41
Speciale functies
Bij geactiveerde snelheids controle kan de TDC3 via relais R1 de pompsnelheid van
standaard pompen varieren.
7.9 Snelheids controle
7.9.1 Varianten
Onderstaande snelheid varianten zijn in de controller beschikbaar.:
Uit: Geen snelheids controle.De aangesloten pomp wordt aleen aan en uitgeschakeld
op volle snelheid.
Variant V1: Na een spoeltijd schakelt de controller naar de ingestelde maximale snel-
heid. Als het temperatuur verschil ∆T tussen de collectorsensor en de boiler sensor
kleiner is dan de ingestelde waarde, zal de pompsnelheid na afl oop van de controletijd
met een stap worden verlaagd. Als het temperatuur verschil ∆T tussen de collector-
sensor en de boiler sensor groter is dan de ingestelde waarde, zal de pompsnelheid
na afl oop van de controletijd met een stap worden verhoogd. Als de controller de
pompsnelheid naar de laagste waarde heeft gebracht en de ∆T temperatuur tussen de
sensoren is minder dan 1/3 van de ingestelde waarde wordt de pomp uitgeschakeld.
Variant V2: Na een spoeltijd schakelt de controller naar de ingestelde minimale snel-
heid. Als het temperatuur verschil ∆T tussen de collectorsensor en de boiler sensor
groter is dan de ingestelde waarde, zal de pompsnelheid na afl oop van de controletijd
met een stap worden verhoogd. Als het temperatuur verschil ∆T tussen de collec-
torsensor en de boiler sensor kleiner is dan de ingestelde waarde, zal de pompsnel-
heid na afl oop van de controletijd met een stap worden verlaagd. Als de controller de
pompsnelheid naar de laagste waarde heeft gebracht en de ∆T temperatuur tussen de
sensoren is minder dan 1/3 van de ingestelde waarde wordt de pomp uitgeschakeld.
Variant V3: Na een spoeltijd schakelt de controller naar de ingestelde minimale snel-
heid. Als de temperatuur van de collectorsensor na de controletijd hoger is dan de
ingestelde temperatuur de wordt de snelheid met een stap verhoogd. Als de tempera-
tuur van de collectorsensor na de controletijd lager is dan de ingestelde temperatuur
de wordt de snelheid met een stap verlaagd.
Instelwaarden: V1,V2,V3, uit/defaultwaarde: uit
Variant V4: (2 opslagvaten)
Als de klep is ingesteld naar de primaire opslag, snelheidsregeling werkt als in de V3.
Als de klep is ingesteld naar de secundaire opslag, snelheidsregeling werkt als in V2.
Instelwaarden
: V1, V2, V3, Uit /
defaultwaarde
: uit
Deze functie alleen door specialisten in te stellen.Afhankelijk van pomp-
type en pompinstelling de minimum pompsnelheid niet te laag instel-
len! Volg hierbij ook de instructies van de pompproducent, bij twijfel de
pompsnelheid liever te hoog dan te laag instellen. te lage instelling kan
tot systeem schade leiden.
Letop