Marantec Control 121 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Control 120 - 123
Montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing
42
Verklaring van de toegepaste symbolen
Waarschuwing Hier volgen belangrijke aanwijzingen, die om persoonlijk
letsel en materiaalschade te voorkomen, dringend
opgevolgd dienen te worden!
Uitvoering Hier volgt een aanwijzing voor een mechanische of
elektrische aansluiting.
Programmeeraanduiding De besturing moet na het aansluiten van de meeste
bedieningsapparatuur allereerst geprogrammeerd
worden.
Funktiekontrole Na aansluiting en programmering van de meeste
bedieningsapparatuur kan de besturing op haar funkties
gekontroleerd worden. Dit is zinvol omdat een eventuele
fout direkt herkend wordt en het tijd bespaart bij het
zoeken naar een fout achteraf.
Schakel- en aansluitschema Hier volgt een gedetailleerd aansluitschema.
In bedrijf, netspanning
Impuls
Storing
Deur open
Deur dicht
Deur half open
Stop
Extern bedieningselement
Elektronische antenne
Externe fotocel
Zender (fotocel Optosensor)
Ontvanger (fotocel Optosensor)
Veiligheidskontaktlijst
Toerentalsensor
Symbool Betekenis
Verklaring van de toegepaste symbolen.
Symbolen bij besturing, aandrijving etc.:
1
2
N
N
Krachtbegrenzing deur open
Krachtbegrenzing deur dicht
Tijdsduur deur open
Waarschuwingstijd
Onderhoud
Naar besturing
Slappekabelschakelaar
Verbindingskabel
Loopdeurschakelaar
Symbool Betekenis
73
1. Inhoudsopgave
Hoofdstuk Blz.
Afbeeldingen zie binnenzijde omslag achterin
Verklaring van de gebruikte symbolen 2
1. Inhoudsopgave 3
2. Belangrijk! Beslist voor het installeren te lezen 4
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
3.1 Aansluiting besturing - aandrijving 5
3.1.1 Dynamic 121 - 128 / Dynamic 300 6
3.1.2 Dynamic 3-101 - 3-108 6
3.2 Aansluiting besturing - deurblad 7
3.3 Instellen van het referentiepunt 9
3.3.1 Dynamic 121 - 128 / Dynamic 300 9
3.3.2 Dynamic 10
3.4 Instellen van de krachtbegrenzing en de eindposities 13
4. Aansluiting van de veiligheidskontaktlijsten
4.1 Veiligheidskontaktlijst (Deur dicht - onderkant deur) 13
4.2 Veiligheidskontaktlijst (Deur open - bovenkant deur) 15
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen
5.1 Automatisch sluiten 16
5.2 Afstandssturing 17
5.3 Externe bedieningselementen (funktiebeschrijving) 18
5.3.1 met systeemstekker 18
5.3.2 zonder systeemstekker 20
5.4 Externe fotocel 21
5.5 Eindpositiemeldingen (relais) 22
5.6 Signaallampen bij automatisch sluiten 23
5.7 Verkeerslichtbesturing 24
6. Aanhangsel
6.1 Schakelschema's 26
6.1.1 Schakelschema Control 120/121 26
6.1.2 Schakelschema Control 122/123 28
6.2 Storingshandleiding 30
6.3 Funktie- en foutmeldingen in de display 31
84
2. Belangrijk! Beslist voor het installeren te lezen!
Deze besturing mag alleen door gekwalificeerd en geschoold vakpersoneel aangesloten
en in bedrijf gesteld worden. Gekwalificeerd en geschoold vakpersoneel in deze zin
zijn personen die door elektrotechnisch geschoold personeel voldoende onderricht
zijn en getraind waardoor ze in staat zijn gevaren te onderkennen die door elektriciteit
veroorzaakt kunnen worden. Bovendien moeten ze buiten de kwalifikaties die nodig
zijn binnen hun vakgebied tevens over kennis beschikken van of opleiding genoten
hebben in onder staande zaken:
•Kennis van de betreffende elektrotechnische voorschriften.
•Opleiding genoten hebben in gebruik en onderhoud van de betreffende veiligheids-
voorzieningen.
•Opleiding in eerste hulp.
Bij bekabelingswerkzaamheden en het verwisselen van de Chipkaart moet de bestu-
ring absoluut spanningsloos
geschakeld zijn.
Plaatselijke veiligheidsvoorschriften in acht nemen!
Net - en stuurleidingen absoluut gescheiden leggen!
Stuurspanning 24 V DC.
Voor het inbedrijf nemen van de besturing, moet gekontroleerd worden of er zich
geen personen of voorwerpen in het gevaarlijke bereik van de deur bevinden, omdat
bij bepaalde instellingen de deur in beweging komt.
Alle voorhanden zijnde noodinrichtingen moeten voor ingebruikname getest worden.
De aandrijving mag alleen bij gesloten deur gemonteerd worden!
Na inbedrijfstelling van de installatie moet de gebruiker/eigenaar of zijn plaatsvervanger
onderricht krijgen in het bedienen van de installatie.
Er mogen geen kabels in de bovenzijde van de besturing ingevoerd worden.
Uit technisch oogpunt gaat de deur de eerste keer na het inschakelen van de besturing
altijd helemaal omhoog.
Om te programmeren moet de programmeerschakelaar S11 op de hoofdprintplaat in
de positie ON gezet worden. Na de inbedrijfstelling moet deze schakelaar absoluut
weer in de positie OFF gezet worden, om de besturing tegen ongewenste herprogram-
mering te beschermen.
Opgelet bij montage overeenkomstig beschermingsgraad IP 65:
Uiterlijk na de inbedrijfstelling moet de netstekker vervangen zijn door een vaste
kabelaansluiting aan de betreffende klemmen. Daarbij moet tevens een meerpolige
werkschakelaar geplaatst worden.
Indien de waarschuwingen genegeerd worden kunnen lichamelijke
letsels en materiële schades onstaan.
115
3.1 Aansluiting besturing aan aandrijving
De aansluitingen in de besturing volgens afb. B aanbrengen.
51 50 52
Afb. B: Aansluiting aan de besturing C 120 Afb. B: Aansluiting aan de besturing C 123
Aansluiting in de besturing:
50. Aardklem
51. Netleiding naar aandrijving
52. Aansluitbus toerentalsensor
Legenda schakelschema:
Aansluitklemmen:
X3 Aandrijving
X3a Motor
Stekeraansluiting:
X40 Toerentalsensor aandrijving
X41 Toerentalsensor motor
51 50 52
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
126
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
55 54 53
Afb. C:/1 Aansluiting aan de aandrijving
3.1.1 Dynamic 121 - 128 / Dynamic 300
• De aansluitingen in de deuraandrijving volgens afb. C/1 aanbrengen.
Aansluitingen in de deuraandrijving:
53. veiligheidsgeleider - klem
54. net-toevoerleiding
55. toerentalsensor - aansluitbus
3.1.2 Dynamic 3-101 - 3-108
• De aansluitingen in de deuraandrijving volgens afb. C/2 aanbrengen.
Aansluitingen in de deuraandrijving:
53. veiligheidsgeleider - klem
54. net-toevoerleiding
55. toerentalsensor - aansluitbus
De besturing Control 120 -123 bevat een ruststroomcircuit. Indien het
ruststroomcircuit onderbroken wordt, kan de deur niet meer elektrisch
in beweging worden gezet.
Elementen in dit ruststroomcircuit zijn bijvoorbeeld : slappekabel -, loopdeur- en
de eindschakelaar van de nachtvergrendeling.
Afb. C:/2 Aansluiting aan de aandrijving
157
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
3.2 Verbinding besturing aan deurblad
Aansluiting van de slappekabelbeveiliging (alleen Dynamic 121-128)
Sluit de systeemkabel aan de desbetreffende aansluitbus aan.
Aanwijzing: voor de navolgende funktiekontrole mag de optosensor (zender en
ontvanger) niet aangesloten zijn.
* Bij aansluiting moet de kortsluitstekker verwijderd worden.
z Indien voorhanden.
Legenda:
Schakelaar (systeemsteker):
S5 Loopdeurschakelaar
S6 Slappekabelschakelaar
Schakelaar (aansluitklemmen):
S5a * Loopdeurschakelaar
S6a * Slappekabelschakelaar
S6b * Slappekabelschakelaar
Stekeraansluitingen:
X30 Onderloopbeveiliging
(in de besturing)
X7a Spiraalsnoer
X7d Slappekabelschakelaar
X7e z Optosensor ontvanger
X7f Verbindingskabel
X7g Loopdeurkontakt
X7j z Optosensor zender
X7m Slappekabelschakelaar
X7n Verbindingskabel
Aansluitklemmen:
X2c Ruststroomketen
(in de besturing)
X7b Spiraalsnoer
X7c Spiraalsnoer
X7h Ruststroomketen
X7l Slappekabelschakelaar
168
Steek de netstekker in een reeds aanwezige wandkontaktdoos
van het type CEE-Norm 16 A.
Let op dat de benodigde voedingsspanning die op het typeplaatje van
de besturingskast vermeld staat overeenkomt met de spanning die uit
de wandkontaktdoos komt.
Let op: De Control 120 / 121 heeft een rechtsdraaiend draaiveld!
Funktiekontrole netaansluiting en bekabeling aan de aandrijving
Let op dat u bij de volgende instellingen ervoor zorgt, dat de deur nooit
helemaal open of dicht loopt!
Stop de deur minstens 50 cm voor het bereiken van de mechanische
eindposities door de stopknop (13) te gebruiken.
• Doe de deur met de hand half open.
• Schakel de netspanning in.
Het kontrolelampje Bedrijfsspanning (1) moet aansluitend
gaan branden.
— zo niet, zie dan de storingshandleiding onder punt
'geen spanning'.
• Druk op de toets ' deur open' (11).
De deur moet open gaan.
— Als de deur dicht gaat:op de Stop toets drukken en de fase
omdraaien.
— Als de deur niet beweegt: zie de storingshandleiding onder
punt 'geen reaktie na het geven van een impuls'.
Funktiekontrole van het veiligheidscircuit.
• Kontroleer de werking van de aangesloten veiligheidselementen door
deze een voor een te bedienen.
De deur kan nu niet meer elektrisch in beweging worden
gebracht.
— als dit toch gebeurt, kontroleer dan de elektrische aansluiting
van ieder veiligheidselement.
• Schakel nu de netspanning uit
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
199
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
3.3 Referentiepuntinstelling
3.3 1 Dynamic 121 - 128 en Dynamic 300
Dynamic 121-128: Zet de deur manueel in de positie DICHT.
Dynamic 300: Geleidingsrail in poitie DICHT monteren.
Haal het doorzichtige afdekkapje van de aandrijving af.
Ontgrendel de messing spindel door de rode hendel (19) naar u toe te trekken
en de binnnenste meenemerflens (20) iets axiaal te verschuiven (zie afb. D/1).
Draai het gekartelde wiel (21) net zo lang met de wijzers van de klok mee
totdat de schakelnok (22) ca. 5mm stopt voor de borst van de messing spindel
(zie afb. D/1).
Vergrendel de meenemerflens door deze terug te schuiven en borg deze met
behulp van de rode hendel zodanig dat duidelijk een klik te horen is (zie afb. D/2).
De deur moet nu helemaal met de hand geopend worden.
Draai nu zolang aan het kleine gekartelde wiel (23) totdat de
referentiepuntschakelaar (24) door de schakelnok (22) aangesproken
wordt (zie afb. D/2).Draai vervolgens het kleine gekartelde wiel (23) nog
één tot twee keer tegen de wijzers van de klok in.
19
20
21
22
ca. 5 mm
Afb. D/1: Referentiepuntinstelling (de deur is dicht).
2010
Monteer aansluitend het doorzichtige kapje weer op de aandrijving.
3.3 2 Dynamic 3-101 - 3-108
1. Zet de deur handmatig in de mechanische eindpositie DEUR-OPEN.
2. Het deksel van de aandrijfkast openen.
3. Draai met de madenschroef (J) de bevestiging (arrêt) van de schakelnok (B) los.
4. De schakelnok (B) zo instellen dat de referentiepuntschakelaar (G) bediend
wordt zoals in afb. 7 (stelling H) afgebeeld wordt (ca. 2 hoekgraden van het
schakelpunt).
5. Bevestig de schakelnok (B) opnieuw door het vastdraaien van de madenschroef (J).
6. Het deksel aansluitend weer op de aandrijfkast monteren.
7. Schakel de netspanning aan en druk op de toets DEUR-DICHT (12).
De deur beweegt zich nu in de reeds voorgeprogrammeerde eindpositie
DEUR-DICHT.
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
23
24
22
Afb. D/2: Referentiepuntinstelling (de deur is geopend)
Afb. D/3: Referentiepuntinstelling
B
G
H
J
ABCDEF
2311
3.4 Instellen van de krachtbegrenzing en de eindposities
Aanwijzing: Om te programmeren moet de programmeerschakelaar S11 op de
hoofdprintplaat in de positie ON gezet worden. Na de inbedrijfsname
moet deze schakelaar absoluut weer in de positie OFF gezet worden, om de
besturing tegen ongewenste herprogrammering te beschermen!
Schakel de netspanning in. Na het inschakelen branden alle lampjes van de
besturing ca. 2 sekonden.
Instellen van de krachtbegrenzing
Stel de krachtbegrenzing zo gevoelig mogelijk in!
Dynamic 300: werkzaam zijn uitsluitend de trappen 7 - 15.
Krachtbegrenzing ' deur open' (instellen van de maximale trekkracht) :
• Toets P (15) indrukken
Kontrolelampje eindpositie open (2)
knippert.
• Toets M (16) zovaak indrukken tot.... Kontrolelampje krachtbegrenzing open
(6) knippert.
• Kort drukken op de toetsen Ingestelde trekkracht wordt in stappen
'deur open' (11) of 'deur dicht' (12) van 0 tot 15 veranderd en aangegeven.
• Toets P indrukken Ingestelde trekkracht wordt opgeslagen:
De programmering is beëindigd.
Krachtbegrenzing ' deur dicht' (instellen van de maximale drukkracht) :
• Toets P indrukken Kontrolelampje eindpositie open knippert.
• Toets M zovaak indrukken tot.... Kontrolelampje krachtbegrenzing dicht
(7) knippert.
• Kort drukken op de toetsen Ingestelde drukkracht wordt in stappen
'deur open' of 'deur dicht' van 0 tot 15 veranderd en aangegeven.
• Toets P indrukken Ingestelde drukkracht wordt opgeslagen:
De programmering is beëindigd.
Funktiekontrole:
• Zelfs bij een gevoelig ingestelde krachtbegrenzing gaat de deur zonder
onderbreking open of dicht.
Instellen van de eindposities
Eindpositieinstelling ' deur open' :
Grove instelling:
• Toets P indrukken Kontrolelampje eindpositie open knippert.
• Deur met dodemansbediening* in de
gewenste eindpositie brengen
• Toets P indrukken Kontrolelampje brandt kontinue
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
2412
Fijninstelling:
• Toets P indrukken Kontrolelampje eindpositie open knippert
• Kort drukken op de toetsen 'deur open' Eindpositie verandert in stappen van ca.
of 'deur dicht' 3 mm en wordt met lichtpuntjes aangegeven
• Toets P indrukken Programmering wordt beëindigd
Eindpositieinstelling ' deur dicht' :
Grove instelling:
• Toets P indrukken Kontrolelampje eindpositie open knippert
• Toets M zovaak indrukken, tot....... Kontrolelampje eindpositie dicht knippert
• Deur met dodemansbediening* in de
gewenste eindpositie brengen
• Toets P indrukken Kontrolelampje brandt kontinue
Fijninstelling:
• Toets P indrukken Kontrolelampje eindpositie open knippert
• Toets M zovaak indrukken, tot....... Kontrolelampje eindpositie dicht knippert
• Kort drukken op de toetsen 'deur open' Eindpositie verandert in stappen van ca.
of 'deur dicht' 3 mm en wordt met lichtpuntjes aangegeven
• Toets P indrukken Programmering wordt beëindigd
Let op: Het instellen van de tussenpositie 'deur half open' kan pas uitgevoerd worden
als de andere eindposities 'deur open' en 'deur dicht' ingesteld zijn!
Tussenpositieinstelling 'deur half open':
• Toets P indrukken Kontrolelampje eindpositie open knippert
• Toets M zovaak indrukken, tot....... Kontrolelampje eindpositie 'deur half
open' knippert
• Deur met dodemansbediening* in de
gewenste eindpositie brengen
• Toets P indrukken Kontrolelampje brandt kontinue
Funktiekontrole:
• De deur naar de eindposities laten lopen. Als de ingestelde eindposities
bereikt zijn, dan branden de betreffende kontrolelampjes in de besturing.
Eventueel de fijninstelling optimaliseren.
• De referentiepuntschakelaar moet boven de doorijhoogte aangesproken
worden. Bij het passeren van het referentiepunt licht het kontrolelampje
'impuls' kort op.
* Dodemansbediening: de deur wordt in beweging gezet door de toets 'deur open' resp.
'deur dicht' ingedrukt te houden.
3. Inbedrijfstelling van de besturing Control 120 -123
2713
4.1 Veiligheidskontaktlijst ('deur dicht' - onderkant deur)
Funktie:
Deze veiligheidskontaktlijst bewaakt het rubber bodemprofiel aan de
onderzijde van de deur. Raakt de deur tijdens het sluiten een hindernis,
dan zorgt de veiligheidskontaktlijst ervoor dat de deur gestopt wordt
en deze aansluitend omhoog gaat zodat de hindernis vrij komt.
Aansluiting van de veiligheidskontaktlijst onderkant deur
Steek de optosensoren (fotocellen) in het rubberprofiel en sluit deze elektrisch
aan.
4. Aansluiting van de veiligheidskontaktlijsten
* Bij aansluiting moet de kortsluitbrug verwijderd worden.
+ Alleen Dynamic 121-128
Legenda:
Programmeerschakelaar
S2b Zelfhoudend kontakt
Schakelaar (systeemstekker)
S5 Loopdeurschakelaar
S6 + Slappekabelschakelaar
Schakelaar (aansluitklemmen)
S5a * Loopdeurschakelaar
S6a * + Slappekabelschakelaar
S6b * Slappekabelschakelaar
Stekeraansluitingen:
X30 Veiligheidskontaktlijst
X7a Spiraalsnoer
X7d + Slappekabelschakelaar
X7e Optosensor ontvanger
X7f Verbindingskabel
X7g Loopdeurkontakt
X7j Optosensor zender
X7m Slappekabelschakelaar
X7n Verbindingskabel
Aansluitklemmen:
X2c Ruststroomketen
(in de besturing)
X7b Spiraalsnoer
X7c Spiraalsnoer
X7h Ruststroomketen
X7l Slappekabelschakelaar
Optosensoren:
V5 Zender
V6 Ontvanger
2814
De gevoeligheid van de veiligheidskontaktlijst is met behulp van de dubbele
microschakelaars op de optosensorprintplaat in te stellen.
Streef naar een zo gevoelig mogelijke instelling (stand max.)!
Hoe breder de deur, hoe groter de demping van het licht in het rubber
bodem-profiel, des te ongevoeliger instellen.
Aanduidingen op de optosensorprintplaat:
Led groen: Bedrijfsspanning
Led geel: Ruststroomketen gesloten
(moet bij het aanspreken van de slappekabel- resp.
loopdeurbeveiliging uitgaan)
Led rood: Funktieaanduiding optosensor
(moet bij onderbreking van de lichtstraal uitgaan)
Funktiekontrole veiligheidskontaktlijst onderkant deur:
• Schakel de netspanning in
• Laat de deur naar eindpositie ' deur open' lopen.
• druk op de toets ' deur dicht' (12)
De deur moet met zelfhoudend kontakt sluiten .
— zo niet, dan de optosensor kontroleren (zie storingshandleiding)
• Knijp tijdens het sluiten in het rubber bodemprofiel
De deur moet stoppen en aansluitend een stukje omhoog
lopen.
— zo niet, dan de optosensor kontroleren (zie storingshandleiding)
• Schakel de netspanning uit.
Testkontrole van de optosensoren:
Minstens eenmaal per jaar moet de funktie van de optosensoren getest worden,
om de bedrijfszekerheid en de veiligheid van de deurinstallatie te garanderen.
Ter kontrole onderbreekt u de lichtweg in het rubber bodemprofiel; dit kan
door het profiel te vervormen of door het verwijderen van de optosensor-zender
resp. optosensor- ontvanger.
Een eventueel sluiten van de deur op dit moment mag alleen mogelijk zijn met
dodemansbediening!
Als de lichtweg in het profiel weer vrij is of de fotocel weer geplaatst dan moet
de deur weer met zelfhoudend kontakt de eerstvolgende sluitbeweging maken.
4. Aansluiting van de veiligheidskontaktlijsten
ON
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
OFF
Max.
Min.
3115
4.2 Veiligheidskontaktlijst ('deur open' - bovenkant deur),
indien voorhanden
Funktie: Deze veiligheidskontaktlijst bewaakt het rubber bodemprofiel aan de
bovenkant van de deur.
Raakt de deur tijdens het openen een hindernis, dan zorgt de veiligheids-
kontaktlijst ervoor dat de deur gestopt wordt en deze aansluitend omlaag
gaat zodat de hindernis vrijkomt.
Aansluiting van de veiligheidskontaktlijst bovenkant deur
Sluit de toevoerleiding aan de klem X32 aan.
Steek de optosensoren (fotocellen) in het rubberprofiel en sluit deze elektrisch aan.
Voor verdere details kunt u de handleiding van de veiligheidskontaktlijst gebruiken.
4. Aansluiting van de veiligheidskontaktlijsten
3216
5.1 Automatisch sluiten
De automatisch sluiten funktie van de besturing is alleen toe te passen,
wanneer er een veiligheidskontaktlijst aan de onderkant van het deurblad
bevestigd is.
Het gebruik van deze funktie is alleen geoorloofd als er signaallichten
toegepast worden.
Funktie: Een geopende deur wordt met deze funktie automatisch weer gesloten,
nadat een voorgeprogrammeerde tijd verstreken is (tijdsduur deur open).
Om het gevaar, wat door de bewegende deur kan ontstaan, te vermijden
knipperen de signaallichten na afloop van de tijdsduur deur open de
signaallichten (voor aansluiting zie blz. 23). (Tijdsduur deur open + waar-
schuwingstijd = tijd die de deur werkelijk geopend blijft).
Bij uitlevering is de sluitfunktie niet geprogrammeerd, dus uitgeschakeld.
Programmeren van het automatisch sluiten
Waarschuwingstijd:
Druktoets P (15) indrukken Kontrolelampje 'eindpositie open' knippert
Druktoets M (15) zovaak indrukken, tot ... Kontrolelampje 'waarschuwingstijd'
knippert
Kort drukken op de toetsen Instellen van de waarschuwingstijd in
'deur open' (11) of 'deur dicht' (12) stappen van 2 sec.
Maximum: 32 sec., minimum: 2 sec.
De ingestelde tijd wordt in de display
aangegeven
• Druktoets P indrukken Opgeslagen in het geheugen
Tijdsduur deur open:
Druktoets P (15) indrukken Kontrolelamp 'eindpositie open' knippert
Druktoets M (15) zovaak indrukken, tot ... Kontrolelamp 'openingstijd' knippert
Kort drukken op de toetsen Instellen van de openingstijd in
'deur open' (11) of 'deur dicht' (12) stappen van 5 sec.
Maximum: 95 sec., minimum: 5 sec.
De ingestelde tijd wordt in de display
aangegeven
Druktoets P indrukken Opgeslagen in het geheugen
Om het automatisch sluiten uit te schakelen allebei de tijden op 0 sec. programmeren.
Funktiekontrole:
• Laat de deur in de richting 'eindpositie open' lopen.
De deur moet na de ingestelde tijd automatisch sluiten.
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen
3517
5.2 Afstandsbesturing
Stel uw persoonlijke code in met behulp van de micro
codeerschakelaartjes in de handzender.
Aansluiting van de elektronische antenne
Sluit de elektronische antenne aan de aansluitbus X20a (26) in de besturing
aan. Zorg daarbij dat de antennedraad volledig uitgerold is, en op een juiste
wijze gericht wordt zodat een optimale ontvangst bereikt wordt (houd er re-
kening mee dat metalen delen een afschermende werking kunnen uitoefenen).
N.B: Als u twee fotocellen gebruikt, sluit u de antenne aan volgens het
aansluitschema op blz. 21.
De besturing afstemmen op de handzender:
De besturing kan twee verschillende afstandsbesturing- coderingen opslaan.
Druktoets P (15) indrukken Kontrolelampje 'eindpositie open' knippert
Druktoets M (16) zovaak indrukken, tot ... Kontrolelampje ''afstandsbesturing' knippert
• Kort drukken op de toetsen Instellen van de eerste resp. tweede code;
'deur open' (11) of 'deur dicht' (12) in de display verschijnt aanduiding E of I.
• Druktoets P indrukken Aanvang van opslag in geheugen
• Met handzender een impuls geven De codering wordt, bij een geldig signaal,
binnen 10 sec. door de besturing herkent
en in het geheugen opgeslagen
Funktiekontrole:
• Bedien de handzender van een afstand van ca. 15 m.
De deur moet nu in beweging komen
zo niet, zie dan de storingshandleiding onder 'afstandsbesturing'.
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
3618
5.3 Externe bedieningselementen
Externe bedieningselementen kunnen verschillende funkties hebben:
Stop : De aandrijving kan niet meer in beweging worden gezet,
een bewegende deur wordt gestopt.
Impuls : De deur wordt geopend (Uitzondering: wanneer deze in
de eindpositie open staat gaat de deur naar beneden).
Een bewegende deur kan niet gestopt worden!
Open: De deur wordt geopend. Een bewegende deur wordt
gestopt. Bij ingeschakelde funktie automatisch sluiten
wordt de ingestelde wachttijd langer.
Dicht : De deur wordt gesloten. Een bewegende deur wordt
gestopt. Bij ingeschakelde funktie automatisch sluiten
wordt de ingestelde tijd dat de deur open blijft korter.
5.3.1 Aansluiting externe bedieningselementen met systeemstekker
Voorbeelden voor externe bedieningselementen met systeemstekkers:
• Drukknopkast uit de Command serie
• Codeschakelaar Command 201
• Sleutelschakelaar Command 311 en 411
Aansluiting van de bedieningselementen
Aanwijzing: Bij aansluiting van meerdere sleutelschakelaars resp. codeschakelaars heeft
u tweevoudige verdelers (art.nr. 151 228) voor serieschakeling nodig.
Voor aanwijzingen bij het aansluiten van meerdere bedieningselementen
met verdelers kunt u het aansluitschema voor verdelers gebruiken.
Voor het aansluiten van externe bedieningselementen moet de kortsluitstekker
uit de aansluitbus X 10 (27) van de besturing verwijderd worden. Sluit nu het
bedieningselement met systeemstekker aan aan de aansluitbus.
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
3719
Funktiekontrole:
• Bedien het externe bedieningselement
De gewenste funktie moet uitgevoerd worden.
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
3420
5.3.2 Aansluiting van externe bedieningselementen zonder
systeemstekker
Voorbeelden voor externe bedieningselementen zonder systeemstekker:
• Trekschakelaar Command 701
• Drukknopkast Command 601 en 602
• Codeschakelaar Command 202
Aansluiting van de bedieningselementen
Sluit de bedieningselementen aan, aan de aansluitklem X2c (39).
Aan de aansluitklem X2c zijn de volgende funkties verkrijgbaar:
S0 (stop):
Aansluiting: Klemmen 12 en 13 (kortsluitbrug verwijderen!)
Kontaktsoort: Verbreekkontakt
Schakeling: Meerdere kontakten moeten in serie geschakeld worden!
S1 (impuls):
Aansluiting: Klemmen 20 en 21
Kontaktsoort: Maakkontakt
Schakeling: Meerdere kontakten moeten parallel geschakeld worden!
S2 (open): Aansluiting: Klemmen 14 en 15
Kontaktsoort: Maakkontakt
Schakeling: Meerdere kontakten moeten parallel geschakeld worden!
S4 (dicht):
Aansluiting: Klemmen 16 en 17
Kontaktsoort: Maakkontakt
Schakeling: Meerdere kontakten moeten parallel geschakeld worden!
Funktiekontrole:
• Bedien het externe bedieningselement
De gewenste funktie moet uitgevoerd worden.
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
3321
5.4 Externe fotocel
Funktie: De externe fotocel bewaakt het doorgangstraject van de deur.
Als er zich tijdens het sluiten een hindernis in het doorgangstraject
bevindt, dan wordt de deur weer helemaal geopend.
Bij een ingeschakelde automatisch sluiten funktie wordt de tijd dat
de deur open blijft door het aktiveren van de fotocel weer verlengd.
Aansluiting van de fotocel Special 613, Art.nr. 153 550
Special 614, Art.nr. 152 675
Special 615, Art.nr. 152 703
Zet de programmeerschakelaar S 20 (36) die zich op de besturingsprintplaat
bevindt in de stand OFF (eerst de kunststof afdekkap naar boven klappen).
Sluit de fotocel aan de aansluitbus X 20 (28) in de besturing aan. De bekabeling
van de fotocel als onderstaand aangegeven uitvoeren. Voor een gedetailleerde
beschrijving verwijzen wij naar de montagehandleiding van de betreffende
fotocel.
Aansluitschema fotocel:
Aansluiting van nog een fotocel
Zet de andere op de besturingsprintplaat aanwezige programmeerschakelaar
S20a (37) ook in de stand OFF (daarvoor eerst de afdekkap in de besturing
omhoog klappen).
De tweede fotocel wordt aan de antenne aansluitbus X20a (26) aangesloten.
Bevindt zich reeds een antenneeenheid in deze aansluitbus, dan kunt u een
adapter (tweevoudige verdeler voor systeemstekker, art.nr. 562 849) en een
vlakke kabel (art.nr. 562 759) volgens het bovenstaande schakelschema
aansluiten.
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
3022
5.5 Eindpositiemeldingen (relais)
Funktie: Bij het bereiken van de eindposities 'deur open' / 'deur dicht' schakelt het
betreffende relais.
Aansluiting van de relaisuitgangsprintplaat (Art.nr. 153 044)
Aanwijzing: Eventueel moet u de besturingskast met behulp van een kleine
kunststof systeembehuizing uitbreiden waarin zich een printplaat-
houder (art.nr. 153 220) bevindt.
Vlakkekabelstekker steeds zo insteken, dat de kabel een hoek
maakt richting de rand van de printplaat!
Verbind de relaisprintplaat met de besturing door gebruikmaking van de
meegele-verde vlakke kabel.
Relaisprintplaat: aansluitbus X4
Besturing: aansluitbus X8a (33)
Gedetailleerd aansluitschema eindpositiemeldingen (relais):
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
Legenda:
D1 Kontrolelampje 'deur dicht'
D2 Kontrolelampje 'deur open'
H1 Signaallamp 'deur dicht'
H2 Signaallamp 'deur open'
K1 Relais 'deur dicht'
K2 Relais 'deur open'
Stekerverbinding:
X4 Relaisaansturing
X8a Eindpositierelais
(in de besturing)
2923
5.6 Aansluiting signaallampen bij automatisch sluiten
(Control 220 Art.nr. 152 814)
Funktie: De signaallampen knipperen wanneer de deur elektrisch in beweging is.
Wanneer automatisch sluiten ingeschakeld is, knipperen de signaallampen
tevens gedurende de waarschuwingstijd (zie blz. 16, programmering).
Aansluiting van de relaisprintplaat
Vlakkekabelstekker steeds zo insteken, dat de kabel een hoek
maakt richting de rand van de printplaat!
Verbind de relaisprintplaat met de besturing door gebruikmaking van de
meegeleverde vlakke kabel.
Relaisprintplaat: aansluitbus X4a
Besturing: aansluitbus X8b (32)
Gedetailleerd schakelschema signaleringsrelais:
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
Legenda:
D40 Kontrolelampje Signaallampen
F 5 Netzekering (max. 4A)
H41 Signaallamp Uitrit (oranje)
H43 Signaallamp Inrit (oranje)
K40 Relais Signaallampen
Stekerverbinding:
X4a Relaisaansturing
X4b Relaisaansturing
X8b Signaallampenrelais
(in de besturing)
2624
5.7 Verkeerslichtenbesturing
Aansluiting van de verkeerslichtenbesturing (Control 310, art.nr. 152 816)
Vlakkekabelstekker steeds zo insteken, dat de kabel een hoek
maakt richting de rand van de printplaat!
Verbind de relaisprintplaat met de besturing door gebruikmaking van de
meegeleverde vlakke kabel.
Relaisprintplaat1
(art.nr. 153 112): stekerverbinding X4a
Besturing: stekerverbinding X8b (32)
Relaisprintplaat2
(art.nr. 152 116): stekerverbinding X4
Besturing: stekerverbinding X8c (34)
Druknop-aansluitprintplaat1
(art.nr. 152 117): stekerverbinding X5f
Besturing: stekerverbinding X5e (31)
Gedetailleerd schakelschema verkeerslichtenbesturing:
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
Legenda:
D1 Kontrolelampje Uitrit
D2 Kontrolelampje Inrit
D40 Kontrolelampje Signaallampen
F 5 Netzekering (max. 4A)
H41 Signaallamp Uitrit (rood)
H42 Signaallamp Uitrit (groen)
H43 Signaallamp Inrit (rood)
H44 Signaallamp Inrit (groen)
K1 Relais Uitrit
K2 Relais Inrit
K40 Relais signaallampen
Stekerverbinding:
X4 Relaisaansturing
X4a Relaisaansturing
X4b Relaisaansturing
X8b Signaallampenrelais
(in de besturing)
X8c Rijbaanregelingsrelais
(in de besturing)
2525
nog een gedetailleerd schakelschema verkeerslichtenbesturing:
Programmeren van de tijden voor de rijbaanregeling zie blz. 16.
5. Aansluiting en inbedrijfstelling van uitbreidingen.
Legenda:
S30 Impuls Uitrit
S31 Impuls Inrit
S32 Automaat In/Uit
Stekerverbinding:
X5a Drukknopaansluiting Inrit
X5b Drukknopaansluiting Uitrit
X5c Fotocel (optie)
X5d Drukknopaansluiting automaat In/Uit
X5e Drukknopuitbreiding
X5f Drukknop-aansluitprintplaat
X5E Drukknop-aansluitprintplaat
(in de besturing)
2226
Plaatselijke veiligheidsvoorschriften naleven! Net- en stuurspanningsleidingen absoluut
gescheiden leggen! Stuurspanning 24V DC. Opgelet laagspanning!
Verkeerde spanning aan de klemmen X2c, X5 tot en met X41 leidt tot beschadiging
van alle elektronica.
6.1.1 Schakelschema van de besturingen Control 120 / 121
6. Aanhangsel
2127
Legenda:
K1 Omkeerrelais ' Open'
K2 Omkeerrelais ' Dicht'
M1 Motor met thermische beveiliging
R1 Kortsluit-beveiliging
S Hoofdschakelaar
S0 z Drukknop Stop
S1 z Drukknop Impuls
S2 z Drukknop Open
S4 z Drukknop Dicht
S2b Programmeerschakelaar
Veiligheidskontaktlijst Deur Dicht
S2c,d Programmeerschakelaar
Veiligheidskontaktlijst Deur Open
S10 * Schakelaar Noodhandbediening
S10a * Schakelaar Ontkoppeling
S11 Schakelaar voor Programmeren
S20 Programmeerschakelaar fotocel
S20a Programmeerschakelaar 2e fotocel
S21 Toerentalsensor
S22 Referentiepuntsensor
T1 Transformator
X0 + Wandkontaktdoos
X1 Netvoedingskabel met stekker
S11 Programmeerschakelaar voor programmering
Zekeringen:
F1 Zekering (max. 125 mA)
F2-F4 Hoofdzekeringen (max. 6,3 A)
Aansluitklemmen:
X2 Netvoedingskabel
X2c Bedieningselementen
X3 Aandrijving
X3a Motor
Stekerverbindingen:
X5 Folietoetsen
X5E Drukknopuitbreiding
X8a Eindpositierelais
X8b Signaallampenrelais
X8c Rijbaanregelings-relais
X8d Bijzondere funktie relais
X10 Extern bedieningselement
X15 Extra ingangen
X20 Externe fotocel
X20a Elektronische antenne
X30 Veiligheidskontaktlijst
Deur Dicht
X32 Veiligheidskontaktlijst
Deur Open
X40 Toerentalsensor aandrijving
X41 Toerentalsensor motor
Aansluitschema's toebehoren (detail):
Rel8a Relais Eindposities
A zie blz. 22
Rel8b Relais Signaallampen
A zie blz. 23
SKS1 Veiligheidskontaktlijst Deur Dicht
A zie blz. 13
SKS2 Veiligheidskontaktlijst Deur Open
A zie blz. 15
V20 Externe Fotocel
A zie blz. 21
W20 Elektronische Antenne
XS10 Extern bedieningselement
A zie blz. 18
Inp5a Drukknop-aansluitprintplaat
A zie blz. 25
+ reeds ter plaatse aanwezig
z indien voorhanden
* Alleen Dynamic 121-128
1828
Plaatselijke veiligheidsvoorschriften naleven! Net- en stuurspanningsleidingen absoluut
gescheiden leggen! Stuurspanning 24V DC. Opgelet laagspanning!
Verkeerde spanning aan de klemmen X2c, X5 tot en met X41 leidt tot beschadiging
van alle elektronica.
6.1.2 Schakelschema van de besturingen Control 122 / 123
6. Aanhangsel
1729
Legenda:
C1 Motorkondensator
K1 Omkeerrelais ' Open'
K2 Omkeerrelais ' Dicht'
M1 Motor met thermische beveiliging
R1 Kortsluit-beveiliging
S Hoofdschakelaar
S0 z Drukknop Stop
S1 z Drukknop Impuls
S2 z Drukknop Open
S4 z Drukknop Dicht
S2b Programmeerschakelaar
Veiligheidskontaktlijst Deur Dicht
S2c,d Programmeerschakelaar
Veiligheidskontaktlijst Deur Open
S10 * Schakelaar Noodhandbediening
S10a * Schakelaar Ontkoppeling
S11 Schakelaar voor Programmeren
S20 Programmeerschakelaar fotocel
S20a Programmeerschakelaar 2e fotocel
S21 Toerentalsensor
S22 Referentiepuntsensor
T1 Transformator
X0 + Wandkontaktdoos
X1 Netvoedingskabel met stekker
S11 Programmeerschakelaar voor programmering
Zekeringen:
F1 Zekering (max. 6,3 A)
Aansluitklemmen:
X2 Netvoedingskabel
X2c Bedieningselementen
X3 Aandrijving
X3a Motor
Stekerverbindingen:
X5 Folietoetsen
X5E Drukknopuitbreiding
X8a Eindpositierelais
X8b Signaallampenrelais
X8c Rijbaanregelings-relais
X8d Bijzondere funktie relais
X10 Extern bedieningselement
X15 Extra ingangen
X20 Externe fotocel
X20a Elektronische antenne
X30 Veiligheidskontaktlijst
Deur Dicht
X32 Veiligheidskontaktlijst
Deur Open
X40 Toerentalsensor aandrijving
X41 Toerentalsensor motor
Aansluitschema's toebehoren (detail):
Rel8a Relais Eindposities
A zie blz. 22
Rel8b Relais Signaallampen
A zie blz. 23
SKS1 Veiligheidskontaktlijst Deur Dicht
A zie blz. 13
SKS2 Veiligheidskontaktlijst Deur Open
A zie blz. 15
V20 Externe Fotocel
A zie blz. 21
W20 Elektronische Antenne
XS10 Extern bedieningselement
A zie blz. 18
Inp5a Drukknop-aansluitprintplaat
A zie blz. 25
+ reeds ter plaatse aanwezig
z indien voorhanden
* Alleen Dynamic 121-128
1430
6. Aanhangsel
6.2 Storingshandleiding
Storing
Geen spanning.
Geen reaktie na het
geven van impuls.
Afstandsbesturing.
Krachtbegrenzing.
Deur laat zich alleen
openen.
Deur laat zich alleen
met dodemansbedie-
ning sluiten .
Aandrijving loopt
kortstondig.
Geen funktie.
Melding
Kontrolelampje Bedrijfsspanning
brandt niet.
Foutmelding 0 in de display.
Kontrolelampje Afstandsbesturing
knippert niet tijdens het geven.
van impuls m.b.v. handzender.
Foutmelding 10 in de display.
Foutmelding 15 in de display.
Foutmelding 24 in de display.
Kontrolelampje Afstandsbesturing
brandt niet bij het passeren van
het referentiepunt.
Foutmelding 13 in de display.
Rode kontrolelampje op opto-
sensorprintplaat brandt niet.
Foutmelding 9 in de display.
Foutmelding 29 of 30 in de
display.
Oorzaak
Spanning valt weg.
Noodhandketting niet in ruststand.
Aandrijving ontkoppeld.
Thermische beveiliging in de motor is aangesproken
Besturing is uitgeschschakeld.
(sleutelstand rode markering).
Ruststroomketen (bedieningselementen)
onderbroken.
Ruststroomketen (deurblad) onderbroken.
Elektronische antenne niet aangesloten.
Verkeerde handzendercodering geprogrammeerd.
Batterij leeg.
Krachtbegrenzing te gevoelig ingesteld.
Deur loopt te zwaar.
Programmeerschakelaar S20 op OFF, echter
geen fotocel aangesloten.
Programmeerschakelaar S20a op OFF, echter
geen fotocel aangesloten.
Referentiepuntschakelaar fout ingesteld.
Optosensor niet aangesloten.
Spiraalsnoer defekt.
Optosensoren niet in rubber profiel of defekt.
Rubber bodemprofiel is vervormd.
Toerentalsensor defekt.
Fout in de besturingsunit.
Werkwijze
Spanning kontroleren. De hoofdzekeringen in het elektrisch circuit,
de fijnzekering in de besturing en de netstekkerverbinding
kontroleren.
Noodhandketting in ruststand brengen (zie montagehandleiding
van de aandrijving).
Onderhoudsontkoppeling resp. snelontkoppeling inkoppelen.
Motor laten afkoelen.
Besturing inschakelen (sleutelstand blauwe markering).
Kortsluitstekker of bedieningselementstekker in aansluitbus X10
steken.
Stopknop aan de klemmen 12 en 13 aansluiten.
Slappekabel-, loopdeur- en vanginrichtingsschakelaar testen.
Antenne aansluiten (zie blz. 17).
Codering opnieuw programmeren(zie blz 17).
Nieuwe batterij (9V, IEC 6F22) plaatsen.
Krachtbegrenzing minder gevoelig instellen (zie blz. 11).
Onderhoud aan deur plegen (doorsmeren etc.).
Programmeerschakelaar S20 omschakelen of fotocel aansluiten.
Programmeerschakelaar S20a omschakelen of fotocel aansluiten.
Referentiepunt instellen (zie blz. 9).
Optosensor aansluiten (zie blz. 13).
Spiraalsnoer en de aansluitingen kontroleren.
Montage van de optosensoren kontroleren resp. defekte delen
vervangen.
Rubber bodemprofiel richten resp. vernieuwen.
Aandrijving laten kontroleren.
Besturing laten kontroleren.
1331
6. Aanhangsel
6.3 Funktie- en foutmeldingen in de display
Aanduiding in display Betekenis
0 Druktoets Stop ingedrukt, ruststroomcircuit onderbroken
1 Druktoets Impuls ingedrukt
2 Druktoets Open ingedrukt
3 Veiligheidskontaktlijst richting Open geaktiveerd
4 Druktoets Dicht ingedrukt
5 Veiligheidskontaktlijst richting Dicht geaktiveerd
6 In het werk aanwezige fotocel geaktiveerd
7 Programmering afgebroken
8 Foutieve referentiepunt - Impuls
9 Toerentalsensor defekt
10 Krachtbegrenzing te gevoelig
11 Looptijdbegrenzing
12 Foutieve test veiligheidskontaktlijst Open
13 Foutieve test veiligheidskontaktlijst Dicht
14 Positie niet geldig, omdat er geen referentiepunt is
15 Foutieve test externe fotocel 1 (X20)
24 Foutieve test externe fotocel 2 (X20a)
29 Foutieve opslag van gegevens in geheugen
30 Foutieve besturingseenheid
32 Chipkaart defekt
33 Automatische funktie uitgeschakeld
1032
Ruimte voor notities
933
Ruimte voor notities
634
Ruimte voor notities
535
Afbeeldingen betreffende besturingen Control 120 - 123
Overzicht diverse komponenten bij de deur
2 3 6 7
5 4
10
9
8
16
17 18
14
12
13
11
15
1
Kontrolelampjes (LED's):
1. Bedrijfsspanning
2. Eindpositie ' deur open'
3. Eindpositie ' deur dicht'
4. Afstandsbesturing
5. Onderhoud
6. Krachtbegrenzing Deur Open
7. Krachtbegrenzing Deur Dicht
8. Tijdsduur deur Open
9. Waarschuwingstijd
10. Tussenpositie Deur Half Open
11. Druktoets Deur Open
12. Druktoets Deur Dicht
13. Druktoets Stop!
14. Druktoets Half Open
15. Druktoets Programmering
16. Druktoets Menukeuze
17. Aanduiding fijnafstelling
18. Display meerdere funkties
Afb. A: Bedieningspaneel
33
32
31
39
26
28
30
27
34
35
38
25
29
36 37
Stekeraansluitingen:
25. X30 Veiligheidskontaktlijst
richting Deur Dicht
26. X20a Elektronische antenne
27. X10 Extern bedieningselement
28. X20 Externe fotocel
29. X40 Motoraansluiting
30. X32 Veiligheidskontaktlijst
richting Deur Open
31. X5E Aansluiting uitbreidingen
32. X8b Signaallampenrelais
33. X8a Eindpositierelais
34. X8c Bijzondere funktie relais
35. X8d Bijzondere funktie relais
Aansluitklemmen:
39. X2c Externe bedieningselementen
Programmeeerschakelaar:
36. S20 Fotocelfunktie
37. S20a Fotocelfunktie
38. Chipkaart
Afb. B/1: Aansluitingen in de besturing ( in detail)
D
C
A
B
F
E
A Bedieningspaneel van besturing
B Aansluiting in de besturing
C Aansluiting in deuraandrijving
D Instelling van referentiepunt
E Wandkontaktdoos ter plaatse CEE-Norm 16 A
F Aansluiting aan deurblad
Door de auteurswet beschermd.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,
microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande
toestemming van de uitgever.
Technische wijzigingen voorbehouden.
Uitgave: 11. 2000
#8 009 839
1 - NL 36054 - M - 0.5 - 0496
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Marantec Control 121 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor