Sorel TDC 4 de handleiding

Type
de handleiding
TDC 4
Temperatur-Differenz-Controller
Aandachtig doorlezen voordat u start met van de
montagewerkzaamheden, ingebruikname, en bediening!
SOREL TDC 3
Temperatur-Differenz-Controller
Temperatuur-Verschil-Controller TDC 3
Montage en bedieningshandleiding
Inhoud
A.1 EC conformiteitsverklaring 3
A.2 Algemene instructies 3
A.3 Verklaring van de gebruiktesymbolen 3
A.4 Veranderingen aan de controller 4
A.5 Garantie en aansprakelijkheid 4
B.1 Speci caties 5
B.2 Over de controller 6
B.3 Leveringsomvang 6
B.4 Afvalverwerking en milieubelasting 6
B.5 Hydraulische varianten 7
C.1 Muurinstallatie 8
C.2 Electrisch aansluitingen 9
C.3 Installatie van de temperatuur voeler en 10
D Terminal aansluitschema 11
E.1 Display en invoer 21
E.2 Assistentie bij ingebruikname 22
E.3 Handmatige invoer 22
E.4 Menu indeling en structuur 23
1. Meetwaarden 24
2. Statistieken 25
2.1 Werkuren 25
2.2 Gemiddeld verschil in temperatuur T 25
2.3 Warmte afgifte 25
2.4 Gra sch overzicht 25
2.5 Berichten log le 25
2.6 Herstel/reset 25
3. Display typen 26
3.1 Gra sch 26
3.2 Overzicht 26
3.3 Afwisselend 26
3.4 Slaapstand 26
4. Systeem modus 27
4.1 Automatisch 27
4.2 Handmatig 27
4.3 Uit 27
4.4 Systeem vullen 27
5. Instellingen 28
5.1 Tmin S1 28
5.2 Tmin S2 28
5.3 Tmin S3 28
5.4 Tmax S2 29
5.5 Tmax S3 29
5.6 T R1 29
5.7 T R2 30
5.8 Tset S3 30
5.9 Hysterese 30
5.10 Voorkeurs voeler 31
5.11 T voorkeur 31
5.12 Loading time 31
5.13 Stijging 31
5.14 Thermostaat perioden 32
5.15 „Party Funktion 32
5.16 Energie bespaar modus 32
5.17 TecoS3 32
5.18 Hydraulische varianten met instellingen. 33
6. Beveiligings functies 34
6.1 Antiblokkeer bescherming 34
6.2 Vorstbescherming 34
6.3 Systeem beveiliging 35
6.4 Collector beveiliging 35
6.4.1 Koelen functies 36
6.5 Collector alarm 36
6.6 Recooling 36
6.7 Anti-Legionella 37
7. Speciale functies 38
7.1 Programma mogelijkheden 38
7.2 Tijd & datum 38
7.3 voeler Kalibratie 38
7.4 Ingebruikname 39
7.5 Fabrieksinste l lingen 3 9
7.6 A anvullingen 39
7.7 Warmte hoeveelheid 40
7.8 Start hulp functie 40
7.9 Snelheids controle 41
7.9.1 Varianten 41
7.9.2 Spoeltijd 42
7.9.3 Regeltijd 42
7.9.4 Max.snelheid 42
7.9.5 Min. snelheid 42
7.9.6 S t reef waarde 42
8. Menu blokkeren 43
10. Taal 43
9. Service waarden 44
Z.1. Storingen met foutmeldingen 45
Z.2 Zekering vervangen 46
Z.3 Onderhoud 46
3
Veiligheids instructies
Door de CE markering op de Temperatuur-Verschil-Controller 3, hierna TDC 4 ge-
noemd, bevestigd de producent te voldoen aan de onderstaande veiligheids normerin-
gen:
- EC laagspannings richtlijn
73/23/EEC, als aangevuld 93/68/EEC
- EC electromagnetische compatibiliteits richtlijn
89/336/EEC versie 92/31/EEC versie 93/68/EEC
De conformiteit is gecontroleerd, de bijbehorende dokumentatie en de EC verklaring
van conformiteit berusten bij de producent.
A.1 EC conformiteitsverklaring
Deze montage en installatie handleiding bevat belangrijke informatie aangaande de velig-
heid, montage, ingebruikname , onderhoud en optimaal gebruik van de controler. Daarom
moeten deze instructies compleet gelezen en begrepen worden door de installateur voor dat
gestart wordt met de werkzaamheden aan de controller.
Volg ten alle tijden de vigerende veiligheids voorschriften op!
De controller mag in geen geval gezien worden als vervanger van voorgeschreven veilig-
heids kleppen etc!
Installatie, ingebruikname en onderhoud van de controller mag alleen door een specialist
met voldoende training worden gedaan.
Voor de gebruiker: Vergewis u ervan dat de installateur van de controller (specialist) u voldo-
ende informatie verstrekt aangaande de functies en werkinng van de controller. Bewaar de
handleiding, indien mogelijk, in de nabijheid van de controller.
Beslist lezen!
A.2 Algemene instructies
Gevaar
Letop
A.3 Verklaring van de gebruiktesymbolen
Niet nakomen van deze instructies is levensgevaarlijk in verband met de mo-
gelijke aanraking met de netspanning (230V)
Gevaar
Niet nakomen van deze instructies kan ernstige verwondingen tot gevolg
hebben zoals verbrandigen etc
Letop
Niet nakomen van deze instructies kan leiden tot ernstige schade aan de
controler of het systeem.
Informatie die belangrijk is voor het optimaal functioneren van de controller en
het systeem.
4
A.4 Veranderingen aan de controller
De controller is geproduceerd en getest met in achtname van hoge kwaliteits en veiligheids
eisen. Op de controller wordt twee jaar garantie verleend vanaf de aankoopdatum.
Zowel de garantie als aansprakelijkheid is uitgesloten indien de oorzaak van de schade ligt in
een of meerdere in onderstaande opsomming genoemde redenen:
- Niet houden aan de montage en/of installatie instructies.
- Onjuiste montage, installatie, onderhoud en/of onjuist gebruik
- Incorrect uitgevoerde reparaties
- Ongeoorloofde aanpassingen aan de controller
- Gebruik van niet in samenhang met de controller geteste aanvullende componenten.
- Ingebruikhouden van de controller ondanks een duidelijk defect aan de controller.
- Gebruiken van andere dan door de producent geleverde vervangings delen een acces-
soires.
- Gebruik van de controller in andere dan geoorloofde toepassingen.
- Instellingen onder of boven de in de speci caties genoemdewaarden.
- Overmacht
A.5 Garantie en aansprakelijkheid
- Zonder schriftelijke toestemming van de producent mogen geen wijzigingen, en/of aan-
vullingen aan de controller worden doorgevoerd.
- Componenten welke niet getest zijn met de controller mogen niet aan de controller gekop-
peld worden.
- Als duidelijk is dat de veligheid niet langer kan worden gegarandeerd(bijvoorbeeld door
beschadiging van de behuizing) dient de controller onmiddelijk te worden uitgeschakeld.
Delen of accessoires van de controller welke niet in perfecte staat verkeren onmiddelijk
vervangen.
- Gebruik alleen fabrieks onderdelen als accessoire of vervangsonderdeel.
- Markeringen vanuit de producent op de controller aangebracht niet verwijderen of onher-
kenbaar maken.
- Houdt alle instelwaarden van de controller binnen de in deze handleiding omschreven
band breedte.
Het aanbrengen van veranderingen aan de controller kan de werking ver-
minderen en de veiligheid in gavaar brengen van het gehele systeem.
Veiligheids instructies
Gevaar
5
Electrische speci caties:
Netspanning 230VAC +/- 10%
Netfrequentie 50...60Hz
Stroomverbruik 2VA
Geschakeld vermogen
Electronisch relais R1 min.20W...max.120W for AC3
Mechanisch relais R2 460VA for AC1 / 185W for AC3
Interne zekering 2A slow-blow 250V
Beveiligingstype IP40
Beveiligingsklasse II
voeler ingangen 3 x Pt1000
Meetbereik -40°C up to 300°C
Toegestane omgevings waarden:
Omgeveingstemperatuur
bij controller gebruik 0°C...40°C
bij opslag/transport 0°C...60°C
Luchtvochtigheid
bij controller gebruik max. 85% rel. luchtvochtheid bij 25°C
bij opslag/transport geen vochtcondensatie toegestaan
Overige speci caties en afmetingen
Omkasting 2-part, ABS plastic
Installatie methodes Wandinstallatie, optioneel paneel installatie
Afmetingen 163mm x 110mm x 52mm
Inbouwmaten
Afmetingen 157mm x 106mm x 31mm
Display Gra sche display, 128 x 64 dots
Lichtdiode Multicolour
Bediening 4 invoer toetsen
Temperatuur voeler er: (wellicht niet inbegrepen bij de levering)
Collector of boiler voeler Pt1000, e.g. dompelbuisvoeler TT/S2 tot 180°C
Boiler voeler Pt1000, e.g. dompelbuisvoeler TT/P4 tot 95°C
Leidingvoeler Pt1000, e.g. leidingvoeler TR/P4 up to 95°C
voeler kabel 2x0.75mm² lengte 30m maximaal (niet inbegrepen).
Weerstands tabel Pt1000 voeler en
B.1 Speci caties
°C 0 102030405060708090100
Ω1000 1039 1077 1116 1155 1194 1232 1270 1308 1347 1385
Controller omschrijving
6
De Temperatuur Verschil Controller (TDC) stelt u instaat uw zonneboiler of verwar-
mings installatie ef cient te besturen.Door de vele functies en zelfverklarende menus-
tructuur is de TDC een kwaliteitsproduct. Bij elke stap van het invoer proces wordt een
invoer knop aan een functie toegewezen en toegelicht.Het menu bevat heldere bena-
mingen, hulpteksten en duidelijk gra sche weergave.
De TDC kan ingezet worden voor diverse systeemvarianten zoals uitgelegd uitgelegd in
2.5
Belangrijke kenmerken van de TDC 4:
- Duidelijke LCD display tekst en gra sch
- Overzicht van actuele meetgegevens
- Analyse en monitoring van het systeem oa dmv gra ek
- Uitgebreide menu‘s met display uitleg
- Menu blokkering tegen ongewenste aanpassingen
- Reset functie naar fabrieksinstellingen
- optioneel diverse aanvullende functies beschikbaar
B.2 Over de controller
Controller beschrijving
- Temperatuur Verschil Controller TDC 4
- 3 schroeven 3,5x35mm met 3 pluggen 6mm tbv muurmontage
- 6 draadclips met 12 schroeven, reserve zekering 2A traag
- Installatie en werkingshandleiding TDC 4
Optioneel afhankelijk van uitvoering en bestelling:
- 2-3 PT1000 temperatuur voeler en
Aanvullend verkrijgbaar:
- Pt1000 temperatuur voeler , boiler insteekhulzen, stroomzekering,
- Diverse aanvullende besturings systemen
B.3 Leveringsomvang
B.4 Afvalverwerking en milieubelasting
De unit voldoet aan de Europese aanwijzing RoHS 2002/95/EC inzake het toepassen van
gevaarlijke producten in electrische apparaten.
Letop
De unit niet via het huishoudelijk afval verwijderen maar a everen bij geschi-
kte iname punten of opsturen naar de distributeur of fabrikant.
7
B.5 Hydraulische varianten
Controller beschrijving
Letop
In onderstaande schema‘s vindt u slechts een schematische weer-
gave van hydraulische varrianten zonder compleetheid te pretenderen.
Afhankelijkvan de toepassing zijn aanvullende veiligheide componenten
benodigd ( overdukventielen, terugloopventielen, temperatuur beveiligen
etc ) de controller kan deze beveiligen niet vervangen
14
7
10
14
18
22
13
17
21
2
58
11
15
19
3
6
912
16
20
T2xT
T2xT
8
C.1.1
C.1.2
Letop
C.1 Muurinstallatie
Monteer de controller alleen in ruimtes met omstandigheden conform de speci catie
zoals omschrven in B.1
1. Schroef de deksel los
2. Bovendeel voorzichtig afnemen
3. Leg het bovendeel tijdelijk weg. Let er op
dat u de electronica niet aanraakt
4. Houdt het controllerhuis tegen de muur en
markeer de drie schroefgaten.Zorg voor een
vlakke muuraansluiting zodat de behuizing
tijdens het monteren niet verbuigt.
5.Boor 3 gaten rond 6mm en plaats de
pluggen
6. Monteer de bovenste schroef
7. Herplaats het controllerhuis en plaats de
overige tweeschroeven
8. Stel het controllerhuis loodrecht en draai
de schroven aan .
Installatie
9
C.2 Electrisch aansluitingen
Installatie
Gevaar
Werk alleen aan het de controller waneer er geen stroom opstaat. En
controleer dit!
Electrische aansluitingen alleen (laten) maken door bevoegde personen
conform de geldende regelgeving. Geen beschadigde controllers (scheuren
od) installeren.
Letop
De hoogspanningskabel (220volt) separaat houden van de laagspanningska-
bels (voeler ) dmv kunststof scheiding.Voer hoogspanning rechts en overige
kabels links in de unit.
Letop
De afnemer dient in de stroomaanvoer een extra beveiliging te voorzien zoals
bijvoorbeeld een stroom afsluit beveiliging op oververhitting.
Letop
De ingevoerde kabels niet meer dan 55mm spitsen, mantel altijd klemmen
met de kabelklemmen
Relais R1 is geschikt voor standaard pompen (20-120VA) waarvan de snel-
heid door de controller kan worden gestuurd. Over relais 1 kunnen reststro-
omtjes ontstaan. Het aansluiten van laagstroom verbruikende kleppen etc is
derhalve niet toegestaan
Letop
Met de hydraulische variant D1 „Solar + opslag“ relais R1 en R2 zijn
tegelijkertijd ingeschakeld om de verbinding van een andere belasting
op relais R2 mogelijk te maken.
Letop
10
1. Selecteer het benodigde systeemsche-
ma (B.5 of Fig. D.1 - D.20)
2. Open de controller zoals beschreven
onder C.1.
3. Strip de kabes 55mm max., monteer de
draadklemmen en maak de draden over
8-9 mm vrij (Fig. C.2.1)
4. Open de schroeven in de ter-
minal met een goed passende
schroevendraaier(Fig. C.2.1) en sluit de
bedrading aan(Fig. D.1 - D.20)
5. (optioneel) De optionele VFS voeler
moet aangesloten worden op de klem-
men strook (zie g. C2.2). Instellingen
voor de voeler en zie paragraaf 7.7
6. Breng het bovendeel van controller aan
7. Steek de stekker in het contact (220V).
Installatie
C.2.1
C.2.2
C.2.3
11
Installatie
C.3 Installatie van de temperatuur voeler en
Houdt voeler kabels appart van stroom kabels voor correcte werking. Niet in de
zelfde kabel leiding monteren
Letop
De controller werkt met PT1000 temperatuur voeler en waarmee een nauwkeurige meting
mogelijk is voor optimale ondertseuning van de besturing.
Letop
Zonodig kunnen de voeler kabels verlengd worden tot maxiaal 30m, gebruik hier-
voor dan kabels met een minimale doorsnede van 0.75mm². Voorkom sluiting in de
bedrading
Plaats de voeler en nauwkeurig in de te meten omgeving
Gebruik voor het toepassings gebied geschikte voeler en: pijp-, leiding- of vlakvoeler
met de geschikte maximale werkings temperatuur.
Achtung
De optionele VFS voeler moet aangesloten worden op de klemmen strook (zie g.
C2.2). Om schade aan de VF voeler te voorkomen word het ten zeerste aangeraden
deze in de retourleiding te installeren (zie ook paragraaf 7.7 warmte meting).
Let bij het installeren op de juiste ow richting van de VF voeler (pijl op behuizing)
12
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor:!:
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler onder
S3 voeler 3 boiler boven
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Thermostaat functie L
N Thermostaat functie N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor:
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler
S3 voeler 3 (optie)
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Pomp L (niet regelbaar)
N Pomp N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!
D Terminal aansluitschema
D.1 Solar met boiler
Installatie
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
D.2 Solar + Thermostaat
Relais R1 en R2 zijn beide ingeschakeld in deze
variant, hier kan dus bijvoorbeeld een pomp
worden aangesloten aan relais R2.
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
13
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor:
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler
S3 voeler 3 collector ow
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Bypass klep L
N Bypass klep N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler
S3 voeler 3 retour verwarmingskring
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Klep L
N Klep N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE
Klepsturing:
R2 aan/klepaan = pad door de boiler storage
D.3 Solar met Bypass
D.4 Solar met return lift
Installatie
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Klepsturing:
R2 aan/klepaan = bypass zonder opladen
boiler
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
14
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor!:
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler onder
S3 voeler 3 boiler boven
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Zone klep L
N Zone klep N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!
Klepsturing:
R2 aan/klepaan = laden bij voeler 3 (boiler
bovenzijde)
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor!
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler
S3 voeler 3 collector ow
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp secundair L (regelbaar)
N Pomp secundair N
R2 Pump, primair L
N Pump, primair N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!
D.5 Solar met 2 zones boiler
D.6 Solar met ext. warmtewisselaar
Installatie
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
15
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor:
S1 voeler 1 collector 1
S2 voeler 2 boiler
S3 voeler 3 collector 2
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 omschakelklep L
N omschakelklep N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!
Klepsturing
R2 aan/kraan aan = boilerlading bij voeler 3
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector 1
S2 voeler 2 boiler
S3 voeler 3 collector 2
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor: :
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp (coll. 1) L (snelheid)
N Pomp (coll. 1) N
R2 Pomp (coll. 2) L
N Pomp (coll. 2) N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!!
D.7 Solar 2 coll. (oost/west)
D.8 Solar 2 coll. 2 pompen
Installatie
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
16
Klepsturing:
R2 aan/kraan aan = laden boiler 2 bij voeler 3
max. 12VAC/DC in de linkerzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler 1
S3 voeler 3 boiler 2
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
230VAC 50-60Hz max. in de rechterzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Omschakelklep L
N Omschakelklep N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voo
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler1
S3 voeler 3 boiler 2
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor:
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp (boil.1)L (regelbaar)
N Pomp (boil.1)) N
R2 Pomp (boil 2) L
N Pump (boil 2) N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!
D.9 Solar 2 boilers met keuzekraan
D.10 Solar 2 boilers - 2 pompen
Installatie
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
17
max. 12VAC/DC in de linkerzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor :
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler 1
S3 voeler 3 boiler 2
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
230VAC 50-60Hz max. in de rechterzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Pomp (boiler 2) L
N Pomp (boiler 2) N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 zwembad
S3 voeler 3 collector ow
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp, primair. L (regelbaar)
N Pump, primair N
R2 Pump, secondair L
N Pump, secondair N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
D.11 Solar met vervolgboiler /Solar & overheveling warmte
D.12 Solar met zwembad en warmtewisselaar
Installatie
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Kraanwerking: R2 aan / kraan aan = lading
bij voeler 3 (boiler boven)
18
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 opslagtank
S3 voeler 3 (optioneel)
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polariteit van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (snelheid)
N Pomp N
R2 Luchtkoeler L
N Luchtkoeler N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
Zie ook 6.4.1
D.14 Solar met boilerafkoeling 1
Installatie
Kraansturing:
R2 aan/kraan aan = laden bij 3 (zwembad) Het zwembad kan worden in
en uitgeschakeld door langdurig de „Esc“ toets ingedrukt te houden.
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor!
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler
S3 voeler 3 zwembad
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polarisatie van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Pomp (sec.)+klep L
N Pomp (sec.)+klep N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE!
D.13 Solar boiler/zwembad
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
19
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 opslagtank
S3 voeler 3 optioneel
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polariteit van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 Pomp koeler L
N Pomp koeler N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 opslagtank
S3 voeler 3 optioneel
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polariteit van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp, prim. L (regelbaar)
N Pomp N primaire
R2 Pomp koeler L
N Pomp koeler N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
D.15 Solar met boilerafkoeling 2
D.16 Solar met boilerafkoeling 3
Installatie
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Zie ook 6.4.1
Zie ook 6.4.1
20
Installatie
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 opslagtank
S3 voeler 3 ketel voor vaste brandstof
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
De polariteit van de voeler en is vrij te kiezen.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (snelheid)
N Pomp N (snelheid)
R2 Pomp vaste brandstoffen L
N Pomp vaste brandstoffen N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
D.17 Solar met vastebrandstofketel
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler onder
S3 voeler 3 boiler boven
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (snelheid)
N Pomp N
R2 ventiel L
N Ventiel N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
D.18 Solar + kraan + Thermostaat
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Kraanwerking :
R2 aan / kraan aan = directe sww voeding.
21
Installatie
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 (controle)
S2 voeler 2 (referentie)
S3 voeler 3 (thermostaat)
S4 voeler 4 ow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 pomp vaste brandstof kachel L
N pomp vaste brandstof kachel N
R2 bijv. pomp L
N bijv. pomp N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok PE! !
D.19 Universele ΔT regelaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
Korte logische beschrijving van regeling:
De T voeler 1 > voeler 2 schakelt de pomp
met relais R1.
De thermostaat functie op aansluiting voeler 3
schakelt de pomp op relais R2.
Korte logische beschrijving van regeling:
De T voeler 1 > voeler 2 schakelt de pomp
met relais R1.
De T voeler 2 > voeler 3 schakelt pomp met
de relais R2.
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC in de linkerzijde van
het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 (control)
S2 voeler 2 (referentie+contr.)
S3 voeler 3 (referentie)
S4 voeler 4 Flow (optioneel)
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal vrij)
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen max. in de rechterzijde
van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R1 Pomp L (regelbaar)
N Pomp N
R2 bv pomp L
N bv pomp N
R3 Optioneel (s.7.10)
N Optioneel
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok
PE! !
D.20 Universele 2x ΔT regelaar
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
Letop
Relais R1: Ten behoeve van snel-
heidscontrole standaardpomp,
minimum afname 20VA
22
Installation
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC
in de linkerzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler laag
S3 voeler 3 boiler hoog
S4 voeler 4 Flow
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan
de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal
vrij)
.
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen
max. in de rechterzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor:
R1 Pomp 1 L(regelbaar)
N Pomp 1 N(regelbaar)
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R2 zone klep L
N zone klep N
R3 Pomp 2 L
N pomp 2 N
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok
PE! !
Letop
Kraanwerking:
R2 aan / Kraan aan = Lading bij voeler 3 R2 off /
Kraan uit = Lading bij voeler 2
Relais R1: Voor snel¬heidsgestuurde pomp,
minimum afname 20VA. De VFS voeler, (option-
eel) op de printplaat aansluiten ( guur C2.2).
D.21 Solar met warmtewisselaar, klep en 2 lagen boiler
Letop
Indien deze variante gekozen wordt veranderen de voorinstellingen:
5.6 ΔT R1: ΔT 12°C / ΔT-Off 7°C
5.10 Prioriteit voeler S3
7.9 Speed control: V4
7.10 Relais R3: R3 is geschakeld met R1met een vertraging van 30 seconden
Letop
VFS voeler ten allen tijde in de retour leiding installeren
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
23
Letop
VFS voeler ten allen tijde in de retour leiding installeren
Installation
Laagstroom aansluitingen max. 12VAC/DC
in de linkerzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor
S1 voeler 1 collector
S2 voeler 2 boiler 1
S3 voeler 3 boiler 2
S4 voeler 4 Flow
S5 Niet gebruikt
S6 0…10V / PWM (s7.9.2)
+ Niet gebruikt
- centraal aarde blok
Aansluiting van voeler aarde (S1-S4) en 0…10V/PWM aan
de –
De polariteit van de voeler is vrij te selecteren (potentiaal
vrij)
Stroom 230VAC 50-60Hz aansluitingen
max. in de rechterzijde van het compartiment
Terminal: Aansluiting voor::
R1 Pomp 1 L(regelbaar)
N Pomp 1 N(regelbaar)
L Netaansluiting L
N Netaansluiting N
R2 zone klep L
N zone klep N
R3 Pomp 2 L
N pomp 2 N
Aarding aanbrengen in het metalen koppelblok
PE! !
Letop
D.22. Solar met warmtewisselaar, klep en 2 boilers
Bedienrichting van de kraan:
R2 aan / Kraan aan = Lading bij voeler 3 R2 off /
Kraan uit = Lading bij voeler 2
Relais R1: Voor snel¬heidsgestuurde pomp, mi-
nimum afname 20VA. De VFS voeler, (optioneel)
op de printplaat aansluiten ( guur C2.2).
Letop
Indien deze variante gekozen wordt veranderen de voorinstellingen:
5.6 ΔT R1: ΔT 12°C / ΔT-Off 7°C
5.10 Prioriteit voeler S3
7.9 Speed control: V4
7.10 Relais R3: R3 is geschakeld met R1met een vertraging van 30 seconden
voeler zijde
max. 12V
Letop
Stroom zijde
230VAC
Gevaar
24
display symbool voorbeelden:
Pomp (draait >actief)
klep (stroomrichting> zwart)
Collector
Boiler
Zwembad
Temperatuur voeler
Warmtewisselaar
Laadtijd
Waarschuwing/foutmelding
Informatie beschikbaar
(1)
(2)
(3)
(4)
De controller (1) laat zich met zijn
omvangrijke text en gra sch voorstellingen
via display (1)zeer gemakkelijk instellen.
De LED (2) ligt groen op als een relais wordt
aangeschakeld.
De LED (2) ligt rood op zodra de systeem
werking uitgeschakeld is .
De LED (2) knippert rood (langzaam) als het
systeem in de „handmatige“ besturing staat.
De LED (2) knippert rood (snel) bij een
foutmelding.
De invoer geschiedt door vier toetsen (3+4)
die afhankelijk van de situatie verschillende
functies krijgen Met de “esc” (3) wordt een
keuze ongedaan gemaakt of verlaat men
het menu.In voorkomende gevallen wordt
om een bevestig van een keuze gevraagd
voordat de keuze wordt opgeslagen
De functie van de drie overige toetsen (4)
wordt direct boven de toets weergeven. De
toets geheel rechts heeft veelal de selctie en
bevestigings functie
Voorbeelden van toetsfuncties:
+/- = verhoog/verlaag waarden
/ = scroll menu op/neer
ja/nee = accepteer/verwerp
Info = aanvullende informatie
Terug = naar voorgaand menu
ok = bevestig selectie
Bevestig = bevestig invoer
Bediening
E.1 Display en invoer
25
E.2 Assistentie bij ingebruikname
E.3 Handmatige invoer
Besluit u voor een handmatige instelling van het systeem dan dienen de onderstaande
menus te worden beschouwd
- Menu 10. Taal
- Menu 7.2 Daum en tijd
- Menu 7.1 Programma selectie
- Menu 5. Systeemwaarden
- Menu 6. Beveiligings functie
- Menu 7. Speciaal functie voor aanvullende veranderingen
Om het systeem te testen gaat u naar het menu “Handmatig” hier kan u de output (relais etc)
testen en de voeler temperatuur op plausibiliteit beschouwen. Schakel dan de automatische
mode weer in.
Met de “esc” toets gaat u terug naar het voorgaande menu waarbij u opnieuw de waar-
den kunt aanpassen Door de “esc” toets meerdere keren in te drukken komt u in de
selctiemode waarmee de wizzard beeindigd wordt.
Om het systeem te testen gaat u naar het menu “Handmatig” hier kan met de output
(relais etc) testen en de voeler temperatuur op plausibiliteit beschouwen. Schakel dan
de automatische mode weer in.
De eerste keer dat de controller wordt
opgestart verschijnt de vraag (nadat taal
en tijd zijn geselecteerd) of u de systeem
waarden met de wizzard of handmatig wilt
instellen..De wizzard help u stap voor stap
de nodige systeemwaarden in te stellen
onderteund door een korte beschijving in
het display. De wizzard kan op elk mo-
ment worden opgeroepen via het menu
speciaal functies“ (7)
Bediening
Letop
.Beschouw de uitleg van de individuele waarden op de volgende pagina‘s en
bekijk of meerdere instellingen noodzakelijk zijn voor uw systeem
Letop
Beschouw de uitleg van de individuele waarden op de volgende pagina‘s en
bekijk of meerdere instellingen noodzakelijk zijn voor uw systeem
26
E.4 Menu indeling en structuur
De overzicht gra ek wordt getoond indien
gedurende 2 minuten geen invoeren meer
worden gedaan of als op “esc” toets. in het
hoofdmenu wordt gedrukt gedrukt
Door een toets in te drukken komt u in het
hoofdmenu hier heeft u de keuze uit de
onderstaande mogelijkheden.
Actuele temperatuur met uitleg
Functie controle van systeem inclusief wer-
kings uren etc
Functie keuze controller
Werkingstype Automatisch, Handmatig, Uit.
Instellen parameter voor normaal gebruik
Bescherming tegen vorst en oververhitting
Programma selectie, callibratie voeler en,
tijd, aanvullende voeler , etc.
Tegen ongewenst wijzigen van de instellin-
gen
Diagnose foutmeldingen
Kies Taal
Bediening
1. Meetwaarden
5. Instellingen
3. Weergave
7. Speciale func ties
9. Data overzicht
2. Statistieken
6. Beveiligingen
4. Werkingmode
8. Menu vergrendeling
10. Taal
27
Letop
Menu “1. Meetwaarden” displays de actueel
gemeten temperatuur waarden.
Dit menu wordt gesloten door op de “esc”
toets te drukken of door “verlaatmeetwaarden”
te selecteren.
De meetwaarden worden door het selecteren
van de info toets op het display toegelicht
Met.“Overzicht” or “esc” verlaat u de info
mode.
Als de tekst “Fout” verschijnt op de display inplaats van de meetwaarden.
duidt dit veelal op een defecte of verkeert aangesloten voeler
Bij te lange kabels of niet optimale plaatsing van de voeler en kunnen de zo
ontstane (kleine) afwijkingen worden gecompenseerd in de controller Volg
hiervoor de instructie in 12.3. De display van meetwaarden is uiteraard afhan-
kelijk van het gekozen programma en aangesloten elementen.
Meetwaarden
1. Meetwaarden
28
2.1 Werkuren
Werkuren van de pomp aangestuurd door de controller kunnen worden uitgelezen in
verscheidene tijdsbereiken (dag-jaar)
2.3 Warmte afgifte
Display van de gemiddelde verschiltemperatuur tussen de voeler en bij ingeschakelde
verbruiker.
2.2 Gemiddeld verschil in temperatuur T
Display van de warmte afgifte
2.4 Gra sch overzicht
Geeft een duidelijke overzicht, in staafdiagram, van de data onder 2.1-2.3. Voor verglij-
kingen zijn verschillende tijdreeksen beschikbaar. Met de twee linkertoetsen scrolled u
door de data.
2.5 Berichten log le
Herstellen en verwijderen van individuele analyses. Met de functie alle statstieken
verwijderen muv foutmeldingen.
2.6 Herstel/reset
Weergave van de laatste drie gebeurtenissen in het systeem met vermelding van
datum en tijd.
2. Statistieken
Letop
Menu “2. Statistieken” wordt gebruikt voor
controle en monitoring van het systeem
op langere termijn. De beschikbare sub-
menu’s zijn onder 7.1-7.6 beschreven.
Dit menu wordt gesloten door op de “esc
toets te drukken of door “verlaat statistie-
ken” te selecteren.
Voor een juiste analyse van de systeem data is een juiste tijdsinstelling essen-
tieel. Na een stroom onderbreking zal de tij opnieuw moeten worden ingesteld.
Door een verkeerde bediening of onjuiste tijdsinstellingen kunnen data worden
gewist, overschreven of onjuist worden opgetekend
De producent neemt gee verantwoordelijkheid voor de geregistreerde data!
Statistieken
29
Met menu “3. Display typen” wordt het basis
display type ingesteld.
Het menu verschijnt als gedurende twee
minuten geen toetsen worden gebruikt.Na
beroeren van een toetsverschijnt het hoofd
menu weer.
Door het intoetsen van de “esc” toets of door
“Exit display typen” te selecteren wordt dit
menu verlaten
3.1 Gra sch
In deze modus wordt het gekozen hydraulischesysteem inclusief gemeten temperatu-
ren en aangesloten elementen gra sch voorgesteld
3.2 Overzicht
In deze modus wordt het gekozen hydraulischesysteem inclusief gemeten temperatu-
ren en aangesloten elementen tekstueel voorgesteld.
3.3 Afwisselend
3.4 Slaapstand
In deze modus wordt elke 5 seconden tussen de gra sche en tekst modus gescha-
keld.
De stroom spaarmodus schakelt na 2 minuten de achtergrondverlichting van het dis-
play uit.
Display typen
3. Display typen
30
4. Systeem modus
In menu “4. Systeem modus” kan de keuze
gemaakt worde tussen automatisch, uit of
handmatige modus.
Dit menu wordt gesloten door op de “esc” toets
te drukken of door “verlaat systeemmodus” te
selecteren.
Systeem modus
4.2 Handmatig
Gevaar
In de modus “Handmatig” wordt geen rekening meer gehouden met instellingen
en gemeten temperaturen. Hierbij onstaat de kans op oververhitting en schade
aan het systeem. De systeem modus “Handmatig” mag slechts door specialisten
gebruikt worden voor testen en bij de ingebruikname van het systeem! De relais
en dus de aangesloten elementen (pomp) worden via de verschillende toetsen
in- en uitgeschakeld zonder rekening te houden met de gemeten temperaturen
en ingestelde waarden. Gemeten temperaturen worden ter info getoond
4.3 Uit
In de modus “Uit” zijn alle controller functies uitgeschakeld Dit kan leiden tot
oververhitting van collector en/of andere systeem componenten.. Gemeten
temperaturen worden ter info getoond.
Gevaar
4.4 Systeem vullen
Deze speciale modus is uitsluitend bestemd voor de vul procedure voor
een speciale “terugloop Master System” met een vul niveau contact in de
collector parallel aan voeler S1. De instructies op het scherm moet worden
gevolgd wanneer het systeem word gevuld. Zorg ervoor dat U de functie
beëindigd als u klaar bent!
Letop
4.1 Automatisch
Automatische modus is de standaard instelling voor de controller Alleen in deze
modus werkt de besturing op basis van de ingestelde waarde nen gemeten
temperaturen. Na een stroomuitval zal de controller zich in de laatst ingestelde
modus herstellen.
Letop
31
Verschillende instellingen kunnen worden ingesteld, afhankelijk van de selectie
van de hydraulische variant 1-20. Dit wordt nader toegelicht in tabel 5.17. Deze
tabel geeft ook de bijbehorende voeler en schakeluitgangen weer. De volgende
bladzijden bevatten algemeen geldende omschrijvingen voor de instellingen.
Letop
start toestaan bij temperatuur voeler 2
Zodra deze temperatuur bij voeler 2 wordt overschreden en andere ingestelde waar-
den zijn ook bereikt zal de besturing de betreffende pomp en/of klep aanschakelen.
Bij een temperatuur 5 graden lager dan deze instelling wordt de pomp en/of klep weer
uitgeschakeld.
instelwaarden: van 0°C to t99°C/default instelling 40°C
start toestaan bij temperatuur voeler 3
Zodra deze temperatuur bij voeler 3 wordt overschreden en andere ingestelde waar-
den zijn ook bereikt zal de besturing de betreffende pomp en/of klep aanschakelen.
Bij een temperatuur 5 graden lager dan deze instelling wordt de pomp en/of klep weer
uitgeschakeld.
instelwaarden: van 0°C to t99°C/default instelling 20°C
5. Instellingen
In menu “5. Instellingen” worden de
basisinstellingen voor de besturing vast
gelegd
5.1 Tmin S1
5.2 Tmin S2
5.3 Tmin S3
start toestaan bij temperatuur voeler 1
Zodra deze temperatuur bij voeler 1 wordt overschreden en andere ingestelde waar-
den zijn ook bereikt zal de besturing de betreffende pomp en/of klep aanschakelen.
Bij een temperatuur 5 graden lager dan deze instelling wordt de pomp en/of klep weer
uitgeschakeld.I.
instelwaarden: van 0°C to t99°C/default instelling 20°C
Letop
De besturing kan onder geen en-
kele omstandigheid de veiligheids
ventielen of anderzins vervangen!
Dit menu wordt gesloten door op de
“esc” toets te drukken of door “verlaat
instellingen” te selecteren.
Instellingen
32
Instellingen
5.4 Tmax S2
5.5 Tmax S3
5.6 T R1
uitschakel temperatuur bij voeler 2
Zodra deze temperatuur bij voeler 2 wordt overschreden en andere ingestelde waar-
den zijn ook bereikt zal de besturing de betreffende pomp en/of klep uitschakelen. Bij
een temperatuur lager dan deze instelling wordt de pomp en/of klep weer aangescha-
keld.
Instelwaarden: van 0°C tot t99°C/default instelling 60°C
uitschakel temperatuur bij voeler 3
Zodra deze temperatuur bij voeler 3 wordt overschreden en andere ingestelde waar-
den zijn ook bereikt zal de besturing de betreffende pomp en/of klep uitschakelen. Bij
een temperatuur lager dan deze instelling wordt de pomp en/of klep weer aangescha-
keld
Instelbereik: van 0 ° C tot 99 ° C / Standaardinstelling: 60 ° C (in de varianten zonder
hydraulische S3 standaard: uit)
Aan/uit schakeling door verschil in temperatuur voor relais R1
Als dit temperatuur verschil tussen de referentie-voeler en wordt overschreden en aan
de andere voorwaarden ook is voldaan, dan schakelt de controller het relais R1. Wan-
neer de temperatuur daalt tot ΔT uit, dan is R1 uitgeschakeld.
Instellingen bereik: ΔT van 4°C tot 20°C / ΔTuit van 2°C tot 19°C
Instellingen bereik: ΔT10°C / ΔTuit 3°C.
Gevaar
Gevaar
Te hoog ingestelde boiler temperatuur waarden kunnen leiden tot brandwonden
en/of schade aan het systeem. Beveiliging tegen te hoge temperaturen dient
separaat te worden voorzien (mengautomaat)
Te hoog ingestelde boiler temperatuur waarden kunnen leiden tot brandwonden
en/of schade aan het systeem. Beveiliging tegen te hoge temperaturen dient
separaat te worden voorzien (mengautomaat)
Afhankelijk van systeem en plaats van de voeler en leidt een te laag
verschil temperatuur tot een inef ciente besturing (veelvuldig aan- en
uitschakelen van de pomp of klep).
Bij pompsnelheid besturing geldende aangepasten schakel temperaturen
(zie 7.9).
Letop
33
Instellingen
5.7 T R2
5.8 Tset S3
5.9 Hysterese
Aan/Uit schakeling verschil in temperatuur voor relais R2
Als dit temperatuur verschil tussen de referentie-voeler en wordt overschreden en aan
de andere voorwaarden ook is voldaan, dan schakelt de regelaar de pomp en / of het
ventiel op.
Wanneer de temperatuur daalt tot ΔT uit, dan is R1 uitgeschakeld.
Instellingen bereik: ΔT van 4°C tot 20°C / ΔTuit van 2°C tot 19°C
Instellingen bereik: ΔT 10°C / ΔT uit 3°C.
Thermostaat functie bij voeler 3
Indien de temperatuur bij voeler 3 deze waarde onderschrijdt et dat er een positieve
waarde aan het differentieel toegekend is, dan wordt R2 ingeschakeld (bijkomende
verwarming). R2 blijft ingeschakeld tot de temperatuur van S3 de Tset S3 + differenti-
eel bereikt.
Indien de temperatuur bij voeler 3 onder deze waarde overschrijdt en dat er een ne-
gatieve differentieel toegekend is, dan wordt R2 ingeschakeld (warmteafvoer) tot de
temperatuur van S3 de Tset S3 – differentieel bereikt.
Instelbereik: van 0°C tot 99 ° C / Standaardinstelling: 50 ° C
Differentieel voor thermostaat functie met voeler 3.
Met de bepaling van het differentieel kan men de buffertemperatuur bepalen. Wan-
neer de temperatuur de setwaarde S3 overschrijdt met het differentieel, dan wordt R2
uitgeschakeld. In “energie besparing modus” (zie 5.16) wordt de buffer opgewarmde op
de waarde TminS3 + differentieel.
Instelbereik: van 2 ° C tot 20 ° C / basisinstelling: 10 ° C
Afhankelijk van systeem en plaats van de voelers leidt een te klein dif-
ferentieel tot een inef ciënte besturing.( veelvuldig aan- en uitschakelen
van de pomp of kraan)
Te hoog ingestelde temperaturen kunnen leiden tot brandwonden en/of schade
aan het systeem. Beveiliging tegen te hoge temperaturen dient separaat te
worden voorzien
Letop
Letop
Gevaar
Tijdens energie besparing modus , warmt de party functie op tot Teco S3.
34
Instellingen
5.10 Voorkeurs voeler
Wijzigen van voorkeur bij systemen met twee boilers
Hiermee is in te stellen welke boiler (via de boilervoeler ) met voorkeur geladen (opge-
warmd) moet worden. Laden van de lage prioriteit boiler wordt met op geregelde tijden
onderbroken om te bezien of de collector temperatuur het laden van de hoge prioriteit
boiler zinvol maakt.
Instelwaarden: S2 of S3/default instelling S2
5.11 T voorkeur
Temperatuur drempel voor absolute voorkeur
Bij systemen met twee boilers zal de opladen van de boiler met lagere prioriteit pas
plaatsvinden indien de boiler met de hogere prioriteit de hier ingestelde temperatuur
heeft bereikt.
Instelwaarden: van 0°C tot 90°C/default instelling 40°C
5.13 Stijging
Voor een nauwkeurige instelling van de oplaad prioriteit voor systemen met meer¬dere
opslagtanks, kan hier worden ingesteld, de noodzakelijke temperatuur stijging van de
collector waarop de onderbreking van het opladen in de lagere prioriteitzone met 1
minuut verlengd wordt. De onderbreking wordt verlengd, omdat een temperatuur ver-
hoging van de collector is verwacht om de hogere prioriteitzone snel te kunnen laden.
Zodra aan de ΔT voorwaarden is voldaan, wordt de laadzone v/d bepaald. Als tempe-
ratuurstijging daalt onder de ingestelde waarde daalt, dan is het opladen van de lagere
prioriteitzone weer ingeschakeld.
Instelbereik: van 1°C tot10°C / standaardinstelling: 3°C
5.12 Laadtijd
Onderbreking van het opladen in de lagere prioriteit opslagtank
Het opladen van de lagere prioriteitzone in de opslagtank wordt onderbroken na de
instelbare tijd om na te gaan of de collector een temperatuur heeft bereikt die het
mogelijk maakt de hogere prioriteitzone op te laden. (dubbele spiraal tank). Als dat zo
is, wordt de hogere zone opgeladen. Zo niet, dan word de stijging gemeten (zie 5.13),
om te controleren of het opladen van de hogere zone in afzienbare tijd kan worden
begonnen.
Instelbereik: 1 tot 90 minuten / standaardinstelling: 10 minuten
35
5.14 Thermostaat perioden
Thermostaat activiteit tijden
Stel de gewenste tijd in, wanneer de thermostaat actief moet zijn. 2 perioden kunnen
worden ingesteld per dag, instellingen kunnen ook worden gekopieerd naar andere
dagen. Buiten de ingestelde tijden is de thermostaat uitgeschakeld.
Instelbereik: van 00:00 tot 23:59 / standaardinstelling: 06:00 tot 22:00.
Instellingen
5.15 „Party Funktion“
Met de party functie word de opslagtemperatuur eenmalig verwarmd tot de ingestelde
temperatuur (TrefS3 respectievelijk TminS3 in energiebesparende modus). De party
mode is ingeschakeld door het indrukken van de “Esc”-toets gedurende 3 seconden in
het hoofdmenu. Indien de temperatuur word bereikt word deze uitgeschakeld.
De party functie is alleen te activeren door de escape toets 3 seconden
ingedrukt te houden
Tijdens energie bespaar modus , warmt de party functie op tot Teco S3.
Letop
Letop
5.17 TecoS3
5.16 Energie besparing modus
Minimum temperatuur S3 in de energiebesparende modus
Indien de temperatuur bij voeler 3 onder deze waarde komt en de thermostaat functie
is actief (Zie 5,14 thermostaat periodes),word de bijkomende verwarming via relais R2
ingeschakeld tot TminS3 + hysteresis is bereikt (zie 5.9 hysteresis).
Instelbereik: 0°C tot 99°C / Standaard: 20°C
Energiebesparing modus van de thermostaat
In energiebesparing modus van de extra verwarming via Relais 2 is deze ingescha-
keld op T eco S3 en warmt T eco + differentieel. Wanneer de energiebesparende
modus actief is, maar geen zonnewarmte beschikbaar is, wordt TsetS3 gebruikt als in
de normale modus.
Instellingen bereik: On, Off / Standaard: Off
36
5.18 Tabel Programma‘s (hydraulische varianten) met bijbehorende instellingen.
In de tabel staan de instellingen die overeenkomen met de speci eke programmas (hydraulische varianten). De verwij-
zing voeler en 1-3 met de overeengekomen functie zijn gelabeld als zijnde S1-S3. De schakel uitgangen (R relais) met
ingestelde taken voor pompen en afsluiters zijn voorzien van R1 of R2. De instellingen, afstelbereik en standaardinstel-
lingen worden toegelicht onder hoofdstuk 5.
Instellingen
12345678910111213141516171819202122
Tmin S1 S1
=>R1+R2
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R2
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1+R2
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
S1
=>R1
Tmin S2 S2
=>R2
S2
=>R2
S2
=>R2
Tmin S3 S3
=>R1+R2
S3
=>R2
S3
=>R2
S3
=>R1+R2
S3
=>R1+R2
TecoS3 S3
=>R2
S3
=>R2
Tmax S2 S2
=>R1+R2
S2
=>R1
S2
=>R1+R2
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1+R2
S2
=>R1+R2
S2
=>R1+R2
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1+R2
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1+R2
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1
S2
=>R1+R2
S2
=>R1+R2
Tmax S3 S3
=>R1+R2
S3
=>R1
S3
=>R2
S3
=>R1+R2
S3
=>R1+R2
S3
=>R2
S3
=>R2
S3
=>R1+R2
S3
=>R1
S3
=>R1
S3
=>R1
S3
=>R1
S3
=>R1
S3
=>R2
S3
=>R1+R2
S3
=>R1+R2
T R1
S1/S2
=>R1+R2
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S3/S2
=>R2
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S3
=>R1+R2
S1/S2
=>R2
S3/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S3/S2
=>R1+R2
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S3
=>R1+R2
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S3/S2
=>R2
S1/S2
=>R1
S1/S3
=>R1+R2
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S1/S2
=>R1
S3/S2
=>R1+R2
S1/S2
=>R1
S3/S2
=>R1+R2
T R2 S2/S3
=>R2
S3/S2
=>R2
S1/S3
=>R2
S2/S3
=>R2
S3/S2
=>R2
S2/S3
=>R2
Tsoll S3 S3
=>R2
S3
=>R2
S3
=>R2
S3
=>R2
Hysterese S3
=>R2
S3
=>R2
S3
=>R2
S3
=>R2
voorkeur S2 o. S3
=>R1/R2
S2 o. S3
=>R1/R2
S2 o. S3
=>R1/R2
S2 o. S3
=>R1/R2
T voorkeur S2 o.S3
=>R1/R2
S2 o.S3
=>R1/R2
S2 o.S3
=>R1/R2
S2 o.S3
=>R1/R2
37
Met menu “6. Beveiligings functies” worden
diverse beveiligings waarden ingesteld.
Dit menu wordt gesloten door op de “esc”
toets te drukken of door “verlaat instellingen”
te selecteren.
Letop
Met deze fuctie verliest u energie via de collector! Wordt in systemen met antivr-
ies gewoolijk niet gebruikt.
Beschouw de handleidingen van andere systeem componenten!
Beveiligings functies
6. Beveiligings functies
Als de vastloopbeveiliging functie is geactiveerd, dan stuuret de regelaar de pomp en
/ of bijbehorende kraan aan elke dag om 12:00 uur of op zondag om 12.00 uur gedu-
rende 5 seconden om, na een lange periode van inactiviteit, blokkering te voorkomen.
Instelwaarden R1: dagelijks, weekelijks uit default waarden dagelijks
Instelwaarden R2: dagelijks, weekelijks uit default waarden: dagelijks
Een twee fase vorstbescherming kan worden geactiveerd.
In fase 1 wordt de pomp ieder uur gedurende 1 minuut aangeschakeld als de tempera-
tuur van de collector onder de temperatuur ingesteld bij “Vorst fase 1” daalt. Daalt de
temperatuur onder de bij “Vorst fase 2” ingestelde temperatuur laat de controller de
pomp continu draaien. Indien de temperatuur van de collector “Vorst fase 2” over-
schrijdt wordt de pomp weer uitgeschakeld.
Instelwaarden vorstbescherming: aan, uit/defaultwaarde: uit
Vorstfase 1 instelwaarde -25°C tot 10°C of uit/defaultwaarde:n 7°C
Vorstfase 2 instelwaarde -25°C tot 8°C of uit/defaultwaarden: 5°C
6.1 Antiblokkeer bescherming
6.2 Vorstbescherming
Letop
Deze functies vervangen geen door
de client aan te brengen, bouwtech-
nische beveiligingen!
38
Beveiligings functies
6.3 Systeem beveiliging
Systeem bescherming voorkomt oververhitting van systeemcomponenten door auto-
matische uitschakeling van de pompgroep. Als „Sprot Ton“ wordt overschreden bij de
collector, wordt de pomp uitgeschakeld. De pomp wordt weer geactiveerd wanneer de
temperatuur daalt onder „Sprot Toff.
Automatische uitschakeling - instellingen bereik: Aan / Uit / standaard: aan
Sprot Ton - instellingen bereik: 60°C tot 150°C / Standaard: 120°C
Sprot Toff - instellingen bereik: 50°C tot Ton minus 5°C / Standaard: 115°C.
Letop
Collector bescherming voorkomt oververhitting van de verzamelaar. Als
de pomp is uitgeschakeld loopt de druk en de temperatuur in het sys-
teem op en kan uw systeem beschadigen. Neem de instructies in acht
van de collector leverancier
6.4 Collector beveiliging
Collector bescherming voorkomt oververhitting van de zonnecollector. De pomp is
ingeschakeld om warmte over te dragen van de collector naar de opslagtank. Als “CP
Ton” wordt overschreden bij de collector voeler , wordt de pomp ingeschakeld totdat de
temperatuur bereikt “CP Toff” of de temperatuur “CP Tmax opslag” is overschreden in
de opslag of het zwembad.
Collektor beveiligingsinstellingen bereik: aan / uit / standaard: uit
CP Ton instellingen bereik: 60°C tot 150°C / Standaard: 110°C
CP Toff instellingen bereik: 50°C tot Ton minus 5°C / Standaard: 100°C
CP Tmax opslagtank bereik: 0°C tot 140°C / Standaardinstelling: 90°C
Gevaar
Als de bescherming van de collector actief is, is het opslagvat of het
zwembad goed verwarmd en hoger dan Tmax S2 (zie 5.2) wat kan
resulteren in brandwonden en schade aan het systeem.
39
Beveiligings functies
Indien de recooling functie is ingeschakeld zal een teveel aan energie in de boiler door
de collector worden afgevoerd. Dit vindt plaats als de boiler temperatuur de “Recool
Tsetpoint” temperatuur overschrijdt en de collector temperatuur tenminste 20°C lager
is totdat de boiler temperatuur onder de “Recool Tsetpoint” komt. In systemen met
twee boilers geldt de recooling voor beide boilers.
Terugkoeling instelwaarden: aan, uit/basisinstelling uit
Terugkoeling Tinstelwaarde: 0°C tot 99°C/defaultwaarde: 70°C
6.6 Recooling
Letop
Deze functie zorgt ervoor dat energie verloren gaat via de collector!
Recooling zal een uitzondering moeten zijn.
6.5 Collector alarm
6.4.1 Functies afkoeling
Als de temperatuur van de collector de hier ingestelde temperatuur overschreidt terwijl
de pomp loopt wordt een waarschuwings- of foutmelding getoond. Een rode led knip-
pert en een waarschuwingsmelding verschijnt in de display.
Col. alarm - setting instelwaarden: uit/60°C tot 300°C/default setting: Off
De afkoeling varianten zijn opgenomen in het menu “7.1 Programma selectie”
Afkoeling Variant D.14 Solar + koelen 1:
Als “CProt Ton” S1 is overschreden, is de koeler op R2 ingeschakeld tot de tempera-
tuur daalt tot “CProt Toff. Als de opslag tankCProt Tmax opslag overschrijdt, het
systeem is uitgeschakeld.
Afkoeling Variant D.15 Solar + koelen 2:
Als “CProt Ton” S1 is overschreden, is de koeler op R2 ingeschakeld. Indien de op-
slagtank “CProt Tmax overschrijdt opslag”, R1 is uitgeschakeld met R2 nog steeds
actief om te blijven koelen. Als de temperatuur daalt tot S1 “CProt Toff, de koeling is
uitgeschakeld.
Afkoeling Variant D.16 Solar + koeling 3:
Als “CProt Ton” in S1 is overschreden, wordt de pomp op R1 ingeschakeld om de col-
lector af te koelen door het opwarmen van de opslagtank. Indien de opslagtank “CProt
Tmax opslag” bereikt op S2, R1 is uitgeschakeld. Zodra de tank hoger is dan bij S3
TsetS3, is de afkoeling via R2 ingeschakeld tot “TsetS3” - differentieel is bereikt.
40
Beveiligings functies
Met “AL functie” is het mogelijk om met bepaalde intervallen de “AL frequentie” de
boiler tot een hogere temperatuur te verwarmen “AL Tsetpoint S2,er vanuitgaande dat
de externe verwarming dit realiseert.
AL functie instelwaarden: Aan of Uit/defaultwaarde Uit
AL Tsetpoint S2 instelwaarde: 60°C tot 99°C/defaultwaarde: 70°C
AL frequentie instelwaarde: 1 tot 28 dagen/defaultwaarde: 7 dagen
AL Heat: toont de datum van de laatse keer dat deze functie actief was.
Indien de pomp draait, word het debiet gedurende 1 minuut gemeten met de stroming-
voeler. Indien het debiet lager is dan het minimaal debiet van de voeler (zie 7.7_VFS
type) word de pomp voor 5 minuten uitgeschakeld om schade aan de pomp te voorko-
men.
Wanneer het debiet, in werking, zakt tot onder het minimaal debiet (niet na opstarten)
verschijnt er alleen een waarschuwing op de display, echter draait de pomp door.
Pomp beveiliging - instelwaarde: AAN of UIT / STANDAARD: UIT
6.7 Anti-Legionella
6.8 Pomp beveiliging
Letop
De functie is alleen mogelijk als een tweede boiler is geinstalleerd. Na
uitvoering van de anti-legionella programma wordt dit met de datum
getoond op de display.
Tijdens het anti-legionelle programma wordt de “Tmax S2, tempera-
tuur overschreden dit kan leiden tot verbrandingen en schade aan het
systeem.
Gevaar
De ze anti legionella functie geeft geen complete bescherming, de con-
troller is immers afhankelijk van de externe warmte bron. Tevens is het
niet mogelijk om de tempereatuur van gehele boiler en het leiding werk
te monitoren.
Voor een volledige bescherming moet leidingnet en boiler op de benodi-
ge temperatuur worden gebracht terwijl een voldoende water circulatie
is verzekerd door externe systemen.
Letop
41
Speciale functies
Menu “7. Speciale functies” wordt gebruikt
om de basis functies en aanvullende func-
ties in te stellen.
Dit menu wordt gesloten door op de “esc
toets te drukken of door “verlaat speciaal
functies” te selecteren.
7. Sp eciale func ties
Letop
Instellingen anders dan de datum
en tijd alleen door specialisten
laten instellen!
De systeem variant wordt hier afhankelijk van de toepassing gekozen. (zie B.5 Sys-
teem varianten). Het systeem schema wordt getoond door op de “info” toets te druk-
ken.
Instelwaarden: 1-22 / defaultwaarde: 1
7.1 Programma mogelijkheden
Letop
Gebruikelijk is dat tijdens de eerste installatie ,door de specialist, de
systeemkeuze gemaakt wordt.Onjuiste keuzes kunnen tot onjuist functi-
oneren leiden.
In dit menu wordt de huidige datum en tijd ingevoerd.
7.2 Tijd & datum
Letop
Voor een correcte analyse is een juiste tijd en datum noodzakelijk.
Na een stroom uitval dienen de tijd en datum opnieuw te worden inge-
steld.
Afwijkingen in de weergegeven waarden van de temperatuur, bijvoorbeeld als gevolg
van kabels die te lang zijn of voeler en die niet optimaal zijn geplaatst, kunnen hand-
matig worden gecompenseerd . De instellingen kunnen worden gemaakt voor elke
individuele voeler in stappen van 0,5 ° C.
Offset S1 ... S3 per instelling bereik: -100 tot +100 (vertaalt tot -50 ° C. .. +50 ° C)
Standaardinstelling: 0
7.3 voeler Kalibratie
Letop
Deze aanpassingen zijn alleen in zeer speciale gevallen noodzakelijk en
worden door de specialist tijdens de ingebruikstelling gedaan.Incorrecte
invoer kan leiden tot afwijkende metingen.
42
Speciale functies
De menu leidt u in door de noodzakelijke instellingen tijdens de ingebruikname en
geeft een korte omschrijving van de in te stellen waarden. De “esc” toets brengt u een
menu terug naar de vorige ingestelde waarden zodat deze kunnen worden bekeken
en zonodig aangepast.. Door de “esc” toets meerdere keren intetoetsen verlaat u het
ingebruikname menu en komt u in de selectie modus.(zie ook E.2)
7.4 Ingebruikname
Letop
Dit menu alleen tijdens de ingebruikname door de specialist in te stel-
len! Beschouw de uitleg van de instelwaarden in deze handleiding en
controleer of aanvullende instelling voor uw systeem noodzakelijk zijn.
Hiermee worden alle instellingen teruggezet naar de fabrieks instellingen.
7.5 Fabrieksinstellingen
Dit menu is alleen van toepassing als in de controller speciale functies zijn toegevoegd
vanaf de productie. Is dit het geval dan zijn aanvullende instructies toegevoegd.
7.6 Aanvullingen
Letop
De instelwaarden, analyses, etc. worden gewist en de controller moet
geheel opnieuw worden ingesteld.
43
Speciale functies
7.7 Energiemeting
Een van de beschikbare energiemeting modi kan hier worden geselecteerd (Uit,
berekende warmte hoeveelheid door de vooraf ingesteld debiet of meer nauwkeurige
warmte meting met de VFS voeler). Extra parameters zoals het type glycol, en VFS
type en de positie kunnen hier ook worden gemaakt.
De instelling “VFS positie” bepaalt de plaats van de twee relevante temperatuurvoe-
lers. Indien de VFS ingesteld is op “Stroming”, wordt aangenomen dat voeler 4 geïn-
stalleerd is in de retour leiding.
Warmtemeting instellingen range: Aan, Uit
VFS-Type-settings bereik: (vaste) Debiet, 12, 20, 40, 100, 200,
400 l / min / Standaard is 20 l / min
Anti vries / Glycol type - instellingen: ethyleen of propyleen / Standaard: Ethyleen
Glycol verhouding - instellingen bereik: 0 ... 60% / Standaard: 40%
VFS-Positie instelling range: retour, debiet / Standaard: retour
Wanneer als energiemeter mode “Debiet” word geselecteerd wordt de energie op-
brengst berekend aan de hand van de geselecteerde basis waarden ingevoerd door
de gebruiker. Deze waarden zijn: het type van de glycol / antivries, debiet en gegevens
van de collector voeler en opslag voeler. Indien nodig kan een correctie waarde voor
ΔT worden ingesteld: Aangezien voor de energiemeting de collector en de opslagtem-
peratuur waarden worden gebruikt, een verschil met de vertrek res-pectievelijk retour
temperatuur kan worden gecompenseerd door dienovereenkomstig veranderingen aan
te brengen in de Offset ΔT voorbeeld:
Weergegeven collector temp. 40 ° C, gemeten vertrek temperatuur 39 ° C, weergege-
ven opslag temperatuur van 30 ° C, gemeten retourtemperatuur 31 ° C resulteert in
een correctie van de waarde
-20% (Weergegeven AT 10K, echte AT 8K = -20% correctie)
Debiet - instellingen bereik: 10 ... 5000 l / h / Default 500 l / h
Offset AT - instellingen bereik: -50% ... +50% / Default 0%
Voorkom schade aan de VFS voeler, installeer deze dan ook ten al-
len tijde in de retour leiding. Indien dit niet mogelijk is kunt U hem in de
aan¬voer leiding installeren, echter alleen als de maximum temperatu-
ren van de voeler niet groter zijn dan! 100 ° C en -25 °C tot 120°C op
korte termijn)
Letop
Letop
De warmte hoeveelheid gemeten in de mode “Flow waarde” is een bere-
kende benadering voor de functie controle van het systeem.
44
Speciale functies
Bij systemen waarbij de voeler niet op de warmste plaats is ingebracht lijkt de regelaar
soms traag en onnauwkeurig te reageren ( bv met vacuüm buiscollectoren). Bij geacti-
veerde starthulp wordt dit ondervangen met onderstaande activiteiten.
Als de temperatuur ingesteld onder met de onder “Stijging” ingestelde waarde bin-nen
de minuut stijgt, wordt de pomp gedurende de onder “spoeltijd” aangestuurd zodat
de vloeistof die gemeten moet worden de voeler bereikt. Leidt dit niet tot een normale
start zal deze functie gedurende 5 minuten worden uitgeschakeld.
Start hulp instelwaarden: aan, uit/defaultwaarde uit
Spoeltijd instelwaarden: 2 ... 30 sec./defaultwaarde: 5 sec.
Stijgings instelwaardenC....10°C/defaultwaarde 3°C/min.
7.8 Start hulp functie
Letop
Deze functie alleen door specialisten in te stellen als meetwaarden door
de controller niet worden gevonden, volg hierbij de instructies van de
collector producent.
Bij geactiveerde snelheids controle kan de TDC 4 via relais R1 de pompsnelheid van
standaard pompen varieren.
7.9 Snelheids controle
Deze functie alleen door specialisten in te stellen.Afhankelijk van pomp-
type en pompinstelling de minimum pompsnelheid niet te laag instel-
len! Volg hierbij ook de instructies van de pompproducent, bij twijfel de
pompsnelheid liever te hoog dan te laag instellen. te lage instelling kan
tot systeem schade leiden.
Letop
45
Speciale functies
7.9.1 Varianten
Onderstaande snelheid varianten zijn in de regelaar beschikbaar.:
Uit: Geen snelheidscontrole. De aangesloten pomp wordt alleen aan en uitgeschakeld
op volle snelheid.
Variant V1: Na een spoeltijd schakelt de regelaar naar de ingestelde maximale
snel-heid. Als het temperatuur verschil ΔT tussen de collectorvoeler en de boiler
voeler kleiner is dan de ingestelde waarde, zal de pompsnelheid na a oop van de
controletijd met een stap worden verlaagd. Als het temperatuur verschil ΔT tussen de
collector¬voeler en de boiler voeler groter is dan de ingestelde waarde, zal de pomp-
snelheid na a oop van de controletijd met een stap worden verhoogd. Als de regelaar
de pompsnelheid naar de laagste waarde heeft gebracht en de ΔT temperatuur tussen
de voelers kleiner is dan ΔTstop wordt de pomp uitgeschakeld.
Variant V2: Na een spoeltijd schakelt de regelaar naar de ingestelde minimale snel-
heid. Als het temperatuur verschil ΔT tussen de collectorvoeler en de boiler voeler gro-
ter is dan de ingestelde waarde, zal de pompsnelheid na a oop van de controletijd met
een stap worden verhoogd. Als het temperatuur verschil ΔT tussen de collec¬torvoeler
en de boiler voeler kleiner is dan de ingestelde waarde, zal de pompsnel¬heid na af-
loop van de controletijd met een stap worden verlaagd. Als de regelaar de pompsnel-
heid naar de laagste waarde heeft gebracht en de ΔT temperatuur tussen de voelers
kleiner is dan ΔTstop wordt de pomp uitgeschakeld.
Variant V3: Na een spoeltijd schakelt de regelaar naar de ingestelde minimale
snel-heid. Als de temperatuur van de collectorvoeler na de controletijd hoger is dan
de ingestelde temperatuur de wordt de snelheid met een stap verhoogd. Als de
tempera¬tuur van de collectorvoeler na de controletijd lager is dan de ingestelde tem-
peratuur de wordt de snelheid met een stap verlaagd.
Instelwaarden: V1,V2,V3, uit/defaultwaarde: uit
Variant V4: (2 opslagvaten)
Als de klep is ingesteld naar de primaire opslag, snelheidsregeling werkt als in de V3.
Als de klep is ingesteld naar de secundaire opslag, snelheidsregeling werkt als in V2.
Instelwaarden
: V1, V2, V3, Uit /
defaultwaarde
: uit
46
Speciale functies
Dit menu word gebruikt om het type pomp in te stellen, welke er geïnstalleerd is.
Instelwaarden: Standaard, PWM, 0-10V.
Standaard waarde is standaard
De TDC4 is in staat om standaard pompen via faseregeling op variabele snelheid te
laten draaien. Hoge ef ciëntie pompen met een 0-10V signaal of of PWM pompen met
puls modulatie.
De noodzakelijke instellingen worden gemaakt in het menu 7.9
De instellingen van de Min en Max pompsnelheid hebben een sterk effect op het
0-10V of PWM signaal. Het corresponderende aanstuur signaal word uitgezonden op
S6 (klemmenblok voeler zijde)
PWM: 20% to 100%, 1kHz
Werkende weerstand 10K Ohm
Technical data PWM:
7.9.2 Type pomp
10Vss
10Vss
10V DC
20% PWM
t1
T
1ms (1kHz)
0,2ms
100% PWM 50% PWM
T
1ms (1kHz)
t1
0,5ms
47
Speciale functies
Letop
Relais 1loopt tegelijkertijd met het PWM/0-10V signaal met de zelfde
snelheid (fase control), een standaard pomp kan dus worden gebruikt in
combinatie met een PWM/0-10V pomp.
Als de voeding (230 V) van de 0-10V/PWM pomp moet worden gedaan
met de controller, kan de speciale functie voor R3 worden gebruikt (zie
7.10) stel deze in schakelend met R1. Dit is speci ek voor het 230 V ge-
deelte van de 0-10V /PWM pomp, en onder geen beding voor het lage
voltage deel
Relais R1 mag onder geen beding gebruikt worden voor de netspanning
van de 0-10V/PWM pomp
Waarschuwing
Letop
Gedurende deze tijd loopt de pomp op volle snelheid (100%) tijdens de opstart. Na
deze spoeltijd schakelt de controller naar de maximale of minimale snelheid afhanke-
lijk van de ingestelde variant..
Instelwaarden: 5 to 600 seconden/defaultwaarde: 8 seconden
Deze regeltijd instelling wordt gebruikt om de vertraging in de pompsneldheid aanpas-
singen in te stellen en hiermee grote temperatuur schommelingen te voorkomen.De
totaaltijd om van minimale naar maximale snelheid te schakelen wordt hier vastgelegd.
Instelwaarden: 1 to 15 minuten/defaultwaarde: 4 minuten
De maximale pompsnelheid via relais R1 wordt hier ingesteld. Gedurende het instellen
loopt de pomp op de ingestelde snelheid zodat de ow kan worden bepaald.
Instelwaarden: 70 tot 100%/defaultwaarde: 100%
7.9.3 Spoeltijd
7.9.4 Regeltijd
7.9.5 Max.snelheid
Letop
De genoemde percentages zijn indicatief en kunnen groter of kleiner zijn
afhankelijk van systeem, pomp en pompstand.
Technische gegevens 0-10V:
0-10V: 2V tot 10V (20% tot
100%)
Weerstand in werking 10K Ohm
10V = 100% snelheid
5V = 50% snelheid
2V = 20% snelheid
0V = uit
48
Speciale functies
De minimale pompsnelheid via relais R1 wordt hier ingesteld. Gedurende het instellen
loopt de pomp op de ingestelde snelheid zodat het debiet kan worden bepaald.
Instelwaarden: 30 tot max. snelheid -5%/defaultwaarde: 50%
Dit is de waarde ingesteld ten behoeve van variant 3. Daalt de collector waarde be-
neden deze temperatuur dan wordt de pompsnelheid gereduceerd. Stijgt de collector
tempe¬ratuur boven deze temperatuur wordt de snelheid opgevoerd.
Instewaarden: 0 to 90°C/defaultwaarde: 60°C
7.9.6 Min. snelheid
7.9.7 Streefwaarde
Letop
De genoemde percentages zijn indicatief en kunnen groter of kleiner zijn
afhankelijk van systeem, pomp en pompstand.
pompen met kabelbeuk detectie hebben een minimale voltage nodig als ze uitgescha-
keld zijn, Deze minimale voltage kunnen hier ingesteld worden.
Instelwaarde: 0-1,5V/ standaard instelling is 0V
7.9.8 Pomp U0 / Pomp PWM0
Dit wordt gebruikt om de maximale spanning/ frequentie voor het hoogste pomptoe-
rental in te stellen.
Instelwaarde: 60-100% standaard instelling is 100%
7.9.9 Pomp U100 / Pomp PWM100
Letop
afhankelijk van de gebruikte pomp, kan het nodig zijn om het signaal
van de controller dat naar de pomp U0 en PWM0 gaat in te stellen
Sommige pompen zien 0V als kabelbreuk en zullen hierdoor starten met
draaien.
49
Speciale functies
Dit menu word gebruikt om speciale functies toe te wijzen aan relais (R3)
Bescherm functie
R3 is ingeschakeld indien een bescherm functie word aangesproken/geactiveerd in de
menu’s 7.10.2-7.10.7 word de bescherm functie welke de inschakeling van R3 bekrach-
tigd ingesteld. Deze functie kan toegevoegd worden aan R3.
Instellingen:
7.10.2 collector beveiliging
7.10.3 systeem beveiliging
7.10.4 vorst beveiliging
7.10.5 systeem koeling
7.10.6 A nti - le g i o nella
7.10.7 Collector alarm
7.10.8 Pomp beveiliging
Booster
Alleen te gebruiken met leegloopsysteem (drainback) de booster pomp kan aangeslo-
ten worden op R3 en zal tegelijkertijd met de solarpomp gaan draaien om het systeem
te vullen (in te stellen in7.10.3) Instellingen: vultijd van 0 tot 120 sec standaard instelling
is 60 sec.
Meldingen
R3 word ingeschakeld op het moment dat er een melding verschijnd. (Deze functie kan
ingesteld worden in 7.10.2) Instellingen aan/uit standaard instelling is uit.
Relais 1
R3 is gekoppeld aan R1, deze functie kan omgekeerd worden zodat R3 aan is wan-
neer R1 uit is.
R3 kan met een vertraging worden ingeschakeld (deze functie word ingeschakeld in
7.10.3 e n 7.10.4)
Vertraging 0-120 sec standaardinstelling is 30sec
Uitschakelen 1-120 sec standaard instelling is 0
Relais 2
R3 is gekoppeld aan R2, deze functie kan omgekeerd worden zodat R3 aan is wan-
neer R2 uit is.
R3 kan met een vertraging worden ingeschakeld (deze functie word ingeschakeld in
7.10.3 e n 7.10.4)
Vertraging 0-120 sec standaardinstelling is 30sec
Uitschakelen 1-120 sec standaard instelling is 0
7.10 Relais 3 (R3) functies
50
Bij geactiveerde blokkeerfunctie blijven alle onderstaande menu’s compleet toeganke-
lijk en kunnen worden aangepast indien noodzakelijk
1. Meetwaarden
2. Analyse
3. Display type
7. 2 . Tijd&dat um
8. Menu slot
9. Service waarden
Om de overige menu’s te blokkeren selecteert u “Menu blokkeer aan.Om weer toe-
gang tot de menu’s te verkrijgen selcteert u “Menu blokker uit.
Instellingswaarden: aan, uit/defaultwaarden: uit
Menu slot
Menu “8. Menu blokkeer” kan worden
ingeschakeld om ongewenste aanpassin-
gen aan de instellingen te voorkomen.
Door intoetsen van “esc” of door “verlaat
blokkeermenu ”te selecteren verlaat u dit
menu.
8. Menu blokkeren
51
Via het menu “9. Service waarden” kan op
afstand een diagnose worden gesteld bij
eventuele foutmeldingen door specialist of
producent.
Het menu wordt gesloten door de
“esc”toets in te drukken.
Service waarden
9. Service waarden
Letop
Voer de gevonden waarden in
dien de foutmelding optreedt.
52
10. Taal
Met menu “10. Taal” wordt de taal van
de verschillende menu’s geselecteerd.
Tijdens de eerste inbedrijfstelling wordt de
taal keuze automatisch voorgesteld.
Taal mogelijkheden zijn afhankelijk van
controllertype
Taal
53
(LED knippert+
waarschuwingssymbool)
Z.1. Storingen met foutmeldingen
Storingen
Als de controller een storing detecteert
knippert de rode led en verschijnt het
waarschuwings symbool in het display.
Indien de storing langere tijd aanhoud
verandert de het waarschuwingssymbool
in een infosymbool en stop het knipperen
van de led.
Voor meer info over de storing drukt u op
de toets onder het waarschuwings of info
symbool.
Mogelijke foutmeldingen: Opmerkingen voor de specialist:
voeler x defect Geeft aan dat de voeler , de voeler aansluiting op
de controller of de voeler kabel defect is.
(Weerstandstabel op pagina 5)
Collector alarm Geeft aan dat de collectortemperatuur onder de
minimle temperatuur is of is geweest asl ingesteld
onder menu 6.6.
Nacht circulatie Geeft aan dat de pomp heeft gelopen tussen
23:00 and 04:00. (afwijking zie 6.7)
Herstart Geeft aan dat de controller een herstart heeft on-
dergaan na een bijvoorbeeld een stroomstoring.
Check de tijd en datum!
Tijd&datum Deze boodschap wordt getoond na stroomstoring
omdat tijd en datum moeten worden gecontro-
leerd en aangepast indien nodig.
Gevaar
Overleg in het geval van storin-
gen altijd met een specialist!
54
Indien geen display verschijnt ondanks
dat stroom op de controller aanwezig
is kan dit een defecte interne zekering
betekenen. Open in dit geval de controller
zoals onder C beschreven en controleer
de zekering.
Detecteer de reden voor het defect van
de zekering (bijvoorbeeld de pomp) en
vervang de zekering.
Stel nu de controller opnieuw in en contro-
leer de output ihandmatig zoals beschre-
ven in 4.2.
Zekering
Storingen
Gevaar
Gevaar
Onderhoud en reperatie en mag alleen door een specialist worden
uitgevoerd Vergewis u ervan dat de stroom van de controller is voordat
aan de controller gewerkt wordt!Controleer de afwezigheid van stroom!
Gebruik alleen de meegeleverde reserve zekering of een gelijkwaardige
met de speci catie: T2A 250V
Z.2 Zekering vervangen
Z.2.1
55
Storingen
Uitvoeren onderhoud:
- Controleer datum en tijd
- Beschouw de analyses op plausibiliteit
- Controleer het storingen geheugen
- Beschouw de meetwaarden op plausibiliteit
- Controleer de schakel output in de handmatige modus
- Optimaliseer eventueel de instelwaarden
Z.3 Onderhoud
Letop
Laat tijdens het onderhoud van het zonneboilersysteem door een speci-
alist ook de controller checken en zonodig de instellingen aanpassen.
56
Door in plaats van een owsetter de pompsnelheid te regeIen met de stand op
de pomp en de controller („max.snelheid“ wordt electricteit bespaard. (zie 7.9.4).
De service waarden (zie 9.) geven naast de actueel gemeten waarden ook alle
instalwaarden van de controller weer. Noteer deze waarden na een succesvolle
installatie.
Indien men niet zeker is van de werking van de controller of bij storingen geven
de servicewaarden de mogelijkheid tot analyse op afstand. Noteer de service-
waarden (zie 9.) tijdens de storing en stuur de waarden, per fax of e-mail, naar
de specialist of naar de producent met een korte beschrijving van de storing.
In programa 13 “Solar met boiler en zwembad” stoppen van het opwarmen van
het zwembad voor bijvoorbeeld de wintersituatie kan simpel. Houdt hiervoor de
“esc” toets enige seconden ingedrukt op het gra sche overzichtscherm.Zodra de
het zwembad is afgesloten verschijnt een boodschap op het display evenals het
zwembad weer wordt aangesloten.
In programa 1 “Solar met boiler” schakelt het mechanische relais R2 gelijktijdig
met de snelheids controle output R1. Relais output R2 kan gebruik worden voor
grotere schakelwaarden tot 460VA, of voor electrische kleppen of aanvullende
relais met lage vermogen.
Programma 20 + 21 “Algemene T controller” zijn geschikt voor bijvoorbeeld
systeemvarianten met houtgestookte boiler, opladen van dubbel boiler, boiler
omleiding, heating, etc.
De uren gespeci ceerd in het menu “Analyse” menu zijn zonnuren. Dit zijn de uren
waarin de pomp actief is. In de algemene programma‘s 20 + 21 betreft dit relais R1.
Noteer om geen data te verliezen die voor u belangrijk (zie 2.)zijn de data op regelma-
tige basis!
Systeem instelling:
Ingesteld op (datum):
Ingesteld door(naam):
TDC4-5L_Dutch122571.indd
Hoewel deze handleiding met de meest mogelijke zorg werd samengesteld kan onjuiste of
onvolledige informatie niet worden uitgesloten.Aanpassingen in ontwerp voorbehouden.
Uw specialist :Manufacturer:
SOREL GmbH Mikroelektronik
Jahnstr. 36
D - 45549 Sprockhövel
Tel. +49 (0)2339 6024
Fax +49 (0)2339 6025
www.sorel.de info@sorel.de
SOREL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Sorel TDC 4 de handleiding

Type
de handleiding