KTM 85 SX 17/14 2013 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2013
85 SX 19/16
85 SX 17/14
Artikelnr. 3211856nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u en uw kind er veel plezier mee zullen beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 11) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2013 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.5 Veilig gebruik ................................................... 6
2.6 Beschermende kleding ...................................... 6
2.7 Werkinstructies................................................. 6
2.8 Milieu.............................................................. 6
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symboolweergave) ............................................ 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .......................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje .................................................... 11
5.3 Motornummer................................................. 11
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 Tankdop openen ............................................. 12
6.6 Tankdop sluiten .............................................. 13
6.7 Brandstofkraan ............................................... 13
6.8 Choke ............................................................ 14
6.9 Versnellingshendel .......................................... 14
6.10 Kickstarter ..................................................... 14
6.11 Rempedaal..................................................... 14
6.12 Plug-in standaard............................................ 15
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 16
7.2 Motor inrijden................................................. 17
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 17
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 18
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 18
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 19
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 19
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 20
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 21
8.2 Starten .......................................................... 21
8.3 Beginnen met rijden........................................ 22
8.4 Schakelen, rijden............................................ 22
8.5 Afremmen ...................................................... 22
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 23
8.7 Transport ....................................................... 23
8.8 Brandstof tanken ............................................ 24
9 SERVICESCHEMA...................................................... 25
9.1 Serviceschema................................................ 25
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 26
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 27
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 27
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 27
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 27
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 28
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 28
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 29
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 29
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 29
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 30
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 30
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 31
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 31
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 31
10.14 Stuurstand ..................................................... 32
10.15 Stuurstand instellen x ................................... 32
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 33
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 33
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 33
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 33
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 34
11.5 Voorvorkprotector demonteren x ..................... 34
11.6 Voorvorkprotector monteren x......................... 34
11.7 Vorkpoten demonteren x................................ 35
11.8 Vorkpoten monteren x ................................... 35
11.9 Onderste kroonplaat demonteren x ................. 36
11.10 Onderste kroonplaat monteren x..................... 37
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren...................... 39
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen x..................... 39
11.13 Balhoofdlager smeren x................................. 40
11.14 Startnummerbord demonteren.......................... 40
11.15 Startnummerbord monteren ............................. 40
11.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 40
11.17 Spatbord voor monteren................................... 40
11.18 Schokdemper demonteren x........................... 41
11.19 Schokdemper monteren x.............................. 41
11.20 Zadel verwijderen............................................ 41
11.21 Zadel monteren............................................... 41
11.22 Luchtfilterbakafdekking demonteren ................. 42
11.23 Luchtfilterbakafdekking monteren .................... 42
11.24 Luchtfilter demonteren x............................... 42
11.25 Luchtfilter monteren x................................... 43
11.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x............ 43
11.27 Luchtfilterbak afdichten x ............................. 44
11.28 Einddemper demonteren.................................. 44
11.29 Einddemper monteren ..................................... 44
11.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 44
11.31 Brandstoftank demonteren x.......................... 45
INHOUDSOPGAVE 3
11.32 Brandstoftank monteren x.............................. 46
11.33 Kettingvervuiling controleren............................ 46
11.34 Ketting reinigen .............................................. 47
11.35 Kettingspanning controleren ............................ 47
11.36 Kettingspanning instellen ................................ 48
11.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 48
11.38 Kettinggeleiding instellen x ........................... 50
11.39 Frame controleren x...................................... 50
11.40 Achterbrug controleren x ............................... 51
11.41 Gaskabellegging controleren............................. 51
11.42 Rubberen stuurcovers controleren..................... 51
11.43 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 51
11.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 52
11.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren..................................................... 52
11.46 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren....................................................... 52
11.47 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 52
12 REMSYSTEEM........................................................... 54
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 54
12.2 Vrije slag remhendel instellen .......................... 54
12.3 Remschijven controleren.................................. 54
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 55
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 55
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 56
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 56
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 58
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 58
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 59
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 59
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren ........... 60
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 61
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 63
13.1 Voorwiel demonteren x .................................. 63
13.2 Voorwiel monteren x...................................... 63
13.3 Achterwiel demonteren x ............................... 64
13.4 Achterwiel monteren x................................... 64
13.5 Bandentoestand controleren............................. 65
13.6 Bandenspanning controleren............................ 66
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 66
14 KOELSYSTEEM.......................................................... 67
14.1 Koelsysteem................................................... 67
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 67
14.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 67
