Canon PowerShot A2550 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

1
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
© CANON INC. 2013 CEL-SU3HA280
Klik op de knoppen rechtsonder om naar andere
pagina’s te gaan.
: Volgende pagina
: Vorige pagina
: Pagina voordat u op een koppeling hebt geklikt
Als u naar het begin van een hoofdstuk wilt gaan, klikt
u op de titel van het hoofdstuk rechts.
Ga naar bepaalde onderwerpen door op hun titels te
klikken op de pagina’s met de titels van de hoofdstukken.
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
“Veiligheidsmaatregelen”.
Door deze handleiding te lezen, leert u de camera
correct te gebruiken.
Bewaar deze handleiding goed zodat u deze in de
toekomst kunt raadplegen.
2
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Inhoud van de verpakking
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking de
onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
Camera
Batterij
NB-11L
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE
Polsriem
WS-800
Introductiehandleiding Canon
garantiesysteemboekje
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
Compatibele geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen, ongeacht
de capaciteit, worden gebruikt.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten*
Eye-Fi-kaarten
* Kaarten die voldoen aan de SD-normen. Niet voor alle geheugenkaarten is de werking
in deze camera geverifieerd.
Over Eye-Fi-kaarten
Er wordt niet gegarandeerd dat dit product Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief
draadloze overdracht) ondersteunt. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt
voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik
van de kaart niet toegestaan. Als u niet zeker weet of de kaart in een
bepaald gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant
van de kaart.
3
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie
Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige
fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die
ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden
gelezen door apparaten.
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Zie af van het onbevoegd maken van opnamen
dat een overtreding is van het auteursrecht, en denk eraan dat, ook
al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik, het fotograferen
in strijd kan zijn met het auteursrecht of andere wettelijke rechten op
bepaalde voorstellingen of tentoonstellingen, of in bepaalde commerciële
omstandigheden.
Meer informatie over de garantie voor uw camera vindt u in de garantie-
informatie die bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg voor de Canon Klantenservice de contactgegevens in de
garantie-informatie.
Hoewel het LCD-monitor onder productieomstandigheden voor
uitzonderlijk hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de
pixels voldoet aan de ontwerpspecificaties, kunnen pixels in zeldzame
gevallen gebreken vertonen, of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn.
Dit is geen teken van beschadiging van de camera en heeft geen invloed
op de opgenomen beelden.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging.
4
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Namen van onderdelen en conventies die
in deze handleiding worden gebruikt
Luidspreker
Zoomknop
Opnamen maken: <i (telelens)> /
<j (groothoek)>
Afspelen: <k (vergroten)> /
<g (index)>
Lens
Ontspanknop
Lampje
ON/OFF-knop
Microfoon
Flitser
Aansluiting statief
Klepje van geheugenkaart/
batterijhouder
Kabelpoort gelijkstroomkoppeling
Riembevestigingspunt
AV OUT (audio/video-uitgang)/
DIGITAL-aansluiting
In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende camerak-
noppen, waarop de pictogrammen zijn afgebeeld of die er op lijken, aan te duiden.
De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen worden met
de volgende pictogrammen aangeduid:
<o> Knop Omhoog
aan de achterkant
<q> Knop Links aan de achterkant
<r> Knop Rechts aan de achterkant
<p> Knop Omlaag aan de achterkant
Opnamemodi en pictogrammen en tekst op het scherm worden tussen
haakjes weergegeven.
Scherm (LCD-monitor)
Filmknop
Knop <A (Auto)> /
<a (1 beeld wissen)> / Omhoog
Knop < > / Links
Indicator
Knop <1 (Afspelen)>
Knop < (Help)>
Knop FUNC./SET
Knop <h (Flitser)> / Rechts
Knop <l (Weergave)> /
Omlaag
Knop <n>
: Wat u beslist moet weten
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
=xx: Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx” voor
een paginanummer)
De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
De tabbladen boven namen geven aan of de functie wordt gebruikt voor
foto’s, films of voor beide.
Foto’s
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het
nemen of bekijken van foto’s.
Films
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het
maken of bekijken van films.
5
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Inhoud van de verpakking ..............2
Compatibele geheugenkaarten ......2
Opmerkingen vooraf en wettelijke
informatie .......................................3
Namen van onderdelen en
conventies die in deze handleiding
worden gebruikt .............................4
Inhoudsopgave ..............................5
Inhoudsopgave:
basishandelingen ...........................6
Veiligheidsmaatregelen .................. 7
Basishandleiding.............. 9
Voordat u begint ...........................10
De interne oplaadbare
lithiumbatterij recyclen .................14
De camera testen ........................15
De software gebruiken .................18
Systeemoverzicht.........................21
Handleiding voor
gevorderden ................... 23
1 Basishandelingen van
de camera .............................23
Aan/Uit .........................................24
Ontspanknop ...............................25
Opties opnameweergave .............25
Menu FUNC. ................................26
Menu MENU ................................27
Indicatorweergave .......................28
2 Smart Auto-modus ..............29
Opnamen maken (Smart Auto) ....30
Algemene, handige functies ........33
Functies voor
de beeldaanpassing .....................37
Handige opnamefuncties .............38
De camerabewerkingen
aanpassen ...................................39
3 Andere opnamemodi ...........40
Specifieke scènes ........................41
Speciale effecten toepassen ........43
Speciale modi voor andere
doeleinden ...................................46
4 P-modus ...............................48
Opnamen maken in de modus
Programma automatische
belichting ([P]-modus) ..................49
Helderheid van het beeld
(Belichtingscompensatie) ............. 49
Kleur- en continu-opnamen
maken ..........................................52
Opnamebereik en scherpstellen ... 53
Flitser ...........................................57
De Eco-modus gebruiken ............58
Overige instellingen .....................58
5 Afspeelmodus ......................61
Bekijken .......................................62
Door beelden bladeren
en beelden filteren .......................63
Opties voor het weergeven
van foto’s ......................................65
Beelden beveiligen ......................66
Beelden wissen ............................68
Beelden roteren ...........................69
Foto’s bewerken ...........................70
6 Menu Instellingen ................73
Basisfuncties van de camera
aanpassen ...................................74
7 Accessoires .........................80
Optionele accessoires .................81
Optionele accessoires gebruiken ... 82
Beelden afdrukken .......................84
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .........91
8 Bijlage ...................................93
Problemen oplossen ....................94
Berichten op het scherm ..............96
Informatie op het scherm .............98
Functies en menutabellen ..........100
Voorzorgsmaatregelen ............... 104
Specificaties ............................... 104
Index ..........................................107
Inhoudsopgave
6
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Inhoudsopgave: basishandelingen
4 Een opname maken
Gebruik de door de camera bepaalde instellingen (Auto-modus) ........
30
Goede opnamen van mensen maken
I
Portretten
(=
41)
P
In de sneeuw
(=
41)
Specifieke scènes afstemmen
Weinig licht
(=
41)
t
Vuurwerk
(=
41)
Speciale effecten toepassen
Levendige kleuren
(=
43)
Poster-effect
(=
43)
Fisheye-effect
(=
43)
Miniatuureffect
(=
44)
Speels effect
(=
45)
Monochroom
(=
45)
Beeldinstellingen aanpassen tijdens het maken van opnamen
(Directe effecten) ..................................................................................
42
Scherpstellen op gezichten ......................................................
30,
41,
54
Zonder gebruik van de flitser (Flitser Uit) .............................................
35
Een foto maken met uzelf erbij (zelfontspanner) ...........................
34,
46
Een datumstempel toevoegen .............................................................
36
1 Een opname bekijken
Beelden bekijken (afspeelmodus) ........................................................
62
Automatisch afspelen (Diavoorstelling) ................................................
65
Op een tv..............................................................................................
82
Op een computer .................................................................................
18
Snel door beelden bladeren .................................................................
63
Beelden wissen ....................................................................................
68
E Films opnemen/bekijken
Films opnemen.....................................................................................
30
Films bekijken (afspeelmodus) ............................................................
62
c Afdrukken
Foto’s afdrukken ...................................................................................
84
Opslaan
Beelden opslaan op een computer ......................................................
18
7
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde voorwerpen in de camera komen, schakelt
u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact
en neemt u contact op met de leverancier of een helpdesk van Canon
Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich
heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact
en het gebied eromheen weg met een droge doek.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale
capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt
overschreden. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de
stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact
is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
niet in contact komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een
elektrische schok of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de
omgeving veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond,
huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze
onmiddellijk afspoelen met water.
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet
is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van
elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat
u de camera gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische
apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen.
Veiligheidsmaatregelen
Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door, voordat u het
product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina’s zijn bedoeld om
letsel bij uzelf of bij andere personen of schade aan de apparatuur te
voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte
accessoires die u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen
aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand
wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot
verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor
stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan
als dit is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een
vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine
of thinner om het product schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld
zeewater) of andere vloeistoffen.
8
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een
wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen.
Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en berg deze op wanneer u de camera niet
gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal
aan over de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt,
haalt u deze uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met
voorwerpen, zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan
deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage,
oververhitting of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm
als u de camera in uw tas stopt.
Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld
aan schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer
u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een
kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan direct zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of kan de batterij ontploffen,
wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader
vervormd raken.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade
aan de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op
een heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige
plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat
terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes
9
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Basishandleiding
Voordat u begint ......................10
De interne oplaadbare
lithiumbatterij recyclen .........14
De camera testen ....................15
De software gebruiken ............18
Systeemoverzicht ....................21
Hierin staan de basisinstructies, van de eerste
voorbereidingen voor het maken van foto’s tot afspelen
en opslaan op een computer
4
10
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
De batterij opladen
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij aankoop
van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er dus voor dat u de
batterij eerst oplaadt.
1 Plaats de batterij.
Zorg eerst dat de markering op de
batterij overeenkomt met die op de
oplader en plaats dan de batterij door
deze naar binnen (
) en naar beneden
(
) te drukken.
2 Laad de batterij op.
CB-2LF: Kantel de stekker naar
buiten (
) en steek de oplader in een
stopcontact (
).
CB-2LFE: Sluit het netsnoer aan op de
oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
Wanneer het opladen is voltooid, wordt
het lampje groen.
3 Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen (
) en omhoog
(
) te drukken.
CB-2LF
CB-2LFE
Voordat u begint
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
De riem bevestigen
Bevestig de riem.
Steek het uiteinde van de riem door de
opening van de riem (
) en haal het
andere uiteinde van de riem door het oog
aan het draadeinde (
).
De camera vasthouden
Doe de riem om uw pols.
Houd bij het maken van opnamen uw
armen tegen uw lichaam gedrukt en houd
de camera stevig vast om te voorkomen
dat deze beweegt. Laat uw vingers niet
op de flitser rusten.
11
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
2 Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en open
het (
).
3 Plaats de batterij.
Duw de batterijvergrendeling in de
richting van de pijl en plaats de batterij in
de getoonde richting totdat hij vastklikt en
is vergrendeld.
Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de
batterij in de juiste richting is geplaatst
en wordt vergrendeld.
4 Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart in de getoonde
richting totdat deze vastklikt en is
vergrendeld.
Controleer altijd of de geheugenkaart in
de juiste richting is geplaatst. Als u de
geheugenkaart in de verkeerde richting
probeert te plaatsen, kunt u de camera
beschadigen.
5 Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes
aan terwijl u het naar binnen schuift,
totdat het vastklikt (
).
Aansluitpunten Batterij-
vergrendeling
Etiket
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en in goede staat te houden.
Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag u de
lader of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten. Dit kan
defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
Zie “Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd” (=
105) voor meer informatie
over de oplaadduur, het aantal opnamen en de opnameduur met een volledig
opgeladen batterij.
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze niet worden
gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of vlak daarvoor.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is
bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Denk eraan dat u, voordat u een nieuwe geheugenkaart (of een
geheugenkaart die in een ander apparaat is geformatteerd) gaat gebruiken,
de geheugenkaart met deze camera moet formatteren (=
75).
1 Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Bij geheugenkaarten met een schuifje
voor schrijfbeveiliging kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld (omlaag). Duw
het schuifje omhoog totdat het op niet
vergrendeld staat.
12
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
De datum en tijd instellen
Stel de datum en tijd als volgt in als het [Datum/Tijd] verschijnt wanneer u de
camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft, wordt opgeslagen in
de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt en wordt gebruikt bij het
beheer van uw foto’s of wanneer u foto’s afdrukt met de datum erop.
Desgewenst kunt u ook een datumstempel aan uw foto’s toevoegen (=
36).
1 Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
2 Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen <q><r> om een
optie te selecteren.
Druk op de knoppen <o><p> om de
datum en tijd op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de knop <m>.
3 Stel de tijdzone thuis in.
Druk op de knoppen <q><r> om de
tijdzone thuis te selecteren.
Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (=
105) voor richtlijnen over
hoeveel opnamen of uren aan opnamen op één geheugenkaart passen.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
13
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
2 Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad
[3] te selecteren.
Druk op de knoppen <o><p> om
[Datum/Tijd] te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m>.
3 Wijzig de datum en tijd.
Volg stap 2 in “De datum en tijd instellen”
(=
12) om de instellingen aan te
passen.
Druk op de knop <n> om het menu
te sluiten.
De datum/tijd-instellingen blijven tot ongeveer drie weken na het verwijderen
van de batterij behouden dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij
(reservebatterij).
De datum/tijd-batterij wordt ongeveer in vier uur opgeladen nadat u een
opgeladen batterij hebt geplaatst of de camera hebt aangesloten op een
voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar, =
81), zelfs als de camera is
uitgeschakeld.
Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen in “De datum en tijd instellen” (=
12)
om de datum en tijd in te stellen.
4 Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop <m> om de instelling
te voltooien. Het instellingenscherm wordt
niet meer weergegeven.
Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm [Datum/Tijd] niet langer
weergegeven.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt steeds als u de camera
inschakelt, tenzij u de datum en tijd al hebt ingesteld. Geef de juiste
informatie op.
Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [ ] in stap 2 en
vervolgens kiest u [
] door op de knoppen <o><p> te drukken.
De datum en tijd wijzigen
Wijzig de datum en tijd als volgt.
1 Open het cameramenu.
Druk op de knop <n>.
14
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Raak de flitser nooit aan!
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Als u de camera wilt weggooien, dient u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij
te verwijderen en te recycleren overeenkomstig plaatselijke voorschriften.
1 Draai de schroeven van de
behuizing los.
Open het klepje van de aansluitingen en
draai de schroeven van de behuizing aan
de zijkanten en de onderkant los.
2 Verwijder de kleppen van de
voor- en achterkant.
Open het batterijklepje en verwijder de
klep van de voorkant door deze vanaf de
onderkant naar omhoog te klappen.
Verwijder de klep van de achterkant.
3 Verwijder de batterij.
Verwijder de bovenkant zodanig dat de
batterij kan worden verwijderd.
Raak de flitser nooit aan. Anders
kunt u een elektrische schok krijgen
door het hoge voltage.
Verwijder de camera alleen wanneer
u de interne oplaadbare lithiumbatterij
wilt verwijderen, zodat u deze batterij
kunt recycleren voordat u de camera
weggooit.
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
1 Open de afspeelmodus.
Druk op de knop <1>.
2 Open het instellingenscherm.
Houd de knop <m> ingedrukt en druk
dan op de knop <n>.
3 Stel de weergavetaal in.
Druk op de knoppen <o><p><q><r>
om een taal te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m>.
Nadat u de weergavetaal hebt ingesteld,
wordt het instellingenscherm niet langer
weergegeven.
U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop <n> te drukken en
[Taal
] te selecteren op het tabblad [3].
15
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
3 Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar
<i> (telelens) en om uit te zoomen
duwt u de knop naar <j> (groothoek).
4 Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat
is scherpgesteld hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op welke
beeldgebieden is scherpgesteld.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de flitser automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
De opname wordt pas weergegeven
wanneer de camera gereed is voor de
volgende opname.
Foto’s Films
De camera testen
Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of filmopnamen te
maken en deze daarna te bekijken.
Opnamen maken (Smart Auto)
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specifieke composities.
1 Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2 Open de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop <o>
totdat [
] wordt weergegeven.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
Rechtsboven in het scherm verschijnt
een compositiepictogram.
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
16
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
2 Blader door uw beelden.
Om het vorige beeld te bekijken, drukt
u op de knop <q>. Om het volgende
beeld te bekijken, drukt u op de knop <r>.
Houd de knoppen <q><r> ingedrukt om
snel door de beelden te bladeren. Het
beeld wordt daarbij onzuiver of korrelig
weergegeven.
Films zijn herkenbaar aan het
pictogram [
]. Ga naar stap 3 als
u films wilt afspelen.
3 Speel films af.
Druk op de knop <m>, druk op de
knoppen <o><p> om [
] te selecteren
en druk vervolgens opnieuw op de
knop <m>.
Het afspelen begint en na de film
verschijnt [
].
Om het volume aan te passen, drukt u op
de knoppen <o><p>.
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
Films opnemen
Start met opnemen.
Druk op de filmknop. U hoort één
pieptoon zodra de camera met de
filmopname begint en op het scherm
verschijnen [
REC] en de verstreken tijd.
Zwarte balken aan de boven- en
onderkant op het scherm geven aan
welke gebieden niet worden opgenomen.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de filmknop.
Voltooi de opname.
Druk nogmaals op de filmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
Bekijken
Na het maken van foto’s of het opnemen van films kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1 Open de afspeelmodus.
Druk op de knop <1>.
Uw laatste opname wordt weergegeven.
Verstreken tijd
17
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Het menu Help openen
Open beschrijvingen van scènes op het scherm die door de camera zijn
gedetecteerd, opnameadvies en afspeelinstructies als volgt.
Druk op de knop < > om het menu Help
te openen.
Druk nogmaals op de knop < > om terug
te keren naar het oorspronkelijke scherm.
In de opnamemodus wordt een
beschrijving weergegeven van de scène
die door de camera is gedetecteerd.
Afhankelijk van de scène, wordt ook
opnameadvies weergegeven.
Druk in de afspeelmodus op de
knoppen <o><p> en kies een item.
De zoomknop en knoppen worden
weergegeven over de illustratie van de
camera heen.
Kies een item en druk op de knop <r>.
Er wordt een toelichting van het item
weergegeven. Als u de toelichting
verder wilt lezen, drukt u op de
knoppen <o><p> om omhoog of
omlaag te schuiven over het scherm.
Druk op de knop <q> om terug te keren
naar het linkerscherm.
Het menu Help kan ook worden gebruikt in andere opnamemodi dan [ ],
en in die modi wordt het menu op dezelfde manier weergegeven als in de
afspeelmodus.
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld.
1 Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te selecteren.
2 Wis het beeld.
Druk op de knop <o>.
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen <q><r> om [Wissen] te
selecteren en vervolgens drukt u op
de knop <m>.
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt
u op de knoppen <q><r> om [Stop]
te kiezen en drukt u vervolgens op de
knop <m>.
U kunt ook alle beelden tegelijk wissen (=
68).
18
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Systeemvereisten
De software kan op de volgende computers worden gebruikt.
Besturings-
systeem
Windows Macintosh
Windows 8
Windows 7 SP1
Windows Vista SP2
Windows XP SP3
Mac OS X 10.6
Mac OS X 10.7
Mac OS X 10.8*
1
Computer
Computers die gebruikmaken van bovengenoemde
besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) met een ingebouwde
USB-poort en een internetverbinding
Processor
Foto’s
1,6 GHz of hoger
Films
Core 2 Duo 1,66 GHz of hoger
Mac OS X 10.7 – 10.8:
Core 2 Duo of hoger
Mac OS X 10.6:
Core Duo 1,83 GHz of hoger
RAM
Foto’s
Windows 8 (64-bits),
Windows 7 (64-bits): 2 GB of
meer
Windows 8 (32-bits),
Windows 7 (32 bits),
Windows Vista: 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer
Films
1 GB of meer
Mac OS X 10.7 – 10.8:
2 GB of meer
Mac OS X 10.6: 1 GB of meer
Interfaces USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
440 MB of meer*
2
550 MB of meer*
2
Scherm Resolutie van 1.024 x 768 of hoger
*1 Informatie over computermodellen die compatibel zijn met Mac OS X 10.8 vindt u op
de website van Apple.
*2 Inclusief Silverlight 5.1 (max. 100 MB). Voor Windows XP moet ook Microsoft .NET
Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd
duren, afhankelijk van de prestaties van de computer.
Ga naar de Canon-website voor informatie over de recentste
systeemvereisten, inclusief ondersteunde versies van besturingssystemen.
De software gebruiken
De software, die kan worden gedownload van de Canon-website, komt
hieronder aan bod, met instructies voor de installatie en de opslag van
beelden op een computer.
Software
Nadat u de software van de Canon-website hebt gedownload en hebt
geïnstalleerd, kunt u het volgende op uw computer doen.
CameraWindow
Beelden importeren en de camera-instellingen wijzigen
ImageBrowser EX
Beheer beelden: bekijk, zoek en orden
Druk beelden af en bewerk ze
Internettoegang is vereist. Eventuele providerkosten en kosten voor
internettoegang moeten apart worden betaald.
Softwarehandleiding
Raadpleeg deze gids bij gebruik van de software. U opent de handleiding
via het Help-systeem van de software (met uitzondering van bepaalde
software).
19
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Steek de grote steker van de
USB-kabel in de USB-poort van
de computer. Raadpleeg de
computerhandleiding voor meer informatie
over USB-aansluitingen op de computer.
4 Installeer de bestanden.
Schakel de camera in volg de instructies
op het scherm om de installatie te
voltooien.
Er wordt een verbinding met internet tot
stand gebracht om de software naar de
nieuwste versie bij te werken en nieuwe
functies te downloaden. De installatie
kan enige tijd duren, afhankelijk van
de prestaties van de computer en de
aansluiting met internet.
Klik op [Finish/Voltooien] of [Restart/
Herstarten] in het scherm na de
installatie.
Schakel de camera uit en koppel de
kabel los.
U kunt de software gebruiken om de software naar de nieuwste versie bij te
werken en nieuwe functies te downloaden via internet (met uitzondering van
bepaalde software).
Nadat u de camera voor het eerst op de computer hebt aangesloten, worden
er stuurprogramma’s geïnstalleerd. Daarom kan het enkele minuten duren
voordat u camerabeelden kunt openen.
Omdat de inhoud en functies van de software variëren naargelang het
cameramodel, moet u, als u meerdere camera’s hebt, elke camera gebruiken
om de software ervan bij te werken naar de nieuwste versie.
De software installeren
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt.
U hebt het volgende nodig:
Computer
USB-kabel (op de camera: Mini-B)
1 Download de software.
Ga naar http://www.canon.com/icpd/ met
behulp van een computer die verbinding
heeft met internet.
Ga naar de site voor uw land of regio.
Download de software.
2 Start de installatie.
Open het gedownloade bestand.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met de
installatie.
3 Wanneer er een bericht wordt
weergeven met het verzoek om
de camera aan te sluiten, sluit
u deze aan op een computer.
Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld (
). Steek de kleinste
stekker van de USB-kabel in de
aangegeven richting helemaal in de
aansluiting van de camera (
).
20
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Dubbelklik op [ ].
3 Beelden opslaan op
de computer.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-verzonden afbeeldingen
importeren].
De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop <1> om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
Raadpleeg de Softwarehandleiding
(=
18) voor instructies over het
bekijken van beelden op de computer.
Als het scherm in stap 2 in Windows 7 niet wordt weergegeven, klik dan op het
pictogram [
] op de taakbalk.
Om CameraWindow in Windows Vista of XP te starten, klikt u op [Downloads
Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van
Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] dat op het scherm
wordt weergegeven als u de camera bij stap 2 inschakelt. Als CameraWindow
niet verschijnt, klik dan op het menu [Start] en kies [Alle programma’s]
[Canon Utilities]
[CameraWindow]
[CameraWindow].
Als na stap 2 CameraWindow niet op een Macintosh-computer verschijnt, klikt
u op het pictogram [CameraWindow] in de taakbalk onder aan het bureaublad.
CameraWindow
Beelden opslaan op een computer
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt. Voor
overige functies raadpleegt u het Help-systeem van de relevante software
(met uitzondering van bepaalde software).
1 Sluit de camera aan op de
computer.
Volg stap 3 in “De software installeren”
(=
19) om de camera op de computer
aan te sluiten.
2 Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op de knop <1> om de camera
aan te zetten.
Op een Macintosh-computer wordt
CameraWindow weergegeven als er een
verbinding tot stand is gebracht tussen de
camera en de computer.
Voor Windows volgt u de onderstaande
stappen.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op
de koppeling [
] om het programma te
wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik
op [OK].
21
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Systeemoverzicht
Polsriem
WS-800
Batterij
NB-11L*
1
Batterijlader
CB-2LF/CB-2LFE*
1
USB-kabel (op de camera: Mini-B)*
2
Krachtige flitser
HF-DC2*
3
Geheugenkaart Kaartlezer
Windows/
Macintosh-
computer
Tv/
Videosysteem
Voedingsadapterset
ACK-DC90
Meegeleverde accessoires
Voeding
Kabel
Flitseenheid PictBridge-compatibele
printers van Canon
AV-kabel AVC-DC400
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar
(interfacekabel IFC-400PCU).
*3 Krachtige flitser HF-DC1 wordt ook ondersteund.
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw computer opslaan
door uw camera op de computer aan te sluiten, maar daarvoor gelden wel de
volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk horizontaal
opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan van de beelden
op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het besturingssysteem, de
gebruikte software of de grootte van de beeldbestanden.
- Mogelijk zijn ook enkele functies in de software niet beschikbaar, zoals het
bewerken van films.
22
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het
wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken
zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van
accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een
batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties
die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn
vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
De verkrijgbaarheid varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet
meer verkrijgbaar.
23
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen van de
camera
Praktische handleiding waarin andere basishandelingen
voor de camera worden geïntroduceerd en de opties
voor opnamen en afspelen worden beschreven
Aan/Uit ......................................24
Ontspanknop ...........................25
Opties opnameweergave ........25
Menu FUNC. .............................26
Menu MENU .............................27
Indicatorweergave ...................28
1
4
24
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm (scherm uit) en de camera
automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Spaarstand in de opnamemodus
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één
minuut inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens
ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld
maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen
en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half
in te drukken (=
25).
Spaarstand in de afspeelmodus
De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch
uitgeschakeld.
U kunt Automatisch Uit uitschakelen en de timing van Display uit aanpassen
als u dat wilt (=
77).
De spaarstand is niet actief als de camera op een computer is
aangesloten (=
20).
Aan/Uit
Opnamemodus
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om
de camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
Druk op de knop <1> om de camera in
te schakelen en uw foto’s te bekijken.
Om de camera uit te schakelen drukt
u opnieuw op de knop <1>.
Om van de opnamemodus naar de afspeelmodus te gaan, drukt u op de
knop <1>.
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in (=
25).
Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één minuut de lens
ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl de lens is ingetrokken door
nogmaals op de knop <1> te drukken.
25
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opties opnameweergave
Druk op de knop <p> om andere informatie weer te geven op het scherm
of om de informatie te verbergen. Zie “Informatie op het scherm” (=
98)
voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Informatie wordt
weergegeven
Geen informatie
weergegeven
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt de helderheid
van het LCD-scherm met de nachtschermfunctie automatisch verhoogd, zodat
u de compositie van uw opnamen gemakkelijker kunt controleren. Mogelijk
komen de beeldhelderheid op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet
overeen. Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige bewegingen
van het onderwerp hebben geen invloed op vastgelegde beelden.
Zie “Schakelen tussen weergavemodi” (=
63) voor weergaveopties.
Ontspanknop
Om te zorgen dat uw opnames altijd zijn scherpgesteld, drukt u altijd eerst
de ontspanknop half in. Zodra het onderwerp is scherpgesteld, drukt u de
knop helemaal in om de opname te maken.
In deze handleiding worden de handelingen van de ontspanknop
beschreven, zoals de knop half of helemaal indrukken.
1 Druk half in. (Licht indrukken
om scherp te stellen.)
Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden AF-kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
2 Druk helemaal in. (Druk, vanaf
de positie halverwege, helemaal
in om de opname te maken.)
De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk
van de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden
vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt)
voordat het geluid van de sluiter stopt.
26
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
4 Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop <m>.
Het scherm voordat u in stap 1 op de
knop <m> drukte, wordt opnieuw
weergegeven en toont de optie die
u hebt geconfigureerd.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (=
79).
Menu FUNC.
Configureer veelgebruikte functies als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (=
101)
of afspeelmodus (=
103).
1 Open het menu FUNC.
Druk op de knop <m>.
2 Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen <o><p> om
een menu-item te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m> of <r>.
Bij bepaalde menu-items kunnen
functies worden opgegeven door op
de knop <m> of <r> te drukken, of er
wordt een ander scherm weergegeven
om de functie te configureren.
3 Selecteer een optie.
Druk op de knoppen <o><p> om een
optie te selecteren.
Opties met het pictogram [ ] kunnen
worden geconfigureerd door op de
knop <n> te drukken.
Druk op de knop <q> om terug te gaan
naar de menu-items.
Opties
Menu-items
27
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
3 Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen <o><p> om een
instelling te selecteren.
Als u instellingen met niet weergegeven
opties wilt selecteren, drukt u eerst op
de knop <m> of <r> om van scherm
te wisselen en vervolgens drukt u op de
knoppen <o><p> om de instelling te
selecteren.
Druk op de knop <n> om terug te
keren naar het vorige scherm.
4 Selecteer een optie.
Druk op de knoppen <q><r> om een
optie te selecteren.
5 Voltooi de instellingsprocedure.
Druk op de knop <n> om terug
te gaan naar het scherm dat werd
weergegeven voordat u in stap 1 op
de knop <n> drukte.
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (=
79).
Menu MENU
Configureer verschillende camerafuncties als volgt via overige menu’s.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken [4], afspelen [1] enzovoort. De beschikbare instellingen
verschillen afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus
(=
102 –
103).
1 Open het menu.
Druk op de knop <n>.
2 Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop om een tabblad te
selecteren.
Nadat u eerst op de knoppen <o><p>
hebt gedrukt om een tabblad
te selecteren, kunt u met de
knoppen <q><r> schakelen
tussen tabbladen.
28
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Indicatorweergave
De indicator op de achterkant van de camera (=
4) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur Indicatorstatus Camerastatus
Groen
Aan
Aangesloten op een computer (=
20) of het scherm
is uitgeschakeld (=
24,
36,
58,
77)
Knippert
Bezig met opstarten, opnemen/lezen/verzenden van
beelden of het maken van opnamen met lange sluitertijd
(=
47)
Wanneer de indicator groen knippert, moet u geen van de volgende
dingen doen. Dat kan namelijk beelden beschadigen of de camera
of de geheugenkaart beschadigen.
- De camera uitschakelen.
- De camera schudden of schokken.
- Het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder openen.
29
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
2
Smart Auto-modus
Handige modus voor eenvoudige opnamen met een
betere controle bij het maken van opnamen.
Opnamen maken
(Smart Auto) ...........................30
Algemene, handige
functies ...................................33
Functies voor de
beeldaanpassing ....................37
Handige
opnamefuncties .....................38
De camerabewerkingen
aanpassen ..............................39
4
30
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
4 Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat
is scherpgesteld hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-kaders
weergegeven om aan te geven op welke
beeldgebieden is scherpgesteld.
Wanneer op meer dan één gebied
is scherpgesteld, worden meerdere
AF-kaders weergegeven.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname
maakt, hoort u het sluitergeluid en
wanneer er weinig licht is, gaat de
flitser automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
De opname wordt pas weergegeven
wanneer de camera gereed is voor de
volgende opname.
Foto’s Films
Opnamen maken (Smart Auto)
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat de optimale instellingen voor specifieke composities volledig
automatisch worden geselecteerd.
1 Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm wordt weergegeven.
2 Open de modus [ ].
Druk meerdere malen op de knop <o>
totdat [ ] wordt weergegeven.
Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
Rechtsboven in het scherm verschijnt
een compositiepictogram (=
32).
Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
3 Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar
<i> (telelens) en om uit te zoomen
duwt u de knop naar <j> (groothoek).
(Op het scherm verschijnt de zoombalk,
die de zoompositie aangeeft.)
Zoombalk
31
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s/films
Als de camera wordt ingeschakeld terwijl de knop <p> wordt
ingedrukt, maakt de camera geen geluid. U geeft geluiden opnieuw
weer door op de knop <n> te drukken en [mute] te kiezen op
het tabblad [3]. Druk vervolgens op de knoppen <q><r> om [Uit]
te kiezen.
Foto’s
Een knipperend [ ]-pictogram is een waarschuwing dat de beelden
mogelijk onscherp worden door camerabewegingen. Bevestig in dat
geval de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden.
Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geflitst, ga dan dichter
naar het onderwerp toe. Zie “Flitsbereik” (=
105) voor meer
informatie over het flitsbereik.
Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één
keer piept wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Zie “Opnamebereik” (=
105) voor meer informatie over het
scherpstelbereik (opnamebereik).
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan het lampje worden ingeschakeld bij opnamen
in een omgeving met weinig licht.
Als een knipperend pictogram [h] wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, dan geeft dat aan dat u pas een
opname kunt maken als de flitser klaar is met opladen. U kunt weer
opnemen zodra de flitser gereed is. U kunt nu de ontspanknop
helemaal indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt de
ontspanknop opnieuw in.
U kunt opgeven hoe lang beelden worden weergegeven na de opname
(=
60).
Films opnemen
Start met opnemen.
Druk op de filmknop. U hoort één
pieptoon zodra de camera met de
filmopname begint en op het scherm
verschijnen [REC] en de verstreken tijd.
Zwarte balken aan de boven- en
onderkant op het scherm geven aan
welke gebieden niet worden opgenomen.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de filmknop.
Pas de grootte van het onderwerp
aan en wijzig zo nodig de
compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te
wijzigen, herhaalt u de bewerkingen in
stap 3 (=
30).
Het geluid van de camerahandelingen
wordt echter opgenomen en films die
worden opgenomen met de zoomfactor in
blauw zien er korrelig uit.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
Voltooi de opname.
Druk nogmaals op de filmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept
tweemaal als de opname stopt.
De camera stopt automatisch met opnemen
zodra de geheugenkaart vol raakt.
Verstreken tijd
32
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Compositiepictogrammen
In de modus [ ] geeft de camera automatisch een pictogram weer
voor de vastgestelde compositie. Vervolgens worden automatisch de
bijbehorende instellingen geselecteerd voor optimale scherpstelling,
helderheid en kleur van het onderwerp.
Onderwerp
Achtergrond
Mensen Overige onderwerpen
Achter-
grondkleur
pictogram
In bewe-
ging*
1
Schadu-
wen op
gezicht
*
1
In bewe-
ging*
1
Dichtbij
Helder
Grijs
Tegen-
licht
Met blauwe
lucht
Lichtblauw
Tegen-
licht
Zonson-
dergangen
Oranje
Spotlights
Donker-
blauw
Donker
Met
statief
*
2
*
2
*1 Wordt niet voor films weergegeven.
*2 Wordt weergegeven bij donkere composities, als de camera wordt stilgehouden alsof
deze op een statief staat.
Probeer op te nemen in de modus [G] (=
48) als het
compositiepictogram niet bij de huidige opnameomstandigheden
past of als het niet mogelijk is om een opname te maken met het
effect, de kleur of de helderheid die of dat u verwacht.
Films
De camerabehuizing kan warm worden wanneer u herhaaldelijk
gedurende langere tijd films opneemt. Dit is geen teken van
beschadiging.
Kom tijdens het opnemen van films
niet met uw vingers aan de microfoon.
Het blokkeren van de microfoon kan
verhinderen dat het geluid wordt
opgenomen of het opgenomen geluid
klinkt daardoor gedempt.
Vermijd tijdens het opnemen van een film om andere
camerabediening dan de filmknoppen aan te raken, omdat de
geluiden van de camera ook worden opgenomen.
Het geluid wordt in mono opgenomen.
Microfoon
33
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Algemene, handige functies
Foto’s Films
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom te
vergroten, gebruikt u de digitale zoom om tot 20x te vergroten.
1 Duw de zoomknop naar <i>.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt (voordat
het beeld merkbaar korrelig wordt). Dit
wordt weergegeven op het scherm.
2 Duw de zoomknop nogmaals
naar <i>.
De camera zoomt nog verder in op het
onderwerp.
Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de zoombalk
weergegeven (die de zoompositie aangeeft). De kleur van de
zoombalk verandert afhankelijk van het zoombereik.
- Witbereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig oogt.
- Geelbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet merkbaar
korrelig wordt (ZoomPlus).
- Blauwbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig oogt.
Zoomfactor
Foto’s Films
Kaders op het scherm
Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt,
worden verschillende kaders weergegeven.
Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven
en om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders
weergegeven. De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen een
bepaald bereik om de camera er steeds op scherpgesteld te houden.
Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft alleen
het witte kader op het scherm staan.
Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven en
worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
Probeer in de modus [G] (=
48) op te nemen als er geen
kaders worden weergegeven, als er geen kaders om de gewenste
onderwerpen worden weergegeven, of als kaders worden
weergegeven op de achtergrond of dergelijke gebieden.
34
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera
het geluid van de zelfontspanner af.
Twee seconden voor de opname
versnellen het knipperen en het geluid.
(In het geval dat de flitser afgaat, blijft de
lamp branden.)
Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop <n>.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [
] in stap 1.
Foto’s Films
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt met een
vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan bewegen
terwijl u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op uw opname.
Configureer de instelling.
Voer stap 1 in “De zelfontspanner
gebruiken” (=
34) uit en kies [[].
Als de instelling is voltooid, wordt [[]
weergegeven.
Voer stap 2 in “De zelfontspanner
gebruiken” (=
34) uit om de opname
te maken.
Omdat het blauwe bereik bij bepaalde resolutie-instellingen
(=
37) niet beschikbaar is, kunt u de maximale zoomfactor
bereiken door stap 1 te volgen.
Als de digitale en de optische zoom worden gecombineerd, is de
brandpuntsafstand als volgt (equivalent van 35 mm film).
28 – 560 mm (28 – 140 mm, alleen met optische zoom)
Foto’s Films
De zelfontspanner gebruiken
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de
ontspanknop indrukt.
1 Configureer de instelling.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in
het menu en kies daarna de optie []]
(=
26).
Als de instelling is voltooid, wordt []]
weergegeven.
2 Maak de opname.
Voor foto’s: druk de ontspanknop half in
om scherp te stellen op het onderwerp
en druk de knop daarna helemaal naar
beneden.
Voor films: Druk op de filmknop.
35
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
De flitser uitschakelen
Bereid de camera als volgt voor op opnemen zonder flitser.
Configureer de instelling.
Druk meerdere malen op de knop <r>
totdat [!] wordt weergegeven.
De flitser wordt niet meer geactiveerd.
Druk nogmaals op de knop <r> om
de flitser in te schakelen. ([
] wordt
weergegeven.) Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
Als bij omstandigheden met weinig licht een knipperend
pictogram [ ] wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere
maatregelen om hem stil te houden.
Foto’s Films
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) aangeven.
1 Selecteer [$].
Voer stap 1 in “De zelfontspanner
gebruiken” (=
34) uit, kies [$] en druk
op de knop <n>.
2 Configureer de instelling.
Druk op de knoppen <o><p> om
[Vertraging] of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen <q><r> om een
waarde te selecteren en druk vervolgens
op de knop <m>.
Als de instelling is voltooid, wordt [$]
weergegeven.
Voer stap 2 in “De zelfontspanner
gebruiken” (= 34) uit om de opname
te maken.
Voor films die worden opgenomen met behulp van de
zelfontspanner, geeft [Vertraging] de vertraging aan voordat het
opnemen begint, maar de instelling van [Beelden] heeft geen effect.
Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid en witbalans
bij de eerste opname vastgesteld. Tussen de opnamen in is meer tijd nodig als de
flitser afgaat of als u hebt opgegeven dat u veel opnamen wilt maken. De camera
stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart vol raakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner twee seconden voor de opname. (In het
geval dat de flitser afgaat, blijft de lamp branden.)
36
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opnamen die zonder datumstempel zijn gemaakt, kunnen als volgt met
stempel worden afgedrukt.
Als u echter een datumstempel toevoegt aan beelden die al van deze informatie
zijn voorzien, kan het gevolg zijn dat deze tweemaal wordt afgedrukt.
- Gebruik de printerfuncties om af te drukken (=
84)
- Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (=
87) van uw camera om af te drukken.
- Gebruik de software, die kan worden gedownload van de Canon-website om af
te drukken. Raadpleeg de
Softwarehandleiding
(=
18) voor meer informatie.
Foto’s Films
De Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u de batterij in de opnamemodus sparen. Als
de camera niet wordt gebruikt, wordt het scherm snel donker om het
batterijverbruik te verminderen.
1 Configureer de instelling.
Druk meerdere malen op de knop <q>
totdat [
] wordt weergegeven.
Het scherm wordt donker wanneer de
camera niet wordt gebruikt gedurende
ongeveer twee seconden en ongeveer
tien seconden nadat het scherm donker
is geworden, schakelt het scherm uit. De
camera wordt na ongeveer drie minuten
inactiviteit uitgeschakeld.
Door opnieuw op de knop <q> te
drukken, wordt [
] weergegeven en
de Eco-modus wordt uitgeschakeld.
2 Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar de
lens nog niet is ingetrokken, kunt u het
scherm weer inschakelen en gereedmaken
voor het maken van opnamen door de
ontspanknop half in te drukken.
Foto’s
Een datumstempel toevoegen
De camera kan de opnamedatum aan beelden toevoegen, rechtsonder in
het beeld.
Datumstempels kunnen echter niet worden bewerkt of verwijderd. Zorg er
dus voor dat datum en tijd correct zijn ingesteld (=
12).
1 Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, kies
[Datumstemp.
] op het tabblad [4] en
kies de gewenste optie (=
27).
Als de instelling is voltooid, wordt [ ]
weergegeven.
2 Maak de opname.
Wanneer u de opnamen maakt, voegt de
camera de opnamedatum of -tijd in de
rechterbenedenhoek van een beeld toe.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] in stap 1.
Datumstempels kunnen niet worden bewerkt of verwijderd.
37
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Rode-ogencorrectie
Rode ogen op beelden die met de flitser zijn gemaakt, kunnen als volgt
automatisch worden gecorrigeerd.
Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, kies
[Rode-Ogen] op het tabblad [4]
en kies vervolgens [Aan] (=
27).
Als de instelling is voltooid, wordt [R]
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt
u deze procedure, maar selecteert u [Uit].
Rode-ogencorrectie kan ook op andere beeldgebieden dan ogen
worden toegepast (bijvoorbeeld als de camera rode oogmake-up
voor pupillen aanziet).
U kunt ook bestaande beelden corrigeren (=
72).
Functies voor de beeldaanpassing
Foto’s
De beeldresolutie wijzigen (grootte)
Kies als volgt uit 5 niveaus voor beeldresolutie. Zie “Aantal opnamen per
geheugenkaart” (=
105) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke
resolutie-instelling op een geheugenkaart passen.
Configureer de instelling.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies vervolgens de gewenste
optie (=
26).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Richtlijnen voor het selecteren van resolutie op basis
van papierformaat
[ ]: Voor het verzenden van beelden
per e-mail.
[ ]: Voor beelden die worden
weergegeven op breedbeeld hdtv’s
of vergelijkbare weergaveapparatuur,
op een 16:9-scherm.
A2 (420 × 594 mm)
A3 – A5 (297 ×
420148 × 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaart
90 x 130 mm
38
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Handige opnamefuncties
Foto’s
Controleren op gesloten ogen
[ ] wordt weergegeven als de camera detecteert dat personen misschien
hun ogen dicht hebben.
1 Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, selecteer
vervolgens [Knipperdetectie] op het
tabblad [4] en selecteer daarna [Aan]
(=
27).
2 Maak de opname.
[ ] wordt weergegeven wanneer de
camera iemand detecteert die zijn/haar
ogen dicht heeft.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] in stap 1.
Wanneer u meerdere opnamen hebt ingesteld in de modus [$], dan is deze
functie alleen beschikbaar voor de laatste opname.
Als u [2 sec.], [4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten] hebt geselecteerd in
[Weergavetijd] (=
60), wordt een kader weergegeven rondom personen
van wie de ogen zijn gesloten.
Het kader wordt niet weergegeven als [Weergavetijd] is ingesteld op [Snel]
(=
60).
Films
Beeldkwaliteit van films wijzigen
Er zijn 2 instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Opnametijd per
geheugenkaart” (=
105) voor richtlijnen voor de maximale filmlengte die
bij elk beeldkwaliteitsniveau op een geheugenkaart past.
Configureer de instelling.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies vervolgens de gewenste
optie (=
26).
De optie die u hebt ingesteld, wordt
nu weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [
].
Beeldkwaliteit Resolutie
Aantal
beelden
Details
1280 x 720 25 fps Voor opnamen in HD
640 x 480 30 fps Voor opnamen in SD
In de modus [ ] geven zwarte balken aan de boven- en onderkant op het
scherm aan welke gebieden niet worden vastgelegd.
39
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
De camerabewerkingen aanpassen
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad [4] van het menu.
Zie “Menu MENU” (=
27) voor instructies over menufuncties.
Foto’s
Het lampje uitschakelen
U kunt het lampje, dat gewoonlijk gaat branden als hulp bij het
scherpstellen als u de ontspanknop half indrukt, of dat gaat branden om
rode ogen te corrigeren, uitschakelen als u opnamen maakt met de flitser
in omstandigheden met weinig licht.
Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, kies
[Lampinstelling] op het tabblad [4]
en kies vervolgens [Uit] (=
27).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Aan].
40
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
3
Andere opnamemodi
Maak effectiever opnamen in verschillende composities
en maak betere opnamen met unieke beeldeffecten of
vastgelegd met speciale functies.
Specifieke scènes ...................41
Speciale effecten
toepassen ...............................43
Speciale modi voor andere
doeleinden ..............................46
4
41
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
P Opnamen maken in
sneeuwlandschappen (Sneeuw)
Heldere foto’s met natuurlijke kleuren
van mensen tegen een besneeuwde
achtergrond.
Foto’s Films
t Vuurwerk fotograferen
(Vuurwerk)
Levendige foto’s van vuurwerk.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om
de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de
modus [t].
De resolutie in de modus [ ] is [ ] (2304 x 1728) en kan niet worden
gewijzigd.
Specifieke scènes
Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera maakt
automatisch de instellingen voor optimale foto’s.
1 Selecteer een opnamemodus.
Druk meerdere malen op de knop <o>
totdat [
] wordt weergegeven.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies vervolgens de gewenste
optie (=
26).
2 Maak de opname.
Foto’s Films
I Portretopnamen maken (Portret)
Mensen fotograferen met een
verzachtend effect.
Foto’s
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Opnamen maken met
minimale camerabeweging en
onderwerpsvervaging, zelfs in
omstandigheden met weinig licht.
42
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Opnamen maken die minder onscherp zijn (Digital IS)
Maak opnamen met minimale camerabeweging en onderwerpsvervaging. In
scènes zonder mensen kunt u verschillende continu-opnamen combineren
om camerabewegingen en ruis te verminderen.
1 Open de modus [ ].
Voer stap 1 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [ ].
2 Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. [ ] wordt
links op het scherm weergegeven bij
scènes zonder personen.
Als [ ] wordt weergegeven, drukt u de
ontspanknop helemaal naar beneden.
Er worden continu-opnamen gemaakt, en
deze worden vervolgens gecombineerd.
Als het pictogram niet wordt
weergegeven, drukt u de ontspanknop
helemaal in om een enkelvoudig beeld
op te nemen.
Stabiliseer de camera aangezien er, wanneer [ ] wordt
weergegeven, continu-opnamen worden gemaakt.
Bij sommige scènes kunnen beelden er niet uitzien zoals verwacht.
De flitser gaat niet af wanneer [
] wordt weergegeven, ook niet in
omstandigheden met weinig licht.
In scènes met mensen maakt de camera continu-opnamen als u de
flitser hebt ingesteld op [
!].
Bij gebruik van een statief maakt u opnamen in de modus [ ].
De resolutie in de modus [
] is [ ] (2304 x 1728) en kan niet worden gewijzigd.
Foto’s Films
Helderheid/kleur aanpassen (Directe effecten)
U kunt de beeldhelderheid en -kleuren eenvoudig op de volgende manier
tijdens het opnemen aanpassen.
1 Open de modus [ ].
Voer stap 1 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [ ].
2 Configureer de instelling.
Druk op de knop <p> om het
instellingenscherm te openen. Druk op
de knop <o><p> om een instellingsitem
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen <q><r> terwijl u naar
het scherm kijkt om de waarde aan
te passen.
Druk op de knop <m>.
3 Maak de opname.
Helderheid
Pas het niveau aan naar rechts voor helderder beelden en naar links
voor donkerder beelden.
Kleur
Pas het niveau aan naar rechts voor levendiger beelden en naar links
voor meer ingetogen beelden.
Tint
Pas het niveau aan naar rechts voor een warme, rode kleur en naar
links voor een koele, blauwe kleur.
43
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
1 Selecteer [ ].
Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [ ].
2 Kies een effectniveau.
Druk op de knop <p>, druk op de
knoppen <q><r> om een effectniveau
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3 Maak de opname.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Speciale effecten toepassen
Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
1 Selecteer een opnamemodus.
Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit om een opnamemodus
te kiezen.
2 Maak de opname.
Foto’s Films
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto’s Films
Foto’s met postereffect
(Poster-effect)
Foto’s die lijken op oude posters of
illustraties.
In de modi [ ] en [ ] moet u eerst een aantal testopnamen maken
om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat zult verkrijgen.
44
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd
(voor clips van één minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Ongeveer 12 sec.
Ongeveer 6 sec.
Ongeveer 3 sec.
De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van films.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
Als u in stap 2 op de knoppen <q><r> drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader. Om het kader te verplaatsen drukt u nogmaals op de
knoppen <q><r>. Om de richting van het kader weer horizontaal te zetten,
drukt u op de knoppen <o><p>.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
De beeldkwaliteit van films is [
] wanneer een fotoresolutie van [ ] is
geselecteerd en [
] wanneer een fotoresolutie van [ ] is geselecteerd
(=
45). Deze kwaliteitsinstellingen kunnen niet worden gewijzigd.
Foto’s Films
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en
onder uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook films maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door de
afspeelsnelheid te kiezen voordat de film wordt opgenomen. Mensen en
onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen. Het
geluid wordt niet opgenomen.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [ ].
Op het scherm verschijnt een wit kader dat
het beeldgebied aangeeft dat scherp blijft.
2 Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop <p>.
Beweeg de zoomknop om de afmetingen
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen <o><p> om het kader
te verplaatsen.
3 Selecteer voor films de
afspeelsnelheid van de film.
Druk op de knop <n> en druk op
de knoppen <q><r> om de snelheid te
kiezen.
4 Ga terug naar het opnamescherm
en maak de opname.
Druk op de knop <n> om terug te
keren naar het opnamescherm en maak
de opname.
45
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Opnamen maken in monochroom
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
1 Selecteer [ ].
Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [ ].
2 Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop <p>, druk op de
knoppen <q><r> om een kleurtoon
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3 Maak de opname.
Zwart/wit Zwart-witfoto’s.
Sepia Sepiakleurige foto’s.
Blauw Foto’s in blauw en wit.
Foto’s
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een speelgoedcamera
doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage hoeken) en de algehele
kleur wordt aangepast.
1 Selecteer [ ].
Voer stap 1 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [ ].
2 Selecteer een kleurtoon.
Druk op de knop <p>, druk op de
knoppen <q><r> om een kleurtoon
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
3 Maak de opname.
Standaard Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn
dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
46
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
4 Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar de
camera.
Nadat de camera een nieuw gezicht
detecteert, knippert het lampje en het
geluid van de zelfontspanner versnelt.
(Wanneer de flitser afgaat, blijft de lamp
branden.) Ongeveer twee seconden later
maakt de camera een foto.
Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat
u deze hebt ingesteld, drukt u op de
knop <n>.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan
staan, maakt de camera na ongeveer 15 seconden een opname.
Om het aantal opnamen te wijzigen, drukt u op de knop <p>. Druk op de
knoppen <q><r> om het aantal opnamen te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>. [Knipperdetectie] (=
38) is alleen beschikbaar voor de laatste
opname.
Speciale modi voor andere doeleinden
Foto’s
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht
van een andere persoon (zoals de fotograaf) het opnamegebied
betreedt (=
54). Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of
een vergelijkbare foto wilt staan.
1 Selecteer [ ].
Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [ ].
2 Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht waarop
is scherpgesteld en of er witte kaders
rond de andere gezichten worden
weergegeven.
3 Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
De camera gaat nu in stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
47
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Opnamen met lange sluitertijd maken
(Lange sluiter)
Geef een sluitertijd van 1–15 seconden op om opnamen met een lange
sluitertijd te maken. Plaats in dit geval de camera op een statief of neem
andere maatregelen om de camera stil te houden en camerabeweging
te voorkomen.
1 Selecteer [N].
Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [N].
2 Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop <m> en kies [)] in
het menu. Kies vervolgens de gewenste
sluitertijd (=
26).
3 Controleer de belichting.
Druk de ontspanknop half in om de
belichting voor de door u geselecteerde
sluitertijd te bekijken.
4 Maak de opname.
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het
scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd
gebruikt, treedt een vertraging op voordat u opnieuw een foto
kunt maken, omdat de camera de beelden verwerkt om ruis te
voorkomen.
Als de flitser afgaat, kan uw foto overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt u de
flitser in op [!] en maakt u een nieuwe opname (=
57).
48
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
4
P-modus
Meer veeleisende foto’s in de opnamestijl van uw
voorkeur
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus [G].
• [G]: Programma automatische belichting; AE: Automatische belichting
Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een
andere modus dan [G], moet u controleren of de functie in die modus
beschikbaar is (=
100 –
102).
Opnamen maken in de modus
Programma automatische
belichting ([P]-modus) ...........49
Helderheid van het beeld
(Belichtingscompensatie) .....49
Kleur- en continu-opnamen
maken .....................................52
Opnamebereik en
scherpstellen ..........................53
Flitser .......................................57
De Eco-modus gebruiken .......58
Overige instellingen ................58
4
49
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Helderheid van het beeld
(Belichtingscompensatie)
Foto’s Films
De helderheid van het beeld aanpassen
(Belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Druk op de knop <m> en kies [#] in het
menu. Kijk naar het scherm en druk op
de knoppen <o><p> om de helderheid
aan te passen (=
26).
Het correctieniveau dat u hebt opgegeven
wordt nu weergegeven.
Wanneer u films opneemt, moet de
belichtingscompensatiebalk worden
weergegeven.
Wanneer u foto’s maakt, drukt u op
de knop <m> om de ingestelde
belichtingscompensatie weer te geven en
maakt u de opname.
U kunt ook foto’s maken met de belichtingscompensatiebalk weergegeven.
Wanneer u een film maakt, wordt [&] weergegeven en wordt de belichting
vergrendeld.
Foto’s Films
Opnamen maken in de modus
Programma automatische
belichting ([P]-modus)
U kunt vele functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete opnamestijl.
1 Open de modus [G].
Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes”
(=
41) uit en kies [G].
2 Pas de instellingen naar wens
aan (=
49 –
60) en maak
een opname.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen wanneer u de
ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de diafragmawaarden in
oranje weergegeven. Probeer in dit geval de ISO-waarde aan te passen
(=
51) of de flitser te activeren (bij donkere onderwerpen, =
57) om zo
de juiste belichting te verkrijgen.
U kunt ook films opnemen in de modus [G] door op de filmknop te drukken.
Enkele <H>- en <n>-instellingen kunnen echter automatisch worden
aangepast voor filmopnamen.
Zie “Opnamebereik” (=
105) voor meer informatie over het opnamebereik in
de modus [G].
50
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
De meetmethode wijzigen
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies vervolgens de gewenste
optie (=
26).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief onderwerpen die
van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het gehele beeldgebied.
Dit wordt berekend door de helderheid in het centrumgebied als
het belangrijkste te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het [
] (spotmetingpuntkader) dat
wordt weergegeven in het midden van het scherm.
Foto’s
Belichting vergrendelen (AE lock)
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen, of u kunt
de focus en belichting afzonderlijk instellen.
1 Schakel de flitser uit (=
35).
2 Vergrendel de belichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken. Houd de
ontspanknop ingedrukt en druk op
de knop <r>.
[&] wordt weergegeven en de belichting
wordt vergrendeld.
Om AE (automatische belichting)
te ontgrendelen laat u de ontspanknop
lost en drukt u opnieuw op de knop <r>.
In dit geval wordt [&] niet meer
weergegeven.
3 Kies de compositie en maak een
opname.
AE: Automatische belichting
51
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere
gebieden (zoals gezichten of achtergronden) worden gedetecteerd
en automatisch worden aangepast aan de optimale helderheid. Als
het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch
worden gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen.
Druk op de knop <n>, kies
[i-Contrast] op het tabblad [4]
en kies vervolgens [Auto] (=
27).
Als de instelling is voltooid, wordt [@]
weergegeven.
In sommige opnameomstandigheden kan de correctie
onnauwkeurig zijn of korrelige beelden veroorzaken.
U kunt ook bestaande beelden corrigeren (=
71).
Foto’s
De ISO-waarde wijzigen
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies vervolgens de gewenste
optie (=
26).
De optie die u hebt ingesteld, wordt
nu weergegeven.
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan
de opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in donkere kamers.
Druk de ontspanknop half in als u de automatisch ingestelde ISO-waarde wilt
bekijken wanneer de camera is ingesteld op [
].
Kiezen voor een lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden, maar onder
bepaalde opnameomstandigheden wordt de kans wel groter dat het onderwerp
onscherp is.
De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd verhogen, wat
onscherpe onderwerpen vermindert en het flitserbereik vergroot. Foto’s
kunnen er echter wel korrelig uitzien.
52
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Aangepaste witbalans
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de
witbalans in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
Volg de stappen in “De witbalans
aanpassen” (=
52) en kies [ ].
Richt de camera op een effen wit
onderwerp, zodat het hele scherm wit is.
Druk op de knop <n>.
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camera-instellingen
wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
Kleur- en continu-opnamen maken
Foto’s Films
De witbalans aanpassen
Door de witbalans aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies vervolgens de gewenste
optie (=
26).
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schaduw of in de
schemering.
Lamplicht
Voor opnamen bij normaal lamplicht (gloeilampen) en dezelfde
kleur TL-verlichting.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit (of dezelfde kleur) of koelwit
TL-verlichting.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht TL-verlichting an dezelfde kleur
TL-verlichting.
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste witbalans
(=
52).
53
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s Films
Close-ups maken (macro)
Stel de camera in op [e] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die
zich dichtbij bevinden. Zie “Opnamebereik” (=
105) voor meer informatie
over het scherpstelbereik.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in
het menu en kies daarna de optie [e]
(=
26).
Als de instelling is voltooid, wordt [e]
weergegeven.
Als u flitst, kan vignetvorming optreden.
In het weergavegebied in de gele balk onder de zoombalk wordt [e]
grijs en de camera stelt niet scherp.
Om camerabeweging te voorkomen plaatst u de camera op een statief en
neemt u opnamen met de camera ingesteld op [[] (=
34).
Foto’s
Continu-opnamen maken
Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt om continu-opnamen te maken.
Zie “Snelheid continu-opnamen” (=
106) voor meer informatie over de
snelheid van continu-opnamen.
1 Configureer de instelling.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies vervolgens [W] (=
26).
Als de instelling is voltooid, wordt [W]
weergegeven.
2 Maak de opname.
Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt
om continu-opnamen te maken.
Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (=
34) of
[Knipperdetectie] (=
38).
Tijdens continu-opnamen zijn de focus en belichting vergrendeld
op de positie/het niveau die/dat wordt vastgesteld wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
Opnamen maken kan tijdelijk stoppen of continu-opnamen maken
kan langzamer worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden,
camera-instellingen en zoompositie.
Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
Continu-opnamen maken gaat sneller in de modus [ ] (=
41).
54
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Gezichts-AiAf
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, en
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen [ ]) instellen.
Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit
kader weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders worden
weergegeven rond andere gedetecteerde gezichten.
Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen groene
kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er alleen
grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven, worden
maximaal negen groene kaders weergegeven in de scherpgestelde
gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo
AF (=
55) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het
midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
- Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en profil, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
De camera kan niet-menselijke onderwerpen identificeren als
gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop
half indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
Foto’s Films
Opnamen maken van onderwerpen op grote
afstand (Oneindig)
Stel de camera in op [u] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die
zich veraf bevinden. Zie “Opnamebereik” (=
105) voor meer informatie
over het scherpstelbereik.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in
het menu en kies daarna de optie [u]
(=
26).
Als de instelling is voltooid, wordt [u]
weergegeven.
Foto’s Films
De modus AF Frame wijzigen
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
Druk op de knop <n>, kies
[AF Frame] op het tabblad [4] en kies
daarna de gewenste optie (=
27).
55
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Centrum
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor betrouwbaar
scherpstellen.
Een geel AF-kader wordt weergegeven met [ ] als de camera
niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
AF-puntzoom (=
59) is niet mogelijk.
Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of in een hoek,
richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in het AF kader ziet en
vervolgens houdt u de ontspanknop half ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt blijft houden, creëert u de gewenste compositie en vervolgens
drukt u de ontspanknop helemaal in ( Focusvergrendeling).
Foto’s
Opnamen maken met Servo AF
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto’s mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en
de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
1 Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, kies
[Servo AF] op het tabblad [4]
en kies [Aan] (=
27).
2 Stel scherp.
De focus en belichting blijven behouden
als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
Foto’s
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking)
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
1 Selecteer [AF Tracking].
Voer de stappen in “De modus AF Frame
wijzigen” (=
54) uit om [AF Tracking]
te selecteren.
[ ] wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
2 Kies een onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat [ ] op het
gewenste onderwerp valt.
Druk de ontspanknop half in. [ ] verandert
in een blauw [
] dat het onderwerp
volgt terwijl de focus en belichting worden
aangepast (Servo AF) (=
55).
[ ] wordt weergegeven wanneer geen
onderwerp is gedetecteerd.
3 Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
[Servo AF] (=
55) is ingesteld op [Aan] en kan niet worden gewijzigd.
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein
is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [4] is niet beschikbaar.
[e] en [u] zijn niet beschikbaar.
56
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Opnamen maken met AF lock
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de
focuspositie niet gewijzigd, zelfs niet als u de ontspanknop loslaat.
1 Vergrendel de focus.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en
druk op de knop <q>.
De focus is nu vergrendeld en [%] wordt
weergegeven.
Om de focus te ontgrendelen laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op
de knop <q>. In dit geval wordt [%] niet
meer weergegeven.
2 Kies de compositie en maak een
opname.
In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk niet
scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders mogelijk
niet geactiveerd (en worden mogelijk niet blauw) wanneer u de
ontspanknop half indrukt. In dat geval worden de focus en belichting
ingesteld overeenkomstig de opgegeven modus voor AF Frame.
Als er geen passende belichting kan worden gemaakt, worden de
sluitertijden en de diafragmawaarden in oranje weergegeven. Laat
de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
Opnamen maken met AF lock is niet beschikbaar.
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [4] is niet beschikbaar.
Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (=
34).
Foto’s Films
De focusinstelling veranderen
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze constant
scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs wanneer
de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan de camera
beperken tot scherpstellen op het moment waarop u de ontspanknop half
indrukt.
Druk op de knop <n>, kies
[Continu] op het tabblad [4] en
kies [Uit] (=
27).
Aan
Helpt te voorkomen dat u onverwachte
fotokansen mist, doordat de camera
continu scherpstelt op onderwerpen totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De camera stelt niet continu scherp, zodat
de batterij minder snel leeg is.
57
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
[!] Uit
Voor het maken van opnamen zonder de flitser.
Als bij omstandigheden met weinig licht een knipperend pictogram
[ ] wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt,
plaatst u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen
om hem stil te houden.
Foto’s
Opnamen maken met FE-vergrendeling
Net als met de AE lock (=
50) kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flitser.
1 Stel de flitser in op [h] (=
57).
2 Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera met vergrendelde
belichting op het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken. Houd de
ontspanknop ingedrukt en druk op de
knop <r>.
De flitser gaat af en wanneer [(] wordt
weergegeven, blijft het flitsuitvoerniveau
behouden.
Om FE te ontgrendelen laat u de
ontspanknop lost en drukt u opnieuw op
de knop <r>. In dit geval wordt [(] niet
meer weergegeven.
3 Kies de compositie en maak een
opname.
FE: Flitsbelichting
Flitser
Foto’s
Flitsermodus wijzigen
U kunt de flitsermodus wijzigen en aanpassen aan de opnamescène.
Druk op de knop <r>, druk op de
knoppen <q><r> om een flitsermodus
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
[ ] Automatisch
Als er weinig licht is, flitst de flitser automatisch.
[h] Aan
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
Zie “Flitsbereik” (=
105) voor meer informatie over het flitsbereik.
[Z] Slow sync
Met deze optie wordt geflitst om de helderheid van het hoofdonderwerp
(zoals mensen) te verbeteren terwijl de camera opnamen maakt met een
korte sluitertijd, zodat de helderheid wordt verbeterd van de achtergrond
buiten het flitsbereik.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het hoofdonderwerp niet bewegen
totdat het geluid van de ontspanknop stopt.
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen.
58
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Overige instellingen
Foto’s Films
Raster weergeven
Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het
scherm rasterlijnen worden weergegeven.
Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, kies
[Raster] op het tabblad [4] en kies
[Aan] (=
27).
Zodra de instelling is voltooid, wordt het
raster op het scherm weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u de batterij in de opnamemodus sparen. Als
de camera niet wordt gebruikt, wordt het scherm snel donker om het
batterijverbruik te verminderen.
1 Configureer de instelling.
Druk op de knop <q> en druk vervolgens
op de knoppen <q><r> om [
]
te kiezen.
[ ] verschijnt nu op het
opnamescherm (=
98).
Het scherm wordt donker wanneer de
camera niet wordt gebruikt gedurende
ongeveer twee seconden en ongeveer
tien seconden nadat het scherm donker
is geworden, schakelt het scherm uit. De
camera wordt na ongeveer drie minuten
inactiviteit uitgeschakeld.
2 Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar
de lens nog niet is ingetrokken, kunt
u het scherm weer inschakelen en
gereedmaken voor het maken van
opnamen door de ontspanknop half in
te drukken.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling,
selecteert u [
] in stap 1.
59
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Het gebied waarop wordt scherpgesteld
vergroten
U kunt de scherpstelling controleren door de ontspanknop half in te
drukken, waardoor het gedeelte van het beeld waarop is scherpgesteld in
het AF-kader wordt vergroot.
1 Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad [4]
en kies [Aan] (=
27).
2 Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in. Het gezicht
dat als hoofdonderwerp gedetecteerd is,
wordt nu uitvergroot.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] in stap 1.
Het scherpgestelde gebied wordt niet vergroot als u de ontspanknop
half indrukt terwijl er geen gezicht is gedetecteerd, als de persoon
zich te dicht op de camera bevindt en zijn gezicht te groot is voor
het scherm, of als de camera een bewegend object waarneemt.
Het scherm wordt niet vergroot als u de digitale zoomfunctie (=
33)
of AF Tracking (=
55) gebruikt.
Foto’s Films
De digitale zoomfunctie uitschakelen
Als u de digitale zoomfunctie niet wilt gebruiken (=
33), kunt u deze als
volgt uitschakelen.
Configureer de instelling.
Druk op de knop <n>, kies [Digitale
Zoom] op het tabblad [4] en kies
[Uit] (=
27).
60
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Het weergegeven scherm na de opname wijzigen
1 Stel [Weergavetijd] in op
[2 sec.], [4 sec.], [8 sec.]
of [Vastzetten] (=
60).
2 Configureer de instelling.
Druk op de knop <o><p> om
[Scherminfo] te kiezen. Druk op de
knoppen <q><r> om de gewenste
optie te selecteren.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Uit].
Uit Geeft alleen het beeld weer.
details
Weergave van opnamedetails (=
99).
Als [Weergavetijd] (=
60) is ingesteld op [Uit] of [Snel], wordt [Scherminfo]
ingesteld op [Uit] en dit kan niet worden gewijzigd.
Door op de knop <l> te drukken terwijl een afbeelding wordt
weergegeven na de opname, kunt u de weergegeven informatie op het
scherm veranderen. Door op de knop <m> te drukken, kunt u de volgende
handelingen uitvoeren. Merk op dat de instellingen van [Scherminfo] op het
tabblad [4] niet kunnen worden gewijzigd.
- Beveiligen (=
66)
Foto’s
De weergavestijl van het beeld na de opname
wijzigen
U kunt opgeven hoe lang beelden worden weergegeven en welke
informatie wordt weergegeven onmiddellijk na de opname.
De weergaveduur van het beeld na de opname wijzigen
1 Open het scherm [Afbeelding
direct bekijken].
Druk op de knop <n>, kies
[Afbeelding direct bekijken] op het
tabblad [4] en druk vervolgens op
de knop <m> (=
27).
2 Configureer de instelling.
Druk op de knoppen <o><p> om
[Weergavetijd] te kiezen. Druk op de
knoppen <q><r> om de gewenste optie
te selecteren.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze
procedure, maar selecteert u [Snel].
Snel Geeft beelden alleen weer totdat u weer kunt fotograferen.
2 sec., 4 sec.,
8 sec.
Beelden worden gedurende de opgegeven tijd weergegeven. Zelfs
wanneer de foto nog op het scherm staat, kunt u de ontspanknop
al half indrukken om een volgende foto te maken.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat u de ontspanknop half
indrukt.
Uit Na de opname worden geen beelden weergegeven.
61
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
5
Afspeelmodus
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze
op tal van manieren doorbladeren en bewerken.
Druk op de knop <1> om de afspeelmodus te openen en de camera
voor te bereiden op deze handelingen.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
Bekijken ...................................62
Door beelden bladeren en
beelden filteren ......................63
Opties voor het weergeven
van foto’s ................................65
Beelden beveiligen ..................66
Beelden wissen .......................68
Beelden roteren .......................69
Foto’s bewerken ......................70
4
62
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
3 Speel films af.
Druk op de knop <m>, druk op de
knoppen <o><p> om [
] te kiezen
en druk vervolgens nogmaals op
de knop <m>.
4 Pas het volume aan.
Om het volume aan te passen, drukt u op
de knoppen <o><p>.
Druk op de knoppen <o><p> om het
volume aan te passen wanneer de balk
niet meer wordt weergegeven.
5 Onderbreek het afspelen.
Druk op de knop <m> als u het afspelen
wilt onderbreken of hervatten.
Na de film verschijnt [ ].
Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
Als u de meest recente opname wilt weergeven bij het openen van de
afspeelmodus, drukt u op de knop <n>. Kies vervolgens op het tabblad
[1] de optie [Ga verder] en daarna [Laatste f.].
Voor het wijzigen van de weergegeven overgang tussen beelden drukt u op de
knop <n>. Kies vervolgens [Overgang] op het tabblad [1] en druk op de
knoppen <q><r> om het effect te kiezen.
Volume-indicator
Foto’s Films
Bekijken
Na het maken van foto’s of het opnemen van films kunt u deze, zoals
hieronder is beschreven, op het scherm bekijken.
1 Open de afspeelmodus.
Druk op de knop <1>.
Uw laatste opname wordt weergegeven.
2 Blader door uw beelden.
Om het vorige beeld te bekijken, drukt
u op de knop <q>. Om het volgende
beeld te bekijken, drukt u op de
knop <r>.
Houd de knoppen <q><r> ingedrukt om
snel door de beelden te bladeren. Het
beeld wordt daarbij onzuiver of korrelig
weergegeven.
Films zijn herkenbaar aan het pictogram
[
]. Ga naar stap 3 als u films wilt
afspelen.
63
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Door beelden bladeren en beelden
filteren
Foto’s Films
Bladeren door beelden in een index
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een
index weer te geven.
1 Geef beelden weer in een index.
Verschuif de zoomknop naar <g> als
u beelden in een index wilt weergeven.
Als u de zoomknop nogmaals verschuift,
worden meer beelden weergegeven.
Verschuif de zoomknop naar <k> om
minder beelden weer te geven. Het
aantal beelden neemt elke keer af
wanneer u de zoomknop verschuift.
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <o><p><q><r>
om een beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
Druk op de knop <m> om het
geselecteerde beeld in de enkelvoudige
weergave te bekijken.
Foto’s Films
Schakelen tussen weergavemodi
Druk op de knop <p> om andere informatie weer te geven op het scherm of
om de informatie te verbergen. Zie “Afspelen (uitgebreide informatieweergave)”
(=
99) voor meer informatie over de weergegeven gegevens.
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
Foto’s Films
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden)
In de uitgebreide informatieweergave (=
63) knipperen de vervaagde
highlights van het beeld op het scherm.
Foto’s Films
Histogram
De grafiek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave (=
63) is een
histogram dat de distributie van de
helderheid in het beeld toont. Op de
horizontale as staat de helderheidsgraad
en de verticale geeft aan welk gedeelte van
het beeld zich op elk helderheidsniveau
bevindt. Het histogram bekijken is een
manier om de belichting te controleren.
Hoog
Donker
Laag
Helder
64
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opties voor het bekijken van de gevonden beelden (stap 3) zijn “Bladeren door
beelden in een index” (=
63), “Diavoorstellingen bekijken” (=
65) en
“Beelden vergroten” (=
65). U kunt ook alle gevonden beelden beveiligen,
wissen, afdrukken of toevoegen aan een fotoalbum door [Alle beelden
zoekopdr. sel.] te selecteren in “Beelden beveiligen” (=
66), “Alle beelden
wissen” (=
68), “Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (=
87) of
“Beelden toevoegen aan een fotoboek” (=
89).
Als u beelden bewerkt en deze opslaat als nieuwe beelden (=
70 –
72),
wordt er een bericht weergegeven en de beelden die waren gevonden, worden
niet meer weergegeven.
Foto’s Films
Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven
voorwaarden
Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door de
beeldweergave te filteren op de door u opgegeven voorwaarden. U kunt deze
beelden ook allemaal tegelijk beveiligen (=
66) of verwijderen (=
68).
Opnamedatum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
Foto/film Geeft alleen foto’s of films weer.
1 Selecteer de eerste voorwaarde
voor beeldweergave of
bladeren.
Druk op de knop <m>, kies [ ] in het
menu en kies een voorwaarde (=
26).
2 Selecteer de tweede voorwaarde
voor beeldweergave of bladeren.
Druk op de knoppen <o><p><q><r>
om een voorwaarde te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m>.
3 Bekijk de gefilterde beelden.
Beelden die voldoen aan uw voorwaarden,
worden in gele kaders weergegeven. Druk
op de knoppen <q><r> om alleen deze
beelden te bekijken.
Kies [ ] in stap 1 om gefilterd afspelen
te stoppen.
Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen overeenkomende
beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden niet beschikbaar.
65
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer een overgang voor de
diavoorstelling en start het
afspelen.
Druk op de knop <m>, kies [.] in het
menu en kies vervolgens de gewenste
optie (=
26).
De diavoorstelling begint enkele
seconden nadat [Laden van beeld]
wordt weergegeven.
Druk op de knop <n> om de
diavoorstelling te beëindigen.
De spaarstandfuncties van de camera (=
24) werken niet tijdens
diavoorstellingen.
Druk op de knop <m> als u het afspelen van diavoorstellingen wilt
onderbreken of hervatten.
U kunt naar andere beelden schakelen tijdens het afspelen als u op de
knoppen <q><r> drukt. Houd voor vooruitspoelen of achteruitspoelen
de knoppen <q><r> ingedrukt.
In de modus voor beeld zoeken (=
64) worden alleen beelden afgespeeld
die overeenkomen met de zoekvoorwaarden.
Opties voor het weergeven van foto’s
Foto’s
Beelden vergroten
1 Vergroot een beeld.
Verschuif de zoomknop naar <k> als
u wilt inzoomen op het beeld en het
beeld wilt vergroten. [
] wordt
weergegeven. Als u de zoomknop
vasthoudt, wordt er verder ingezoomd
tot een factor van 10x.
Verschuif de zoomknop naar <g>
om uit te zoomen. Als u de zoomknop
vasthoudt, keert u terug naar de
enkelvoudige weergave.
2 Verschuif de weergavelocatie
en schakel indien nodig tussen
beelden.
Als u de weergavepositie wilt aanpassen,
drukt u op de knoppen<o><p><q><r>.
Zelfs wanneer [ ] nog op het scherm
staat, kunt u al schakelen naar [
]
door op de knop <m> te drukken. Druk
tijdens het in- of uitzoomen op de
knoppen <q><r> om tussen de beelden
te schakelen. Druk nogmaals op de
knop <m> om terug te keren naar de
oorspronkelijke instelling.
U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige weergave gaan
door op de knop <n> te drukken.
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
66
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Beelden beveiligen
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk door de camera
kunnen worden gewist (=
68).
Druk op de knop <m> en kies [:] in
het menu (=
26). [Beveiligd] wordt
weergegeven.
Als u de beveiliging wilt annuleren,
herhaalt u deze procedure en selecteert
u nogmaals [:]. Druk vervolgens op de
knop <m>.
Via het menu
1 Open het instellingenscherm.
Druk op de knop <n> en selecteer
[Beveilig] op het tabblad [1] (=
27).
2 Selecteer een selectiemethode.
Kies een menu-item en de gewenste
instelling (=
27).
Druk op de knop <n> om terug
te keren naar het menuscherm.
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangen
tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen.
1 Open het instellingenscherm.
Druk op de knop <n> en kies
vervolgens [Diavoorstelling] op het
tabblad [1] (=
65).
2 Configureer de instellingen.
Kies het menu-item dat u wilt
configureren en kies de gewenste
optie (=
27).
Selecteer [Start] en druk op de
knop <m> als u de diavoorstelling
volgens uw instellingen wilt starten.
Druk op de knop <n> om terug
te keren naar het menuscherm.
67
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Alle beelden in één keer opgeven
1 Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 in “Via het menu” (=
66)
uit, kies [Sel. alle beelden] en druk op
de knop <m>.
2 Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen <o><p> om
[Beveilig] te kiezen. Druk vervolgens
op de knop <m>.
Selecteer [Beveilig. uit] in stap 2 als u de beveiliging wilt opheffen voor
groepen beelden.
Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als u de
kaart formatteert (=
75).
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera.
Als u het ze wel op die manier wilt wissen, moet u eerst de beveiliging opheffen.
Afzonderlijke beelden selecteren
1 Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 in “Via het menu” (=
66)
uit, kies [Selectie] en druk op de knop <m>.
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>. [
] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop <m>
als u de selectie wilt opheffen. [
]
wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
3 Beveilig het beeld.
Druk op de knop <n>. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet beveiligd.
68
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Een selectiemethode selecteren
1 Open het instellingenscherm.
Druk op de knop <n> en kies
vervolgens [Wissen] op het tabblad [1]
(=
27).
2 Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen <o><p> om
een selectiemethode te kiezen. Druk
vervolgens op de knop <m>.
Druk op de knop <n> om terug te
keren naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1 Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 in “Een selectiemethode
selecteren” (zie boven) uit, kies [Selectie]
en druk op de knop <m>.
2 Selecteer een beeld.
Nadat u een beeld hebt gekozen in stap 2
in “Afzonderlijke beelden selecteren”
(=
67), wordt [ ] weergegeven.
Druk nogmaals op de knop <m> als
u de selectie wilt opheffen. [
] wordt niet
meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Foto’s Films
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en
wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld. Beveiligde beelden (=
66) kunnen echter niet worden
gewist.
1 Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te selecteren.
2 Wis het beeld.
Druk op de knop <o>.
Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op
de knoppen <q><r> om [Wissen] te
selecteren en vervolgens drukt u op de
knop <m>.
Het huidige beeld wordt nu gewist.
Als u het wissen wilt annuleren, drukt
u op de knoppen <q><r> om [Stop]
te kiezen en drukt u vervolgens op de
knop <m>.
Alle beelden wissen
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Wees voorzichtig bij het wissen
van beelden, want ze kunnen niet worden hersteld. Beveiligde beelden
(=
66) kunnen echter niet worden gewist.
69
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s Films
Beelden roteren
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
1 Selecteer [\].
Druk op de knop <m> en kies [\] in het
menu (=
26).
2 Draai het beeld.
Druk op de knop <q> of <r>, afhankelijk
van de gewenste richting. Het beeld
wordt telkens als u op de knop drukt 90°
geroteerd. Druk op de knop <m> om de
instelling te voltooien.
Via het menu
1 Selecteer [Roteren].
Druk op de knop <n> en kies
[Roteren] op het tabblad [1] (=
27).
3 Wis het beeld.
Druk op de knop <n>. Er verschijnt
een bevestigingsbericht op het scherm.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
Alle beelden in één keer opgeven
1 Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 in “Een selectiemethode
selecteren” (=
68) uit, kies [Sel. alle
beelden] en druk op de knop <m>.
2 Wis de beelden.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
70
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s bewerken
Beeldbewerking (=
70 –
72) is alleen mogelijk als er op de
geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Foto’s
Het formaat van beelden wijzigen
Bewaar een kopie van beelden op een lagere resolutie.
1 Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop <n> en kies
[Veranderen] op het tabblad [1] (=
27).
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
3 Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen <q><r> om het
formaat te selecteren en druk vervolgens
op de knop <m>.
[Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
4 Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
2 Draai het beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te selecteren.
Het beeld wordt telkens als u op de
knop <m> drukt, 90° geroteerd.
Druk op de knop <n> om terug te
keren naar het menuscherm.
Films met een beeldkwaliteit van [ ] kunnen niet worden
geroteerd.
Rotatie is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit]
(=
70).
Automatisch draaien uitschakelen
Voer deze stappen uit om automatisch draaien door de camera uit te
schakelen. Bij automatisch draaien worden beelden die in verticale richting
zijn opgenomen automatisch verticaal weergegeven op de camera.
Druk op de knop <n> om [Autom.
draaien] te kiezen op het tabblad [1]
en kies vervolgens [Uit] (=
27).
Beelden kunnen niet worden geroteerd (=
69) als u [Autom.
draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds geroteerde
beelden ook in hun oorspronkelijke richting weergegeven.
71
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
3 Selecteer een optie.
Druk op de knoppen <q><r> om een
optie te selecteren en druk vervolgens
op de knop <m>.
4 Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Voer de stappen 4-5 in “Het formaat van
beelden wijzigen” (=
70) uit.
Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
Als met [Auto] niet de verwachte resultaten kunnen worden bereikt, probeert
u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel] of [Hoog].
5 Bekijk het nieuwe beeld.
Druk op de knop <n>. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen <q><r> om [Ja]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop <m>.
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van [ ] (=
37) of
die in stap 3 zijn opgeslagen als [ ], kunnen niet worden bewerkt.
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
Foto’s
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan
dat voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd,
zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla het
beeld vervolgens op als een apart bestand.
1 Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop <n> en kies
[i-Contrast] op het tabblad [1] (=
27).
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
72
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het oorspronkelijke
beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld. Het
oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Foto’s
Rode ogen corrigeren
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
1 Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop <n> en kies
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad [1]
(=
27).
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te selecteren.
3 Corrigeer het beeld.
Druk op de knop <m>.
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
nu gecorrigeerd en er worden kaders
weergegeven om de gecorrigeerde
gedeelten op het beeld.
Vergroot of verklein de beelden naar
wens. Volg de stappen in “Beelden
vergroten” (=
65).
4 Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Druk op de knoppen <o><p><q><r>
om [Nieuw bestand] te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m>.
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 in “Het formaat van beelden
wijzigen” (=
71) uit.
73
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
6
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor meer
gebruiksgemak
Basisfuncties van de camera
aanpassen ..............................74
4
74
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Hints en tips verbergen
De weergave van hints en tips voor camerafuncties kan worden
uitgeschakeld.
Selecteer [Hints en tips] en selecteer [Uit].
Schermhelderheid
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
Selecteer [LCD Helderheid] en druk
vervolgens op de knoppen <q><r>
om de helderheid aan te passen.
Houd voor maximale helderheid de knop <p> ten minste één
seconde ingedrukt wanneer het opnamescherm wordt weergegeven
of in de enkelvoudige weergave. (Hiermee vervangt u de instelling van
[LCD Helderheid] op het tabblad [3].) Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop <p> of herstart de camera om de oorspronkelijke helderheid van
het scherm te herstellen.
Basisfuncties van de camera aanpassen
Functies kunnen worden ingesteld op het tabblad [3]. Voor meer
gebruiksgemak kunt u handige en veelgebruikte functies naar wens
aanpassen (=
27).
Camerageluiden dempen
U dempt camerageluiden en films als volgt.
Selecteer [mute] en kies vervolgens [Aan].
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop <p> ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt, worden films afgespeeld zonder geluid
(=
74). Om films weer af te spelen met geluid, drukt u op de knop <o>.
Pas het volume naar wens aan met de knoppen <o><p>.
Het volume aanpassen
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
Selecteer [Volume] en druk op de
knop <m>.
Kies een item en druk vervolgens op de
knoppen <q><r> om het volume aan
te passen.
75
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
3 Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen <o><p> om het
formatteren te starten en [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop <m>.
Als het formatteren is voltooid,
verschijnt de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd]. Druk op de knop <m>.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestands-
beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet de
volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer u een
geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de aangegeven capaciteit.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart fout]
wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op de kaart
worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continu-opnamen gaat
langzamer of het opnemen van een film wordt plotseling afgebroken. Bij een Low
Level Format worden alle gegevens op de geheugenkaart gewist. Voordat u een
Low Level Format uitvoert, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Druk op het scherm in stap 2 van
“Geheugenkaarten formatteren”
(=
75) op de knoppen <o><p>
om [Low Level Format] te kiezen. Druk
vervolgens op de knoppen <q><r> om
deze optie te selecteren. Het pictogram
[
] wordt weergegeven.
Voer stap 3 in “Geheugenkaarten
formatteren” (= 75) uit om door te
gaan met het formatteren.
Het opstartscherm verbergen
U kunt desgewenst het opstartscherm dat normaal verschijnt wanneer u de
camera inschakelt, deactiveren.
Selecteer [opstart scherm] en selecteer
vervolgens [Uit].
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart verwijderd.
Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Een Eye-Fi-kaart (=
91) bevat software. Installeer de software op een
Eye-Fi-kaart op een computer voordat u deze kaart formatteert.
1 Open het scherm [Formateren].
Selecteer [Formateren] en druk op de
knop <m>.
2 Kies [OK].
Druk op de knoppen <o><p> om
[Stop] te selecteren, druk op de
knoppen <q><r> om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op de knop <m>.
76
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Beelden opslaan op datum
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop
u opnamen maakt.
Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
Beelden worden nu opgeslagen in
mappen die op de opnamedatum worden
gemaakt.
Timing voor het intrekken van de lens
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken ongeveer één minuut
nadat u op de knop <1> hebt ingedrukt in een opnamemodus (=
24).
Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de knop <1>
hebt gedrukt, stelt u de tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
dan [0 sec.].
Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten formatteren”
(=
75), omdat de gegevens in alle opslaggebieden van de geheugenkaart
worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren door
[Stop] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist maar kunt u de
geheugenkaart normaal blijven gebruiken.
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001 –
9999) en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen
bevatten. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie.
Continu
Ook als u een andere
geheugenkaart gebruikt, worden
de beelden oplopend genummerd
totdat u een opname maakt en
opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe
map maakt, begint de
bestandsnummering weer
bi 0001.
Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de opnamen
oplopend worden genummerd na het laatste nummer van bestaande beelden,
als u een andere geheugenkaart in de camera plaatst. Als u opnamen wilt
opslaan met nummers vanaf 0001, gebruikt u een lege (of geformatteerde
(=
75)) geheugenkaart.
Raadpleeg de Softwarehandleiding (=
18) voor informatie over
mapstructuren en afbeeldingstypen op de kaart.
77
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Wereldklok
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto’s de juiste lokale tijd en
datum krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en
naar die tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig
om de datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd in uw tijdzone
thuis instellen, zoals wordt beschreven in “De datum en tijd instellen”
(=
12).
1 Geef uw bestemming op.
Selecteer [Tijdzone] en druk op
de knop <m>.
Druk op de knoppen <o><p> om
[
Wereld] te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m>.
Druk op de knoppen <q><r> om de
bestemming te kiezen.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus één uur), drukt u op de knoppen
<o><p> om [
] te kiezen.
Druk op de knop <m>.
2 Schakel over naar de tijdzone
van uw bestemming.
Druk op de knoppen <o><p> om
[
Wereld] te selecteren en druk
vervolgens op de knop <n>.
[ ] verschijnt nu op het opnamescherm
(“Informatie op het scherm” (=
98)).
Als u in de modus [ ] de datum of tijd wijzigt (=
12), worden de datum en
tijd voor de optie [
Thuis] automatisch bijgewerkt.
De spaarstand aanpassen
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit)
aanpassen (=
24).
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop <m>.
Nadat u een item hebt geselecteerd,
drukt u op de knoppen <q><r> om dit
item aan te passen.
Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor [Automatisch
Uit] en [1 min] of minder voor [Display uit].
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u [Automatisch Uit]
instelt op [Uit].
Deze spaarstandfuncties zijn niet beschikbaar wanneer u de Eco-modus
(=
36,
58) hebt ingesteld op [ ].
78
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Weergavetaal
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Selecteer [Taal ] en druk op
de knop <m>.
Druk op de knoppen <o><p><q><r>
om een taal te selecteren en druk
vervolgens op de knop <m>.
Andere instellingen aanpassen
U kunt ook de volgende instellingen aanpassen op het tabblad [3].
[Video Systeem] (=
82)
[Eye-Fi instellingen] (=
91)
Datum en tijd
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Selecteer [Datum/Tijd] en druk op de
knop <m>.
Druk op de knop <q><r> om een item
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen <o><p> om de instelling te
wijzigen.
Certificatielogo’s controleren
Sommige logo’s voor certificatievereisten waaraan de camera voldoet,
kunnen op het scherm worden bekeken. Andere certificatielogo’s staan
in deze handleiding afgedrukt, op de verpakking van de camera, of op de
camerabehuizing.
Selecteer [Certificaatlogo weergeven] en
druk op de knop <m>.
79
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Standaardwaarden herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Selecteer [Reset alle] en druk op de
knop <m>.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
De volgende functies worden niet hersteld naar de standaardinstellingen.
- [3]-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (=
12), [Tijdzone] (=
77),
[Taal
] (=
14) en [Video Systeem] (=
82)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt vastgelegd
(=
52)
- Opnamemodus (=
41)
80
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
7
Accessoires
Gebruik de bijgesloten accessoires efficiënt en haal
meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires
en andere apart verkrijgbare, compatibele accessoires
Optionele accessoires ............81
Optionele accessoires
gebruiken ................................82
Beelden afdrukken ..................84
Een Eye-Fi-kaart
gebruiken ................................91
4
81
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Flitseenheid
Krachtige flitser HF-DC2
Externe flitser voor de belichting van
onderwerpen die buiten het bereik van de
ingebouwde flitser zijn.
U kunt ook de krachtige flitser HF-DC1
gebruiken.
Overige accessoires
AV-kabel AVC-DC400
Als u de camera aansluit op een televisie,
kunt u uw opnamen afspelen op een
groter scherm.
Interfacekabel IFC-400PCU
Om de camera op een computer of
printer aan te sluiten.
Printers
PictBridge-compatibele printers
van Canon
U kunt zonder computer beelden
afdrukken als u uw camera aansluit op
een PictBridge-compatibele printer van
Canon. Ga voor meer informatie naar
een Canon-dealer bij u in de buurt.
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. De verkrijgbaarheid
varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet meer verkrijgbaar.
Voedingen
Batterij NB-11L
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Lader voor batterij NB-11L
De batterij bevat een handig klepje dat u kunt aansluiten om de oplaadstatus
eenvoudig te controleren. Plaats het klepje zodat zichtbaar is op een
opgeladen batterij, en plaats het zodat niet zichtbaar is op een niet-
opgeladen batterij.
CB-2LD wordt ook ondersteund.
Voedingsadapterset ACK-DC90
Hiermee kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
printer of computer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt
in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
82
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
3 Schakel de tv in en stel deze in
op de video-ingang.
Stel de tv-ingang in op de video-ingang
waarop u in stap 2 de kabel hebt
aangesloten.
4 Schakel de camera in.
Druk op de knop <1> om de camera
aan te zetten.
De camerabeelden worden nu
weergegeven op de tv. (Het
camerascherm blijft leeg.)
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
Correcte weergave is alleen mogelijk als de video-uitvoerindeling
van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan die van de televisie. Om
de video-uitvoerindeling te wijzigen, drukt u op de knop <n>
selecteert u [Video Systeem] op het tabblad [3].
Foto’s Films
Optionele accessoires gebruiken
Foto’s Films
Afspelen op een tv
Met de afzonderlijk verkrijgbare AV-kabel AVC-DC400 kunt u de camera
aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter scherm
terwijl u de camera bedient.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de
aansluiting en over het wijzigen van de ingangen.
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven op de tv (=
99).
1 Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
2 Sluit de camera aan op de tv.
Steek de kabelstekker volledig in
de video-ingangen van de tv, zoals
weergegeven.
Open het klepje van de camera-
aansluiting en steek de kabelstekker er
volledig in.
Zwart of wit
Geel
Geel
Zwart
83
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
4 Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes
aan terwijl u het naar binnen schuift,
totdat het vastklikt (
).
5 Sluit het netsnoer aan.
Sluit de adapterstekker aan op de kabel
van de gelijkstroomkoppeling.
Sluit het ene uiteinde van het netsnoer
aan op de compacte voedingsadapter en
steek vervolgens het andere uiteinde in
een stopcontact.
Schakel de camera in en gebruik deze
zoals u wilt.
Als u klaar bent, schakelt u de camera
uit en haalt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Haal de adapter of het netsnoer niet weg terwijl de camera nog is
ingeschakeld. Daarmee kunt u de opnamen wissen of de camera
beschadigen.
Sluit de adapter of het adaptersnoer niet aan op andere
voorwerpen. Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg
hebben.
Foto’s Films
De camera voeden via het lichtnet
Als u de camera voedt via de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset
ACK-DC90, hoeft u niet meer te letten op de resterende batterijlading.
1 Zorg dat de camera is
uitgeschakeld.
2 Open het klepje.
Volg stap 2 in “De batterij en
geheugenkaart plaatsen” (=
11) om het
klepje van geheugenkaart/batterijhouder
te openen, en vervolgens het klepje van
de kabelpoort te openen, zoals wordt
weergegeven.
3 Plaats de koppeling.
Plaats de gelijkstroomkoppeling in
de aangegeven richting, net als een
batterij (volg stap 3 in “De batterij en
geheugenkaart plaatsen” (=
11)).
Zorg dat de koppelingkabel door de poort
wordt geleid.
Aansluitpunten
Kabelpoort
gelijkstroomkoppeling
84
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
4 Schakel de camera in.
Druk op de knop <1> om de camera
aan te zetten.
5 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te selecteren.
6 Open het afdrukscherm.
Druk op de knop <m>, kies [c]
en druk nogmaals op de knop <m>.
7 Druk het beeld af.
Druk op de knop <o><p> om [Print]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
Het afdrukken start nu.
Als u andere beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stappen 5 en 6 nadat het
afdrukken is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de kabel.
Zie “Printers” (=
81) voor PictBridge-compatibele printers van Canon
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Foto’s Films
Beelden afdrukken
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten op
een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken in serie,
bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen voorbereiden of
beelden afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding van
de printer voor aanvullende informatie.
Foto’s
Eenvoudig afdrukken
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken als u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp van de
meegeleverde USB-kabel.
1 Zorg dat de camera en de
printer zijn uitgeschakeld.
2 Sluit de camera aan op de
printer.
Open het klepje. Houd de kleinste
kabelstekker in de getoonde richting, en
steek de stekker volledig in de aansluiting
op de camera.
Sluit de grote kabelstekker aan op de
printer. Raadpleeg de handleiding van
de printer voor meer informatie over de
aansluiting.
3 Schakel de printer in.
85
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken (Trimmen)
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste
beeldgebied afdrukken in plaats van het hele beeld.
1 Selecteer [Trimmen].
Voer eerst stap 1 in “Afdrukinstellingen
configureren” (=
85) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop <m>.
Er verschijnt een kader voor bijsnijden dat
het af te drukken beeldgebied aanduidt.
2 Pas het kader naar wens aan.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Om het kader te verplaatsen drukt u op
de knoppen <o><p><q><r>.
Om het kader te draaien, drukt u op de
knop <m>.
Druk op de knop <n>, druk op de
knoppen <o><p> om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op de knop <m>.
3 Druk het beeld af.
Voer stap 7 in “Eenvoudig afdrukken”
(=
84) uit om af te drukken.
Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde verhoudingen.
Datums worden wellicht niet goed afgedrukt als u beelden bijsnijdt
die zijn opgenomen met de instelling [Datumstemp.
].
Foto’s
Afdrukinstellingen configureren
1 Open het afdrukscherm.
Voer de stappen 1–6 in “Eenvoudig
afdrukken” (=
84) uit om het scherm
links te openen.
2 Configureer de instellingen.
Druk op de knoppen <o><p> om een
item te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen <q><r> om een optie
te selecteren.
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Datum Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een
bestandsnummer.
Beide
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum
en een bestandsnummer.
Uit
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de
afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal af te drukken
exemplaren.
Trimmen
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven dat u wilt
afdrukken (=
85).
papier inst.
Hiermee geeft u het papierformaat, de indeling en
andere gegevens op (=
86).
86
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Beschikbare indelingsopties
Default Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege ruimte eromheen.
Randloos Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto’s af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met een resolutie L.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukformaten.
Foto’s
Id-foto’s afdrukken
1 Selecteer [ID Foto]
Voer de stappen 1-4 in “Het
papierformaat en de indeling selecteren
vóór het afdrukken” (=
86) uit, kies
[ID Foto] en druk op de knop <m>.
2 Selecteer de lengte van de lange
en de korte zijde.
Druk op de knoppen <o><p> om een
item te kiezen. Kies de lengte door op
de knoppen <q><r> te drukken en druk
vervolgens op de knop <m>.
Foto’s
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het
afdrukken
1 Selecteer [papier inst.]
Voer eerst stap 1 in “Afdrukinstellingen
configureren” (=
85) uit om het
afdrukscherm te openen, kies [papier
inst.] en druk op de knop <m>.
2 Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen <o><p> om een
optie te selecteren en druk vervolgens op
de knop <m>.
3 Selecteer een papiersoort.
Druk op de knoppen <o><p> om een
optie te selecteren en druk vervolgens op
de knop <m>.
4 Selecteer een indeling.
Druk op de knoppen <o><p> om een
optie te selecteren.
Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u
op de knoppen <q><r> om het aantal
beelden per vel op te geven.
Druk op de knop <m>.
5 Druk het beeld af.
87
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Afdrukopties voor films
Enkel Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval afgedrukt
op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt op [Aan], kunt u ook
het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor het kader
afdrukken.
Om een lopende afdruktaak te annuleren, drukt u op de knop <m>.
[ID Foto] en [Reeks] zijn niet beschikbaar voor PictBridge-compatibele printers
van Canon CP720/CP730 en ouder.
Foto’s
Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)
U kunt op de camera instellingen kiezen voor afdrukken in serie (=
89)
en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op een
geheugenkaart en configureer de nodige instellingen, zoals het aantal
exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze voorbereidt,
voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Foto’s
Afdrukinstellingen configureren
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum of
bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven. Deze
instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
Druk op de knop <n> en selecteer
[Print instellingen] op het tabblad [2].
Selecteer en configureer de gewenste
instellingen (=
27).
3 Selecteer het afdrukgebied.
Voer stap 2 in “Beelden bijsnijden vóór
het afdrukken (Trimmen)” (=
85) uit
om het afdrukgebied te selecteren.
4 Druk het beeld af.
Films
Filmscènes afdrukken
1 Open het afdrukscherm.
Voer de stappen 1–6 in “Eenvoudig
afdrukken” (=
84) uit om een film
te kiezen. Het scherm links wordt
weergegeven.
2 Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen <o><p> om
[
] te kiezen en druk vervolgens op de
knoppen <q><r> om de afdrukmethode
te kiezen.
3 Druk het beeld af.
88
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
1 Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop <n> en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad [2].
Druk vervolgens op de knop <m>.
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
U kunt nu het aantal af te drukken
exemplaren opgeven.
Als u indexafdrukken opgeeft
voor het beeld, wordt hierbij een
pictogram [
] geplaatst. Druk nogmaals
op de knop <m> om indexafdrukken te
annuleren voor het beeld. [
] wordt niet
meer weergegeven.
3 Geef het aantal afdrukken op.
Druk op de knoppen <o><p> om het
aantal afdrukken op te geven (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken van
andere beelden in te stellen en het aantal
afdrukken van elk beeld op te geven.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af
te drukken beelden selecteren, via stap 2.
Als u klaar bent, drukt u op de knop
<n> om terug te keren naar het
menuscherm.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Index
Hiermee drukt u meerdere verkleinde beelden
per vel af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als
indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met
de opnamedatum.
Uit
File No.
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met het
bestandsnummer.
Uit
Wis DPOF data
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden na het
afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
[
] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn geconfigureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Als u [Datum] instelt op [Aan], drukken sommige printers de datum
wellicht tweemaal af.
Als u [Index] opgeeft, kunt u wellicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen voor zowel
[Datum] als [File No.].
De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met de
instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad [3]. U opent dit tabblad door
op de knop <n> te drukken (=
12).
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-compatibele
printers van Canon (afzonderlijk verkrijgbaar).
89
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Beelden toevoegen aan een fotoboek
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te
selecteren op een geheugenkaart en deze te importeren in de software op
uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen. Deze functie
is handig wanneer u online afgedrukte fotoboeken bestelt of wanneer
u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer.
Een selectiemethode selecteren
Druk op de knop <n>, kies
[Fotoboek instellen] op het tabblad [1]
en kies vervolgens hoe u de beelden wilt
selecteren.
[ ] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn geconfigureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
Raadpleeg nadat u beelden op uw computer hebt geïmporteerd ook de
Softwarehandleiding (=
18) en de handleiding van de printer voor meer
informatie.
Foto’s
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Voer stap 1 in “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (=
88) om
[Sel. alle beelden] te selecteren en druk
op de knop <m>.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.
Foto’s
Alle beelden in de printlijst wissen
Voer stap 1 in “Afdrukinstellingen voor
afzonderlijke beelden” (=
88) uit om
[Wis alle selecties] te selecteren en druk
op de knop <m>.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.
Foto’s
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst (DPOF)
Als er afbeeldingen aan de printlijst
zijn toegevoegd (=
87 –
89),
wordt het scherm links weergegeven
wanneer u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer. Druk
op de knoppen <o><p> om [Print nu]
te selecteren, en druk vervolgens op
de knop <m> om de beelden in de
afdruklijst af te drukken.
Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het
volgende beeld.
90
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Foto’s
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Volg de stappen in “Een selectiemethode
selecteren” (=
89), kies [Sel. alle
beelden] en druk op de knop <m>.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
Foto’s
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Volg de stappen in “Een selectiemethode
selecteren” (=
89), kies [Wis alle
selecties] en druk op de knop <m>.
Druk op de knoppen <q><r> om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop <m>.
Foto’s
Afzonderlijke beelden toevoegen
1 Selecteer [Selectie].
Volg de stappen in “Een selectiemethode
selecteren” (=
89), kies [Selectie] en
druk op de knop <m>.
2 Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen <q><r> om een
beeld te kiezen en druk vervolgens op
de knop <m>.
[ ] wordt weergegeven.
Druk nogmaals op de knop <m> om
het beeld te verwijderen uit het fotoboek.
[
] wordt niet meer weergegeven.
Herhaal deze procedure om andere
beelden op te geven.
Als u klaar bent, drukt u op de
knop <n> om terug te keren
naar het menuscherm.
91
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
U kunt de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart in de camera controleren
in het opnamescherm (in de normale informatieweergave) of het
afspeelscherm (in de korte informatieweergave).
(Grijs) Niet verbonden Onderbroken
(Knippert wit)
Er wordt verbinding
gemaakt
Geen communicatie
(Wit) Verbonden
Fout bij ophalen van
Eye-Fi-kaartinfo*
2
(Bewegend) Lopende overdracht*
1
*1 Tijdens de beeldoverdracht wordt de spaarstand (=
24) op de camera tijdelijk
uitgeschakeld.
*2 Herstart de camera. Als het pictogram steeds terugkomt, is er wellicht een probleem
met de kaart.
Beelden met een pictogram [ ] zijn overgedragen.
Verbindingsgegevens controleren
U kunt indien nodig het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van
de Eye-Fi-kaart controleren.
Druk op de knop <n> en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad [3].
Druk vervolgens op de knop <m>.
Selecteer [Verbindingsinfo] en druk op de
knop <m>.
Het scherm met verbindingsinformatie
wordt weergegeven.
Foto’s Films
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, controleert u altijd of dit op uw locatie
is toegestaan (=
2).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt
u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of
uploaden naar een website voor gedeelde foto’s.
De beelden worden overgedragen via de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over
het voorbereiden en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de kaart of neemt u contact
op met de fabrikant.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
- Zelfs als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit], kan de Eye-Fi-kaart nog
steeds radiogolven uitzenden (=
92). Verwijder de Eye-Fi-kaart
als u een ziekenhuis, vliegtuig of ander gebied betreedt waar
overdracht verboden is.
- Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert
u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de
handleiding van de kaart voor meer informatie.
- Bij een slechte Eye-Fi-verbinding kan de overdracht van beelden
erg lang duren en kan de beeldoverdracht soms worden
onderbroken.
- Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet
worden.
- Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
- De camera kan erg traag gaan werken. Dit kunt u wellicht oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
92
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
Configureer de instelling als volgt om de Eye-Fi-overdracht via de kaart uit
te schakelen, indien nodig.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop <n> en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad [3].
Druk vervolgens op de knop <m>.
Selecteer achtereenvolgens
[Eye-Fi trans.] en [Uit].
[Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergegeven als er een
Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst en als het schuifje voor
schrijfbeveiliging niet in de vergrendelstand staat. Daarom kunnen
instellingen niet worden gewijzigd voor een geplaatste Eye-Fi-kaart
als het schuifje in de vergrendelstand staat.
93
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
8
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
Problemen oplossen ...............94
Berichten op het scherm ........96
Informatie op het scherm .......98
Functies en menutabellen ....100
Voorzorgsmaatregelen .........104
Specificaties ..........................104
4
94
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen.
Bij helder licht kan het scherm donker worden.
Bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u een opname maakt met een heldere lichtbron, kan er een paarsachtige band
verschijnen op het scherm.
Er is geen datumstempel aan de beelden toegevoegd.
Configureer de instelling [Datumstemp. ] (=
36). Datumstempels worden niet
automatisch aan beelden toegevoegd, maar alleen als u de instelling [Datum/Tijd]
hebt geconfigureerd (=
78).
Datumstempels worden niet toegevoegd in opnamemodi (=
100) waarbij deze
instelling niet kan worden geconfigureerd (=
36).
[h] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt
en opnemen is niet mogelijk (=
31).
[ ] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (=
35).
Stel de flitsermodus in op [h] (=
57).
Verhoog de ISO-waarde (=
51).
De opnamen zijn niet scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (=
25).
Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (=
105).
Stel [Lampinstelling] in op [Aan] (=
39).
Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (=
55,
56).
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet
scherp wanneer de ontspanknop half wordt indrukt.
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen, probeert
u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te plaatsen voordat
u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop meerdere malen half in te
drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
Stel de flitsermodus in op [h] (=
57).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (=
49).
Pas het contrast aan met i-Contrast (=
51,
71).
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij is opgeladen (=
10).
Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (=
11).
Controleer of het klepje van geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (=
11).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een
beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in
contact komen met metalen voorwerpen.
Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De batterij is gezwollen.
Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de batterij
echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact
opnemen met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven op
een tv (=
82).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (=
14) de ontspanknop half in (=
25).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (=
25).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
95
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart
die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken
tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de films op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnameduur (=
75,
105).
[ ] verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel genoeg
naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende maatregelen:
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (=
75).
Verlaag de beeldkwaliteit (=
38).
Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt (=
105).
In- en uitzoomen is niet mogelijk.
In- en uitzoomen is niet mogelijk als u films opneemt in de modus [ ] (=
44).
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
U kunt mogelijk geen beelden of films afspelen als u de bestandsnaam of
mapstructuur hebt gewijzigd via een computer. Raadpleeg de Softwarehandleiding
(=
18) voor informatie over mapstructuur en bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (=
75).
Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u films afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
Als u films afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er kaders
wegvallen en kan het geluid haperen.
Geluid wordt niet weergegeven tijdens films.
Pas het volume aan (=
62) als [mute] is geactiveerd (=
74) of als het geluid
van de film zwak is.
Bij films die zijn opgenomen in de modus [
] (=
44) wordt geen geluid
weergegeven, omdat in deze modus geen geluid wordt opgenomen.
Gebruik AE lock of spotmeting (=
50).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
Stel de flitsermodus in op [!] (=
35).
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (=
49).
Gebruik AE lock of spotmeting (=
50).
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geflitst (=
31).
Maak de opname binnen het bereik van de flits (=
105).
Verhoog de ISO-waarde (=
51).
De onderwerpen in geflitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn
vervaagd.
Maak de opname binnen het bereik van de flits (=
105).
Stel de flitsermodus in op [!] (=
35).
Er verschijnen witte stippen of andere beeldartefacts in geflitste opnamen.
Dit komt doordat het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
Verlaag de ISO-waarde (=
51).
Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamemodi leiden tot korrelige beelden.
De onderwerpen hebben rode ogen (=
37).
Zet [Lampinstelling] op [Aan] (=
39) om het licht voor rode-ogenreductie (=
4)
te activeren in geflitste foto’s. Denk erom dat u geen opname kunt maken terwijl het
licht voor rode-ogenreductie brandt (dit is ongeveer 1 seconde), omdat het licht rode
ogen tegengaat. U krijgt de beste resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor
rode-ogenreductie kijken. Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of
dichter bij het onderwerp te gaan.
Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (=
72).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continu-opnamen gaat langzamer.
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (=
75).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies per
opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnamemenu” (=
100 –
102).
96
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Berichten op het scherm
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Geen geheugenkaart
Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw en in de juiste richting (=
11).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel
het schuifje voor de schrijfbeveiliging (=
11).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (=
11).
Geheugenkaart fout (=
75)
Neem contact op met een helpdesk van de klantenondersteuning van Canon
(=
11) indien dezelfde foutmelding blijft verschijnen, zelfs nadat u een
ondersteunde geheugenkaart hebt geformatteerd (=
2).
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken
(=
29,
40,
48) of beelden te bewerken (=
70 –
72). Wis de overbodige
beelden (=
68) of plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte (=
11).
Laad de batterij op (=
10)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (=
66)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV
afspelen/Kan geen MP4 afspelen/RAW
Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden afgespeeld.
Geheugenkaart
De geheugenkaart wordt niet herkend.
Herstart de camera met de geheugenkaart erin (=
11).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als volgt de
overdrachtsnelheid te verlagen:
Druk op de knop <1> om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop <n>
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de knoppen <o> en <
m
>. Druk in het volgende
scherm op de knoppen <q><r> om [B] te kiezen. Druk daarna op de knop <m>.
Eye-Fi-kaarten
Kan geen beelden overdragen (=
91).
97
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
bestandsfout
Foto’s die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd met
computersoftware, kunt u wellicht niet correct afdrukken (=
84), zelfs als de
camera is aangesloten op de printer.
Print fout
Controleer de instelling voor het papierformaat (=
86). Als dit bericht wordt
weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de
instellingen opnieuw op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag om
een vervangend inktabsorptiekussen.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan Niet
Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die met
een andere camera zijn gemaakt. Denk erom dat functies met een sterretje (*) niet
beschikbaar zijn voor films.
Vergroten* (=
65), Roteren (=
69), Bewerken* (=
70 –
72), Afdruklijst*
(=
87) en Fotoboek instellen* (=
89).
Selectielimiet bereikt
De instellingen voor de printlijst (=
87) of voor de fotoboekinstellingen (=
89)
konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden
en probeer het opnieuw .
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het te grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart rechtstreeks in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt, omdat
het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de kaart en
het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn bereikt. Wijzig
in het menu [3] de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (=
76) of formatteer de
geheugenkaart (=
75).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het beeld
mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk van
Canon Klantenondersteuning.
98
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
i-Contrast (=
51)
Raster (=
58)
AE lock (=
50),
FE-vergrendeling
(=
57)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Zoombalk (=
98)
Knipperdetectie
(=
38)
Tijdzone (=
77)
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende
niveau van de batterij aangeeft.
Scherm Details
Voldoende opgeladen
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen
(Knippert rood)
Bijna leeg; batterij moet worden opgeladen
[Laad de batterij op] Leeg; batterij moet NU worden opgeladen
Informatie op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterijniveau
(=
98)
Witbalans (=
52)
Transportmodus
(=
53)
Eco-modus
(=
36,
58)
Zelfontspanner
(=
34)
Waarschuwing:
camera beweegt
(=
31)
Meetmethode
(=
50)
Eye-Fi-
verbindingsstatus
(=
91)
Resolutie (=
37)
Aantal opnamen
(=
105)
Filmkwaliteit
(=
38)
Resterende tijd
(=
105)
Digitale
zoomvergroting
(=
33)
AF-kader (=
54)
Scherpstelbereik
(=
53,
54),
AF lock (=
56)
Opnamemodus
(=
100), Com-
positiepictogram
(=
32)
Flitsermodus
(=
35,
57)
Rode-ogencorrectie
(=
37)
Datumstempel
(=
36)
ISO-waarde
(=
51)
99
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als u beelden bekijkt
op een tv (=
82).
Overzicht van filmbedieningspaneel in “Bekijken” (=
62)
Afsluiten
Afspelen
Slow motion (Druk op de knoppen <q><r> om de afspeelsnelheid aan te
passen. Er wordt geen geluid afgespeeld.)
Terug springen* (Om verder terug te springen, houdt u de knop <m>
ingedrukt.)
Vorig beeld (Om snel terug te spoelen, houdt u de knop <m> ingedrukt.)
Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop <m> ingedrukt.)
Vooruit springen* (Om verder vooruit te springen, houdt u de knop <m>
ingedrukt.)
c
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-compatibele
printer (=
84).
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Om tijdens het afspelen van films vooruit of achteruit te springen, drukt u op de
knoppen <q><r>.
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Films
(=
30,
62)
Opnamemodus
(=
100)
ISO-waarde
(=
51),
afspeelsnelheid
(=
44)
Belichtingscom-
pensatieniveau
(=
49)
Witbalans (=
52)
Histogram (=
63)
Beeld bewerken
(=
70 –
72)
Resolutie (=
37),
MOV (films)
Overdracht via
Eye-Fi (=
91)
Batterijniveau
(=
98)
Meetmethode
(=
50)
Mapnummer
bestandnummer
(=
76)
Nummer huidig
beeld / totaal aantal
beelden
Sluitertijd (foto’s),
Beeldkwaliteit /
aantal beelden
(films) (=
38)
Diafragmawaarde
Flitser (=
57)
Scherpstelbereik
(=
53,
54)
Bestandsgrootte
Foto’s: Resolutie
(=
105)
Films: Afspeeltijd
(=
105)
Beveiligen (=
66)
Rode-ogencorrectie
(=
37,
72)
i-Contrast
(=
51,
71)
Opnamedatum/-tijd
(=
12)
100
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Opname-
modus
Functie
G I
PtN
Flitser (=
35,
57)
O O O OOOOOOOOOOO
––
h
OO
OO
OOOOOOO
O
Z
*1
OO
–––––––––––––
!
O O O OOOOOOOOOOOOO
AE lock/
FE-vergrendeling*
2
(=
50,
57)
O
–––––––––––––
AF lock (=
56)
OO
––––––––––––
O
Eco-modus (=
36,
58)
Aan/Uit
O O O OOOOOOOOOOOOO
Schermweergave
Geen informatie-
weergave
OO
OO
O
––––
OOOOO
Informatieweer-
gave
O O O OOOOOOOOOOOOO
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
*1 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar [Z].
*2 FE-vergrendeling niet beschikbaar in de flitsermodus [!].
101
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opname-
modus
Functie
G I
PtN
Resolutie (=
37)
OOO
OO
OOOOOOOOO
OO
––
OO
–––––––
OOO
–––
O
––
O
–––––––––
OO
––
OO
–––––––
OOO
OO
––
OO
––
O
––––
OOO
Filmkwaliteit (=
38)
O O O OOOOO
*4
OOOOOOO
Scherpstelbereik (=
53,
54)
O O O OOOOOOOOOOOOO
e u
OOOO
OOOOOOOO
O
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
*1 Instellingen [Donker - Licht].
*2 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi zonder selectie van het aantal
opnamen.
*3 Eén opname (kan niet worden gewijzigd) in modi zonder selectie van het aantal
opnamen.
*4 Synchroniseert met de ingestelde resolutie en wordt automatisch aangepast
(=
44).
Menu FUNC.
Opname-
modus
Functie
G I
PtN
Belichtingscompensatie
(=
49)
OO
*1
OOOOOOOOOOOOO
ISO-waarde (=
51)
O O O OOOOOOOOOOOO
O
––––––––––––
O
Witbalans (=
52)
O O O OOOOOOOOOOOOO
O
O
OO
––––––––
O
Transportmodus (=
53)
OOO
OOOOOOOOOOOO
–––
O
––––––––––––
O
––
O
OOOOOOOOO
Zelfontspanner (=
34)
O O O OOOOOOOOOOOOO
] [ $
OOOOO
OOOOOOOOOO
Instellingen voor zelfontspanner (=
35)
Vertraging*
2
OOOOO
OOOOOOOOOO
Beelden*
3
OOOOO
OOOOOOOOOO
Meetmethode (=
50)
O O O OOOOOOOOOOOOO
O
–––––––––––––
102
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opname-
modus
Functie
G I
PtN
Afbeelding direct bekijken (=
60)
Weer-
gave-
tijd
Uit/
Snel/
2 sec./
4 sec./
8 sec./
Vastzet-
ten
O O O OOOOOOOOOOOOO
Scherm-
info
Uit
O O O OOOOOOOOOOOOO
details
O O OOOOOOOOOOOOO
Knipperdetectie (=
38)
Aan
OOO
OOO
––––
OOO
––
Uit
O O O OOOOOOOOOOOOO
Raster (=
58)
Aan
O O OOOOOOOOOOOOO
Uit
O O O OOOOOOOOOOOOO
Datumstemp. (=
36)
Uit
O O O OOOOOOOOOOOOO
Datum/
Datum & Tijd
OOO
OO
–––––––
OOO
O
Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld.
Niet beschikbaar.
*1 Werking wanneer er geen gezichten zijn gedetecteerd, verschilt per opnamemodus.
*2 [Aan] wanneer bewegende onderwerpen worden gedetecteerd in de modus [
].
4 Opnamemenu
Opname-
modus
Functie
G I
PtN
AF Frame (=
54)
Gezichts-AiAf*
1
O O O OOOO
––
OOOOO
O
AF Tracking
OOOO
O
–––
OOOO
O
Centrum
OOOO
OO
OOOOOOO
Digitale Zoom (=
33)
Aan
OOO
OO
–––––––
OOO
Uit
O O OOOOOOOOOOOOO
AF-Punt Zoom (=
59)
Aan
O O OOOO
–––
OOOO
O
Uit
O O O OOOOOOOOOOOOO
Servo AF (=
55)
Aan
OOOO
O
–––
OOOO
––
Uit*
2
O O O OOOOOOOOOOOOO
Continu (=
56)
Aan
OOOOOO
OOOOOOO
O
Uit
OOOO
OOOOOOOOOO
Lampinstelling (=
39)
Aan
O O O OOOOOOOOOOO
O
Uit
O O O OOOOOOOOOOOOO
Rode-Ogen (=
37)
Aan
OO
OOOO
––––––
O
O
Uit
O O O OOOOOOOOOOO
O
i-Contrast (=
51)
Auto
OO
–––
O
–––––––––
Uit
O O OOO
OOOOOOOOO
103
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
2 Print menu
Item Zie pagina Item Zie pagina
Print
Wis alle selecties
=
89
Sel. beeld & aantal
=
88
Print instellingen
=
87
Sel. alle beelden
=
89
Afspeelmodus menu FUNC.
Item Zie pagina Item Zie pagina
Roteren
=
69
Film afspelen
=
62
Beveilig
=
66
Beeld zoeken
=
64
Print
=
87
Diavoorstelling
=
65
3 Menu instellen
Item Zie pagina
Item Zie pagina
mute
=
74
Formateren
=
75
Volume
=
74
Bestandsnummering
=
76
Hints en tips
=
74
Maak folder
=
76
Datum/Tijd
=
12
Video Systeem
=
82
Tijdzone
=
77
Eye-Fi instellingen
=
91
Lens intrekken
=
76
Certificaatlogo
weergeven
=
78
spaarstand
=
24,
77
Taal
=
14
LCD Helderheid
=
74
Reset alle
=
79
opstart scherm
=
75
1 Menu afspelen
Item Zie pagina Item Zie pagina
Diavoorstelling
=
65
Rode-Ogen Corr.
=
72
Wissen
=
68
Veranderen
=
70
Beveilig
=
66
Autom. draaien
=
70
Roteren
=
69
Ga verder
=
62
Fotoboek instellen
=
89
Overgang
=
62
i-Contrast
=
71
104
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Specificaties
Effectieve pixels in
de camera (max.)
Ongeveer 16 miljoen pixels
Focuslengte lens
5x zoom: 5.0 (G) – 25.0 (T) mm
(equivalent aan 35 mm-film: 28 (G) – 140 (T) mm)
LCD-monitor
Kleuren-TFT LCD 6,8 cm (2,7 in)
Effectieve pixels: ongeveer 230.000 pixels
Bestandsformaat
Design rule for Camera File system, compatibel met DPOF
(versie 1.1)
Gegevenstype
Foto’s: Exif 2.3 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens: Linear
PCM (mono))
Interface
Hi-speed USB
Analoge audio-uitgang (mono)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Stroombron
Batterij NB-11L
Voedingsadapterset ACK-DC90
Afmetingen
(gebaseerd op
CIPA-normen)
97,7 x 56,0 x 20,9 mm
Gewicht (gebaseerd
op CIPA-normen)
Ongeveer 125 g (inclusief batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 110 g (alleen camerabody)
Voorzorgsmaatregelen
De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Dit kan
leiden tot storing of verlies van beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft
u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje. Niet hard
wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als het
schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de helpdesk
van Canon Klantenondersteuning.
Er kan condensatie ontstaan op de camera na plotselinge
temperatuursveranderingen (wanneer de camera wordt verplaatst van
een koude naar een warme omgeving). U kunt dit voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie
ontstaat. Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan deze
beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht
tot het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Als u de batterij gedurende langere tijd wilt bewaren, gebruikt u de
resterende laadcapaciteit van de batterij op, verwijdert u deze uit de
camera en bewaart u deze in een plastic zak of gelijksoortige houder.
Wanneer u een gedeeltelijk opgeladen batterij lange tijd (ongeveer een
jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen
afnemen.
105
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Opnametijd per geheugenkaart
Beeldkwaliteit
Opnametijd per geheugenkaart
8 GB 32 GB
49 min. 15 sec. 3 uur 19 min. 00 sec.
1 uur 28 min. 53 sec. 5 uur 59 min. 05 sec.
De waarden in de tabel zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen
variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De opname stopt automatisch zodra de bestandsgrootte van een clip die wordt
opgenomen 4 GB is of wanneer de opnametijd ongeveer 29 minuten en 59 seconden
is (bij [
]) of ongeveer 1 uur (bij [ ]).
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Flitsbereik
Maximale groothoek (j)
50 cm – 3,0 m
Maximale telelens (i)
1,2 m – 2,0 m
Opnamebereik
Opnamemodus Scherpstelbereik
Maximale groothoek
(j)
Maximale telelens
(i)
3 cm – oneindig 1,2 m – oneindig
Andere modi
5 cm – oneindig 1,2 m – oneindig
e*
3 – 50 cm
u*
3 m – oneindig 3 m – oneindig
* Niet beschikbaar in bepaalde opnamemodi.
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd
Aantal opnamen Ongeveer 220
in de Eco-modus
Ongeveer 300
Opnameduur film*
1
Ongeveer 50 minuten
Continu-opnamen*
2
Ongeveer 1 uur en 30 minuten
Afspeeltijd Ongeveer 5 uur
*1 Tijden zijn gebaseerd op standaardinstellingen bij het uitvoeren van normale
handelingen, zoals opnemen, pauzeren, de camera in- en uitschakelen en zoomen.
*2 Beschikbare tijd voor herhaaldelijk opnemen van maximum filmlengte (tot opname
automatisch wordt gestopt).
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op richtlijnen voor
metingen van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen en de opnametijd
lager dan hierboven is aangegeven.
Aantal opnamen/tijd met een volledig opgeladen batterij.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Opnamepixels
Aantal opnamen per geheugenkaart (aantal opnamen
bij benadering)
8 GB 32 GB
(Groot)
16M/4608x3456
1903 7684
(Medium 1)
8M/3264x2448
3721 15020
(Medium 2)
2M/1600x1200
12927 52176
(Klein)
0.3M/640x480
40937 165225
(Breedbeeld)
4608x2592
2531 10219
De waarden in de tabel zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen
variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
106
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Batterij NB-11L
Type: Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning: 3,6 V gelijkstroom
Nominale capaciteit: 680 mAh
Oplaadcycli: Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur: 0 – 40 °C
Afmetingen: 34,6 x 40,2 x 5,2 mm
Gewicht: Ongeveer 13 g
Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE
Nominale invoer: 100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz)
8,0 VA, 0,07 A (100 V) – 0,04 A (240 V)
Nominale uitvoer: 4,2 V / 0,41 A
Oplaadduur: Ongeveer 2 uur (bij gebruik van NB-11L)
Oplaadlampje: Opladen: oranje / Volledig opgeladen: groen (systeem met
twee indicatielampjes)
Bedrijfstemperatuur: 5 – 40 °C
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen zonder kennisgeving
worden gewijzigd.
Snelheid continu-opnamen
Opnamemodus Snelheid
G
Ongeveer 0,8 beelden/sec.
Ongeveer 2,9 beelden/sec.
Sluitertijd
[ ]-modus, automatisch ingesteld
bereik
1 – 1/2000 sec.
Bereik in alle opnamemodi 15 – 1/2000 sec.
Diafragma
f/nummer f/2.8 / f/7.9 (G), f/6.9 / f/20 (T)
107
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
A
Aangepaste witbalans ......................... 52
Aansluiting ..................................... 82, 84
Accessoires ......................................... 81
AE lock ................................................ 50
Afdrukken ............................................ 84
AF-kaders ............................................ 54
AF lock................................................. 56
Afspelen Bekijken
AF Tracking ......................................... 55
AUTO-modus (opnamemodus) ..... 15, 30
AV-kabel .............................................. 82
B
Batterij
Niveau ........................................... 98
Opladen ......................................... 10
Spaarstand .................................... 24
Batterijen Datum/tijd
(datum/tijd-batterij)
Spaarstand .................................... 24
Batterijlader ........................................... 2
Beelden
Afspelen Bekijken
Beveiligen ...................................... 66
Wissen .......................................... 68
Beeldkwaliteit Compressieverhouding
(beeldkwaliteit)
Bekijken ............................................... 16
Beeld zoeken ................................ 64
Diavoorstelling ............................... 65
Enkelvoudige weergave ................ 16
Indexweergave .............................. 63
Tv-weergave ................................. 82
Vergrote weergave ........................ 65
Belichting
AE lock .......................................... 50
Compensatie ................................. 49
FE-vergrendeling ........................... 57
Bestandsnummering............................ 76
Beveiligen ............................................ 66
Bewerken
Het formaat van beelden
wijzigen ......................................... 70
i-Contrast ....................................... 71
Rode-ogencorrectie ....................... 72
Breedbeeld (resolutie) ......................... 37
C
Camera
Reset alle ...................................... 79
Centrum (modus AF Frame) ................ 55
Continu-opnamen maken .................... 53
Creatieve filters (opnamemodus) ........ 43
D
Datum/tijd
Datumstempels toevoegen ........... 36
Datum/tijd-batterij .......................... 13
Instellingen .................................... 12
Wereldklok..................................... 77
Wijzigen ................................... 13, 60
Diavoorstelling ..................................... 65
Digitale Zoom ...................................... 33
Directe effecten (opnamemodus) ........ 42
DPOF ................................................... 87
E
Eco-modus .................................... 36, 58
Extra levendig (opnamemodus)........... 43
Eye-Fi-kaarten ................................. 2, 91
F
FE-vergrendeling ................................. 57
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden) ............................. 38
Opnameduur ............................... 105
Fisheye-effect (opnamemodus) ........... 43
Flitser
Aan ................................................ 57
De flitser uitschakelen ................... 35
Focusvergrendeling ............................. 55
Fotoboek instellen ............................... 89
Foutmeldingen ..................................... 96
G
Geheugenkaarten .................................. 2
Opnameduur ............................... 105
Geluiden .............................................. 74
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) ........ 54
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) .................................. 46
H
Het formaat van beelden wijzigen ....... 70
I
i-Contrast ....................................... 51, 71
Indicator ............................................... 28
Inhoud van de verpakking ..................... 2
ISO-waarde ......................................... 51
K
Kleur (witbalans) .................................. 52
Knipperdetectie.................................... 38
L
Lange sluiter (opnamemodus) ............. 47
M
Macro (scherpstelmodus) .................... 53
Meetmethode....................................... 50
Menu
Basishandelingen .......................... 27
Tabel ............................................ 100
Menu FUNC.
Basishandelingen .......................... 26
Tabel .................................... 101, 103
Miniatuureffect (opnamemodus) .......... 44
Monochroom (opnamemodus) ............ 45
Index
108
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
Z
Zelfontspanner..................................... 34
2 seconden-zelfontspanner ........... 34
De zelfontspanner aanpassen ...... 35
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ............................ 46
Zoeken................................................. 64
Zoomen ................................... 15, 30, 33
O
Oneindig (scherpstelmodus)................ 54
Opnamen maken
Opnamedatum/-tijd Datum/tijd
Opname-informatie ....................... 98
P
P (opnamemodus) ............................... 49
PictBridge ...................................... 81, 84
Polsriem Riem
Portret (opnamemodus)....................... 41
Poster-effect (opnamemodus) ............. 43
Problemen oplossen ............................ 94
Programma automatische belichting ... 49
R
Raster ............................................ 58, 59
Reizen met de camera ........................ 77
Reset alle............................................. 79
Resolutie (beeldgrootte) ...................... 37
Riem ................................................ 2, 10
Rode-ogencorrectie ....................... 37, 72
Roteren ................................................ 69
S
Scherm
Menu Menu FUNC., Menu
Pictogrammen ......................... 98, 99
Weergavetaal ................................ 14
Scherpstelbereik
Macro ............................................ 53
Oneindig ........................................ 54
Scherpstellen
AF-kaders ...................................... 54
AF lock .......................................... 56
AF-Punt Zoom ......................... 59, 60
Servo AF ....................................... 55
SD/SDHC/SDXC-
geheugenkaarten Geheugenkaarten
Servo AF .............................................. 55
Sneeuw (opnamemodus) .................... 41
Spaarstand .......................................... 24
Speels effect (opnamemodus) ............. 45
Standaardwaarden Reset alle
Stereo AV-kabel ................................... 82
T
Transportmodus .................................. 53
Tv-weergave ........................................ 82
V
Vergrote weergave .............................. 65
Voeding Batterij
Batterijen
Compacte voedingsadapter
Set van batterij en oplader
Voedingsadapterset
Vuurwerk (opnamemodus) .................. 41
W
Weergavetaal ...................................... 14
Weinig licht (opnamemodus) ............... 41
Wereldklok ........................................... 77
Wissen ................................................. 68
Witbalans (kleur).................................. 52
109
1
2
3
4
5
6
7
8
Voorblad
Opmerkingen vooraf
en wettelijke informatie
Inhoudsopgave:
basishandelingen
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Smart Auto-
modus
Andere
opnamemodi
P-modus
Menu
Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Basishandleiding
Afspeelmodus
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN
DOOR EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Informatie over handelsmerken
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven door
Microsoft.
Over MPEG-4-licenties
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard
and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding
MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and
non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the
AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard
zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te
allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.

Documenttranscriptie

Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden Gebruikershandleiding NEDERLANDS • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door, met name het gedeelte “Veiligheidsmaatregelen”. • Door deze handleiding te lezen, leert u de camera correct te gebruiken. • Bewaar deze handleiding goed zodat u deze in de toekomst kunt raadplegen. • Klik op de knoppen rechtsonder om naar andere pagina’s te gaan. : Volgende pagina : Vorige pagina : Pagina voordat u op een koppeling hebt geklikt • Als u naar het begin van een hoofdstuk wilt gaan, klikt u op de titel van het hoofdstuk rechts. Ga naar bepaalde onderwerpen door op hun titels te klikken op de pagina’s met de titels van de hoofdstukken. © CANON INC. 2013 CEL-SU3HA280 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 1 Inhoud van de verpakking Compatibele geheugenkaarten Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking de onderstaande onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier. De volgende geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen, ongeacht de capaciteit, worden gebruikt. • SD-geheugenkaarten* • SDHC-geheugenkaarten* • SDXC-geheugenkaarten* Camera Batterij NB-11L • Eye-Fi-kaarten Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE * Kaarten die voldoen aan de SD-normen. Niet voor alle geheugenkaarten is de werking in deze camera geverifieerd. Over Eye-Fi-kaarten Polsriem WS-800 Introductiehandleiding • Een geheugenkaart is niet bijgesloten. Canon garantiesysteemboekje Er wordt niet gegarandeerd dat dit product Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht) ondersteunt. Als u een probleem hebt met een Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart. Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart niet toegestaan. Als u niet zeker weet of de kaart in een bepaald gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 2 Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie • Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. • De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Zie af van het onbevoegd maken van opnamen dat een overtreding is van het auteursrecht, en denk eraan dat, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik, het fotograferen in strijd kan zijn met het auteursrecht of andere wettelijke rechten op bepaalde voorstellingen of tentoonstellingen, of in bepaalde commerciële omstandigheden. • Meer informatie over de garantie voor uw camera vindt u in de garantieinformatie die bij uw camera wordt geleverd. Raadpleeg voor de Canon Klantenservice de contactgegevens in de garantie-informatie. • Hoewel het LCD-monitor onder productieomstandigheden voor uitzonderlijk hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de pixels voldoet aan de ontwerpspecificaties, kunnen pixels in zeldzame gevallen gebreken vertonen, of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn. Dit is geen teken van beschadiging van de camera en heeft geen invloed op de opgenomen beelden. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat u de camera gaat gebruiken. • De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt gebruikt. Dit is geen teken van beschadiging. 3 Voorblad Namen van onderdelen en conventies die in deze handleiding worden gebruikt Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden ON/OFF-knop Luidspreker Microfoon Zoomknop Flitser Opnamen maken: <i (telelens)> / Aansluiting statief <j (groothoek)> Klepje van geheugenkaart/ Afspelen: <k (vergroten)> / batterijhouder <g (index)> Kabelpoort gelijkstroomkoppeling Lens Riembevestigingspunt Ontspanknop AV OUT (audio/video-uitgang)/ Lampje DIGITAL-aansluiting • In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende cameraknoppen, waarop de pictogrammen zijn afgebeeld of die er op lijken, aan te duiden. • De onderstaande cameraknoppen en bedieningselementen worden met de volgende pictogrammen aangeduid: <o> Knop Omhoog aan de achterkant <q> Knop Links aan de achterkant <r> Knop Rechts aan de achterkant <p> Knop Omlaag aan de achterkant • Opnamemodi en pictogrammen en tekst op het scherm worden tussen haakjes weergegeven. Scherm (LCD-monitor) Filmknop Knop <A (Auto)> / <a (1 beeld wissen)> / Omhoog Knop < > / Links Indicator Knop <1 (Afspelen)> Knop < (Help)> Knop FUNC./SET Knop <h (Flitser)> / Rechts Knop <l (Weergave)> / Omlaag Knop <n> • : Wat u beslist moet weten : Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik • • =xx: Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx” voor een paginanummer) • De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de standaardinstellingen is ingesteld. • Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde geheugenkaarten. • De tabbladen boven namen geven aan of de functie wordt gebruikt voor foto’s, films of voor beide. Foto’s : Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het nemen of bekijken van foto’s. Films : Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het maken of bekijken van films. 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 4 Inhoudsopgave Inhoud van de verpakking ..............2 Compatibele geheugenkaarten ......2 Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie .......................................3 Namen van onderdelen en conventies die in deze handleiding worden gebruikt .............................4 Inhoudsopgave ..............................5 Inhoudsopgave: basishandelingen ...........................6 Veiligheidsmaatregelen ..................7 Basishandleiding.............. 9 Voordat u begint ...........................10 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen .................14 De camera testen ........................15 De software gebruiken .................18 Systeemoverzicht.........................21 Handleiding voor gevorderden ................... 23 1 Basishandelingen van de camera.............................23 Aan/Uit .........................................24 Ontspanknop ...............................25 Opties opnameweergave .............25 Menu FUNC. ................................26 5 Bekijken .......................................62 Door beelden bladeren en beelden filteren .......................63 Opties voor het weergeven van foto’s......................................65 Beelden beveiligen ......................66 Beelden wissen ............................68 Beelden roteren ...........................69 Foto’s bewerken...........................70 Menu MENU ................................27 Indicatorweergave .......................28 2 Smart Auto-modus ..............29 Opnamen maken (Smart Auto) ....30 Algemene, handige functies ........33 Functies voor de beeldaanpassing .....................37 Handige opnamefuncties .............38 De camerabewerkingen aanpassen ...................................39 3 4 6 7 Accessoires .........................80 Optionele accessoires .................81 Optionele accessoires gebruiken ... 82 Beelden afdrukken .......................84 Een Eye-Fi-kaart gebruiken .........91 P-modus ...............................48 Opnamen maken in de modus Programma automatische belichting ([P]-modus) ..................49 Helderheid van het beeld (Belichtingscompensatie) .............49 Kleur- en continu-opnamen maken ..........................................52 Opnamebereik en scherpstellen ...53 Flitser ...........................................57 De Eco-modus gebruiken ............58 Overige instellingen .....................58 Menu Instellingen ................73 Basisfuncties van de camera aanpassen ...................................74 Andere opnamemodi...........40 Specifieke scènes ........................41 Speciale effecten toepassen ........43 Speciale modi voor andere doeleinden ...................................46 Afspeelmodus......................61 8 Bijlage...................................93 Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Problemen oplossen ....................94 Berichten op het scherm ..............96 Informatie op het scherm .............98 Functies en menutabellen ..........100 Voorzorgsmaatregelen ...............104 Specificaties ...............................104 Index ..........................................107 5 Inhoudsopgave: basishandelingen 4 Een opname maken  Gebruik de door de camera bepaalde instellingen (Auto-modus) ........ 30 Goede opnamen van mensen maken I P Portretten (= 41) (Directe effecten).................................................................................. 42  Scherpstellen op gezichten ...................................................... 30, 41, 54  Zonder gebruik van de flitser (Flitser Uit) ............................................. 35  Een foto maken met uzelf erbij (zelfontspanner) ........................... 34, 46  Een datumstempel toevoegen ............................................................. 36 1 Een opname bekijken  Beelden bekijken (afspeelmodus) ........................................................ 62  Automatisch afspelen (Diavoorstelling) ................................................ 65  Op een tv.............................................................................................. 82  Op een computer ................................................................................. 18  Snel door beelden bladeren ................................................................. 63  Beelden wissen .................................................................................... 68 In de sneeuw (= 41) Specifieke scènes afstemmen t Weinig licht (= 41)  Beeldinstellingen aanpassen tijdens het maken van opnamen E Vuurwerk (= 41) Films opnemen/bekijken  Films opnemen..................................................................................... 30  Films bekijken (afspeelmodus) ............................................................ 62 c Speciale effecten toepassen Afdrukken  Foto’s afdrukken................................................................................... 84 Levendige kleuren (= 43) Poster-effect (= 43) Fisheye-effect (= 43) Miniatuureffect (= 44) Speels effect (= 45) Monochroom (= 45) Opslaan Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Beelden opslaan op een computer ...................................................... 18 6 Veiligheidsmaatregelen • Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door, voordat u het product gebruikt. Gebruik het product altijd op de juiste wijze. • De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina’s zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die u gebruikt. Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. • Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen. • Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. • Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. • Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. • Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om het product schoon te maken. • Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. • Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen. Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand. Als er vloeistoffen of vreemde voorwerpen in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met de leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice. • Gebruik alleen de aanbevolen batterij. • Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen weg met een droge doek. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. • Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact is geplaatst. • Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact komen met de contactpunten of stekker. De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan. De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen. 7 Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld aan schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen. • Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld. Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken. • Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt. Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben. • Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan direct zonlicht blootstaan; - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C; - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of kan de batterij ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere dag). Dit kan de beeldsensor beschadigen. verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen. • Verwijder de batterij en berg deze op wanneer u de camera niet gebruikt. Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen, zoals een stuk textiel. Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren. Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade. • Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. • Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de camera in uw tas stopt. • Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera. Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden. • Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen. Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes 8 Basishandleiding Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 4 Hierin staan de basisinstructies, van de eerste voorbereidingen voor het maken van foto’s tot afspelen en opslaan op een computer 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Voordat u begint ......................10 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen .........14 De camera testen ....................15 De software gebruiken ............18 Systeemoverzicht ....................21 9 Voordat u begint Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt. De riem bevestigen Voorblad De batterij opladen Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij aankoop van de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er dus voor dat u de batterij eerst oplaadt. Bevestig de riem. 1 Plaats de batterij.  Steek het uiteinde van de riem door de  Zorg eerst dat de markering ▲ op de opening van de riem ( ) en haal het andere uiteinde van de riem door het oog aan het draadeinde ( ). batterij overeenkomt met die op de oplader en plaats dan de batterij door deze naar binnen ( ) en naar beneden ( ) te drukken. 2 Laad de batterij op.  CB-2LF: Kantel de stekker naar CB-2LF De camera vasthouden  Doe de riem om uw pols.  Houd bij het maken van opnamen uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera stevig vast om te voorkomen dat deze beweegt. Laat uw vingers niet op de flitser rusten. CB-2LFE buiten ( ) en steek de oplader in een stopcontact ( ).  CB-2LFE: Sluit het netsnoer aan op de oplader en steek het andere uiteinde in een stopcontact.  Het oplaadlampje gaat oranje branden en het opladen begint.  Wanneer het opladen is voltooid, wordt het lampje groen. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 3 Verwijder de batterij.  Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen ( ) en omhoog ( ) te drukken. 10 Voorblad 2 Open het klepje. • Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij te beschermen en in goede staat te houden. • Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag u de lader of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten. Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg hebben. • Zie “Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd” (= 105) voor meer informatie over de oplaadduur, het aantal opnamen en de opnameduur met een volledig opgeladen batterij. • Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of vlak daarvoor. • De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.  Schuif het klepje naar buiten ( ) en open het ( ).  Duw de batterijvergrendeling in de Aansluitpunten Batterijvergrendeling  Plaats de geheugenkaart in de getoonde 1 Controleer het schuifje voor voor schrijfbeveiliging kunt u geen opnamen maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld (omlaag). Duw het schuifje omhoog totdat het op niet vergrendeld staat. richting van de pijl en plaats de batterij in de getoonde richting totdat hij vastklikt en is vergrendeld.  Als u de batterij verkeerd om plaatst, kan deze niet in de juiste positie worden vergrendeld. Controleer altijd of de batterij in de juiste richting is geplaatst en wordt vergrendeld. 4 Plaats de geheugenkaart. Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar). Denk eraan dat u, voordat u een nieuwe geheugenkaart (of een geheugenkaart die in een ander apparaat is geformatteerd) gaat gebruiken, de geheugenkaart met deze camera moet formatteren (= 75). schrijfbeveiliging van de kaart. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding 3 Plaats de batterij. De batterij en geheugenkaart plaatsen  Bij geheugenkaarten met een schuifje Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Etiket richting totdat deze vastklikt en is vergrendeld.  Controleer altijd of de geheugenkaart in de juiste richting is geplaatst. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 5 Sluit het klepje.  Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ). 11 • Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (= 105) voor richtlijnen over hoeveel opnamen of uren aan opnamen op één geheugenkaart passen. De batterij en geheugenkaart verwijderen Verwijder de batterij.  Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl.  De batterij wipt nu omhoog. Verwijder de geheugenkaart.  Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los.  De geheugenkaart wipt nu omhoog. De datum en tijd instellen Stel de datum en tijd als volgt in als het [Datum/Tijd] verschijnt wanneer u de camera aanzet. Informatie die u op deze manier opgeeft, wordt opgeslagen in de beeldeigenschappen wanneer u een foto maakt en wordt gebruikt bij het beheer van uw foto’s of wanneer u foto’s afdrukt met de datum erop. Desgewenst kunt u ook een datumstempel aan uw foto’s toevoegen (= 36). 1 Schakel de camera in.  Druk op de ON/OFF-knop.  Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt. 2 Stel de datum en tijd in.  Druk op de knoppen <q><r> om een optie te selecteren.  Druk op de knoppen <o><p> om de datum en tijd op te geven.  Als u klaar bent, drukt u op de knop <m>. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 3 Stel de tijdzone thuis in.  Druk op de knoppen <q><r> om de tijdzone thuis te selecteren. 12 Voorblad 4 Voltooi de instellingsprocedure.  Druk op de knop <m> om de instelling te voltooien. Het instellingenscherm wordt niet meer weergegeven.  Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm [Datum/Tijd] niet langer weergegeven.  Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit te schakelen. • Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt steeds als u de camera inschakelt, tenzij u de datum en tijd al hebt ingesteld. Geef de juiste informatie op. • Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u [ ] in stap 2 en vervolgens kiest u [ ] door op de knoppen <o><p> te drukken. De datum en tijd wijzigen Wijzig de datum en tijd als volgt. 1 Open het cameramenu.  Druk op de knop <n>. 2 Kies [Datum/Tijd].  Beweeg de zoomknop om het tabblad [3] te selecteren.  Druk op de knoppen <o><p> om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. 3 Wijzig de datum en tijd.  Volg stap 2 in “De datum en tijd instellen” (= 12) om de instellingen aan te passen.  Druk op de knop <n> om het menu te sluiten. • De datum/tijd-instellingen blijven tot ongeveer drie weken na het verwijderen van de batterij behouden dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij). • De datum/tijd-batterij wordt ongeveer in vier uur opgeladen nadat u een opgeladen batterij hebt geplaatst of de camera hebt aangesloten op een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar, = 81), zelfs als de camera is uitgeschakeld. • Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de camera inschakelt. Volg de stappen in “De datum en tijd instellen” (= 12) om de datum en tijd in te stellen. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 13 Weergavetaal U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen. 1 Open de afspeelmodus. De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen Als u de camera wilt weggooien, dient u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen en te recycleren overeenkomstig plaatselijke voorschriften.  Druk op de knop <1>. 1 Draai de schroeven van de behuizing los.  Open het klepje van de aansluitingen en draai de schroeven van de behuizing aan de zijkanten en de onderkant los. 2 Open het instellingenscherm.  Houd de knop <m> ingedrukt en druk dan op de knop <n>. 2 Verwijder de kleppen van de voor- en achterkant. 3 Stel de weergavetaal in.  Open het batterijklepje en verwijder de  Druk op de knoppen <o><p><q><r> om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>.  Nadat u de weergavetaal hebt ingesteld, wordt het instellingenscherm niet langer weergegeven. klep van de voorkant door deze vanaf de onderkant naar omhoog te klappen.  Verwijder de klep van de achterkant. Raak de flitser nooit aan! 3 Verwijder de batterij.  Verwijder de bovenkant zodanig dat de batterij kan worden verwijderd. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Raak de flitser nooit aan. Anders kunt u een elektrische schok krijgen door het hoge voltage. • U kunt de weergavetaal ook wijzigen door op de knop <n> te drukken en ] te selecteren op het tabblad [3]. [Taal Verwijder de camera alleen wanneer u de interne oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen, zodat u deze batterij kunt recycleren voordat u de camera weggooit. 14 Voorblad De camera testen Foto’s Films  Om in te zoomen en het onderwerp te Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of filmopnamen te maken en deze daarna te bekijken. Opnamen maken (Smart Auto) vergroten, duwt u de zoomknop naar <i> (telelens) en om uit te zoomen duwt u de knop naar <j> (groothoek). 4 Maak de opname. Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor specifieke composities. 1 Schakel de camera in.  Druk op de ON/OFF-knop.  Het opstartscherm wordt weergegeven. 2 Open de modus [ 3 Kies de compositie. Foto’s maken Stel scherp.  Druk de ontspanknop half in. Nadat is scherpgesteld hoort u tweemaal een pieptoon en worden AF-kaders weergegeven om aan te geven op welke beeldgebieden is scherpgesteld. ].  Druk meerdere malen op de knop <o> ] wordt weergegeven. totdat [  Richt de camera op het onderwerp. Terwijl de camera de compositie bepaalt, maakt deze een licht klikkend geluid.  Rechtsboven in het scherm verschijnt een compositiepictogram.  Kaders rond gedetecteerde onderwerpen geven aan dat de camera daarop is scherpgesteld. Maak de opname.  Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.  Wanneer de camera de opname maakt, hoort u het sluitergeluid en wanneer er weinig licht is, gaat de flitser automatisch af.  Houd de camera stil tot het sluitergeluid stopt.  De opname wordt pas weergegeven wanneer de camera gereed is voor de volgende opname. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 15 Voorblad Films opnemen Start met opnemen.  Druk op de filmknop. U hoort één Verstreken tijd pieptoon zodra de camera met de filmopname begint en op het scherm verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.  Zwarte balken aan de boven- en onderkant op het scherm geven aan welke gebieden niet worden opgenomen.  Kaders rond gedetecteerde gezichten geven aan dat de camera daarop is scherpgesteld.  Zodra de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de filmknop. 2 Blader door uw beelden.  Om het vorige beeld te bekijken, drukt u op de knop <q>. Om het volgende beeld te bekijken, drukt u op de knop <r>.  Houd de knoppen <q><r> ingedrukt om snel door de beelden te bladeren. Het beeld wordt daarbij onzuiver of korrelig weergegeven.  Films zijn herkenbaar aan het ]. Ga naar stap 3 als pictogram [ u films wilt afspelen. Voltooi de opname.  Druk nogmaals op de filmknop om het opnemen te stoppen. De camera piept tweemaal als de opname stopt. 3 Speel films af.  Druk op de knop <m>, druk op de Bekijken Na het maken van foto’s of het opnemen van films kunt u deze, zoals hieronder is beschreven, op het scherm bekijken. 1 Open de afspeelmodus.  Druk op de knop <1>.  Uw laatste opname wordt weergegeven. knoppen <o><p> om [ ] te selecteren en druk vervolgens opnieuw op de knop <m>.  Het afspelen begint en na de film ]. verschijnt [  Om het volume aan te passen, drukt u op de knoppen <o><p>. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de ontspanknop half in. 16 Voorblad Foto’s Beelden wissen U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden hersteld. 1 Selecteer het beeld dat u wilt wissen.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te selecteren. 2 Wis het beeld.  Druk op de knop <o>.  Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de knoppen <q><r> om [Wissen] te selecteren en vervolgens drukt u op de knop <m>.  Het huidige beeld wordt nu gewist.  Als u het wissen wilt annuleren, drukt u op de knoppen <q><r> om [Stop] te kiezen en drukt u vervolgens op de knop <m>. • U kunt ook alle beelden tegelijk wissen (= 68). Films Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Het menu Help openen Inhoudsopgave: basishandelingen Open beschrijvingen van scènes op het scherm die door de camera zijn gedetecteerd, opnameadvies en afspeelinstructies als volgt. Basishandleiding  Druk op de knop < > om het menu Help te openen.  Druk nogmaals op de knop < > om terug te keren naar het oorspronkelijke scherm.  In de opnamemodus wordt een beschrijving weergegeven van de scène die door de camera is gedetecteerd. Afhankelijk van de scène, wordt ook opnameadvies weergegeven.  Druk in de afspeelmodus op de knoppen <o><p> en kies een item. De zoomknop en knoppen worden weergegeven over de illustratie van de camera heen.  Kies een item en druk op de knop <r>. Er wordt een toelichting van het item weergegeven. Als u de toelichting verder wilt lezen, drukt u op de knoppen <o><p> om omhoog of omlaag te schuiven over het scherm. Druk op de knop <q> om terug te keren naar het linkerscherm. • Het menu Help kan ook worden gebruikt in andere opnamemodi dan [ en in die modi wordt het menu op dezelfde manier weergegeven als in de afspeelmodus. Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index ], 17 De software gebruiken De software, die kan worden gedownload van de Canon-website, komt hieronder aan bod, met instructies voor de installatie en de opslag van beelden op een computer. Software Nadat u de software van de Canon-website hebt gedownload en hebt geïnstalleerd, kunt u het volgende op uw computer doen. De software kan op de volgende computers worden gebruikt. Windows Besturingssysteem Computer CameraWindow  Beelden importeren en de camera-instellingen wijzigen ImageBrowser EX Processor  Beheer beelden: bekijk, zoek en orden  Druk beelden af en bewerk ze • Internettoegang is vereist. Eventuele providerkosten en kosten voor internettoegang moeten apart worden betaald. Softwarehandleiding Raadpleeg deze gids bij gebruik van de software. U opent de handleiding via het Help-systeem van de software (met uitzondering van bepaalde software). Voorblad Systeemvereisten RAM Macintosh Windows 8 Mac OS X 10.6 Windows 7 SP1 Mac OS X 10.7 Windows Vista SP2 Mac OS X 10.8*1 Windows XP SP3 Computers die gebruikmaken van bovengenoemde besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) met een ingebouwde USB-poort en een internetverbinding Foto’s Mac OS X 10.7 – 10.8: 1,6 GHz of hoger Core 2 Duo of hoger Films Mac OS X 10.6: Core 2 Duo 1,66 GHz of hoger Core Duo 1,83 GHz of hoger Foto’s Windows 8 (64-bits), Windows 7 (64-bits): 2 GB of meer Mac OS X 10.7 – 10.8: Windows 8 (32-bits), 2 GB of meer Windows 7 (32 bits), Mac OS X 10.6: 1 GB of meer Windows Vista: 1 GB of meer Windows XP: 512 MB of meer Films 1 GB of meer USB Interfaces Vrije ruimte op de 550 MB of meer*2 440 MB of meer*2 vaste schijf Scherm Resolutie van 1.024 x 768 of hoger Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index *1 Informatie over computermodellen die compatibel zijn met Mac OS X 10.8 vindt u op de website van Apple. *2 Inclusief Silverlight 5.1 (max. 100 MB). Voor Windows XP moet ook Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de prestaties van de computer. • Ga naar de Canon-website voor informatie over de recentste systeemvereisten, inclusief ondersteunde versies van besturingssystemen. 18 De software installeren Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt. U hebt het volgende nodig:  Computer  USB-kabel (op de camera: Mini-B) 1 Download de software.  Ga naar http://www.canon.com/icpd/ met behulp van een computer die verbinding heeft met internet.  Ga naar de site voor uw land of regio.  Download de software. 2 Start de installatie.  Open het gedownloade bestand.  Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. 3 Wanneer er een bericht wordt weergeven met het verzoek om de camera aan te sluiten, sluit u deze aan op een computer.  Open het klepje terwijl de camera is uitgeschakeld ( ). Steek de kleinste stekker van de USB-kabel in de aangegeven richting helemaal in de aansluiting van de camera ( ). Voorblad  Steek de grote steker van de USB-kabel in de USB-poort van de computer. Raadpleeg de computerhandleiding voor meer informatie over USB-aansluitingen op de computer. 4 Installeer de bestanden.  Schakel de camera in volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.  Er wordt een verbinding met internet tot stand gebracht om de software naar de nieuwste versie bij te werken en nieuwe functies te downloaden. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de prestaties van de computer en de aansluiting met internet.  Klik op [Finish/Voltooien] of [Restart/ Herstarten] in het scherm na de installatie.  Schakel de camera uit en koppel de kabel los. • U kunt de software gebruiken om de software naar de nieuwste versie bij te werken en nieuwe functies te downloaden via internet (met uitzondering van bepaalde software). • Nadat u de camera voor het eerst op de computer hebt aangesloten, worden er stuurprogramma’s geïnstalleerd. Daarom kan het enkele minuten duren voordat u camerabeelden kunt openen. • Omdat de inhoud en functies van de software variëren naargelang het cameramodel, moet u, als u meerdere camera’s hebt, elke camera gebruiken om de software ervan bij te werken naar de nieuwste versie. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 19 Voorblad Beelden opslaan op een computer Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt. Voor overige functies raadpleegt u het Help-systeem van de relevante software (met uitzondering van bepaalde software). 1 Sluit de camera aan op de computer.  Volg stap 3 in “De software installeren” (= 19) om de camera op de computer aan te sluiten. 2 Zet de camera aan om CameraWindow te openen.  Druk op de knop <1> om de camera aan te zetten.  Op een Macintosh-computer wordt CameraWindow weergegeven als er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer.  Voor Windows volgt u de onderstaande stappen.  In het scherm dat verschijnt, klikt u op ] om het programma te de koppeling [ wijzigen.  Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/ Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik op [OK].  Dubbelklik op [ ]. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen CameraWindow 3 Beelden opslaan op de computer. Basishandleiding  Klik op [Import Images from Camera/ Handleiding voor gevorderden Beelden importeren van camera] en vervolgens op [Import Untransferred Images/Niet-verzonden afbeeldingen importeren].  De beelden worden nu in afzonderlijke mappen op datum op de computer opgeslagen in de map Afbeeldingen.  Wanneer de beelden zijn opgeslagen, sluit u CameraWindow en drukt u op de knop <1> om de camera uit te schakelen. Koppel vervolgens de kabel los.  Raadpleeg de Softwarehandleiding (= 18) voor instructies over het bekijken van beelden op de computer. 1 2 3 4 5 6 7 8 • Als het scherm in stap 2 in Windows 7 niet wordt weergegeven, klik dan op het pictogram [ ] op de taakbalk. • Om CameraWindow in Windows Vista of XP te starten, klikt u op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] dat op het scherm wordt weergegeven als u de camera bij stap 2 inschakelt. Als CameraWindow niet verschijnt, klik dan op het menu [Start] en kies [Alle programma’s] ► [Canon Utilities] ► [CameraWindow] ► [CameraWindow]. • Als na stap 2 CameraWindow niet op een Macintosh-computer verschijnt, klikt u op het pictogram [CameraWindow] in de taakbalk onder aan het bureaublad. Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 20 • U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de software op uw computer opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten, maar daarvoor gelden wel de volgende beperkingen. - Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten duren voordat u beelden kunt openen. - Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk horizontaal opgeslagen. - Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan van de beelden op de computer worden verwijderd. - Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het besturingssysteem, de gebruikte software of de grootte van de beeldbestanden. - Mogelijk zijn ook enkele functies in de software niet beschikbaar, zoals het bewerken van films. Voorblad Systeemoverzicht Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Meegeleverde accessoires Basishandleiding Polsriem WS-800 Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE*1 Batterij NB-11L*1 USB-kabel (op de camera: Mini-B)*2 Geheugenkaart Kaartlezer Kabel Windows/ Macintoshcomputer Voeding AV-kabel AVC-DC400 Flitseenheid Voedingsadapterset ACK-DC90 Tv/ Videosysteem PictBridge-compatibele printers van Canon Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Krachtige flitser HF-DC2*3 *1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar. *2 Er is ook een origineel Canon-accessoire beschikbaar (interfacekabel IFC-400PCU). *3 Krachtige flitser HF-DC1 wordt ook ondersteund. 21 Voorblad Gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. De verkrijgbaarheid varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet meer verkrijgbaar. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 22 Handleiding voor gevorderden 4 1 Basishandelingen van de camera Praktische handleiding waarin andere basishandelingen voor de camera worden geïntroduceerd en de opties voor opnamen en afspelen worden beschreven Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Aan/Uit ......................................24 Ontspanknop ...........................25 Opties opnameweergave ........25 Menu FUNC. .............................26 Menu MENU .............................27 Indicatorweergave ...................28 23 Aan/Uit Spaarstandfuncties (Automatisch Uit) Opnamemodus  Druk op de ON/OFF-knop om de camera in te schakelen en gereed te maken om op te nemen.  Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om de camera uit te schakelen. Afspeelmodus  Druk op de knop <1> om de camera in te schakelen en uw foto’s te bekijken.  Om de camera uit te schakelen drukt u opnieuw op de knop <1>. • Om van de opnamemodus naar de afspeelmodus te gaan, drukt u op de knop <1>. • Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de ontspanknop half in (= 25). • Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één minuut de lens ingetrokken. U kunt de camera uitschakelen terwijl de lens is ingetrokken door nogmaals op de knop <1> te drukken. Om de batterij te sparen worden het scherm (scherm uit) en de camera automatisch uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode. Spaarstand in de opnamemodus Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één minuut inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half in te drukken (= 25). Spaarstand in de afspeelmodus De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch uitgeschakeld. • U kunt Automatisch Uit uitschakelen en de timing van Display uit aanpassen als u dat wilt (= 77). • De spaarstand is niet actief als de camera op een computer is aangesloten (= 20). Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 24 Ontspanknop Opties opnameweergave Om te zorgen dat uw opnames altijd zijn scherpgesteld, drukt u altijd eerst de ontspanknop half in. Zodra het onderwerp is scherpgesteld, drukt u de knop helemaal in om de opname te maken. In deze handleiding worden de handelingen van de ontspanknop beschreven, zoals de knop half of helemaal indrukken. Druk op de knop <p> om andere informatie weer te geven op het scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Informatie op het scherm” (= 98) voor meer informatie over de weergegeven gegevens.  Druk de ontspanknop half in. De camera piept twee keer en er worden AF-kaders weergegeven rond de beeldgebieden waarop is scherpgesteld. 2 Druk helemaal in. (Druk, vanaf de positie halverwege, helemaal in om de opname te maken.)  De camera maakt de opname en er klinkt een sluitergeluid.  Houd de camera stil tot het sluitergeluid stopt. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 Druk half in. (Licht indrukken om scherp te stellen.) Voorblad Informatie wordt weergegeven Geen informatie weergegeven • Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt de helderheid van het LCD-scherm met de nachtschermfunctie automatisch verhoogd, zodat u de compositie van uw opnamen gemakkelijker kunt controleren. Mogelijk komen de beeldhelderheid op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet overeen. Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige bewegingen van het onderwerp hebben geen invloed op vastgelegde beelden. • Zie “Schakelen tussen weergavemodi” (= 63) voor weergaveopties. 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt zonder eerst de ontspanknop half in te drukken. • Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk van de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt) voordat het geluid van de sluiter stopt. 25 Voorblad Menu FUNC. 4 Voltooi de instellingsprocedure. Configureer veelgebruikte functies als volgt via het menu FUNC. Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (= 101) of afspeelmodus (= 103). 1 Open het menu FUNC.  Druk op de knop <m>. 2 Selecteer een menu-item.  Druk op de knoppen <o><p> om Opties Menu-items een menu-item te selecteren en druk vervolgens op de knop <m> of <r>.  Bij bepaalde menu-items kunnen functies worden opgegeven door op de knop <m> of <r> te drukken, of er wordt een ander scherm weergegeven om de functie te configureren. 3 Selecteer een optie.  Druk op de knoppen <o><p> om een  Druk op de knop <m>.  Het scherm voordat u in stap 1 op de knop <m> drukte, wordt opnieuw weergegeven en toont de optie die u hebt geconfigureerd. • Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (= 79). Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index optie te selecteren.  Opties met het pictogram [ ] kunnen worden geconfigureerd door op de knop <n> te drukken.  Druk op de knop <q> om terug te gaan naar de menu-items. 26 Voorblad Menu MENU 3 Selecteer een instelling. Configureer verschillende camerafuncties als volgt via overige menu’s. De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen maken [4], afspelen [1] enzovoort. De beschikbare instellingen verschillen afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus (= 102 – 103). 1 Open het menu.  Druk op de knop <n>. 2 Selecteer een tabblad.  Beweeg de zoomknop om een tabblad te selecteren.  Nadat u eerst op de knoppen <o><p> hebt gedrukt om een tabblad te selecteren, kunt u met de knoppen <q><r> schakelen tussen tabbladen.  Druk op de knoppen <o><p> om een instelling te selecteren.  Als u instellingen met niet weergegeven opties wilt selecteren, drukt u eerst op de knop <m> of <r> om van scherm te wisselen en vervolgens drukt u op de knoppen <o><p> om de instelling te selecteren.  Druk op de knop <n> om terug te keren naar het vorige scherm. 4 Selecteer een optie.  Druk op de knoppen <q><r> om een optie te selecteren. 5 Voltooi de instellingsprocedure.  Druk op de knop <n> om terug te gaan naar het scherm dat werd weergegeven voordat u in stap 1 op de knop <n> drukte. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (= 79). 27 Voorblad Indicatorweergave Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie De indicator op de achterkant van de camera (= 4) brandt of knippert afhankelijk van de status van de camera. Kleur Inhoudsopgave: basishandelingen Indicatorstatus Camerastatus Basishandleiding Aan Aangesloten op een computer (= 20) of het scherm is uitgeschakeld (= 24, 36, 58, 77) Bezig met opstarten, opnemen/lezen/verzenden van beelden of het maken van opnamen met lange sluitertijd (= 47) Handleiding voor gevorderden Groen Knippert • Wanneer de indicator groen knippert, moet u geen van de volgende dingen doen. Dat kan namelijk beelden beschadigen of de camera of de geheugenkaart beschadigen. - De camera uitschakelen. - De camera schudden of schokken. - Het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder openen. 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 28 Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie 2 Inhoudsopgave: basishandelingen Smart Auto-modus 4 Handige modus voor eenvoudige opnamen met een betere controle bij het maken van opnamen. Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Opnamen maken (Smart Auto) ...........................30 Algemene, handige functies ...................................33 Functies voor de beeldaanpassing ....................37 Handige opnamefuncties .....................38 De camerabewerkingen aanpassen ..............................39 29 Voorblad Foto’s Films Opnamen maken (Smart Auto) Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat de optimale instellingen voor specifieke composities volledig automatisch worden geselecteerd. 1 Schakel de camera in.  Druk op de ON/OFF-knop.  Het opstartscherm wordt weergegeven. 2 Open de modus [ ]. 4 Maak de opname. Foto’s maken Stel scherp.  Druk de ontspanknop half in. Nadat is scherpgesteld hoort u tweemaal een pieptoon en worden AF-kaders weergegeven om aan te geven op welke beeldgebieden is scherpgesteld.  Wanneer op meer dan één gebied is scherpgesteld, worden meerdere AF-kaders weergegeven.  Druk meerdere malen op de knop <o> totdat [ ] wordt weergegeven.  Richt de camera op het onderwerp. Terwijl de camera de compositie bepaalt, maakt deze een licht klikkend geluid.  Rechtsboven in het scherm verschijnt een compositiepictogram (= 32).  Kaders rond gedetecteerde onderwerpen geven aan dat de camera daarop is scherpgesteld. 3 Kies de compositie.  Om in te zoomen en het onderwerp te Zoombalk vergroten, duwt u de zoomknop naar <i> (telelens) en om uit te zoomen duwt u de knop naar <j> (groothoek). (Op het scherm verschijnt de zoombalk, die de zoompositie aangeeft.) Maak de opname.  Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.  Wanneer de camera de opname maakt, hoort u het sluitergeluid en wanneer er weinig licht is, gaat de flitser automatisch af.  Houd de camera stil tot het sluitergeluid stopt.  De opname wordt pas weergegeven wanneer de camera gereed is voor de volgende opname. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 30 Voorblad Films opnemen Start met opnemen.  Druk op de filmknop. U hoort één Verstreken tijd pieptoon zodra de camera met de filmopname begint en op het scherm verschijnen [●REC] en de verstreken tijd.  Zwarte balken aan de boven- en onderkant op het scherm geven aan welke gebieden niet worden opgenomen.  Kaders rond gedetecteerde gezichten geven aan dat de camera daarop is scherpgesteld.  Zodra de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de filmknop. Pas de grootte van het onderwerp aan en wijzig zo nodig de compositie van de opname.  Om de grootte van het onderwerp te wijzigen, herhaalt u de bewerkingen in stap 3 (= 30). Het geluid van de camerahandelingen wordt echter opgenomen en films die worden opgenomen met de zoomfactor in blauw zien er korrelig uit.  Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, worden de focus, helderheid en kleurtoon automatisch aangepast. Voltooi de opname.  Druk nogmaals op de filmknop om het opnemen te stoppen. De camera piept tweemaal als de opname stopt.  De camera stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart vol raakt. Foto’s/films • Als de camera wordt ingeschakeld terwijl de knop <p> wordt ingedrukt, maakt de camera geen geluid. U geeft geluiden opnieuw weer door op de knop <n> te drukken en [mute] te kiezen op het tabblad [3]. Druk vervolgens op de knoppen <q><r> om [Uit] te kiezen. Foto’s • Een knipperend [ ]-pictogram is een waarschuwing dat de beelden mogelijk onscherp worden door camerabewegingen. Bevestig in dat geval de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil te houden. • Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geflitst, ga dan dichter naar het onderwerp toe. Zie “Flitsbereik” (= 105) voor meer informatie over het flitsbereik. • Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één keer piept wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Zie “Opnamebereik” (= 105) voor meer informatie over het scherpstelbereik (opnamebereik). • Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje worden ingeschakeld bij opnamen in een omgeving met weinig licht. • Als een knipperend pictogram [h] wordt weergegeven als u een opname probeert te maken, dan geeft dat aan dat u pas een opname kunt maken als de flitser klaar is met opladen. U kunt weer opnemen zodra de flitser gereed is. U kunt nu de ontspanknop helemaal indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt de ontspanknop opnieuw in. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • U kunt opgeven hoe lang beelden worden weergegeven na de opname (= 60). 31 Voorblad Foto’s Films Films Compositiepictogrammen • De camerabehuizing kan warm worden wanneer u herhaaldelijk gedurende langere tijd films opneemt. Dit is geen teken van beschadiging. Microfoon • Kom tijdens het opnemen van films niet met uw vingers aan de microfoon. Het blokkeren van de microfoon kan verhinderen dat het geluid wordt opgenomen of het opgenomen geluid klinkt daardoor gedempt. • Vermijd tijdens het opnemen van een film om andere camerabediening dan de filmknoppen aan te raken, omdat de geluiden van de camera ook worden opgenomen. • Het geluid wordt in mono opgenomen. In de modus [ ] geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de vastgestelde compositie. Vervolgens worden automatisch de bijbehorende instellingen geselecteerd voor optimale scherpstelling, helderheid en kleur van het onderwerp. Mensen Onderwerp Overige onderwerpen Achtergrondkleur In beweDichtbij pictogram ging*1 SchaduIn bewewen op ging*1 gezicht*1 Achtergrond Helder Tegenlicht Met blauwe lucht Tegenlicht Zonsondergangen Grijs – Lichtblauw – – – Oranje Spotlights Donkerblauw Donker Met statief *2 – *2 Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index – *1 Wordt niet voor films weergegeven. *2 Wordt weergegeven bij donkere composities, als de camera wordt stilgehouden alsof deze op een statief staat. • Probeer op te nemen in de modus [G] (= 48) als het compositiepictogram niet bij de huidige opnameomstandigheden past of als het niet mogelijk is om een opname te maken met het effect, de kleur of de helderheid die of dat u verwacht. 32 Foto’s Films Kaders op het scherm Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt, worden verschillende kaders weergegeven. • Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven en om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders weergegeven. De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik om de camera er steeds op scherpgesteld te houden. Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft alleen het witte kader op het scherm staan. • Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven en worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF). • Probeer in de modus [G] (= 48) op te nemen als er geen kaders worden weergegeven, als er geen kaders om de gewenste onderwerpen worden weergegeven, of als kaders worden weergegeven op de achtergrond of dergelijke gebieden. Voorblad Algemene, handige functies Foto’s Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Films Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom te vergroten, gebruikt u de digitale zoom om tot 20x te vergroten. 1 Duw de zoomknop naar <i>.  Houd de zoomknop vast totdat het zoomen stopt.  Het inzoomen stopt wanneer de grootst mogelijke zoomfactor is bereikt (voordat het beeld merkbaar korrelig wordt). Dit wordt weergegeven op het scherm. Zoomfactor 2 Duw de zoomknop nogmaals naar <i>.  De camera zoomt nog verder in op het onderwerp. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de zoombalk weergegeven (die de zoompositie aangeeft). De kleur van de zoombalk verandert afhankelijk van het zoombereik. - Witbereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig oogt. - Geelbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet merkbaar korrelig wordt (ZoomPlus). - Blauwbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig oogt. 33 Omdat het blauwe bereik bij bepaalde resolutie-instellingen (= 37) niet beschikbaar is, kunt u de maximale zoomfactor bereiken door stap 1 te volgen. • Als de digitale en de optische zoom worden gecombineerd, is de brandpuntsafstand als volgt (equivalent van 35 mm film). 28 – 560 mm (28 – 140 mm, alleen met optische zoom) Foto’s Films De zelfontspanner gebruiken Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de ontspanknop indrukt. 1 Configureer de instelling.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies daarna de optie []] (= 26).  Als de instelling is voltooid, wordt []] weergegeven. Voorblad  Zodra u de zelfontspanner start, gaat het lampje knipperen en speelt de camera het geluid van de zelfontspanner af.  Twee seconden voor de opname versnellen het knipperen en het geluid. (In het geval dat de flitser afgaat, blijft de lamp branden.)  Als u het maken van opnamen met de zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze hebt ingesteld, drukt u op de knop <n>.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [ ] in stap 1. Foto’s Films Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt met een vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan bewegen terwijl u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op uw opname. Configureer de instelling.  Voer stap 1 in “De zelfontspanner Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index gebruiken” (= 34) uit en kies [[]. 2 Maak de opname.  Voor foto’s: druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna helemaal naar beneden.  Voor films: Druk op de filmknop.  Als de instelling is voltooid, wordt [[] weergegeven.  Voer stap 2 in “De zelfontspanner gebruiken” (= 34) uit om de opname te maken. 34 Voorblad Foto’s Foto’s Films De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen) aangeven. 1 Selecteer [$].  Voer stap 1 in “De zelfontspanner gebruiken” (= 34) uit, kies [$] en druk op de knop <n>. 2 Configureer de instelling. De flitser uitschakelen Bereid de camera als volgt voor op opnemen zonder flitser. Configureer de instelling.  Druk meerdere malen op de knop <r> totdat [!] wordt weergegeven.  De flitser wordt niet meer geactiveerd.  Druk nogmaals op de knop <r> om de flitser in te schakelen. ([ ] wordt weergegeven.) Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd.  Druk op de knoppen <o><p> om [Vertraging] of [Beelden] te selecteren.  Druk op de knoppen <q><r> om een waarde te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>.  Als de instelling is voltooid, wordt [$] weergegeven.  Voer stap 2 in “De zelfontspanner gebruiken” (= 34) uit om de opname te maken. • Als bij omstandigheden met weinig licht een knipperend pictogram [ ] wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen om hem stil te houden. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Voor films die worden opgenomen met behulp van de zelfontspanner, geeft [Vertraging] de vertraging aan voordat het opnemen begint, maar de instelling van [Beelden] heeft geen effect. • Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid en witbalans bij de eerste opname vastgesteld. Tussen de opnamen in is meer tijd nodig als de flitser afgaat of als u hebt opgegeven dat u veel opnamen wilt maken. De camera stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart vol raakt. • Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner twee seconden voor de opname. (In het geval dat de flitser afgaat, blijft de lamp branden.) 35 Voorblad Foto’s Een datumstempel toevoegen De camera kan de opnamedatum aan beelden toevoegen, rechtsonder in het beeld. Datumstempels kunnen echter niet worden bewerkt of verwijderd. Zorg er dus voor dat datum en tijd correct zijn ingesteld (= 12). 1 Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, kies ] op het tabblad [4] en [Datumstemp. kies de gewenste optie (= 27).  Als de instelling is voltooid, wordt [ ] weergegeven. • Opnamen die zonder datumstempel zijn gemaakt, kunnen als volgt met stempel worden afgedrukt. Als u echter een datumstempel toevoegt aan beelden die al van deze informatie zijn voorzien, kan het gevolg zijn dat deze tweemaal wordt afgedrukt. - Gebruik de printerfuncties om af te drukken (= 84) - Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (= 87) van uw camera om af te drukken. - Gebruik de software, die kan worden gedownload van de Canon-website om af te drukken. Raadpleeg de Softwarehandleiding (= 18) voor meer informatie. Foto’s Films De Eco-modus gebruiken Met deze functie kunt u de batterij in de opnamemodus sparen. Als de camera niet wordt gebruikt, wordt het scherm snel donker om het batterijverbruik te verminderen. 1 Configureer de instelling.  Druk meerdere malen op de knop <q> totdat [ ] wordt weergegeven.  Het scherm wordt donker wanneer de 2 Maak de opname.  Wanneer u de opnamen maakt, voegt de camera de opnamedatum of -tijd in de rechterbenedenhoek van een beeld toe.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] in stap 1. camera niet wordt gebruikt gedurende ongeveer twee seconden en ongeveer tien seconden nadat het scherm donker is geworden, schakelt het scherm uit. De camera wordt na ongeveer drie minuten inactiviteit uitgeschakeld.  Door opnieuw op de knop <q> te ] weergegeven en drukken, wordt [ de Eco-modus wordt uitgeschakeld. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 2 Maak de opname. • Datumstempels kunnen niet worden bewerkt of verwijderd.  Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half in te drukken. 36 Functies voor de beeldaanpassing Foto’s De beeldresolutie wijzigen (grootte) Kies als volgt uit 5 niveaus voor beeldresolutie. Zie “Aantal opnamen per geheugenkaart” (= 105) voor richtlijnen over hoeveel opnamen bij elke resolutie-instelling op een geheugenkaart passen. Configureer de instelling.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies vervolgens de gewenste optie (=26).  De optie die u hebt ingesteld, wordt nu weergegeven.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze procedure, maar selecteert u [ ]. Voorblad Foto’s Rode-ogencorrectie Rode ogen op beelden die met de flitser zijn gemaakt, kunnen als volgt automatisch worden gecorrigeerd. Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, kies [Rode-Ogen] op het tabblad [4] en kies vervolgens [Aan] (= 27).  Als de instelling is voltooid, wordt [R] weergegeven.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze procedure, maar selecteert u [Uit]. • Rode-ogencorrectie kan ook op andere beeldgebieden dan ogen worden toegepast (bijvoorbeeld als de camera rode oogmake-up voor pupillen aanziet). Richtlijnen voor het selecteren van resolutie op basis van papierformaat A2 (420 × 594 mm)  [ ]: Voor het verzenden van beelden A3 – A5 (297 × 420−148 × 210 mm)  [ ]: Voor beelden die worden 130 x 180 mm Briefkaart 90 x 130 mm Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • U kunt ook bestaande beelden corrigeren (= 72). per e-mail. weergegeven op breedbeeld hdtv’s of vergelijkbare weergaveapparatuur, op een 16:9-scherm. 37 Films Beeldkwaliteit van films wijzigen Voorblad Handige opnamefuncties Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Foto’s Er zijn 2 instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Opnametijd per geheugenkaart” (= 105) voor richtlijnen voor de maximale filmlengte die bij elk beeldkwaliteitsniveau op een geheugenkaart past. Controleren op gesloten ogen [ ] wordt weergegeven als de camera detecteert dat personen misschien hun ogen dicht hebben. Configureer de instelling.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies vervolgens de gewenste optie (= 26).  De optie die u hebt ingesteld, wordt nu weergegeven.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze procedure, maar selecteert u [ ]. Beeldkwaliteit Resolutie Aantal beelden Details 1280 x 720 25 fps Voor opnamen in HD 640 x 480 30 fps Voor opnamen in SD • In de modus [ ] geven zwarte balken aan de boven- en onderkant op het scherm aan welke gebieden niet worden vastgelegd. 1 Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, selecteer vervolgens [Knipperdetectie] op het tabblad [4] en selecteer daarna [Aan] (= 27). 2 Maak de opname.  [ ] wordt weergegeven wanneer de camera iemand detecteert die zijn/haar ogen dicht heeft.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] in stap 1. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Wanneer u meerdere opnamen hebt ingesteld in de modus [$], dan is deze functie alleen beschikbaar voor de laatste opname. • Als u [2 sec.], [4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten] hebt geselecteerd in [Weergavetijd] (= 60), wordt een kader weergegeven rondom personen van wie de ogen zijn gesloten. • Het kader wordt niet weergegeven als [Weergavetijd] is ingesteld op [Snel] (= 60). 38 De camerabewerkingen aanpassen Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad [4] van het menu. Zie “Menu MENU” (= 27) voor instructies over menufuncties. Foto’s Het lampje uitschakelen U kunt het lampje, dat gewoonlijk gaat branden als hulp bij het scherpstellen als u de ontspanknop half indrukt, of dat gaat branden om rode ogen te corrigeren, uitschakelen als u opnamen maakt met de flitser in omstandigheden met weinig licht. Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, kies [Lampinstelling] op het tabblad [4] en kies vervolgens [Uit] (= 27).  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze procedure, maar selecteert u [Aan]. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 39 Voorblad 3 Andere opnamemodi 4 Maak effectiever opnamen in verschillende composities en maak betere opnamen met unieke beeldeffecten of vastgelegd met speciale functies. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Specifieke scènes ...................41 Speciale effecten toepassen ...............................43 Speciale modi voor andere doeleinden ..............................46 40 Voorblad Specifieke scènes Foto’s Films P Opnamen maken in sneeuwlandschappen (Sneeuw) Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera maakt automatisch de instellingen voor optimale foto’s.  Heldere foto’s met natuurlijke kleuren 1 Selecteer een opnamemodus. van mensen tegen een besneeuwde achtergrond.  Druk meerdere malen op de knop <o> totdat [ ] wordt weergegeven.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies vervolgens de gewenste optie (= 26). Foto’s  Levendige foto’s van vuurwerk. 2 Maak de opname. Foto’s Films t Vuurwerk fotograferen (Vuurwerk) Films I Portretopnamen maken (Portret)  Mensen fotograferen met een verzachtend effect. • Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de modus [t]. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • De resolutie in de modus [ gewijzigd. ] is [ ] (2304 x 1728) en kan niet worden Foto’s Opnamen maken bij weinig licht (Weinig licht)  Opnamen maken met minimale camerabeweging en onderwerpsvervaging, zelfs in omstandigheden met weinig licht. 41 Voorblad Foto’s Films Helderheid/kleur aanpassen (Directe effecten) U kunt de beeldhelderheid en -kleuren eenvoudig op de volgende manier tijdens het opnemen aanpassen. 1 Open de modus [ ].  Voer stap 1 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [ ]. Tint Maak opnamen met minimale camerabeweging en onderwerpsvervaging. In scènes zonder mensen kunt u verschillende continu-opnamen combineren om camerabewegingen en ruis te verminderen. 1 Open de modus [ ].  Voer stap 1 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [  Druk op de knop <p> om het 2 Maak de opname. 3 Maak de opname. Kleur Opnamen maken die minder onscherp zijn (Digital IS) 2 Configureer de instelling. instellingenscherm te openen. Druk op de knop <o><p> om een instellingsitem te selecteren en druk vervolgens op de knoppen <q><r> terwijl u naar het scherm kijkt om de waarde aan te passen.  Druk op de knop <m>. Helderheid Foto’s Pas het niveau aan naar rechts voor helderder beelden en naar links voor donkerder beelden. Pas het niveau aan naar rechts voor levendiger beelden en naar links voor meer ingetogen beelden. Pas het niveau aan naar rechts voor een warme, rode kleur en naar links voor een koele, blauwe kleur. ].  Druk de ontspanknop half in. [ ] wordt links op het scherm weergegeven bij scènes zonder personen.  Als [ ] wordt weergegeven, drukt u de ontspanknop helemaal naar beneden. Er worden continu-opnamen gemaakt, en deze worden vervolgens gecombineerd.  Als het pictogram niet wordt weergegeven, drukt u de ontspanknop helemaal in om een enkelvoudig beeld op te nemen. • Stabiliseer de camera aangezien er, wanneer [ ] wordt weergegeven, continu-opnamen worden gemaakt. • Bij sommige scènes kunnen beelden er niet uitzien zoals verwacht. • De flitser gaat niet af wanneer [ ] wordt weergegeven, ook niet in omstandigheden met weinig licht. • In scènes met mensen maakt de camera continu-opnamen als u de flitser hebt ingesteld op [!]. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Bij gebruik van een statief maakt u opnamen in de modus [ ]. • De resolutie in de modus [ ] is [ ] (2304 x 1728) en kan niet worden gewijzigd. 42 Voorblad Speciale effecten toepassen Foto’s Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect) Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen. 1 Selecteer een opnamemodus.  Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes” (= 41) uit om een opnamemodus te kiezen. 2 Maak de opname. Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens. 1 Selecteer [ ].  Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [ ]. 2 Kies een effectniveau. Foto’s Films Opnamen maken in levendige kleuren (Extra levendig)  Opnamen met rijke, levendige kleuren.  Druk op de knop <p>, druk op de knoppen <q><r> om een effectniveau te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  U ziet een voorbeeld van uw foto waarop het effect is toegepast. 3 Maak de opname. Foto’s Films Foto’s met postereffect (Poster-effect)  Foto’s die lijken op oude posters of • Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat verkrijgt. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index illustraties. • In de modi [ ] en [ ] moet u eerst een aantal testopnamen maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat zult verkrijgen. 43 Voorblad Foto’s Foto’s die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect) Films Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en onder uw geselecteerde gebied te vervagen. U kunt ook films maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door de afspeelsnelheid te kiezen voordat de film wordt opgenomen. Mensen en onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen. Het geluid wordt niet opgenomen. 1 Selecteer [ ].  Voer stap 1 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [ ].  Op het scherm verschijnt een wit kader dat het beeldgebied aangeeft dat scherp blijft. 2 Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen.  Druk op de knop <p>.  Beweeg de zoomknop om de afmetingen van het kader te wijzigen en druk op de knoppen <o><p> om het kader te verplaatsen. Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips van één minuut) Snelheid Afspeeltijd Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Ongeveer 12 sec. Basishandleiding Ongeveer 6 sec. Handleiding voor gevorderden Ongeveer 3 sec. • De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van films. Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start. • Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat verkrijgt. • Als u in stap 2 op de knoppen <q><r> drukt, schakelt u naar de verticale richting van het kader. Om het kader te verplaatsen drukt u nogmaals op de knoppen <q><r>. Om de richting van het kader weer horizontaal te zetten, drukt u op de knoppen <o><p>. • Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen. • De beeldkwaliteit van films is [ ] wanneer een fotoresolutie van [ ] is geselecteerd en [ ] wanneer een fotoresolutie van [ ] is geselecteerd (= 45). Deze kwaliteitsinstellingen kunnen niet worden gewijzigd. 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 3 Selecteer voor films de afspeelsnelheid van de film.  Druk op de knop <n> en druk op de knoppen <q><r> om de snelheid te kiezen. 4 Ga terug naar het opnamescherm en maak de opname.  Druk op de knop <n> om terug te keren naar het opnamescherm en maak de opname. 44 Voorblad Opnamen maken met een speels effect (Speels effect) Foto’s Foto’s Opnamen maken in monochroom  Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [  Druk op de knop <p>, druk op de ]. knoppen <q><r> om een kleurtoon te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  U ziet een voorbeeld van uw foto waarop het effect is toegepast. 2 Selecteer een kleurtoon.  Druk op de knop <p>, druk op de 3 Maak de opname. Standaard Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een speelgoedcamera. Warm Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard]. Koel Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard]. ]. 2 Selecteer een kleurtoon.  Voer stap 1 in “Specifieke scènes” knoppen <q><r> om een kleurtoon te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  U ziet een voorbeeld van uw foto waarop het effect is toegepast. Basishandleiding 1 Selecteer [ ]. 1 Selecteer [ ]. 3 Maak de opname. Zwart/wit Sepia Blauw Zwart-witfoto’s. Sepiakleurige foto’s. Foto’s in blauw en wit. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit. Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een speelgoedcamera doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage hoeken) en de algehele kleur wordt aangepast. (= 41) uit en kies [ Films Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat verkrijgt. 45 Speciale modi voor andere doeleinden Foto’s De gezicht-zelfontspanner gebruiken De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht van een andere persoon (zoals de fotograaf) het opnamegebied betreedt (= 54). Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een vergelijkbare foto wilt staan. 1 Selecteer [ ].  Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [ ]. 2 Kies de compositie en druk de ontspanknop half in.  Controleer of een groen kader wordt weergegeven rond het gezicht waarop is scherpgesteld en of er witte kaders rond de andere gezichten worden weergegeven. 3 Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.  De camera gaat nu in stand-by voor de Voorblad 4 Ga bij de anderen staan in het opnamegebied en kijk naar de camera.  Nadat de camera een nieuw gezicht detecteert, knippert het lampje en het geluid van de zelfontspanner versnelt. (Wanneer de flitser afgaat, blijft de lamp branden.) Ongeveer twee seconden later maakt de camera een foto.  Als u het maken van opnamen met de zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze hebt ingesteld, drukt u op de knop <n>. • Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, maakt de camera na ongeveer 15 seconden een opname. • Om het aantal opnamen te wijzigen, drukt u op de knop <p>. Druk op de knoppen <q><r> om het aantal opnamen te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. [Knipperdetectie] (= 38) is alleen beschikbaar voor de laatste opname. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten].  Het lampje knippert en u hoort het geluid van de zelfontspanner. 46 Voorblad Opnamen met lange sluitertijd maken (Lange sluiter) Foto’s Geef een sluitertijd van 1–15 seconden op om opnamen met een lange sluitertijd te maken. Plaats in dit geval de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen. 1 Selecteer [N].  Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [N]. 2 Selecteer de sluitertijd.  Druk op de knop <m> en kies [)] in het menu. Kies vervolgens de gewenste sluitertijd (= 26). 3 Controleer de belichting.  Druk de ontspanknop half in om de belichting voor de door u geselecteerde sluitertijd te bekijken. 4 Maak de opname. • De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt. • Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd gebruikt, treedt een vertraging op voordat u opnieuw een foto kunt maken, omdat de camera de beelden verwerkt om ruis te voorkomen. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Als de flitser afgaat, kan uw foto overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt u de flitser in op [!] en maakt u een nieuwe opname (= 57). 47 Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie 4 Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding P-modus 4 Handleiding voor gevorderden Meer veeleisende foto’s in de opnamestijl van uw voorkeur • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de modus [G]. • [G]: Programma automatische belichting; AE: Automatische belichting • Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een andere modus dan [G], moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (= 100 – 102). 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Opnamen maken in de modus Programma automatische belichting ([P]-modus) ...........49 Helderheid van het beeld (Belichtingscompensatie) .....49 Kleur- en continu-opnamen maken .....................................52 Opnamebereik en scherpstellen ..........................53 Flitser .......................................57 De Eco-modus gebruiken .......58 Overige instellingen ................58 48 Foto’s Opnamen maken in de modus Programma automatische belichting ([P]-modus) Films U kunt vele functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete opnamestijl. 1 Open de modus [G].  Voer stappen 1 – 2 in “Specifieke scènes” (= 41) uit en kies [G]. 2 Pas de instellingen naar wens aan (= 49 – 60) en maak een opname. • Als er geen correcte belichting kan worden verkregen wanneer u de ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de diafragmawaarden in oranje weergegeven. Probeer in dit geval de ISO-waarde aan te passen (= 51) of de flitser te activeren (bij donkere onderwerpen, = 57) om zo de juiste belichting te verkrijgen. • U kunt ook films opnemen in de modus [G] door op de filmknop te drukken. Enkele <H>- en <n>-instellingen kunnen echter automatisch worden aangepast voor filmopnamen. • Zie “Opnamebereik” (= 105) voor meer informatie over het opnamebereik in de modus [G]. Voorblad Helderheid van het beeld (Belichtingscompensatie) Foto’s De helderheid van het beeld aanpassen (Belichtingscompensatie) Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Films U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen in stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.  Druk op de knop <m> en kies [#] in het menu. Kijk naar het scherm en druk op de knoppen <o><p> om de helderheid aan te passen (= 26).  Het correctieniveau dat u hebt opgegeven wordt nu weergegeven.  Wanneer u films opneemt, moet de belichtingscompensatiebalk worden weergegeven.  Wanneer u foto’s maakt, drukt u op de knop <m> om de ingestelde belichtingscompensatie weer te geven en maakt u de opname. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • U kunt ook foto’s maken met de belichtingscompensatiebalk weergegeven. • Wanneer u een film maakt, wordt [&] weergegeven en wordt de belichting vergrendeld. 49 Voorblad Foto’s Belichting vergrendelen (AE lock) Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen, of u kunt de focus en belichting afzonderlijk instellen. Foto’s De meetmethode wijzigen U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. 1 Schakel de flitser uit (= 35). 2 Vergrendel de belichting.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies vervolgens de gewenste optie (= 26).  De optie die u hebt ingesteld, wordt nu weergegeven.  Richt de camera met vergrendelde belichting op het onderwerp waarvan u een opname wilt maken. Houd de ontspanknop ingedrukt en druk op de knop <r>.  [&] wordt weergegeven en de belichting wordt vergrendeld.  Om AE (automatische belichting) te ontgrendelen laat u de ontspanknop lost en drukt u opnieuw op de knop <r>. In dit geval wordt [&] niet meer weergegeven. 3 Kies de compositie en maak een opname. Voor standaardomstandigheden, inclusief onderwerpen die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Bepaalt de gemiddelde helderheid van het gehele beeldgebied. Gem. centrum Dit wordt berekend door de helderheid in het centrumgebied als meeting het belangrijkste te behandelen. Deelmeting Spot Meting wordt beperkt tot het [ ] (spotmetingpuntkader) dat wordt weergegeven in het midden van het scherm. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • AE: Automatische belichting 50 Voorblad Foto’s De ISO-waarde wijzigen  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies vervolgens de gewenste optie (=26).  De optie die u hebt ingesteld, wordt nu weergegeven. Foto’s De helderheid corrigeren (i-Contrast) Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden) worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch worden gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen.  Druk op de knop <n>, kies Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en –omstandigheden. Laag Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer. [i-Contrast] op het tabblad [4] en kies vervolgens [Auto] (= 27).  Als de instelling is voltooid, wordt [@] weergegeven. Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering. Hoog Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in donkere kamers. • Druk de ontspanknop half in als u de automatisch ingestelde ISO-waarde wilt bekijken wanneer de camera is ingesteld op [ ]. • Kiezen voor een lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden, maar onder bepaalde opnameomstandigheden wordt de kans wel groter dat het onderwerp onscherp is. • De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd verhogen, wat onscherpe onderwerpen vermindert en het flitserbereik vergroot. Foto’s kunnen er echter wel korrelig uitzien. • In sommige opnameomstandigheden kan de correctie onnauwkeurig zijn of korrelige beelden veroorzaken. • U kunt ook bestaande beelden corrigeren (= 71). Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 51 Voorblad Kleur- en continu-opnamen maken Foto’s Films De witbalans aanpassen Door de witbalans aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies vervolgens de gewenste optie (=26).  De optie die u hebt ingesteld, wordt nu weergegeven. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer. Bewolkt Lamplicht TL licht TL licht H Custom Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schaduw of in de schemering. Voor opnamen bij normaal lamplicht (gloeilampen) en dezelfde kleur TL-verlichting. Voor opnamen bij warmwit (of dezelfde kleur) of koelwit TL-verlichting. Voor opnamen bij daglicht TL-verlichting an dezelfde kleur TL-verlichting. Voor handmatig instellen van een aangepaste witbalans (= 52). Foto’s Films Aangepaste witbalans Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de witbalans in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.  Volg de stappen in “De witbalans aanpassen” (= 52) en kies [ ].  Richt de camera op een effen wit onderwerp, zodat het hele scherm wit is. Druk op de knop <n>.  De schermtint verandert nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd. • Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camera-instellingen wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 52 Foto’s Continu-opnamen maken Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt om continu-opnamen te maken. Zie “Snelheid continu-opnamen” (= 106) voor meer informatie over de snelheid van continu-opnamen. 1 Configureer de instelling. Voorblad Opnamebereik en scherpstellen Foto’s Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Films Close-ups maken (macro) Stel de camera in op [e] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die zich dichtbij bevinden. Zie “Opnamebereik” (= 105) voor meer informatie over het scherpstelbereik.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies vervolgens [W] (= 26).  Als de instelling is voltooid, wordt [W] weergegeven. 2 Maak de opname.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies daarna de optie [e] (= 26).  Als de instelling is voltooid, wordt [e] weergegeven.  Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt om continu-opnamen te maken. • Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (= 34) of [Knipperdetectie] (= 38). • Tijdens continu-opnamen zijn de focus en belichting vergrendeld op de positie/het niveau die/dat wordt vastgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. • Opnamen maken kan tijdelijk stoppen of continu-opnamen maken kan langzamer worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en zoompositie. • Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen worden gemaakt. • Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen. • Continu-opnamen maken gaat sneller in de modus [ • Als u flitst, kan vignetvorming optreden. • In het weergavegebied in de gele balk onder de zoombalk wordt [e] grijs en de camera stelt niet scherp. • Om camerabeweging te voorkomen plaatst u de camera op een statief en neemt u opnamen met de camera ingesteld op [[] (= 34). Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index ] (= 41). 53 Voorblad Foto’s Films Opnamen maken van onderwerpen op grote afstand (Oneindig) Stel de camera in op [u] om de scherpte te beperken tot onderwerpen die zich veraf bevinden. Zie “Opnamebereik” (= 105) voor meer informatie over het scherpstelbereik.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies daarna de optie [u] (= 26).  Als de instelling is voltooid, wordt [u] weergegeven. Foto’s Films De modus AF Frame wijzigen Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de opnameomstandigheden aan.  Druk op de knop <n>, kies [AF Frame] op het tabblad [4] en kies daarna de gewenste optie (= 27). Foto’s Films Gezichts-AiAf • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen [ ]) instellen. • Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit kader weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als hoofdonderwerp wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders worden weergegeven rond andere gedetecteerde gezichten. • Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik. • Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen groene kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als er geen gezichten worden gedetecteerd of wanneer er alleen grijze kaders (zonder wit kader) worden weergegeven, worden maximaal negen groene kaders weergegeven in de scherpgestelde gebieden wanneer u de ontspanknop half indrukt. • Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo AF (= 55) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd: - Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij - Onderwerpen die donker of licht zijn - Gezichten en profil, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen • De camera kan niet-menselijke onderwerpen identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 54 Voorblad Foto’s Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen (AF Tracking) Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop moet worden scherpgesteld. 1 Selecteer [AF Tracking].  Voer de stappen in “De modus AF Frame wijzigen” (= 54) uit om [AF Tracking] te selecteren.  [ ] wordt weergegeven in het midden van het scherm. 2 Kies een onderwerp waarop u wilt scherpstellen. Foto’s Centrum Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor betrouwbaar scherpstellen. □ 3 Maak de opname.  Druk de ontspanknop helemaal naar beneden om de opname te maken. • [Servo AF] (= 55) is ingesteld op [Aan] en kan niet worden gewijzigd. • Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te klein is. • [AF-Punt Zoom] op het tabblad [4] is niet beschikbaar. • [e] en [u] zijn niet beschikbaar. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding • Een geel AF-kader wordt weergegeven met [ ] als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt. AF-puntzoom (= 59) is niet mogelijk. • Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of in een hoek, richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in het AF kader ziet en vervolgens houdt u de ontspanknop half ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt blijft houden, creëert u de gewenste compositie en vervolgens drukt u de ontspanknop helemaal in (Focusvergrendeling).  Richt de camera zo dat [ ] op het gewenste onderwerp valt.  Druk de ontspanknop half in. [ ] verandert in een blauw [ ] dat het onderwerp volgt terwijl de focus en belichting worden aangepast (Servo AF) (= 55).  [ ] wordt weergegeven wanneer geen onderwerp is gedetecteerd. Films Foto’s Opnamen maken met Servo AF Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto’s mist van bewegende onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt. 1 Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, kies Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index [Servo AF] op het tabblad [4] en kies [Aan] (= 27). 2 Stel scherp.  De focus en belichting blijven behouden als het blauwe AF-kader wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. 55 Voorblad Foto’s • In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen. • In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders mogelijk niet geactiveerd (en worden mogelijk niet blauw) wanneer u de ontspanknop half indrukt. In dat geval worden de focus en belichting ingesteld overeenkomstig de opgegeven modus voor AF Frame. • Als er geen passende belichting kan worden gemaakt, worden de sluitertijden en de diafragmawaarden in oranje weergegeven. Laat de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in. • Opnamen maken met AF lock is niet beschikbaar. • [AF-Punt Zoom] op het tabblad [4] is niet beschikbaar. • Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (= 34). Foto’s Films De focusinstelling veranderen U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze constant scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs wanneer de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan de camera beperken tot scherpstellen op het moment waarop u de ontspanknop half indrukt. Films Opnamen maken met AF lock U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de focuspositie niet gewijzigd, zelfs niet als u de ontspanknop loslaat. 1 Vergrendel de focus.  Houd de ontspanknop half ingedrukt en druk op de knop <q>.  De focus is nu vergrendeld en [%] wordt weergegeven.  Om de focus te ontgrendelen laat u de ontspanknop los en drukt u opnieuw op de knop <q>. In dit geval wordt [%] niet meer weergegeven. 2 Kies de compositie en maak een opname. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Druk op de knop <n>, kies [Continu] op het tabblad [4] en kies [Uit] (= 27). Helpt te voorkomen dat u onverwachte fotokansen mist, doordat de camera continu scherpstelt op onderwerpen totdat u de ontspanknop half indrukt. De camera stelt niet continu scherp, zodat Uit de batterij minder snel leeg is. Aan 56 Voorblad Flitser [!] Uit Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Voor het maken van opnamen zonder de flitser. Foto’s Flitsermodus wijzigen U kunt de flitsermodus wijzigen en aanpassen aan de opnamescène.  Druk op de knop <r>, druk op de knoppen <q><r> om een flitsermodus te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  De optie die u hebt ingesteld, wordt nu weergegeven. • Als bij omstandigheden met weinig licht een knipperend pictogram [ ] wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt, plaatst u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen om hem stil te houden. Foto’s Opnamen maken met FE-vergrendeling Net als met de AE lock (= 50) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. 1 Stel de flitser in op [h] (= 57). 2 Vergrendel de flitsbelichting. [ ] Automatisch  Richt de camera met vergrendelde Als er weinig licht is, flitst de flitser automatisch. belichting op het onderwerp waarvan u een opname wilt maken. Houd de ontspanknop ingedrukt en druk op de knop <r>.  De flitser gaat af en wanneer [(] wordt weergegeven, blijft het flitsuitvoerniveau behouden.  Om FE te ontgrendelen laat u de ontspanknop lost en drukt u opnieuw op de knop <r>. In dit geval wordt [(] niet meer weergegeven. [h] Aan U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt. Zie “Flitsbereik” (= 105) voor meer informatie over het flitsbereik. [Z] Slow sync Met deze optie wordt geflitst om de helderheid van het hoofdonderwerp (zoals mensen) te verbeteren terwijl de camera opnamen maakt met een korte sluitertijd, zodat de helderheid wordt verbeterd van de achtergrond buiten het flitsbereik. • Ook als u de flitser gebruikt, mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat het geluid van de ontspanknop stopt. • Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 3 Kies de compositie en maak een opname. • FE: Flitsbelichting 57 De Eco-modus gebruiken Met deze functie kunt u de batterij in de opnamemodus sparen. Als de camera niet wordt gebruikt, wordt het scherm snel donker om het batterijverbruik te verminderen. 1 Configureer de instelling.  Druk op de knop <q> en druk vervolgens ] op de knoppen <q><r> om [ te kiezen.  [ ] verschijnt nu op het opnamescherm (= 98).  Het scherm wordt donker wanneer de camera niet wordt gebruikt gedurende ongeveer twee seconden en ongeveer tien seconden nadat het scherm donker is geworden, schakelt het scherm uit. De camera wordt na ongeveer drie minuten inactiviteit uitgeschakeld. Voorblad Overige instellingen Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Foto’s Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het scherm rasterlijnen worden weergegeven. Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, kies [Raster] op het tabblad [4] en kies [Aan] (= 27).  Zodra de instelling is voltooid, wordt het raster op het scherm weergegeven.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze procedure, maar selecteert u [Uit]. 2 Maak de opname.  Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half in te drukken.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, ] in stap 1. selecteert u [ Films Raster weergeven • Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 58 Voorblad Foto’s Films De digitale zoomfunctie uitschakelen Als u de digitale zoomfunctie niet wilt gebruiken (= 33), kunt u deze als volgt uitschakelen. Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, kies [Digitale Zoom] op het tabblad [4] en kies [Uit] (= 27). Foto’s Het gebied waarop wordt scherpgesteld vergroten U kunt de scherpstelling controleren door de ontspanknop half in te drukken, waardoor het gedeelte van het beeld waarop is scherpgesteld in het AF-kader wordt vergroot. 1 Configureer de instelling.  Druk op de knop <n>, selecteer [AF-Punt Zoom] op het tabblad [4] en kies [Aan] (= 27). 2 Controleer de scherpstelling.  Druk de ontspanknop half in. Het gezicht dat als hoofdonderwerp gedetecteerd is, wordt nu uitvergroot.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] in stap 1. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Het scherpgestelde gebied wordt niet vergroot als u de ontspanknop half indrukt terwijl er geen gezicht is gedetecteerd, als de persoon zich te dicht op de camera bevindt en zijn gezicht te groot is voor het scherm, of als de camera een bewegend object waarneemt. • Het scherm wordt niet vergroot als u de digitale zoomfunctie (= 33) of AF Tracking (= 55) gebruikt. 59 Voorblad Foto’s De weergavestijl van het beeld na de opname wijzigen Het weergegeven scherm na de opname wijzigen 1 Stel [Weergavetijd] in op U kunt opgeven hoe lang beelden worden weergegeven en welke informatie wordt weergegeven onmiddellijk na de opname. 2  Druk op de knop <o><p> om De weergaveduur van het beeld na de opname wijzigen [Scherminfo] te kiezen. Druk op de knoppen <q><r> om de gewenste optie te selecteren.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze procedure, maar selecteert u [Uit]. 1 Open het scherm [Afbeelding direct bekijken].  Druk op de knop <n>, kies [Afbeelding direct bekijken] op het tabblad [4] en druk vervolgens op de knop <m> (= 27). 2 Configureer de instelling.  Druk op de knoppen <o><p> om [Weergavetijd] te kiezen. Druk op de knoppen <q><r> om de gewenste optie te selecteren.  Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, herhaalt u deze procedure, maar selecteert u [Snel]. Snel 2 sec., 4 sec., 8 sec. Vastzetten Uit Geeft beelden alleen weer totdat u weer kunt fotograferen. Beelden worden gedurende de opgegeven tijd weergegeven. Zelfs wanneer de foto nog op het scherm staat, kunt u de ontspanknop al half indrukken om een volgende foto te maken. Beelden worden weergegeven totdat u de ontspanknop half indrukt. [2 sec.], [4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten] (= 60). Configureer de instelling. Uit Geeft alleen het beeld weer. details Weergave van opnamedetails (= 99). • Als [Weergavetijd] (= 60) is ingesteld op [Uit] of [Snel], wordt [Scherminfo] ingesteld op [Uit] en dit kan niet worden gewijzigd. • Door op de knop <l> te drukken terwijl een afbeelding wordt weergegeven na de opname, kunt u de weergegeven informatie op het scherm veranderen. Door op de knop <m> te drukken, kunt u de volgende handelingen uitvoeren. Merk op dat de instellingen van [Scherminfo] op het tabblad [4] niet kunnen worden gewijzigd. - Beveiligen (= 66) Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Na de opname worden geen beelden weergegeven. 60 Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie 5 Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Afspeelmodus 4 Handleiding voor gevorderden Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze op tal van manieren doorbladeren en bewerken. • Druk op de knop <1> om de afspeelmodus te openen en de camera voor te bereiden op deze handelingen. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Bekijken ...................................62 Door beelden bladeren en beelden filteren ......................63 Opties voor het weergeven van foto’s ................................65 Beelden beveiligen ..................66 Beelden wissen .......................68 Beelden roteren .......................69 Foto’s bewerken ......................70 61 Voorblad Bekijken Foto’s Films 3 Speel films af.  Druk op de knop <m>, druk op de knoppen <o><p> om [ ] te kiezen en druk vervolgens nogmaals op de knop <m>. Na het maken van foto’s of het opnemen van films kunt u deze, zoals hieronder is beschreven, op het scherm bekijken. 4 Pas het volume aan. 1 Open de afspeelmodus.  Om het volume aan te passen, drukt u op  Druk op de knop <1>. de knoppen <o><p>.  Uw laatste opname wordt weergegeven.  Druk op de knoppen <o><p> om het volume aan te passen wanneer de balk niet meer wordt weergegeven. 2 Blader door uw beelden. 5 Onderbreek het afspelen.  Om het vorige beeld te bekijken, drukt u op de knop <q>. Om het volgende beeld te bekijken, drukt u op de knop <r>.  Houd de knoppen <q><r> ingedrukt om snel door de beelden te bladeren. Het beeld wordt daarbij onzuiver of korrelig weergegeven.  Films zijn herkenbaar aan het pictogram ]. Ga naar stap 3 als u films wilt [ afspelen.  Druk op de knop <m> als u het afspelen Volume-indicator wilt onderbreken of hervatten.  Na de film verschijnt [ ]. • Om vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de ontspanknop half in. • Als u de meest recente opname wilt weergeven bij het openen van de afspeelmodus, drukt u op de knop <n>. Kies vervolgens op het tabblad [1] de optie [Ga verder] en daarna [Laatste f.]. • Voor het wijzigen van de weergegeven overgang tussen beelden drukt u op de knop <n>. Kies vervolgens [Overgang] op het tabblad [1] en druk op de knoppen <q><r> om het effect te kiezen. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 62 Foto’s Films Schakelen tussen weergavemodi Druk op de knop <p> om andere informatie weer te geven op het scherm of om de informatie te verbergen. Zie “Afspelen (uitgebreide informatieweergave)” (= 99) voor meer informatie over de weergegeven gegevens. Door beelden bladeren en beelden filteren Foto’s Films Bladeren door beelden in een index U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een index weer te geven. 1 Geef beelden weer in een index. Geen informatieweergave Korte informatieweergave Uitgebreide informatieweergave Foto’s Films Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden) In de uitgebreide informatieweergave (= 63) knipperen de vervaagde highlights van het beeld op het scherm. Foto’s Films Histogram Hoog Laag Donker Helder  De grafiek die verschijnt in de uitgebreide informatieweergave (= 63) is een histogram dat de distributie van de helderheid in het beeld toont. Op de horizontale as staat de helderheidsgraad en de verticale geeft aan welk gedeelte van het beeld zich op elk helderheidsniveau bevindt. Het histogram bekijken is een manier om de belichting te controleren.  Verschuif de zoomknop naar <g> als u beelden in een index wilt weergeven. Als u de zoomknop nogmaals verschuift, worden meer beelden weergegeven.  Verschuif de zoomknop naar <k> om minder beelden weer te geven. Het aantal beelden neemt elke keer af wanneer u de zoomknop verschuift. 2 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <o><p><q><r> om een beeld te selecteren.  Er wordt een oranje kader rond het geselecteerde beeld weergegeven.  Druk op de knop <m> om het geselecteerde beeld in de enkelvoudige weergave te bekijken. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 63 Voorblad Foto’s Films Beelden zoeken die voldoen aan opgegeven voorwaarden Vind snel de gewenste beelden op een geheugenkaart vol beelden door de beeldweergave te filteren op de door u opgegeven voorwaarden. U kunt deze beelden ook allemaal tegelijk beveiligen (= 66) of verwijderen (= 68). Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen. Foto/film Geeft alleen foto’s of films weer. 1 Selecteer de eerste voorwaarde voor beeldweergave of bladeren.  Druk op de knop <m>, kies [ ] in het menu en kies een voorwaarde (= 26). 2 Selecteer de tweede voorwaarde voor beeldweergave of bladeren.  Druk op de knoppen <o><p><q><r> om een voorwaarde te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. 3 Bekijk de gefilterde beelden. • Opties voor het bekijken van de gevonden beelden (stap 3) zijn “Bladeren door beelden in een index” (= 63), “Diavoorstellingen bekijken” (= 65) en “Beelden vergroten” (= 65). U kunt ook alle gevonden beelden beveiligen, wissen, afdrukken of toevoegen aan een fotoalbum door [Alle beelden zoekopdr. sel.] te selecteren in “Beelden beveiligen” (= 66), “Alle beelden wissen” (= 68), “Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF)” (= 87) of “Beelden toevoegen aan een fotoboek” (= 89). • Als u beelden bewerkt en deze opslaat als nieuwe beelden (= 70 – 72), wordt er een bericht weergegeven en de beelden die waren gevonden, worden niet meer weergegeven. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Beelden die voldoen aan uw voorwaarden, worden in gele kaders weergegeven. Druk op de knoppen <q><r> om alleen deze beelden te bekijken.  Kies [ ] in stap 1 om gefilterd afspelen te stoppen. • Als op de camera voor bepaalde voorwaarden geen overeenkomende beelden zijn gevonden, zijn die voorwaarden niet beschikbaar. 64 Opties voor het weergeven van foto’s Foto’s Beelden vergroten 1 Vergroot een beeld.  Verschuif de zoomknop naar <k> als u wilt inzoomen op het beeld en het ] wordt beeld wilt vergroten. [ weergegeven. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een factor van 10x.  Verschuif de zoomknop naar <g> om uit te zoomen. Als u de zoomknop vasthoudt, keert u terug naar de enkelvoudige weergave. Geschatte locatie van weergegeven gebied 2 Verschuif de weergavelocatie en schakel indien nodig tussen beelden.  Als u de weergavepositie wilt aanpassen, drukt u op de knoppen<o><p><q><r>.  Zelfs wanneer [ ] nog op het scherm ] staat, kunt u al schakelen naar [ door op de knop <m> te drukken. Druk tijdens het in- of uitzoomen op de knoppen <q><r> om tussen de beelden te schakelen. Druk nogmaals op de knop <m> om terug te keren naar de oorspronkelijke instelling. • U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige weergave gaan door op de knop <n> te drukken. Voorblad Foto’s Films Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven. Selecteer een overgang voor de diavoorstelling en start het afspelen.  Druk op de knop <m>, kies [.] in het menu en kies vervolgens de gewenste optie (= 26).  De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld] wordt weergegeven.  Druk op de knop <n> om de diavoorstelling te beëindigen. • De spaarstandfuncties van de camera (= 24) werken niet tijdens diavoorstellingen. • Druk op de knop <m> als u het afspelen van diavoorstellingen wilt onderbreken of hervatten. • U kunt naar andere beelden schakelen tijdens het afspelen als u op de knoppen <q><r> drukt. Houd voor vooruitspoelen of achteruitspoelen de knoppen <q><r> ingedrukt. • In de modus voor beeld zoeken (= 64) worden alleen beelden afgespeeld die overeenkomen met de zoekvoorwaarden. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 65 Voorblad Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangen tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen. 1 Open het instellingenscherm. Beelden beveiligen Films Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk door de camera kunnen worden gewist (= 68).  Druk op de knop <n> en kies  Druk op de knop <m> en kies [:] in vervolgens [Diavoorstelling] op het tabblad [1] (= 65). het menu (= 26). [Beveiligd] wordt weergegeven.  Als u de beveiliging wilt annuleren, herhaalt u deze procedure en selecteert u nogmaals [:]. Druk vervolgens op de knop <m>. 2 Configureer de instellingen.  Kies het menu-item dat u wilt configureren en kies de gewenste optie (= 27).  Selecteer [Start] en druk op de knop <m> als u de diavoorstelling volgens uw instellingen wilt starten.  Druk op de knop <n> om terug te keren naar het menuscherm. Foto’s Via het menu 1 Open het instellingenscherm.  Druk op de knop <n> en selecteer [Beveilig] op het tabblad [1] (= 27). Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 2 Selecteer een selectiemethode.  Kies een menu-item en de gewenste instelling (= 27).  Druk op de knop <n> om terug te keren naar het menuscherm. 66 • Beveiligde beelden op een geheugenkaart worden gewist als u de kaart formatteert (= 75). Alle beelden in één keer opgeven 1 Selecteer [Sel. alle beelden].  Voer stap 2 in “Via het menu” (= 66) • Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Als u het ze wel op die manier wilt wissen, moet u eerst de beveiliging opheffen. Afzonderlijke beelden selecteren 1 Selecteer [Selectie].  Voer stap 2 in “Via het menu” (= 66) uit, kies [Sel. alle beelden] en druk op de knop <m>. 2 Beveilig de beelden.  Druk op de knoppen <o><p> om [Beveilig] te kiezen. Druk vervolgens op de knop <m>. uit, kies [Selectie] en druk op de knop <m>. 2 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. [ ] wordt weergegeven.  Druk nogmaals op de knop <m> als u de selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet meer weergegeven.  Herhaal deze procedure om andere beelden op te geven. 3 Beveilig het beeld.  Druk op de knop <n>. Er verschijnt • Selecteer [Beveilig. uit] in stap 2 als u de beveiliging wilt opheffen voor groepen beelden. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index een bevestigingsbericht op het scherm.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. • Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd. 67 Voorblad Foto’s Beelden wissen Films Een selectiemethode selecteren 1 Open het instellingenscherm. U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden hersteld. Beveiligde beelden (= 66) kunnen echter niet worden gewist.  Druk op de knop <n> en kies vervolgens [Wissen] op het tabblad [1] (= 27). 1 Selecteer het beeld dat u wilt wissen.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te selecteren. 2 Wis het beeld.  Druk op de knop <o>.  Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de knoppen <q><r> om [Wissen] te selecteren en vervolgens drukt u op de knop <m>.  Het huidige beeld wordt nu gewist.  Als u het wissen wilt annuleren, drukt u op de knoppen <q><r> om [Stop] te kiezen en drukt u vervolgens op de knop <m>. Alle beelden wissen U kunt alle beelden tegelijk wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet worden hersteld. Beveiligde beelden (= 66) kunnen echter niet worden gewist. 2 Selecteer een selectiemethode.  Druk op de knoppen <o><p> om een selectiemethode te kiezen. Druk vervolgens op de knop <m>.  Druk op de knop <n> om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren 1 Selecteer [Selectie].  Voer stap 2 in “Een selectiemethode selecteren” (zie boven) uit, kies [Selectie] en druk op de knop <m>. 2 Selecteer een beeld. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Nadat u een beeld hebt gekozen in stap 2 in “Afzonderlijke beelden selecteren” (= 67), wordt [ ] weergegeven.  Druk nogmaals op de knop <m> als u de selectie wilt opheffen. [ ] wordt niet meer weergegeven.  Herhaal deze procedure om andere beelden op te geven. 68 Voorblad 3 Wis het beeld.  Druk op de knop <n>. Er verschijnt een bevestigingsbericht op het scherm.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] Beelden roteren Foto’s Films Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op. te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. 1 Selecteer [\].  Druk op de knop <m> en kies [\] in het menu (= 26). Alle beelden in één keer opgeven 1 Selecteer [Sel. alle beelden].  Voer stap 2 in “Een selectiemethode selecteren” (= 68) uit, kies [Sel. alle beelden] en druk op de knop <m>. 2 Draai het beeld.  Druk op de knop <q> of <r>, afhankelijk 2 Wis de beelden. van de gewenste richting. Het beeld wordt telkens als u op de knop drukt 90° geroteerd. Druk op de knop <m> om de instelling te voltooien.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. Via het menu 1 Selecteer [Roteren]. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Druk op de knop <n> en kies [Roteren] op het tabblad [1] (= 27). 69 2 Draai het beeld. Voorblad Foto’s bewerken Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te selecteren.  Het beeld wordt telkens als u op de knop <m> drukt, 90° geroteerd.  Druk op de knop <n> om terug te keren naar het menuscherm. • Films met een beeldkwaliteit van [ ] kunnen niet worden geroteerd. • Rotatie is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit] (= 70). Automatisch draaien uitschakelen Voer deze stappen uit om automatisch draaien door de camera uit te schakelen. Bij automatisch draaien worden beelden die in verticale richting zijn opgenomen automatisch verticaal weergegeven op de camera. • Beeldbewerking (= 70 – 72) is alleen mogelijk als er op de geheugenkaart voldoende vrije ruimte is. Foto’s Het formaat van beelden wijzigen Bewaar een kopie van beelden op een lagere resolutie. 1 Selecteer [Veranderen].  Druk op de knop <n> en kies [Veranderen] op het tabblad [1] (= 27). 2 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. 3 Selecteer een beeldformaat.  Druk op de knop <n> om [Autom. draaien] te kiezen op het tabblad [1] en kies vervolgens [Uit] (= 27).  Druk op de knoppen <q><r> om het formaat te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>.  [Nieuw beeld opslaan?] wordt weergegeven. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 4 Sla het nieuwe beeld op. • Beelden kunnen niet worden geroteerd (= 69) als u [Autom. draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds geroteerde beelden ook in hun oorspronkelijke richting weergegeven.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  Het beeld wordt nu opgeslagen als een nieuw bestand. 70 Voorblad 5 Bekijk het nieuwe beeld.  Druk op de knop <n>. [Nieuw beeld weergeven?] wordt weergegeven.  Druk op de knoppen <q><r> om [Ja] te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>.  Het opgeslagen beeld wordt nu weergegeven. • Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van [ ] (= 37) of die in stap 3 zijn opgeslagen als [ ], kunnen niet worden bewerkt. • Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie. Foto’s De helderheid corrigeren (i-Contrast) Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden) kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla het beeld vervolgens op als een apart bestand. 3 Selecteer een optie.  Druk op de knoppen <q><r> om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. 4 Sla het beeld op als een nieuw beeld en bekijk dit.  Voer de stappen 4-5 in “Het formaat van beelden wijzigen” (= 70) uit. • Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan korrelige beelden veroorzaken. • Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt bewerkt met behulp van deze functie. • Als met [Auto] niet de verwachte resultaten kunnen worden bereikt, probeert u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel] of [Hoog]. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 1 Selecteer [i-Contrast].  Druk op de knop <n> en kies [i-Contrast] op het tabblad [1] (= 27). 2 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. 71 Voorblad Foto’s Rode ogen corrigeren Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand. 1 Selecteer [Rode-Ogen Corr.].  Druk op de knop <n> en kies [Rode-Ogen Corr.] op het tabblad [1] (= 27). 2 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te selecteren. 3 Corrigeer het beeld.  Druk op de knop <m>.  Het gebied met rode ogen dat door de camera wordt gedetecteerd, wordt nu gecorrigeerd en er worden kaders weergegeven om de gecorrigeerde gedeelten op het beeld.  Vergroot of verklein de beelden naar wens. Volg de stappen in “Beelden vergroten” (= 65). • Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd. • Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het oorspronkelijke beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 4 Sla het beeld op als een nieuw beeld en bekijk dit.  Druk op de knoppen <o><p><q><r> om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>.  Het beeld wordt nu opgeslagen als een nieuw bestand.  Voer stap 5 in “Het formaat van beelden wijzigen” (= 71) uit. 72 Voorblad 6 Menu Instellingen 4 Basisfuncties van de camera aanpassen voor meer gebruiksgemak Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Basisfuncties van de camera aanpassen ..............................74 73 Basisfuncties van de camera aanpassen Functies kunnen worden ingesteld op het tabblad [3]. Voor meer gebruiksgemak kunt u handige en veelgebruikte functies naar wens aanpassen (= 27). Camerageluiden dempen Hints en tips verbergen De weergave van hints en tips voor camerafuncties kan worden uitgeschakeld.  Selecteer [Hints en tips] en selecteer [Uit]. U dempt camerageluiden en films als volgt.  Selecteer [mute] en kies vervolgens [Aan]. Schermhelderheid Pas de helderheid van het scherm als volgt aan. • U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop <p> ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt. • Als u de camerageluiden dempt, worden films afgespeeld zonder geluid (= 74). Om films weer af te spelen met geluid, drukt u op de knop <o>. Pas het volume naar wens aan met de knoppen <o><p>.  Selecteer [LCD Helderheid] en druk vervolgens op de knoppen <q><r> om de helderheid aan te passen. Het volume aanpassen U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.  Selecteer [Volume] en druk op de knop <m>.  Kies een item en druk vervolgens op de knoppen <q><r> om het volume aan te passen. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Houd voor maximale helderheid de knop <p> ten minste één seconde ingedrukt wanneer het opnamescherm wordt weergegeven of in de enkelvoudige weergave. (Hiermee vervangt u de instelling van [LCD Helderheid] op het tabblad [3].) Druk nogmaals langer dan één seconde op de knop <p> of herstart de camera om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen. 74 Voorblad Het opstartscherm verbergen 3 Formatteer de geheugenkaart.  Druk op de knoppen <o><p> om het U kunt desgewenst het opstartscherm dat normaal verschijnt wanneer u de camera inschakelt, deactiveren. formatteren te starten en [OK] te selecteren. Druk vervolgens op de knop <m>.  Als het formatteren is voltooid, verschijnt de melding [Geheugenkaart is geformatteerd]. Druk op de knop <m>.  Selecteer [opstart scherm] en selecteer vervolgens [Uit]. Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera. Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart verwijderd. Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig. Een Eye-Fi-kaart (= 91) bevat software. Installeer de software op een Eye-Fi-kaart op een computer voordat u deze kaart formatteert. 1 Open het scherm [Formateren].  Selecteer [Formateren] en druk op de knop <m>. 2 Kies [OK].  Druk op de knoppen <o><p> om [Stop] te selecteren, druk op de knoppen <q><r> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. • Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet de volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer u een geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid. • De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de aangegeven capaciteit. Low Level Format Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart fout] wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op de kaart worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continu-opnamen gaat langzamer of het opnemen van een film wordt plotseling afgebroken. Bij een Low Level Format worden alle gegevens op de geheugenkaart gewist. Voordat u een Low Level Format uitvoert, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Druk op het scherm in stap 2 van “Geheugenkaarten formatteren” (= 75) op de knoppen <o><p> om [Low Level Format] te kiezen. Druk vervolgens op de knoppen <q><r> om deze optie te selecteren. Het pictogram [ ] wordt weergegeven.  Voer stap 3 in “Geheugenkaarten formatteren” (= 75) uit om door te gaan met het formatteren. 75 • Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten formatteren” (= 75), omdat de gegevens in alle opslaggebieden van de geheugenkaart worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren door [Stop] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart normaal blijven gebruiken. Bestandsnummering  Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie. Auto reset U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt, maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop u opnamen maakt.  Selecteer [Maak folder] en selecteer vervolgens [Dagelijks]. Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001 – 9999) en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen bevatten. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. Continu Beelden opslaan op datum Ook als u een andere geheugenkaart gebruikt, worden de beelden oplopend genummerd totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Als u een andere geheugenkaart gebruikt of een nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering weer bi 0001.  Beelden worden nu opgeslagen in mappen die op de opnamedatum worden gemaakt. Timing voor het intrekken van de lens Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken ongeveer één minuut nadat u op de knop <1> hebt ingedrukt in een opnamemodus (= 24). Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de knop <1> hebt gedrukt, stelt u de tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].  Selecteer [Lens intrekken] en selecteer dan [0 sec.]. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de opnamen oplopend worden genummerd na het laatste nummer van bestaande beelden, als u een andere geheugenkaart in de camera plaatst. Als u opnamen wilt opslaan met nummers vanaf 0001, gebruikt u een lege (of geformatteerde (= 75)) geheugenkaart. • Raadpleeg de Softwarehandleiding (= 18) voor informatie over mapstructuren en afbeeldingstypen op de kaart. 76 De spaarstand aanpassen U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit) aanpassen (= 24).  Selecteer [spaarstand] en druk op de knop <m>. Voorblad Wereldklok Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto’s de juiste lokale tijd en datum krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en naar die tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig om de datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen. Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd in uw tijdzone thuis instellen, zoals wordt beschreven in “De datum en tijd instellen” (= 12).  Nadat u een item hebt geselecteerd, 1 Geef uw bestemming op. drukt u op de knoppen <q><r> om dit item aan te passen.  Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop <m>.  Druk op de knoppen <o><p> om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>.  Druk op de knoppen <q><r> om de bestemming te kiezen.  Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus één uur), drukt u op de knoppen <o><p> om [ ] te kiezen.  Druk op de knop <m>. • Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor [Automatisch Uit] en [1 min] of minder voor [Display uit]. • De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u [Automatisch Uit] instelt op [Uit]. • Deze spaarstandfuncties zijn niet beschikbaar wanneer u de Eco-modus ]. (= 36, 58) hebt ingesteld op [ 2 Schakel over naar de tijdzone van uw bestemming. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Druk op de knoppen <o><p> om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op de knop <n>.  [ ] verschijnt nu op het opnamescherm (“Informatie op het scherm” (= 98)). • Als u in de modus [ tijd voor de optie [ ] de datum of tijd wijzigt (= 12), worden de datum en Thuis] automatisch bijgewerkt. 77 Datum en tijd Voorblad Weergavetaal U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen. Wijzig de datum en tijd als volgt.  Selecteer [Datum/Tijd] en druk op de  Selecteer [Taal ] en druk op de knop <m>.  Druk op de knoppen <o><p><q><r> om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. knop <m>.  Druk op de knop <q><r> om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen <o><p> om de instelling te wijzigen. Certificatielogo’s controleren Sommige logo’s voor certificatievereisten waaraan de camera voldoet, kunnen op het scherm worden bekeken. Andere certificatielogo’s staan in deze handleiding afgedrukt, op de verpakking van de camera, of op de camerabehuizing.  Selecteer [Certificaatlogo weergeven] en druk op de knop <m>. Andere instellingen aanpassen U kunt ook de volgende instellingen aanpassen op het tabblad [3]. • [Video Systeem] (= 82) • [Eye-Fi instellingen] (= 91) Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 78 Standaardwaarden herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen.  Selecteer [Reset alle] en druk op de knop <m>.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  De standaardinstellingen zijn nu hersteld. • De volgende functies worden niet hersteld naar de standaardinstellingen. - [3]-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (= 12), [Tijdzone] (= 77), ] (= 14) en [Video Systeem] (= 82) [Taal - De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt vastgelegd (= 52) - Opnamemodus (= 41) Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 79 Voorblad 7 Accessoires 4 Gebruik de bijgesloten accessoires efficiënt en haal meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires en andere apart verkrijgbare, compatibele accessoires Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Optionele accessoires ............81 Optionele accessoires gebruiken ................................82 Beelden afdrukken ..................84 Een Eye-Fi-kaart gebruiken ................................91 80 Optionele accessoires Voorblad Flitseenheid De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. De verkrijgbaarheid varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet meer verkrijgbaar. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Krachtige flitser HF-DC2  Externe flitser voor de belichting van Voedingen onderwerpen die buiten het bereik van de ingebouwde flitser zijn. U kunt ook de krachtige flitser HF-DC1 gebruiken. Batterij NB-11L  Oplaadbare lithium-ionbatterij Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE Overige accessoires  Lader voor batterij NB-11L AV-kabel AVC-DC400 • De batterij bevat een handig klepje dat u kunt aansluiten om de oplaadstatus eenvoudig te controleren. Plaats het klepje zodat ▲ zichtbaar is op een opgeladen batterij, en plaats het zodat ▲ niet zichtbaar is op een nietopgeladen batterij. • CB-2LD wordt ook ondersteund.  Als u de camera aansluit op een televisie, kunt u uw opnamen afspelen op een groter scherm. Interfacekabel IFC-400PCU Voedingsadapterset ACK-DC90  Om de camera op een computer of  Hiermee kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een printer of computer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. • De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz). • Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen. printer aan te sluiten. Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Printers PictBridge-compatibele printers van Canon  U kunt zonder computer beelden afdrukken als u uw camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer van Canon. Ga voor meer informatie naar een Canon-dealer bij u in de buurt. 81 Foto’s Optionele accessoires gebruiken Foto’s Films op de video-ingang.  Stel de tv-ingang in op de video-ingang Films Afspelen op een tv Met de afzonderlijk verkrijgbare AV-kabel AVC-DC400 kunt u de camera aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter scherm terwijl u de camera bedient. Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de aansluiting en over het wijzigen van de ingangen. • Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven op de tv (= 99). 1 Zorg dat de camera en de tv zijn uitgeschakeld. Zwart of wit Geel 2 Sluit de camera aan op de tv.  Steek de kabelstekker volledig in Geel Zwart 3 Schakel de tv in en stel deze in de video-ingangen van de tv, zoals weergegeven. waarop u in stap 2 de kabel hebt aangesloten. 4 Schakel de camera in.  Druk op de knop <1> om de camera aan te zetten.  De camerabeelden worden nu weergegeven op de tv. (Het camerascherm blijft leeg.)  Als u klaar bent, schakelt u de camera en de tv uit en verwijdert u daarna de kabel. • Correcte weergave is alleen mogelijk als de video-uitvoerindeling van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan die van de televisie. Om de video-uitvoerindeling te wijzigen, drukt u op de knop <n> selecteert u [Video Systeem] op het tabblad [3]. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Open het klepje van de cameraaansluiting en steek de kabelstekker er volledig in. 82 Voorblad Foto’s Films De camera voeden via het lichtnet Als u de camera voedt via de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset ACK-DC90, hoeft u niet meer te letten op de resterende batterijlading. 1 Zorg dat de camera is uitgeschakeld. 2 Open het klepje. 4 Sluit het klepje.  Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ). 3 Plaats de koppeling.  Plaats de gelijkstroomkoppeling in de aangegeven richting, net als een batterij (volg stap 3 in “De batterij en geheugenkaart plaatsen” (= 11)). Aansluitpunten  Zorg dat de koppelingkabel door de poort wordt geleid. Kabelpoort gelijkstroomkoppeling Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding 5 Sluit het netsnoer aan.  Sluit de adapterstekker aan op de kabel van de gelijkstroomkoppeling.  Volg stap 2 in “De batterij en geheugenkaart plaatsen” (= 11) om het klepje van geheugenkaart/batterijhouder te openen, en vervolgens het klepje van de kabelpoort te openen, zoals wordt weergegeven. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie  Sluit het ene uiteinde van het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact.  Schakel de camera in en gebruik deze zoals u wilt.  Als u klaar bent, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. • Haal de adapter of het netsnoer niet weg terwijl de camera nog is ingeschakeld. Daarmee kunt u de opnamen wissen of de camera beschadigen. • Sluit de adapter of het adaptersnoer niet aan op andere voorwerpen. Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg hebben. Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 83 Voorblad Beelden afdrukken Foto’s Films 4 Schakel de camera in.  Druk op de knop <1> om de camera U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten op een printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken in serie, bestellingen bij fotozaken voorbereiden en bestellingen voorbereiden of beelden afdrukken voor fotoboeken. Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding van de printer voor aanvullende informatie. Foto’s Eenvoudig afdrukken aan te zetten. 5 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te selecteren. 6 Open het afdrukscherm.  Druk op de knop <m>, kies [c] en druk nogmaals op de knop <m>. U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp van de meegeleverde USB-kabel. 1 Zorg dat de camera en de printer zijn uitgeschakeld. 2 Sluit de camera aan op de printer.  Open het klepje. Houd de kleinste kabelstekker in de getoonde richting, en steek de stekker volledig in de aansluiting op de camera.  Sluit de grote kabelstekker aan op de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. 3 Schakel de printer in. 7 Druk het beeld af.  Druk op de knop <o><p> om [Print] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  Het afdrukken start nu.  Als u andere beelden wilt afdrukken, herhaalt u stappen 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid.  Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de kabel. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Zie “Printers” (= 81) voor PictBridge-compatibele printers van Canon (afzonderlijk verkrijgbaar). 84 Voorblad Foto’s Afdrukinstellingen configureren 1 Open het afdrukscherm. Foto’s Beelden bijsnijden vóór het afdrukken (Trimmen) Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste beeldgebied afdrukken in plaats van het hele beeld. 2 Configureer de instellingen.  Druk op de knoppen <o><p> om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen <q><r> om een optie te selecteren. Default Datum File No. Beide Uit Default Uit Aan R-Ogen1 Aantal exemplaren Trimmen – papier inst. – Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt. Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum. Hiermee worden de beelden afgedrukt met een bestandsnummer. Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum en een bestandsnummer. – Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt. – Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de afdrukinstellingen te optimaliseren. Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd. Hiermee selecteert u het aantal af te drukken exemplaren. Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven dat u wilt afdrukken (= 85). Hiermee geeft u het papierformaat, de indeling en andere gegevens op (= 86). Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding  Voer de stappen 1–6 in “Eenvoudig afdrukken” (= 84) uit om het scherm links te openen. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie 1 Selecteer [Trimmen].  Voer eerst stap 1 in “Afdrukinstellingen configureren” (= 85) uit om het afdrukscherm te openen, kies [Trimmen] en druk op de knop <m>.  Er verschijnt een kader voor bijsnijden dat het af te drukken beeldgebied aanduidt. 2 Pas het kader naar wens aan.  Om de grootte van het kader te wijzigen, beweegt u de zoomknop.  Om het kader te verplaatsen drukt u op de knoppen <o><p><q><r>.  Om het kader te draaien, drukt u op de knop <m>.  Druk op de knop <n>, druk op de knoppen <o><p> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 3 Druk het beeld af.  Voer stap 7 in “Eenvoudig afdrukken” (= 84) uit om af te drukken. • Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij bepaalde verhoudingen. • Datums worden wellicht niet goed afgedrukt als u beelden bijsnijdt die zijn opgenomen met de instelling [Datumstemp. ]. 85 Voorblad Foto’s Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het afdrukken 1 Selecteer [papier inst.]  Voer eerst stap 1 in “Afdrukinstellingen configureren” (= 85) uit om het afdrukscherm te openen, kies [papier inst.] en druk op de knop <m>. Beschikbare indelingsopties Default Randen Randloos N-plus ID Foto Vaste afm. Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt. Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege ruimte eromheen. Hiermee maakt u randloze afdrukken. Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op. Hiermee drukt u foto’s af voor identiteitsbewijzen. Alleen beschikbaar voor beelden met een resolutie L. Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd. U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukformaten. 2 Selecteer een papierformaat.  Druk op de knoppen <o><p> om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. 3 Selecteer een papiersoort.  Druk op de knoppen <o><p> om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knop <m>. Foto’s Id-foto’s afdrukken 1 Selecteer [ID Foto]  Voer de stappen 1-4 in “Het papierformaat en de indeling selecteren vóór het afdrukken” (= 86) uit, kies [ID Foto] en druk op de knop <m>. 2 Selecteer de lengte van de lange en de korte zijde.  Druk op de knoppen <o><p> om een item te kiezen. Kies de lengte door op de knoppen <q><r> te drukken en druk vervolgens op de knop <m>. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 4 Selecteer een indeling.  Druk op de knoppen <o><p> om een optie te selecteren.  Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op de knoppen <q><r> om het aantal beelden per vel op te geven.  Druk op de knop <m>. 5 Druk het beeld af. 86 Voorblad 3 Selecteer het afdrukgebied. Afdrukopties voor films  Voer stap 2 in “Beelden bijsnijden vóór Enkel het afdrukken (Trimmen)” (= 85) uit om het afdrukgebied te selecteren. Reeks 4 Druk het beeld af. Films Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto. Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval afgedrukt op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt op [Aan], kunt u ook het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor het kader afdrukken. • Om een lopende afdruktaak te annuleren, drukt u op de knop <m>. • [ID Foto] en [Reeks] zijn niet beschikbaar voor PictBridge-compatibele printers van Canon CP720/CP730 en ouder. Filmscènes afdrukken 1 Open het afdrukscherm.  Voer de stappen 1–6 in “Eenvoudig afdrukken” (= 84) uit om een film te kiezen. Het scherm links wordt weergegeven. Foto’s Beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) U kunt op de camera instellingen kiezen voor afdrukken in serie (= 89) en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op een geheugenkaart en configureer de nodige instellingen, zoals het aantal exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze voorbereidt, voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). 2 Selecteer een afdrukmethode.  Druk op de knoppen <o><p> om [ ] te kiezen en druk vervolgens op de knoppen <q><r> om de afdrukmethode te kiezen. 3 Druk het beeld af. Foto’s Afdrukinstellingen configureren U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index  Druk op de knop <n> en selecteer [Print instellingen] op het tabblad [2]. Selecteer en configureer de gewenste instellingen (= 27). 87 Voorblad Standaard Afdruktype Index Beide Datum Aan Uit File No. Aan Uit Wis DPOF data Aan Uit Hiermee drukt u één foto per vel af. Hiermee drukt u meerdere verkleinde beelden per vel af. Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Hiermee worden de beelden afgedrukt met de opnamedatum. – Hiermee worden de beelden afgedrukt met het bestandsnummer. – Alle instellingen voor printlijsten worden na het afdrukken verwijderd. – • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken. • [ ] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn geconfigureerd op een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven. • Als u [Datum] instelt op [Aan], drukken sommige printers de datum wellicht tweemaal af. • Als u [Index] opgeeft, kunt u wellicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen voor zowel [Datum] als [File No.]. • De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met de instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad [3]. U opent dit tabblad door op de knop <n> te drukken (= 12). • Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige PictBridge-compatibele printers van Canon (afzonderlijk verkrijgbaar). Foto’s Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden 1 Selecteer [Sel. beeld & aantal].  Druk op de knop <n> en selecteer [Sel. beeld & aantal] op het tabblad [2]. Druk vervolgens op de knop <m>. 2 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  U kunt nu het aantal af te drukken exemplaren opgeven.  Als u indexafdrukken opgeeft voor het beeld, wordt hierbij een pictogram [ ] geplaatst. Druk nogmaals op de knop <m> om indexafdrukken te annuleren voor het beeld. [ ] wordt niet meer weergegeven. 3 Geef het aantal afdrukken op.  Druk op de knoppen <o><p> om het aantal afdrukken op te geven (maximaal 99).  Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken van andere beelden in te stellen en het aantal afdrukken van elk beeld op te geven.  Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren, via stap 2.  Als u klaar bent, drukt u op de knop <n> om terug te keren naar het menuscherm. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 88 Voorblad Foto’s Foto’s Beelden toevoegen aan een fotoboek Afdrukinstellingen voor alle beelden  Voer stap 1 in “Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden” (= 88) om [Sel. alle beelden] te selecteren en druk op de knop <m>.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. Foto’s U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te selecteren op een geheugenkaart en deze te importeren in de software op uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen. Deze functie is handig wanneer u online afgedrukte fotoboeken bestelt of wanneer u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer. Een selectiemethode selecteren  Druk op de knop <n>, kies Alle beelden in de printlijst wissen  Voer stap 1 in “Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden” (= 88) uit om [Wis alle selecties] te selecteren en druk op de knop <m>.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. Foto’s Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de printlijst (DPOF)  Als er afbeeldingen aan de printlijst zijn toegevoegd (= 87 – 89), wordt het scherm links weergegeven wanneer u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer. Druk op de knoppen <o><p> om [Print nu] te selecteren, en druk vervolgens op de knop <m> om de beelden in de afdruklijst af te drukken.  Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk onderbreekt, wordt hervat bij het volgende beeld. [Fotoboek instellen] op het tabblad [1] en kies vervolgens hoe u de beelden wilt selecteren. • [ ] kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn geconfigureerd op een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven. • Raadpleeg nadat u beelden op uw computer hebt geïmporteerd ook de Softwarehandleiding (= 18) en de handleiding van de printer voor meer informatie. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 89 Voorblad Foto’s Afzonderlijke beelden toevoegen 1 Selecteer [Selectie].  Volg de stappen in “Een selectiemethode selecteren” (= 89), kies [Selectie] en druk op de knop <m>. Foto’s Alle beelden toevoegen aan een fotoboek  Volg de stappen in “Een selectiemethode selecteren” (= 89), kies [Sel. alle beelden] en druk op de knop <m>.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. 2 Selecteer een beeld.  Druk op de knoppen <q><r> om een beeld te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>.  [ ] wordt weergegeven.  Druk nogmaals op de knop <m> om het beeld te verwijderen uit het fotoboek. [ ] wordt niet meer weergegeven.  Herhaal deze procedure om andere beelden op te geven.  Als u klaar bent, drukt u op de knop <n> om terug te keren naar het menuscherm. Foto’s Alle beelden verwijderen uit een fotoboek  Volg de stappen in “Een selectiemethode selecteren” (= 89), kies [Wis alle selecties] en druk op de knop <m>.  Druk op de knoppen <q><r> om [OK] te kiezen en druk vervolgens op de knop <m>. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 90 Voorblad Foto’s Een Eye-Fi-kaart gebruiken Films Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, controleert u altijd of dit op uw locatie is toegestaan (= 2). Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden naar een website voor gedeelde foto’s. De beelden worden overgedragen via de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over het voorbereiden en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van beelden, raadpleegt u de handleiding van de kaart of neemt u contact op met de fabrikant. • Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt. - Zelfs als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit], kan de Eye-Fi-kaart nog steeds radiogolven uitzenden (= 92). Verwijder de Eye-Fi-kaart als u een ziekenhuis, vliegtuig of ander gebied betreedt waar overdracht verboden is. - Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie. - Bij een slechte Eye-Fi-verbinding kan de overdracht van beelden erg lang duren en kan de beeldoverdracht soms worden onderbroken. - Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden. - Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik. - De camera kan erg traag gaan werken. Dit kunt u wellicht oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten. U kunt de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart in de camera controleren in het opnamescherm (in de normale informatieweergave) of het afspeelscherm (in de korte informatieweergave). Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen (Grijs) Niet verbonden Onderbroken (Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt Geen communicatie (Wit) Verbonden Handleiding voor gevorderden (Bewegend) Lopende overdracht*1 Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo*2 1 2 3 4 5 6 7 8 *1 Tijdens de beeldoverdracht wordt de spaarstand (= 24) op de camera tijdelijk uitgeschakeld. *2 Herstart de camera. Als het pictogram steeds terugkomt, is er wellicht een probleem met de kaart. Beelden met een pictogram [ ] zijn overgedragen. Verbindingsgegevens controleren U kunt indien nodig het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart controleren.  Druk op de knop <n> en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad [3]. Druk vervolgens op de knop <m>.  Selecteer [Verbindingsinfo] en druk op de knop <m>.  Het scherm met verbindingsinformatie wordt weergegeven. Basishandleiding Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 91 Eye-Fi-overdracht uitschakelen Configureer de instelling als volgt om de Eye-Fi-overdracht via de kaart uit te schakelen, indien nodig. Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].  Druk op de knop <n> en selecteer [Eye-Fi instellingen] op het tabblad [3]. Druk vervolgens op de knop <m>.  Selecteer achtereenvolgens [Eye-Fi trans.] en [Uit]. • [Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergegeven als er een Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst en als het schuifje voor schrijfbeveiliging niet in de vergrendelstand staat. Daarom kunnen instellingen niet worden gewijzigd voor een geplaatste Eye-Fi-kaart als het schuifje in de vergrendelstand staat. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 92 Voorblad 8 Bijlage 4 Nuttige informatie over het gebruik van de camera Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Problemen oplossen ...............94 Berichten op het scherm ........96 Informatie op het scherm .......98 Functies en menutabellen ....100 Voorzorgsmaatregelen .........104 Specificaties ..........................104 93 Problemen oplossen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • Controleer of de batterij is opgeladen (= 10). • Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (= 11). • Controleer of het klepje van geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (= 11). vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Bij helder licht kan het scherm donker worden. • Bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren. • Als u een opname maakt met een heldere lichtbron, kan er een paarsachtige band verschijnen op het scherm. Basishandleiding Handleiding voor gevorderden De batterij is snel leeg. [ ] verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (= 35). • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een beetje warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in contact komen met metalen voorwerpen. • Stel de flitsermodus in op [h] (= 57). • Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken. Koop dan een nieuwe batterij. • Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in om een opname te maken (= 25). • Verhoog de ISO-waarde (= 51). De opnamen zijn niet scherp. De batterij is gezwollen. • Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (= 105). • Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning. • Stel [Lampinstelling] in op [Aan] (= 39). • Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld. • Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (= 55, 56). Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp wanneer de ontspanknop half wordt indrukt. Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen, probeert u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te plaatsen voordat u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop meerdere malen half in te drukken. • Druk in de afspeelmodus (= 14) de ontspanknop half in (= 25). De onderwerpen in de opnamen zijn te donker. Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (= 25). • Stel de flitsermodus in op [h] (= 57). Opnamen maken Vreemde weergave op het scherm bij opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden Inhoudsopgave: basishandelingen • Configureer de instelling [Datumstemp. ] (= 36). Datumstempels worden niet automatisch aan beelden toegevoegd, maar alleen als u de instelling [Datum/Tijd] hebt geconfigureerd (= 78). • Datumstempels worden niet toegevoegd in opnamemodi (= 100) waarbij deze instelling niet kan worden geconfigureerd (= 36). [h] knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt en opnemen is niet mogelijk (= 31). De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven op een tv (= 82). Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Er is geen datumstempel aan de beelden toegevoegd. • Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw. Weergave op een tv Voorblad 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (= 49). • Pas het contrast aan met i-Contrast (= 51, 71). 94 Voorblad • Gebruik AE lock of spotmeting (= 50). Films opnemen De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd. De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt onderbroken. • • • • Stel de flitsermodus in op [!] (= 35). Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie (= 49). Gebruik AE lock of spotmeting (= 50). Verminder de belichting van het onderwerp. De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geflitst (= 31). • Maak de opname binnen het bereik van de flits (= 105). • Verhoog de ISO-waarde (= 51). De onderwerpen in geflitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn vervaagd. • Maak de opname binnen het bereik van de flits (= 105). • Stel de flitsermodus in op [!] (= 35). Er verschijnen witte stippen of andere beeldartefacts in geflitste opnamen. • Dit komt doordat het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stof- of andere deeltjes in de lucht. • Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de films op de geheugenkaart overeenstemt met de werkelijke opnameduur (= 75, 105). [ ] verschijnt en de opname stopt automatisch. De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel genoeg naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende maatregelen: • Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (= 75). • Verlaag de beeldkwaliteit (= 38). • Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt (= 105). In- en uitzoomen is niet mogelijk. • In- en uitzoomen is niet mogelijk als u films opneemt in de modus [ ] (= 44). Afspelen Opnamen zien er korrelig uit. Afspelen is niet mogelijk. • Verlaag de ISO-waarde (= 51). • Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamemodi leiden tot korrelige beelden. • U kunt mogelijk geen beelden of films afspelen als u de bestandsnaam of mapstructuur hebt gewijzigd via een computer. Raadpleeg de Softwarehandleiding (= 18) voor informatie over mapstructuur en bestandsnamen. De onderwerpen hebben rode ogen (= 37). • Zet [Lampinstelling] op [Aan] (= 39) om het licht voor rode-ogenreductie (= 4) te activeren in geflitste foto’s. Denk erom dat u geen opname kunt maken terwijl het licht voor rode-ogenreductie brandt (dit is ongeveer 1 seconde), omdat het licht rode ogen tegengaat. U krijgt de beste resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-ogenreductie kijken. Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het onderwerp te gaan. • Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie (= 72). Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (= 75). Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar. • Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies per opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnamemenu” (= 100 – 102). Het afspelen stopt of het geluid hapert. • Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt uitgevoerd (= 75). Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u films afspeelt die zijn gekopieerd naar geheugenkaarten met trage leessnelheden. • Als u films afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er kaders wegvallen en kan het geluid haperen. Geluid wordt niet weergegeven tijdens films. • Pas het volume aan (= 62) als [mute] is geactiveerd (= 74) of als het geluid van de film zwak is. • Bij films die zijn opgenomen in de modus [ ] (= 44) wordt geen geluid weergegeven, omdat in deze modus geen geluid wordt opgenomen. 95 Geheugenkaart De geheugenkaart wordt niet herkend. Berichten op het scherm • Herstart de camera met de geheugenkaart erin (= 11). Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt. Computer Geen geheugenkaart Kan geen beelden overdragen naar een computer. Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als volgt de overdrachtsnelheid te verlagen: • Druk op de knop <1> om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop <n> ingedrukt en druk tegelijkertijd op de knoppen <o> en <m>. Druk in het volgende scherm op de knoppen <q><r> om [B] te kiezen. Druk daarna op de knop <m>. Eye-Fi-kaarten Kan geen beelden overdragen (= 91). • Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart opnieuw en in de juiste richting (= 11). Geheugenkaart op slot • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel het schuifje voor de schrijfbeveiliging (= 11). Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden Basishandelingen van de camera Laad de batterij op (= 10) 1 2 3 4 5 6 7 8 Geen beeld. Index Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (= 11). Geheugenkaart fout (= 75) • Neem contact op met een helpdesk van de klantenondersteuning van Canon (= 11) indien dezelfde foutmelding blijft verschijnen, zelfs nadat u een ondersteunde geheugenkaart hebt geformatteerd (= 2). Te weinig kaartruimte • Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (= 29, 40, 48) of beelden te bewerken (= 70 – 72). Wis de overbodige beelden (= 68) of plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte (= 11). Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage • De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (= 66) Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV afspelen/Kan geen MP4 afspelen/RAW • Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld. 96 Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld. • De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die met een andere camera zijn gemaakt. Denk erom dat functies met een sterretje (*) niet beschikbaar zijn voor films. Vergroten* (= 65), Roteren (= 69), Bewerken* (= 70 – 72), Afdruklijst* (= 87) en Fotoboek instellen* (= 89). Selectielimiet bereikt bestandsfout • Foto’s die met een andere camera zijn gemaakt of beelden die zijn gewijzigd met computersoftware, kunt u wellicht niet correct afdrukken (= 84), zelfs als de camera is aangesloten op de printer. Print fout • Controleer de instelling voor het papierformaat (= 86). Als dit bericht wordt weergegeven terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de instellingen opnieuw op de camera. Absorptiekussen inkt vol Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden Basishandelingen van de camera • De map kon niet worden gemaakt of opnamen konden niet worden gemaakt, omdat het maximum aantal mappen (999) voor de opslag van beelden op de kaart en het maximum aantal beelden (9999) voor beelden in mappen zijn bereikt. Wijzig in het menu [3] de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (= 76) of formatteer de geheugenkaart (= 75). 1 2 3 4 5 6 7 8 Lens fout Index • De instellingen voor de printlijst (= 87) of voor de fotoboekinstellingen (= 89) konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw . Communicatie fout • Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege het te grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart rechtstreeks in de kaartsleuf van de printer om af te drukken. Fout in benaming. • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. • Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag om een vervangend inktabsorptiekussen. Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage • Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera. Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning. Camerafout gedetecteerd (foutnummer) • Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het beeld mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren. • Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera. Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning. 97 Voorblad Informatie op het scherm i-Contrast (= 51) Raster (= 58) AE lock (= 50), FE-vergrendeling (= 57) Opname (informatieweergave) Sluitertijd Diafragmawaarde Zoombalk (= 98) Knipperdetectie (= 38) Tijdzone (= 77) Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende niveau van de batterij aangeeft. Scherm Details Voldoende opgeladen Iets leger, maar nog voldoende opgeladen Batterijniveau (= 98) Witbalans (= 52) Transportmodus (= 53) Eco-modus (= 36, 58) Zelfontspanner (= 34) Waarschuwing: camera beweegt (= 31) Meetmethode (= 50) Eye-Fiverbindingsstatus (= 91) Resolutie (= 37) Aantal opnamen (= 105) Filmkwaliteit (= 38) Resterende tijd (= 105) Digitale zoomvergroting (= 33) AF-kader (= 54) Scherpstelbereik (= 53, 54), AF lock (= 56) Opnamemodus (= 100), Compositiepictogram (= 32) Flitsermodus (= 35, 57) Rode-ogencorrectie (= 37) Datumstempel (= 36) ISO-waarde (= 51) Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Batterijniveau (Knippert rood) [Laad de batterij op] Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Bijna leeg; batterij moet worden opgeladen Leeg; batterij moet NU worden opgeladen Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 98 Voorblad Afspelen (uitgebreide informatieweergave) • Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven als u beelden bekijkt op een tv (= 82). Overzicht van filmbedieningspaneel in “Bekijken” (= 62) Basishandleiding Afspelen Handleiding voor gevorderden Terug springen* (Om verder terug te springen, houdt u de knop <m> ingedrukt.) Vorig beeld (Om snel terug te spoelen, houdt u de knop <m> ingedrukt.) Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop <m> ingedrukt.) Resolutie (= 37), MOV (films) Overdracht via Eye-Fi (= 91) Batterijniveau (= 98) Meetmethode (= 50) Mapnummer – bestandnummer (= 76) Nummer huidig beeld / totaal aantal beelden Sluitertijd (foto’s), Beeldkwaliteit / aantal beelden (films) (= 38) Diafragmawaarde Flitser (= 57) Scherpstelbereik (= 53, 54) Bestandsgrootte Foto’s: Resolutie (= 105) Films: Afspeeltijd (= 105) Beveiligen (= 66) Rode-ogencorrectie (= 37, 72) i-Contrast (= 51, 71) Opnamedatum/-tijd (= 12) c Inhoudsopgave: basishandelingen Afsluiten Slow motion (Druk op de knoppen <q><r> om de afspeelsnelheid aan te passen. Er wordt geen geluid afgespeeld.) Films (= 30, 62) Opnamemodus (= 100) ISO-waarde (= 51), afspeelsnelheid (= 44) Belichtingscompensatieniveau (= 49) Witbalans (= 52) Histogram (= 63) Beeld bewerken (= 70 – 72) Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Vooruit springen* (Om verder vooruit te springen, houdt u de knop <m> ingedrukt.) Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-compatibele printer (= 84). * Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer. • Om tijdens het afspelen van films vooruit of achteruit te springen, drukt u op de knoppen <q><r>. 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 99 Voorblad Functies en menutabellen Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Beschikbare functies per opnamemodus Opnamemodus G Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding I P t N Functie Flitser (= 35, 57) O O O O O O O O O O O O O O – – h – O O – O O – O O O O O O O – O Z *1 O O – – – – – – ! AE lock/ FE-vergrendeling*2 (= 50, 57) O O O O O O O O O O O O O O O O – O – – – – – – – – – – – – – – AF lock (= 56) – O O – – – – – – – – – – – – O – – – – – – – Eco-modus (= 36, 58) Aan/Uit O O O O O O O O O O O O O O O O Schermweergave Geen informatieO O – O O – O – – – – O O O O O weergave InformatieweerO O O O O O O O O O O O O O O O gave O Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld. – Niet beschikbaar. Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index *1 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar [Z]. *2 FE-vergrendeling niet beschikbaar in de flitsermodus [!]. 100 Voorblad Menu FUNC. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Opnamemodus G I P t N Functie Belichtingscompensatie (= 49) O O *1 O O O O O O O O O O O O O Opnamemodus O O O O O O O O O O O O O O – – O – – – – – – – – – – – – Witbalans (= 52) O O O O O O O O O O O O O O O – O – O – O O – – – – – – – – O O O O – O O O O O O O O O O O O – – – O – – O – – – – – – – – – – – – – O – O O O O O O O O O – Zelfontspanner (= 34) O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O – O O O O O O O O O O Instellingen voor zelfontspanner (= 35) Vertraging*2 O O O Beelden*3 O O O O O – O O O O O O O O O O O O – O O O O O O O O O O ][$ Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding O O O – O O – O O O O O O O O O O O – – O O – – – – O – O O – – O O – – O O – – O O – – – O – – – – – – O O O – – – – – – – – – – O O O – – – – O – – – – O O O Filmkwaliteit (= 38) O Transportmodus (= 53) P t N Resolutie (= 37) – O O I Functie ISO-waarde (= 51) O G O O O O O O O *4 O O O O O O O Scherpstelbereik (= 53, 54) O O O O O O O O O O O O O O O O – O O O O – O O O O O O O O – O eu O Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld. – Niet beschikbaar. *1 Instellingen [Donker - Licht]. *2 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi zonder selectie van het aantal opnamen. *3 Eén opname (kan niet worden gewijzigd) in modi zonder selectie van het aantal opnamen. *4 Synchroniseert met de ingestelde resolutie en wordt automatisch aangepast (= 44). Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Meetmethode (= 50) O O O O O O O O O O O O O O O O – O – – – – – – – – – – – – – – 101 Voorblad 4 Opnamemenu Opnamemodus Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie G I P t N Opnamemodus G I P t N Functie Functie AF Frame (= 54) Gezichts-AiAf*1 AF Tracking Centrum Afbeelding direct bekijken (= 60) Uit/ Snel/ Weer- 2 sec./ O O O gave- 4 sec./ tijd 8 sec./ Vastzetten O O O Scherm- Uit info – O O details O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O Knipperdetectie (= 38) Aan O Uit O O O O O – O O O – – – – O O O – – O O O O O O O O O O O O O Raster (= 58) Aan Uit O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O – – O O O O O O O O O O – O O – O – O O – O O Digitale Zoom (= 33) Aan O – Uit O O O O – O O – – – – – – – O O O O O O O O O O O O O O O O AF-Punt Zoom (= 59) – Aan Uit O O O O O O O O O – – – O O O O – O O O O O O O O O O O O O O Servo AF (= 55) Aan Uit*2 Continu (= 56) Aan Uit – O O O O O – – – O O O O O – O – O O O O – O O O O O O O O O O – O – – – O O O O – – O O O O O O O O O O O O O O – O O O O O O O – O O O O O O O – O O O – O O O O O O O O O O Lampinstelling (= 39) Aan O Uit O O O O O O O O O O O O O O O O – O O O O O O O O O O O O O O Rode-Ogen (= 37) Aan Uit O O O O – O O O O O – – – – – – O O O O O O O O O O O O i-Contrast (= 51) Auto Uit O – O O – – O O O O – – – – O O Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding – O Handleiding voor gevorderden O O O O O O O O O O O O O Datumstemp. (= 36) Uit O O O O O O O O O O O O O O O O Datum/ O O O – O O – – – – – – – O O O Datum & Tijd O Is beschikbaar of wordt automatisch ingesteld. – Niet beschikbaar. 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index *1 Werking wanneer er geen gezichten zijn gedetecteerd, verschilt per opnamemodus. ]. *2 [Aan] wanneer bewegende onderwerpen worden gedetecteerd in de modus [ O – – – – – – – – – – O O O O O O O O O 102 3 Menu instellen Item Voorblad 2 Print menu Zie pagina Item Zie pagina Item Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Zie pagina = 89 Print instellingen = 87 Formateren = 75 Print = 74 Bestandsnummering = 76 Sel. beeld & aantal = 88 Hints en tips = 74 Maak folder = 76 Sel. alle beelden = 89 Datum/Tijd = 12 Video Systeem = 82 Tijdzone = 77 Eye-Fi instellingen = 91 Lens intrekken = 76 Certificaatlogo weergeven = 78 Taal = 14 Reset alle = 79 spaarstand LCD Helderheid opstart scherm = 24, 77 = 74 = 75 1 Menu afspelen Item Zie pagina Item Zie pagina Diavoorstelling = 65 Rode-Ogen Corr. = 72 Wissen = 68 Veranderen = 70 Beveilig = 66 Autom. draaien = 70 Roteren = 69 Ga verder = 62 Fotoboek instellen = 89 Overgang = 62 i-Contrast = 71 Zie pagina Wis alle selecties = 74 Volume mute Item – Afspeelmodus menu FUNC. Item Zie pagina Item Zie pagina Roteren = 69 Film afspelen = 62 Beveilig = 66 Beeld zoeken = 64 Print = 87 Diavoorstelling = 65 Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 103 Voorzorgsmaatregelen Specificaties • De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. Effectieve pixels in de camera (max.) Ongeveer 16 miljoen pixels • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Dit kan leiden tot storing of verlies van beeldgegevens. Focuslengte lens 5x zoom: 5.0 (G) – 25.0 (T) mm (equivalent aan 35 mm-film: 28 (G) – 140 (T) mm) LCD-monitor • Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje. Niet hard wrijven of hard drukken. Kleuren-TFT LCD 6,8 cm (2,7 in) Effectieve pixels: ongeveer 230.000 pixels Bestandsformaat Design rule for Camera File system, compatibel met DPOF (versie 1.1) • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het scherm schoon te maken. Gegevenstype Foto’s: Exif 2.3 (JPEG) Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens: Linear PCM (mono)) • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als het schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning. Interface Hi-speed USB Analoge audio-uitgang (mono) Analoge video-uitgang (NTSC/PAL) Stroombron Batterij NB-11L Voedingsadapterset ACK-DC90 Afmetingen (gebaseerd op CIPA-normen) 97,7 x 56,0 x 20,9 mm Gewicht (gebaseerd op CIPA-normen) Ongeveer 125 g (inclusief batterij en geheugenkaart) Ongeveer 110 g (alleen camerabody) • Er kan condensatie ontstaan op de camera na plotselinge temperatuursveranderingen (wanneer de camera wordt verplaatst van een koude naar een warme omgeving). U kunt dit voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie ontstaat. Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Als u de batterij gedurende langere tijd wilt bewaren, gebruikt u de resterende laadcapaciteit van de batterij op, verwijdert u deze uit de camera en bewaart u deze in een plastic zak of gelijksoortige houder. Wanneer u een gedeeltelijk opgeladen batterij lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. 104 Voorblad Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd Aantal opnamen Opnametijd per geheugenkaart Ongeveer 220 Ongeveer 300 in de Eco-modus Opnameduur film*1 Ongeveer 1 uur en 30 minuten Ongeveer 5 uur *1 Tijden zijn gebaseerd op standaardinstellingen bij het uitvoeren van normale handelingen, zoals opnemen, pauzeren, de camera in- en uitschakelen en zoomen. *2 Beschikbare tijd voor herhaaldelijk opnemen van maximum filmlengte (tot opname automatisch wordt gestopt). • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op richtlijnen voor metingen van de CIPA (Camera & Imaging Products Association). • Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen en de opnametijd lager dan hierboven is aangegeven. • Aantal opnamen/tijd met een volledig opgeladen batterij. Aantal opnamen per geheugenkaart Opnamepixels Beeldkwaliteit Ongeveer 50 minuten Continu-opnamen*2 Afspeeltijd Aantal opnamen per geheugenkaart (aantal opnamen bij benadering) 8 GB 32 GB (Groot) 16M/4608x3456 1903 (Medium 1) 8M/3264x2448 3721 15020 (Medium 2) 2M/1600x1200 12927 52176 7684 165225 (Breedbeeld) 4608x2592 2531 10219 • De waarden in de tabel zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. 49 min. 15 sec. 3 uur 19 min. 00 sec. 1 uur 28 min. 53 sec. 5 uur 59 min. 05 sec. Flitsbereik Maximale groothoek (j) 50 cm – 3,0 m Maximale telelens (i) 1,2 m – 2,0 m Opnamebereik Maximale groothoek Scherpstelbereik (j) – Andere modi 40937 Inhoudsopgave: basishandelingen • De waarden in de tabel zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. • De opname stopt automatisch zodra de bestandsgrootte van een clip die wordt opgenomen 4 GB is of wanneer de opnametijd ongeveer 29 minuten en 59 seconden is (bij [ ]) of ongeveer 1 uur (bij [ ]). • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken. Opnamemodus (Klein) 0.3M/640x480 Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Opnametijd per geheugenkaart 8 GB 32 GB Maximale telelens (i) 3 cm – oneindig 1,2 m – oneindig 5 cm – oneindig 1,2 m – oneindig e* 3 – 50 cm – u* 3 m – oneindig 3 m – oneindig Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index * Niet beschikbaar in bepaalde opnamemodi. 105 Voorblad Snelheid continu-opnamen Batterij NB-11L Opnamemodus G Snelheid Ongeveer 0,8 beelden/sec. Ongeveer 2,9 beelden/sec. Sluitertijd [ ]-modus, automatisch ingesteld 1 – 1/2000 sec. bereik Bereik in alle opnamemodi 15 – 1/2000 sec. Diafragma f/nummer f/2.8 / f/7.9 (G), f/6.9 / f/20 (T) Type: Nominale spanning: Nominale capaciteit: Oplaadcycli: Bedrijfstemperatuur: Afmetingen: Gewicht: Oplaadbare lithium-ionbatterij 3,6 V gelijkstroom 680 mAh Ongeveer 300 keer 0 – 40 °C 34,6 x 40,2 x 5,2 mm Ongeveer 13 g Batterijlader CB-2LF/CB-2LFE Nominale invoer: Nominale uitvoer: Oplaadduur: Oplaadlampje: Bedrijfstemperatuur: 100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz) 8,0 VA, 0,07 A (100 V) – 0,04 A (240 V) 4,2 V / 0,41 A Ongeveer 2 uur (bij gebruik van NB-11L) Opladen: oranje / Volledig opgeladen: groen (systeem met twee indicatielampjes) 5 – 40 °C • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index 106 Index A AF Tracking ......................................... 55 Bekijken ............................................... 16 Beeld zoeken ................................ 64 Diavoorstelling ............................... 65 Enkelvoudige weergave ................ 16 Indexweergave .............................. 63 Tv-weergave ................................. 82 Vergrote weergave ........................ 65 Belichting AE lock .......................................... 50 Compensatie ................................. 49 FE-vergrendeling ........................... 57 Bestandsnummering............................ 76 AUTO-modus (opnamemodus) ..... 15, 30 Beveiligen ............................................ 66 AV-kabel .............................................. 82 Bewerken Het formaat van beelden wijzigen ......................................... 70 i-Contrast ....................................... 71 Rode-ogencorrectie ....................... 72 Breedbeeld (resolutie) ......................... 37 Aangepaste witbalans ......................... 52 Aansluiting ..................................... 82, 84 Accessoires ......................................... 81 AE lock ................................................ 50 Afdrukken ............................................ 84 AF-kaders ............................................ 54 AF lock................................................. 56 Afspelen  Bekijken B Batterij Niveau ........................................... 98 Opladen ......................................... 10 Spaarstand .................................... 24 Batterijen  Datum/tijd (datum/tijd-batterij) Spaarstand .................................... 24 Batterijlader ........................................... 2 Beelden Afspelen  Bekijken Beveiligen ...................................... 66 Wissen .......................................... 68 Beeldkwaliteit  Compressieverhouding (beeldkwaliteit) C Camera Reset alle ...................................... 79 Centrum (modus AF Frame) ................ 55 Continu-opnamen maken .................... 53 Creatieve filters (opnamemodus) ........ 43 D Geluiden .............................................. 74 Datum/tijd Datumstempels toevoegen ........... 36 Datum/tijd-batterij .......................... 13 Instellingen .................................... 12 Wereldklok..................................... 77 Wijzigen ................................... 13, 60 Diavoorstelling ..................................... 65 Gezichts-AiAf (modus AF Frame) ........ 54 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) .................................. 46 Basishandleiding Handleiding voor gevorderden I i-Contrast ....................................... 51, 71 DPOF................................................... 87 Indicator ............................................... 28 Inhoud van de verpakking ..................... 2 ISO-waarde ......................................... 51 Extra levendig (opnamemodus)........... 43 K Eye-Fi-kaarten ................................. 2, 91 Kleur (witbalans) .................................. 52 F Knipperdetectie.................................... 38 FE-vergrendeling ................................. 57 L Films Beeldkwaliteit (resolutie/ aantal beelden) ............................. 38 Opnameduur ............................... 105 Fisheye-effect (opnamemodus) ........... 43 Lange sluiter (opnamemodus) ............. 47 Flitser Aan ................................................ 57 De flitser uitschakelen ................... 35 Focusvergrendeling ............................. 55 Fotoboek instellen ............................... 89 Foutmeldingen ..................................... 96 G Geheugenkaarten .................................. 2 Opnameduur ............................... 105 Inhoudsopgave: basishandelingen H Directe effecten (opnamemodus) ........ 42 E Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Het formaat van beelden wijzigen ....... 70 Digitale Zoom ...................................... 33 Eco-modus .................................... 36, 58 Voorblad M Macro (scherpstelmodus) .................... 53 Meetmethode....................................... 50 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Menu Basishandelingen .......................... 27 Tabel ............................................ 100 Menu FUNC. Basishandelingen .......................... 26 Tabel .................................... 101, 103 Miniatuureffect (opnamemodus) .......... 44 Monochroom (opnamemodus) ............ 45 107 O Oneindig (scherpstelmodus)................ 54 Opnamen maken Opnamedatum/-tijd  Datum/tijd Opname-informatie ....................... 98 P P (opnamemodus) ............................... 49 PictBridge ...................................... 81, 84 Polsriem  Riem Portret (opnamemodus)....................... 41 Poster-effect (opnamemodus) ............. 43 Problemen oplossen ............................ 94 Programma automatische belichting ... 49 R Raster ............................................ 58, 59 Scherpstellen AF-kaders ...................................... 54 AF lock .......................................... 56 AF-Punt Zoom ......................... 59, 60 Servo AF ....................................... 55 SD/SDHC/SDXCgeheugenkaarten  Geheugenkaarten Servo AF .............................................. 55 Sneeuw (opnamemodus) .................... 41 Spaarstand .......................................... 24 Speels effect (opnamemodus)............. 45 Standaardwaarden  Reset alle Stereo AV-kabel ................................... 82 T Transportmodus .................................. 53 Tv-weergave ........................................ 82 Reizen met de camera ........................ 77 V Reset alle............................................. 79 Vergrote weergave .............................. 65 Resolutie (beeldgrootte) ...................... 37 Voeding  Batterij  Batterijen  Compacte voedingsadapter  Set van batterij en oplader  Voedingsadapterset Riem ................................................ 2, 10 Rode-ogencorrectie ....................... 37, 72 Roteren ................................................ 69 S Scherm Menu  Menu FUNC., Menu Pictogrammen ......................... 98, 99 Weergavetaal ................................ 14 Scherpstelbereik Macro ............................................ 53 Oneindig ........................................ 54 Z Zelfontspanner..................................... 34 2 seconden-zelfontspanner ........... 34 De zelfontspanner aanpassen ...... 35 Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ............................ 46 Zoeken................................................. 64 Zoomen ................................... 15, 30, 33 Voorblad Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index Vuurwerk (opnamemodus) .................. 41 W Weergavetaal ...................................... 14 Weinig licht (opnamemodus) ............... 41 Wereldklok ........................................... 77 Wissen ................................................. 68 Witbalans (kleur).................................. 52 108 Voorblad VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR. Informatie over handelsmerken • Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. • Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven door Microsoft. Over MPEG-4-licenties • This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video. No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard. Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie Inhoudsopgave: basishandelingen Basishandleiding Handleiding voor gevorderden 1 2 3 4 5 6 7 8 Basishandelingen van de camera Smart Automodus Andere opnamemodi P-modus Afspeelmodus Menu Instellingen Accessoires Bijlage Index • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. 109
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109

Canon PowerShot A2550 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor