KTM 65 SX 2015 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2015
65 SX
Artikelnr. 3213171nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u en uw kind er veel plezier mee zullen beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2014 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte symbolen........................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.5 Veilig gebruik ................................................... 6
2.6 Beschermende kleding ...................................... 6
2.7 Werkinstructies................................................. 6
2.8 Milieu.............................................................. 6
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Motornummer................................................. 11
5.3 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 Tankdop openen ............................................. 12
6.6 Tankdop sluiten .............................................. 13
6.7 Brandstofkraan ............................................... 13
6.8 Choke ............................................................ 13
6.9 Versnellingshendel .......................................... 14
6.10 Kickstarter ..................................................... 14
6.11 Rempedaal..................................................... 14
6.12 Plug-in standaard............................................ 14
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 15
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 15
7.2 Motor inrijden................................................. 16
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 17
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 17
8.2 Starten .......................................................... 17
8.3 Beginnen met rijden........................................ 18
8.4 Schakelen, rijden............................................ 18
8.5 Afremmen ...................................................... 18
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 19
8.7 Transport ....................................................... 19
8.8 Brandstof tanken ............................................ 20
9 SERVICESCHEMA...................................................... 21
9.1 Serviceschema................................................ 21
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 23
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 23
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 23
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 23
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 24
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 24
10.6 Maat onbelast achterwiel bepalen..................... 25
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 25
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 25
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 26
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 26
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 27
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 27
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 27
10.14 Stuurpositie.................................................... 28
10.15 Stuurpositie instellen x.................................. 28
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 29
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 29
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 29
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 29
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 30
11.5 Voorvork-protector uitbouwen x ...................... 30
11.6 Voorvork-protector inbouwen x ....................... 30
11.7 Vorkpoten uitbouwen x.................................. 31
11.8 Vorkpoten monteren x ................................... 31
11.9 Onderste kroonplaat uitbouwen x.................... 32
11.10 Onderste kroonplaat monteren x..................... 33
11.11 Speling balhoofdlager controleren..................... 34
11.12 Speling balhoofdlager instellen x.................... 35
11.13 Balhoofdlager insmeren x .............................. 35
11.14 Startnummerbord demonteren.......................... 35
11.15 Startnummerbord inbouwen ............................. 36
11.16 Spatbord voor demonteren ............................... 36
11.17 Spatbord voor inbouwen .................................. 36
11.18 Schokdemper demonteren x........................... 37
11.19 Schokdemper inbouwen x.............................. 37
11.20 Zadel afnemen................................................ 37
11.21 Zadel monteren............................................... 37
11.22 Luchtfilter demonteren x ............................... 38
11.23 Luchtfilter monteren x................................... 38
11.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x............ 38
11.25 Einddemper demonteren.................................. 39
11.26 Einddemper inbouwen..................................... 39
11.27 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 40
11.28 Brandstoftank demonteren x.......................... 40
11.29 Brandstoftank monteren x.............................. 41
11.30 Kettingkast demonteren................................... 42
11.31 Kettingkast monteren ...................................... 42
11.32 Vervuiling ketting controleren........................... 42
11.33 Ketting reinigen .............................................. 43
11.34 Kettingspanning controleren ............................ 43
11.35 Kettingspanning instellen ................................ 44
11.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 44
11.37 Kettinggeleiding instellen x ........................... 46
11.38 Frame controleren x...................................... 46
11.39 Achterbrug controleren x ............................... 46
11.40 Gaskabellegging controleren............................. 47
11.41 Rubberen stuurcover controleren ...................... 47
11.42 Rubberen stuurcover extra vastzetten................ 47
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 47
INHOUDSOPGAVE 3
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren..................................................... 48
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 48
12 REMSYSTEEM........................................................... 50
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 50
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen ................. 50
12.3 Remschijven controleren.................................. 50
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 51
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 51
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 52
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 53
12.8 Remplaketten voorwielrem demonteren x ........ 53
12.9 Remplaketten voorwielrem monteren x............ 54
12.10 Vrije slag rempedaal controleren....................... 55
12.11 Vrije slag rempedaal instellen x...................... 55
12.12 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 55
12.13 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 56
12.14 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 56
12.15 Remplaketten achterwielrem controleren........... 57
12.16 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 57
12.17 Remplaketten achterwielrem demonteren x ..... 58
12.18 Remplaketten achterwielrem monteren x......... 59
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 60
13.1 Voorwiel uitbouwen x .................................... 60
13.2 Voorwiel inbouwen x...................................... 60
13.3 Achterwiel uitbouwen x ................................. 61
13.4 Achterwiel monteren x................................... 61
13.5 Toestand banden controleren ........................... 62
13.6 Bandenspanning controleren............................ 62
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 63
14 KOELSYSTEEM.......................................................... 64
14.1 Koelsysteem................................................... 64
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 64
14.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 65
14.4 Koelmiddel aftappen x .................................. 65
14.5 Koelmiddel vullen x ...................................... 66
15 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 67
15.1 Gaskabelspeling controleren............................. 67
15.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 67
15.3 Carburateur - stationair.................................... 68
15.4 Carburateur - stationair afstellen x.................. 68
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x............... 69
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 70
16.1 Transmissieoliepeil controleren ........................ 70
16.2 Transmissieolie verversen x............................ 70
16.3 Transmissieolie aftappen x ............................ 70
16.4 Transmissieolie vullen x ................................ 71
16.5 Transmissieolie bijvullen x............................. 71
17 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 73
17.1 Motorfiets reinigen .......................................... 73
18 STALLING ................................................................. 74
18.1 Stalling.......................................................... 74
18.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 74
19 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 75
20 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 77
20.1 Motor............................................................. 77
20.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 77
20.3 Carburateur .................................................... 78
20.3.1 Carburateur afstellen................................... 79
20.4 Vulhoeveelheden............................................. 80
20.4.1 Transmissieolie........................................... 80
20.4.2 Koelmiddel ................................................ 80
20.4.3 Brandstof................................................... 80
20.5 Voorvork......................................................... 80
20.6 Schokdemper ................................................. 80
20.7 Chassis .......................................................... 81
20.8 Aanhaalmomenten chassis............................... 81
21 GEBRUIKSSTOFFEN .................................................. 83
22 HULPSTOFFEN.......................................................... 85
23 NORMEN .................................................................. 87
INDEX .............................................................................. 88
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte symbolen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde symbolen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat
de werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt
uw motorfiets door speciaal geschoolde, vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal
onderhouden.
Kenmerkt een verwijzing naar een pagina (meer informatie vindt u op de aangegeven pagina).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal
gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
B02048-10
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Uitgaande demping van voorvork
3 Koppelingshendel ( pag. 12)
4 Snelsluiting zadelvergrendeling
5 Brandstofkraan ( pag. 13)
6 Choke ( pag. 13)
7 Versnellingshendel ( pag. 14)
8 Schokdemper instelling uitgaande demping
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
B02049-10
1 Tankdop
2 Stopknop ( pag. 12)
3 Ingaande demping van voorvork
4 Gashendel ( pag. 12)
5 Framenummer ( pag. 11)
6 Kijkglas remvloeistof achter
7 Schokdemper instelling ingaande demping
8 Rempedaal ( pag. 14)
9 Kickstarter ( pag. 14)
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
602679-10
Het framenummer
is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Motornummer
601938-11
Het motornummer
is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.3 Artikelnummer schokdemper
B02050-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
602653-10
De koppelingshendel
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
602654-10
De remhendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
602654-11
De gashendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
602653-12
De stopknop
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
602661-10
Ontgrendelknop
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
6.6 Tankdop sluiten
602662-10
Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop
vastklikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank
niet
knikt.
6.7 Brandstofkraan
602656-10
De brandstofkraan
bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aanslag met de klok mee
gedraaid. Er kan geen brandstof uit de brandstoftank stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag tegen de klok in
gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstoftank stromen.
6.8 Choke
602656-11
De chokehendel
is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgege-
ven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker
brandstof-luchtmengsel dat voor een koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omlaag gedrukt.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omhoog getrokken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.9 Versnellingshendel
601938-10
De versnellingshendel
is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
601939-10
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand
bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.10 Kickstarter
601941-10
De kickstarter
is aan de rechterzijde van de motor aangebracht.
De kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voor de rit moet de kickstarter naar de motor worden gezwenkt.
6.11 Rempedaal
601940-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.12 Plug-in standaard
B02051-10
De opname van de plug-in standaard
bevindt zich aan het frame aan de linkerzijde
van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.
7 INBEDRIJFNAME 15
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLichamelijke en geestelijke bekwaamheden van het kind.
Uw kind moet al in staat zijn om te kunnen fietsen en om het voertuig na een val zelf weer rechtop te zetten. Bovendien
moet uw kind begrijpen, dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toezichthoudende persoon nageleefd
moeten worden. Verg niet te veel van uw kind. Pas als de conditie, rijtechniek en motivatie kloppen kan de deelname aan
een race worden overwogen. Kinderen herkennen gevaren vaak niet of onderschatten de risico's. Maak uw kind duidelijk
dat het voertuig onder geen beding mag worden gebruikt zonder toezicht en dat alleen zo snel mag worden gereden als de
rijvaardigheid en de situatie dit toestaan.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als het kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat is een voertuig te rij-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Zorg ervoor dat u en uw kind altijd beschermende kleding dragen, die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de
wettelijke eisen. Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritisch rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVernietiging van chassiscomponenten.
Maximaal toegestaan bestuurdersgewicht niet overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de beschrijving van de gevaren en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 47)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 50)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 55)
7 INBEDRIJFNAME 16
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor uw kind.
Uw kind op een geschikt terrein laten wennen aan de omgang met de motorfiets. Het beste gaat dat op een groot weiland.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor het remsysteem kunt u uw kind het beste eerst duwen. Pas als uw kind de voorwiel-
rem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon toe rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en keren.
Stel hindernissen op waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan de omgang met het voertuig.
Uw kind zou ook eens moeten proberen zo langzaam mogelijk en staand te rijden om meer gevoel voor de motorfiets te krijgen.
Laat uw kind geen terreinritten uitvoeren, die de vaardigheden en ervaring van uw kind te boven gaan.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Het maximale bestuurdersgewicht moet in acht worden genomen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 63)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 16)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8 RIJ-INSTRUCTIES 17
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voor iedere rit de toestand van het voertuig controleren en vaststellen of deze verkeersveilig is.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 70)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 51)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 56)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 52)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 57)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 65)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 42)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 44)
Kettingspanning controleren. ( pag. 43)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 62)
Bandenspanning controleren. ( pag. 62)
Spaakspanning controleren. ( pag. 63)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 30)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 29)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Regelmatig controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Stilstand van motorfiets van meer dan 1 week
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 69)
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de bok nemen.
Versnelling in vrij schakelen.
Motor koud
Chokehendel tot de aanslag omlaag drukken.
Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8 RIJ-INSTRUCTIES 18
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig
koppelingshendel trekken, in de volgende versnelling zetten, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Na het bereiken van de maximale snelheid door volledig opendraaien van de gashendel, deze op ¾ gas terugdraaien. De snelheid
verlaagt dan amper, maar er wordt veel minder brandstof gebruikt.
Uw kind moet altijd slechts zoveel gasgeven als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel
verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen van de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog een
keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Uw kind moet het vaak en lang slepen van de koppeling vermijden. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en
het koelsysteem.
Leg uw kind uit, dat het beter is met een lager toertal dan met een hoog toerental en slepende koppeling te rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere
versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet
oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 19
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstan-
daard staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op een vaste ondergrond zetten.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 20
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 12)
AA
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
35 mm
Inhoud brandstof-
tank ca.
3,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 84)
Motorolie 2-takt ( pag. 83)
Tankdop sluiten. ( pag. 13)
9 SERVICESCHEMA 21
9.1 Serviceschema
jaarlijks
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
eenmalig na 10 rij-uren
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 52)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 57)
Remschijven controleren. ( pag. 50)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Afdichtingsmanchetten voetremcilinder vervangen. x
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. x
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 56)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 55)
Frame en achterbrug controleren. x
Achterbruglagers controleren. x
Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren. x
Voorvorkservice uitvoeren. x
Schokdemperservice uitvoeren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 62)
Bandenspanning controleren. ( pag. 62)
Speling van de wiellagers controleren. x
Wielnaven controleren. x
Velgslag controleren. x
Spaakspanning controleren. ( pag. 63)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 44)
Kettingspanning controleren. ( pag. 43)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewe-
gen. x
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 48)
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 48)
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. x
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 51)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 50)
Balhoofdlager insmeren. x ( pag. 35)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 34)
Veer van de uitlaatbesturing vervangen. x
Zuigers vervangen. x
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
Krukaslager vervangen. x
Aandrijving en versnelling controleren. x
Alle motorlagers vervangen. x
Transmissieolie verversen. x ( pag. 70)
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 70)
Bougie vervangen. x
Bougiedop vervangen. x
Cilinders en zuigers controleren. x
Inlaatmembraan controleren. x
Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren. x
Koppeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, drainageslangen, ...) en manchetten controleren
op scheuren, dichtheid en correcte legging. x
9 SERVICESCHEMA 22
jaarlijks
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
eenmalig na 10 rij-uren
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 64)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 38)
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 40)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x
Stationair controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 23
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 35… 45 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
B02064-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 24
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
B02065-10
Stelschroef
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1 omw
Sport 0,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
602660-10
Stelschroef
tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 8 klikken
Standaard 5 klikken
Sport 2 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 25
10.6 Maat onbelast achterwiel bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
0
0
AA
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
BB
400989-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 25)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 26)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
CC
400990-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 25)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
complete veiligheidskleding in de normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op
de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 70 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 26)
10 CHASSIS AFSTELLEN 26
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 37)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
G00907-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde noteren.
Contraring
losdraaien.
Stelring
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Combinatiesleutel (50329080000)
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspannen veerlengte en de
gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische resp. dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring
vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 37)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Schokdemper demonteren. x ( pag. 37)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 35… 45 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: > 45 kg 45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door aanpassing van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd.
Nawerk
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 37)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 25)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 25)
10 CHASSIS AFSTELLEN 27
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 24)
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
C00002-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechters
vorkpoot en is gekenmerkt met een COM.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Standaard 2 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
C00003-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
vorkpoot en is gekenmerkt met een REB.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Standaard 2 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 28
10.14 Stuurpositie
0
0
BB
0
0
AA
601951-10
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand
van
elkaar.
Afstand tussen gaten
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand tussen boringen
3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
10.15 Stuurpositie instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
601951-11
De schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij
leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
De schroeven
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. De schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Op de goede legging van de kabels en leidingen letten.
Stuurplaten positioneren. De schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Erop letten dat de spleten even groot zijn.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 29
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
601945-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (59229055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B02051-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard
in de adapter voor
de plug-in standaard aan de linkerzijde van het voertuig plaatsen.
Info
Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
C00007-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 30
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
C00025-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
aan beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loopt
van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen. Wanneer dit
vuil niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
Vuilschrapers en de binnenbuis van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
insmeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 86)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11.5 Voorvork-protector uitbouwen x
C00024-10
Schroeven
verwijderen. Klem
afnemen.
Schroeven
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector afnemen.
C00022-11
Schroeven
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector afnemen.
11.6 Voorvork-protector inbouwen x
C00022-10
Voorvork-protector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 31
C00024-11
Voorvork-protector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel positioneren. Klem
plaatsen.
Schroeven
monteren.
11.7 Vorkpoten uitbouwen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 60)
C00006-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen en klem afnemen.
Schroeven
verwijderen en remklauw afnemen.
Remklauw met remkabel spanningsloos opzijhangen.
B02052-10
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
C00007-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
Info
De bovenste ingefreesde groef in de vorkpoot moet met de bovenrand van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
B02052-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 32
C00006-11
Remklauw positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 20 Nm Loctite
®
243™
Remkabel positioneren. Klem plaatsen, schroeven
monteren.
Nawerk
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 60)
11.9 Onderste kroonplaat uitbouwen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 60)
Vorkpoten uitbouwen. x ( pag. 31)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 35)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 36)
602680-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
verwijderen.
Moer
verwijderen. Schroef
verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur afne-
men en opzij leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
602665-10
Afdichtring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 33
11.10 Onderste kroonplaat monteren x
602666-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 85)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
opschuiven.
602667-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
C00011-10
Vorkpoten positioneren.
Info
De bovenste ingefreesde groef in de vorkpoot moet door de bovenkant van
de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
602668-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
602669-10
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 34
602671-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting positioneren.
602671-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
B00399-10
Remklauw positioneren en schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 20 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Spatbord voor inbouwen. ( pag. 36)
Startnummerbord inbouwen. ( pag. 36)
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 60)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 34)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 35)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 35
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 35)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11.12 Speling balhoofdlager instellen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
C00021-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
verwijderen.
Schroeven
losdraaien.
Schroef
losdraaien.
Moer
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 34)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11.13 Balhoofdlager insmeren x
300669-01
Onderste kroonplaat uitbouwen. x ( pag. 32)
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 33)
11.14 Startnummerbord demonteren
602672-10
Schroef
verwijderen en klem afnemen.
Schroef
verwijderen. Startnummerbord afnemen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 36
11.15 Startnummerbord inbouwen
602673-10
Startnummmerbord met de boringen op de uitsteeksels
op het startnummmer-
bord positioneren.
602672-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroef
monteren en vastdraaien.
11.16 Spatbord voor demonteren
602674-10
Schroeven
verwijderen. Spatbord voor afnemen.
11.17 Spatbord voor inbouwen
602675-10
Spatbord met de uitsteeksels
in de boringen op het startnummerbord positione-
ren.
602674-11
Spatbord voor positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
11.18 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
B02053-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzetten.
Schroef
verwijderen, spatbescherming
opzij duwen en schokdemper verwij-
deren.
11.19 Schokdemper inbouwen x
B02053-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
naar zijkant duwen en schokdemper positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11.20 Zadel afnemen
B02054-10
Snelsluiting
openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
11.21 Zadel monteren
B02055-10
Het zadel aan de schroef
hangen, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren
schuiven.
Uitsteeksel
hangt op de brandstoftank.
B02054-11
Snelsluiting
sluiten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
11.22 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kun-
nen veroorzaken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 37)
602683-10
Hoofdwerk
Beugel van de luchtfilterhouder
uithangen en opzij zwenken. Luchtfilter met
luchtfilterhouder afnemen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder afnemen.
11.23 Luchtfilter monteren x
100818-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in bereik
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 85)
602683-10
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de beugel van de luchtfil-
terhouder
vastzetten.
Info
Als het luchtfilter niet correct is gemonteerd kunnen er stof en vuil in de
motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 37)
11.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 37)
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 38)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 85)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter insmeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 85)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting niet is beschadigd en goed vastzit.
Nawerk
Luchtfilter monteren. x ( pag. 38)
Zadel monteren. ( pag. 37)
11.25 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
B02056-10
Schroef
verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof
van de uitlaatbocht trekken.
11.26 Einddemper inbouwen
B02057-10
Einddemper met de rubbermof
monteren.
De brede flensbus
en de smalle flensbus
positioneren.
B02056-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
11.27 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezels en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 39)
700443-01
Hoofdwerk
Schroeven
van de eindkap
verwijderen. Eindkap en buitenpijp
verwijde-
ren.
Glasvezelvulling
van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenbuis monteren.
Buitenbuis over de glasvezelvulling schuiven.
Eindkap in de buitenpijp steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper inbouwen. ( pag. 39)
11.28 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 37)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
B02058-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
602687-10
Schroeven
verwijderen.
601955-11
Brandstofslang
lostrekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging trekken en brandstof-
tank naar boven toe afnemen.
11.29 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
601955-10
Hoofdwerk
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging hangen.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Brandstofslang
aansluiten.
602687-10
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
B02058-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Brandstoftankontluchting positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 37)
11.30 Kettingkast demonteren
100815-10
Kabelbinders
verwijderen.
Kettingkast verwijderen.
11.31 Kettingkast monteren
100816-10
Kettingkast positioneren. Kabelbinders
monteren.
Info
De kabelbinder moet tussen het glijblok
en achterbrug
worden
gelegd.
100817-10
Kabelbinders achter monteren.
Kettingkast zodanig uitlijnen, dat de schroeven
van de kettinggeleiding zicht-
baar zijn.
Kabelbinders vastdraaien en uiteinden afsnijden.
11.32 Vervuiling ketting controleren
Voorwerk
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
400678-01
Hoofdwerk
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 43)
Nawerk
Kettingkast monteren. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
11.33 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 85)
Kettingspray offroad ( pag. 85)
Nawerk
Kettingkast monteren. ( pag. 42)
11.34 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
601969-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 5… 8 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Kettingspanning instellen. ( pag. 44)
Nawerk
Kettingkast monteren. ( pag. 42)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
11.35 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
Kettingspanning controleren. ( pag. 43)
700452-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 8 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de afstand van de kettingspan-
ner tot de achterbrug links en rechts gelijk is en het achterwiel is uitgelijnd op
het voorwiel.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Nawerk
Kettingkast monteren. ( pag. 42)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11.36 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
400227-01
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de gesloten zijde van de
borging altijd naar de looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Wanneer de ketting is versleten:
Aandrijfset vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
B00381-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het gemarkeerde
bereik
is doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel goed vastzit.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel loszit:
Afdekking van het ketting-aandrijfwiel vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 10 Nm
B00382-01
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen. x
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
Bovenste glijblok vastzetten.
B00383-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
B00384-10
De materiaaldikte
aan de onderkant van de kettinggeleiding meten.
Minimale afstand
op het laagste
punt
13 mm
»
Als de afstand
kleiner is dan de aangegeven maat:
Kettinggeleiding vervangen. x
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
B00385-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Kettingkast monteren. ( pag. 42)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
11.37 Kettinggeleiding instellen x
Info
De grootte van het kettingwiel verschilt afhankelijk van het aantal tanden. Bij een kleiner kettingwiel kan de kettinggeleiding
worden aangepast.
Voorwerk
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
700459-01
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Kettinggeleiding positioneren.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Kettingkast monteren. ( pag. 42)
11.38 Frame controleren x
601599-01
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11.39 Achterbrug controleren x
601598-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigd achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM staat
niet toe dat een achterbrug wordt gerepareerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
11.40 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 37)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 40)
602688-10
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren.
De gaskabel
moet aan de achterkant van het stuur, achter de koelmiddel-
slang
en onder de brandstoftanklager
gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze gelegd is:
Gaskabellegging corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank inbouwen. x ( pag. 41)
Zadel monteren. ( pag. 37)
11.41 Rubberen stuurcover controleren
401197-01
Controleren of de rubberen stuurcovers stevig op het stuur zitten en niet zijn
beschadigd of versleten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcover vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 85)
11.42 Rubberen stuurcover extra vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcover controleren. ( pag. 47)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcover met borgdraad aan twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De getwiste draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn naar de rubbe-
ren stuurcover toe gebogen.
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
602653-11
Uitgangspositie van de koppelinghendel met de stelschroef
aan de grootte van
de hand van de bestuurder aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
602689-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling horizontaal
zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 83)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
602689-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling horizontaal
zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
300670-10
Ontluchtingsspuit
vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 83)
De ontluchtingsschroef van de koppelingsactuator verwijderen en ontluchtings-
spuit
monteren.
602690-10
Vervolgens spuit u zo lang vloeistof in het systeem totdat het er door de
opening
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen
zodat deze niet overloopt.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 REMSYSTEEM 50
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
602654-14
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 50)
12.2 Uitgangspositie remhendel instellen
602654-12
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 50)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
aan de grootte van de
hand van de bestuurder aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
A
A
400257-10
Bij de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheurvorming en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 51
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
602692-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Afstand tussen remvloeistofpeil en
bovenzijde van het reservoir
5 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 51)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.5 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 52
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 52)
602692-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen remvloeistofpeil en
bovenkant van het reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 83)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B02059-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 53)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 53)
12 REMSYSTEEM 53
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 60)
Remplaketten van de voorwielrem demonteren. x ( pag. 53)
602692-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloei-
stof uit het remvloeistofreservoir loopt, indien nodig afzuigen.
Remplaketten van de voorwielrem monteren. x ( pag. 54)
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen remvloeistofpeil en
bovenzijde van het reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 83)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Remplaketten voorwielrem demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 60)
12 REMSYSTEEM 54
C00033-10
Hoofdwerk
Borgring
verwijderen.
Schroef
verwijderen.
C00032-01
Remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
12.9 Remplaketten voorwielrem monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Voorwerk
Remschijven controleren. ( pag. 50)
C00032-01
Hoofdwerk
Nieuwe remplaketten inzetten.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.
C00034-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M6 10 Nm
Borgring
monteren.
Nawerk
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 60)
12 REMSYSTEEM 55
12.10 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
601962-10
Veer
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Vrije slag van de rempedaal instellen. x ( pag. 55)
Veer
inhangen.
12.11 Vrije slag rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
601963-10
Veer losmaken.
Moer
losdraaien.
Drukstang
zoveel draaien tot de vrije slag
bereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Drukstang
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Veer vasthaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 55)
12.12 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
601963-11
Veer uithangen.
Moer
losdraaien.
Drukstang
terugdraaien.
Moer
losdraaien.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal
schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M8 25 Nm
12 REMSYSTEEM 56
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 55)
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag aan het rempedaal niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Vrije slag van de rempedaal instellen. x ( pag. 55)
Veer
inhangen.
12.13 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
700421-01
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als in het kijkglas
een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 56)
12.14 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
12 REMSYSTEEM 57
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 57)
B02060-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met ring
en membraan
verwijderen.
100812-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 83)
Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
12.15 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B02061-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 57)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x ( pag. 57)
12.16 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
12 REMSYSTEEM 58
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
Achterwiel uitbouwen. x ( pag. 61)
Remplaketten van de achterwielrem demonteren. x ( pag. 58)
B02060-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met ring
en membraan
verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloei-
stof uit het remvloeistofreservoir loopt, indien nodig afzuigen.
Remplaketten van de achterwielrem monteren. x ( pag. 59)
100812-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 83)
Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.17 Remplaketten achterwielrem demonteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
Achterwiel uitbouwen. x ( pag. 61)
700428-01
Hoofdwerk
Borgring
verwijderen.
Schroef
verwijderen.
12 REMSYSTEEM 59
700430-01
Remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
12.18 Remplaketten achterwielrem monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Voorwerk
Remschijven controleren. ( pag. 50)
700430-01
Hoofdwerk
Nieuwe remplaketten inzetten.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.
700429-01
Schroef
monteren.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M6 10 Nm
Borgring
monteren.
Achterwiel monteren. x ( pag. 61)
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
13 WIELEN, BANDEN 60
13.1 Voorwiel uitbouwen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
601956-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
601957-10
Schroeven
losdraaien.
Voorwiel vasthouden en steekas
eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken bij gedemonteerd voorwiel.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
13.2 Voorwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
601957-11
Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Steekas
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 85)
Voorwiel in de voorvork tillen, positioneren en steekas
inzetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
601956-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
13 WIELEN, BANDEN 61
601958-10
Remhendel meerdere keren schakelen tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen.
Schroeven
losdraaien.
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
13.3 Achterwiel uitbouwen x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
Kettingkast demonteren. ( pag. 42)
700439-01
Hoofdwerk
Moer
verwijderen.
Ring
en kettingspanner
afnemen.
100819-10
Steekas
alleen zover uittrekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zover mogelijk vooruit schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken bij gedemonteerd achterwiel.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
13.4 Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
100819-11
Hoofdwerk
Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Steekas
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 85)
Achterwiel in de achterbrug tillen en positioneren.
Steekas
met ring
en kettingspanner
erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner
positioneren en steekas helemaal inschuiven.
13 WIELEN, BANDEN 62
700439-10
Kettingspanner
en ring
positioneren. Moer
monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 43)
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Kettingkast monteren. ( pag. 42)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
13.5 Toestand banden controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Anderen banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de voor- en achterband moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de banden zijn gaan zitten en op andere beschadigingen.
» Als er voorwerpen in de banden zijn gaan zitten, insnijdingen of andere bescha-
digingen zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat normaliter in het bandopschrift en
wordt gekenmerkt door de laatste vier cijfers van het DOT kenmerk. De eer-
ste beide cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te vervangen onafhankelijk van
de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
13 WIELEN, BANDEN 63
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Als de spaakspanning verschilt:
Spaakspanning corrigeren. x
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 KOELSYSTEEM 64
14.1 Koelsysteem
601959-10
Door de waterpomp
in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
B02062-10
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop
afnemen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 83)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 83)
Radiateurdop monteren.
14 KOELSYSTEEM 65
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
400243-10
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop afnemen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 83)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 83)
Radiateurdop monteren.
14.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Info
Voer deze werkzaamheden uit bij een koude motor.
601961-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
Schroef
verwijderen. Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
14 KOELSYSTEEM 66
14.5 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
700447-01
Hoofdwerk
Controleren of de schroef
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
boven de radiateurlamellen
10 mm
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel ( pag. 83)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 83)
0
0
AA
0
0
BB
400677-11
Voertuig in afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Het hoogtever-
schil
moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil
100 cm
Info
Het voertuig moet vooraan iets worden opgetild, zodat alle lucht uit het koel-
systeem kan ontsnappen. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft een lager
koelvermogen, waardoor de motor oververhit kan raken.
Voertuig weer op een horizontaal oppervlak zetten.
Koelmiddel tot maat
bijvullen.
Radiateurdop monteren.
Korte proefrit maken.
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 65)
15 MOTOR AFSTELLEN 67
15.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 67)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 67)
15.2 Gaskabelspeling instellen x
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 37)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 40)
Gaskabellegging controleren. ( pag. 47)
602693-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
tot de aanslag is ingescho-
ven.
Moer
losdraaien.
400192-11
Stelschroef
zo draaien, dat de gaskabelmantel onder gaskabelspeling
aan-
wezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Moer
vastdraaien.
Manchet
erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank inbouwen. x ( pag. 41)
Zadel monteren. ( pag. 37)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 67)
15 MOTOR AFSTELLEN 68
15.3 Carburateur - stationair
601965-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de motorvibratie onderhevig aan
verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot een verkeerde werking.
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef
.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef voor de stationaire lucht-
hoeveelheid
.
15.4 Carburateur - stationair afstellen x
601965-10
Regelschroef voor stationaire lucht
tot de aanslag indraaien en op de aangege-
ven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Motor warm rijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warm rijden 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Met de stelschroef
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omhoog getrokken.
( pag. 13)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Regelschroef voor stationaire lucht
langzaam met de klok mee draaien tot het
stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef voor stationaire lucht nu langzaam tegen
de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde werkstappen
nog een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een onjuist gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef voor stationaire lucht tot de aanslag is ingedraaid en
het toerental niet verandert, moet een kleinere stationaire sproeier worden
gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
15 MOTOR AFSTELLEN 69
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de carburateur.
601966-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende brandstof wordt
opgevangen.
Sluitschroef
verwijderen.
Brandstof volledig laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 70
16.1 Transmissieoliepeil controleren
Info
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
300661-10
Hoofdwerk
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
Transmissieolie bijvullen. x ( pag. 71)
Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
16.2 Transmissieolie verversen x
400721-01
Transmissieolie aftappen. x ( pag. 70)
400722-01
Transmissieolie vullen. x ( pag. 71)
16.3 Transmissieolie aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 71
601967-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Aftapschroef voor transmissieolie
met magneet verwijderen.
Transmissieolie volledig laten uitlopen.
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak aan motor reinigen.
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet en pakking monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
16.4 Transmissieolie vullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de aandrijving.
B02063-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 83)
Schroefverbinding monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 70)
16.5 Transmissieolie bijvullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnellingsbak.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
300661-10
Hoofdwerk
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
B02063-11
Schroef
verwijderen.
Transmissieolie vullen tot het uit de opening van de schroef voor het transmissie-
oliepeil uitstroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 83)
Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 72
Schroef
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
17 REINIGING, ONDERHOUD 73
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 85)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 69)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Laat uw kind na de reiniging een korte rit maken, totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur heeft bereikt en het remsysteem door voorzichtig remmen gedroogd is.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat ook het water dat hier
is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 43)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 85)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 85)
18 STALLING 74
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).
Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 85)
Brandstof tanken. ( pag. 20)
Motorfiets reinigen. ( pag. 73)
Transmissieolie verversen. x ( pag. 70)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 64)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 69)
Bandenspanning controleren. ( pag. 62)
Voertuig neerzetten in een droge stalling, die niet onderhevig is aan grote tempera-
tuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op een montagebok te plaatsen.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 29)
De motorfiets met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 29)
Controle- en onderhoudswerkzaamheden voor iedere inbedrijfname uitvoeren.
( pag. 17)
Een proefrit maken.
19 FOUTEN OPSPOREN 75
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 17)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x
( pag. 69)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Ontsteking instellen. x
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren. x
Stekker of bobine los of geoxideerd Steekverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen. x
( pag. 68)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect
Bobine controleren. x
Bougiedop controleren. x
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Ontsteking instellen. x
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen. x
Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 38)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 40)
Defect in het ontstekingssysteem
Ontstekingssysteem controleren. x
Ontsteking instellen. x
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Motor stokt of klapt in de carburateur Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de
klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 20)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
19 FOUTEN OPSPOREN 76
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor stokt of klapt in de carburateur Stekker of bobine los of geoxideerd Steekverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 65)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 65)
Koelmiddel vullen. x ( pag. 66)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Radiateurslang geknikt
Radiateurslang vervangen. x
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
Ontsteking instellen. x
Witte rookontwikkeling (stoom in het
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 70)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp controleren.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 77
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt ottomotor, vloeistofgekoeld, met membraanin-
laat en uitlaatsturing
Cilinderinhoud 64,85 cm³
Slag 40,8 mm
Boring 45 mm
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Distributie Uitlaatregeling PCEV (Pneumatic Controlled Exhaust Valve)
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering Smering met oliemengsel
Primaire overbrenging 23:75 recht vertand tandwiel
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnellingsbak 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 16:34
3e versnelling 18:31
4e versnelling 21:30
5e versnelling 23:28
6e versnelling 24:26
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LR 8 B
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarter
20.2 Aanhaalmomenten motor
Moer membraan uitlaatregeling M5 4 Nm
Schroef houder koppelingskabel M5 5 Nm
Schroef houderplaat voor retourveer
van de schakelas
M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerborging aandrijfassen M5 5 Nm Loctite
®
648™
Schroef membraandeksel van uitlaat-
besturing
M5 4 Nm
Schroef membraanhuis uitlaatregeling M5 5 Nm
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 5 Nm Loctite
®
222™
Schroef schakelvastzetting M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 5 Nm Loctite
®
243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
Onderdrukaanslui-
ting/ontluchtingsaansluiting
M6 5 Nm Loctite
®
648™
Schroef aanslagstuk kickstarter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
20 TECHNISCHE GEGEVENS 78
Schroef koppelingsveren M6 10 Nm
Schroef lagerborging schakelwals M6 5 Nm Loctite
®
648™
Schroef membraanhuis van uitlaatbe-
sturing
M6 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef tussendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef kickstarter M8 25 Nm Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet (linker motorhuis-
helft)
M8 Draaivolgorde:
Inschroeven tot 27 mm uit-
steken
Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet (rechter motor-
huishelft)
M8 Draaivolgorde:
Inschroeven tot 29 mm uit-
steken
Loctite
®
243™
Schroef koppelingmeenemer M10 60 Nm Loctite
®
243™
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Moer rotor M12x1 50 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Moer primair tandwiel M14x1,25 40 Nm Loctite
®
243™
20.3 Carburateur
Carburateurtype MIKUNI TM 24
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Hoofdsproeier 210
Sproeiernaald 5IPL43
Stationaire sproeier 20
Naaldsproeier Q-O (454)
Gasschuif 2,5
20 TECHNISCHE GEGEVENS 79
20.3.1 Carburateur afstellen
100810-01
M/FT ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire luchthoeveelheid open (omwentelingen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 80
20.4 Vulhoeveelheden
20.4.1 Transmissieolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 83)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel ( pag. 83)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 83)
20.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 3,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 84)
20.5 Voorvork
Artikelnummer voorvork 07.18.7L.04
Voorvork WP Suspension USD 35
Ingaande demping
Standaard 2 omw
Uitgaande demping
Standaard 2 omw
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 35 kg 2,6 N/mm
Gewicht bestuurder: 35… 45 kg 2,8 N/mm
Gewicht bestuurder: > 45 kg 3,0 N/mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 377,5 mm
Lengte voorvork 735 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 240±10 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 84)
20.6 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 03.18.7O.03
Schokdemper WP Suspension 3614 BAVP
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1 omw
Sport 0,5 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 8 klikken
Standaard 5 klikken
Sport 2 klikken
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 35… 45 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: > 45 kg 45 N/mm
Veerlengte 210 mm
Gasdruk 10 bar
20 TECHNISCHE GEGEVENS 81
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 70 mm
Inbouwlengte 347 mm
Stootdemperolie ( pag. 84) SAE 2,5
20.7 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen buizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP Suspension USD 35
Schokdemper WP Suspension 3614 BAVP
Veerweg
voor 215 mm
achter 270 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met vier zuigers
achter Schijfrem met remklauw met twee zuigers
Remschijven - diameter
voor 198 mm
achter 160 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 14:48
Ketting 1/2 x 1/4” keerring
Leverbare kettingwielen 46, 48, 50
Balhoofdhoek 64,5°
Wielstand 1.137 mm
Zadelhoogte onbelast 750 mm
Los van de vloer, onbelast 280 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 55,4 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
Band voor Band achter
60/100 - 14 30M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI M7311
80/100 - 12 41M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI M7312
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
20.8 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang op
voetremcilinder
M6 10 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
20 TECHNISCHE GEGEVENS 82
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Motordraagschroef M8 30 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef achterbrug M8 35 Nm Loctite
®
243™
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef kettingwiel M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remklauw M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef rempedaal M10 35 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Moer achterbrugbout M12x1 40 Nm
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
21 GEBRUIKSSTOFFEN 83
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming.
Gebruik uitsluitend koelmiddel op basis van ethyleenglycol.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M5.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 87)
SAE ( pag. 87) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FC ( pag. 87)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volsynthetisch
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
21 GEBRUIKSSTOFFEN 84
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 87) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FC ( pag. 87) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 83)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 83)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 87) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
22 HULPSTOFFEN 85
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Twin Air Liquid Bio Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
22 HULPSTOFFEN 86
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
23 NORMEN 87
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FC
JASO FC is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
INDEX 88
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Achterwiel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
B
Balhoofdlager
insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 23
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75-76
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 15
controle- en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 17
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Kettingkast
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64-65
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
INDEX 89
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
R
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
van achterwielrem demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
van achterwielrem monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
van achterwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
van voorwielrem demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
van voorwielrem monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
van voorwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcover
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21-22
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Startnummmerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Transmissieolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Transmissieoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voorvork-protector
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Voorwiel
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
INDEX 90
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 80
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66, 80
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71, 80
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
*3213171nl*
3213171nl
03/2014
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93

KTM 65 SX 2015 de handleiding

Type
de handleiding