14.4 Koelmiddel aftappen x .................................. 68
14.5 Koelmiddel vullen x ...................................... 68
15 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 70
15.1 Gaskabelspeling controleren............................. 70
15.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 70
15.3 Carburateur - stationair.................................... 71
15.4 Carburateur - stationair afstellen x.................. 71
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x............... 72
15.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 73
15.7 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x.................................................... 73
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 74
16.1 Transmissieoliepeil controleren ........................ 74
16.2 Transmissieolie verversen x............................ 74
16.3 Transmissieolie aftappen x ............................ 74
16.4 Transmissieolie vullen x ................................ 75
16.5 Transmissieolie bijvullen x............................. 75
17 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 77
17.1 Motorfiets reinigen .......................................... 77
18 STALLING ................................................................. 78
18.1 Stalling.......................................................... 78
18.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 78
19 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 79
20 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 81
20.1 Motor............................................................. 81
20.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 81
20.3 Vulhoeveelheden............................................. 82
20.3.1 Transmissieolie........................................... 82
20.3.2 Koelmiddel ................................................ 82
20.3.3 Brandstof................................................... 82
20.4 Chassis .......................................................... 82
20.5 Banden.......................................................... 83
20.6 Voorvork......................................................... 83
20.7 Schokdemper ................................................. 83
20.8 Aanhaalmomenten chassis............................... 84
20.9 Carburateur .................................................... 85
20.9.1 Carburateur afstellen................................... 85
21 GEBRUIKSSTOFFEN .................................................. 87
22 HULPSTOFFEN.......................................................... 89
23 NORMEN .................................................................. 91
INDEX .............................................................................. 92
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal
gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
L00009-10
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Stopknop ( pag. 12)
3 Koppelingshendel ( pag. 12)
4 Luchtfilterbakafdekking
5 Brandstofkraan
6 Choke ( pag. 14)
7 Versnellingshendel ( pag. 14)
8 Kettinggeleiding
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
L00019-10
1 Tankdop
2 Gashendel ( pag. 12)
3 Voorvork instelling uitgaande demping
4 Schokdemper instelling uitgaande demping
5 Kijkglas remvloeistof achter
6 Schokdemper instelling ingaande demping
7 Kickstarter ( pag. 14)
8 Rempedaal ( pag. 14)
9 Voorvork instelling ingaande demping
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
L00011-10
Het framenummer 1 is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
C00280-10
Het typeplaatje 1 is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
L00012-10
Het motornummer 1 is onder de carburateur in het motorhuis gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
L00050-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenkant van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
L00013-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste deel van de schokdemper
aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
L00016-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
L00017-10
De remhendel 1 bevindt zich aan de rechterkant van het stuur.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
L00017-11
De gashendel 1 is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
L00016-11
De stopknop 1 is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
L00023-10
Tankdop 1 tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
6.6 Tankdop sluiten
L00023-11
Tankdop erop zetten en met de klok mee draaien tot de brandstoftank goed geslo-
ten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 1 zonder knikken leggen.
6.7 Brandstofkraan
L00035-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerkant van de brandstoftank.
Met de draaihendel 1 aan de brandstofkraan kan de brandstoftoevoer naar de carbura-
teur worden geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Er kan geen brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer openen ON Er kan brandstof van de brandstoftank naar de car-
burateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt geheel verbruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.8 Choke
L00020-10
De chokehendel 1 is aan de linkerkant van de carburateur aangebracht.
Wanneer de chokefunctie is geactiveerd wordt in de carburateur een opening vrijgege-
ven, waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat er een rijker
brandstof-luchtmengsel dat bij een koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omlaag gedrukt.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omhoog getrokken.
6.9 Versnellingshendel
L00024-10
De versnellingshendel 1 is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
L00024-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand N bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.10 Kickstarter
L00025-10
De kickstarter 1 is aan de rechterkant van de motor aangebracht.
De kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarter naar de motor zwenken.
6.11 Rempedaal
L00026-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.12 Plug-in standaard
L00022-10
De bevestiging van de plug-in standaard 1 bevindt zich aan het frame aan de linker-
kant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
7 INBEDRIJFNAME 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLichamelijke en geestelijke bekwaamheden van het kind.
Uw kind moet al in staat zijn om te kunnen fietsen en om het voertuig na een val zelf weer rechtop te zetten. Bovendien
moet uw kind begrijpen, dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toezichthoudende persoon nageleefd
moeten worden. Verg niet te veel van uw kind. Pas als de conditie, rijtechniek en motivatie kloppen kan de deelname aan
een race worden overwogen. Kinderen herkennen gevaren vaak niet of onderschatten de risico's. Maak uw kind duidelijk
dat het voertuig onder geen beding mag worden gebruikt zonder toezicht en dat alleen zo snel mag worden gereden als de
rijvaardigheid en de situatie dit toestaan.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als het kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat is een voertuig te rij-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Zorg ervoor dat u en uw kind altijd beschermende kleding dragen, die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de
wettelijke eisen. Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritisch rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVernietiging van chassiscomponenten.
Maximaal toegestaan bestuurdersgewicht niet overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de beschrijving van de gevaren en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 52)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 54)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 58)
7 INBEDRIJFNAME 17
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u eerst controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het
gewicht van het kind.
Uw kind op een geschikt terrein laten wennen aan de omgang met de motorfiets. Het beste gaat dat op een groot weiland.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor het remsysteem kunt u uw kind het beste eerst duwen. Pas als uw kind de voorwiel-
rem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon toe rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en keren.
Stel hindernissen op waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan de omgang met het voertuig.
Uw kind zou ook eens moeten proberen zo langzaam mogelijk en staand te rijden om meer gevoel voor de motorfiets te krijgen.
Laat uw kind geen terreinritten uitvoeren, die de vaardigheden en ervaring van uw kind te boven gaan.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Het maximale bestuurdersgewicht moet in acht worden genomen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 75 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 66)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 17)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
Tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak afdichten. x ( pag. 44)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 43)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 51)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 18)
Rijden op nat zand. ( pag. 18)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 19)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 19)
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 20)
7 INBEDRIJFNAME 18
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
L00021-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
Radiateurdop vervangen.
B00435-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (59006019000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
B00436-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006022000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 89)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Wanneer regelmatig door zand wordt gereden zuigers om de 10 rij-uren vervan-
gen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
L00021-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
7 INBEDRIJFNAME 19
Radiateurdop vervangen.
B00437-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 89)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Wanneer regelmatig door zand wordt gereden zuigers om de 10 rij-uren vervan-
gen.
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
B00437-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 77)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
L00021-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
7 INBEDRIJFNAME 20
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 89)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 67)
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
B00437-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
8 RIJ-INSTRUCTIES 21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 74)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 55)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 59)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 56)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 67)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 46)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 48)
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
Bandentoestand controleren. ( pag. 65)
Bandenspanning controleren. ( pag. 66)
Spaakspanning controleren. ( pag. 66)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 34)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 33)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Stilstand motorfiets van meer dan 1 week
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 72)
Draaihendel 1 aan brandstofkraan in de stand ON draaien. (afbeelding L00035-10 pag. 13)
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de standaard nemen.
Versnelling stationair inschakelen.
Motor koud
Chokehendel tot de aanslag omlaag drukken.
Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8 RIJ-INSTRUCTIES 22
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig
koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u deze op ¾ gas terugdraaien. Pas uw
snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof
verbruikt.
Uw kind moet altijd slechts zoveel gasgeven als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel
verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Uw kind moet het vaak en lang slepen van de koppeling vermijden. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en
het koelsysteem.
Leg uw kind uit, dat het beter is met een lager toertal dan met een hoog toerental en slepende koppeling te rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet
oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 23
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstan-
daard staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling stationair inschakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Draaihendel 1 aan brandstofkraan in de stand OFF draaien. (afbeelding L00035-10 pag. 13)
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 12)
AA
401522-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 35 mm
Inhoud brandstof-
tank ca.
5,0 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 88)
Motorolie 2-takt ( pag. 87)
Tankdop sluiten. ( pag. 13)
9 SERVICESCHEMA 25
9.1 Serviceschema
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren / na iedere race
eenmalig na 10 rij-uren / om de 10 rij-uren
Transmissieolie verversen. x ( pag. 74)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 56)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
Remschijven controleren. ( pag. 54)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Afdichtmanchetten rempedaalcilinder vervangen. x
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 59)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 58)
Frame en achterbrug controleren. x
Achterbrugophanging controleren. x
Zwenklager aan schokdemper boven en onder controleren. x
Voorvorkservice uitvoeren. x
Schokdemperservice uitvoeren. x
Bandentoestand controleren. ( pag. 65)
Bandenspanning controleren. ( pag. 66)
Wiellagers op speling controleren. x
Wielnaven controleren. x
Velgslag controleren. x
Spaakspanning controleren. ( pag. 66)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 48)
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewegen. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 52)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 55)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 54)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 39)
Zuiger vervangen en cilinder controleren. x
Zuiger vervangen en cilinder controleren. (bij zwaardere gebruiksomstandigheden) x
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
Krukaslager vervangen. x
Aandrijving en versnelling controleren. x
Bougie vervangen. x
Bougiedop vervangen. x
Inlaatmembraan controleren. x
Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren. x
Koppeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren,
dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 67)
Controleren of de kabels niet zijn beschadigd en zonder knikken zijn gelegd. x
Controleren of de bowdenkabels niet beschadigd zijn, zonder knikken zijn gelegd en goed zijn ingesteld.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 44)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Stationair controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
9 SERVICESCHEMA 26
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
jaarlijks
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
Remvloeistof voorwielrem verversen. x
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. x
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 52)
Balhoofdlager smeren. x ( pag. 40)
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x
Alle motorlagers vervangen. x
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 27
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 45… 55 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
L00028-10
Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 28
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
L00027-10
Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
L00029-10
Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat A noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 29)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat B noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 30)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 29)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat C noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 100 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 30)
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 41)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401551-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde noteren.
Contraring 1 losdraaien.
Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Combinatiesleutel (50329080000)
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2 op de aangegeven maat A spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 10 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspannen veerlengte en de
gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1 vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 41)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 45 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 45… 55 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: > 55 kg 40 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoor-
spanning worden gecompenseerd.
Nawerk
Schokdemper monteren. x ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 29)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 29)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 28)
10 CHASSIS AFSTELLEN 31
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
L00032-10
Beschermkappen 1 verwijderen.
Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 2 bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
Beschermkappen 1 monteren.
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
L00037-10
Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 1 bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpo-
ten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.14 Stuurstand
C00248-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boorgaten op een afstand A van elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boorgaten op de stuuradapter zijn op een afstand B van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende standen worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de voor de bestuurder meest aangename stand te zetten.
10.15 Stuurstand instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
C00249-10
De vier schroeven 1 verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en
opzij leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
De twee schroeven 2 verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. De twee schroeven 2 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. De vier schroeven 1 monteren en gelijkmatig
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 33
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L00036-10
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (59229055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L00022-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard 1 in de linkerkant van de
steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
L00038-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1 losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 34
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
L00039-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1 aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loopt
van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen. Wanneer dit
vuil niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 90)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.5 Voorvorkprotector demonteren x
L00046-11
Schroeven 1 verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven 2 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
L00065-10
Schroeven 3 aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
11.6 Voorvorkprotector monteren x
L00065-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 35
L00046-12
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 2 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 3 monteren en
vastdraaien.
11.7 Vorkpoten demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Voorwiel demonteren. x ( pag. 63)
L00047-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen en klem eraf halen.
(85 SX 17/14)
Schroeven 2 verwijderen en remklauw eraf halen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
Remhendel niet bedienen als de remklauw verwijderd is.
(85 SX 19/16)
Schroeven 2 en afstandsbussen verwijderen en remklauw eraf halen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
Remhendel niet bedienen als de remklauw verwijderd is.
L00041-11
Schroeven 3 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
L00038-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 36
L00041-10
Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
L00047-11
(85 SX 17/14)
Remklauw positioneren, schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel positioneren. Klem plaatsen, schroeven 5 monteren.
(85 SX 19/16)
Remklauw met afstandsbussen positioneren en schroeven 4 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel positioneren. Klem plaatsen, schroeven 5 monteren.
Nawerk
Voorwiel monteren. x ( pag. 63)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.9 Onderste kroonplaat demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Voorwiel demonteren. x ( pag. 63)
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 35)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 40)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 40)
C00251-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1 verwijderen.
Moer 2 verwijderen. Schroef 3 verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
L00045-10
Beschermring 4 verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
11.10 Onderste kroonplaat monteren x
C00250-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 90)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Keerring 2 erop schuiven.
Beschermring 1 positioneren.
C00252-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer 3 monteren, maar nog niet vastdraaien.
L00042-11
Vorkpoten positioneren.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 4 naar voren positioneren.
L00082-10
Schroeven 5 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
C00253-10
Moer 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Brandstoftankontluchting positioneren.
C00254-10
Schroef 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
L00082-11
Schroeven 7 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
L00047-12
(85 SX 17/14)
Remklauw positioneren en schroeven 8 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 9 monteren en vastdraaien.
(85 SX 19/16)
Remklauw met afstandsbussen positioneren en schroeven 8 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 9 monteren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 40)
Startnummerbord monteren. ( pag. 40)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Voorwiel monteren. x ( pag. 63)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 39)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Balhoofdlagerspeling instellen. x ( pag. 39)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. x ( pag. 39)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
L00033-11
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1 verwijderen.
Schroeven 2 losdraaien.
Schroef 3 losdraaien.
Moer 4 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroef 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting 1 positioneren.
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 39)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
11.13 Balhoofdlager smeren x
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 36)
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 37)
11.14 Startnummerbord demonteren
L00049-11
Schroef 1 verwijderen en klem eraf halen.
Schroef 2 verwijderen. Startnummerbord eraf halen.
11.15 Startnummerbord monteren
L00049-10
Startnummerbord positioneren. Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Uitsteeksels grijpen.
Remkabel en klem positioneren. Schroef 2 monteren en vastdraaien.
11.16 Spatbord vooraan demonteren
L00040-10
Schroeven 1 verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11.17 Spatbord voor monteren
L00040-10
Erop letten dat de afstandsbussen in het spatbord zijn gemonteerd.
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Uitsteeksels grijpen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
11.18 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
L00064-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zo ver neerlaten dat het
achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef 2 verwijderen, spatbord 3 opzij duwen en schokdemper verwijderen.
11.19 Schokdemper monteren x
L00064-11
Hoofdwerk
Spatbord 1 opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef 2 monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 60 Nm Loctite
®
243™
Schroef 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 60 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.20 Zadel verwijderen
L00052-10
Schroef 1 verwijderen. Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan
naar boven toe verwijderen.
11.21 Zadel monteren
L00053-10
Zadel voor aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achter neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven.
Erop letten of het zadel goed vergrendeld is.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
L00052-10
Schroef 1 voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.22 Luchtfilterbakafdekking demonteren
C00275-10
Afdekking van de luchtfilterbak in bereik A naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
11.23 Luchtfilterbakafdekking monteren
C00275-11
Afdekking van de luchtfilterbak in het achterste bereik A vasthaken en in het voor-
ste bereik B vergrendelen.
11.24 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 42)
L00054-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbeugel 1 losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
11.25 Luchtfilter monteren x
301262-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in bereik A smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 89)
L00054-11
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de luchtfilterbeugel 1
vastzetten.
Pijl van markering UP wijst omhoog.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 42)
11.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 42)
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 42)
101800-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 90)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 89)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting niet is beschadigd en goed vastzit.
Nawerk
Luchtfilter monteren. x ( pag. 43)
Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
11.27 Luchtfilterbak afdichten x
401527-10
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik A afdichten.
11.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
L00057-10
Schroef 1 verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof 2 van het bochtstuk trekken.
11.29 Einddemper monteren
L00057-11
Einddemper met de rubbermof 1 monteren.
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 44)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
401544-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen. Eindkap 2 met keerring 3 en buitenpijp 4 verwijderen.
Glasvezelvulling 5 van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
Nieuwe glasvezelvulling 5 op de binnenbuis monteren.
Buitenpijp 4 met de nieuwe glasvezelvulling over de binnenpijp schuiven.
Beschermkap 2 met keerring 3 in de buitenpijp steken.
Schroeven 1 met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 44)
11.31 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 41)
L00059-10
Hoofdwerk
Brandstofkraan sluiten.
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
Schroef 1 verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
L00077-10
Schroeven 2 verwijderen.
Brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
11.32 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
L00059-10
Hoofdwerk
Brandstoftank positioneren.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Brandstofslang aansluiten.
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
L00077-10
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Brandstoftankontluchting positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 41)
11.33 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
11.34 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 89)
Kettingspray offroad ( pag. 89)
11.35 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
L00060-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning A bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 48)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
11.36 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
L00063-10
Hoofdwerk
Moer 1 losdraaien.
Moeren 2 losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde stand staan t.o.v. referentiemarkeringen B. Zo
is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren 2 vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 4 kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling stationair inschakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht A trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting kettingslijtage 10… 15 kg
De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste
punt van de ketting
219 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
C00255-01
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen. x
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
C00256-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
401585-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het donkergekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen. x
C00257-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.38 Kettinggeleiding instellen x
L00078-10
Schroeven 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen. Kettinggeleiding omlaag zwenken.
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: 44 tanden
Flensbus in boring A steken. Kettinggeleiding positioneren.
Schroef 2 monteren en vastdraaien. Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: 45 tanden
Flensbus in boring B steken. Kettinggeleiding positioneren.
Schroef 2 monteren en vastdraaien. Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.39 Frame controleren x
401542-01
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
11.40 Achterbrug controleren x
401543-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.41 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor letselDe gaskabel kan uit de geleiding glijden, waardoor de gasklep niet meer gesloten wordt en de snelheid niet
meer kan worden gecontroleerd.
Altijd opletten dat de gaskabel goed wordt gelegd en de gaskabelspeling controleren.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 41)
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 45)
L00083-10
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de linkerkant, boven de brandstoftanklager, naar de carbu-
rateur gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze gelegd is:
Gaskabellegging corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. x ( pag. 46)
Zadel monteren. ( pag. 41)
11.42 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 89)
11.43 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 51)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
11.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
C00258-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte van
de hand van de bestuurder aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
C00259-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale stand zetten.
Vloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het vloeistofpeil onder de markering A van het kijkglas is gedaald:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren. ( pag. 52)
11.46 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
C00260-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale stand zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Vloeistof tot maat A corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat A (vloeistofpeil onder bovenkant
reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.47 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
C00260-11
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale stand zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
L00068-10
Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Ontluchtingsschroef 5 op koppelingsactuator van de koppeling verwijderen en ont-
luchtingsspuit 4 monteren.
L00081-11
Schroef 6 met keerring verwijderen.
Vervolgens de vloeistof u zolang in het systeem spuiten totdat deze er door de ope-
ning A van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
Schroef 6 met keerring monteren en vastdraaien.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 54
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
L00017-12
Remhendel naar voren duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 54)
12.2 Vrije slag remhendel instellen
L00017-13
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 54)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef 1 instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400257-10
De remschijven voor- en achteraan op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
Vooraan 2,5 mm
Achteraan 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor- en achteraan controleren op beschadiging, scheuren en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 55
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
C00261-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de markering A is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 55)
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 56)
12 REMSYSTEEM 56
306819-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
C00263-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 56)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 56)
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
12 REMSYSTEEM 57
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
C00260-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
C00264-10
(85 SX 17/14)
Schroeven 4 verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen
op de remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
(85 SX 19/16)
Schroeven 4 en afstandsbussen verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen
op de remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
C00265-10
Veerstekker 5 verwijderen.
Bout 6 verwijderen.
Borgveer 7 verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
Remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Borgveer 7 positioneren.
Bout 6 monteren.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Veerstekker 5 monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed zit.
C00264-10
(85 SX 17/14)
Remklauw positioneren. Schroeven 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf
liggen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
12 REMSYSTEEM 58
Vastzetting remhendel verwijderen.
(85 SX 19/16)
Remklauw positioneren. Schroeven 4 met afstandsbussen monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf
liggen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
L00085-10
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
L00084-10
Veer 1 losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 58)
Veer 1 vasthaken.
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 59
C00266-10
Veer 1 losmaken.
Moer 4 losdraaien en met drukstang 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2
losmaken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 5 zoveel draaien tot de vrije slag A bereikt is. Eventueel uitgangspositie
van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Drukstang 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer 1 vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
L00071-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als het remvloeistofpeil onder de markering A is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 59)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 60
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
L00088-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel met ring en membraan 2 verwijderen.
Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met ring en membraan monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
L00087-10
Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 61)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 61)
12 REMSYSTEEM 61
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
L00089-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel met ring en membraan 2 verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
L00090-10
Veerstekker 3 eraf halen, bout 4 verwijderen.
Borgveer 5 verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
12 REMSYSTEEM 62
L00091-10
Remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
L00090-10
Borgveer 5 positioneren.
Bout 4 monteren.
Voorgeschreven waarde
Bout achterwielrem M6 12 Nm
Veerstekker 3 monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed zit.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
L00088-11
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering A.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met ring en membraan 2 monteren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 63
13.1 Voorwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
L00092-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
Schroeven 2 losdraaien.
L00093-10
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
L00094-10
Afstandsbussen 3 verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
L00094-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 89)
Afstandsbussen erin zetten.
L00092-11
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
13 WIELEN, BANDEN 64
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden
uitgelijnd.
Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
C00268-10
Hoofdwerk
Moer 1 verwijderen.
Kettingspanner 2 verwijderen. Steekas 3 alleen zo ver eruit trekken, dat het ach-
terwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Ketting van het kettingwiel nemen.
Achterwiel uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
L00096-10
Afstandsbussen 4 verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
L00096-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 89)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 65
C00269-10
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas 2 erin steken.
C00270-10
Kettingspanner 3 positioneren. Moer 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3 tegen de stelschroeven 5 liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
Moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner kunnen bij gelijke ket-
tinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3 kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het
rijden in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zit-
ten en andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Houd rekening met de in de nationale wetgeving voorgeschreven minimale
profieldiepte.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
13 WIELEN, BANDEN 66
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste
twee cijfers op het jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke
slijtage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
Vooraan 1,0 bar
Achteraan 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak raakt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
Controleer de spaakspanning regelmatig, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort tegen alle spaken slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren. x
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M4,5 5 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 KOELSYSTEEM 67
14.1 Koelsysteem
L00080-10
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
Er vindt een extra koeling plaats via de radiateurventilator. Deze wordt met een thermo-
schakelaar geregeld.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 87)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 87)
Radiateurdop monteren.
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
14 KOELSYSTEEM 68
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 87)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 87)
Radiateurdop monteren.
14.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
C00271-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
14.5 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
14 KOELSYSTEEM 69
C00271-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateurdop 2 verwijderen.
C00279-10
Ontluchtingsschroef 3 verwijderen.
Koelmiddel vullen tot maat A over de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,0 l Koelmiddel ( pag. 87)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 87)
Ontluchtingsschroef 3 monteren en vastdraaien.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 67)
15 MOTOR AFSTELLEN 70
15.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling A bepalen.
Gaskabelspeling 2… 3 mm
» Als de gaskabelspeling niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 70)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 70)
15.2 Gaskabelspeling instellen x
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 41)
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 45)
Gaskabellegging controleren. ( pag. 51)
C00273-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet 1 naar achteren schuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef 2 tot de aanslag is ingescho-
ven.
Moer 3 losdraaien.
400192-11
Stelschroef 2 zo draaien dat bij de gashendel de gaskabelspeling A aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 2… 3 mm
Moer 3 vastdraaien.
Manchet 1 erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. x ( pag. 46)
Zadel monteren. ( pag. 41)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 70)
15 MOTOR AFSTELLEN 71
15.3 Carburateur - stationair
L00074-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met verkeerde sta-
tionaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen van de motor onder-
hevig aan verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot storingen.
De fabriekinstelling van de carburateur komt overeen met de volgende waarden.
Hoogte boven zeespiegel 500 m
Omgevingstemperatuur 20 °C
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 88)
500282-01
Stationair bereik A
Werking bij gesloten gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de stelschroef 1 en de
regelschroef stationaire lucht 2.
Overgangsbereik B
Gedrag van de motor bij het openen van de gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de
stationaire sproeier en de vorm van de gasklep.
Wanneer de motor ondanks een correct ingestelde stationair en deellast bij het openen
van de gasklep gaat stotteren en bij hoog toerental het volledige vermogen plotseling
wordt bereikt, dan is de carburateur te rijk geregeld, het vlotterniveau te hoog of het
vlotternaaldventiel lekt.
Deellastbereik C
Werking bij gedeeltelijk geopende gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de sproei-
ernaald (vorm en stand). De motorafstelling wordt in het lage bereik beïnvloed door de
stationaire afstelling en in het hoge bereik door de hoofdsproeier.
Wanneer de motor bij het acceleren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stot-
terend vermogen draait, moet de sproeiernaald met één inkeping worden verlaagd.
Wanneer de motor vooral bij het acceleren en het bereiken van het toerentalbereik met
vol vermogen pingelt, moet de sproeiernaald verhoogd worden. Wanneer de hierboven
genoemde verschijnselen in stationair of net daarboven optreden moet bij stotterende
vermogensafgifte het stationaire systeem armer worden geregeld en bij pingelen rijker.
Vollastbereik D
Werking bij open gasklep (vol gas). Dit bereik wordt beïnvloed door de hoofdsproeier en
de sproeiernaald.
Wanneer de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd met vol gas rijden zeer licht of
wit is en/of de motor pingelt, moet een grotere hoofdsproeier worden gebruikt. Wanneer
de isolator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere hoofdsproeier worden gebruikt.
15.4 Carburateur - stationair afstellen x
L00074-10
Regelschroef stationaire lucht 2 tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Motor warm rijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warm rijden 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Met de stelschroef 1 het stationaire toerental instellen.
15 MOTOR AFSTELLEN 72
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omhoog getrokken.
( pag. 14)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht 2 langzaam met de klok mee draaien tot het statio-
naire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu langzaam tegen de
klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde werkstappen
nog een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een onjuist gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is ingedraaid en het toe-
rental niet verandert, moet een kleinere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Voer deze werkzaamheden uit bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Draaihendel 1 aan brandstofkraan in de stand OFF draaien.
(afbeelding L00035-10 pag. 13)
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de carburateur.
15 MOTOR AFSTELLEN 73
L00073-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende brandstof wordt
opgevangen.
Sluitschroef 1 verwijderen.
Brandstof volledig laten uitlopen.
Sluitschroef 1 monteren en vastdraaien.
15.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 73)
15.7 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
C00277-10
Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 eraf halen.
C00276-10
Tanden A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 12 Nm Loctite
®
243™
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 74
16.1 Transmissieoliepeil controleren
Info
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
L00075-11
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
Transmissieolie bijvullen. x ( pag. 75)
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorhuis M6x25 10 Nm
16.2 Transmissieolie verversen x
400721-01
Transmissieolie aftappen. x ( pag. 74)
400722-01
Transmissieolie vullen. x ( pag. 75)
16.3 Transmissieolie aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 75
L00075-10
Hoofdwerk
Olieaftapschroef 1 met magneet verwijderen.
Transmissieolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak aan motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M10 20 Nm
16.4 Transmissieolie vullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnellingsbak.
L00072-11
Hoofdwerk
Olievulschroef 1 verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 87)
Olievulschroef 1 monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 74)
16.5 Transmissieolie bijvullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnellingsbak.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
L00075-11
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
L00072-10
Olievulschroef 2 verwijderen.
Transmissieolie vullen tot het uit de opening van de schroef voor het transmissie-
oliepeil uitstroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 87)
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorhuis M6x25 10 Nm
Olievulschroef 2 monteren en vastdraaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 76
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
17 REINIGING, ONDERHOUD 77
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreini-
ger inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 89)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 72)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Laat uw kind na de reiniging een korte rit maken, totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur heeft bereikt en het remsysteem door voorzichtig remmen gedroogd is.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat ook het water dat hier
is ingedrongen kan verdampen.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 47)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 89)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunst-
stof oppervlakken ( pag. 90)
18 STALLING 78
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 89)
Brandstof tanken. ( pag. 24)
Motorfiets reinigen. ( pag. 77)
Transmissieolie verversen. x ( pag. 74)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 67)
Bandenspanning controleren. ( pag. 66)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 72)
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 21)
Een proefrit maken.
19 FOUTEN OPSPOREN 79
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 21)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x
( pag. 72)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Bougie verroest of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Ontsteking instellen. x
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren. x
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen. x
( pag. 71)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect
Bobine controleren. x
Bougiedop controleren. x
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Ontsteking instellen. x
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 43)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 44)
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Ontsteking instellen. x
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
Motor stokt of klapt in carburateur Te weinig brandstof Draaihendel 1 aan brandstofkraan in de stand
ON draaien. (afbeelding L00035-10 pag. 13)
Brandstof tanken. ( pag. 24)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxideerd Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 67)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
19 FOUTEN OPSPOREN 80
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 68)
Koelmiddel vullen. x ( pag. 68)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Radiateurslang geknikt
Radiateurslang vervangen. x
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
Ontsteking instellen. x
Witte rookontwikkeling (stoom in uit-
laatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 74)
Water in transmissieolie Keerring of waterpomp beschadigd Keerring en waterpomp controleren.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 81
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 84,93 cm³
Slag 48,95 mm
Boorgat 47 mm
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 1 vierkante ring
Motorsmering Smering met oliemengsel
Primaire overbrenging 19:66 recht vertande tandwielaandrijving
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 11:29
2e versnelling 14:28
3e versnelling 16:26
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
6e versnelling 20:21
Ontstekingssysteem Moric Digital 2M1
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Koeling Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarter
20.2 Aanhaalmomenten motor
Vastzetschroef voor verstelas M4 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 6 Nm Loctite
®
222™
Schroef sluitdop M5 8 Nm
Schroef stuurklep uitlaatregeling M5 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef uitlaatsturingdeksel M5 6 Nm
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Borgschroef stuurklep M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Moer centrifugaalvervroeging M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef kickstarter M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsactuator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsveren M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6x25 10 Nm
Schroef motorhuis M6x40 10 Nm
Schroef tussendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 12 Nm
Loctite
®
243™
20 TECHNISCHE GEGEVENS 82
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef vastzethendel M8 16 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M10 20 Nm
Schroef primair wiel M10x1,25 80 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M12x1 60 Nm
Bougie M14x1,25 20 Nm
Moer hulpcilinder M14x1,25 60 Nm
Loctite
®
243™
20.3 Vulhoeveelheden
20.3.1 Transmissieolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 87)
20.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,0 l Koelmiddel ( pag. 87)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 87)
20.3.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 5,0 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:40) ( pag. 88)
20.4 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen buizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP Suspension 4357 MXMA
Schokdemper WP Suspension PDS 4618 BAVP DCC
Veerweg
Vooraan 270 mm
Achteraan 300 mm
Vorksprong 14 mm
Remsysteem
Vooraan Schijfrem met remklauw met vier zuigers
Achteraan Schijfrem met remklauw met twee zuigers
Remschijven - diameter (85 SX 17/14)
Vooraan 220 mm
Remschijven - diameter (85 SX 19/16)
Vooraan 240 mm
Remschijven - diameter
Achteraan 210 mm
Remschijven - slijtagegrens
Vooraan 2,5 mm
Achteraan 3,5 mm
Bandenspanning terrein
Vooraan 1,0 bar
Achteraan 1,0 bar
Secundaire overbrenging (85 SX 17/14) 14:46
Secundaire overbrenging (85 SX 19/16) 14:49
Ketting 1/2 x 5/16”
Leverbare kettingwielen 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51
Balhoofdhoek 66°
20 TECHNISCHE GEGEVENS 83
Wielstand (85 SX 17/14) 1.290±10 mm
Wielstand (85 SX 19/16) 1.290±10 mm
Zadelhoogte onbelast (85 SX 17/14) 855 mm
Zadelhoogte onbelast (85 SX 19/16) 890 mm
Bodemvrijheid onbelast (85 SX 17/14) 352 mm
Bodemvrijheid onbelast (85 SX 19/16) 377 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (85 SX 17/14) 69 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (85 SX 19/16) 70 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 75 kg
20.5 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(85 SX 17/14) 70/100 - 17 40M TT
Pirelli Scorpion MX Mid Soft 32
90/100 - 14 49M TT
Pirelli Scorpion MX Mid Soft 32
(85 SX 19/16) 70/100 - 19 42M TT
Pirelli Scorpion MX Mid Soft 32
90/100 - 16 51M TT
Pirelli Scorpion MX Mid Soft 32
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
20.6 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.18.7M.05
Voorvork WP Suspension 4357 MXMA
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 45 kg 3,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 45… 55 kg 3,4 N/mm
Gewicht bestuurder: > 55 kg 3,6 N/mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 438 mm
Vorklengte 835 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 378 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 88)
20.7 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7M02
Schokdemper WP Suspension PDS 4618 BAVP DCC
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
20 TECHNISCHE GEGEVENS 84
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning
Standaard 10 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 45 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 45… 55 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: > 55 kg 40 N/mm
Veerlengte 215 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 397 mm
Stootdemperolie ( pag. 88) SAE 2,5
20.8 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippels M4,5 5 Nm
Bout achterwielrem M6 12 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf vooraan M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef framearm M8 30 Nm
Schroef kettingwiel M8 35 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remklauw M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Motordraagschroef M10 45 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef rempedaal M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M12 60 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M12 60 Nm
Loctite
®
243™
Moer achterbrugbout M14x1,5 75 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS 85
20.9 Carburateur
Carburateurtype KEIHIN PWK 28
Naaldpositie 3e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Hoofdsproeier 118
Sproeiernaald N5HG
Stationaire sproeier 45
Naaldsproeier 2,6
Gasklep 3,5
Koude startsproeier 62
20.9.1 Carburateur afstellen
401536-01
M/FT ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open (slagen)
IJ Stationaire sproeier
20 TECHNISCHE GEGEVENS 86
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
21 GEBRUIKSSTOFFEN 87
Brandstof super loodvrij (ROZ 98)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 98)
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
COOLANT G48
Motorolie (15W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 91)
SAE ( pag. 91) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Volgens
JASO FC ( pag. 91)
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volsynthetisch
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
21 GEBRUIKSSTOFFEN 88
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
SAE ( pag. 91) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
Volgens
DIN EN 228
JASO FC ( pag. 91) (1:40)
Mengverhouding
1:40 Motorolie 2-takt ( pag. 87)
Brandstof super loodvrij (ROZ 98) ( pag. 87)
Leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Volgens
SAE ( pag. 91) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
22 HULPSTOFFEN 89
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
22 HULPSTOFFEN 90
Reinigingsmiddel en politoer voor glanzende en matte lakken, metalen en kunststof oppervlakken
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Clean & Polish
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
LGHB 2
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
23 NORMEN 91
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FC
JASO FC is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
INDEX 92
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 27
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79-80
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 16
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 21
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
INDEX 93
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Luchtfilterbakafdekking
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
R
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-26
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Spatbord voor
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Transmissieolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Transmissieoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
INDEX 94
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 82
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69, 82
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75, 82
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
*3211856nl*
3211856nl
04/2013
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97

KTM 85 SX 17/14 2013 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor