GMC-I Messtechnik GmbH 17
12 Gebruik, van het startmenu InFO tot de bedrijfs- en
meetparameters
Met het startmenu “1NF0 ” kunt u informatie oproepen,
opslaan inschakelen en de geheugeninhoud opvragen, de
aansluiting activeren en apparaatparameters instellen.
➭ U gaat naar het startmenu “1NF0 ” door bij ingeschakeld
apparaat de knoppen FUNC en ON|OFF tegelijkertijd
ingedrukt te houden tot op het scherm “1NF0 ” verschijnt.
➭ Door herhaald drukken op de knoppen gaat u
vanuit het hoofdmenu “1NF0 ” naar de andere
hoofdmenu's “store”, “ mem0”, “ send”, “set” en weer terug
naar “1NF0 ”.
➭ Nadat u het gewenste hoofdmenu hebt gekozen, gaat u
door op te drukken, naar het bijbehorende
submenuniveau.
➭ Door herhaald drukken op de knoppen selecteert u
de gewenste parameter of de gewenste functie.
➭ Om de bijbehorende parameter(s) in het submenu te
wijzigen, drukt u op .
➭ Nadat u de cijferpositie hebt gekozen met de knoppen
en de cijfers hebt ingesteld met de knoppen
gaat u met naar de volgende cijferpositie en daarna
terug naar het hoofdmenu of het volgende submenu.
➭ U gaat naar de meetmodus door net zo vaak op de knop
FUNC te drukken tot de meetweergave verschijnt.
➭ Om de multimeter uit te schakelen, drukt u op de knop
ON|OFF tot de weergave dooft.
Een overzicht van de menustructuur vindt u op de volgende
pagina's.
12.1 Meetparameter bemonstering rAtE.
De bemonstering bepaalt het tijdsinterval waarna de
betreffende meetwaarde naar de aansluiting of naar het
meetwaardegeheugen wordt overgedragen.
Voor de verschillende meetgrootheden gelden bepaalde
grenswaarden voor de bemonstering, die niet onderschreden
kunnen worden, zie onderstaande tabel.
12.2 Meetwaarden opslaan
De METRA HIT27 biedt twee principieel verschillende
mogelijkheden om gegevens op te slaan:
• Meetwaarden opslaan – knopfunctie DATA:
bij elke bemonstering van een meetplaats wordt een
meetwaarde volgens een vast gedefinieerde voorwaarde
opgeslagen, zie hfst. 5.1 en hfst. 12.2.1.
• Geheugenmodus – Menufunctie STORE:
Na activering van de menufunctie STORE worden alle
meetwaarden afhankelijk van de vooraf ingestelde
bemonsteringsfrequentie opgeslagen. Met dezelfde
menufunctie wordt het opslaan handmatig weer
beëindigd.
De opgeslagen meetwaarden kunnen in beide gevallen via
het computerprogramma METRAwin
10 (vanaf versie 5.22)
uitgelezen worden. Voorwaarde is een pc die via een
verbindingskabel met de IR-adapter USB-HIT, die op een
METRA HIT27 is gestoken, verbonden is.
12.2.1 Geheugenmodus - knopfunctie DATA (zie ook hfst. 5.1)
Het apparaat beschikt over een op een kwartsklok
gesynchroniseerd meetwaardegeheugen (32 kB) dat
gemiddeld 1000 meetwaarden bevat. Het minimum ligt bij
800 meetwaarden. Het maximum ligt bij 1200 meetwaarden.
De gegevens worden opgeslagen en kunnen met
METRAwin
10 rechtstreeks naar de pc worden
overgedragen. Wanneer de accu's leeg raken en wanneer de
batterijen of de accu's worden verwisseld, moeten de tijd en
datum opnieuw worden ingesteld.
De meetwaarden worden in zogenaamde blokken
opgeslagen. Meetwaarden voor dezelfde meetfunctie worden
in hetzelfde blok opgeslagen.
Er kunnen alleen absolute waarden en absolute tijdstippen
worden opgeslagen, geen relatieve of -waarden en geen
relatieve tijdswaarden.
De geheugeninhoud kan uitsluitend met een pc, een IR-
adapter (USB-HIT) en de analysesoftware METRAwin
10
worden uitgelezen.
De opgeslagen meetgegevensblokken blijven ook behouden
als het apparaat geen voeding krijgt.
Voorbereidingen voor de geheugenmodus
➭ Stel eerst de bemonstering voor de geheugenmodus in en
start dan de geheugenmodus.
De bemonstering kan ook tijdens de geheugenmodus
worden gewijzigd.
➭ Selecteer vervolgens de gewenste meetfunctie en een
zinvol meetbereik.
➭ Controleer voor langere meetwaardeopnamen het
oplaadniveau van de accu's, zie hfst. 14.1 op pagina 25.
Sluit evt. de voeding aan.
Meetgrootheid Bemonstering
V0.5s
V , 0.5 s
m
, C (Pt100, Pt1000) 0.5 s
Hz 1 s
m@1A 1,5 s