Solitrend MMP40 Diagnose en storingen oplossen
Endress+Hauser 29
afhankelijk van de mineralenconcentratie. Het geleidbaarheidsmeetbereik van de sensor is
hier maximaal 20 mS/cm, afhankelijk van het vochtgehalte.
9.4.2 Materiaaltemperatuurmeting
De sensor bevat een geïntegreerde temperatuursensor, die de behuizingstemperatuur 3 mm
bepaald onder het oppervlak van de sensorkop. De temperatuur kan optioneel via analoge
uitgang 2 worden uitgestuurd. Vanwege de interne verwarming van de sensorelektronica, is
de nauwkeurige meting van de materiaaltemperatuur in beperkte mate mogelijk.
9.4.3 Materiaaltemperatuurcompensatie
Bij gebruik bij hogere temperatuurbereiken, vertonen de diëlektrische constante (εr) van water
en bepaalde materialen die worden gemeten een temperatuurafhankelijkheid. Vocht wordt
bepaald gebruik makend van de diëlektrische constante, d.w.z. de diëlektrische constante is de
werkelijke parameter die wordt gemeten tijdens de vochtmeting. Wanneer materialen die
worden gemeten, zoals maïs, een speciale temperatuurafhankelijkheid van de diëlektrische
constante hebben, zoals een temperatuurafhankelijkheid alleen binnen een zeer specifiek
vochtgebied, kan het nodig zijn om een complexe materiaaltemperatuurcompensatie uit te
voeren. Dit geeft echter veel werk in het laboratorium. Naast de meting van het vocht, is
hiervoor ook de temperatuur van het materiaal dat wordt gemeten met de temperatuursensor
die is geïntegreerd in de sensor. De parameters t0 tot t5 kunnen worden ingesteld in elk van
de 15 kalibratiefasen Cal1 tot Cal15 (zie hoofdstuk "Selectie van de individuele kalibraties").
Neem indien nodig contact op met de service-afdeling van de fabrikant wanneer u assistentie
nodig heeft met dit zeer complexe, materiaalspecifieke temperatuurcompensatieproces.
10 Diagnose en storingen oplossen
10.1 Optimaliseren van de materiaalstroom
Voor nauwkeurige meetresultaten, moeten bepaalde grenzen worden aangehouden voor wat
betreft de installatie en omgevingscondities en de betreffende dichtheid van het te meten
materiaal. Verder moet een voldoende dikke laat de sensor bedekken.
Als de materiaaldoorstroming te snel is, kan het materiaalniveau boven het oppervlak van de
sensor ook te laag zijn. Een hopperglijgoot met geleideplaten kan het materiaalniveau boven
de sensorkop concentreren en vergroten. In het ideale geval, met name bij nat zand, hebben
de geleideplaten een PTFE-bekleding zodat het materiaal daar niet aan kan blijven kleven.
Voor de sensor is een materiaallaag nodig van tenminste 35 mm (1,38 in). Er zijn installaties
waar de hoeveelheid materiaal te klein is of te verspreid om een voldoende materiaalstroom
over de sensor te waarborgen. In dergelijke gevallen kan het nodig zijn de materiaalstroom te
"concentreren" zodat het materiaal tijdens het stromen boven de sensor wordt opgehoopt. Het
diagram hieronder geeft een voorbeeld van een mogelijke eenheid waarbij het materiaal
wordt geconcentreerd aan de zijde van de sensor en boven de sensor.