebruik te hoeven maken van herstelschijven of een herstel-flashdrive. Dit type herstelactie kan
alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog steeds werkt.
Om te controleren of er een herstelpartitie aanwezig is, selecteert u Start, klikt u met de
rechtermuisknop op Computer en selecteert u vervolgens > Beheren > Schijfbeheer. Als de
herstelpartitie aanwezig is, wordt in het venster een herstelschijf weergegeven.
OPMERKING: Als uw computer geen herstelpartitie heeft, zijn er herstelschijven bij de computer
meegeleverd.
1. Open HP Recovery Manager op een van de volgende manieren:
Selecteer Start en typ recovery in het zoekveld. Selecteer Recovery Manager in de lijst.
– of –
Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC
key for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
Druk vervolgens op f11 terwijl "F11 (System Recovery)" (F11 Systeemherstel) op het
scherm wordt weergegeven.
2. Klik op System Recovery (Systeemherstel) in het venster HP Recovery Manager.
3. Volg de instructies op het scherm.
Herstellen met behulp van de herstelmedia
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste herstelschijf in de optische-schijfeenheid van de computer of in een optionele
externe optische-schijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de herstel-flashdrive in een USB-poort op de computer en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: Als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
wijzig dan de opstartvolgorde van de computer. Raadpleeg
Opstartvolgorde van computer
wijzigen op pagina 71.
3. Druk tijdens het opstarten van het systeem op f9.
4. Selecteer de optische-schijfeenheid of de flashdrive.
5. Volg de instructies op het scherm.
70 Hoofdstuk 11 Back-ups maken van bestanden en bestanden herstellen
Opstartvolgorde van computer wijzigen
Ga als volgt te werk om de opstartvolgorde voor herstelschijven te wijzigen:
1. Start de computer opnieuw op.
2. Druk terwijl de computer opnieuw wordt opgestart op esc en druk vervolgens op f9 voor de
opstartopties.
3. Selecteer Internal CD/DVD ROM Drive (Interne cd/dvd-romstation) in het venster met
opstartopties.
Ga als volgt te werk om de opstartvolgorde voor een herstel-flashdrive te wijzigen:
1. Plaats de flashdrive in een USB-poort.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk terwijl de computer opnieuw wordt opgestart op esc en druk vervolgens op f9 voor de
opstartopties.
4. Selecteer de flashdrive in het venster met opstartopties.
Herstellen 71
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De capaciteit van de netvoedingsbron moet 100–240 V en 50–60 Hz zijn. Hoewel
de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u ten zeerste
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Bedrijfsnetspanning en
werkstroom variëren per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V/3,5 A of 19,5 V/3,33 A – 65 W
19 V/4,74 A of 19,5 V/4,62 A – 90 W
Gelijkstroomstekker van externe
stroomvoorziening van HP
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: Informatie over de netspanning en de werkstroom van de computer vindt u op het
label met kennisgevingen over het systeem.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5 °C tot 35 °C 41 °F tot 95 °F
Buiten bedrijf -20 °C tot 60 °C -4 °F tot 140 °F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
72 Hoofdstuk 12 Specificaties
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Omgevingsvereisten 73
13 Probleemoplossing en ondersteuning
Problemen oplossen
Contact opnemen met de klantenondersteuning
Problemen oplossen
Problemen met schijfeenheid
Volg onderstaande stappen als de lade niet normaal opengaat:
1. Steek het uiteinde van een paperclip in de ontgrendelingsopening (1) in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
74 Hoofdstuk 13 Probleemoplossing en ondersteuning
Problemen met draadloze verbinding
Hieronder staan enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen:
Draadloos apparaat is niet ingeschakeld.
Draadloos apparaat is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld.
Draadloos apparaat wordt gestoord door andere apparaten.
Hardware van draadloos apparaat of router werkt niet.
OPMERKING: Draadloze netwerkapparaten worden slechts bij bepaalde computermodellen
meegeleverd. Als draadloze netwerkmogelijkheden niet wordt genoemd in de lijst met voorzieningen
aan de buitenkant van de originele computerverpakking, kunt u de deze functionaliteit aan de
computer toevoegen door een draadloos netwerkapparaat aan te schaffen.
Kan geen verbinding maken met WLAN
Als u problemen hebt met het tot stand brengen van een WLAN-verbinding, controleert u of het
geïntegreerde WLAN-apparaat ingeschakeld is en correct op de computer geïnstalleerd is.
1. Als het lampje voor draadloze communicatie uitgeschakeld is of oranje brandt, druk dan op de
knop, schakelaar of sleutel voor draadloze communicatie om het draadloze apparaat in te
schakelen.
2. Probeer vervolgens opnieuw een verbinding met het WLAN tot stand te brengen.
Volg onderstaande stappen als u nog steeds geen verbinding tot stand kunt brengen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2. Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
3. Klik op de pijl naast Netwerkadapters om de lijst uit te vouwen en alle adapters weer te geven.
4. Zoek het WLAN-apparaat in de lijst met netwerkadapters. De vermelding van een WLAN-
apparaat bevat de term draadloos, draadloos LAN, WLAN of 802.11.
Als er geen WLAN-apparaat wordt vermeld, beschikt de computer niet over een geïntegreerd
WLAN-apparaat of is het stuurprogramma van het WLAN-apparaat niet correct geïnstalleerd.
Raadpleeg de informatie en koppelingen naar websites in Help en ondersteuning voor meer
informatie over het oplossen van problemen met WLAN's.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk
Het is mogelijk dat u geen verbinding met een voorkeursnetwerk tot stand kunt brengen omdat het
hier om een beveiligd WLAN gaat. U moet over de beveiligingscode beschikken om een verbinding
met dit type WLAN tot stand te kunnen brengen. Raadpleeg het volgende gedeelte voor meer
informatie.
Problemen oplossen 75
Als het invoeren van een beveiligingscode geen problemen oplevert, hebt u misschien te maken met
een beschadigde WLAN-verbinding. Vaak kan Windows automatisch een beschadigde WLAN-
verbinding herstellen.
Als er in het systeemvak aan de rechterkant van de werkbalk een netwerkstatuspictogram
aanwezig is, klik dan achtereenvolgens op het pictogram en Problemen oplossen.
Windows reset het netwerkapparaat en probeert opnieuw verbinding te maken met een van de
voorkeursnetwerken.
Als er geen netwerkstatuspictogram aanwezig is in het systeemvak, volg dan deze stappen:
1. Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik op Problemen oplossen en selecteer het netwerk dat u wilt herstellen.
Huidige netwerkbeveiligingscodes niet beschikbaar
Als u wordt gevraagd om een beveiligingscode (of netwerksleutel) of netwerknaam (SSID) wanneer u
verbinding wilt maken met een WLAN, is het netwerk beveiligd. U moet over de huidige codes
beschikken om een verbinding te kunnen maken met een beveiligd netwerk. De SSID en
beveiligingscode zijn alfanumerieke codes die u in de computer invoert om de computer op het
netwerk te herkennen.
Als het netwerk is aangesloten op uw persoonlijke draadloze router, raadpleegt u de
gebruikershandleiding bij de router voor instructies over het instellen van dezelfde codes op
zowel de router als het WLAN-apparaat.
Als het een privé-netwerk betreft, bijvoorbeeld een netwerk in een kantoor of in een internetcafé,
vraagt u de codes aan de netwerkbeheerder en voert u de codes in wanneer dit wordt gevraagd.
Bij sommige netwerken worden SSID's of netwerksleutels die op de routers of toegangspunten
worden gebruikt, regelmatig gewijzigd, ter verbetering van de beveiliging. In dat geval moeten de
codes op de computer dienovereenkomstig worden aangepast.
Als u nieuwe sleutels en een nieuwe SSID hebt ontvangen voor een netwerk en u eerder was
verbonden met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken met het netwerk:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Draadloze netwerken beheren.
Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare WLAN's. Als u zich in een hotspot bevindt
waar meerdere WLAN's actief zijn, worden er meerdere netwerken weergegeven.
3. Selecteer het netwerk in de lijst, klik met de rechtermuisknop op het netwerk en klik vervolgens
op Eigenschappen.
OPMERKING: Als het gewenste netwerk niet in de lijst voorkomt, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder om na te gaan of de router of het toegangspunt wel werkt.
4. Klik op het tabblad Beveiliging en voer de correcte versleutelingsgegevens voor draadloze
communicatie in het vak Netwerkbeveiligingssleutel in.
5. Klik op OK om deze instellingen op te slaan.
76 Hoofdstuk 13 Probleemoplossing en ondersteuning
WLAN-verbinding is erg zwak
Als het netwerk erg zwak is of als de computer geen verbinding met een WLAN kan maken, gaat u
als volgt te werk om te zorgen voor minder interferentie van andere apparaten:
Plaats de computer dichter bij de draadloze router of het toegangspunt.
Koppel draadloze apparaten, zoals magnetrons, draadloze telefoons of mobiele telefoons,
tijdelijk los om er zeker van te zijn dat andere draadloze apparaten geen storing veroorzaken.
Als de verbinding niet verbetert, kunt u proberen om alle verbindingswaarden op het apparaat
opnieuw in te stellen:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Draadloze netwerken beheren.
Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare WLAN's. Als u zich in een hotspot bevindt
waar meerdere WLAN's actief zijn, worden er meerdere netwerken weergegeven.
3. Klik op een netwerk en vervolgens op Verwijderen.
Kan geen verbinding maken met de draadloze router
Als u tevergeefs verbinding probeert te maken met de draadloze router, reset u de draadloze router
door de router gedurende 10 tot 15 seconden uit te zetten.
Als de computer nog steeds geen verbinding met een WLAN kan maken, start u de draadloze router
opnieuw op. Raadpleeg de instructies van de routerfabrikant voor meer informatie.
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven
Als het netwerkstatuspictogram niet wordt weergegeven in het systeemvak nadat u het WLAN hebt
geconfigureerd, betekent dit dat het softwarestuurprogramma ontbreekt of beschadigd is. Mogelijk
wordt ook een Windows-foutbericht weergegeven dat een apparaat niet gevonden is. Het
stuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd.
Ga voor de meest recente software en stuurprogramma's van het WLAN-apparaat voor de computer
naar de website van HP op
http://www.hp.com. Als het WLAN-apparaat dat u gebruikt, apart is
aangeschaft, gaat u naar de website van de fabrikant voor de meest recente software.
Ga als volgt te werk om de meest recente software van het WLAN-apparaat voor de computer te
verkrijgen:
1. Open een internetbrowser en ga naar
http://www.hp.com/support.
2. Selecteer uw land/regio.
3. Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma’s en typ vervolgens het
modelnummer van de computer in het zoekvak.
4. Druk op enter en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als het WLAN-apparaat dat u gebruikt, apart is aangeschaft, gaat u naar de website
van de fabrikant voor de meest recente software.
Problemen oplossen 77
Problemen met audiofuncties
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik
op de knop Test.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het geluid af.
Als u de audio-instellingen van de computer wilt bevestigen of wijzigen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
Problemen met energiebeheer
Hieronder staan enkele mogelijke oorzaken van problemen met energiebeheer:
Lage acculading
Problemen met netvoedingsadapter
Lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een netvoedingsadapter aan.
Sluit een optioneel dockingapparaat of een uitbreidingsapparaat aan.
Sluit een optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft aan.
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Activeer de hibernationstand.
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen
Als de computer niet voldoende acculading heeft om de hibernationstand te beëindigen, gaat u als
volgt te werk:
1. Vervang de lege, door de gebruiker vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de
netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de hibernationstand door kort op de aan/uit-knop te drukken.
78 Hoofdstuk 13 Probleemoplossing en ondersteuning
Problemen met netvoedingsadapter oplossen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat de
computer op de netvoeding aangesloten is:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter op de computer aan en steek de stekker van de adapter vervolgens
in een stopcontact.
4. Schakel de computer in.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, controleer dan de aansluiting van de netvoedingsadapter
op de computer en de aansluiting van de netvoedingsadapter op het stopcontact om er
zeker van te zijn dat alles goed aangesloten is.
Als de aansluitingen in orde zijn en de aan/uit-lampjes uit blijven, werkt de
netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de klantenondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
Problemen oplossen 79
Contact opnemen met de klantenondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in Help en ondersteuning geen antwoord geeft op
uw vragen, kunt u contact opnemen met de klantenondersteuning van HP op
http://www.hp.com/go/
contactHP.
OPMERKING: Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Chatsessies met ondersteuningsspecialisten zijn mogelijk niet in alle talen
beschikbaar. In dat geval vindt de chatsessie in het Engels plaats.
Ondersteuning per e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
een HP servicecentrum opzoeken.
80 Hoofdstuk 13 Probleemoplossing en ondersteuning
14 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is de ontlading van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar
in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u ontvangt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens
een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de klantenondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
81
Index
A
aan/uit
accu 36
besparen 38
Aan/uit-knop herkennen 10
Aan/uit-lampjes, herkennen 9
accu
afvoeren 38
opbergen 38
terugplaatsen 39
voeding besparen 38
accu, temperatuur 38
Accu-informatie zoeken 37
Accuruimte 12, 14
Accuvergrendeling 12
Accuvoeding 36
Actietoetsen
afspelen, onderbreken,
hervatten 28
beeldschermhelderheid
verhogen 28
beeldschermhelderheid
verlagen 28
draadloze communicatie 29
geluid harder 29
geluid uit 29
geluid zachter 29
Help en ondersteuning 28
herkennen 11
schakelen tussen
beeldschermen 28
volgende muziekstuk of
hoofdstuk 29
vorige muziekstuk of
hoofdstuk 28
Afsluiten 40
Antivirussoftware gebruiken 59
Audiofuncties controleren 23
Audio-ingang (microfooningang)
5
Audio-uitgangen
(hoofdtelefoonuitgangen) 6
B
Back-up maken van software en
gegevens 60
Back-ups maken 65
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 18
Beschrijfbare media 34
besparen, voeding 38
Bestanden herstellen
HP Recovery Manager
gebruiken 69
beste praktijken 1
Besturingssysteem
Microsoft, certificaat van
echtheid, label 14
productsleutel 14
Beveiliging, draadloze
communicatie 17
Beveiligingskabel,
bevestigingspunt herkennen 4
Beveiligingskabel installeren 60
Beveiligingsupdates van Windows
installeren 59
Bevestigingspunt
beveiligingskabel 4
digitale media 6
BIOS
update downloaden 63
update uitvoeren 62
versie vaststellen 62
Bluetooth-apparaat 15, 19
Bluetooth-label 14
C
Caps Lock-lampje herkennen 9
Certificaat van echtheid, label 14
Compartiment voor
geheugenmodule herkennen 13
Computer, reizen met 38
Computer reageert niet 40
Computer schoonmaken 53
Computer verzorgen 53
Configureren, audio voor HDMI
25
Connector, netvoeding 4
CyberLink PowerDVD 26
D
Digitale kaart
plaatsen 43
Digitalemediaslot herkennen 6
draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 18
benodigde apparatuur 17
beveiliging 17
functioneel bereik 18
gebruiken 16
openbare WLAN, verbinding
maken 18
verbinding maken 18
Draadloos netwerk beveiligen 60
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 15
knop 15
Wireless Assistant (Assistent
voor draadloze
communicatie), software 15
Draadloze communicatie, label
met keurmerk 14
Draadloze module, compartiment
herkennen 13
E
Elektrostatische ontlading 81
Energiemeter 35
Energiemeter gebruiken 35
Esc-toets herkennen 11
Externe apparaten 42
Externemonitorpoort 5, 23
Externemonitorpoort, herkennen
22
Externe netvoeding gebruiken
39
F
Firewallsoftware 59
Functietoets herkennen 11
82 Index
G
Geheugenmodule
plaatsen 52
terugplaatsen 51
verwijderen 51
Geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 7, 21
H
HDMI
configureren, audio 25
HDMI-poort, verbinding maken
met 24
HDMI-poort herkennen 5, 22
herstellen 68
HP Recovery Manager 69
Herstellen, systeem 69
Herstellen vanaf de
herstelschijven 70
Herstellen vanaf de speciale
herstelpartitie 69
Herstelmedia 65
Herstelpunten 66
Herstelschijven 65
Hibernationstand
activeren 35
beëindigen 35
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 38
High-definitionapparatuur,
aansluiten 24
HP Recovery Manager 69
Hubs 41
I
In-/uitgangen
audio-ingang
(microfooningang) 5
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
6
netwerk 5
RJ-45 (netwerk) 5
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 33
Ingangsvermogen 72
Installatie van draadloos netwerk
17
interne microfoon, herkennen 7,
21
Internetbeveiligingssoftware
gebruiken 58
Internetverbinding instellen 17
K
Kabels
USB 42
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 14
labels met keurmerken voor
draadloze communicatie 14
Knijpen, touchpadbeweging 33
Knoppen
aan/uit 10
ejecttoets voor optische-
schijfeenheid 4
linkerknop van Touchpad 8,
29
rechterknop van Touchpad 8,
29
Touchpadaan/uit 8
Knop voor draadloze
communicatie 15
Kritiek lage acculading 38
L
Labels
Bluetooth 14
certificaat van echtheid van
Microsoft 14
kennisgevingen 14
keurmerk voor draadloze
communicatie 14
Serienummer 13
service 13
WLAN 14
Lage acculading verhelpen 78
Lampjes
aan/uit 9
Caps Lock 9
draadloze communicatie 9
netvoedingsadapter 4
Optischeschijfeenheid 4
Touchpad 8, 29
Vaste schijf 6
webcam 7, 21
Lampje van optische-schijfeenheid
herkennen 4
Lampje voor draadloze
communicatie 9, 15
Lampje voor vaste-schijfeenheid
6
Leesbare media 34
leuke dingen om te doen 1
Luchthavenbeveiliging 47
Luidsprekers herkennen 3, 21
M
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 14
Muis, extern
voorkeuren instellen 27
N
netvoedingsadapter 4
Netvoedingsconnector
herkennen 4
Netwerkconnector herkennen 5
O
Omgevingsvereisten 72
Onderdelen
beeldscherm 7
bovenkant 8
linkerkant 5
onderkant 12
rechterkant 4
voorkant 3
Onderhoud
Schijfdefragmentatie 50
Schijfopruiming 50
Onderpaneel 51
Ondersteunde schijven 65
Opbergen, accu 38
Openbare WLAN, verbinding
maken 18
opstartvolgorde
wijzigen 71
Optionele externe apparaten
gebruiken 42
Optische schijf
plaatsen 44
verwijderen 45
Optische-schijfeenheid
herkennen 4, 21
Origineel systeem herstellen 69
herstelmedia maken 65
Index 83
P
plaatsen
essentiële
beveiligingsupdates 59
optionele beveiligingskabel 60
Poorten
externe monitor 5, 22, 23
HDMI 5, 22, 24
USB 4, 5, 21
VGA 23
PowerDVD 26
Probleemoplossing en
ondersteuning 74
Problemen met audiofuncties
oplossen 78
Problemen met draadloze
verbinding oplossen 75
Problemen met energiebeheer
oplossen 78
Problemen met
netvoedingsadapter oplossen
79
Problemen met schijfeenheid
oplossen 74
Productnaam en productnummer,
computer 13
productsleutel 14
R
Reizen met computer 14, 38, 54
RJ-45-netwerkconnector
herkennen 5
Ruimte voor optische-
schijfeenheid, herkennen 13
S
Schijfmedia 34
Schuiven, touchpadbeweging 33
Serienummer 13
Serienummer van computer 13
Servicelabels
zoeken 13
slaapstand
activeren 34
beëindigen 34
Software
CyberLink PowerDVD 26
Schijfdefragmentatie 50
Schijfopruiming 50
Software Schijfdefragmentatie 50
Software Schijfopruiming 50
Software-updates installeren 59
Software-updates van HP en
derden installeren 60
Systeemherstel 69
Systeemherstelpunten 66
maken 66
T
Temperatuur 38
Toetsen
actie 11
esc 11
Windows-applicaties 11
Windows-systeemlogo 11
Touchpad
gebruiken 29
Knoppen 8, 29
Touchpadaan/uit-knop 8, 29
Touchpadbewegingen
in-/uitzoomen 33
knijpen 33
schuiven 33
Touchpadlampje 29
Touchpad-lampje 8
Touchpadzone, herkennen 8, 29
Transport van computer 54
U
Uitschakelen, computer 40
Uitwerpknop voor optische-
schijfeenheid herkennen 4
USB-apparaten
beschrijving 41
verbinding maken 41
verwijderen 42
USB-hubs 41
USB-kabel, aansluiten 42
USB-poorten herkennen 4, 5, 21
V
Ventilatieopeningen herkennen
5, 12
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 18
Vergrendeling, accu 12
Verwijderde bestanden
herstellen 69
VGA-poort, verbinding maken
met 23
Video 23
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 35
Wachtwoorden
Setup Utility (BIOS) 58
Windows 57
Wachtwoorden gebruiken 56
Wachtwoorden voor Setup Utility
(BIOS) 58
webcam 22
Webcam herkennen 7, 21
Webcamlampje herkennen 7, 21
Windows-applicatietoets
herkennen 11
Windows Back-up maken and
terugzetten
bestanden herstellen 69
Windows-logotoets herkennen
11
Windows-wachtwoorden 57
Wireless Assistant (Assistent voor
draadloze communicatie),
software 15
WLAN-antennes herkennen 7
WLAN-apparaat 14, 16
WLAN-label 14
84 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94

HP 2000-2100 Notebook PC series Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding