KTM 85 SX 19/16 2017 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2017
85 SX
Artikelnr. 3213468nl
BESTE KTM-KLANT 1
*3213468nl*
3213468nl
03/2016
BESTE KTM-KLANT
We willen u graag feliciteren met uw keuze voor een KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u en uw kind er veel plezier mee zullen beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 11) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2016 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
85 SX 19/16 (F6001Q9)
85 SX 17/14 (F6001Q8)
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.5 Veilig gebruik ................................................... 6
2.6 Beschermende kleding ...................................... 6
2.7 Werkinstructies................................................. 6
2.8 Milieu.............................................................. 6
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Typeplaatje .................................................... 11
5.3 Motornummer................................................. 11
5.4 Artikelnummer voorvork ................................... 11
5.5 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 Tankdop openen ............................................. 12
6.6 Tankdop sluiten .............................................. 13
6.7 Brandstofkraan ............................................... 13
6.8 Choke ............................................................ 14
6.9 Versnellingshendel .......................................... 14
6.10 Kickstarter ..................................................... 14
6.11 Rempedaal..................................................... 14
6.12 Plug-in standaard............................................ 15
6.13 Bedrijfsurenteller ............................................ 15
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 16
7.2 Motor inrijden................................................. 17
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 17
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 18
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 19
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit............................................................ 19
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ....................... 20
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 20
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 21
8.2 Starten .......................................................... 21
8.3 Beginnen met rijden........................................ 22
8.4 Schakelen, rijden............................................ 22
8.5 Afremmen ...................................................... 22
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 23
8.7 Transport ....................................................... 23
8.8 Brandstof tanken ............................................ 24
9 SERVICESCHEMA...................................................... 25
9.1 Extra informatie .............................................. 25
9.2 Verplichte werkzaamheden............................... 25
9.3 Aanbevolen werkzaamheden............................. 26
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 27
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 27
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 27
10.3 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen..................................... 27
10.4 Ingaande demping high speed van de
schokdemper instellen..................................... 28
10.5 Uitgaande demping van de schokdemper
instellen......................................................... 28
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 29
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 29
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 29
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 30
10.10 Dynamische veerweg instellen ...................... 30
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 31
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 31
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 31
10.14 Stuurstand ..................................................... 32
10.15 Stuurstand instellen .................................... 32
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 33
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 33
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 33
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 33
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 34
11.5 Vorkpoten demonteren ................................. 34
11.6 Vorkpoten monteren ..................................... 35
11.7 Voorvorkprotector demonteren .......................... 35
11.8 Voorvorkprotector monteren.............................. 36
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ................... 36
11.10 Onderste kroonplaat monteren ...................... 37
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren...................... 38
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen ...................... 39
11.13 Balhoofdlager smeren .................................. 39
11.14 Startnummerbord demonteren.......................... 40
11.15 Startnummerbord monteren ............................. 40
11.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 40
11.17 Spatbord voor monteren................................... 40
11.18 Schokdemper demonteren ............................ 40
11.19 Schokdemper monteren ............................... 41
11.20 Zadel verwijderen............................................ 41
11.21 Zadel monteren............................................... 41
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ..................... 42
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren......................... 42
11.24 Luchtfilter demonteren ................................ 42
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 42
11.26 Luchtfilter monteren .................................... 43
11.27 Luchtfilterbak afdichten ............................... 43
11.28 Einddemper demonteren.................................. 44
11.29 Einddemper monteren ..................................... 44
11.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen ......... 44
INHOUDSOPGAVE 3
11.31 Brandstoftank demonteren ........................... 45
11.32 Brandstoftank monteren ............................... 46
11.33 Kettingvervuiling controleren............................ 47
11.34 Ketting reinigen .............................................. 47
11.35 Kettingspanning controleren ............................ 47
11.36 Kettingspanning instellen ................................ 48
11.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 49
11.38 Frame controleren ....................................... 50
11.39 Achterbrug controleren ................................. 51
11.40 Gaskabellegging controleren............................. 51
11.41 Rubberen stuurcovers controleren..................... 51
11.42 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 52
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 52
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren..................................................... 52
11.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren....................................................... 52
11.46 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 53
12 REMSYSTEEM........................................................... 55
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 55
12.2 Vrije slag remhendel instellen .......................... 55
12.3 Remschijven controleren.................................. 55
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 56
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ..... 56
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 57
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................... 57
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 59
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ..................................................... 60
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 60
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 61
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren ........... 62
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 62
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 65
13.1 Voorwiel demonteren ................................... 65
13.2 Voorwiel monteren ....................................... 65
13.3 Achterwiel demonteren ................................ 66
13.4 Achterwiel monteren .................................... 66
13.5 Bandentoestand controleren............................. 67
13.6 Bandenspanning controleren............................ 68
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 68
14 KOELSYSTEEM.......................................................... 69
14.1 Koelsysteem................................................... 69
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 69
14.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 70
14.4 Koelmiddel aftappen ................................... 70
14.5 Koelmiddel vullen ....................................... 71
15 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 72
15.1 Gaskabelspeling controleren............................. 72
15.2 Gaskabelspeling instellen ............................. 72
15.3 Carburateur - stationair.................................... 73
15.4 Carburateur - stationair afstellen ................... 73
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen ................ 74
15.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren..................................................... 75
15.7 Uitgangspositie van de versnellingshendel
instellen ..................................................... 75
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 76
16.1 Cardanoliepeil controleren ............................... 76
16.2 Transmissieolie verversen ............................. 76
16.3 Transmissieolie bijvullen .............................. 77
17 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 78
17.1 Motorfiets reinigen .......................................... 78
18 STALLING ................................................................. 79
18.1 Stalling.......................................................... 79
18.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 79
19 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 80
20 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 82
20.1 Motor............................................................. 82
20.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 82
20.3 Carburateur .................................................... 83
20.3.1 Carburateur afstellen ............................... 84
20.4 Vulhoeveelheid ............................................... 85
20.4.1 Cardanolie.................................................. 85
20.4.2 Koelmiddel ................................................ 85
20.4.3 Brandstof................................................... 85
20.5 Chassis .......................................................... 85
20.6 Banden.......................................................... 86
20.7 Voorvork......................................................... 86
20.8 Schokdemper ................................................. 86
20.9 Aanhaalmomenten chassis............................... 87
21 GEBRUIKSSTOFFEN .................................................. 88
22 HULPSTOFFEN.......................................................... 90
23 NORMEN .................................................................. 92
24 LIJST MET AFKORTINGEN ......................................... 93
INDEX .............................................................................. 94
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal
gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte beschermende kle-
ding draagt tijdens het rijden.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat uw kind voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding
vinden u en uw kind veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u
het voertuig het beste afstemt op uw kind en hoe u en uw kind zich kunnen beschermen tegen letsel.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S01154-10
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Stopknop ( pag. 12)
3 Koppelingshendel ( pag. 12)
4 Deksel luchtfilterbak
5 Versnellingshendel ( pag. 14)
6 Choke ( pag. 14)
7 Brandstofkraan ( pag. 13)
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S01155-10
1 Tankdop
2 Gashendel ( pag. 12)
3 Voorvorkinstelling uitgaande demping
4 Voorvorkinstelling ingaande demping
5 Kickstarter ( pag. 14)
6 Rempedaal ( pag. 14)
7 Schokdemperinstelling ingaande demping
8 Kijkglas remvloeistof achter
9 Schokdemperinstelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402154-10
Het typeplaatje
is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
H01343-10
Het motornummer
is onder de carburateur in het motorhuis gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenkant van de asopname gegra-
veerd.
5.5 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is op het bovenste deel van de schokdem-
per boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
S01156-10
De koppelingshendel
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
H01344-10
De remhendel
bevindt zich aan de rechterkant van het stuur.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
H01344-11
De gashendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
S01156-11
De stopknop
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
H01345-10
Tankdop
tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijderen.
6.6 Tankdop sluiten
H01345-11
Tankdop erop zetten en met de klok mee draaien tot de brandstoftank goed geslo-
ten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting
zonder knikken leggen.
6.7 Brandstofkraan
S01157-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerkant van de brandstoftank.
Met de draaihendel
aan de brandstofkraan kan de brandstoftoevoer naar de carbu-
rateur worden geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Er kan geen brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer openen ON Er kan brandstof van de brandstoftank naar de car-
burateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt geheel verbruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.8 Choke
H01347-10
De chokeknop
is aan de linkerkant van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgege-
ven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker
brandstof-luchtmengsel dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand
bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.10 Kickstarter
0
0
11
401954-10
De kickstarter
is aan de rechterkant van de motor aangebracht.
De kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarter naar de motor zwenken.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.12 Plug-in standaard
0
0
11
402001-10
De bevestiging van de plug-in standaard
bevindt zich aan het frame aan de linker-
kant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.13 Bedrijfsurenteller
S01260-10
De bedrijfsurenteller
bevindt zich rechts van het frame.
Hij geeft de totale bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en hij stopt als de
motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of ingesteld.
7 INBEDRIJFNAME 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toezichthoudende persoon
opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat is een voertuig te rij-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte beschermende kle-
ding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijders mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
7 INBEDRIJFNAME 17
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de beschrijving van de gevaren en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 52)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 55)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 60)
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u eerst controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het
gewicht van het kind.
Uw kind op een geschikt terrein laten wennen aan de omgang met de motorfiets. Het beste gaat dat op een groot weiland.
Info
Om uw kind een gevoel te geven voor het remsysteem kunt u uw kind het beste eerst duwen. Pas als uw kind de voorwiel-
rem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon toe rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en keren.
Stel hindernissen op waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan de omgang met het voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en in een staande positie te rijden om een beter gevoel voor de motorfiets te
krijgen.
Laat uw kind geen terreinritten uitvoeren, die de vaardigheden en ervaring van uw kind te boven gaan.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Het maximale bestuurdersgewicht moet in acht worden genomen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 75 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 68)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 17)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
Tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 43)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 42)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 52)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
7 INBEDRIJFNAME 18
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 18)
Rijden op nat zand. ( pag. 19)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 19)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 20)
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 20)
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
L00021-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de vereiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere compo-
nenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler,
de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder
lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01071-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (59006019000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01072-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006022000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 90)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
7 INBEDRIJFNAME 19
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
L00021-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de vereiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere compo-
nenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler,
de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder
lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01073-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 90)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
M01073-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
7 INBEDRIJFNAME 20
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 78)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
L00021-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere compo-
nenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler,
de koelerslangen of andere componenten van het koelsysteem te
openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder
lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 90)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 70)
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
M01073-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
8 RIJ-INSTRUCTIES 21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 76)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 56)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 57)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 62)
De werking van het remsysteem controleren.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 70)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 47)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 49)
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
Bandentoestand controleren. ( pag. 67)
Bandenspanning controleren. ( pag. 68)
Spaakspanning controleren. ( pag. 68)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 34)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 33)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zorg ervoor dat de motor met een laag toerental wordt warm gereden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 74)
Draaihendel
aan brandstofkraan in de stand ON draaien. (afbeelding S01157-10 pag. 13)
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de standaard nemen.
Versnelling stationair inschakelen.
Motor koud
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8 RIJ-INSTRUCTIES 22
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Vertel uw kind dat het bij een hoog toerental niet naar een lagere versnelling mag terugschakelen.
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig
koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid
aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien van de gashendel
verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven
resp. nog een keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Uw kind moet het vaak en lang slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsysteem.
Leg uw kind uit, dat het beter is met een lager toerental dan met een hoog toerental en slepende koppeling te rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwij-
deren.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet
oververhit.
8 RIJ-INSTRUCTIES 23
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling stationair inschakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Draaihendel
aan brandstofkraan in de stand OFF draaien. (afbeelding S01157-10 pag. 13)
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 24
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 12)
AA
401522-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
35 mm
Inhoud brandstof-
tank ca.
5,0 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 89)
Motorolie 2-takt ( pag. 88)
Tankdop sluiten. ( pag. 13)
9 SERVICESCHEMA 25
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet
een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
9.2 Verplichte werkzaamheden
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren / na iedere race
Eenmalig na 10 rij-uren / om de 10 rij-uren
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 57)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 62)
Remschijven controleren. ( pag. 55)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Afdichtmanchetten rempedaalcilinder vervangen.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 59)
Frame en achterbrug controleren.
Achterbruglagers controleren.
Zwenklager van schokdemper boven en onder controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 67)
Bandenspanning controleren. ( pag. 68)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 68)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 49)
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 52)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 56)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 55)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 38)
Transmissieolie verversen. ( pag. 76)
Zuigers vervangen en cilinders controleren. (bij zwaardere gebruiksomstandigheden)
Koppeling controleren.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren,
dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 69)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 44)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
9 SERVICESCHEMA 26
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
jaarlijks
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren / na iedere race
Remvloeistof voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 53)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Balhoofdlager smeren. ( pag. 39)
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Klein motoronderhoud uitvoeren. (zuigers vervangen. Cilinders en Z-maat controleren. Bougie vervangen. Inlaat-
membraan controleren. Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (drijfstang, drijfstanglager en kruk-
tap vervangen. Aandrijving en versnelling controleren. Bougiedop vervangen. Alle motorlagers vervangen.)
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 27
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 45… 55 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
H01348-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 28
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
H01349-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
H01350-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 29)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 30)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 29)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 100 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 30)
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Schokdemper demonteren. ( pag. 40)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402659-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde noteren.
Schroef
losdraaien.
Stelring
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Combinatiesleutel (50329080000)
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 10 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspannen veerlengte en de
gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
10.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Schokdemper demonteren. ( pag. 40)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 45 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 45… 55 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: > 55 kg 40 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecompenseerd door het wijzi-
gen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 29)
10 CHASSIS AFSTELLEN 31
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 29)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 28)
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
402496-10
Beschermkappen
verwijderen.
Stelschroeven
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vork-
poten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
Beschermkappen
monteren.
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
H01351-10
Stelschroeven
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vork-
poten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
10 CHASSIS AFSTELLEN 32
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.14 Stuurstand
C00248-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boorgaten op een afstand
van
elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boorgaten op de stuuradapter zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende standen worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de voor de bestuurder meest aangename stand te zetten.
10.15 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
C00249-10
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij leg-
gen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 33
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de bodem.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
0
0
11
402001-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard
in de linkerkant van
de steekas steken.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
H01352-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 34
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 35)
H01353-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loopt
van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen. Wanneer dit
vuil niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de rem-
werking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 91)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 36)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.5 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Voorwiel demonteren. ( pag. 65)
S01158-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven
en afstandsbussen verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
Remhendel niet bedienen als de remklauw verwijderd is.
H01354-10
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 35
11.6 Vorkpoten monteren
H01352-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
H01354-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
S01158-11
Remklauw met afstandsbussen positioneren en schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 65)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.7 Voorvorkprotector demonteren
S01159-10
Schroeven
verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
S01160-10
Schroeven
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 36
11.8 Voorvorkprotector monteren
S01160-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
S01159-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Voorwiel demonteren. ( pag. 65)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 34)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 40)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 40)
Stuurbescherming verwijderen.
H01357-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
uit de vorkbuis trekken.
Moer
verwijderen. Schroef
verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur er
omhoog aftrekken en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
H01358-10
Beschermring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis naar onderen verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
11.10 Onderste kroonplaat monteren
C00250-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 90)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
O-ring
erop schuiven.
Beschermring
positioneren.
H01359-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
S01180-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
S01179-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
H01362-10
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
H01363-10
Brandstoftankontluchting in vorkbuis positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
H01361-11
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
S01158-12
Remklauw met afstandsbussen positioneren en schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 40)
Startnummerbord monteren. ( pag. 40)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Voorwiel monteren. ( pag. 65)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 38)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
Stuurbescherming positioneren en met kabelbinder vastzetten.
11.11 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden, beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen
in het frame.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij de balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 39)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 39)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
H01364-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
uit de vorkbuis trekken.
Schroeven
losdraaien.
Schroef
losdraaien.
Moeren
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 38)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.13 Balhoofdlager smeren
800010-10
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 36)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 37)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
11.14 Startnummerbord demonteren
H01365-10
Schroef
verwijderen. Klem verwijderen.
Schroef
verwijderen. Startnummerbord eraf halen.
11.15 Startnummerbord monteren
H01365-11
Startnummerbord positioneren. Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
De uitsteeksels aan het spatbord grijpen in het startnummmerbord.
Remkabel en klem positioneren. Schroef
monteren en vastdraaien.
11.16 Spatbord vooraan demonteren
H01366-10
Schroeven
verwijderen. Spatbord vooraan verwijderen.
11.17 Spatbord voor monteren
H01366-10
Spatbord voor positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord voor M6 10 Nm
De uitsteeksels aan het spatbord grijpen in het startnummmerbord.
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
H01367-10
Hoofdwerk
Remkabel uit de remkabelgeleiding haken.
Schroef
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zo ver neerlaten dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
verwijderen, spatbescherming
opzij duwen en schokdemper verwij-
deren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
11.19 Schokdemper monteren
H01367-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef
mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 60 Nm Loctite
®
2701™
Remleiding bevestigen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.20 Zadel verwijderen
H01368-10
Schroef
verwijderen.
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe verwijderen.
11.21 Zadel monteren
S01175-10
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken, achteraan neerlaten en
naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
H01368-10
Schroef
voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
H01370-10
Deksel van de luchtfilterbak in bereik
naar de zijkant toe eraf trekken en naar
voren toe verwijderen.
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren
H01370-11
Deksel van luchtfilterbak in het achterste bereik
vasthaken en in het voorste
bereik
vergrendelen.
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 42)
H01371-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbeugel
losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
Luchtfilter demonteren. ( pag. 42)
L00944-10
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 90)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 90)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting niet is beschadigd en goed vastzit.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 43)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 42)
11.26 Luchtfilter monteren
L00943-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in bereik
smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 90)
H01372-10
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de luchtfilterbeugel
vastzetten.
Pijl van markering UP wijst omhoog.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 42)
11.27 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 42)
M01081-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
afdichten.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 42)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
11.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
H01373-10
Schroef
verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof
van het bochtstuk trekken.
11.29 Einddemper monteren
H01373-11
Einddemper met de rubbermof
monteren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 44)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
401544-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen. Eindkap
met keerring
en buitenpijp
verwij-
deren.
Glasvezelvulling
van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
Nieuwe glasvezelvulling
op de binnenbuis monteren.
Buitenpijp
met de nieuwe glasvezelvulling over de binnenpijp schuiven.
Eindkap
met keerring
in de buitenpijp steken.
Schroeven
met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 44)
11.31 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 41)
Draaihendel
aan brandstofkraan in de stand OFF draaien.
(afbeelding S01157-10 pag. 13)
H01374-10
Hoofdwerk
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
Schroef
verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
H01375-10
Schroeven
verwijderen.
Brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11.32 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
H01374-10
Hoofdwerk
Brandstoftank positioneren.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Brandstofslang aansluiten.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
H01375-10
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Brandstoftankontluchting positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 41)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
11.33 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 47)
11.34 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 90)
Kettingspray offroad ( pag. 90)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.35 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
H01376-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 48)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.36 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
S01161-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling stationair inschakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting kettingslijtage 10… 15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand
op het langste
punt van de ketting
219 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel of
ketting-aandrijfwiel.
H01378-10
Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
H01379-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
401760-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
H01380-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
11.38 Frame controleren
401542-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking scheuren of vervormingen
heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
altijd vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
11.39 Achterbrug controleren
402152-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. KTM staat niet toe dat
de achterbrug wordt gerepareerd.
11.40 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften voldoen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 41)
Draaihendel
aan brandstofkraan in de stand OFF draaien.
(afbeelding S01157-10 pag. 13)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 45)
H01382-01
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de linkerkant, boven de brandstoftanklager, naar de carbu-
rateur gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze gelegd is:
Gaskabellegging corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 46)
Zadel monteren. ( pag. 41)
11.41 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Handvatlijm (00062030051) ( pag. 90)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
11.42 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 51)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S01176-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aan de grootte van
de hand van de bestuurder aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
C00259-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon-
tale stand zetten.
Vloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
van het kijkglas is gedaald:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren. ( pag. 52)
11.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
S01163-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistof tot maat
corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat
(vloeistofpeil onder boven-
kant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 88)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.46 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
S01163-11
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
H01381-10
Ontluchtingsspuit
met de passende vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 88)
Ontluchtingsschroef
op koppelingsactuator van de koppeling verwijderen en
ontluchtingsspuit
monteren.
S01162-10
Vervolgens de vloeistof zo lang in het systeem spuiten totdat deze er door de ope-
ning
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen om over-
stromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 55
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de voorwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
S01165-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 55)
12.2 Vrije slag remhendel instellen
S01164-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 55)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
400257-10
De remschijven voor- en achteraan op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor- en achteraan controleren op beschadiging, scheuren en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
12 REMSYSTEEM 56
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
C00261-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 56)
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
12 REMSYSTEEM 57
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 57)
S01166-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 88)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
S01167-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 57)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 57)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM 58
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de remplaketten en daarmee
ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele toelating niet
gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
S01166-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
S01168-10
Splitpen
verwijderen.
Bout
losdraaien.
Schroeven
en afstandsbussen verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
S01169-10
Bout
verwijderen.
Borgveer
verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Borgveer
positioneren.
Bout
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de pen, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed op zijn plaats zit.
12 REMSYSTEEM 59
S01168-10
Remklauw positioneren.
Schroeven
met afstandsbussen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Bout
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Bout voorwielrem M6 8 Nm
Splitpen
monteren.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting remhendel verwijderen.
S01166-12
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 88)
S01166-11
Deksel
met membraan
positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 60)
Veer
vasthaken.
12 REMSYSTEEM 60
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H01387-10
Veer
losmaken.
Moer
losdraaien en met drukstang
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
losdraaien en schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
zoveel draaien tot de vrije slag
bereikt is. Eventueel uitgangspo-
sitie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer voetremhendelaanslag M8 20 Nm
Drukstang
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
H01388-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 61)
12 REMSYSTEEM 61
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 62)
H01389-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel met ring en membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 88)
Deksel met ring en membraan monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 62
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
S01170-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 62)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 62)
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de remplaketten en daarmee
ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele toelating niet
gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
12 REMSYSTEEM 63
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H01390-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel met ring en membraan
verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
H01392-10
Veerstekker
eraf halen, bout
verwijderen.
Borgveer
verwijderen en remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
H01393-01
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
H01392-10
Borgveer
positioneren.
Bout
monteren.
Voorgeschreven waarde
Bout achterwielrem M6 4 Nm
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de pen, de borgveer omlaag duwen.
Erop letten dat de borgveer goed op zijn plaats zit.
Splitpen
monteren.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM 64
H01391-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 88)
Deksel met ring en membraan
monteren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 65
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
S01171-10
Hoofdwerk
Schroef
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
losdraaien.
Op de schroef
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
verwijderen.
H01396-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellagers voor vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 90)
Afstandsbussen erin zetten.
S01171-11
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
13 WIELEN, BANDEN 66
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
S01172-10
Hoofdwerk
Moer
verwijderen.
Kettingspanner
verwijderen. Steekas
alleen zo ver eruit trekken, dat het
achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 WIELEN, BANDEN 67
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 90)
Afstandsbussen erin zetten.
S01173-10
Achterwiel in de achterbrug tillen, positioneren en ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas
erin steken.
S01174-10
Kettingspanner
positioneren. Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Opletten dat de markeringen aan de linker en rechter kettingspanner
in
dezelfde positie staan t.o.v. de referentiemarkeringen
. Zo is het achterwiel
correct uitgelijnd.
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner kunnen bij gelijke ket-
tinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Kettingspanning controleren. ( pag. 47)
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
13 WIELEN, BANDEN 68
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laat-
ste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk
van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
Vooraan 1,0 bar
Achteraan 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen, ontstaat een
zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van de spaakdiame-
ter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M4,5 5 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 KOELSYSTEEM 69
14.1 Koelsysteem
S01153-10
Door de waterpomp
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koelmid-
del plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 88)
Radiateurdop monteren.
14 KOELSYSTEEM 70
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 88)
Radiateurdop monteren.
14.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
14 KOELSYSTEEM 71
S01152-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
verwijderen. Radiateurdop
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
14.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
S01152-10
Hoofdwerk
Controleren of schroef
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateurdop
verwijderen.
S01151-10
Ontluchtingsschroef
verwijderen.
Koelmiddel vullen tot maat
over de radiateurlamellen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 1,0 l Koelmiddel ( pag. 88)
Ontluchtingsschroef
monteren en vastdraaien.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 70)
15 MOTOR AFSTELLEN 72
15.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
bepalen.
Gaskabelspeling 2… 3 mm
» Als de gaskabelspeling niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 72)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 72)
15.2 Gaskabelspeling instellen
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 41)
Draaihendel
aan brandstofkraan in de stand OFF draaien.
(afbeelding S01157-10 pag. 13)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 45)
Gaskabellegging controleren. ( pag. 51)
S01150-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
naar achteren schuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
tot de aanslag is ingescho-
ven.
Moer
losdraaien.
400192-11
Stelschroef
zo draaien dat bij de gashendel de gaskabelspeling
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 2… 3 mm
Moer
vastdraaien.
Manchet
erop schuiven.
Nawerk
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 72)
Brandstoftank monteren. ( pag. 46)
Zadel monteren. ( pag. 41)
15 MOTOR AFSTELLEN 73
15.3 Carburateur - stationair
S01149-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met verkeerde sta-
tionaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen van de motor onder-
hevig aan verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot storingen.
De fabriekinstelling van de carburateur komt overeen met de volgende waarden.
Hoogte boven zeespiegel 500 m
Omgevingstemperatuur 20 °C
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 89)
500282-01
Stationair bereik A
Werking bij gesloten gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de stelschroef
en de
regelschroef stationaire lucht
.
Overgangsbereik B
Gedrag van de motor bij het openen van de gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de
stationaire sproeier en de vorm van de gasklep.
Wanneer de motor ondanks een correct ingestelde stationair en deellast bij het openen
van de gasklep gaat stotteren en bij hoog toerental het volledige vermogen plotseling
wordt bereikt, dan is de carburateur te rijk geregeld, het vlotterniveau te hoog of het
vlotternaaldventiel lekt.
Deellastbereik C
Werking bij gedeeltelijk geopende gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de sproei-
ernaald (vorm en stand). De motorafstelling wordt in het lage bereik beïnvloed door de
stationaire afstelling en in het hoge bereik door de hoofdsproeier.
Wanneer de motor bij het acceleren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stot-
terend vermogen draait, moet de sproeiernaald met één inkeping worden verlaagd.
Wanneer de motor vooral bij het acceleren en het bereiken van het toerentalbereik met
vol vermogen pingelt, moet de sproeiernaald verhoogd worden. Wanneer de hierboven
genoemde verschijnselen in stationair of net daarboven optreden moet bij stotterende
vermogensafgifte het stationaire systeem armer worden geregeld en bij pingelen rijker.
Vollastbereik D
Werking bij open gasklep (vol gas). Dit bereik wordt beïnvloed door de hoofdsproeier en
de sproeiernaald.
Wanneer de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd met vol gas rijden zeer licht of
wit is en/of de motor pingelt, moet een grotere hoofdsproeier worden gebruikt. Wanneer
de isolator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere hoofdsproeier worden gebruikt.
15.4 Carburateur - stationair afstellen
S01149-11
Regelschroef stationaire lucht
tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omw
Motor warm rijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warm rijden 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
15 MOTOR AFSTELLEN 74
Met de stelschroef
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
( pag. 14)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
langzaam met de klok mee draaien tot het statio-
naire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu langzaam tegen de
klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde werkstappen
nog een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een onjuist gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is ingedraaid en het toe-
rental niet verandert, moet een kleinere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Voer deze werkzaamheden uit bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Draaihendel
aan brandstofkraan in de stand OFF draaien.
(afbeelding S01157-10 pag. 13)
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de carburateur.
15 MOTOR AFSTELLEN 75
S01148-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende brandstof wordt
opgevangen.
Sluitschroef
verwijderen.
Brandstof volledig laten uitlopen.
Sluitschroef
monteren en vastdraaien.
15.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 75)
15.7 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
met ringen verwijderen en versnellingshendel
eraf halen.
401951-10
Tanden
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden
laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 12 Nm Loctite
®
243™
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 76
16.1 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S01147-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een kleine beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Transmissieolie bijvullen. ( pag. 77)
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorhuis M6x25 10 Nm
16.2 Transmissieolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal vlak in de plug-in standaard plaatsen.
Geschikte bak onder de motor zetten.
S01147-11
Hoofdwerk
Olieaftapschroef
met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M10 20 Nm
S01146-10
Olievulschroef
verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 88)
Olievulschroef
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 77
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 76)
16.3 Transmissieolie bijvullen
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S01147-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
S01146-10
Olievulschroef
verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot olie uit de boring van de olieaftapschroef stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 88)
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef motorhuis M6x25 10 Nm
Olievulschroef
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 76)
17 REINIGING, ONDERHOUD 78
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreini-
ger inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 90)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 74)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de rem-
plaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Laat uw kind na de reiniging een korte rit maken, totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur heeft bereikt en het remsysteem door voorzichtig remmen gedroogd is.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat ook het water dat hier
is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 47)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 90)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 90)
18 STALLING 79
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 90)
Brandstof tanken. ( pag. 24)
Motorfiets reinigen. ( pag. 78)
Transmissieolie verversen. ( pag. 76)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 69)
Bandenspanning controleren. ( pag. 68)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 74)
Voertuig op een droge plaats stallen, waar hij niet blootstaat aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 33)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de
kleppen en uitlaat gaan roesten.
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 33)
Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 21)
Een proefrit maken.
19 FOUTEN OPSPOREN 80
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 21)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
( pag. 74)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Bougie verroest of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen.
( pag. 73)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 42)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem beschadigd
is.
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. ( pag. 44)
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
Motor stokt of klapt in carburateur Te weinig brandstof
Draaihendel
aan brandstofkraan
in de stand ON draaien.
(afbeelding S01157-10 pag. 13)
Brandstof tanken. ( pag. 24)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxideerd Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 70)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
19 FOUTEN OPSPOREN 81
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 70)
Koelmiddel vullen. ( pag. 71)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom in uit-
laatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren. ( pag. 76)
Water in transmissieolie Keerring of waterpomp beschadigd Keerring en waterpomp controleren.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 82
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 84,93 cm³
Slag 48,95 mm
Boorgat 47 mm
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 1 vierkante ring
Motorsmering Smering met oliemengsel
Primaire overbrenging 19:66 recht vertande tandwielaandrijving
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 11:29
2e versnelling 14:28
3e versnelling 16:26
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
6e versnelling 20:21
Ontstekingssysteem Moric Digital 2M1
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Koeling Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarter
20.2 Aanhaalmomenten motor
Vastzetschroef voor verstelas M4 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsveren M5 6 Nm
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 6 Nm Loctite
®
222™
Schroef sluitdop M5 8 Nm
Schroef stuurklep uitlaatregeling M5 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef uitlaatsturingdeksel M5 6 Nm
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Borgschroef stuurklep M6 8 Nm Loctite
®
243™
Moer centrifugaalvervroeging M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef kickstarter M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsactuator M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x25 10 Nm
Schroef motorhuis M6x40 10 Nm
Schroef tussendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
20 TECHNISCHE GEGEVENS 83
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef vastzethendel M8 16 Nm Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M10 20 Nm
Schroef primair wiel M10x1,25 80 Nm Loctite
®
243™
Moer rotor M12x1 60 Nm
Bougie M14x1,25 20 Nm
Moer hulpcilinder M14x1,25 60 Nm Loctite
®
243™
20.3 Carburateur
Carburateurtype KEIHIN PWK 28
Naaldpositie 3e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omw
Hoofdsproeier 118
Sproeiernaald N5HG
Stationaire sproeier 45
Naaldsproeier 2,6
Gasklep 3,5
Koude startsproeier 62
20 TECHNISCHE GEGEVENS 84
20.3.1 Carburateur afstellen
401536-01
M/FT ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open (slagen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke naaldposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 85
20.4 Vulhoeveelheid
20.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 88)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,0 l Koelmiddel ( pag. 88)
20.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 5,0 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:40) ( pag. 89)
20.5 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen buizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP Performance Systems 4357 MXMA
Schokdemper WP Performance Systems 4618 PDS DCC
Veerweg
Vooraan 270 mm
Achteraan 300 mm
Vorksprong 14 mm
Remsysteem
Vooraan Schijfrem met remklauw met vier zuigers
Achteraan Schijfrem met remklauw met twee zuigers
Remschijven - diameter (85 SX 17/14)
Vooraan 220 mm
Remschijven - diameter (85 SX 19/16)
Vooraan 240 mm
Remschijven - diameter
Achteraan 210 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 3,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
Vooraan 1,0 bar
Achteraan 1,0 bar
Secundaire overbrenging (85 SX 17/14) 14:46
Secundaire overbrenging (85 SX 19/16) 14:49
Ketting 1/2 x 5/16”
Leverbare kettingwielen 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51
Balhoofdhoek 66°
Wielstand (85 SX 17/14) 1.290±10 mm
Wielstand (85 SX 19/16) 1.290±10 mm
Zadelhoogte onbelast (85 SX 17/14) 855 mm
Zadelhoogte onbelast (85 SX 19/16) 890 mm
Bodemvrijheid onbelast (85 SX 17/14) 352 mm
Bodemvrijheid onbelast (85 SX 19/16) 377 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (85 SX 17/14) 67,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (85 SX 19/16) 68,5 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 75 kg
20 TECHNISCHE GEGEVENS 86
20.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(85 SX 17/14) 70/100 - 17 M/C 40M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
90/100 - 14 M/C 49M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
(85 SX 19/16) 70/100 - 19 M/C 42M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
90/100 - 16 M/C 52M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
20.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 05.18.7M.05
Voorvork WP Performance Systems 4357 MXMA
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 438 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 45 kg 3,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 45… 55 kg 3,4 N/mm
Gewicht bestuurder: > 55 kg 3,6 N/mm
Vorklengte 835 mm
Lengte luchtkamer 110
+20
30
mm
Vorkpootolie per vorkpoot 378 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 89)
20.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 15.18.7Q.02
Schokdemper WP Performance Systems 4618 PDS DCC
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning
Standaard 10 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: < 45 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 45… 55 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: > 55 kg 40 N/mm
Veerlengte 215 mm
20 TECHNISCHE GEGEVENS 87
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 100 mm
Inbouwlengte 397 mm
Stootdemperolie ( pag. 88) SAE 2,5
20.9 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippels M4,5 5 Nm
Bout achterwielrem M6 4 Nm
Bout voorwielrem M6 8 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf vooraan M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef spatbord voor M6 10 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef framearm M8 30 Nm
Schroef kettingwiel M8 35 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remklauw M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Motordraagschroef M10 45 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef rempedaal M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M12 60 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 60 Nm Loctite
®
2701™
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm
Moer achterbrugbout M14x1,5 75 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Schroef steekas vooraan M20x1,5 35 Nm
21 GEBRUIKSSTOFFEN 88
Brandstof super loodvrij (ROZ 98)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 98)
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen).
Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 92)
SAE ( pag. 92) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 92)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 92) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
21 GEBRUIKSSTOFFEN 89
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 92) (1:40)
Mengverhouding
1:40 Motorolie 2-takt ( pag. 88)
Brandstof super loodvrij (ROZ 98) ( pag. 88)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 92) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
22 HULPSTOFFEN 90
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Handvatlijm (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
22 HULPSTOFFEN 91
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
23 NORMEN 92
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
24 LIJST MET AFKORTINGEN 93
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX 94
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 27
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80-81
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 16
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 21
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69-70
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
INDEX 95
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
R
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25-26
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Spatbord voor
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
INDEX 96
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 85
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71, 85
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76, 85
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
*3213468nl*
3213468nl
03/2016
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99

KTM 85 SX 19/16 2017 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor