26
LET OP:
• De snelheidsregelknop kan niet verder dan 5 en niet
verder terug dan 1 worden gedraaid. Probeer niet de
knop met geweld voorbij 5 of 1 te draaien, aangezien
de snelheidsregeling dan niet meer juist zal werken.
INEENZETTEN
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en niet
op een stopcontact is aangesloten alvorens enig werk
aan het gereedschap uit te voeren.
Installeren of verwijderen van het zaagblad
(Fig. 4 en 5)
LET OP:
• Verwijder altijd alle spaanders of verontreinigingen van
het zaagblad en/of de zaagbladhouder. Als u dit ver-
zuimt, bestaat er kans dat het zaagblad niet goed vast-
gezet zal zijn, hetgeen ernstige verwonding kan
veroorzaken.
• Raak het zaagblad of het werkstuk niet aan onmiddel-
lijk na het gebruik; deze kunnen gloeiend heet zijn en
brandwonden veroorzaken.
• Gebruik uitsluitend type B zaagbladen. Als u een ander
zaagblad dan type B gebruikt, wordt het zaagblad
onvoldoende goed vastgezet waardoor ernstig per-
soonlijk letsel kan ontstaan.
• Wees voorzichtig bij het verwijderen van het zaagblad,
om uw vingers niet te verwonden aan de punt van het
zaagblad of scherpe delen van het werkstuk.
Voor het monteren van het zaagblad dient u te zorgen
dat de zaagbladklemhendel in de losgezette stand staat.
Om het zaagblad te monteren, steekt u het zaagblad
(met de tanden naar voren wijzend) in de zaagbladhou-
der totdat het vastklikt. De hendel beweegt vanzelf naar
de vaste stand en dan is het zaagblad vergrendeld. Trek
licht aan het zaagblad om te controleren of het zaagblad
niet tijdens het werk los kan raken.
LET OP:
• Als de hendel niet vanzelf in de vaste stand komt, is het
zaagblad niet naar behoren vergrendeld. Druk de hen-
del niet met de hand in de vaste stand. Dat zou het
zaagblad kunnen beschadigen. Zorg dat de achterrand
van het zaagblad in de rol past.
Voor het verwijderen van het zaagblad drukt u de hendel
zo ver mogelijk naar voren. Dan kunt u het zaagblad ver-
wijderen.
Opbergplaats voor de inbussleutel (Fig. 6)
Wanneer u de inbussleutel niet gebruikt, bergt u deze op
de plaats aangegeven in de afbeelding op, om te voorko-
men dat deze wordt verloren.
BEDIENING
LET OP:
• Houd de voet van het gereedschap altijd vlak met het
werkstuk. Als u dit niet doet, kan het zaagblad breken,
hetgeen ernstige verwonding kan veroorzaken.
• Beweeg het gereedschap langzamer vooruit tijdens het
zagen van bochten en bij ornamentzagen. Als u het
gereedschap dwingt, kan een schuin zaagoppervlak
ontstaan en het zaagblad breken.
• Houd het gereedschap stevig vast met één hand aan
de grote handgreep wanneer u met het gereedschap
werkt. Indien nodig kunt u het gereedschap met uw
andere hand aan de voorkant ondersteunen.
Schakel het gereedschap in zonder dat het zaagblad iets
raakt en wacht tot het zaagblad op volle snelheid draait.
(Fig. 7)
Plaats dan de voet van het gereedschap vlak op het
werkstuk en beweeg het gereedschap langzaam naar
voren, langs de vooraf op het werkstuk aangebrachte
zaaglijn.
Zagen onder een schuine hoek (Fig. 8, 9 en 10)
LET OP:
• Zorg er altijd voor dat het gereedschap is uitgescha-
keld en het netsnoer uit het stopcontact is verwijderd,
alvorens de voet van het gereedschap schuin te zetten.
Door de gereedschapsvoet schuin te zetten kunt u
schuin zagen bij een willekeurige hoek tussen 0° en 45°
(links of rechts).
Draai de bout aan de achterkant van de voet los met de
inbussleutel. Verstel de voet zo dat de bout precies mid-
den in de kruisvormige sleuf in de voet komt.
Kantel de gereedschapsvoet om de gewenste schuine
hoek te krijgen. Op de zijrand van het motorhuis wordt de
verstekhoek aangegeven door een schaalverdeling.
Draai daarna de bout vast om de voet vast te zetten.
Zagen tot helemaal tegen de kant (Fig. 11)
Draai met de inbussleutel de bout aan de achterkant van
de gereedschapsvoet los en schuif de voet helemaal
naar achteren. Draai daarna de bout vast om de gereed-
schapsvoet vast te zetten.
Figuren uitzagen
Voor het uitzagen van figuren kunt u methode A of B
gebruiken.
A) Voorboren van een startgaatje
Om figuren onmiddellijk in het midden van het werk-
stuk uit te zagen, en dus niet vanaf de zijrand, dient u
eerst een startgaatje met een diameter van 12 mm of
meer te boren. Steek het zaagblad door dit gaatje en
begin dan met te zagen. (Fig. 12)
B) Invalzagen
U hoeft geen startgaatje te boren of geen geleides-
nede te maken indien u voorzichtig als volgt te werk
gaat.
1. Houd het gereedschap schuin voorover door alleen
de voorrand van de voet op het werkstuk te laten
rusten, met de punt van het zaagblad net boven
het werkstukoppervlak. (Fig. 13)
2. Oefen een beetje druk uit op het gereedschap om
te voorkomen dat de voorrand van de voet kan
bewegen, en schakel het gereedschap in. Laat het
achterste van het gereedschap langzaam zakken.
3. Naarmate het zaagblad door het werkstuk heen
zaagt, laat u de voet van het gereedschap lang-
zaam op het werkstukoppervlak zakken.
4. Zaag verder op de normale manier.