Samsung AM050FXMDGH Installatie gids

Type
Installatie gids

Deze handleiding is ook geschikt voor

2
Inhoud
Veiligheidsmaatregelen ......................................................................................................... 3
Type buiteneenheid ............................................................................................................ 5
Combinatie installatie ........................................................................................................... 5
Bepalen waar de buiteneenheid wordt geïnstalleerd ............................................................................ 6
Locatie installatie ............................................................................................................... 8
Installatie en grondwerk voor een buiteneenheid .............................................................................. 10
Installatie koelmiddelpijp ...................................................................................................... 12
Elektrische bedrading .......................................................................................................... 31
Aardingswerkzaamheden ...................................................................................................... 37
De optieschakelaar en toetsfunctie van de binnenunit instellen ................................................................ 38
Inspectie en werkingscontrole ................................................................................................. 44
Koelmiddel vullen ............................................................................................................. 46
Afpompen ..................................................................................................................... 48
Controlelijst voor na het voltooien van de installatie ............................................................................ 50
Proefdraaien ................................................................................................................... 51
Ga voor informatie over de milieuverbintenissen en product specifieke wettelijke verplichtingen van Samsung naar: samsung.
com/uk/aboutsamsung/samsungelectronics/corporatecitizenship/data_corner.html
3
NEDERLANDS
Veiligheidsmaatregelen
Volg de volgende voorzorgsmaatregelen nauwkeurig. Deze zijn essentieel voor de veiligheid van de apparatuur.
WAARSCHUWING
t Sluit de airconditioner van de stroomtoevoer af voordat u onderhoud uitvoert of de
interne onderdelen blootlegt.
t Zorg ervoor dat de installatie en de testbewerkingen door gekwalificeerd personeel
worden uitgevoerd.
t Zorg ervoor dat de airconditioner wordt geïnstalleerd op een gemakkelijk
toegankelijke plaats.
Algemene informatie
f Lees de inhoud van deze handleiding zorgvuldig door voordat u de airconditioner installeert en bewaar de handleiding op een veilige
plek om deze na installatie te kunnen raadplegen.
f Installateurs dienen voor optimale veiligheid de volgende waarschuwing altijd in acht te nemen.
f Sla de bewerkings- en installatiehandleiding op een veilige locatie op en vergeet niet om deze aan de nieuwe eigenaar te
overhandigen als de airconditioner wordt verkocht of overgedragen.
f In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u met een splitssysteem een binneneenheid installeert met twee SAMSUNG-eenheden. Het
gebruik van andere typen eenheden met andere beheersystemen kan de eenheden beschadigen en de garantie ongeldig maken. De
fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade als gevolg van het gebruik van incompatibele eenheden.
f De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade als gevolg van ongeoorloofde wijzigingen, de onjuiste aansluiting van elektronica
en het niet opvolgen van de vereisten in de tabel ‘Operating limits (Bewerkingslimieten) die is opgenomen in de handleiding. Zulke
wijzigingen of onjuiste aansluitingen kunnen de eenheden beschadigen en de garantie ongeldig maken.
f De airconditioner dient alleen te worden gebruikt voor de toepassingen waarvoor deze is ontworpen: de binneneenheid is niet
geschikt voor installatie in ruimtes die worden gebruikt voor wasserij.
f Gebruik de eenheden niet indien deze zijn beschadigd. Als zich problemen voordoen, schakelt u de eenheid uit en sluit u deze af van
de stroomtoevoer.
f Teneinde elektrische schokken, brand en letsel te voorkomen dient u altijd de eenheid te stoppen, de beveiligingsschakelaar uit
te schakelen en contact op te nemen met de technische ondersteuning van SAMSUNG wanneer de eenheid rook afgeeft, als de
stroomkabel warm is of beschadigd is of als de eenheid veel lawaai maakt.
f Vergeet nooit de eenheid, elektrische aansluitingen, koelmiddelbuizen en beschermingen regelmatig te inspecteren. Deze
bewerkingen dienen uitsluitend door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd.
f De eenheid bevat bewegende delen, die altijd buiten het bereik van kinderen moeten worden gehouden.
f Probeer de eenheid niet te repareren, verplaatsen, aan te passen of opnieuw te installeren. Het uitvoeren van deze handelingen door
onbevoegde personen kan elektrische schokken of brand veroorzaken.
f Plaats geen vloeistofhouders of andere voorwerpen op de eenheid.
f Alle materialen die voor het produceren en verpakken van de airconditioner zijn gebruikt, zijn recyclebaar.
f Verpakkingsmateriaal en lege batterijen van de afstandsbediening (optioneel) moeten volgens actuele wetgeving worden
weggeworpen.
f De airconditioner bevat een koelmiddel dat als bijzonder afval moet worden weggeworpen. De airconditioner moet aan het einde van
de levensduur naar een geschikt afvaldepot worden gebracht of worden teruggebracht naar de verkoper opdat het apparaat correct
en veilig wordt weggeworpen.
f Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met een verminderd fysiek, zintuiglijk of mentaal
vermogen, of gebrek aan ervaring en kennis, tenzij zij onder toezicht staan of gebruiksinstructies krijgen van een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Jonge kinderen mogen het apparaat uitsluitend onder toezicht gebruiken om te voorkomen
dat ze ermee gaan spelen.
f Til brug i Europa: Dette apparat kan anvendes af børn med en alder på mindst 8 år og af personer med fysiske, sansemæssige eller
psykiske handicap eller manglende erfaring og viden, hvis de har fået instruktion i at anvende apparatet på en sikker måde og forstår,
der er involveret en farerisiko. Børn må ikke lege med apparatet. Rengøring og vedligeholdelse må ikke udføres af børn uden opsyn.
f Als tijdens de winter de verwarmingsmodus van het product wordt gebruikt, wordt de beveiligingsmodus ingeschakeld wanneer
de buitentemperatuur lager is dan 0°C. Houd het product daarom in de winter altijd aangesloten op de stroomtoevoer. Als er geen
stroomtoevoer is, werkt de beveiligingsmodus van de compressor niet en kan er een storing opgetreden in het product.
4
Veiligheidsmaatregelen
De eenheid installeren
BELANGRIJK: Let er bij het installeren van de eenheid op dat de koelmiddelbuizen eerst worden aangesloten en vervolgens de
elektrische onderdelen. Verwijder altijd eerst de elektrische onderdelen voordat u de koelmiddelbuizen verwijdert.
f Inspecteer het product bij ontvangst om te controleren dat het tijdens de transport niet is beschadigd. Als het product
beschadigd lijkt, INSTALLEERT U HET NIET en meldt u de schade direct bij de transporteur of verkoper (als de installateur of de
bevoegde technicus het materiaal bij de verkoper heeft opgehaald).
f Voer na het voltooien van de installatie altijd een functietest uit en voorzie de gebruiker van de instructies over het bewerken
van de airconditioner.
f Gebruik de airconditioner niet in een omgeving met schadelijke stoffen of dicht bij apparatuur die open vlammen produceert
teneinde brand, explosies en letsel te vermijden.
f Onze eenheden dienen te worden geïnstalleerd in de ruimtes die in de installatiehandleiding worden weergegeven teneinde
toegang vanaf beide zijden en het uitvoeren van reparaties of onderhoud mogelijk te maken. De onderdelen van de eenheid
dienen toegankelijk en eenvoudig te verwijderen te zijn zonder dat mensen en voorwerpen in gevaar komen.
f Om deze reden worden bij het niet naleven van vereisten in de installatiehandleiding (onder SAFETY CONDITIONS
(Veiligheidsvoorwaarden)) de kosten van toegang tot en onderhoud van de eenheden met behulp harnassen, ladders,
steigers of andere hulpmiddelen NIET beschouwd als onderdeel van de garantie en worden deze in rekening gebracht bij de
eindgebruiker.
Stroomtoevoer, zekering of stroomonderbreker
f Zorg er altijd voor dat de stroomtoevoer voldoet aan actuele veiligheidsnormen. Installeer de airconditioner in
overeenstemming met actuele plaatselijke veiligheidsnormen.
f Controleer altijd of er een geschikte geaarde verbinding beschikbaar is.
f Controleer of het voltage en de frequentie van de stroomtoevoer in overeenstemming is met de specificaties en dat de
geïnstalleerde stroom voldoende is om de werking te garanderen van andere huishoudelijke apparaten die op dezelfde
aansluitingen zijn aangesloten.
f Controleer altijd of de sper- en veiligheidsschakelaars van geschikte omvang zijn.
f Controleer of de airconditioner volgens de instructies in het bedradingsdiagram in de handleiding is aangesloten op de
stroomtoevoer.
f Controleer altijd of elektrische aansluitingen (kabels, snoeren, beschermingen...) overeenkomen met de elektrische specificaties
en met de instructies in het bedradingsschema. Controleer altijd of alle aansluitingen overeenkomen met de toepasselijke
normen voor het installeren van airconditioners.
f Apparaten die zijn afgesloten van de stroomtoevoer, moeten volledig worden losgekoppeld wanneer er sprake is van
overspanning.
5
NEDERLANDS
Type buiteneenheid
Vorm
Model Koelen en verhitten
1phase
AM040XMDEH
AM050XMDEH
AM060XMDEH
3phase
AM040XMDGH
AM050XMDGH
AM060XMDGH
Combinatie installatie
f U dient uitsluitend de binneneenheid te installeren die R-410A gebruikt.
f Als de totale capaciteit van de gecombineerde binneneenheden de capaciteit van een buiteneenheid overschrijdt, wordt de
capaciteit van elke binneneenheid teruggebracht tot onder de aangegeven capaciteit. Daarom wordt het aanbevolen om de
combinatie van binneneenheden lager te houden dan de capaciteit van een buiteneenheid.
Buiteneenheid Capaciteit buiteneenheid (HP)
Het maximale aantal
binneneenheden dat kan
worden aangesloten
Totale capaciteit van de
verbonden binnenunits (kW)
Reeks AM040XMDH 4 6 5,6~14,5
Reeks AM050XMDH 5 8 7,0~18,2
Reeks AM060XMDH 6 9 7,8~20,2
6
Bepalen waar de buiteneenheid wordt geïnstalleerd
Bepaal de locatie van installatie op basis van de volgende voorwaarden en vraag om goedkeuring van de gebruiker.
f Vermijd locaties waar uw buren worden gestoord. De buiteneenheid kan lawaai produceren en de afvoerlucht kan in de
omgeving terechtkomen. (Let er in een woonwijk op wanneer het apparaat wordt gebruikt)
f Installeer de buiteneenheid op een hard en effen oppervlak dat het gewicht kan ondersteunen.
f Kies een platte plek waar geen regenwater blijft liggen of lekt.
f Kies een plek waar geen sterke wind waait.
f Kies een plek die goed geventileerd is en waar genoeg ruimte is voor reparaties en onderhoud. (Een afvoerleiding kan
afzonderlijk worden aangeschaft.)
f Kies een plek waar de aansluiting van een koelmiddelpijp tussen een binnen- en een buiteneenheid binnen de toegestane
afstand valt.
f Zorg ervoor dat condens die uit de afvoerslang lekt, op een juiste manier veilig naar buiten wordt geleid.
f Kies een plek waar geen explosief gas lekt.
f Kies een plek waar de eenheid niet in aanraking kan komen met sneeuw en regen.
f Wanneer u de buiteneenheid dicht bij de zeekust installeert, zorgt u ervoor dat de eenheid niet direct wordt blootgesteld aan
zeewind.
- Wanneer u de buiteneenheid dicht bij de zeekust installeert, raadpleegt u een bevoegde installateur. De bovenstaande
locaties vereisen namelijk aanvullende maatregelen voor weerstand tegen corrosie. (U dient ten minste eenmaal per jaar zout
en stof uit een warmtewisselaar te verwijderen.)
Wanneer u de buiteneenheid dicht bij de zeekust installeert
f Wanneer u de buiteneenheid dicht bij de zeekust installeert, dient u deze achter een gebouw of omgeven door wanden ter
bescherming tegen de wind te plaatsen.
f Installeer de buiteneenheid op een plek waar water gemakkelijk afgevoerd kan worden.
Buiteneenheid
Zeewind
Zee
Buiteneenheid
Zeewind
Zee
Beschermende wand
Buiteneenheid
Zeewind
Zee
Beschermende wanden dienen te worden vervaardigd van massief
materiaal om de zeewind tegen te houden. De hoogte en breedte van
de wand dienen anderhalf keer zo groot te zijn als de omvang van de
buiteneenheid. (Laat 70 cm ruimte vrij tussen de beschermende wand
en de buiteneenheid voor de ventilatie van afvoerlucht.)
7
NEDERLANDS
t Installeer de binneneenheid afgezonderd van storende bronnen als een radio, computer of stereo en selecteer
bovendien een plaats waar de elektrische bedrading en een binneneenheidinstallatie mogelijk zijn.
- Houd de eenheid op een afstand van ten minste 3 m van de elektrische apparatuur in een omgeving waar zwakke
elektromagnetische golven worden gegenereerd en installeer de beschermingsbuis om de hoofdstroomkabel en de
communicatiekabel te beschermen.
- Zorg ervoor dat er geen apparatuur is die elektromagnetische golven genereert. Als dat wel het geval is, kan het
effect van elektromagnetische golven het beheersysteem verstoren. (Bijvoorbeeld: de afstandsbedieningssensor
van de binneneenheid heeft mogelijk geen goede ontvangst in een omgeving met tl-verlichting.)
t Zorg ervoor dat de buiteneenheid wordt geïnstalleerd op een veilige locatie die niet wordt belemmerd door
sneeuwval. Het raamwerk moet worden geïnstalleerd op een plek waar de luchtinlaat en de warmtewisselaar van de
eenheid niet worden bedekt door sneeuw.
t Een ventilatiesysteem kan noodzakelijk zijn wanneer de buiteneenheid wordt geïnstalleerd in een afgesloten ruimte
of vertrek, ook al is R-410A niet giftig of brandbaar.
t Installeer een traliewerk rond de buiteneenheid om te voorkomen dat de eenheid valt wanneer deze op een hoge
plek wordt geïnstalleerd, zoals het dak van een gebouw.
t Installeer de eenheden niet op plekken waar een uitlaatpijp of ventilatie-opening wordt blootgesteld aan
onkruidverdelgers met bijtend gas, zwaveloxiden, ammoniakgas of zwavelgas. (Voor dergelijke plaatsen is een
aanvullende anticorrosiebehandeling vereist. Neem contact op met de fabrikant om corrosie van koperen leidingen of
gesoldeerde onderdelen te voorkomen.)
t Er mag zich geen brandbaar materiaal, zoals hout of olie, rond de binneneenheid bevinden. Anders kan een brand
zich uitbreiden naar het product.
t Afhankelijk van de stroomtoevoer kunnen er door elektronische ruis of onstabiele spanning storingen optreden in de
elektrische onderdelen of het controlesysteem. (Dit geldt bijvoorbeeld voor schepen of locaties die gebruikmaken van
een elektrische generator.)
LET OP
Buiteneenheid
Binneneenheid
Afstandsbediening
1m of meer
1m of meer
1,5m of meer
1,5m of meer
3m of meer
Breker
Stereo
Breker
1,5m of meer
f Zorg ervoor dat het water dat uit de afvoerslang lekt, op een juiste manier veilig naar buiten wordt geleid.
f U dient het beschadigde onderdeel opnieuw te verven of te beschermen, opdat de verf van de behuizing niet loskomt
en roestig wordt tijdens de installatie. Wanneer de behuizing roestig wordt, wordt de levensduur van de buiteneenheid
verminderd.
8
Locatie installatie
f Maak plaats voor ventilatie en onderhoud zoals weergegeven in de afbeelding.
f Wanneer verschillende buiteneenheden worden gecombineerd voor installatie, laat u voldoende ruimte voor ventilatie tegen
een muur vrij. Als u geen ventilatieruimte vrij laat, kan er een storing in het product optreden.
f De zijde met het logo is de voorzijde van de buiteneenheid.
Beschrijving afbeelding
Bovenaanzicht Zijaanzicht
Achterzijde: luchtinlaat
Voorzijde: luchtuitlaat
Voorzijde:
luchtuitlaat
Achterzijde:
luchtinlaat
t , richting luchtstroom.
Wanneer u 1 buiteneenheid installeert
Wanneer de luchtuitlaat zich aan de andere kant van de
muur bevindt
Wanneer de luchtuitlaat zich aan de kant
van de muur bevindt
(Eenheid: mm)
300 of meer
1500 of meer
Wanneer drie zijden van de buiteneenheid worden
geblokkeerd door de muur
De bovenste kant van de buiteneenheid wordt geblokkeerd
en de luchtuitlaat bevindt zich aan de kant van de muur
300 of meer
150 of meer
600 of meer
1500 of meer
2000 of meer
De bovenste kant van de buiteneenheid wordt geblokkeerd
en de luchtuitlaat bevindt zich aan de andere kant van de
muur
Wanneer de muren de voor- en achterzijde van de
buiteneenheid blokkeren
500 of meer
300 of meer
1500 of meer 300 of meer
9
NEDERLANDS
Wanneer u meer dan 1 buiteneenheid installeert
Wanneer drie zijden van de buiteneenheid worden geblokkeerd door de muur (Eenheid: mm)
300 of meer
300 of meer 600 of meer 600 of meer 600 of meer
Wanneer de muren de voor- en achterzijde van de buiteneenheden blokkeren
300 of meer1500 of meer
600 of meer 600 of meer
Wanneer de voor- en achterzijde van de buiteneenheid zich aan de kant van de muur bevinden
1500 of meer 600 of meer 3000 of meer 300 of meer3000 of meer
t Moet lamel van staaftype gebruiken. Gebruik geen lamel voor regenbescherming.
[Lamel van staaftype]
[Lamel voor regenbescherming]
t Lamelspecificaties.
- Hoekcriteria: minder dan 20°
- Criteria voor openingsverhouding: groter dan 80%
WAARSCHUWING
10
Locatie installatie
De buiteneenheid verplaatsen
f Bepaal van tevoren de route.
f Zorg ervoor dat de route veilig is aan de hand van het gewicht van de buiteneenheid.
f Kantel het product bij het tillen niet meer dan 30˚. (Leg het product niet zijdelings neer.)
f Het oppervlak van de warmtewisselaar is scherp. Voorkom letsel bij het verplaatsen en installeren.
Wanneer u de eenheid met een kraan of touw verplaatst
f Wanneer u een buiteneenheid naar een hoger oppervlak verplaatst, zoals een dak.
- Maak het touw vast volgens de afbeelding.
- Verplaats de buiteneenheid met verpakking. Zo voorkomt u mogelijke schade aan
het product tijdens het transport.
Touw/riemen
Houten pallet
Wanneer u een buiteneenheid met de hand verplaatst
f De buiteneenheid verplaatsen door deze op te tillen bij een korte afstand.
- De eenheid dient te worden gedragen door twee mensen die de transporthandvatten vasthouden.
- Zorg ervoor dat u de warmtewisselaar aan de achterzijde van de buiteneenheid tijdens het transport
niet beschadigt.
- Zorg ervoor dat u geen letsel oploopt door het scherpe oppervlak van de warmtewisselaar.
Installatie en grondwerk voor een buiteneenheid
f Installeer de buiteneenheid 150 mm hoger dan de ondergrond en installeer de afvoeropening om de pijp op de afvoer aan te
sluiten.
f Wanneer de voorste ventilator van een buiteneenheid wordt geïnstalleerd op een plek waar de gemiddelde sneeuwval meer
dan 150 mm is, dient de afvoerleiding te worden bevestigd aan de buiteneenheid.
f De betonfundering moet anderhalf keer zo groot zijn als de bodem van de buiteneenheid.
f Er moet draadgaas of staalstaven worden geplaatst wanneer buiteneenheden op een zachte fundering worden geïnstalleerd.
f Wanneer u verschillende buiteneenheden op dezelfde plek
installeert, plaatst u de H-balk op de ondergrond. (Bij verschillende
buiteneenheden kunt u deze op de ondergrond installeren.)
f Laat de H-balk (150 mm x 150 mm x t10: basisspecificatie) of het
raamwerk voor het opvangen van vibraties uitsteken boven de
ondergrond.
f Pas bescherming tegen corrosie toe na het installeren van de H-balk.
f Installeer een vierkant vlak (t=20 mm of meer) om te voorkomen dat
vibraties van de buiteneenheid tot de ondergrond doordringen. Plaats
de buiteneenheid op de H-balk en fixeer de eenheid met de bout, moer
en ring. (Fixeer met standaardankerbout, -moer en -ring formaat M10.)
Buiteneenheid
Ankerbout
Moer, sluitring
H-balk
Vierkant kussen
A+10~20 mm of meer
A
20mm
75mm of
meer
11
NEDERLANDS
Grondwerk
< Bij installatie op de grond >
Afvoeropening 150 mm of meer
< Bij installatie op het dak >
Installeer de buiteneenheid
horizontaal op de grond
150 mm of meer
f De buiteneenheid dient te worden ondersteund binnen het onderstaande metingsbereik voor grondwerk.
(Eenheid: mm)
Positie ankerbout
360
384
620
940
330
f Wanneer de buiteneenheid moet worden ondersteund, fixeert u deze met draad, zoals
weergegeven in de afbeelding.
- Draai de vier schroeven op de bovenkant van de buiteneenheid iets los.
- Voer draad rond de vier schroeven en draai de schroeven weer vast.
- Fixeer de draad aan de grond.
t Als de buiteneenheid niet juist is gefixeerd, kan het product vallen en de dood of materiële schade veroorzaken.
t Installeer de buiteneenheid niet op een houten pallet.
t Fixeer de buitendeur veilig aan de ondergrond met ankerbouten.
t De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die wordt veroorzaakt door het niet volgen van de installatienormen.
t Teneinde de buiteneenheid te beschermen tegen externe omstandigheden als regen, installeert u de eenheid op de
ondergrond en verbindt u de afvoerpijp met de afvoer.
LET OP
12
Installatie koelmiddelpijp
Koelmiddelpijpwerk
f De lengte van de koelmiddelpijp dient zo kort mogelijk te zijn en het hoogteverschil tussen een binnen- en een buiteneenheid
dient minimaal te zijn.
f De pijplengte tussen de buiteneenheid en de binneneenheid mag de maximale pijplengte, het maximale hoogteverschil en de
toegestane lengte na vertakking niet overschrijden.
f De druk van de R-410A is hoog. Gebruik uitsluitend een goedgekeurde koelmiddelpijp en volg de installatiemethode.
f Na installatie van de pijp plaatst u het koelmiddel op basis van de lengte van de pijp. R-410A-koelmiddel dient te worden
gebruikt.
f Gebruik een schone koelmiddelpijp. Er mogen zich geen schadelijke ionen, oxiden, stoffen, ijzerdeeltjes of vocht in de pijp
bevinden.
f Gebruik uitsluitend hulpmiddelen en accessoires die geschikt zijn voor R-410A.
t Zorg er bij de installatie voor dat er geen lekkage is. Wanneer u het koelmiddel verzamelt, stopt u eerst de compressor
voordat u de verbindingspijp verwijdert. Als de koelmiddelpijp niet juist is aangesloten en de compressor met de
bedieningskraan open werkt, inhaleert de pijp de lucht en wordt de druk binnen de koelmiddelcyclus abnormaal
hoog. Dit kan explosies en letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING
Hulpmiddel Bewerking Compatibel met standaardhulpmiddel?
Pijpensnijder
Koelmiddelpijpwerk
Pijpen snijden
Compatibel
Felsapparaat Pijp felsen
Koelolie
Breng koelolie aan op het
gefelste deel
Speciale etherolie, esterolie, alkylbenzeenolie of
synthetische olie
Momentsleutel
Sluit de flensmoer op de
pijp aan
Compatibel
Pijpenbuiger Pijpen buigen
Stikstofgas
Luchtdichtheidstest
Belemmering van oxidatie
Hardsoldeerhulpmiddel Pijpen hardsolderen
Manometer
Luchtdichtheidstest
– aanvullende lading
koelmiddel
Vacuüm, laden en
controleren werking
Speciale meter nodig om vermenging met de
R-22-koelolie te voorkomen. Daarnaast is de druk
te hoog, waardoor er geen meting beschikbaar is.
Slang voor laden
koelmiddel
Exclusieve slang nodig in verband met lekkage
koelmiddel of de instroom van onzuivere
deeltjes.
Vacuümpomp Vacuümdrogen
Compatibel (Gebruik producten die een
controlekraan bevatten om te voorkomen dat
olie terug in de buiteneenheid stroomt.)
Gebruik een pomp waarmee tot -100,7 kpa
(5Torr.-755mmHg) kan worden gezogen.
Schaal voor laden
koelmiddel
Koelmiddel vullen Compatibel
Gaslekdetector Gaslektest
Exclusieve test nodig
(De test voor R-134a kan worden gebruikt)
Flensmoer
U moet de flensmoer gebruiken die bij het product wordt geleverd.
Lekkage van koelmiddel kan optreden wanneer de standaardflensmoer voor R-22 wordt gebruikt.
13
NEDERLANDS
Koelmiddelpijp selecteren
Temperklasse en minimale dikte van de koelmiddelpijp
Buitendiameter [mm] Minimale dikte [mm] Temperklasse
ø6,35 0,7
Getemperd
ø9,52 0,7
ø12,70 0,8
ø15,88 1,0
ø19,05 0,9
Uitgetrokken
ø22,23 0,9
t Voor leidingen van meer dan Ø19,05, moet uitgetrokken (C1220T-1/2H of C1220T-H) koperen leiding worden gebruikt.
Als getemperde koperen leiding (C1220T-O) wordt gebruikt, kan de leiding breken vanwege de lage drukweerstand en
kan er persoonlijk letsel ontstaan.
LET OP
Installatie van pijp tussen een buiteneenheid en het eerste Y-stuk
Capaciteit buiteneenheid [UP] Vloeistofpijp [mm] Gaspijp [mm] Pijp, één stap groter [mm]
4 ø9,52 ø15,88 ø19,05
5 ø9,52 ø15,88 ø19,05
6 ø9,52 ø19,05 ø22,23
f Installeer de koelmiddelpijp op basis van het formaat van de hoofdpijp van de capaciteit van elke buiteneenheid.
f Als de pijplengte tussen een buiteneenheid en de verste binneneenheid inclusief elleboog 90 m overschrijdt, moet de lengte
van de gaspijp tussen de hoofdpijpen van de buiteneenheid tot het eerste Y-stuk één stap groter zijn. (De grootte van de
vloeistofpijp blijft hetzelfde.)
f Als de capaciteit van de buiteneenheid afneemt vanwege de leidinglengte, gebruikt u een leiding die één slag groter is
(gasleiding).
Grotere lengte
hoofdpijp
Eerste Y-stuk
Pijpinstallatie tussen Y-stukken
Totale capaciteit
binneneenheid (kW)
%JBNFUFSQJKQ0t%tNN
Vloeistofpijp (mm) Gaspijp (mm)
X ≤ 15,0
ø9,52
ø15,88
15,0 < X ≤ 23,2 ø19,05
14
Installatie koelmiddelpijp
Y-stuk selecteren
f Selecteer het eerste Y-stuk op basis van de grootte van de hoofdpijp van de capaciteit van elke buiteneenheid.
f Selecteer de andere Y-stukken op basis van de totale binneneenheidcapaciteit onder het geselecteerde Y-stuk.
Het eerste Y-stuk selecteren Andere Y-stukken
Capaciteit buiteneenheid (HP) Model Y-stuk
Totale
binneneenheidcapaciteit
onder het geselecteerde Y-stuk
(kW)
Model Y-stuk
4 MXJ-YA1509 X ≤ 15,0 MXJ-YA1509
5 MXJ-YA1509 15,0 < X ≤ 40,6 MXJ-YA2512
6 MXJ-YA2512
Onderhoud koelmiddelpijp
Teneinde te voorkomen dat er vreemde deeltjes of water in de pijp komt is het belangrijk dat de koelmiddelpijp schoon en droog
gehouden wordt en de pijp wordt verzegeld tijdens installatie.
Pas de juiste verzegelmethode toe, afhankelijk van de omgeving.
Plaats blootstelling Tijd blootstelling Type verzegeling
Blootstelling buiten
Langer dan een maand Pijp afknijpen
Korter dan een maand Afplakken
Blootstelling binnen - Afplakken
Hardsolderen koelmiddelpijp en veiligheidsinformatie
Belangrijke informatie voor koelmiddelpijpwerk
f Zorg ervoor dat zich geen vocht in de pijp bevindt.
f Zorg ervoor dat zich geen vreemde deeltjes en onzuiverheden in de pijp bevinden.
f Zorg ervoor dat er geen lek is.
f Zorg ervoor dat u de instructies volgt bij hardsolderen en het onderhouden van de pijp.
Hardsolderen met stikstofspoeling
f Gebruik stikstof bij het hardsolderen van de pijpen, zoals weergegeven in de afbeelding.
f Als u geen stikstofspoeling uitvoert bij het hardsolderen van de pijpen, kan zich oxide in de pijp vormen. Dit kan schade
veroorzaken aan belangrijke onderdelen, zoals compressor en kranen.
f Stel de stroomsnelheid van de stikstofspoeling bij met een drukregelaar om een druk van 0,05 m
3
/u of minder te behouden.
Hardsoldeeronderdeel
Stikstofgas
Koperpijp ø6,35 (1/4”)
Afsluitkraan
Afplakken
Stroommeter
Hogedrukslang
Drukregelaar
15
NEDERLANDS
Richting van de pijp bij hardsolderen
f Het hardsolderen van de pijp dient te gebeuren met de pijp naar beneden gericht of in horizontale positie.
f Niet hardsolderen met de pijp omhoog gericht.
t De testvloeistof die wordt gebruikt om lekkage te ontdekken na het hardsolderen van een pijp, moet de aangewezen
vloeistof zijn. Gebruik van testvloeistof met zwavelelementen kan corrosie van de pijp veroorzaken.
LET OP
De pijpen snijden of felsen
f Zorg ervoor dat u over de vereiste hulpmiddelen beschikt.
- Pijpensnijder, ruimer, felsapparaat, pijphouder enzovoort
f Als u de pijp wilt inkorten, snijdt u deze met een pijpensnijder. Zorgt er daarbij voor dat de snijrand in een hoek van 90° van
de zijkant van de pijp blijft.
- Hier volgt een aantal exemplaar van juiste en onjuiste snijranden.
90°
Schuin
Ruw
Braam
Pijp
Pijpensnijder
f Teneinde een gaslek te voorkomen verwijdert u met behulp van een ruimer alle bramen bij de snijrand van de pijp.
f Maak het uiteinde van de pijp wijder met een felsapparaat, zoals hieronder weergegeven.
A
Felsconus
Pijp
Klemschroef
Felsconus
Pijp
Flensmoer
Met handvat Met schroefmoeren
[Felsapparaat]
Pijpdiameter (mm)
A (mm)
Felsapparaat voor
R-410A, met handvat
Standaardfelsapparaat
Met handvat Met schroefmoeren
ø6,35 0~0,5 1,0~1,5 1,5~2,0
ø9,52 0~0,5 1,0~1,5 1,5~2,0
ø12,70 0~0,5 1,0~1,5 1,5~2,0
ø15,88 0~0,5 1,0~1,5 1,5~2,0
f Controleer of u het uiteinde van de pijp correct hebt gefelst.
- Hier volgt een aantal voorbeelden van onjuist gefelste pijpen.
Ongelijke dikteGebrokenBeschadigd oppervlakScheef
Correct
t Als vreemde deeltjes of bramen niet zijn verwijderd na het snijden van de pijp, kan koelgas lekken.
t Als vreemde deeltjes de pijp binnendringen, kunnen belangrijke interne delen van de eenheid beschadigd raken en
kan de werking van het product worden verminderd. De richting van de pijp moet dus neerwaarts zijn bij het snijden
of felsen van pijpen.
LET OP
16
Installatie koelmiddelpijp
Het felsgebied vernauwen
f Controleer of het felsen juist is uitgevoerd.
f Uitlijnen op het midden van de pijp en de flensmoer met de hand voldoende aandraaien. Draai ten slotte de flensmoer aan
met de momentsleutel totdat de sleutel klikt. Zorg er bij het aandraaien van de flensmoer met de momentsleutel voor dat de
richting van het aandraaien de pijl op de sleutel volgt.
f Zorg ervoor dat u esterolie gebruikt om het felsgedeelte te smeren.
Pijp
FlensmoerFelsgedeelte
Buitendiameter (D, mm) 5PSTJFWFSCJOEJOHLHGtDN Felsafmeting (L, mm) Felsvorm (mm)
ø6,35 145~175 8,7~9,1
90° ±2°
45° ±2°
R 0.4~0.8
D
L
ø9,52 333~407 12,8~13,2
ø12,70 505~615 16,2~16,6
ø15,88 630~769 19,3~19,7
t Er moet met stikstofgas worden gespoeld bij hardsolderen van de pijp.
t Zorg ervoor dat u de meegeleverde flensmoer gebruikt.
t Zorg ervoor dat zich geen barsten in de gebogen pijp bevinden.
t Draai de flensmoer niet met overdreven kracht vast.
t Gebruik esterolie om het felsgebied te smeren. Zo voorkomt u lekkage van het koelmiddel. R-410A is een
hogedrukkoelmiddel. Daarom bestaat een risico op koelmiddellekkage als de felsverbinding niet is gesmeerd met
esterolie.
LET OP
17
NEDERLANDS
Pijpinstallatie voor een buiteneenheid
Richting pijp
De koelmiddelpijp kan aan de voorkant, zijkant, achterkant en onderkant naar buiten worden getrokken. Installeer dus op basis van
de locatie.
Let op bij het gebruik van de opening
t Zorg ervoor dat u de buitenkant van de buiteneenheid niet beschadigt.
t Verwijder alle bramen aan de rand van de opening en breng de verf aan om roest te
voorkomen.
t Gebruik een kabelbuis en huls om te voorkomen dat een kabel beschadigd raakt wanneer
deze in de opening wordt gevoerd.
t Blokkeer na het installeren van pijpen de ongebruikte opening om te voorkomen dat
kleine dieren binnendringen. Er moet echter lucht kunnen worden opgenomen via de
stralingswarmte-opening (A).
LET OP
Wees voorzichtig bij het aansluiten van de pijp
t De eenheid kan bij hardsolderen van de pijp beschadigd raken door lasvuur of
lasvlammen. Gebruik een brandwerende doek om de eenheid te beschermen
tegen lasvuur of lasvlammen.
t De O-ring en het Teflonpakket in de bedieningskraan kunnen beschadigd
raken bij een lasvuur. Wikkel een vochtige doek om de onderkant van de
bedieningskraan en las zoals hierboven weergegeven. Zorg ervoor dat het
lassen niet wordt onderbroken door druppelen van de vochtige doek.
t De aangesloten pijpen van de vloeistofzijde en de gaszijde mogen niet met
elkaar of met het product in contact komen. Trillingen kunnen de pijpen
beschadigen.
LET OP
Hoge druk (vloeistofzijde)
Lage druk (gaszijde)
Verbinding koelmiddelpijp buiteneenheid
Classificatie Voorkant, zijkant, achterkant van verbinding pijp Onderkant van verbinding pijp
Werkproces
t Verwijder eerst de pijpkap van de eenheid.
t Verwijder het uitbreekplaatje van de gewenste
opening. Als een opening onbedekt is, kunnen
kleine dieren als eekhoorns en ratten de
eenheid binnendringen en schade aan de
eenheid veroorzaken.
t Verwijder het uitbreekplaatje aan de onderkant
van de eenheid en installeer de pijp.
t Sluit na het installeren en isoleren van de pijp
het resterende gat. Als het gat open blijft,
kunnen kleine dieren als eekhoorns en ratten
de eenheid binnendringen en schade aan de
eenheid veroorzaken.
18
Installatie koelmiddelpijp
Voorbeelden installatie koelmiddelpijp
Een Y-stuk gebruiken Een Y-stuk / EEV-set gebruiken
Een hoofdstuk gebruiken Een hoofdstuk / Y-stuk gebruiken
Voorbeelden toelaatbare lengte van koelmiddelpijp en installatie
Verbinding door Y-stuk
Buiteneenheid
Verbinding door Y-stuk / EEV-set
Buiteneenheid
19
NEDERLANDS
Classificatie Verbinding Y-stuk Verbinding Y-stuk - EEV-set
Maximale
toelaatbare
pijplengte
Buiteneenheid ~
binneneenheden
Werkelijke lengte
De afstand tussen de buiteneenheid en de verste binneneenheid ≤ 150m
Bv.) 8 binneneenheden
a+b+c+d+e+f+g+p ≤ 150m
Bv.) 6 binneneenheden
a+b+c+d+j ≤ 150m
Overeenkomstige
lengte
De afstand tussen een buiteneenheid en de verste binneneenheid ≤ 175m
Hoofdpijplengte
De hoofdpijp (a) van de buiteneenheid naar het eerste Y-stuk moet minder
dan 110m zijn.
Totale lengte De som van de totale lengte van de pijpen moet minder dan 300m zijn.
Maximaal
toelaatbaar
gewicht
Buiteneenheid ~
binneneenheden
Hoogte H1: het verschil in hoogte tussen een buiteneenheid en binneneenheid < 50m
Hoogte H2: het verschil in hoogte tussen binneneenheden ≤ 15m
Maximale toelaatbare lengte
na Y-stuk
Werkelijke lengte
De afstand tussen het eerste Y-stuk en
de verste binneneenheid ≤ 40m
Bv.) 8 binneneenheden
b+c+d+e+f+g+p ≤ 40m
Toelaatbare lengte tussen EEV-set en
een binneneenheid ≤ 20 m
Bv.) h, l, j ≤ 20m
EEV-kit Modelnaam Opmerkingen
EEV-kit ~
binnenunits
Werkelijke
leidinglengte
2 m of minder
MEV-E24SA
1 binnen
Toepassen op producten
zonder EEV (wand- en
plafondmontage)
MEV-E32SA
20 m of minder
MXD-E24K132A
2 binnenMXD-E24K200A
MXD-E32K200A
MXD-E24K232A
3 binnen
MXD-E24K300A
MXD-E32K224A
MXD-E32K300A
Wanneer de overeenkomstige lengte tussen een buiteneenheid en de verste binneneenheid 90m overschrijdt, neemt u een
lagedrukpijp van de hoofdpijp die één stap groter is.
20
Installatie koelmiddelpijp
Aansluiting via een verdeelstuk
g
Buitenunit
Verdeelstuk
Binnenunit
Aansluiting via een Y-stuk/verdeelstuk
H2
H1
f
c
g
Buitenunit
Binnenunit
Verdeelstuk
Y-stuk
Classificatie Aansluiting via verdeelstuk Aansluiting via Y-stuk/verdeelstuk
Maximale
toelaatbare
pijplengte
Buiteneenheid ~
binneneenheden
Werkelijke lengte
De afstand tussen een buiteneenheid en de verste binneneenheid ≤ 150m
Bv.) 8 binneneenheden
a+g ≤ 150m
Bv.) 8 binneneenheden
a+b+c ≤ 150m
Overeenkomstige
lengte
De afstand tussen een buiteneenheid en de verste binneneenheid ≤ 175m
Hoofdpijplengte
De hoofdpijp (a) van de buiteneenheid naar het eerste Y-stuk moet minder dan
110m zijn.
Totale lengte De som van de totale lengte van de leidingen moet minder dan 300m zijn.
Maximaal
toelaatbaar
gewicht
Buiteneenheid ~
binneneenheden
Hoogte H1: het hoogteverschil tussen de buitenunit en de binnenunit moet < 50m zijn.
Hoogte H2: het hoogteverschil tussen de binnenunits ≤ 15m
Maximale toelaatbare lengte
na Y-stuk
Werkelijke lengte
De afstand tussen het verdeelstuk en
de binnenunit ≤ 40m
Bijvoorbeeld) b, c ~ f, g ≤ 40m
De afstand tussen het eerste Y-stuk en
de verste binneneenheid ≤ 40m
Bv.) 8 binneneenheden
b+c, d+g ≤ 40m
Wanneer de overeenkomstige lengte tussen een buiteneenheid en de verste binneneenheid 90m overschrijdt, neemt u een
lagedrukpijp van de hoofdpijp die één stap groter is.
21
NEDERLANDS
Koelmiddelpijpwerk
Installatie met een Y-stuk
Installeer het Y-stuk ‘horizontaal’ of ‘verticaal’.
f Horizontaal installeren
f Verticaal installeren
t Wanneer u een Y-stuk van het type A~J gebruikt, sluit u het Y-stuk aan op de leiding met het meegeleverde
verloopstuk.
t Wanneer u een Y-stuk van het type K~Z gebruikt, sluit u het Y-stuk aan op de leiding door de inlaat van het Y-stuk te
snijden of door gebruik te maken van het meegeleverde verloopstuk.
10~15 mm of meer
OPMERKING
t Installeer het Y-stuk horizontaal of verticaal binnen een bereik van ±15°.
t Zorg ervoor dat de leiding niet breekt op het punt waar het Y-stuk en de leiding worden gekoppeld.
t Zorg voor een rechte lijn van minimaal 500 mm voordat u het Y-stuk aansluit.
±15°
Installeer het Y-stuk horizontaal of
verticaal binnen een bereik van ±15°.
Minimale rechte lijn (500 mm
of meer)
Hoofdleiding
Aansluiten op
buitenunit
Leiding
Voorzijde
Y-stuk gas-/vloeistofkant
Achterzijde
Achterzijde
Leidingaansluiting
Verloopstuk
Verloopstuk
Aansluiten op andere
aftakkingsstukken of op de
binnenunit
LET OP
22
Installatie koelmiddelpijp
Correct gebruik
(De insteekdiepte van de verbinding)
Onjuist gebruik
(De insteekdiepte van de verbinding)
Basisspecificaties
Verbindingsstuk Verbindingsstuk
Het snijden van
verbindingsstukken
Verbindingsstuk Verbindingsstuk
t Houd u aan alle installatievoorschriften wanneer u de leiding in het Y-stuk steekt.
LET OP
Installatie koelvloeistofverdeelstuk
f Selecteer een verloopstuk dat geschikt is voor de diameter van de leiding.
Vloeistofkant Gaskant
Verloopstuk
Leiding
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
Naar binnenunit
Leiding
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
Verloopstuk
Naar buitenunit
Meegeleverd
Verloopstuk
Leiding
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
Naar binnenunit
Leiding
(afzonderlijk
verkrijgbaar)
Verloopstuk
Naar buitenunit
f Blokkeer de eindeinden van de ongebruikte leidingen met einddoppen wanneer het aantal aangesloten binnenunits kleiner is
dan het aantal verdeelstukpoorten.
Vloeistofkant Gaskant
Blokkeer de poort van het
verdeelstuk
Aansluitvolgorde
Meegeleverd
Hardsoldeeronderdeel
Blokkeer de poort van het
verdeelstuk
Aansluitvolgorde
Verloopstuk
23
NEDERLANDS
t Wanneer u een verdeelstuk van het type A~J gebruikt, sluit u het verdeelstuk aan op de leiding met het meegeleverde
verloopstuk.
t Wanneer u een verdeelstuk van het type A~J gebruikt, sluit u het verdeelstuk aan op de leiding door het meegeleverde
verloopstuk goed af te snijden.
t Houd bij de aansluitvolgorde op het verdeelstuk rekening met de nummer van de binnenunits.
t Sluit de binnenunit met de grootste capaciteit als eerste aan.
10~15 mm of meer
LET OP
f Installeer het verdeelstuk horizontaal.
- Installeer het verdeelstuk horizontaal en wel zodanig dat het niet naar omlaag is gericht.
Vloeistofkant
±10° of
minder
Moet horizontaal zijn
Verloopstuk Verdeelstuk
Leiding
±15° of
minder
Moet
horizontaal
zijn
Moet horizontaal zijn
Gaskant
±15° of minder
Moet horizontaal zijn
±10° of minder
Moet horizontaal zijn
24
Installatie koelmiddelpijp
Luchtdichtheidstest uitvoeren
f Gebruik alleen het speciale gereedschap voor de koelvloeistof R-410A om het binnendringen van vreemde substanties te
voorkomen en om de interne druk op te vangen.
f Gebruik droog stikstofgas om de luchtdichtheidstest, zoals hieronder, uit te voeren.
Breng de leiding aan de vloeistofkant en de
gaskant met stikstofgas op druk 4,1 MPa
(meterdruk).
Als u druk opvoert tot meer dan 4,1 MPa (meterdruk), kunnen de leidingen
beschadigd raken. Gebruik een drukregelaar om de leidingen op druk te
brengen.
Laat het systeem vervolgens 24uur staan om te
controleren of de druk daalt.
Nadat u het systeem met stikstofgas op druk hebt gebracht, controleert u
met een drukregelaar of de druk verandert.
Wanneer de druk daalt, controleer dan of er een
gaslek is.
Als de druk is verandert, gebruikt u een sopje om te controleren of er
spraken is van lekkage. Controleer de druk van het gas opnieuw.
Houd een druk van 1,0 MPa (meterdruk) aan
voordat u gaat vacuümdrogen en op verdere
gaslekken controleert.
Nadat u het eerste gaslek hebt gecontroleerd, houdt u een druk 1,0 MPa
(meterdruk) aan om te controleren of er nog meer gaslekken zijn.
Stikstofgas
t Als de koppeling aan de hogedrukkant wordt losgekoppeld en het stikstofgas in contact komt met het lichaam, kan dit
letsel veroorzaken. Bevestig het koppelstuk stevig om gevaarlijke situaties te voorkomen.
LET OP
25
NEDERLANDS
Een leiding en een binnenunit ontluchten
f Gebruik alleen het speciale gereedschap voor de koelvloeistof R-410A om het
binnendringen van vreemde substanties te voorkomen en om de interne druk op te
vangen.
f Gebruik de vacuümpomp met de keerklep om te voorkomen dat er olie van de pomp
terugstroomt wanneer de vacuümpomp plotseling wordt gestopt.
f Gebruik een vacuümpomp die een waarde van 666,6Pa (5mmHg) kan bereiken.
f Sluit de serviceklep van de leiding aan de vloeistofkant en gaskant volledig wanneer u de
luchtdichtheidstest uitvoert of de leidingen ontlucht.
Drukverhoging
Nee
Sluit de manometer aan op de koelvloeistof-
en gasleiding.
Gebruik een vacuümpomp om de
koelvloeistof- en gasleiding te ontluchten.
Zorg ervoor dat u een keerklep installeert om te voorkomen dat
er olie van de pomp in de leiding stroomt.
Trek de leidingen minimaal 2 uur en
30minuten vacuüm.
De tijd die nodig is om de leidingen ontluchten is afhankelijk
van de lengte van de leidingen en de buitentemperatuur.
Ontlucht voor minimaal 2 uur en 30 minuten.
Controleer of de vacuümmeter een waarde
van -100,7 kPa (meterdruk) heeft bereikt en
sluit vervolgens de klep.
Gebruik de vacuümmeter om de vacuümdruk te controleren.
Controleer of de druk van -100,7kPa
(meterdruk), 5 torr. een uur lang
gehandhaafd blijft.
Vul extra koelvloeistof bij op basis van de
lengte van de leidingen
Ja
Controleer het gaslek.
Vacuümeffect opgeheven door vocht in
de leidingen
t Breng op druk met stikstofgas van
0,05MPa (meterdruk).
Trek de leiding weer vacuüm tot een
waarde van -100,7 kPa (meterdruk), 5torr
(minimaal 2 uur) en evalueer het vacuüm.
Drukverhoging
Ja
Nee
t Als de druk binnen een uur stijgt, blijft er water in de leiding staan of is er een lek.
LET OP
Vacuümpomp
26
Installatie koelmiddelpijp
De koelvloeistof selecteren voor het bijvullen van de koelvloeistof
f Basishoeveelheid koelvloeistof
De basishoeveelheid koelvloeistof waarmee het systeem af fabriek is gevuld
Model Koelvloeistof Vulling af fabriek (kg)
AM040XMDEH
R-410A
3,2
AM050XMDEH 3,2
AM060XMDEH 3,3
AM040XMDGH 3,2
AM050XMDGH 3,2
AM060XMDGH 3,3
f Extra koelvloeistof bijvullen
De hoeveelheid koelvloeistof die moet worden
bijgevuld
=
De hoeveelheid koelvloeistof in de leiding +
de hoeveelheid of koelvloeistof die moet worden bijgevuld ter
compensatie voor een binnenunit.
1. De hoeveelheid extra koelvloeistof hangt af van de grootte van de leiding.
- De hoeveelheid extra koelvloeistof moet worden berekend op basis van de som van alle leidinglengtes.
Grootte van vloeistofleiding (mm) 6,35 9,52 12,7 15,88
Extra hoeveelheid (kg/m) 0,02 0,06 0,125 0,18
Berekening van de hoeveelheid extra koelvloeistof = De som van de totale lengte van de koelvloeistofleiding (m) van Ø
9,52 x 60 g + de som van de totale lengte van de koelvloeistofleiding
(m) van Ø 6,35 x 20 g
Voorbeeld) a (Ø 9.52) = 40 m, b + c + d(Ø 9,52) = 15 m, e + f + g (Ø 6,35) = 15 m
De hoeveelheid extra koelvloeistof = 55 m x 60 g + 15 m x 20 g = 3600 g
27
NEDERLANDS
2. De hoeveelheid extra koelvloeistof voor elke binnenunit.
(Eenheid: kg)
Capaciteit (kW)
Model
1,5 1,7 2,2 2,8 3,6 4,5 5,6 6 7,1 8,2 9
11,2 12,8
14 16
Slim 1way cassette (JSF)
(AM
✴✴✴
FN1DEH
/ AM
✴✴✴
JN1DEH
)
0,25 0,25 0,25 0,32 0,32
Interior 1way cassette (AM
✴✴✴
HN1DEH
)
0,15 0,15
2way cassette (AM
✴✴✴
FN2DEH
)
0,31 0,47
4Way Casette S (AM
✴✴✴
FN4DEH
)
0,45 0,45 0,45 0,45 0,57 0,69 0,69
360 casette (AM
✴✴✴
KN4DEH
)
0,45 0,45 0,45 0,45 0,69 0,69 0,69
Floor Standing Unit (AM
✴✴✴
FNFDEH
)
0,22 0,32 0,32
4way cassette S (600 600) (AM
✴✴✴
FNNDEH
)
0,29 0,29 0,29 0,29 0,37 0,37 0,37
Slim duct (AM
✴✴✴
FNLDEH
)
0,17 0,17 0,17 0,26 0,35 0,35 0,45 0,42 0,42 0,62 0,62
MSP duct (AM
✴✴✴
FNMDEH
)
0,24 0,24 0,24 0,28 0,28 0,28 0,32 0,54 0,68 0,68 0,91
Global duct (
AM
✴✴✴
HNMPKH
)
0,22 0,22 0,22 0,22 0,31 0,38 0,38 0,38
Global duct(HSP) (
AM
✴✴✴
HNHPKH
)
0,38 0,38 0,38
Ceiling (AM
✴✴✴
FNCDEH
/ AM
✴✴✴
JNCDKH
)
0,39 0,39 0,56 0,95
Console (AM
✴✴✴
FNJDEH
)
0,16 0,27 0,27 0,27 0,27
Neo forte (AM
✴✴✴
FNTDEH
)
0,24 0,24 0,24 0,24 0,36 0,36
Neo forte (with EEV) (AM
✴✴✴
FNQDEH
)
0,34 0,34 0,34 0,34 0,51 0,51 0,51
AR5000 (AM
✴✴✴
JNADKH
)
0,16 0,16 0,19 0,25 0,25 0,52 0,52 0,52
AR5000 (with EEV) (AM
✴✴✴
JNVDKH
)
0,22 0,22 0,25 0,34 0,34 0,71 0,71 0,71
HSP duct (AM
✴✴✴
FNHDEH
)
0,68 0,68 0,68
Boracay (AM
✴✴✴
KNTDEH)
0,24 0,24 0,32 0,32 0,49 0,49 0,49
Boracay (with EEV) (AM
✴✴✴
KNQDEH)
0,24 0,24 0,32 0,32 0,49 0,49 0,49
Voorbeeld: als de binnenunit AM022FN1DEH en AM056FN4DEH worden gecombineerd
Extra benodigde koelvloeistof = 250g + 450g = 700g
3. De totale hoeveelheid extra koelvloeistof die moet worden bijgevuld = de hoeveelheid koelvloeistof voor de leiding + de
hoeveelheid koelvloeistof voor elke binnenunit.
Voorbeeld: de totale hoeveelheid extra koelvloeistof = 3600 g + 700 g = 4300 g
De afvoerslang op de buitenunit aansluiten.
Wanneer de airconditioner wordt gebruikt in de verwarmingsmodus, kan er ijsvorming ontstaan. Tijdens het verwijderen van het
ijs (ontdooien) moet het condenswater veilig worden afgevoerd. Daarom moet er overeenkomstig de onderstaande instructies een
afvoerslang aan de buitenunit worden geïnstalleerd.
f Hou voor de installatie van de afvoerslang minimaal 50 mm ruimte tussen de onderkant van de buitenunit en de grond, zoals in
de afbeelding wordt getoond.
f Plaats de afvoeraansluiting in de opening aan de onderkant van de buitenunit.
f Sluit de afvoerslang aan op de afvoeraansluiting.
f Zorg ervoor dat het water correct en veilig wordt afgevoerd.
13mm
50mm
28
Installatie koelmiddelpijp
f Zorg ervoor dat de overige afvoeropeningen zonder afvoeraansluiting worden afgedekt met een afvoerdop.
Afvoerstop
Afvoeraansluiting
Koelvloeistofleiding of Y-stuk isoleren
f U moet controleren of er een gaslek is voordat u het volledige installatieproces voltooit. Nadat u hebt geconstateerd dat er geen
gas lekt, moet u de leiding en de slang isoleren.
f Gebruik een EPDM-isolatie dat voldoet aan de volgende voorwaarden.
Item Eenheid Standaard
Densiteit g/cm
3
0,048~0,096
Wijziging in de afmeting onder invloed van de warmte % -5 of minder
Waterabsorptiesnelheid g/cm
3
0,005 of minder
Warmtegeleidingsvermogen kcal/m·h·˚C 0,032 of minder
Transpiratiefactor ng/(m
2
·s·Pa) 15 of minder
Transpiratiefactor g/(m
2
·24h) 15 of minder
Formaldehydedispersie mg/L -
Zuurstofdebiet % 25 of meer
De isolatie van de koelleiding selecteren
f Zie de dikte van het isolatiemateriaal voor het isoleren van de gas- en vloeistofleiding.
f De standaardomstandigheid is 30°C, met een luchtvochtigheidsgraad van minder dan 85%. Gebruik bij zeer vochtige
omstandigheden isolatiemateriaal dat één slag dikker is.
Leiding
Leidingdiameter
(mm)
Isolatie (koelen, verwarmen)
Opmerkingen
Standaard
[30°C, 85%]
Hoge
vochtigheidsgraad
[30 °C, 85% of meer]
EPDM,NBR
Vloeistofleiding
Ø6,35~Ø9,52 9t
I
Hittebestendigheidstemperatuur
is meer dan 120°C
Ø12,70~Ø50,80 13t
I
Gasleiding
Ø6,35 13t 19t
Ø9,52
19t 25t
Ø12,70
Ø15,88
Ø19,05
Ø22,23
29
NEDERLANDS
Koelvloeistofleiding isoleren
f U moet de koelvloeistofleiding, het Y-stuk, het verdeelstuk en de leidingverbindingen isoleren.
f Als u de leidingen isoleert, vormt er zich geen condens op de leidingen.
f Controleer of er zich scheuren in de isolatie rond gebogen leidingen bevinden.
Isolatie
Breng de isolatie zodanig aan dat deze
telkens wordt overlapt
Bevestig stevig zonder tussenliggende openingen.
Binnenunit
Isolatie
Leiding gaskant
Leiding
vloeistofkant
Binnenunit
Klem
Leidingisolatie De leiding isoleren na de isolatie van de EEV-kit
t Het isolatiemateriaal van de gas- en koelvloeistofleiding
mogen contact maken, maar mogen niet tegen elkaar aan
drukken.
t Wanneer de gas- en koelvloeistofleiding tegen elkaar komen,
gebruikt u een dikkere isolatie.
t Houd bij het installeren van de gas- en koelvloeistofleidingen
een onderlinge afstand van 10 mm aan.
t Wanneer de gas- en koelvloeistofleiding tegen elkaar komen,
gebruikt u een dikkere isolatie.
Isolatie
Gasleiding
Vloeistofleiding
Isolatie
Gasleiding
10mm
Vloeistofleiding
10mm 10mm
t Installeer de isolatie zodanig dat deze niet wijder wordt en gebruik een zelfklevende isolatie voor het
verbindingsgedeelte om te voorkomen dat er vocht kan binnendringen.
t Omwikkel de koelvloeistofleiding met isolatietape als deze wordt blootgesteld aan direct zonlicht. (Zorg ervoor dat u
bij het aftapen de dikte van het isolatiemateriaal niet reduceert.)
t Zorg er bij het isoleren van de koelvloeistofleiding voor dat het isolatiemateriaal niet dunner wordt bij de gebogen
gedeeltes of de ophanging van de leiding.
t Wanneer de dikte van het isolatiemateriaal afneemt, brengt u extra isolatie aan om de gewenste dikte te bereiken.
Isolatie voor de koelvloeistofleiding
a x 3
Ophangsysteem
Extra isolatie
a
LET OP
30
Installatie koelmiddelpijp
Het verdeelstuk isoleren
f Bevestig het verdeelstuk met een kabelkoppeling en bedek het verbindingsgedeelte.
f Isoleer het verdeelstuk en het hardsoldeergedeelte en omwikkel het verbindingsgedeelte met
een zelfklevende isolatietape om condensvorming te voorkomen.
Isolatie
Zelfklevende isolatietape
Isolatie voor de
koelvloeistofleiding
Isolatie voor het
verdeelstuk
Isolatie na het hardsolderen van een afsluiting
Zelfklevende isolatietape
f Nadat u het verdeelstuk hebt geïsoleerd, bevestigt u het met een ophangsysteem.
Het Y-stuk, het verbindingsstuk aan vloeistof- en gaskant isoleren
f Bevestig het isolatiemateriaal dat bij het Y-stuk is geleverd aan het isolatie dat afzonderlijk is aangeschaft. Zorg ervoor dat
het materiaal elkaar overlapt en dat er geen opening zichtbaar is. Omwikkel het verbindingsgedeelte met isolatiemateriaal
(afzonderlijk aangeschaft) met een dikte van minimaal 10 mm.
f Gebruik een isolatiemateriaal dat bestand is tegen een interne temperatuur van meer dan 120°C. Omwikkel het Y-stuk met
isolatiemateriaal met een dikte van minimaal 10 mm.
Bevestig stevig zonder tussenliggende
openingen.
Meegeleverde isolatie
Bevestig stevig zonder
tussenliggende openingen.
Leidingisolatie
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Leidingisolatie (afzonderlijk
verkrijgbaar)
150mm
Y-stuk
Het isolatiemateriaal (afzonderlijk verkrijgbaar) moet
minimaal 10 mm dik zijn.
Isolatietape (afzonderlijk verkrijgbaar)
Leidingisolatie (afzonderlijk verkrijgbaar)
Leiding
Bevestig de zelfklevende isolatietape
aan de leiding nadat de leiding is
geïsoleerd, zoals in de onderstaande
afbeelding wordt getoond.
31
NEDERLANDS
Elektrische bedrading
f De elektrische installatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante wet-
en regelgeving, zoals de ‘technische specificaties voor elektrische installaties, de elektrische voorschriften en de
‘installatiehandleiding.
f Voor alle bedradingen moeten er koperen kabels worden gebruikt en alle draden en onderdelen moeten geclassificeerde
producten zijn.
f De bedradingswerkzaamheden moet worden uitgevoerd door een bedrijf dat door elektriciteitsbedrijf is gecertificeerd.
f Raadpleeg het schakelschema op de buitenunit voor gedetailleerde informatie over de bedradingswerkzaamheden.
f De bedradingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd nadat de hoofdstroomonderbreken en de Y-stukschakelaar zijn
losgekoppeld.
f U moet aardingswerkzaamheden uitvoeren.
(De aardverspreidingsweerstand moet minder zijn dan 100 Ω.)
Wanneer de ELCB is geïnstalleerd, kan de aardingswaarde voor de aardverspreidingsweerstand worden toegepast.
(Wanneer de ELCB is 100 mA, 0,1 sec is, moet de aardingswaarde voor de aardverspreidingsweerstand op een locatie met een
groot elektrisch veiligheidsrisico minder zijn dan 250 Ω. Op andere locaties moet deze waarde minder dan 500 Ω zijn. )
f Het elektrische schakelschema geeft alleen de structuur weer.
f Sluit geen verwarming op de buitenunit aan en sluit geen leiding aan die u op enige wijze hebt gewijzigd.
- Indien u dit wel doet, kan dit resulteren in een verminderde capaciteit van de airconditioner, een elektrische schok en brand.
f Sluit de aarddraad niet aan op de gasleiding, waterleiding, bliksemafleider of de telefoon.
- Gasleiding: in het geval van een gaslek ontstaat er explosie- en brandgevaar.
- Waterleiding: als er een harde vinylleiding wordt gebruikt, vindt er geen aarding plaats.
- Aarddraad en bliksemafleider van de telefoon: de elektrische lading van de aarddraad kan bij een bliksemflits abnormaal
toenemen.
f De ELB voor de aardlekbeveiliging mag alleen worden gecombineerd met de MCCB of een lastscheidingsschakelaar die is
voorzien van een zekering. In dit geval, moet u die beveiliging gebruiken die minimaal dezelfde of meer capaciteit heeft dan de
zekering of de nominale stroomsterkte van de MCCB.
f Gebruik draden die voldoen aan de voorgeschreven specificaties en bevestig ze stevig aan het aansluitblok. Draai het
aansluitblok vervolgens vast met de meegeleverde schroeven, zodat het aansluitblok niet door externe krachten kan worden
verschoven. (De aansluitkabel en de aardingsklem moet lokaal worden aangeschaft). Zorg er bij het bedraden voor dat de
kabelverbinding niet te strak wordt bevestigd.
f Gebruik een siliconenkit aan het eind van de CD-leiding, zodat er geen regenwater kan binnendringen.
Kabelbuis naar een buitenunit
Siliconenkit
32
Elektrische bedrading
Algemene systeemconfiguratie
Aansluiting van de voedingskabel (1 fase, 2 draden)
Verdeelkast Buitenunit Binnenunit
Communicatiekabel
220V
Bedrade
afstandsbediening
Aarde
1 fase
2 draden
220V-240V~
MCCB +
ELB
ELCB
Of
MCCB +
ELB
ELCB
Of
Aarde
1 fase
2 draden
220V-240V~
Aansluiting van de voedingskabel (1 fase, 2 draden met gebruik van EVV-kit)
Verdeelkast Buitenunit Binnenunit
1 fase
2 draden
220V-240V~
Aarde
Communicatiekabel
Bedrade
afstandsbediening
EEV-kit
1 fase
2 draden
220V-240V~
MCCB +
ELB
ELCB
Of
MCCB +
ELB
ELCB
Of
33
NEDERLANDS
Aansluiting van de voedingskabel (3 fasen, 4 draden)
Verdeelkast Buitenunit Binnenunit
Communicatiekabel
220V
Bedrade
afstandsbediening
Aarde
1 fase
2 draden
220V-240V~
MCCB +
ELB
ELCB
Of
MCCB +
ELB
ELCB
Of
Aarde
3 fasen
4 draden
380 V~
Aansluiting van de voedingskabel (3 fasen, 4 draden, met gebruik van EVV-kit)
Verdeelkast Buitenunit Binnenunit
3 fasen
4 draden
380 V~
Aarde
Communicatiekabel
Bedrade
afstandsbediening
EEV-kit
enkel fase
2 draden
220V-240V~
MCCB +
ELB
ELCB
Of
MCCB +
ELB
ELCB
Of
t U moet een aardlekschakelaar installeren.
- ELCB (Earth Leakage Circuit Breaker; aardlekschakelaar)
- MCCB (Molded Case Circuit Breaker; gesloten vermogensschakelaar)
- ELB(Earth Leakage fuse breaker; aardlekschakelaar)
t Fabrikanten zijn niet verantwoordelijk voor brand als gevolg van het niet installeren van een ELCB of MCCB.
t Installeer het bedieningspaneel voor het onderhoudsgemak en noodstoppen in de buurt van de buitenunit.
t U moet een stroomonderbreker installeren om overspanning te voorkomen en die lekstroom voor de buitenunit
uitschakelt.
LET OP
34
Elektrische bedrading
Specificaties voor de aardlekschakelaar en het stroomkabel
f De stroomkabel wordt niet bij de airconditioner geleverd.
f Select de stroomkabel in overeenstemming met de desbetreffende lokale en landelijke vereisten.
f De afmeting van de bedrading moet voldoen aan de desbetreffende lokale en landelijke code.
f Het apparaat moet worden voorzien van een gecertificeerde stroomkabel en verbindingskabel in overeenstemming met de
nationale regelgeving van de landen waarin het apparaat wordt verkocht.
f Voedingskabels van onderdelen van apparaten voor buitengebruik dienen niet lichter te zijn dan soepele leiding met
polychlorpreen mantel. (IEC-code : 60245 IEC 57 / CENELEC : H05RN-F)
Model Voltage MCA MFA Ssc waarde (MVA)
AM040XMDEH
1 fase, 220~240V / 50Hz
22 32
(Opmerking1)
AM050XMDEH 24 32
(Opmerking1)
AM060XMDEH 32 40
(Opmerking1)
(Opmerking1) Apparatuur voldoet aan norm IEC 61000-3-12.
Model Voltage MCA MFA
Ssc waarde (MVA)
(Opmerking2)
AM040XMDGH
3 fase,
380~415V / 50Hz
10 20 3,3
AM050XMDGH 12 20 3,3
AM060XMDGH 12 20 3,3
(Opmerking2) Deze apparatuur voldoet aan IEC 61000-3-12 mits het kortsluitvermogen Ssc groter of gelijk is aan de Ssc
waarde van het contactpunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem. Het behoort
tot de verantwoordelijkheid van de installateur of gebruiker van de apparatuur om te garanderen, zo nodig
na overleg met distributienetwerkaanbieder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding
waarvan het kortsluitvermogen Ssc groter of gelijk is aan de Ssc waarde.
Bevestiging aan de voedingsterminal
f Gebruik de aansluitklemmen om de kabels aan te sluiten op het aansluitblok.
f Gebruik alleen de voorgeschreven kabels.
f Sluit de kabels aan met een schroevendraaier en sleutel waarmee het nominaal aandraaimoment kan worden toegepast op de
schroeven.
f Zorg ervoor dat het juiste aandraaimoment wordt gebruikt om de kabel te bevestigen. Wanneer de aansluiting te los zit, kan
er vlamboogstraling optreden waardoor er brand kan ontstaan. Als de aansluiting te vast wordt gedraaid, kan de aansluiting
beschadigd raken.
"BOESBBJNPNFOULHGtDN
M4 12,0~18,0
Communicatie: F1, F2
3 fasen wisselstroom: 1(L), 2(N), L, N, L1(R), L2(S), L3(T), N
M5 20,0~30,0 1-fase wisselstroom: 1(L), 2(N), L, N
35
NEDERLANDS
Aansluitklemmen selecteren
f Selecteer op basis van de nominale afmetingen van de kabel een aansluitklem voor de voedingskabel.
f Isoleer de aansluitklem en het aansluitgedeelte van de voedingskabel en sluit deze vervolgens aan.
Zilversoldeer
Nominale afmetingen van de kabel (mm
2
) 4/6 10 16 25 35 50 70
Nominale afmetingen van de schroef (mm) 4888888888
B
Standaardafmetingen (mm) 9,5 15 15 16 12 16,5 16 22 22 24
Marge (mm) ±0,2 ±0,2 ±0,2 ±0,3 ±0,3 ±0,3 ±0,4
D
Standaardafmetingen (mm) 5,6 7,1 9 11,5 13,3 13,5 17,5
Marge (mm)
+0,3
-0,2
+0,3
-0,2
+0,3
-0,2
+0,5
-0,2
+0,5
-0,2
+0,5
-0,2
+0,5
-0,4
d1
Standaardafmetingen (mm) 3,4 4,5 5,8 7,7 9,4 11,4 13,3
Marge (mm) ±0,2 ±0,2 ±0,2 ±0,2 ±0,2 ±0,3 ±0,4
E Min. 6 7,9 9,5 11 12,5 17,5 18,5
F Min. 5 9 9 131513 13 1420
L Max. 20 28,5 30 33 34 38 43 50 51
d2
Standaardafmetingen (mm) 4,3 8,4 8,4 8,4 8,4 8,4 8,4 8,4
Marge (mm)
+ 0,2
0
+0,4
0
+0,4
0
+0,4
0
+0,4
0
+0,4
0
+0,4
0
+0,4
0
t Min. 0,9 1,15 1,45 1,7 1,8 1,8 2,0
36
Elektrische bedrading
De aarddraad installeren
f De aarding moet voor uw eigen veiligheid worden uitgevoerd door een gekwalificeerde installateur.
f Raadpleeg voor het gebruik van de aarddraad de specificaties op de buitenunit voor de elektrische kabel.
De voedingskabel aarden
f De aardingsvoorschriften kunnen variëren, afhankelijk van de nominale spanning en de installatielocatie van de airconditioner.
f Aard de voedingskabel op basis van de volgende factoren.
Installatielocatie
Voedingsomstandigheid
Hoge vochtigheidsgraad
Gemiddelde
vochtigheidsgraad
Lage vochtigheidsgraad
Spanning lager dan 150 V
Voer aardingswerkzaamheden
3 uit.
Opmerking 1)
Voer indien
aardingswerkzaamheden
3 uit, indien mogelijk voor
uw veiligheid.
Opmerking 2)
Spanning hoger dan 150 V
U moet aardingswerkzaamheden 3 uitvoeren.
Opmerking 1)
(Ook wanneer u een aardlekschakelaar installeert)
1. Aardingswerkzaamheden 3
t Het systeem moet worden geaard door een installatiespecialist.
t Controleer of de aardverspreidingsweerstand lager is dan 100 Ω. Wanneer u een stroomonderbreker installeert
die de stroomkring in het geval van kortsluiting binnen 0,5 seconde kan onderbreken, is de toegestane
aardverspreidingsweerstand 30 ~ 500 Ω.
2. Aarden op een droge locatie
t De aardverspreidingsweerstand moet minder zijn dan 100 Ω. (Deze mag niet hoger zijn dan 250 Ω)
- Raadpleeg voor het gebruik van de geclassificeerde aarddraad de specificaties van de elektrische kabel van de
buitenunit.
OPMERKING
De aardingswerkzaamheden uitvoeren
f Raadpleeg voor het gebruik van de aarddraad de specificaties van de elektrische kabel voor de buitenunit.
Wanneer u alleen een aardklem gebruikt Wanneer u de aarding van het schakelbord gebruikt
Aardpunt
Schakelbord
37
NEDERLANDS
Aardingswerkzaamheden
Als het voedingscircuit niet is geaard of de aarding niet aan de specificaties voldoet, moet er een stafaardelektrode worden
geïnstalleerd.
De bijbehorende accessoires worden niet bij de airconditioner geleverd.
1. Selecteer een stafaardelektrode die voldoet aan de specificatie in de illustratie.
Aansluitklem (terminal M4)
Met PVC geïsoleerd groen/geel draad
Koperdraad
Carbon staaf
2. Selecteer een geschikte plek om de stafaardelektrode te installeren.
- Bij voorkeur in een vochtige, harde grond in plaats van los zand of gravel met een hogere aardverspreidingsweerstand.
- Uit de buurt van ondergrondse leidingen of faciliteiten, zoals gasleidingen, waterleidingen, telefoonkabels en ondergrondse
kabels.
- Op minimaal twee meter afstand van bliksemafleiders.
50cm
30cm
t De aardleiding van de telefoon kan niet worden gebruikt om de airconditioner te aarden.
LET OP
3. Installeer een geel/groen gekleurde aarddraad:
- Zie het gedeelte Aardingswerkzaamheden’ voor de specificaties voor de aarddraad.
- Wanneer de aarddraad te kort is, kunt u de aarddraad verlengen, maar zorg ervoor dat u de verbinding met isolatietape
isoleert. (Begraaf de verbinding niet.)
- Bevestig de aarddraad met krammen.
t Wanneer u de stafaardelektrode installeert op een plaats waar veel mensen langs komen, zorg dan dat de staaf
stevig is bevestigd.
LET OP
4. Controleer de installatie nauwkeurig door de aardverspreidingsweerstand te meten met een aardingsweerstandmeter.
- Als de weerstand boven het vereiste niveau ligt, plaatst u de stafaardelektrode dieper in de grond of gebruikt u meer
stafaardelektroden.
5. Sluit de aarddraad aan op de kast met elektrische componenten in de buitenunit.
38
De optieschakelaar en toetsfunctie van de binnenunit instellen
PBA-vorm
Reeks AM✴✴✴✴XMDH
7-SEGMENT
(DISPLAY)
DIP-schakelaar
(K5~K16)
Verbind geen draden met deze aansluitblokken
Klemmenblok (R1, R2) voor verbinding met de hoofdcontroller (DMS, Aanraken, Aan/Uit-controller, enz.)
Schakelaar voor het instellen van het aantal aangesloten binnenunits
STROOMSCHAKELAAR
Externe verb.
39
NEDERLANDS
Het aantal aangesloten binnenunits instellen
Voorbeeld: wanneer u 3 binnenunits aansluit, stelt u SW02 in op 3
Reeks AM✴✴✴✴XMDH
SW02
Aantal units
SW01
Aantal units
Schakelfunctie
Reeks AM✴✴✴✴XMDH
Drukschakelaar
Toetsfunctie verwarmen Toetsfunctie koelen Resetten Weergavemodus
K1 K2 K3 K4
DIP-schakelaar
Optie handmatig
geruisloos
Sneeuwpreventie
Beoogde
verdampingstemperatuur
voor koelen
Beoogde
verdampingstemperatuur
voor koelen
K5 K6 K7 K8
Silent-modus Silent-modus
Correctie
verwarmingscapaciteit
Correctie
verwarmingscapaciteit
K9 K10 K11 K12
Optie voor de totale
elektrische stroom
Optie voor de totale
elektrische stroom
Ontdooiingscorrectie Ontdooiingscorrectie
K13 K14 K15 K16
40
De optieschakelaar en toetsfunctie van de binnenunit instellen
Specificatie DIP-schakelaar instellen
Reeks AM✴✴✴✴XMDH
Drukschakelaar
Aantal keren
drukken
Inhoud SEG1 SEG2 SEG3 SEG4 Opmerking
K1
Druk 1 keer en
houd ingedrukt
Werking controleren
1 Koelvloeistof verwarming bijvullen
2 Proefdraaien verwarming
3 Verwarmingspomp uit
4 Vacuüm
5 Voltooien
K2
1 Koelvloeistof koeling bijvullen
2 Proefdraaien koeling
3 Koelpomp uit
4 Hoeveelheid koelmiddel controleren
5 Voltooien
K3 Resetten
Als u koelmiddel bijvult of wegpompt in een heel warme omgeving, kan fout E407 (bescherming tegen hoge druk) optreden of
kan de beschermingsschakelaar tegen hoge druk worden ingeschakeld.
f K4: weergavevolgorde invoer
(1)Huidige frequentie l (2)Doelfrequentie l (3)Buitentemperatuur l (4)Temperatuur afvoerwater l (5)OLP-temperatuur
l (6)COND-temperatuur l (7)Temperatuur dubbele leidinguitlaat l (8)Waarde hoge druk l (9)TOERENTAL VENTILATOR l
(10)ESC EEV l (11)Hoofd-EEV l (12)Huidige stroomsterkte l (13)Aantal aangesloten binnenunits l (14)Aantal werkende
binnenunits l (15)Som van de capaciteit van de binnenunits l (16) Mode Master binnen-adres
K4 (drukken en ingedrukt
houden om de instelling in te
voeren) -> K4 drukken (aantal
keren drukken)
Weergegeven inhoud Weergave op display
0 keer Hoofd-Micom-versie Versie (bijvoorbeeld 0912)
1 keer
Versie Micom gelijkstroom-
wisselstroomomzetter
Versie (bijvoorbeeld 0912)
2 keer EEPROM-versie Versie (bijvoorbeeld 0912)
3 keer
Automatisch toegewezen
adres van de eenheden
SEG1 SEG2 SEG3, 4
Binnenunit: “A” Binnenunit: “0” Adres (bijvoorbeeld: 05)
4 keer
Handmatig toegewezen adres
van de eenheden
SEG1 SEG2 SEG3, 4
Binnenunit: “A” Binnenunit: “0” Adres (bijvoorbeeld: 01)
41
NEDERLANDS
f K5: Instelling handmatige geruisloze modus
Schakelaar
Functie (besturing geruisloze werking)
K5
AAN Automatische geruisloze modus
UIT Handmatige geruisloze modus
U kunt de handmatige geruisloze modus ‘s nachts gebruiken, als u de K5 DIP-schakelaar op ‘UIT zet en een externe
contactschakelaar verbindt met de poort ‘Externe con van de HOOFDPRINTPLAAT (weergegeven op p.38)
f K6: bedieningsoptie voor sneeuwpreventie
Schakelaar
Functie (sneeuwpreventiebediening)
K6
AAN Sneeuwpreventiebediening niet gebruiken (standaard)
UIT Sneeuwpreventiebediening gebruiken
Als u voor de sneeuwpreventie de optie ‘Gebruiken instelt, wordt de ventilator van de buitenunit bij een temperatuur onder de
5°C elke 30 minuten één minuut ingeschakeld in de modus koelen/verwarmen.
f K7, K8: Correctie voor koelcapaciteit wijzigen
Schakelaar
Functie (Beoogde verdampingstemperatuur)
K7 K8
AAN AAN 7 ~ 9 °C (standaard fabrieksinstelling)
AAN UIT 5 ~ 7 °C
UIT AAN 9 ~ 11 °C
UIT UIT 10 ~ 12 °C
Upgrade de prestaties door de prestatiegegevens voor het koelen met een lange leiding in het technisch handboek te
raadplegen.
Als u de prestaties naar eigen inzicht upgrade, kan de lage temperatuur van de uitgeblazen lucht voor ongemak zorgen. Deze
optie voor een prestatiecorrectie is alleen bedoeld in het geval van een lange leiding.
f K9, K10: Optie
geruisloze modus. Hiermee wordt het toerental van de ventilator gereduceerd, zodat de buitenunit s nachts niet
zoveel geluid produceert.
Schakelaar
Functie (geruisloze modus)
K9 K10
AAN AAN Geruisloze modus niet gebruiken
AAN UIT STAP - 1
UIT AAN STAP - 2
UIT UIT STAP - 3
Activeert de geruisloze modus voor s nachts in koelmodus. (Het werkt automatisch afhankelijk van de temperatuur.)
Als de externe contactinterfacemodule (MIM-B14) echter wordt gebruikt, is het activeren van de geruisloze modus beschikbaar
met het contactsignaal in koel- en verwarmingsmodus.
42
De optieschakelaar en toetsfunctie van de binnenunit instellen
f K11, K12: Correctie voor verwarmingscapaciteit wijzigen
Schakelaar
Functie
K11 K12
AAN AAN Standaard
AAN UIT Standaard - 196 kPa
UIT AAN Standaard - 98 kPa
UIT UIT Standaard + 98 kPa
Tijdens het verwarmen neemt de frequentie toe wanneer de huidige hoge druk hoger is dan de beoogde hoge druk; vice versa
neemt de frequentie af. Wanneer de beoogde hoge druk hoog is, zal de temperatuur van de lucht die door een binnenunit
wordt uitgeblazen, stijgen. Het energieverbruik neemt hiermee ook toe.
U wordt aangeraden de standaard fabrieksstatus te handhaven. Als u het energieverbruik echter wilt reduceren of als u niet
tevreden bent met de verwarmingsprestaties, stemt u de werking af op de omgeving. Wanneer de beoogde hoge druk daalt,
zal het energieverbruik en het lawaai ook afnemen. De temperatuur van de uitgeblazen lucht zal echter ook dalen.
f K13, K14: Optie maximale belastingsstroom wijzigen
Schakelaar Functie
K13 K14 4 HP 5 HP 6 HP
AAN AAN Standaard Standaard Standaard
AAN UIT Standaard - 4(A) Standaard - 2(A) Standaard - 2(A)
UIT AAN Standaard - 6(A) Standaard - 4(A) Standaard - 4(A)
UIT UIT Standaard - 8(A) Standaard - 6(A) Standaard - 6(A)
Classificatie Model Standaard
ø1
4HP AM040XMDEH 22A
5HP AM050XMDEH 24A
6HP AM060XMDEH 32A
ø3
4HP AM040XMDGH 10A
5HP AM050XMDGH 12A
6HP AM060XMDGH 12A
43
NEDERLANDS
f K15, K16: ontdooiingsoptie l Hiermee schakelt u de ontdooiingsmodus in
Schakelaar
Functie
K15 K16
AAN AAN MID
AAN AAN LAAG1
UIT UIT LAAG2
De ontdooiingsmodus wordt ingeschakeld wanneer het temperatuurverschil tussen de buitentemperatuur en de
warmtewisselaar buiten hoger is dan een bepaalde standaard.
De standaard fabrieksinstelling is MID. Wanneer de functie via de bedieningsoptie wordt gewijzigd in LAAG, zal de
inschakeltemperatuur voor de ontdooiingsmodus dalen. Wanneer de inschakeltemperatuur voor de ontdooiingsmodus daalt,
zal de inschakelduur toenemen, maar dit betekent ook dat de inschakelduur voor de afgenomen verwarmingscapaciteit
toeneemt. Deze optie wordt gebruikt op locaties met een hoge vochtigheidsgraad, waar de ontdooiingsmodus te vaak wordt
ingeschakeld.
U wordt aangeraden de standaard fabrieksstatus te handhaven.
Instelling van optie
1. Druk op K2 en houd deze ingedrukt om de optie-instelling te activeren. (Alleen beschikbaar als de werking is gestopt)
- Als u de optie-instelling activeert, wordt het volgende weergegeven op het display. (Als u ‘Noodstop bij compressorstoring’
hebt ingesteld, wordt 1 of 2 weergegeven op Seg 4.)
- In Seg 1 en Seg 2 wordt het nummer van de geselecteerde optie weergegeven.
- In Seg 3 en Seg 4 wordt het nummer van de ingestelde waarde van de geselecteerde optie weergegeven.
2. Als u de optie-instelling hebt geactiveerd, kunt u kort op de K1-schakelaar drukken om de waarde van Seg 1 en Seg 2 aan te
passen en de gewenste optie te selecteren. (Raadpleeg paginas 45~47 voor het segmentnummer van de functie voor elke optie)
Voorbeeld:
Z
3. Als u de gewenste optie hebt geselecteerd, kunt u kort op de K2-schakelaar drukken om de waarde van Seg 3 en Seg 4 aan te
passen en de functie voor de geselecteerde optie te wijzigen. (Raadpleeg pagina’s 45~47 voor het segmentnummer van de
functie voor elke optie)
Voorbeeld:
Z
44
De optieschakelaar en toetsfunctie van de binnenunit instellen
4. Druk nadat u de functie voor opties hebt geselecteerd op de K2-schakelaar en houd deze 2 seconden lang ingedrukt. De
bewerkte waarde van de optie wordt opgeslagen als het hele display knippert en de traceringsmodus wordt gestart.
t De bewerkte optie wordt niet opgeslagen als u de optie-instelling niet beëindigt zoals in de bovenstaande instructie
wordt uitgelegd.
VOORZICHTIG
Tijdens het instellen van de optie kunt u op de K1-schakelaar drukken en deze ingedrukt houden om de waarde terug te zetten
op de vorige instelling.
Als u de instelling wilt terugzetten op de fabriekswaarden, drukt u op de K4-schakelaar en houdt u deze ingedrukt terwijl u zich
in de modus voor optie-instelling bevindt.
- Als u op de K4-schakelaar drukt en deze ingedrukt houdt, wordt de instelling teruggezet op de fabriekswaarde maar
niet opgeslagen. Druk op de K2-schakelaar en houd deze ingedrukt. Als op het display wordt weergegeven dat de
traceringsmodus actief is, wordt de instelling opgeslagen.
Optioneel
item
Ingangsunit SEG1 SEG2 SEG3 SEG4 Functie van de optie Opmerkingen
Kanaaladres Hoofd 0 0
AU
Automatische instelling
(Fabrieksstandaard)
Adres om het product te classificeren van
de controller voor bovenste niveau 0 ~ 15
(DMS, S-NET 3, enz.)
0 ~ 15
Handmatige instelling
voor kanaal (0 ~ 15)
Inspectie en werkingscontrole
f Deze functie is alleen beschikbaar voor de reeks AM✴✴✴✴XMDH.
Voorzorgsmaatregelen bij werkingscontrole
t Als de buitentemperatuur laag is, schakelt u 3 uur voordat u de bewerking begint, de stroom in.
- Als u de bewerking direct start nadat u de stroom hebt ingeschakeld, kan ernstige schade ontstaan aan onderdelen
van het product.
t Raak de koelvloeistofleiding tijdens of vlak na de bewerking niet aan.
- Koelvoeistofleidingen kunnen heet of koud zijn tijdens of na de bewerking, afhankelijk van de status van de
koelvloeistof die door de leiding, compressor en andere onderdelen van de koelvloeistofcyclus loopt. Als u de
koelvloeistof tijdens of vlak na de bewerking aanraakt, kunt u verbrandingen of bevriezingen oplopen.
t Gebruik het product niet als het paneel open is of de beschermingsnetten ontbreken.
- Er bestaat een risico op lichamelijke schade door de onderdelen die roteren of worden verwarmd, en door
hoogspanning.
t Schakel de stroom niet direct na het stoppen van een bewerking uit.
- Wacht ten minste 5 minuten voordat u de stroom afsluit. Als u dit niet doet, kan water lekken en kunnen andere
problemen optreden.
t Sluit alle binnenunits en de stroomtoevoer voor de buitenunit aan en voer automatische of handmatige adressering
uit. Voer automatische of handmatige adressering uit na het wijzigen van de printplaat van de binneneenheid.
LET OP
Inspectie vóór werkingscontrole
1. Controleer de stroomkabel en de communicatiekabel van de binnen- en buitenunit.
2. Voorzie 3 uur voordat u de controle uitvoert, de buitenunit van stroom om de carterverwarming voor te verwarmen.
3. Gebruik voordat u de stroomtoevoer inschakelt, een voltmeter en voltagetester om de spanning en de fase te testen.
- R-, S-, T-aansluiting: controleer de 380 V ~ 415 V tussen draden (R-S, S-T, T-R) / 220V~240V tussen draden (L-N).
4. Als de stroom is aangesloten, voert de buiteneenheid tracering uit om de verbinding met de binnenunit en andere opties te
controleren.
45
NEDERLANDS
5. Noteer het installatierapport op het papier voor servicegeschiedenis aan de voorkant van de controlekast.
t Voorzie 3 uur voordat u de controle uitvoert, de buitenunit van stroom om de carterverwarming voor te verwarmen.
LET OP
6. Gegarandeerd bereik van werkingscontrole
Om de resultaten goed te kunnen beoordelen moet u de werkingscontrole uitvoeren bij de onderstaande binnen- en
buitentemperaturen.
50
40
30
20
10
0
-10
-20
51015202530354045
Binnentemperatuur (°C)
Koelen
Verwarmen
Buitentemperatuur (°C)
- Werkingscontrole selecteert en beheert de koel-/verwarmingsmodus automatisch.
- Binnen het temperatuurbereik dat is gearceerd met schuine strepen, kan tijdens gebruik systeembeschermingsbeheer
worden geactiveerd. (Het kan lastig zijn om de controleresultaten te beoordelen vanwege de
beschermingsbeheerbewerking.)
- Als de temperatuur buiten het gegarandeerde bereik ligt, kan de nauwkeurigheid van de bewerkingscontrole lager zijn bij
het grensgebied.Inspectie en werkingscontrole
Werking controleren
1. Gebruik KEY MODE (TOETSMODUS) om de werkingscontrole uit te voeren.
- Als de werkingscontrole niet is voltooid, wordt na de communicatiecontrole UP (Unprepared: niet voltooid) weergegeven op
de led en zal de compressor niet werken. (De UP-modus wordt automatisch geannuleerd als de werkingscontrole is voltooid.)
- De werkingscontrole kan afhankelijk van de status 30 tot maximaal 50 minuten duren.
- De werkingscontrole kan lawaai genereren door inspectie van de kleppen. (Controleer het product als er aanhoudend
abnormaal veel lawaai is.)
2. Als een fout optreedt tijdens de werkingscontrole, controleert u de foutcode en neemt u de nodige maatregelen.
- Raadpleeg de servicehandleiding als u iets moet inspecteren of als andere fouten optreden.
3. Als de werkingscontrole afloopt, gebruikt u S-NET pro of S-CHECKER om een resultatenrapport te maken.
- Raadpleeg de servicehandleiding voor meer handelingen als u items hebt die inspectie vereisen op het resultatenrapport.
- Na het nemen van de nodige maatregelen voor de items die inspectie vereisen voert u de werkingscontrole nogmaals uit.
4. Controleer de volgende items door een proefbewerking (koelen/verwarmen) uit te voeren.
- Controleer of het koelen/verwarmen normaal wordt uitgevoerd.
- Beheer van afzonderlijke binnenunits: controleer de richting van de luchtstroom en de ventilatorsnelheid.
- Controleer de binnen- en buitenunit op abnormaal lawaai.
- Controleer de binneneenheid op juiste afvoer tijdens het koelen.
- Gebruik S-NET pro om de gedetailleerde bewerkingsstatus te controleren.
5. Leg aan de gebruiker uit hoe hij de airconditioner volgens de handleiding kan gebruiken.
6. Overhandig de installatiegids aan de klant, zodat hij deze kan bewaren.
Automatische detectiefunctie hoeveelheid koelvloeistof(de hoeveelheid koelvloeistof controleren)
46
Koelmiddel vullen
f Het R-410A koelmiddel is een gemengd koelmiddel. Alleen vloeibaar koelmiddel bijvoegen.
f Meet de hoeveelheid van het koelmiddel op basis van de lengte van de vloeistofpijp. Voeg de hoeveelheid koelmiddel toe met
behulp van een weegschaal.
Belangrijke informatie betreffende het gebruikte koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat geen gassen vrijkomen in de atmosfeer.
t Informeer de gebruiker wanneer het systeem minimaal 5 tCOe gefluoreerde broeikasgassen bevat. In dat geval
moet het systeem minimaal om de 12 maanden worden gecontroleerd op lekkages, overeenkomstig verordening
nr.°517/2014. Deze werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. In het
bovenstaande geval (5 tCOe of meer of R-410A) moet de installateur (of erkend persoon die verantwoordelijk is voor
de eindcontrole) een onderhoudsboek verstrekken met alle informatie die overeenkomstig VERORDENING (EU) Nr.
517/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 april 2014 aangaande gefluoreerde broeikasgassen.
LET OP
Vul met onuitwisbare inkt het volgende in op het meegeleverde label van het koelmiddel en op deze handleiding.
f : Hoeveelheid koelmiddel in het product vanuit de fabriek.
f : Hoeveelheid extra koelmiddel dat ter plaatse is toegevoegd.
f + : Totale hoeveelheid koelmiddel.
Koelmiddeltype GWP waarde
R-410A 2088
t GWP=Global Warming Potential
(Aardopwarmingspotentieel)
t Berekening van tCO2e : kg x GWP / 1000
d
Binnenunit
Buitenunit
a Fabrieksvulling koelmiddel van het product: zie naamplaat op unit.
b Extra hoeveelheid koelmiddel waarmee het product gevuld is. (Raadpleeg de bovenstaande informatie voor de
hoeveelheid van koelmiddelvulling.)
c Totale hoeveelheid koelmiddel.
d Koelmiddelcilinder en verdeler voor vulling.
OPMERKING
t De ingevulde label moet in de buurt van de het vulstation van het product
(bv. aan de binnenkant van de afsluitplaat) bevestigd worden.
LET OP
Eenheid kg tCO2e
, a
, c
47
NEDERLANDS
Koelmiddel vullen
f Open de manometerklep die is aangesloten op serviceklep aan de vloeistofzijde en voeg het vloeibare koelmiddel toe.
f Als u niet alle koelmiddel in één keer kunt toevoegen als de buitenunit is gestopt, opent u serviceklep aan de gaszijde en
vloeistofzijde. Voeg vervolgens de resterende hoeveelheid koelmiddel toe door op de knop op de buiten-PCB voor het
toevoegen van koelmiddel te drukken.
Gaszijde
Weegschaal
R-410A (injecteer
vloeibaar
koelmiddel)
Vloeistofzijde
Vacuümpoort
Manometer
Serviceklep
Buitenunit
t Open de serviceklep aan de gas- en vloeistofzijde volledig nadat het systeem met koelmiddel is gevuld. (Als u de
airconditioner inschakelt wanner de serviceklep nog is gesloten, kunnen belangrijke onderdelen beschadigd raken.)
t Gebruik veiligheidsvoorzieningen wanneer u het systeem vult met koelmiddel.
t Voeg geen koelmiddel toe wanneer u andere producten aanpast of bedient, zoals binnenunits of EEV-kits.
t Wanneer de omgevingstemperatuur in de winter laag is, moet u de koelmiddelcontainer niet verwarmen om het
systeem sneller te kunnen vullen. Als u dit wel doet, ontstaat er explosiegevaar.
t Kijk uit dat er geen koelmiddel lekt wanneer u de manometer aansluit op de vulopening voor verwarmen.
t Sluit de klep van de koelmiddelcontainer onmiddellijk nadat het systeem is gevuld. Als u dit niet doet, kan de
hoeveelheid koelmiddel veranderen.
LET OP
48
Afpompen
Het doel van afpompen
f U kunt koelvloeistoflekkage tijdens het verplaatsen van of een reparatie aan het product zoveel mogelijk voorkomen door de
koelvloeistof te verzamelen in de buitenunit.
Voorzichtig bij de afpompprocedure
f De hoeveelheid koelvloeistof die naar de buitenunit kan worden gepompt, is vanwege de compacte vormgeving van de
buitenunit beperkt.
f Voordat u de koelvloeistof afpompt, moet u de meeste koelvloeistof eerst opvangen in een lege container. U kunt maximaal 5
kg koelvloeistof naar de buitenunit pompen.
f Wanneer de hoeveelheid koelvloeistof in het systeem de maximale retourcapaciteit overschrijdt, kan de compressor worden
uitgeschakeld of kan er schade ontstaan door brand.
Afpompprocedure
f Voordat u de afpompprocedure start, vangt u de koelvloeistof eerst op in een lege container.
f Schakel het de manometer.
f Schakel de serviceklep aan de vloeistofkant uit.
f Druk drie keer op de toets K2 op de printplaat (PCB) van de buitenunit. (‘
wordt weergegeven op het LED-display van de
printplaat van de buitenunit.)
f Wanneer de compressor wordt ingeschakeld, controleert u met de manometer de lage druk.
f Wanneer de lage druk is gedaald tot onder 0 kg/cm²,g schakelt u de serviceklep aan de gaskant uit en stopt u met afpompen.
(Om het afpompen te stoppen, drukt u nogmaals op de toets K2 of druk één keer op de toets K3 om te starten.)
t Wanneer u de koelvloeistof opvangt in de koelvloeistofcontainer, moet u de speciale container gebruiker die opnieuw
kan worden gevuld. Wanneer u een normale koelvloeistofcontainer illegaal wijzigt, ontstaat er explosiegevaar.
LET OP
49
NEDERLANDS
De koelvloeistof voorafgaand aan het afpompen opvangen in een container
Wanneer de hoeveelheid koelvloeistof in het systeem de maximale retourcapaciteit overschrijdt, vangt u de koelvloeistof eerst
op in een koelvloeistofcontainer, voordat u begint met afpompen.
f Bereid de speciale koelvloeistofcontainer die kan worden bijgevuld, weeg en gebruik een manometer.
f Controleer de huidige hoeveelheid koelvloeistof in het systeem.
f Nadat u de koelvloeistofcontainer hebt aangesloten op de buitenunit, schakelt u voor 50% van alle binnenunits de koelmodus
in.
f Controleer nadat de koelmodus 10 minuten is uitgevoerd, de druk aan de hogedrukkant. Wanneer de druk van de hoge druk
hoger is dan 30 kg/cm²,g schakelt u een aantal binnenunits uit, zodat de druk daalt tot onder 30 kg/cm²,g.
f Nadat u hebt gecontroleerd of de druk aan de hogedrukkant is gedaald tot onder 30 kg/cm²,g, opent u de klep aan de kant van
de manometer (2), die is aangesloten op de koelvloeistofleiding en de klep van de koelvloeistofcontainer. Laat de koelvloeistof
vervolgens in de koelvloeistofcontainer lopen.
f Controleer of de juiste hoeveelheid koelvloeistof in de container wordt verzameld door gebruik te maken van een weegschaal,
schakel de klep uit en verwijder de manometer.
f U kunt ongeveer 50% van de totale hoeveelheid koelvloeistof in het systeem opvangen in de koelvloeistofcontainer.
f Vang niet te veel koelvloeistof op in één koelvloeistofcontainer.
Gaskant
Schaal
Vloeistofkant
Manometer
Serviceklep
Buitenunit
R-410A
Koelvloeistofcontainerklep
Klep (2)
Klep (1)
50
Controlelijst voor na het voltooien van de installatie
f Voordat u de voeding inschakelt, meet u de voedingsterminal (L, N) en de aarding van de buitenunit met een
isolatieweerstandsmeter.
- De meting moet hoger zijn dan 30 MΩ.
t U moet de communicatieterminal niet meten, omdat het communicatiecircuit beschadigd kan raken.
t Controleer de kortsluiting met een circuit tester.
LET OP
Installatie
Buitenunit
t Hebt u het luchtuitlaatprofiel onder aan de serviceklep beveiligd?
t Hebt u het oppervlak aan de buitenkant en de binnenkant van de buitenunit
gecontroleerd?
t Is het mogelijk dat er kortsluiting ontstaat door de warmte van een buitenunit?
t Is de locatie goed geventileerd en is er voldoende ruimte om onderhoud uit te
voeren?
t Is de buitenunit goed bevestigd?
Binnenunit
t Hebt u het oppervlak aan de buitenkant en de binnenkant van de binnenunit
gecontroleerd?
t Is de locatie goed geventileerd en is er voldoende ruimte om
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren?
t Hebt u gecontroleerd of de binnenunit waterpas is geïnstalleerd?
Koelmiddelpijpwerk
t Hebt u de juiste leidingen geselecteerd?
t Staan de vloeistof- en gasklep open?
t Valt het totale aantal aangesloten binnenunits binnen het bereik?
t Valt de lengte en het hoogteverschil van de koelvloeistofleidingen binnen het
toegestane bereik?
t Is het Y-stuk voor de koelvloeistof goed aangesloten?
t Zijn de vloeistof- en gasleidingen goed aangesloten?
t Hebt u het juiste isolatiemateriaal voor de leidingen gebruikt en hebt u de isolatie
correct aangebracht?
t Is de leiding of het verbindingsgedeelte goed geïsoleerd?
t Is de hoeveelheid extra koelvloeistof goed berekend? (U moet de hoeveelheid
extra koelvloeistof voor het bijvullen noteren op een registratieformulier naast de
buitenunit.)
De afvoerslang installeren
t Hebt u gecontroleerd of de afvoerslangen van de binnen- en buitenunit op elkaar zijn
aangesloten?
t Hebt u de afvoertest voltooid?
t Is de afvoerslang goed geïsoleerd?
Elektrische bedrading
t Zijn de voedingskabel en communicatiekabel goed aan het aansluitblok bevestigd,
binnen het bereik van het nominale aandraaimoment?
t Hebt u aardingswerkzaamheden 3 uitgevoed voor de buitenunit?
t Is er voor de communicatiekabel een kabel met een dubbele kern gebruikt?
t Valt de lengte van bedrading binnen het bereik?
t Is de bedradingsroute correct?
ADRES instellen
t Zijn de ADRESSEN van de binnen- en buitenunit correct ingesteld?
t Zijn de ADRESSEN van de afstandsbedieningen juist ingesteld?
(Wanneer u meerdere afstandsbedieningen gebruikt.)
Optie
t Hebt u gecontroleerd of het frame voor de trilweerstand correct is geïnstalleerd in het
geval de buitenunit trilt.
51
NEDERLANDS
Proefdraaien
f Controleer de voeding tussen de buitenunit en het bedieningspaneel.
- 1-fasevoeding: L, N
- 3-fasevoeding: R,S,T,N
f Controleer de binnenunit.
- Controleer of u de voedings- en communicatiekabels goed hebt bevestigd. (De communicatiekabels tussen de binnen- en
buitenunit zijn F1, F2.)
- Controleer of de thermistorsensor, de afvoerpomp/-slang en het display goed zijn aangesloten.
f Controleren met toetsmodus of S-Net Pro.
- Controleer eerst alle binnenunits met de toetsmodus en bedien de binnenunits afzonderlijk met S-Net Pro.
- Controleer bij het inschakelen het geluid van de compressor. In het geval van een dreunend geluid stopt u met proefdraaien.
f Controleer de bedrijfstoestand van de binnen- en buitenunit.
- Controleer of de koelfunctie goed is uitgevoerd.
- Controleer de bediening van binnenunit afzonderlijk, de windsnelheid en de windrichting.
- Controleer of de binnen- en buitenunit abnormale geluiden produceren.
- Controleer of het water tijdens de koelfunctie correct wordt afgevoerd.
- Controleer de gedetailleerde bediening van S-net Pro.
f Leg de gebruiker uit hoe de airconditioner werkt door naar de gebruikershandleiding te verwijzen.
t Schakel de buitenunit 3 uur vóór de testbewerking in om de compressor voor te verwarmen.
t Als de compressor niet wordt voorverwarmd, wordt mogelijk ‘CH’ weergegeven op de printplaat van de buitenunit,
afhankelijk van de buitentemperatuur.
LET OP
De controlekaart voor de installatie invullen en bewaren
f De controlekaart voor de installatie is bij de installatiehandleiding gevoegd.
- De installateur moet de voorkant van de kaart nauwkeurig invullen.
- Noteer basisinformatie als de installatiedatum, de naam van de installateur, contactgegevens, supervisiebedrijf enzovoort.
- Noteer aanvullende informatie, zoals het model van de buitenunit, opmerkelijke feiten, de berekening van de hoeveelheid
extra koelvloeistof waarmee het systeem is bijgevuld enzovoort.
- Noteer de informatie over de binnenunit, zoals de installatielocatie van de binnenunit, het model binnenunit enzovoort.
f Bewaar de controlekaart voor de installatie op een vaste plek en zorg dat u de kaart niet kwijtraakt.
Controlekaart installeren
52
Proefdraaien
Type Model
Netto gewicht
(kg)
Netto afmeting
(B × D × H, mm)
Buitenunit
RD040MHXEA 100 940×1,210×330
RD050MHXEA 100 940×1,210×330
RD040MHXGA 100 940×1,210×330
AM050FXMDGH/EA 100 940×1,210×330
RD060MHXEA 103 940×1,210×330
RD060MHXGA 103 940×1,210×330
AM060FXMDEH/EA 103 940×1,210×330
53
NEDERLANDS
MEMO
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52

Samsung AM050FXMDGH Installatie gids

Type
Installatie gids
Deze handleiding is ook geschikt voor