Toro DFS Vac Collection System, 400 Series Z Master Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Registreer uw product op www.Toro.com
Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL)
Form No. 3352–196
DFS Vac grasopvangsysteem
400 Series Z Master
Modelnr. 78510 – Serienr. 250000001 en hoger
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2004 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 3. . . . . . . . . . . . .
Montage 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de koppeling en de aandrijfpoelie 6. . .
Verwijdering van de aandrijfwielen 7. . . . . . . . . . .
Verwijdering van hittescherm op 44 en 48 inch
maaimachines 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Verwijdering van het achtergewicht en de hitteschermen
op 52 inch maaimachines 8. . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de bevestigingsbeugel
van de vanger 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de spanpoelie van de vanger
en de carterbeschermingsplaat 9. . . . . . . . . . . . . .
Montage van de vanger 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de riem van de vanger 11. . . . . . . . . .
Controle/afstelling van de spanning van de riem
van de vanger 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de plaatgewichten 13. . . . . . . . . . . . . .
Montage van de staafgewichten 14. . . . . . . . . . . . . .
Montage van het mondstuk en de afvoerbuizen 14. . .
Montage van de aanslagbout van de storthendel
van de vanger 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Afstelling van de storthendel van de vanger 16. . . .
Bandenspanning controleren 17. . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De vanger openen 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Klep van vanger open houden 19. . . . . . . . . . . . . . .
Verstoppingen verwijderen uit de vanger 19. . . . . . .
De afvoerbuizen verwijderen 19. . . . . . . . . . . . . . . .
De grasvanger verwijderen 20. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grasgeleider monteren 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Transport van de machine 21. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en opvangen van
het maaisel 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 23. . . . . . . . . . . . . .
Het rooster reinigen 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De vanger reinigen 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Riem van de vanger controleren 23. . . . . . . . . . . . . .
De arm van de spanpoelie smeren 24. . . . . . . . . . . .
Blz.
De lagers van de ventilatoras smeren 24. . . . . . . . . .
De vanger controleren 24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaimessen en platen van de maaimachine
controleren 24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 25. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het product
is aangegeven op Figuur 1.
1
m–60xx
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
3
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek
zijn toegesneden op Toro-producten, naast andere
veiligheidsinstructies waarvan u op de hoogte moet zijn.
Maak u vertrouwd met de bedieningsorganen en de
veiligheidssymbolen en de manier waarop u de machine
veilig kunt gebruiken.
Wees extra voorzichtig met grasvangers of andere
werktuigen. Deze kunnen de gebruikseigenschappen
veranderen en de machine minder stabiel maken.
Gebruik de grasvanger niet op steile hellingen. Een
zware grasvanger kan tot gevolg hebben dat u de macht
over de machine verliest of dat deze omslaat.
Verminder uw snelheid en wees extra voorzichtig op
hellingen. Rij op hellingen in de aanbevolen richting.
De gazonomstandigheden kunnen van invloed zijn op
de stabiliteit van de machine. Wees zeer voorzichtig als
u dicht in de buurt van een steile helling werkt.
Ga op een helling altijd langzaam en behoedzaam te
werk. Verander niet plotseling de snelheid of de
rijrichting van de machine en maak geen abrupte
bochten.
De grasvanger kan het uitzicht naar achteren
belemmeren. Wees extra voorzichtig als u achteruitrijdt.
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
Gebruik de machine nooit als de afvoergeleider is
opgetild, verwijderd of vervormd, tenzij een grasvanger
of mulch-plaat is bevestigd.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende
onderdelen. Stel de machine niet af terwijl de motor
loopt.
U moet de machine op een horizontaal oppervlak
stoppen, de aandrijvingen uitschakelen, de parkeerrem
in werking stellen, de motor afzetten, voordat u de
bestuurdersstoel om welke reden ook verlaat,
bijvoorbeeld om de grasvanger leeg te maken of een
verstopping uit de afvoertunnel te verwijderen.
Als u de grasvanger verwijdert, moet u de
afvoergeleider of beschermplaat plaatsen die is
verwijderd bij de montage van de grasvanger. U mag
het maaidek niet gebruiken als de grasvanger of de
grasgeleider niet in zijn geheel is gemonteerd.
Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de
grasvanger verwijdert of de afvoertunnel ontstopt.
Verwijder nooit met uw handen verstoppingen uit de
afvoertunnel, ventilator of grasvanger.
Laat gras niet lange tijd in de grasvanger zitten.
De onderdelen van de grasvanger zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en breuk, waardoor bewegende
delen bloot kunnen komen te liggen, of voorwerpen
kunnen worden weggeslingerd. Controleer regelmatig
de onderdelen en vervang deze indien nodig door
onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen.
Laat gras of rommel niet in de grasvanger zitten als u de
machine transporteert.
4
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en
bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen
stickers.
106-5855
1. Waarschuwing – Lees de
Gebruikershandleiding.
2. Kans op omkiepen en verlies van controle over de machine –
Plaats gewichten op de voorkant van de machine.
106-5856
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de maaimachine
niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg
ervoor dat de grasgeleider of de grasvanger is gemonteerd.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
107-1613
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
Stap Omschrijving Hoeveelheid Gebruik
1
Bout, 7/16 x 4–1/2 inch – Uitsluitend
voor Kawasaki
motoren
Bout, 7/16 x 4 inch – Uitsluitend voor
Kohler
motoren
Aandrijfpoelie, set
Afstandsstuk voor koppeling
1
1
1
1
Montage van de koppeling en de
aandrijfpoelie
2
Geen onderdelen vereist Verwijdering van de aandrijfwielen
3
Geen onderdelen vereist
Verwijdering van hittescherm op 44 en
48 inch maaimachines
4
Geen onderdelen vereist
Verwijdering van hittescherm en
achtergewicht op 52 inch
maaimachines
5
Stap GebruikHoeveelheidOmschrijving
5
Bevestigingsbeugel van vanger
Bout, 5/16 x 1 inch
Flensmoer, 5/16 inch
Platte ring, 5/16 inch
1
16
16
6
Voor montage van de
bevestigingsbeugel van de vanger
6
Spanpoelie met beugel
Bout, 5/16 x 7/8 inch
Flensmoer, 5/16 inch
Veerbeugel
Borstbout, 3/8 x 2–1/2 inch
Moer, 3/8 inch
1
5
5
1
1
1
Montage van de spanpoelie en de
carterbeschermingsplaat van de
vanger
7
Vanger
Gaffelpen
R-pen
1
2
2
Montage van de vanger
8
Veer
Riem van vanger
1
1
Montage van de riem van de vanger
9
Afstandsstuk 3
Controle/afstelling van de spanning
van de riem van de vanger
10
Plaatgewicht
Veerstrop
Borgmoer, 3/8 inch
Bout, 3/8 x 2 inch
Belleville-ring
4
2
8
4
4
Montage van de plaatgewichten
11
Staafgewicht
Borgmoer, 3/8 inch
Bout, 3/8 x 5–3/4 inch
Belleville-ring
4
2
2
2
Montage van staafgewichten
12
Beugel van vanger
Rijtuigbout, 5/16 x 1 inch
Flensmoer, 5/16 inch
1
8
8
Montage van het mondstuk en de
afvoerbuizen
13
Bout, 1/2 x 1–3/4 inch
Contramoer, 1/2 inch
1
2
Montage van de aanslagbout van de
storthendel van de vanger
14
Geen onderdelen vereist
Afstelling van de storthendel van de
vanger
15
Geen onderdelen vereist Controle van de bandenspanning
6
1
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
1 bout, 7/16 x 4–1/2 inch – Uitsluitend voor Kawasaki
motoren
1 bout, 7/16 x 4 inch – Uitsluitend voor Kohler
motoren
1 aandrijfpoelie, set
1 afstandsstuk voor koppeling
Montage van de koppeling en
de aandrijfpoelie
Opmerking: Smeer grafietvet op de krukas alvorens de
koppeling en de aandrijfpoelie te monteren.
1. Indien de aanwezige bout van de koppeling nog niet is
verwijderd van de machine, moet u deze verwijderen en
weggooien (Fig. 2 en 3).
2. Indien het aanwezige afstandsstuk in de aandrijfpoelie
nog niet is verwijderd van de koppeling, moet u dit
verwijderen (Fig. 2 en 3).
3. Monteer het afstandsstuk van de nieuwe poelie in de
koppeling (Fig. 3).
4. Monteer de aandrijfpoelie in de drie gaten die zijn
geboord in de koppelingspoelie (Fig. 3).
5. Monteer het afstandsstuk in de aandrijfpoelie (Fig. 3).
Opmerking: Er zijn twee bouten in twee verschillende
maten voor de montage van de koppeling. De maat van de
bout is afhankelijk van het type motor in de machine.
6. Als de machine is uitgerust met een Kawasaki
motor,
moet u de koppeling monteren met een bout van 7/16 x
4–1/2 inch en de 2 aanwezige klemringen (Fig. 3).
7. Als de machine is uitgerust met een Kohler
motor,
moet u de koppeling monteren met een bout van 7/16 x
4 inch en de 2 aanwezige klemringen (Fig. 3).
8. Zet de bout van de koppeling vast met een torsie van
75 Nm (Fig. 3).
9. Monteer de maaidekriem op de koppeling indien dit
nodig is.
10.Monteer de beugel van de koppeling indien dit nodig is.
11. Sluit indien nodig de connector van de koppeling aan
(Fig. 3).
1
m–6024
5
3
4
2
Figuur 2
1. Motor
2. Koppeling
3. Klemringen
4. Bout van koppeling –
Weggooien
5. Afstandsstuk van
aandrijving
m–6007
4
3
5
6 of 7
2
1
5
6 of 7
8
Figuur 3
1. Koppeling
2. Connector van koppeling
3. Afstandsstuk van poelie
4. Aandrijfpoelie, set
5. Klemringen
6. Bout, 7/16 x 4–1/2 inch
voor Kawasaki-motoren
7. Bout, 7/16 x 4 inch voor
Kohler-motoren
8. Afstandsstuk van
aandrijving
7
2
Stap
Geen onderdelen vereist.
Verwijdering van de
aandrijfwielen
Gevaar
Een mechanische of hydraulische krik kan een
machine niet altijd dragen. Als de machine dan
valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Plaats de machine altijd op kriksteunen.
Gebruik nooit een hydraulische krik.
1. Draai de wielmoeren los.
2. Krik de achterkant van de machine omhoog en plaats
deze op kriksteunen.
3. Verwijder de aandrijfwielen.
3
Stap
Geen onderdelen vereist.
Verwijdering van hittescherm
op 44 en 48 inch maaimachines
1. Verwijder de 8 bouten en moeren waarmee de
achterkant van het hittescherm is bevestigd aan de
beugels van de motor en de achterbumper (Fig. 4).
2. Verwijder de 4 bouten, de ringen en de moeren waarmee
de zijkanten van het hittescherm zijn bevestigd aan de
beugels van de motor, de beschermplaat van de achterste
uitlaatpijp en de bumper (Fig. 4). Bewaar het hittescherm
en alle bevestigingselementen.
m–6809
1
2
3
2
4
Figuur 4
1. Hittescherm
2. Beugels van motor
3. Beschermplaat van
achterste uitlaatpijp
4. Frame
8
4
Stap
Geen onderdelen vereist.
Verwijdering van het
achtergewicht en de
hitteschermen op 52 inch
maaimachines
1. Verwijder de 8 bouten, ringen en moeren waarmee het
achtergewicht is bevestigd aan de beugels van de motor
en de achterbumper (Fig. 4).
2. Verwijder de 4 bouten, ringen en moeren waarmee de
hitteschermen zijn bevestigd aan de beugels van de
motor en de bumper (Fig. 4). Bewaar de hitteschermen,
het gewicht en alle bevestigingselementen.
4
m–7760
2
4
1
5
5
5
6
1
3
Figuur 5
1. Hittescherm
2. Beugels van motor
3. Achtergewicht
4. Achterbumper
5. Bout
6. Moer
5
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
1 bevestigingsbeugel van vanger
16 bouten, 5/16 x 1 inch
16 flensmoeren, 5/16 inch
6 platte ringen, 5/16 inch
Montage van de
bevestigingsbeugel van de
vanger
Belangrijk Draai de bouten pas vast als alle bouten
losjes zijn geïnstalleerd voor de bevestigingsbeugel van de
vanger.
1. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger losjes op
de achterkant van de achterbumper en de beugels van
motorscherm met 8 bouten (5/16 x 1 inch) en
8 flensmoeren (5/16 inch) (Fig. 6).
1
4
5
2
3
Figuur 6
1. Bevestigingsbeugel van
vanger
2. Bout, 5/16 x 1 inch
3. Flensmoer, 5/16 inch
4. Achterkant van
achterbumper
5. Beugel van motorscherm
9
2. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger losjes op
de zijkant van de achterbumper en de beugels van
motorscherm met 8 bouten (5/16 x 1 inch), 6 platte
ringen (5/16 inch) en 8 flensmoeren (5/16 inch) (Fig. 7).
Opmerking: De bevestigingsbeugel van de vanger moet
worden gemonteerd aan de binnenkant van de beugels van
motorscherm.
1
5
6
2
3
3
m–7648
2
4
Figuur 7
1. Bevestigingsbeugel van
vanger
2. Bout, 5/16 x 1 inch
3. Platte ring, 5/16 inch
4. Flensmoer, 5/16 inch
5. Zijkant van achterbumper
6. Beugel van motorscherm
3. Als alle bouten, ringen en moeren zijn geplaatst, moet u
deze vastdraaien. Draai de bevestigingsbouten aan met
een torsie van 26 Nm.
6
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
1 spanpoelie met beugel
5 bouten, 5/16 x 7/8 inch
5 flensmoeren, 5/16 inch
1 veerbeugel
1 carterbeschermingsplaat
1 borstbout, 3/8 x 2–1/2 inch
1 flensmoer, 3/8 inch
1 veer
Montage van de spanpoelie
van de vanger en de
carterbeschermingsplaat
1. Monteer de veerbeugel op de achterbumper met 2
bouten (5/16 x 7/8 inch) en 2 flensmoeren (5/16 inch)
(Fig. 8).
1
2
4
3
Figuur 8
1. Veerbeugel
2. Achterbumper
3. Bout, 5/16 x 7/8 inch
4. Flensmoer, 5/16 inch
2. Monteer de carterbeschermingsplaat en de beugel van
de spanpoelie op de achterbumper met 3 bouten
(5/16 x 7/8 inch) en 3 flensmoeren (5/16 inch) (Fig. 9).
10
3. Monteer de carterbeschermingsplaat op de onderkant
van de achterbumper met 2 bouten (5/16 x 7/8 inch) en
2 flensmoeren (5/16 inch) (Fig. 9).
2
1
4
5
3
Figuur 9
1. Carterbeschermingsplaat
2. Beugel van spanpoelie
3. Achterbumper
4. Bout, 5/16 x 7/8 inch
5. Flensmoer, 5/16 inch
4. Monteer de borstbout (3/8 x 2–1/2 inch), de veer en de
flensmoer (3/8 inch) op de veerbeugel (Fig. 10).
2
3 1
4
Figuur 10
1. Veerbeugel
2. Borstbout, 3/8 x
2–1/2 inch
3. Flensmoer, 3/8 inch
4. Veer
7
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
1 vanger
2 gaffelpennen
2 R-pennen
Montage van de vanger
1. Monteer de vanger op de bevestigingsbeugel (Fig. 11).
2. Plaats de gaffelpennen in de vanger en de
bevestigingsbeugel van de vanger. Zet de gaffelpennen
vast met de R-pennen (Fig. 11).
2
4
1
3
m–6032
Figuur 11
1. Vanger
2. Bevestigingsbeugel van
vanger
3. R-pen
4. Gaffelpen
11
8
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
1 riem van vanger
Montage van de riem van de
vanger
1. Verwijder de 2 vleugelmoeren (5/16 inch) waarmee de
beschermplaat van de poelie is bevestigd aan de
onderkant van de vanger (Fig. 12).
12
2
Figuur 12
1. Beschermplaat van poelie 2. Vleugelmoer, 5/16 inch
2. Plaats de riem van de vanger op de aandrijfpoelie van
de koppeling (Fig. 13).
3. Laat de riem van de vanger over de spanpoelie lopen
(Figuur 13).
4. Laat de riem van de vanger door het gat in de
achterbumper lopen (Fig. 13).
5. Laat de riem van de vanger over de poelie van de
vanger lopen (Fig. 13).
6. Bevestig het oog van de veer aan de haak op de arm van
de spanpoelie (Fig. 13).
6
3
4
7
1
6
5
m–6832
2
Figuur 13
1. Spanveer
2. Arm van spanpoelie
3. Spanpoelie van vanger
4. Poelie van vanger
5. Riem van vanger
6. Aandrijfpoelie van
koppeling
7. Koppeling
7. Monteer de beschermplaat van de poelie aan de
onderkant van de vanger met de 2 vleugelmoeren
(5/16 inch) (Fig. 12).
12
9
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
3 afstandsstukken-lagerblok
Controle/afstelling van de
spanning van de riem van de
vanger
1. Span de riem van de vanger en meet de afstand zoals
wordt getoond in Figuur 14 bij de spanpoelie (Fig. 14).
De afstand moet 4,45 tot 5,4 cm bedragen. Indien dit
niet het geval is, gaat u verder met de volgende stap.
1
3
2
m–7649
Figuur 14
1. Riem van vanger
2. Spanpoelie
3. Afstand van 4,45 tot
5,4 cm
2. Om de riemspanning af te stellen, gaat u als volgt te
werk:
A. Draai de 2 moeren op het onderste lagerblok van de
ventilatoras los (Fig. 15).
B. Plaats een afstandsstuk achter het lagerblok
(Fig. 15).
C. Draai de moeren vast.
D. Controleer de afstand van de riem en herhaal indien
nodig de procedure.
1
3
2
Figuur 15
1. Lagerblok
2. Ventilatoras
3. Afstandsstuk
10
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
4 plaatgewichten
8 moeren, 3/8 inch
2 veerstroppen, 3/8 x 3 inch
4 borgmoeren, 3/8 inch
4 bouten, 3/8 x 2 inch
4 Belleville-ringen
13
Montage van de
plaatgewichten
Het gewicht van de vanger zorgt er voor dat de
achterkant van de machine extra zwaar wordt
belast, waardoor deze minder stabiel kan worden
en de bestuurder de controle over de machine kan
verliezen.
Monteer de voorgewichten.
Voorzichtig
1. Monteer de veerstroppen op the frame bij de
voetensteun zoals wordt getoond in Figuur 16.
2. Plaats de plaatgewichten onder het frame en laat de
veerstroppen erdoor gaan. Zet de plaatgewichten vast
aan de veerstroppen met de 4 borgmoeren (Fig. 16).
3. Plaats de 4 bouten (3/8 x 2 inch), de 4 Belleville-ringen
en de 4 borgmoeren (3/8 inch) in de plaatgewichten en
zet deze vast. (Fig. 17).
m–7761
3
5
2
5
3
4
1
4
6
Figuur 16
1. Veerstrop
2. Plaatgewicht
3. Bout, 3/8 x 2 inch
4. Borgmoer, 3/8 inch
5. Belleville-ring
6. Frame
11
Stap
Montage van de staafgewichten
Benodigde onderdelen voor deze stap:
4 staafgewichten
2 borgmoeren, 3/8 inch
2 bouten, 3/8 x 5–3/4 inch
2 Belleville-ringen
Procedure
1. Plaats de staafgewichten op de plaatgewichten (Fig. 17).
2. Monteer de staafgewichten op de plaatgewichten met 2
bouten (3/8 x 5–3/4 inch), 2 Belleville-ringen en 2
borgmoeren (3/8 inch) (Fig. 17).
6
m–7762
1
3
2
4
4
2
5
Figuur 17
1. Staafgewicht
2. Bout, 3/8 x 5–3/4 inch
3. Borgmoer, 3/8 inch
4. Belleville-ring
5. Frame
6. Plaatgewicht
14
12
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
1 beugel van de vanger
8 rijtuigbouten, 5/16 x 1 inch
8 flensmoeren, 5/16 inch
Montage van het mondstuk en
de afvoerbuizen
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Verwijder de borgmoer, de bout, de veer en het
afstandsstuk waarmee de grasgeleider is bevestigd aan
de maaimachine (Fig. 24).
4. Plaats de voorste haak van het mondstuk in de voorste
gleuf op de bevestigingsbeugel (Fig. 18).
5. Plaats de achterste haak op de achterkant van de
bevestigingsbeugel (Fig. 18).
6. Monteer de bovenste buis in de vanger (Fig. 18).
7. Schuif de klem op de middelste buis (Fig. 18).
8. Houd de knop op de middelste buis recht tegenover de
inkeping in de bovenste buis. Schuif de middelste buis
in de bovenste buis en draai de middelste buis
60 graden (Fig. 18).
9. Zet de klem vast rond de verbinding van de bovenste en
middelste buis (Fig. 18).
10.Schuif de middelste buis op het mondstuk en zet ze aan
elkaar vast (Fig. 18).
1
10
4
9
8
7
5
2
3
6
m–5889
11
Figuur 18
1. Mondstuk
2. Middelste buis
3. Knop
4. Bovenste buis
5. Vergrendelstang
6. Inkeping in bovenste buis
7. Bevestigingsbeugel
8. Voorste gleuf
9. Achterste haak
10. Voorste haak
11. Klem
15
13
Stap
Benodigde onderdelen voor deze stap:
1 bout, 1/2 x 1–3/4 inch
2 contramoeren, 1/2 inch
Montage van de aanslagbout van
de storthendel van de vanger
1. Beweeg de storthendel van de vanger naar achteren om de
spanning in de kabel van de vanger op te heffen (Fig. 19).
2. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de gaffel
van de kabel van de vanger is bevestigd aan de
storthendel (Fig. 19).
1
2
3
4 5
6
Figuur 19
1. Storthendel van vanger
2. Kabel van vanger
3. Gaffel van kabel van
vanger
4. Bout, 1/2 x 1–3/4 inch
5. Contramoer, 1/2 inch
6. Aanslagbeugel
3. Draai een contramoer (1/2 inch) helemaal op de bout
(1/2 x 1–3/4 inch) (Fig. 19).
4. Zet de storthendel naar voren om de onderkant van de
hendel van de aanslagbeugel te bewegen (Fig. 19).
5. Plaats de bout in het gat van de aanslagbeugel en draai
een andere contramoer (1/2 inch) op de bout. Niet te
vast aandraaien.
6. Bevestig de gaffel van de kabel van de vanger aan de
storthendel met de gaffelpen en de R-pen die u eerder
heeft verwijderd (Fig. 19).
7. Stel de aanslag van de hendel in, zie Afstelling van de
storthendel van de vanger, blz. 15.
14
Stap
Geen onderdelen vereist.
Afstelling van de storthendel
van de vanger
De hendel van de vanger moet worden afgesteld om de
kabel van de vanger strak te trekken.
1. Draai de moeren aan beide kanten van de aanslagbeugel
los (Fig. 20).
2. Draai aan de aanslagbout totdat de kabel van de vanger
volkomen strak staat (Fig. 20).
3. Draai de moeren aan beide kanten van de aanslagbeugel
vast (Fig. 20).
1
m–6071
1
5
2
5
3
4
Figuur 20
1. Hendel van vanger
2. Aanslagbeugel
3. Aanslagbout
4. Kabel van vanger
5. Moer
16
15
Stap
Geen onderdelen vereist.
Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de band van het zwenkwiel op de voorkant
en de achterbanden de voorgeschreven spanning hebben
(Fig. 21). Als de vanger is gemonteerd, moeten de banden
de volgende spanning hebben.
Bandenspanning:
Achterbanden – 138 kPa (20 psi)
Zwenkwielen op voorkant – 241 kPa (25 psi)
1
m–1872
Figuur 21
1. Ventiel
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk Stel de parkeerrem in werking en blokkeer
de wielen of zet ze vast wanneer u de machine onbeheerd
laat, ook al is het slechts voor een paar minuten.
Om lichamelijk letsel te voorkomen, moet u de
volgende richtlijnen in acht nemen:
Zorg ervoor dat u bekend bent met alle
gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinstructies in
de gebruikershandleiding voor uw maaimachine
voordat u dit werktuig gaat gebruiken.
U mag de vanger of de buizen van de vanger
nooit verwijderen als de motor loopt.
Zet altijd de motor af en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand gekomen zijn
voordat u een verstopping uit het vangsysteem
verwijdert.
Verricht nooit onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden als de motor loopt.
Stel de parkeerrem in werking en blokkeer de
wielen of zet ze vast.
Waarschuwing
Zonder aangebrachte grasgeleider, buizen van de
vanger of complete grasvanger kunnen u of
anderen in aanraking met het maaimes of
uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met het
draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen
kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
U moet altijd de grasgeleider monteren als u de
vanger verwijdert en de machine in de
zijafvoer-modus zet.
Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze
onmiddellijk vervangen. De grasgeleider voert
het materiaal af naar het gazon.
Steek nooit handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaibladen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op uit te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
Zet de motor af voordat u de afvoer ontstopt.
Waarschuwing
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
U moet altijd het contactsleuteltje verwijderen, de
parkeerrem in werking stellen en de wielen
blokkeren of vastzetten wanneer u de machine
onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een
paar minuten.
Voorzichtig
17
De vanger openen
Belangrijk Neem contact op met een erkende Service
Dealer voor de vereiste storthendel-set als deze vanger wordt
gemonteerd op een machine met een omkiepbeveiliging.
1. Schakel de aftakas uit.
2. Beweeg de handgreep van de vergrendeling naar achteren.
Vervolgens moet u de handgreep indrukken en loslaten
zodat deze tegen de handgreep van de vanger komt
(Fig. 22). Hiermee ontgrendelt u de klep van de vanger.
1
2
m–6074
Figuur 22
1. Hendel van vanger 2. Handgreep van
vergrendeling
3. Trek de arm van de vanger omlaag zodat het gras uit de
vanger kan vallen (Fig. 22).
4. Zet de arm van de vanger met een snelle beweging weer
rechtop. Zorg ervoor dat de vergrendeling de klep van
de vanger volledig vastgrijpt (Fig. 22).
Opmerking: De vanger moet volledig zijn vergrendeld
voordat u gras of bladeren opvangt.
Klep van vanger open houden
Handen, vingers en armen kunnen bekneld raken
tussen het voorste en achterste gedeelte van de
grasvanger.
Houd iedereen uit de buurt van de grasvanger
als u deze leegmaakt.
Als u werkzaamheden aan de binnenkant van de
grasvanger verricht, moet u de vastzetpen
gebruiken om de klep van de grasvanger open te
houden.
Waarschuwing
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de wielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Open de vanger; zie De vanger openen, blz. 17.
4. Als de vanger open is, moet u de vastzetpen uittrekken
en in het gat in het scharnier steken (Fig. 23).
2
4
1
3
Figuur 23
1. Vastzetpen
2. Gat in scharnier (open)
3. Gat in scharnier (opslag)
4. Scharnier
Verstoppingen verwijderen uit
de vanger
Gevaar
Als de vanger in gebruik is, kan de ventilator
ronddraaien en snijwonden veroorzaken of letsel
of amputatie aan uw vingers veroorzaken.
Voordat u de ventilator reinigt, repareert en
controleert, of voordat u de afvoer ontstopt,
moet u de motor afzetten en wachten totdat alle
bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
Verwijder het sleuteltje.
Verwijder verstoppingen uit de ventilator en de
buis met een stok. Doe dit niet met uw handen.
Houd kleding, gezicht, handen, voeten en andere
lichaamsdelen uit de buurt van verborgen,
bewegende of draaiende onderdelen.
18
1. Maak de vanger leeg.
2. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
4. Verwijder het complete leidingstelsel van de grasvanger
en het mondstuk.
5. Verwijder het mondstuk van de maaimachine.
6. Verwijder voorzichtig met een stok of een soortgelijk
voorwerp de verstopping uit de maaimachine, de
bovenste buis, de middelste buis of het mondstuk. Doe
dit niet met uw handen.
7. Nadat u de verstopping hebt verwijdert, monteert u het
complete vangsysteem en gaat u verder met maaien. Zie
Montage van de afvoerbuizen, blz. 14.
De afvoerbuizen verwijderen
Opmerking: Vergeet niet de grasgeleider te monteren als u
de machine in de zijafvoer-modus gebruikt. Zie
Grasgeleider monteren, blz. 18.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Maak de middelste buis los van het mondstuk en schuif
deze opzij (Fig. 18).
4. Verwijder de buizen uit de vanger (Fig. 18).
5. Verwijder het mondstuk van de bevestigingsbeugel
(Fig. 18).
6. Als u de machine in de zijafvoer-modus gaat gebruiken,
moet u de grasgeleider monteren. Zie Grasgeleider
monteren, blz. 18.
De grasvanger verwijderen
Gevaar
Als u de maaimachine zonder de vanger of de
afvoerbuizen en het mondstuk gebruikt, kunnen de
bestuurder en andere personen letsel oplopen als
gevolg van uitgeworpen voorwerpen of contact met
het maaimes.
U mag de maaimachine uitsluitend gebruiken
als de complete vanger is gemonteerd of als de
machine in de zijafvoer-modus is gezet.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Verwijder de afvoerbuizen. Zie De afvoerbuizen
verwijderen, blz. 18.
4. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen uit de
vanger en de beugel van de vanger (Fig. 11).
5. Verwijder de beschermplaat van de poelie (Fig. 12).
6. Verwijder de riem van de vanger en de arm van de
spanpoelie van de vanger met de poelie (Fig. 13).
7. Verwijder de vanger van de bevestigingsbeugel
(Fig. 11).
8. Monteer de grasgeleider. Zie Grasgeleider monteren,
blz. 18.
9. Verwijder alle plaatgewichten en staafgewichten op
de voorkant (Figuren 16 en 17).
Grasgeleider monteren
De veer van de grasgeleider heeft een L -vormig uiteinde of
een recht uiteinde (Fig. 24).
Opmerking: Let erop dat de grasgeleider is gemonteerd als
de vanger en de buizen worden verwijderd.
Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het
maaidek voorwerpen in de richting van de
bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig
letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in
contact komen met het mes.
Gebruik de maaimachine nooit zonder afdekplaat,
mulch-plaat, een grasgeleider of grasafvoer en een
grasvanger.
Waarschuwing
19
1. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider.
Plaats het L-vormige of rechte uiteinde van de veer
achter de rand van het maaidek.
Opmerking: Zorg ervoor dat het L-vormige of rechte
uiteinde van de veer is geplaatst achter de rand van het
maaidek voordat u de bout monteert zoals wordt
aangegeven in Figuur 24.
2. Monteer de bout en de moer. Plaats het J-vormige
haakeind van de veer om de grasgeleider (Fig. 24).
Belangrijk De grasgeleider moet omlaag in positie
kunnen klappen. Til de grasgeleider omhoog om te
controleren of deze volledig omlaag klapt.
6
1
5
4
2
3
7
8
m–6085
10
9
Figuur 24
1. Bout
2. Afstandsstuk
3. Borgmoer
4. Veer
5. Veer, gemonteerd
6. Grasgeleider
7. L -uiteinde van veer,
achter bevestigingsbeugel
te plaatsen alvorens de
bout te monteren
8. J -vormige haakeind van
veer
9. Bevestigingsbeugel
10. Recht uiteinde – mogelijk
type veer
Transport van de machine
Laat gras of rommel niet in de vanger zitten als u de
machine transporteert.
Als u de machine transporteert met gras of
rommel in de vanger, kan de machine schade
oplopen.
Laat gras of rommel niet in de vanger zitten als u
de machine transporteert.
Waarschuwing
Tips voor bediening en
opvangen van het maaisel
Omvang van de machine
Denk eraan dat de machine langer en breder is als dit
werktuig is gemonteerd. Als u een te scherpe bocht maakt
in een besloten ruimte, kunt u de vanger of andere objecten
beschadigen.
Trimmen
U moet altijd trimmen met de linkerkant van het maaidek.
Trim nooit met de rechterkant van het maaidek omdat u dan
de buizen van de vanger kunt beschadigen.
Maaihoogte
Om het maaisel zo goed mogelijk op te vangen, moet u de
maaihoogte zo afstellen dat maximaal 51 tot 76 mm of 1/3
van de lengte van de grassprieten wordt afgemaaid, waarbij
de kortste lengte moet worden aangehouden. Als u meer
afmaait, zal het vermogen van het afzuigsysteem worden
verminderd.
Maaifrequentie
U moet het gras veelvuldig maaien, vooral als het snel
groeit. U zult het gras twee keer moeten maaien als dit
buitengewoon lang is (zie Lang gras opvangen, blz. 20).
20
Maaitechniek
Om het gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk te geven, moet
u het gras maaien in banen die elkaar enigszins overlappen.
Dit vermindert de belasting van de motor en beperkt het
risico dat het mondstuk en de afvoerbuis verstopt raken.
Vangsnelheid
Het vangsysteem kan verstopt raken als u te snel rijdt en het
motortoerental te laag is. Op heuvelachtig terrein kan het
noodzakelijk zijn de rijsnelheid van de machine te
verminderen. Maai heuvelafwaarts indien dit mogelijk is.
Als de vanger vol raakt, komt er extra gewicht op
de achterkant van de machine. Als u abrupt stopt
en start op een helling, bestaat de kans dat u de
macht over het stuur verliest of dat de machine
omkiept.
U mag daarom nooit plotseling starten of
stoppen bij het op- en afrijden van een helling.
Start nooit heuvelopwaarts op een helling.
Als u de machine stopt terwijl u heuvelopwaarts
rijdt, moet u de aftakas uitschakelen. Rij dan
langzaam heuvelafwaarts.
U mag nooit schakelen of stoppen op een helling.
Voorzichtig
Lang gras opvangen
Buitengewoon lang gras is zwaar en kan niet volledig in de
vanger worden geblazen. Als dit gebeurt, kunnen de
afvoerbuis en het mondstuk verstopt raken.
Nat Gras opvangen
Wij adviseren u indien mogelijk het gras altijd te maaien als
het droog is. Nat gras kan verstoppingen veroorzaken.
Verstoppingen voorkomen
Om verstopping van het vangsysteem te voorkomen, moet
u de rijsnelheid verminderen en het gras bij een hoge
maaistand maaien; vervolgens zet u het maaidek lager in de
normale maaistand en kunt u de vanger weer gebruiken.
Tekenen van verstopping
Als u het gras opvangt, zal normaliter een geringe
hoeveelheid maaisel worden uitgeblazen aan de voorkant
van het maaidek. Indien er een buitensporige hoeveelheid
maaisel wordt uitgeblazen, duidt dit erop dat de grasvanger
vol is of dat het mondstuk is verstopt.
Zonder aangebrachte grasgeleider, buizen van de
vanger of complete grasvanger kunnen u of
anderen in aanraking met het maaimes of
uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met het
draaiende maaimes en uitgeworpen voorwerpen
kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
U moet altijd de grasgeleider monteren als u de
vanger verwijdert en de machine in de
zijafvoer-modus zet.
Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze
onmiddellijk vervangen. De grasgeleider voert
het materiaal af naar het gazon.
Steek nooit handen of voeten onder het maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaibladen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op uit te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
Waarschuwing
Hakselmessen
In bepaalde maaiomstandigheden kan het maaisel beter
worden opgevangen door hakselmessen te gebruiken. Neem
contact op met een erkende Service Dealer voor informatie
over de geschikte messen voor verschillende
maaiomstandigheden.
Ventilator
Het vangsysteem zuigt het maaisel op met behulp van een
vacuüm dat wordt ontwikkeld door een draaiende ventilator
die is gemonteerd op de bovenkant van de hopper. Als de
zuigwerking wordt belemmerd, zal het maaisel minder
goed worden opgevangen. Zie Storingen, Oorzaak en
Remedie, blz. 23 voor oorzaken van slechtere prestaties.
Rijden over stoepranden en de machine
laden op een aanhanger
Zet het maaidek altijd in de hoogste stand als u de machine
laadt op een aanhanger of als u over een stoeprand
op-/afrijdt. Als u het maaidek in een lagere stand laat staan,
bestaat de kans dat de platen van de maaimachine worden
beschadigd wanneer u de machine inlaadt of over een
stoeprand rijdt. Als de stoeprand hoger is dan 152 mm,
moet u deze in een scherpe hoek met volledig opgeheven
maaidek op-/afrijden. Wees bijzonder voorzichtig als u de
machine laadt op een aanhanger.
21
Onderhoud
Belangrijk Als de machine op een helling staat, moet u de parkeerrem in werking stellen en de wielen blokkeren of
vastzetten om te voorkomen dat de machine langzaam gaat rollen.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik Rooster – reinigen
8 bedrijfsuren Vanger – reinigen
Na de eerste
10 bedrijfsuren
Vanger – controleren
40 bedrijfsuren
Arm van spanpoelie van vanger – smeren
Riemspanning – controleren
100 bedrijfsuren
Vanger – controleren
Lagers van ventilatoras van vanger (boven & onder) – smeren
Riemen – controleren op slijtage/scheuren
Voorbereiding voor
stalling
Riemen – controleren op slijtage/scheuren
Vanger – controleren
Vanger – reinigen
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.
Het rooster reinigen
Vóór elk gebruik moet het rooster worden gereinigd. Als
de machine wordt gebruikt wanneer het gras vochtig is, zal
het rooster vaker moeten worden gereinigd.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Open de vanger en houd de klep van de vanger open.
Zie Klep van de vanger openhouden, blz. 17.
4. Verwijder de rommel van de roosters.
5. Sluit de klep.
De vanger reinigen
De vanger moet worden gereinigd als deze vuil is of wordt
opgeslagen.
1. Was de binnen- en buitenkant van de vanger, de
bovenste buis, de onderste buis, het mondstuk en de
onderkant van het maaidek. Gebruik een mild
reinigingsmiddel voor auto’s om het vuil te verwijderen.
2. Let erop dat u aangekoekt gras op alle onderdelen
verwijdert.
3. Nadat u alle onderdelen hebt gewassen, moet u ze
grondig laten drogen.
Opmerking: Als alle onderdelen zijn gemonteerd, moet u
de motor starten en deze een minuut laten draaien om het
drogen te versnellen.
Riem van de vanger
controleren
Controleer de riem van de vanger op slijtage en scheurtjes
om de 100 uur en als u de vanger opslaat.
22
De arm van de spanpoelie
smeren
De arm van de spanpoelie van de riem (Fig. 25) moet om
de 40 bedrijfsuren worden gesmeerd.
Figuur 25
De lagers van de ventilatoras
smeren
Smeer de bovenste en de onderste lagers van de ventilatoras
van de vanger (Fig. 26 & 27) om de 100 bedrijfsuren.
Figuur 26
1. Verwijder de rubberen plug van de smeernippel.
1
Figuur 27
1. Plug
De vanger controleren
U moet de vanger controleren na de eerste 10 bedrijfsuren
en daarna om de 100 bedrijfsuren.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Controleer de bovenste buis, de onderste buis en het
mondstuk. Vervang deze onderdelen als zij gebarsten of
gebroken zijn.
4. Controleer de vanger, het frame van de vanger en het
rooster. Vervang gebarsten of gebroken onderdelen.
5. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
Maaimessen en platen van de
maaimachine controleren
1. Controleer regelmatig de maaimessen en de platen van
de maaimachine, vooral als een mes een vreemd
voorwerp heeft geraakt.
2. Als de messen of platen sterk zijn versleten of
beschadigd, moet u nieuwe messen of platen monteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de
maaimachine voor het volledige onderhoud van de
messen.
Stalling
1. Reinig de vanger. Zie De vanger reinigen, blz. 21.
2. Controleer de vanger op beschadigingen. Zie De vanger
controleren, blz. 21.
3. Zorg ervoor dat de vanger leeg en volkomen droog is.
4. Controleer de riem op slijtage of scheurtjes.
5. De machine moet worden opgeslagen in een schone en
droge ruimte, buiten het bereik van direct zonlicht. Als
u de machine buiten moet opslaan, wordt u geadviseerd
deze af te dekken met een weerbestendig dekzeil. Dit
beschermt de kunststofonderdelen en verlengt de
levensduur van de machine.
23
Storingen, oorzaak en remedie
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
Abnormale trillingen.
1. Maaimes(sen) verbogen of
niet in balans.
1. Nieuwe maaimes(sen)
monteren.
2. Mesbout zit los. 2. Mesbout aandraaien.
3. Poelie van vanger of
poelie-set zit los.
3. Desbetreffende poelie
vastzetten.
4. Riem van vanger is versleten
of beschadigd.
4. Riem terugplaatsen.
5. Rotorblad van grasvanger is uit
balans.
5. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
6. Mes komt tegen platen van
maaimachine.
6. Machine niet gebruiken.
Verbogen messen en/of platen
vervangen.
Grasvanger levert minder goede
prestaties.
1. Laag motortoerental. 1. Gebruik de vanger altijd met de
motor op vol gas.
2. Verstopt ventilatorrooster. 2. Rommel, bladeren of maaisel
uit het ventilatorrooster
verwijderen.
3. Losse riem van vanger. 3. Riem vastzetten.
4. Pakking tussen hopper en
achterklep is beschadigd.
4. Achterklep vergrendelen.
5. Verstopt mondstuk. 5. Vastgekoekte rommel
verwijderen.
6. Verkeerde pakking rond
bovenste buis die naar de
hopper loopt.
6. Een goede pakking op de
hopper plaatsen.
7. Volle hopper. 7. Hopper leegmaken.
Mondstuk en buizen raken te vaak
tt
1. De hopper is te vol. 1. Vaker leegstorten.
verstopt.
2. Laag motortoerental. 2. Gebruik de vanger altijd met de
motor op vol gas.
3. Het gras is te vochtig. 3. Gras maaien als het droog is.
4. Het gras is te lang. 4. Maximaal 5–7,5 cm of 1/3 van
de lengte van het gras
afmaaien, waarbij de kortste
lengte moet worden
aangehouden.
5. Verstopt ventilatorrooster. 5. Rommel, bladeren of maaisel
uit het ventilatorrooster
verwijderen.
6. De rijsnelheid is te hoog. 6. Langzamer rijden met de motor
op vol gas.
7. Versleten riem. 7. Riem vervangen.
24
Probleem RemedieMogelijke oorzaken
Machine blaast rommel uit.
1. De hopper is te vol. 1. Vaker leegstorten.
2. De rijsnelheid is te hoog. 2. Langzamer rijden met de motor
op vol gas.
3. Middelste plaat voor
afvoertunnel is niet
gemonteerd.
3. De middelste plaat monteren
als u bladeren opvangt.
4. Maaidek staat niet horizontaal. 4. Zie Gebruikershandleiding van
maaimachine om het maaidek
horizontaal te stellen.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Toro DFS Vac Collection System, 400 Series Z Master Handleiding

Type
Handleiding