KTM 125 SX 2018 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2018
125 SX
150 SX
Artikelnr. 3213636nl
BESTE KTM KLANT, 1
*3213636nl*
3213636nl
03/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
125 SX EU (F6101R0)
125 SX US (F6175R0)
150 SX EU (F6101R1)
150 SX US (F6175R1)
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Onjuist gebruik ................................................. 5
2.3 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.6 Veilig gebruik ................................................... 6
2.7 Beschermende kleding ...................................... 6
2.8 Werkinstructies................................................. 6
2.9 Milieu.............................................................. 7
2.10 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje .................................................... 11
5.3 Motornummer................................................. 11
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 Tankdop openen ............................................. 12
6.6 Tankdop sluiten .............................................. 13
6.7 Brandstofkraan ............................................... 13
6.8 Choke ............................................................ 14
6.9 Versnellingshendel .......................................... 14
6.10 Kickstarter ..................................................... 14
6.11 Rempedaal..................................................... 14
6.12 Plug-in standaard............................................ 15
6.13 Bedrijfsurenteller ............................................ 15
7 INBEDRIJFSTELLING................................................. 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 16
7.2 Motor inrijden................................................. 17
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 17
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 18
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 19
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 20
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperaturen en langzaam rijden...................... 20
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage
temperatuur of sneeuw .................................... 21
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling .............................................. 22
8.2 Starten .......................................................... 22
8.3 Beginnen met rijden........................................ 23
8.4 Schakelen, rijden............................................ 23
8.5 Afremmen ...................................................... 23
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 24
8.7 Transport ....................................................... 24
8.8 Brandstof tanken ............................................ 25
9 SERVICESCHEMA...................................................... 26
9.1 Extra informatie .............................................. 26
9.2 Verplichte werkzaamheden............................... 26
9.3 Aanbevolen werkzaamheden............................. 27
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 28
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 28
10.2 Luchtvering AER 48........................................ 28
10.3 Ingaande demping schokdemper ...................... 29
10.4 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen..................................... 29
10.5 Ingaande demping high speed van de
schokdemper instellen..................................... 29
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper
instellen......................................................... 30
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 30
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 31
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 32
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 32
10.11 Dynamische veerweg instellen ...................... 33
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .................. 33
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen .............................. 33
10.14 Ingaande demping voorvork instellen ................ 34
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 35
10.16 Stuurstand ..................................................... 35
10.17 Stuurstand instellen .................................... 36
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 37
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 37
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 37
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 37
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 38
11.5 Vorkpoten demonteren ................................. 38
11.6 Vorkpoten monteren ..................................... 39
11.7 Voorvorkprotector demonteren .......................... 39
11.8 Voorvorkprotector monteren.............................. 39
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ................... 40
11.10 Onderste kroonplaat monteren ...................... 40
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren...................... 42
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen ...................... 42
11.13 Balhoofdlager smeren .................................. 43
11.14 Startnummerbord demonteren.......................... 43
11.15 Startnummerbord monteren ............................. 43
11.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 43
11.17 Spatbord vooraan monteren.............................. 44
11.18 Schokdemper demonteren ............................ 44
11.19 Schokdemper monteren ............................... 45
11.20 Zadel verwijderen............................................ 47
11.21 Zadel monteren............................................... 47
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ..................... 47
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren......................... 48
11.24 Luchtfilter demonteren ................................ 48
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 48
11.26 Luchtfilter monteren .................................... 49
11.27 Deksel luchtfilterbak vastzetten .................... 49
INHOUDSOPGAVE 3
11.28 Luchtfilterbak afdichten ............................... 50
11.29 Einddemper demonteren.................................. 50
11.30 Einddemper monteren ..................................... 50
11.31 Glasvezelvulling van einddemper vervangen ... 50
11.32 Brandstoftank demonteren ........................... 51
11.33 Brandstoftank monteren ............................... 52
11.34 Vervuiling ketting controleren........................... 53
11.35 Ketting reinigen .............................................. 53
11.36 Kettingspanning controleren ............................ 54
11.37 Kettingspanning instellen ................................ 54
11.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 55
11.39 Frame controleren ....................................... 57
11.40 Achterbrug controleren ................................. 57
11.41 Gaskabellegging controleren............................. 57
11.42 Rubberen stuurcovers controleren..................... 58
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 58
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 58
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 59
12 REMSYSTEEM........................................................... 61
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 61
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel
instellen......................................................... 61
12.3 Remschijven controleren.................................. 61
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 62
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ..... 62
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 63
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................... 63
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 65
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ..................................................... 66
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 66
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 67
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren........... 67
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 68
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 70
13.1 Voorwiel demonteren ................................... 70
13.2 Voorwiel monteren ....................................... 70
13.3 Achterwiel demonteren ................................ 71
13.4 Achterwiel monteren .................................... 72
13.5 Bandentoestand controleren............................. 73
13.6 Bandenspanning controleren............................ 73
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 74
14 KOELSYSTEEM.......................................................... 75
14.1 Koelsysteem ................................................... 75
14.2 Radiateurafdekking ......................................... 75
14.3 Radiateurafdekking monteren........................... 75
14.4 Radiateurafdekking demonteren ....................... 76
14.5 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 76
14.6 Koelmiddelpeil controleren .............................. 77
14.7 Koelmiddel aftappen ................................... 77
14.8 Koelmiddel vullen ....................................... 78
15 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 79
15.1 Gaskabelspeling controleren............................. 79
15.2 Gaskabelspeling instellen ............................. 79
15.3 Carburateurinstelling....................................... 80
15.4 Carburateur - stationair.................................... 82
15.5 Carburateur - stationair afstellen ................... 82
15.6 Stekkerverbinding van de
ontstekingscurveaanpassing ............................. 83
15.7 Ontstekingscurve wijzigen................................ 83
15.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 83
15.9 Uitgangspositie van de versnellingshendel
instellen ..................................................... 84
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 85
16.1 Vlotterkamer carburateur aftappen ................ 85
16.2 Cardanoliepeil controleren ............................... 85
16.3 Cardanolie verversen .................................... 86
16.4 Cardanolie bijvullen ..................................... 87
17 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 88
17.1 Motorfiets reinigen .......................................... 88
18 STALLING ................................................................. 89
18.1 Stalling.......................................................... 89
18.2 Inbedrijfname na stalling................................. 89
19 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 90
20 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 92
20.1 Motor............................................................. 92
20.1.1 Alle 125-modellen ...................................... 92
20.1.2 Alle 150-modellen ...................................... 92
20.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 93
20.3 Carburateur .................................................... 94
20.3.1 Alle 125-modellen ...................................... 94
20.3.2 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten
(Alle 125-modellen).................................... 94
20.3.3 Carburateurafstelling (Alle 125-modellen)..... 95
20.3.4 Alle 150-modellen ...................................... 96
20.3.5 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten
(Alle 150-modellen).................................... 96
20.3.6 Carburateurafstelling (Alle 150-modellen)..... 97
20.4 Vulhoeveelheden............................................. 98
20.4.1 Cardanolie.................................................. 98
20.4.2 Koelmiddel ................................................ 98
20.4.3 Brandstof................................................... 98
20.5 Chassis .......................................................... 98
20.6 Banden.......................................................... 99
20.7 Voorvork......................................................... 99
20.7.1 125/150 SX EU.......................................... 99
20.7.2 125/150 SX US.......................................... 99
20.8 Schokdemper ............................................... 100
20.8.1 125/150 SX EU........................................ 100
20.8.2 125/150 SX US........................................ 100
20.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 101
21 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 103
22 HULPSTOFFEN........................................................ 105
23 NORMEN ................................................................ 107
24 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 108
INDEX ............................................................................ 109
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrijden kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met
bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
A00030-10
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Stopknop ( pag. 12)
3 Koppelingshendel ( pag. 12)
4 Deksel luchtfilterbak
5 Plug-in standaard
6 Versnellingshendel ( pag. 14)
7 Choke ( pag. 14)
8 Brandstofkraan
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
A00029-10
1 Zadel
2 Tankdop
3 Gashendel ( pag. 12)
4 Kickstarter ( pag. 14)
5 Rempedaal ( pag. 14)
6 Schokdemper instelling ingaande demping
7 Kijkglas remvloeistof achter
8 Schokdemper instelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
1
is aan de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
1
is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is aan de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste deel van de schokdem-
per boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
F00009-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
F00001-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
F00001-11
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
F00002-10
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F00003-10
Tankdop
1
tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
6.6 Tankdop sluiten
F00003-11
Tankdop
1
erop zetten en met de klok mee draaien tot de brandstoftank goed
gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
2
zonder knikken leggen.
6.7 Brandstofkraan
K00858-10
De brandstofkraan
1
bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Met de draaihendel
1
op de brandstofkraan wordt de brandstoftoevoer naar de carbu-
rateur geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Nu kan er geen brandstof van de brandstoftank
naar de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Er kan brandstof van de brandstoftank naar de
carburateur stromen. De brandstoftank wordt helemaal geleegd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.8 Choke
K00859-10
De chokeknop
1
is aan de linkerkant van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd, wordt er in de carburateur een opening vrijgege-
ven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker
brandstof-luchtmengsel dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.10 Kickstarter
0
0
11
401954-10
De kickstarter
1
is aan de motor rechts aangebracht.
Het bovenste deel van de kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voordat u gaat rijden moet het bovenste deel van de kickstarter naar de motor
worden gezwenkt.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.12 Plug-in standaard
0
0
11
402001-10
De opname voor de plug-in standaard
1
is de linkerzijde van de steekas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.13 Bedrijfsurenteller
K00860-10
De bedrijfsurenteller
1
is voor het stuur aangebracht.
Hij geeft de totale bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en hij stopt als de
motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of ingesteld.
7 INBEDRIJFSTELLING 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en jas met
bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 58)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 61)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 66)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 84)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onderneemt.
Info
Uw motorfiets is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
7 INBEDRIJFSTELLING 17
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Neem geen bagage mee.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 74)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 17)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 50)
Deksel luchtfilterbak vastzetten. ( pag. 49)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 48)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 18)
Rijden op nat zand. ( pag. 19)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 20)
Rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden. ( pag. 20)
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 21)
7 INBEDRIJFSTELLING 18
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de vereiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere compo-
nenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler,
de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder
lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01104-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (79006920000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01105-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (79006922000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 105)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
7 INBEDRIJFSTELLING 19
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de vereiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere compo-
nenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler,
de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder
lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01106-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 105)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7 INBEDRIJFSTELLING 20
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
M01106-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 88)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere compo-
nenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler,
de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder
lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 105)
Radiateurlamellen reinigen.
7 INBEDRIJFSTELLING 21
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 77)
7.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage temperatuur of sneeuw
M01106-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01107-01
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
8 RIJ-INSTRUCTIES 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 85)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 62)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 66)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 63)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 67)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 77)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 53)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 55)
Kettingspanning controleren. ( pag. 54)
Bandentoestand controleren. ( pag. 73)
Bandenspanning controleren. ( pag. 73)
Spaakspanning controleren. ( pag. 74)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd, omdat bij ver-
keerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 38)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 37)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controle-
ren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 85)
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand ON draaien. (afbeelding K00858-10 pag. 13)
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Plug-in standaard verwijderen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Motor koud
8 RIJ-INSTRUCTIES 23
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in-standaard worden verwijderd.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband worden vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en gelijktijdig voorzich-
tig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geautori-
seerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid
aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven
resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Daardoor verhitten de cardanolie, de motor en het koelsys-
teem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
Gebruik op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zoveel mogelijk de achterwielrem.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere
versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de
motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien. (afbeelding K00858-10 pag. 13)
Voertuig op plug-in standaard zetten.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 25
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor parkeren.
Tankdop openen. ( pag. 12)
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
7 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 104)
Motorolie 2-takt ( pag. 103)
Tankdop sluiten. ( pag. 13)
9 SERVICESCHEMA 26
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet
een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
9.2 Verplichte werkzaamheden
na iedere race
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
om de 10 rij-uren
eenmalig na 1 rij-uur
Cardanolie verversen. ( pag. 86)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 63)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 67)
Remschijven controleren. ( pag. 61)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 66)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 65)
Frame controleren. ( pag. 57)
Achterbrug controleren. ( pag. 57)
Achterbruglagers op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Schokdemperbevestiging controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 73)
Bandenspanning controleren. ( pag. 73)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 74)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 55)
Kettingspanning controleren. ( pag. 54)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 58)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 62)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 61)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 42)
Bougie en bougiedop vervangen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 76)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 48)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 50)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
9 SERVICESCHEMA 27
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
na iedere race
jaarlijks
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren / om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren / om de 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 59)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 43)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Inlaatmembraan controleren. Koppeling controleren. Bij zwaardere
gebruiksomstandigheden: zuigers vervangen, cilinders en Z-maat controleren.)
Gemiddelde motorservice uitvoeren. (Zuigers vervangen, cilinders en Z-maat controleren. Uitlaatregeling
op goede werking en soepelheid controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijfstang, drijfstangla-
ger en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Alle motorlagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 28
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een bestuurder
met standaard gewicht (met beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering AER 48
M01110-01
In de WP Performance Systems AER 48-voorvork wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de
rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel
bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine onef-
fenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als
eindslag bevindt zich een stalen veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden
verhoogd om beschadiging van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een vorkpomp snel worden aangepast aan het
bestuurdersgewicht, de omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuur-
der. De vork hoeft niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van hardere
of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de
voorvork desondanks toch niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehou-
den. De veerweg blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rijcom-
fort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en uitgaand niveau
worden ingesteld.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde van de rechter
vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde van de rechter
vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij
langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.4 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
F00006-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (125/150 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping low speed (125/150 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
F00007-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (125/150 SX EU)
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping high speed (125/150 SX US)
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F00010-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (125/150 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (125/150 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
10 CHASSIS AFSTELLEN 31
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achteras positioneren en de afstand tot de SAG-markering op het
achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090000)
Pin voor veerwegmal (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 30)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achteras en de SAG-markering op
het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (125/150 SX EU) 35 mm
Statische veerweg (125/150 SX US) 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 32)
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 30)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de
achteras en de SAG-markering op het achterspatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg (125/150 SX EU) 105 mm
Dynamische veerweg (125/150 SX US) 105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 33)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opmeten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Schokdemper demonteren. ( pag. 44)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402659-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (125/150 SX EU) 6 mm
Veervoorspanning (125/150 SX US) 6 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 45)
10 CHASSIS AFSTELLEN 33
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Schokdemper demonteren. ( pag. 44)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (125/150 SX EU)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 36 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 42 N/mm
Veerconstante (125/150 SX US)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 36 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 42 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 31)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 32)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 30)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen worden gecompenseerd
door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moet de
vorkluchtdruk volgens de voorschriften worden verhoogd om beschadiging aan voor-
vork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vorkpoten worden
ontlucht.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren en componenten over-
belasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN 34
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
K00461-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966000)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor meegeleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
De weergave van de vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van de vorkpomp of
voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk (125/150 SX EU) 8,5 bar
Luchtdruk (125/150 SX US) 8,6 bar
Verandering in de luchtdruk stapsge-
wijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 15 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instellen.
Voorvorkpomp van de linker voorvorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet uit de vorkpoot.
De weergave van de voorvorkpomp schakelt zichzelf na 80 seconden automa-
tisch uit.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
F00008-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 35
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (125/150 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Ingaande demping (125/150 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
M01100-10
Beschermkap
1
verwijderen.
Stelschroef
2
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
2
bevindt zich aan de onderzijde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (125/150 SX EU)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping (125/150 SX US)
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
Beschermkap
1
monteren.
10.16 Stuurstand
H01188-10
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand
A
van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de aangenaamste positie voor de bestuurder te zetten.
10 CHASSIS AFSTELLEN 36
10.17 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
H01189-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklem demonteren. Stuur verwijderen en opzij leg-
gen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters
3
verwijderen.
Rubberen bussen
4
positioneren en moeren
5
van onderaf erdoor steken.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Info
De stuuradapters zijn aan één zijde langer en hoger.
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurklem positioneren.
Schroeven
1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven
1
eerst aan de langere, hogere zijde van de stuuradap-
ters tegen elkaar schroeven.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroeven
1
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
0
0
11
402001-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de linkerkant van
de steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
H01182-12
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 39)
M01134-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de rem-
werking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Vuilschrapers en binnenpoten van beide vorkpoten reinigen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 106)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 39)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11.5 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Voorwiel demonteren. ( pag. 70)
K00462-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem eraf halen.
Schroeven
2
verwijderen en remklauw eraf halen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
F00011-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
11.6 Vorkpoten monteren
H01182-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
1
van de rechter vorkpoot is naar voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot is vooruit gericht.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande dem-
ping bevinden in de rechter vorkpoot.
F00011-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
K00462-11
Remklauw positioneren. Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 70)
11.7 Voorvorkprotector demonteren
F00024-10
Schroeven
1
verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen. Linker voorvorkprotector verwijderen.
Schroeven
3
verwijderen. Rechter voorvorkprotector verwijderen.
11.8 Voorvorkprotector monteren
F00024-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
1
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
3
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Voorwiel demonteren. ( pag. 70)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 38)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 43)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 43)
Stuurcovers verwijderen.
K00463-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
M01117-10
Keerring
3
verwijderen. Beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
102146-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 105)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is gepositioneerd.
Beschermingsring
2
en O-ring
3
erop schuiven.
K00464-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
H01182-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef
5
van de rechter vorkpoot is naar voren geplaatst.
De klep
A
van de linker vorkpoot is vooruit gericht.
Info
De klep van de luchtvering AER bevindt zich in de linker vorkpoot.
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
K00473-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
K00465-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
F00028-10
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
K00473-11
Schroeven
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
K00462-12
Remklauw positioneren. Schroeven
9
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bk
monteren en vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
Nawerk
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Spatbord vooraan monteren. ( pag. 44)
Voorwiel monteren. ( pag. 70)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 42)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
Startnummerbord monteren. ( pag. 43)
Stuurbescherming monteren.
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor ook de lager-
zittingen in het frames.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewe-
gen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 42)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het gehele stuurbereik.
Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 42)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Stuurbescherming verwijderen.
K00471-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
losdraaien.
Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 42)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
Stuurbescherming monteren.
11.13 Balhoofdlager smeren
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 40)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 40)
11.14 Startnummerbord demonteren
F00012-10
Schroef
1
verwijderen.
Remleiding van het startnummerbord losmaken. Startnummerbord eraf halen.
11.15 Startnummerbord monteren
F00013-10
Remleiding aan het startnummerbord vastmaken.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
11.16 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 43)
M01144-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
en
2
verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
11.17 Spatbord vooraan monteren
M01144-10
Hoofdwerk
Spatbord vooraan positioneren. Schroeven
1
en
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 43)
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
K00861-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
met ringen en schroeven
2
verwijderen.
De kabelbinders verwijderen en framebescherming links en rechts verwijderen.
A00001-10
Schroef
3
verwijderen.
Schroefverbinding
4
verwijderen.
Info
Het wiel iets optillen. Zo kunnen de schroeven gemakkelijker worden verwij-
derd.
A00002-10
Haakse hendel
5
naar achteren duwen.
Verbindingshendel
6
omlaag duwen.
A00003-10
Schroeven
7
verwijderen en voetremcilinder van de drukstang verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
M01149-01
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
A00004-10
Moer
8
verwijderen en achterbrugbout eruit trekken.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
A00005-10
Schokdemper vasthouden en schroef
9
verwijderen.
A00006-10
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.19 Schokdemper monteren
A00007-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positioneren.
A00008-10
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
K00862-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbouten monteren.
Info
Op de vlakke plaats
A
letten.
Moer
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
M01149-01
Ketting monteren.
Ketting met schakel verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de looprichting wijzen.
K00863-10
Voetremcilinder positioneren.
De drukstang
3
grijpt in de voetremcilinder.
De vuilschraper is correct gepositioneerd.
Schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
K00864-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding
5
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Info
Op de vlakke plaats
B
letten.
Schroef
6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Info
Het wiel iets optillen. Zo kan de schroef gemakkelijker worden gemonteerd.
K00861-11
Framebescherming links en rechts positioneren.
Schroeven
7
met ringen en schroeven
8
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Kabelbinders monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
11.20 Zadel verwijderen
F00017-10
Schroeven
1
verwijderen.
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe verwijderen.
11.21 Zadel monteren
F00016-10
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken, achteraan neerlaten en
naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
F00017-10
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
A00009-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
verwijderen.
A00009-11
Deksel van de luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren
A00009-12
Deksel van luchtfilterbak in het bereik
A
vasthaken en in het bereik
B
vergren-
delen.
A00009-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel luchtfil-
terbak
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm EJOT PT-schroef
(0017060204)
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 47)
A00011-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 47)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 48)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
K00518-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 105)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 105)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 49)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 48)
11.26 Luchtfilter monteren
102178-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
A00032-10
Luchtfilter plaatsen en bovenste borgpen
1
in de bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Onderste borgpen met bevestigingsklem
2
vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 48)
11.27 Deksel luchtfilterbak vastzetten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 47)
S00846-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 48)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
11.28 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 47)
S00847-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
A
afdichten.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 48)
11.29 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
F00020-10
Schroeven
1
met ringen verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof
2
van bochtstuk af trekken.
11.30 Einddemper monteren
F00022-10
Einddemper in de rubbermof
1
positioneren.
Schroeven
2
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.31 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 50)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
H01759-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen. Binnenpoot
2
eruit trekken.
Glasvezelvulling
3
uit binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze bescha-
digd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
3
op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot
4
met de nieuwe glasvezelvulling over de binnenpoot schuiven.
Alle schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 50)
11.32 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 47)
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding K00858-10 pag. 13)
F00021-10
Hoofdwerk
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Schroeven
1
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
F00032-10
Schroef
2
met rubberbus verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting van de tankdop trekken.
F00033-01
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstoftank
naar boven toe verwijderen.
11.33 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 57)
F00033-02
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
F00032-11
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef
1
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
F00021-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Brandstofslang aansluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 47)
11.34 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 53)
11.35 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 105)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 105)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11.36 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
F00023-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
A
bepalen.
Voorgeschreven waarde
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij gespannen zijn.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 54)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11.37 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Kettingspanning controleren. ( pag. 54)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
H00016-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
A
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
B
op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten kettingwiel resp.
ketting-aandrijfwiel sneller.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
M01166-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243™
S01250-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
402421-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat
C
controleren.
Minimale dikte
C
van de kettinggelei-
ding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
102192-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
11.39 Frame controleren
K00519-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking scheuren of vervormingen
heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
altijd vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
11.40 Achterbrug controleren
500285-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. KTM staat niet toe dat
de achterbrug wordt gerepareerd.
11.41 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften voldoen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 47)
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding K00858-10 pag. 13)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 51)
K00865-01
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs het frame, boven
het brandstoftanklager naar de carburateur zijn gelegd. De gaskabel moet bij het
brandstoftankklager met de rubberband zijn vastgezet.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 52)
Zadel monteren. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
11.42 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op de handgreep
van de gashendel gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur vastge-
klemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen met de huls of de gas-
buis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
102245-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm Loctite
®
243™
De ruit
A
moet naar boven zijn gepositioneerd.
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
F00009-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
1
aanpassen aan de
grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
H01330-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H01330-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
A00010-10
Ontluchtingsspuit
4
met de passende vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Ontluchtingsschroef
5
op koppelingsnemercilinder van de koppeling verwijderen
en ontluchtingsspuit
4
monteren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
L01223-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder luchtbellen uit de
boring
6
van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen om over-
stromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 61
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de voorwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
K00453-11
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 61)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
K00453-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 61)
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef
1
aan de grootte van
de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
H00938-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op
maat
A
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12 REMSYSTEEM 62
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 63)
H01332-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Wanneer het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 62)
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
12 REMSYSTEEM 63
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 63)
K00470-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
H01333-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 63)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 63)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM 64
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de remplaketten en daarmee
ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele toelating niet
gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
K00469-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuigers de remklauw
niet tegen de spaken worden geduwd.
101737-10
Splitpennen
4
verwijderen, bout
5
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
12 REMSYSTEEM 65
100397-01
Controleren of het veerplaatje
6
in de remklauw en de glijplaat
7
in de rem-
klauwhouder correct gemonteerd zijn.
101738-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpennen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
K00521-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 66)
Veer
1
inhangen.
12 REMSYSTEEM 66
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
K00523-10
Veer
1
losmaken.
Moer
2
losdraaien en met drukstang
3
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
4
losdraaien en schroef
5
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
3
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is. Eventueel uitgangspo-
sitie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Drukstang
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
1
vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 67)
C00924-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
A
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 67)
12 REMSYSTEEM 67
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 67)
H01335-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 68
M01180-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 68)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 68)
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H01336-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
12 REMSYSTEEM 69
101740-10
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuiger terug te duwen
en erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuiger de remklauw
niet tegen de spaken wordt geduwd.
Splitpennen
3
verwijderen, bouten
4
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
101741-10
Controleren of het veerplaatje
5
in de remklauw en de glijplaat
6
goed op de
remklauwhouder zitten.
Info
De pijl op het veerplaatje wijst in de draairichting van de remschijf.
M01181-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten
4
erin steken en splitpennen
3
monte-
ren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat
7
aan het remplaket aan de zuiger-
zijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
H01335-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
A
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 103)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 70
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
H01337-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers naar achteren
te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuigers de remklauw
niet tegen de spaken worden geduwd.
K00454-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
H01340-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 71
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
K00454-11
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
H00027-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger naar achteren te
drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuiger de remklauw
niet tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
alleen zo ver eruit trekken, dat het
achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN 72
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 105)
H00006-10
Achterwiel positioneren en steekas
2
erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
H00007-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroeven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 54)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
13 WIELEN, BANDEN 73
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laat-
ste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk
van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
13 WIELEN, BANDEN 74
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen, ontstaat een
zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van de spaakdiame-
ter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 KOELSYSTEEM 75
14.1 Koelsysteem
K00866-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
14.2 Radiateurafdekking
K00459-01
De radiateurafdekking wordt voor de linker radiateur, tussen radiateurbescherming en
radiateur, gemonteerd.
Door de radiateurafdekking wordt de koelmiddeltemperatuur in het optimale bereik
gehouden.
Koelmiddeltemperatuur 65… 70 °C
M01121-10
De radiateurafdekking wordt afhankelijk van de omgevingstemperatuur voor de linker
radiateur gemonteerd.
Radiateurafdekking
1
vol
< 7 °C
Radiateurafdekking
2
half
7… 16 °C
Zonder radiateurafdekking > 16 °C
Info
Niet beide radiateurafdekkingen tegelijkertijd gebruiken.
14.3 Radiateurafdekking monteren
K00460-10
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
Radiateurafdekking
3
afnemen.
H01341-10
Passende radiateurafdekking ( pag. 75) positioneren.
Het grotere uitsteeksel bevindt zich linksboven.
Info
Niet beide radiateurafdekkingen tegelijkertijd gebruiken.
14 KOELSYSTEEM 76
K00460-10
Radiateurafdekking
3
positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
14.4 Radiateurafdekking demonteren
K00460-10
Schroeven
1
verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen.
Radiateurafdekking
3
afnemen.
Radiateurafdekking verwijderen.
Radiateurafdekking
3
positioneren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
14.5 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
14 KOELSYSTEEM 77
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 103)
Radiateurdop monteren.
14.6 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 103)
Radiateurdop monteren.
14.7 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
14 KOELSYSTEEM 78
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
K00866-11
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M6 8 Nm
14.8 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
A00012-10
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Koelvloeistof ( pag. 103)
A00013-10
Schroef
2
verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen uitkomt.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 8 Nm
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Koelvloeistof ( pag. 103)
A00014-10
Radiateurdop
3
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 77)
15 MOTOR AFSTELLEN 79
15.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
A
bepalen.
Speling gaskabel 2… 3 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 79)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 79)
15.2 Gaskabelspeling instellen
Info
Als de plaatsing van de gaskabels goed is, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 47)
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding K00858-10 pag. 13)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 51)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 57)
K00457-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
2
tot de aanslag is ingescho-
ven.
Moer
3
losdraaien.
400192-11
Stelschroef
2
zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabelspeling
A
aanwezig
is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 2… 3 mm
Moer
3
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Nawerk
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Brandstoftank monteren. ( pag. 52)
Zadel monteren. ( pag. 47)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 79)
15 MOTOR AFSTELLEN 80
15.3 Carburateurinstelling
Invloed van de carburateurinstelling
H01400-01
De verschillende carburateurcomponenten moeten op elkaar en op het geplande gebruik worden afgestemd.
Hoofdsproeier MJ
De hoofdsproeier MJ heeft de grootste invloed bij open gasklep (vol gas).
Als de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd vol gas geven zeer licht of wit is en/of als de motor pingelt, moet een grotere hoofd-
sproeier worden gebruikt. Als de isolator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere hoofdsproeier worden gebruikt.
Naaldpositie POS
De naaldpositie heeft de grootste invloed in het middelste gasklepbereik.
Als de motor bij het accelereren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend vermogen draait, moet de sproeiernaald ver-
laagd worden. Als de motor vooral bij het accelereren pingelt en in het toerentalbereik het volledige vermogen bereikt, moet de sproei-
ernaald worden verhoogd.
Cilindrisch deel van de naald CYL
Het cilindrische deel van de naald heeft de grootste invloed bij een bijna gesloten gasklep.
Stationaire sproeier IJ
De stationaire sproeier heeft de grootste invloed in het onderste tot middelste gasklepbereik.
Als de motor bij stationair draaien of bij het accelereren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend vermogen draait,
moet een kleinere stationaire sproeier gebruikt worden. Als de motor in dit vermogensbereik pingelt, moet een grotere stationaire
sproeier worden gebruikt.
Regelschroef stationaire lucht open ASO
De regelschroef stationaire lucht heeft de grootste invloed bij stationair draaien.
Invloed van de gasklepstand
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
K00495-01
Bij gesloten gasklep heeft de stationaire sproeier de grootste invloed. Het eerste cilindrische deel van de naald en de clippositie heb-
ben slechts weinig invloed.
15 MOTOR AFSTELLEN 81
Als de gasklep 1/8 geopend is, hebben het eerste cilindrische deel van de naald, de stationaire sproeier en de clippositie de grootste
invloed.
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
K00496-01
Als de gasklep 1/4 geopend is, hebben de stationaire sproeier en de clippositie de grootste invloed. Het eerste cilindrische deel van de
naald heeft een kleinere invloed.
Als de gasklep 1/2 geopend is, heeft de positie van de naald de grootste invloed. De hoofdsproeier en de stationaire sproeier hebben
slechts een kleinere invloed.
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
K00497-01
Als de gasklep 3/4 geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire sproeier hebben slechts een
kleinere invloed.
Als de gasklep volledig geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire sproeier hebben slechts
een kleinere invloed.
Naaldoverzicht
De beschikbare sproeiernaalden zijn in de volgende tabel weergegeven.
402674-01
De kolom 2 komt overeen met een naald in de standaardpositie.
De kolom 1 komt overeen met een naald, die een halve clip dunner is.
De kolom 3 komt overeen met een naald, die een halve clip dikker is.
De kolom 4 geeft de diameter van het eerste cilindrische deel van de naald aan. Hoe kleiner de diameter van het eerste cilindrische
deel van de naald, hoe dikker de mengselvorming. Hoe groter de diameter van het eerste cilindrische deel van de naald, hoe dunner
de mengselvorming. Het eerste cilindrische deel van de naald heeft de grootste invloed in het onderste lastbereik.
Info
De sproeiernaald rechtsboven A3 komt overeen met de dikste instelling, de sproeiernaald linksonder F1 komt overeen met de
dunste instelling van de carburateur. De optimale carburateurafstelling is onder het desbetreffende model weergegeven.
15 MOTOR AFSTELLEN 82
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
Clippositie
1... 5 Clippositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke clipposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
15.4 Carburateur - stationair
402799-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met verkeerde sta-
tionaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen van de motor onder-
hevig aan een verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot storingen.
De fabriekinstelling van de carburateur komt overeen met de volgende waarden.
Hoogte boven zeespiegel 301… 750 m
Omgevingstemperatuur 16… 24 °C
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 104)
Het stationair toerental wordt met de stelschroef
1
afgesteld.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef stationaire lucht
2
.
15.5 Carburateur - stationair afstellen
402799-11
Regelschroef stationaire lucht
1
tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
Info
De basisinstelling is onder het desbetreffende model weergegeven.
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Met de stelschroef
2
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
( pag. 14)
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
1
langzaam met de klok mee draaien tot het statio-
naire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu langzaam tegen de
klok in draaien totdat het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
15 MOTOR AFSTELLEN 83
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt, moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde werkstappen
nog een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt, kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en het toe-
rental niet verandert, moet een kleinere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen weer van voren af aan
worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet het stationair opnieuw worden afgesteld.
15.6 Stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing
A00027-10
De stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing bevindt zich onder de
brandstoftank aan het frame.
Mogelijke toestanden
Soft De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing is losgekoppeld; er
wordt een betere rijbaarheid bereikt.
Performance De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing is verbon-
den; er wordt een hoger vermogen bereikt.
15.7 Ontstekingscurve wijzigen
Ontstekingscurve van Performance op Soft omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing loskoppelen. (afbeelding A00027-10 pag. 83)
Soft Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve van Soft op Performance omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing verbinden. (afbeelding A00027-10 pag. 83)
Performance Meer vermogen
15.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 84)
15 MOTOR AFSTELLEN 84
15.9 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 85
16.1 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Voer deze werkzaamheden bij een koude motor uit.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding K00858-10 pag. 13)
Er stroomt geen brandstof meer van de brandstoftank naar de carburateur.
K00472-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende brandstof wordt opge-
vangen.
Sluitschroef
1
verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
16.2 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 86
A00028-10
Hoofdwerk
Schroef cardanoliepeilcontrole
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 87)
Schroef cardanoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef cardanoliepeilcontrole M6 8 Nm
16.3 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
M01177-10
Hoofdwerk
Aftapschroef voor cardanolie met magneet
1
verwijderen.
Cardanolieaftapschroef
2
verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Cardanolieaftapschroeven grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapschroef voor cardanolie met magneet
1
en een nieuwe pakking monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor cardanolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
Cardanolieaftapschroef
2
met een nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor cardanolie M10x1 15 Nm
K00530-10
Olievulschroef
3
verwijderen en cardanolie vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 103)
Olievulschroef monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 87
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 85)
16.4 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
A00028-10
Hoofdwerk
Schroef cardanoliepeilcontrole
1
verwijderen.
401955-11
Olievulschroef
2
verwijderen.
Cardanolie bijvullen totdat er olie uit de boring van de schroef cardanoliepeilcon-
trole stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 103)
Schroef cardanoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef cardanoliepeilcontrole M6 8 Nm
Olievulschroef
2
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
17 REINIGING, ONDERHOUD 88
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
Uitlaatsysteem afdekken, om indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 105)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 85)
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 53)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 105)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 105)
18 STALLING 89
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de gara-
ges). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 105)
Brandstof tanken. ( pag. 25)
Motorfiets reinigen. ( pag. 88)
Cardanolie verversen. ( pag. 86)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 76)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 85)
Bandenspanning controleren. ( pag. 73)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 37)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor motoron-
derdelen en uitlaat gaan roesten.
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 37)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren. ( pag. 22)
Een proefrit maken.
19 FOUTEN OPSPOREN 90
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 22)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
( pag. 85)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxideerd Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen.
( pag. 82)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 48)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen.
( pag. 50)
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
Motor stokt of klapt in de carburateur Te weinig brandstof
Draaihendel
1
op de brand-
stofkraan in stand ON draaien.
(afbeelding K00858-10 pag. 13)
Brandstof tanken. ( pag. 25)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxideerd Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 77)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
19 FOUTEN OPSPOREN 91
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 77)
Koelmiddel vullen. ( pag. 78)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom in het
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren. ( pag. 85)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp controleren.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 92
20.1 Motor
20.1.1 Alle 125-modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 124,8 cm³
Slag 54,5 mm
Boring 54 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 36,5 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 15:30
3e versnelling 17:28
4e versnelling 20:28
5e versnelling 19:23
6e versnelling 22:24
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
20.1.2 Alle 150-modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 144 cm³
Slag 54,5 mm
Boring 58 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gesmeed aluminium
Zuigerveren 1 vierkante ring, 1 trapeziumring
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 36,5 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 15:30
3e versnelling 17:28
4e versnelling 20:28
5e versnelling 19:23
20 TECHNISCHE GEGEVENS 93
6e versnelling 22:24
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
20.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouder EJOT DELTA PT
®
30x12 1 Nm
Schroef membraanplaatjes binnen EJOT DELTA PT
®
35x25 1 Nm
Schroef membraanplaatjes buiten EJOT DELTA PT
®
30x6 1 Nm
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef montageplaat stuurwals M5 6 Nm
Schroef stator M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitlaatregelingsdeksel M5 5 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef verstelhendel uitlaatbesturing M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 8 Nm
Moer stelschroef stuurklep M6 8 Nm
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 8 Nm
Schroef aanslagplaat uitlaatbesturing M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 6 Nm
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef buitendeksel koppeling M6x20 8 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x50 8 Nm
Schroef cardanoliepeilcontrole M6 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef instelhendel uitlaatbesturing M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef tussendeksel koppeling M6x20 10 Nm
Schroef tussendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef tussendeksel koppeling M6x30 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Schroef veerschotel koppeling M6 10 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moer cilindervoet M8 23 Nm
Schroef cilindervoet M8 20 Nm
Schroef kickstarter M8 25 Nm Loctite
®
243™
Aftapschroef voor cardanolie M10x1 15 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm
Aftapschroef voor cardanolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer primair tandwiel M16LHx1,5 130 Nm Loctite
®
243™
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm Loctite
®
243™
20 TECHNISCHE GEGEVENS 94
20.3 Carburateur
20.3.1 Alle 125-modellen
Carburateurtype MIKUNI TMX 38
Carburateurcode TMX 38 82
Naaldpositie 3e positie van boven
Sproeiernaald 6BFY4275 (6BFY4375)
Hoofdsproeier 480 (470, 490, 500, 520, 540)
Stationaire sproeier 35 (30/32.5/37.5/40)
Startsproeier 80
Naaldsproeier S7
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
20.3.2 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten (Alle 125-modellen)
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
Stationaire sproeier 40
Sproeiernaald 6BFY4275
Naaldpositie 3e positie van boven
Hoofdsproeier 560
Info
Als de motor onrustig draait, een kleinere hoofdsproeier plaatsen.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 95
20.3.3 Carburateurafstelling (Alle 125-modellen)
402815-01
M/FT ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Info
Niet op zand gebruiken.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 96
20.3.4 Alle 150-modellen
Carburateurtype MIKUNI TMX 38
Carburateurcode TMX 38 83
Naaldpositie 3e positie van boven
Sproeiernaald 6BFY4274 (6BFY4374)
Hoofdsproeier 470 (460, 480, 490, 500, 520)
Stationaire sproeier 35 (30/32.5/37.5/40)
Startsproeier 80
Naaldsproeier S4
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
20.3.5 Carburateur - basisinstelling zandtrajecten (Alle 150-modellen)
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
Stationaire sproeier 40
Sproeiernaald 6BFY4274
Naaldpositie 3e positie van boven
Hoofdsproeier 560
Info
Als de motor onrustig draait, een kleinere hoofdsproeier plaatsen.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 97
20.3.6 Carburateurafstelling (Alle 150-modellen)
402817-01
M/FT ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Info
Niet op zand gebruiken.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 98
20.4 Vulhoeveelheden
20.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 103)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelvloeistof ( pag. 103)
20.4.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 7 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:40) ( pag. 104)
20.5 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Veerweg
voor 310 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC Link
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (Alle 125-modellen) 13:50
Secundaire overbrenging (Alle 150-modellen) 13:48
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.485±10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de vloer, onbelast 375 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 87,2 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
20 TECHNISCHE GEGEVENS 99
20.6 Banden
Band voor Band achter
80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX3S
100/90 - 19 57M TT
Dunlop GEOMAX MX3S
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
20.7 Voorvork
20.7.1 125/150 SX EU
Artikelnummer voorvork 34.18.8R.01
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 8,5 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk
links
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 104)
Hoeveelheid olie buitenwerk
rechts
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 104)
Vethoeveelheid cartridge links 11 ml Multipurpose-vet (00062010051) ( pag. 105)
Oliehoeveelheid cartridge
rechts
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 104)
20.7.2 125/150 SX US
Artikelnummer voorvork 34.18.8R.51
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 48
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 8,6 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk
links
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 104)
Hoeveelheid olie buitenwerk
rechts
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 104)
Vethoeveelheid cartridge links 11 ml Multipurpose-vet (00062010051) ( pag. 105)
Oliehoeveelheid cartridge
rechts
380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 104)
20 TECHNISCHE GEGEVENS 100
20.8 Schokdemper
20.8.1 125/150 SX EU
Artikelnummer schokdemper 18.18.7R.01
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC Link
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 6 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 36 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 42 N/mm
Veerlengte
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 255 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 260 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie ( pag. 104) SAE 2,5
20.8.2 125/150 SX US
Artikelnummer schokdemper 18.18.7R.51
Schokdemper WP Performance Systems 5018 DCC Link
Ingaande demping low speed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Veervoorspanning 6 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 36 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 42 N/mm
20 TECHNISCHE GEGEVENS 101
Veerlengte
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 255 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 260 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 260 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 477 mm
Stootdemperolie ( pag. 104) SAE 2,5
20.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef bedrijfsurenteller M4 1 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef dempingselement aan bocht-
stuk
M6 6 Nm
Schroef dempingselement aan frame M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
voetremcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
Schroef motorsteunen M8 25 Nm Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm Loctite
®
243™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Moer frame aan verbindingshendel M14x1,5 80 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M14x1,5 80 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS 102
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm Loctite
®
243™
Moer steekas achter M25x1,5 80 Nm
21 GEBRUIKSSTOFFEN 103
Brandstof super loodvrij (ROZ 98)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 98)
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaardige en onge-
schikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen door koelvloei-
stof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de koelvloeistof ver-
dund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 107)
SAE ( pag. 107) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 107)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste eigen-
schappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
21 GEBRUIKSSTOFFEN 104
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 107) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 107) (1:40)
Mengverhouding
1:40 Motorolie 2-takt ( pag. 103)
Brandstof super loodvrij (ROZ 98) ( pag. 103)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 107) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
22 HULPSTOFFEN 105
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Multipurpose-vet (00062010051)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
CENTOPLEX 2 EP
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
22 HULPSTOFFEN 106
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
23 NORMEN 107
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de norm
JASO T903 MA.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij
hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
24 LIJST MET AFKORTINGEN 108
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX 109
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 28
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Carburateurinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90-91
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . 16
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling . . . . 22
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76-77
INDEX 110
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 58
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Luchtvering AER 48 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Ontstekingscurve
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
R
Radiateurafdekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
S
Schokdemper
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
INDEX 111
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Voorvork
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Vulhoeveelheid
cardanolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86, 98
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Zwaardere rijomstandigheden
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
*3213636nl*
3213636nl
03/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114

KTM 125 SX 2018 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor