Toro Bagger, 100 Series Z Master Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Nederlands (NL)
Form No. 3328-154
Grasvanger
100 Series Z Master
Modelnr. 78490 – Serienr. 220000501 en hoger
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2002 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsvermogen 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trilling 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 4. . . . . . . . . . . . . .
Montage 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gaten monteren voor de koppeling 6. . . . . . . . . . . .
Voor de montage van de koppeling ende
aandrijfpoelie 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De aandrijfwielen verwijderen 7. . . . . . . . . . . . . . . .
Gaten boren voor de bevestigingsbeugels
van de vanger 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bevestigingsbeugels van de vanger monteren 10. . . .
Alle bevestigingsbouten vastdraaien 11. . . . . . . . . . .
Montage van het hittescherm van de
hydraulische tank op internationale machines 11. . .
Montage van de vanger 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de spanpoelie en de riem 12. . . . . . . . .
De gewichten monteren 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage van de mof en de afvoerbuizen 16. . . . . . . .
De handgreep instellen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bandenspanning controleren 17. . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De vanger openen 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Klep van vanger openhouden 18. . . . . . . . . . . . . . . . .
Verstoppingen verwijderen uit de vanger 19. . . . . . . .
De afvoerbuizen verwijderen 19. . . . . . . . . . . . . . . . .
De vanger verwijderen 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grasgeleider monteren 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en opvangen
van het maaisel 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 22. . . . . . . . . . . . . . .
Het rooster reinigen 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De vanger reinigen 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Riem van de vanger controleren 23. . . . . . . . . . . . . .
De hulp-pitmanarm smeren 23. . . . . . . . . . . . . . . . . .
De vanger controleren 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaimessen en platen van de maaimachine
controleren 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Problemen, oorzaak en remedie 23. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het product
is aangegeven op figuur 1.
1
m–6072
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
3
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek
zijn toegesneden op Toro-producten, naast andere
veiligheidsinstructies waarvan u op de hoogte moet zijn.
Maak u vertrouwd met de bedieningsorganen en de
veiligheidssymbolen en de manier waarop u de machine
veilig kunt gebruiken.
Wees extra voorzichtig met grasvangers of andere
werktuigen. Deze kunnen de gebruikseigenschappen
veranderen en de machine minder stabiel maken.
U kunt de stabiliteit verbeteren door wielgewichten of
contragewichten te plaatsen of te verwijderen
overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant.
Gebruik de grasvanger niet op steile hellingen. Een
zware grasvanger kan tot gevolg hebben dat u de macht
over de machine verliest of dat deze omslaat.
Verminder uw snelheid en wees extra voorzichtig op
hellingen. Rij op hellingen in de aanbevolen richting.
De gazonomstandigheden kunnen van invloed zijn op
de stabiliteit van de machine. Wees zeer voorzichtig als
u dicht in de buurt van een steile helling werkt.
Ga op een helling altijd langzaam en behoedzaam te
werk. Verander niet plotseling de snelheid of de
rijrichting van de machine en maak geen abrupte
bochten.
De grasvanger kan het uitzicht naar achteren
belemmeren. Wees extra voorzichtig als u achteruitrijdt.
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
Gebruik de machine nooit als de afvoergeleider is
opgetild, verwijderd of vervormd, tenzij een grasvanger
of mulchplaat is bevestigd.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende
onderdelen. Stel de machine niet af terwijl de motor
loopt.
U moet de machine op een horizontaal oppervlak
stoppen, de aandrijvingen uitschakelen, de parkeerrem
in werking stellen, de motor afzetten, voordat u de
bestuurderstoel om welke reden ook verlaat,
bijvoorbeeld om de grasvanger leeg te maken of een
verstopping uit de afvoertunnel te verwijderen.
Als u de grasvanger verwijdert, moet u de
afvoergeleider of beschermplaat plaatsen die is
verwijderd bij de montage van de grasvanger. U mag de
maaimachine niet gebruiken als de grasvanger of de
grasgeleider niet in zijn geheel is gemonteerd.
Zet de motor af voordat u de grasvanger verwijdert of
de afvoertunnel ontstopt.
Laat gras niet lange tijd in de grasvanger zitten.
De onderdelen van de grasvanger zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en breuk, waardoor bewegende
delen bloot kunnen komen te liggen, of voorwerpen
kunnen worden weggeslingerd. Controleer regelmatig
de onderdelen en vervang deze indien nodig door
onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 87 dBA uit op
het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 dBA,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
1.9 m/s
2
op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG.
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
0.3 m/s
2
op het hele lichaam, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG.
4
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en
bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen
stickers.
106-5855
1. Waarschuwing – Lees de
Gebruikershandleiding
.
2. Om te voorkomen dat de machine omslaat of dat u de macht
over de machine verliest, moet u gewichten plaatsen aan de
voorkant van de machine.
106-5856
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de maaimachine
niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg
ervoor dat de grasgeleider of de grasvanger is gemonteerd.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk Neem contact op met een erkende Service Dealer voor de vereiste storthendel-set als deze vanger wordt
gemonteerd op een machine met een omkiepbeveiliging.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
Omschrijving Hoeveelheid Gebruik
Sjabloon 1 Om gaten te boren in de koppeling
Bout, 7/16 x 5–1/2 inch—Uitsluitend voor
Kawasaki
motoren
Bout, 7/16 x 4–3/4 inch—Uitsluitend voor
Kohler
motoren
Aandrijfpoelie, set
Afstandsstuk voor koppeling
Bout, #6 x 1/2 inch
1
1
1
1
1
Voor de montage van de koppeling en
de aandrijfpoelie
5
Omschrijving GebruikHoeveelheid
Bevestigingsbeugel voor vanger—links
Bevestigingsbeugel voor vanger—rechts
Bout, 1/4 x 3/4 inch
Bout, 3/8 x 1 inch
Rijtuigschroef, 3/8 x 7/8 inch
Bout, 5/16 x 3/4 inch
Bout, 5/16 x 1 inch
Flensmoer, 1/4 inch
Flensmoer, 5/16 inch
Flensmoer, 3/8 inch
Borgmoer, 3/8 inch
Platte ring, 3/8 inch
Platte ring, 5/16 inch
1
1
2
4
4
4
4
2
8
4
4
4
8
Voor de montage van de
bevestigingsbeugels van de vanger
Vanger
Gaffelpen
R-pen
1
2
2
Voor de montage van de vanger
Spanpoelie en arm met bevestigingselementen
Veer
Riem van vanger
1
1
1
Voor de montage van de spanpoelie
en de riem van de vanger
Gewicht—links
Gewicht—rechts
Beugel voor gewicht—links
Beugel voor gewicht—rechts
Steunplaat
Bout, 3/8 x 6–1/2 inch
Bout, 5/16 x 1 inch
Moer, 3/8 inch
Borgring, 3/8 inch
Platte ring, 3/8 inch
Bout, 3/8 x 4–1/2 inch
Bout, 3/8 x 3/4 inch
Zelftappende bout, 3/8 x 5/8 inch
1
1
2
2
1
4
2
8
8
16
4
2
1
De gewichten monteren
6
Gaten monteren voor de
koppeling
Gebruik de metalen sjabloon, die is geleverd met de vanger,
om de plaatsen van de gaten voor de koppeling te bepalen.
1. Verwijder de beugel van de koppeling (Fig. 2).
2. Maak de connector van de koppeling los (Fig. 2).
1
2
3
4
m–4119
Figuur 2
1. Beugel van koppeling
2. Bout
3. Connector van koppeling
4. Koppeling
3. Verwijder de maaidekriem van de koppeling.
4. Verwijder de koppeling van de machine (Fig. 3). Gooi
de bout weg die is gemonteerd in de koppeling.
5. Verwijder het afstandsstuk van de aandrijving van de
koppeling (Fig. 3).
1
m–6024
5
3
4
2
Figuur 3
1. Motor
2. Koppeling
3. Klemringen
4. Bout van koppeling –
weggooien
5. Afstandsstuk van
aandrijving
6. Plaats de sjabloon zodanig op de poelie van de
koppeling dat de buitendiameter op gelijke hoogte is
met de binnenkant van de flens van de koppeling
(Fig. 4).
Opmerking: Voordat u gaten boort, moet u een stukje
metaal tussen de koppeling en de poelie plaatsen. Dit
voorkomt dat u in de koppeling boort.
7. Boor met behulp van de sjabloon een geleidingsgat van
3 mm in de poelie (Fig. 4).
8. Plaats de schroef (#6 x 1/2 inch) in het gat van 3 mm
(Fig. 4). Hierdoor blijft de sjabloon op zijn plaats als u
de andere twee gaten boort.
9. Boor met behulp van de sjabloon twee geleidingsgaten
van 3 mm in de poelie (Fig. 4).
10.Verwijder de sjabloon en de schroef (#6 x 1/2 inch) en
gooi ze weg (Fig. 4).
11. Boor 3 gaten, met een diameter van 9 mm, in de
geleidegaten van 3 mm. (Fig. 4).
m–6006
2
3
3
1
4
5
6
Figuur 4
1. Koppelingspoelie
2. Sjabloon
3. Gat dat moet worden
geboord
4. Flens van koppeling
5. Schroef, #6 x 1/2 inch
6. Afstandsstuk van
aandrijving
7
Voor de montage van de
koppeling en de aandrijfpoelie
Opmerking: Smeer grafietvet op de krukas alvorens de
koppeling en de aandrijfpoelie te monteren.
1. Monteer het nieuwe afstandsstuk van de poelie in de
koppeling (Fig. 5).
2. Monteer de aandrijfpoelie in de drie gaten die u hebt
geboord in de koppelingspoelie (Fig. 5).
3. Monteer het afstandsstuk in de aandrijfpoelie (Fig. 5).
Opmerking: Er zijn twee bouten in twee verschillende
maten voor de montage van de koppeling. De maat van de
bout is afhankelijk van het type motor in de machine.
4. Als de machine is uitgerust met een Kawasaki
motor,
moet u de koppeling monteren met een bout van 7/16 x
5–1/2 inch en de 2 aanwezige klemringen (Fig. 5).
5. Als de machine is uitgerust met een Kohler
motor,
moet u de koppeling monteren met een bout van 7/16 x
4–3/4 inch en de 2 aanwezige klemringen (Fig. 5).
6. Zet de bout van de koppeling vast met een torsie van
75 Nm (Fig. 5).
7. Monteer de maaidekriem op de koppeling.
8. Monteer de beugel van de koppeling (Fig. 2).
9. Sluit de connector van de koppeling aan (Fig. 2).
m–6007
4
3
5
6 of 7
2
1
5
6 of 7
8
Figuur 5
1. Koppeling
2. Connector van koppeling
3. Afstandsstuk van poelie
4. Aandrijfpoelie, set
5. Klemringen
6. Bout, 7/16 x 5–1/2 inch
voor Kawasaki-motoren
7. Bout, 7/16 x 4–3/4 inch
voor Kohler-motoren
8. Afstandsstuk van
aandrijving
De aandrijfwielen verwijderen
Gevaar
Een mechanische of hydraulische krik kan een
machine niet altijd dragen. Als de machine dan
valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Plaats de machine altijd op kriksteunen.
Gebruik nooit een hydraulische krik.
1. Draai de wielmoeren los.
2. Krik de achterkant van de machine omhoog en plaats
deze op kriksteunen.
3. Verwijder de achterwielen.
Gaten boren voor de
bevestigingsbeugels van de
vanger
1. Verwijder het achterste hittescherm (Fig. 6). Gooi de
bovenste bouten en moeren weg.
m–5836
2
1
3
4
Figuur 6
1. Achterste hittescherm
2. Bouten – verwijderen en
bewaren
3. Bovenste bouten –
verwijderen en weggooien
4. Achterbumper
Opmerking: Uitsluitend bij internationale machines moet
u het hittescherm verwijderen van de hydraulische tank.
Bewaar het hittescherm en alle bevestigingselementen. Zie
Figuur 16.
2. Monteer de rechterbevestigingsbeugel van de vanger
aan de binnenkant van de hydraulische tank en de
hydraulische slangen en onder de beugel van de
carterbeschermingsplaat.
3. Monteer de linkerbevestigingsbeugel van de vanger aan
de binnenkant van het uitlaatscherm en onder de beugel
van de carterbeschermingsplaat.
8
4. Verwijder de eventueel aanwezige bout (1/4 inch)
waarmee de elektrische relais zijn bevestigd aan de
linker- of rechterkant van het frame. Gooi de moer en
de bout weg.
Opmerking: De relais worden gemonteerd tijdens de
definitieve montage van de bevestigingsbeugels van de
vanger.
5. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger losjes aan
het zijframe (Fig. 7). Gebruik hierbij het bestaande gat
van 6 mm in het zijframe. Gebruik 1 bout
(1/4 x 3/4 inch) en 1 flensmoer (1/4 inch) (Fig. 7).
m–6031
1
4
2
3
1
6
5
4
Figuur 7
1. Bevestigingsbeugel voor
vanger – rechts
2. Bout, 1/4 x 3/4 inch
3. Flensmoer, 1/4 inch
4. Zijframe
5. Beugel van
carterbeschermingsplaat
6. Bestaande gat van 6 mm
6. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger losjes op
de onderste achterbumper met 2 bouten
(5/16 x 3/4 inch), 4 platte ringen (5/16 inch) en
2 flensmoeren (5/16 inch) (Fig. 8).
1
1
4
2
4
3
m–6028
5
Figuur 8
1. Bevestigingsbeugel van
vanger
2. Bout, 5/16 x 3/4 inch
3. Flensmoer, 5/16 inch
4. Bumper
5. Platte ringen, 5/16 inch
9
7. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger losjes op
de beugel van de carterbeschermingsplaat met 2 bouten
(5/16 x 1 inch) en 2 flensmoeren (5/16 inch) (Fig. 9).
8. Draai alle bouten en moeren vast. Draai eerst de bout
van 1/4 inch vast, vervolgens de 5/16 inch bouten van
de achterbumper en daarna de bouten van de beugel van
de carterbeschermingsplaat.
4
1
3
2
m–6099
5
5
4
Figuur 9
1. Bevestigingsbeugel van
vanger
2. Bout, 5/16 x 1 inch
3. Flensmoer, 5/16 inch
4. Beugel van
carterbeschermingsplaat
5. Bumper
9. Markeer de plaatsen van de 4 gaten in het midden van
de gleuven (Fig. 10). Gebruik hierbij de
bevestigingsbeugel van de vanger als sjabloon.
10.Verwijder de bevestigingsbeugel van de vanger
(Fig. 10).
11. Boor 4 geleidegaten met een diameter van de 3 mm op
de gemarkeerde plaatsen (Fig. 10).
12.Boor 2 gaten, met een diameter van 10 mm, in het
zijframe door de geleidegaten van 3 mm (Fig. 10).
13.Boor 2 gaten, met een diameter van 10 mm, in de
zijkant van de achterbumper door de geleidegaten van
3 mm (Fig. 10).
14.Doe hetzelfde aan de andere kant.
m–6021
1
2
5
2
3
4
Figuur 10
1. Bevestigingsbeugel van
vanger
2. Boor een gat van 10 mm
3. Achterbumper
4. Zijframe
5. Bestaande gat van 6 mm
10
Bevestigingsbeugels van de
vanger monteren
Belangrijk Draai de bouten pas aan als de
bevestigingsbeugels van de vanger losjes op de machine
zitten.
Zie Alle bevestigingsbouten vastdraaien, blz. 11, voor de
juiste procedure om de bouten vast te zetten.
1. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger op de
achterbumper en het zijframe van de machine.
Opmerking: Monteer indien nodig de elektrische relais.
2. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger losjes op
het zijframe met 1 bout (1/4 x 3/4 inch) en 1 flensmoer
(1/4 inch) (Fig. 11). Gebruik hierbij het aanwezige gat
van 6 mm in het zijframe.
3. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger losjes op
het zijframe met 2 rijtuigbouten (3/8 x 7/8 inch) en
2 flensmoeren (3/8 inch) (Fig. 11). Gebruik hierbij de
twee gaten die zijn geboord in het zijframe.
6
1
5
4
m–6019
3
1
8
7
4
2
Figuur 11
1. Bevestigingsbeugel voor
vanger – rechts
2. Bout, 1/4 x 3/4 inch
3. Flensmoer, 1/4 inch
4. Zijframe
5. Rijtuigschroef,
3/8 x 7/8 inch
6. Flensmoer, 3/8 inch
7. Geboorde gaten
8. Bestaande gat van 6 mm
4. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger op de
zijkant van de achterbumper met 2 bouten
(3/8 x 1 inch), 2 platte ringen (3/8 inch) en
2 borgmoeren (3/8 inch) (Fig. 12).
2
3
m–6021
1
45
Figuur 12
1. Bevestigingsbeugel voor
vanger – rechts
2. Bout, 3/8 x 1 inch
3. Borgmoer, 3/8 inch
4. Zijkant van achterbumper
5. Platte ring, 3/8 inch
5. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger op de
onderste achterbumper met 2 bouten (5/16 x 3/4 inch),
4 platte ringen (5/16 inch) en 2 flensmoeren (5/16 inch)
(Fig. 13).
m–6028
1
1
4
2
4
3
5
Figuur 13
1. Bevestigingsbeugel van
vanger
2. Bout, 5/16 x 3/4 inch
3. Flensmoer, 5/16 inch
4. Bumper
5. Platte ringen, 5/16 inch
6. Monteer de onderkant van het achterste hittescherm op
de achterbumper (Fig. 6).
7. Monteer de bevestigingsbeugel van de vanger op het
achterste hittescherm en de beugel van de
carterbeschermingsplaat met 2 bouten (5/16 x 1 inch) en
2 flensmoeren (5/16 inch) (Fig. 14).
11
8. Doe hetzelfde aan de andere kant (Fig. 14).
4
5
1
3
2
4
m–6029
1
6
Figuur 14
1. Bevestigingsbeugel van
vanger
2. Bout, 5/16 x 1 inch
3. Flensmoer, 5/16 inch
4. Achterste hittescherm
5. Beugel van
carterbeschermingsplaat
6. Achterbumper
Alle bevestigingsbouten
vastdraaien
Belangrijk Draai de bevestigingsbouten vast met de
torsie die is gespecificeerd in de volgende tabel.
Maat van de
bevestigingsbouten
Torsie
Alle bouten van 5/16 inch 26 Nm
Alle bouten van 3/8 inch 48 Nm
Alle bouten van 1/4 inch 11 Nm
Hieronder vindt u de correcte volgorde waarin de
bevestigingsbeugels van de vanger moeten worden
vastgezet als alle bevestigingselementen zijn geplaatst.
1. Zet de bevestigingsbeugel van de vanger vast aan de
achterbumper (Fig. 13). Zie torsietabel.
2. Zet de bevestigingsbeugel van de vanger vast aan de
bovenste deel van het achterste hittescherm en de
beugel van de carterbeschermingsplaat (Fig. 14). Zie
torsietabel.
3. Zet de bevestigingsbeugel van de vanger vast aan de
zijkant van de achterbumper (Fig. 12). Zie torsietabel.
4. Zet de bevestigingsbeugel van de vanger vast aan het
zijframe (Fig. 11). Zie torsietabel.
5. Monteer de aandrijfwielen.
6. Laat de machine neer op de aandrijfwielen.
Montage van het hittescherm
van de hydraulische tank op
internationale machines
Opmerking: Dit hoofdstuk heeft uitsluitend betrekking op
internationale machines.
1. Alvorens het hittescherm van de hydraulische tank te
monteren, moet u een stuk uit het hittescherm snijden
zoals wordt aangegeven op figuur 15. Hierdoor zal het
hittescherm rond de zijbeugel kunnen worden
gemonteerd.
2
1
m–6119
1
Figuur 15
1. Hittescherm van
hydraulische tank
2. Uitgesneden deel
12
2. Monteer het hittescherm van de hydraulische tank met
de bevestigingselementen die u eerder hebt verwijderd
(Fig. 16).
8
3
1
5
m–6120
7
4
6
2
Figuur 16
1. Hittescherm van
hydraulische tank
2. Bevestigingsbeugel van
vanger
3. Kort afstandsstuk
4. Lang afstandsstuk
5. Bout
6. Moer
7. Beugel van
carterbeschermingsplaat
8. Hydraulische tank
Montage van de vanger
1. Verwijder de vier bouten in de carterbeschermingsplaat
(Fig. 18).
2. Verwijder de carterbeschermingsplaat (Fig. 18). Dit
vergemakkelijkt de montage van de riem van de vanger.
3. Monteer de vanger op de bevestigingsbeugel (Fig. 17).
4. Plaats de gaffelpennen in de vanger en de
bevestigingsbeugel van de vanger. Zet de gaffelpennen
vast met de R-pennen (Fig. 17).
2
4
1
3
m–6032
Figuur 17
1. Vanger
2. Bevestigingsbeugel van
vanger
3. R-pen
4. Gaffelpen
Montage van de spanpoelie en
de riem
1. Plaats de riem van de vanger op de aandrijfpoelie van
de koppeling (Fig. 20).
2. Laat de riem over de poelie van de vanger lopen
(Figuur 18 en 20).
3. Verwijder de bout, de ring, het afstandsstuk en de
borgmoer van de arm van de spanpoelie (Fig. 18).
Opmerking: Zorg ervoor dat de poelie onder het frame van
de tractie-eenheid is als de arm van de spanpoelie wordt
gemonteerd.
13
4. Monteer de arm van de spanpoelie aan de vanger met de
eerder verwijderde bout, ring, afstandsstuk en borgmoer
(Fig. 18).
5
6
4
1
3
m–6008
2
7
8
Figuur 18
1. Bout, 3/8 x 2–1/4 inch
2. Spanpoelie en arm
3. Borgmoer, 3/8 inch
4. Ring, 3/8 inch
5. Vanger
6. Carterbeschermingsplaat
7. Poelie van vanger
8. Afstandsstuk
5. Monteer de spanveer op de bout die is bevestigd aan de
vanger (Fig. 20).
Opmerking: Zorg ervoor dat de bout voor de veer is
ingesteld op 5 cm (Fig. 19).
1
2
3
m–6092
Figuur 19
1. Bout voor veer
2. Contramoer
3. 5 cm
6. Monteer de veer op de haak van de arm van de
spanpoelie (Fig. 20).
7. Monteer de carterbeschermingsplaat (Fig. 18).
m–6004
6
3
4
7
2
1
1
6
5
Figuur 20
1. Spanveer
2. Bout voor veer
3. Spanpoelie van vanger
4. Poelie van vanger
5. Riem van vanger
6. Aandrijfpoelie van
koppeling
7. Koppeling
14
De gewichten monteren
Opmerking: Er zijn linker- en rechtergewichten en beugels
voor de gewichten (Fig. 22).
De vanger zorgt voor veel gewicht op de
achterkant van de machine, waardoor deze minder
stabiel kan worden en de bestuurder de controle
over de machine kan verliezen.
Monteer de voorgewichten.
Voorzichtig
1. Verwijder de twee buitenste bouten waarmee de voorste
vloerplaat is bevestigd aan het draagframe (Fig. 21).
Bewaar deze bouten.
2. Verwijder de 4 bouten en ringen waarmee de voorste
vloerplaat is bevestigd aan het voorgestel (Fig. 21).
Bewaar deze bevestigingselementen.
m–6047
4
6
4
5
5
5
2
1
3
7
8
Figuur 21
1. Voorste vloerplaat
2. Voetsteun
3. Voorgestel
4. Bout
5. Moer
6. Ring
7. Voorste zwenkwiel
8. Draagframe
3. Houd de twee gaten gericht naar de voorkant en
monteer de beugels van het linker- en rechtergewicht op
het voorgestel (Fig. 22).
4. Monteer de gewichten in de achterste gaten van de
beugels voor de gewichten met 4 bouten
(3/8 x 6–1/2 inch), 8 platte ringen (3/8 inch),
4 borgringen (3/8 inch) en 4 moeren (3/8 inch)
(Fig. 22).
Opmerking: De middelste gaten zijn uitsluitend bestemd
voor de montage van de twee binnenste beugels voor de
gewichten.
5. Draai door de middelste gaten in de beugels voor de
gewichten 2 bouten (3/8 x 3/4 inch) in de gewichten
(Fig. 22).
Opmerking: Nadat de gewichten zijn gemonteerd, moet u
de zwenkwielen vlakbij de gewichten ronddraaien om te
controleren of er ruimte tussen de wielen en de gewichten
is. Verschuif de gewichten indien dit nodig is.
9
m–6048
8
7
1
6
10
2
11
5
4
3
12
7
Figuur 22
1. Gewicht – links
2. Gewicht – rechts
3. Beugel voor gewicht –
links
4. Beugel voor gewicht –
rechts
5. Middelste gat
6. Achterste gat
7. Platte ring, 3/8 inch
8. Borgring, 3/8 inch
9. Moer, 3/8 inch
10. Bout, 3/8 x 6–1/2 inch
11. Bout, 3/8 x 3/4 inch
12. Voorgestel
6. Monteer de twee buitenste bouten waarmee de voorste
vloerplaat wordt bevestigd aan het draagframe
(Fig. 21).
7. Monteer alleen de bovenste 2 bouten waarmee de
voorste vloerplaat wordt bevestigd aan het voorgestel
(Fig. 21). Gebruik de aanwezige bevestigingselementen.
15
8. Monteer de steunplaat aan de voorkant van de machine
met de 2 nieuwe bouten (5/16 x 1 inch), de 2 aanwezige
platte ringen (5/16 inch) en de 2 aanwezige flensmoeren
(5/16 inch) (Fig. 24). Gebruik hierbij de onderste gaten.
Opmerking: Als u niet bij de rechterflensmoer kunt
komen, moet u een gat met een diameter van 9 mm door de
voorste vloerplaat boren. Gebruik hierbij de steunplaat als
sjabloon (Fig. 23).
m–6111
22
3
16
5
4
Figuur 23
1. Flensmoer, 5/16 inch
2. Bout, 5/16 x 1 inch
3. Platte ring, 5/16 inch
4. Voorste vloerplaat
5. Steunplaat
6. Gat dat indien nog moet
worden geboord
9. Boor een gat van 8 mm in de voorste vloerplaat
(Fig. 24). Gebruik hierbij de steunplaat als sjabloon.
10.Monteer een zelftappende bout (3/8 x 5/8 inch) in de
steunplaat en het gat dat u net heeft geboord (Fig. 24).
11. Monteer de steunplaat aan de beugels en de gewichten
met 4 bouten (3/8 x 4–1/2 inch), 8 platte ringen
(3/8 inch), 4 borgringen (3/8 inch) en 4 moeren
(3/8 inch) (Fig. 24).
5
2
7
m–6050
11
10
5
6
4
8
11
9
1
3
12
12
Figuur 24
1. Gewicht
2. Bout, 3/8 x 4–1/2 inch
3. Steunplaat
4. Moer, 3/8 inch
5. Platte ring, 3/8 inch
6. Borgring, 3/8 inch
7. Flensmoer
8. Zelftappende bout,
3/8 x 5/8 inch
9. Gat dat moet worden
geboord
10. Voorste zwenkwiel
11. Bout, 5/16 x 1 inch
12. Platte ring, 5/16 inch
16
Montage van de mof en de
afvoerbuizen
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Verwijder de borgmoer, de bout, de veer en het
afstandsstuk waarmee de grasgeleider is bevestigd aan
de maaimachine (Fig. 30).
4. Verwijder de grasgeleider van de maaimachine
(Fig. 30). Bewaar de grasgeleider en de
bevestigingselementen voor gebruik als de machine in
de zijafvoer-modus is gezet.
5. Plaats de voorste haak van de mof in de voorste gleuf
op de bevestigingsbeugel (Fig. 25).
6. Plaats de achterste haak op de achterkant van de
bevestigingsbeugel (Fig. 25).
7. Monteer de bovenste buis in de vanger (Fig. 25).
8. Schuif de klem op de middelste buis (Fig. 25).
9. Houd de knop op de middelste buis recht tegenover de
inkeping in de bovenste buis. Schuif de middelste buis
in de bovenste buis en draai de middelste buis
60 graden (Fig. 25).
10.Zet de klem vast rond de verbinding van de bovenste en
middelste buis (Fig. 25).
11. Schuif de middelste buis op de mof en zet ze aan elkaar
vast (Fig. 25).
1
10
4
9
8
7
5
2
3
6
m–5889
11
Figuur 25
1. Mof
2. Middelste buis
3. Knop
4. Bovenste buis
5. Sluiting
6. Inkeping in bovenste buis
7. Bevestigingsbeugel
8. Voorste gleuf
9. Achterste haak
10. Voorste haak
11. Klem
De handgreep instellen
De handgreep van de vanger moet worden afgesteld om de
kabel van de vanger strak te trekken.
1. Draai de moeren aan beide kanten van de aanslagbeugel
los (Fig. 26).
2. Draai aan de aanslagbout totdat de kabel van de vanger
volkomen strak staat (Fig. 26).
3. Draai de moeren aan beide kanten van de aanslagbeugel
vast (Fig. 26).
17
1
m–6071
1
5
2
5
3
4
Figuur 26
1. Handgreep van vanger
2. Aanslagbeugel
3. Aanslagbout
4. Kabel van vanger
5. Moer
Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de band van het zwenkwiel op de voorkant
(Fig. 24) en de achterbanden (Fig. 27) de voorgeschreven
spanning hebben. Als de vanger is gemonteerd, moeten de
banden de volgende spanning hebben.
Bandenspanning: Achterbanden – 138 kPa
Band van zwenkwiel – 241 kPa
1
m–1872
Figuur 27
1. Ventiel
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk Stel de parkeerrem in werking en blokkeer
de wielen of zet ze vast wanneer u de machine onbeheerd
laat, ook al is het slechts voor een paar minuten.
Om lichamelijk letsel te voorkomen, moet u de
volgende richtlijnen in acht nemen:
Zorg ervoor dat u bekend bent met alle
gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinstructies
in de gebruikershandleiding voor uw
maaimachine voordat u dit werktuig gaat
gebruiken.
U mag de vanger of de afvoerbuizen nooit
verwijderen als de motor loopt.
Zet altijd de motor af en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand gekomen zijn
voordat u een verstopping uit het vangsysteem
verwijdert.
Verricht nooit onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden als de motor loopt.
Stel de parkeerrem in werking en blokkeer de
wielen of zet ze vast.
Waarschuwing
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerbuizen of
complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met draaiende
maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan
letsel of de dood veroorzaken.
U moet altijd de grasgeleider monteren als u de
vanger verwijdert en de machine in de
zijafvoer-modus zet.
Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze
onmiddellijk vervangen. De grasgeleider voert
het materiaal af naar het gazon.
Steek nooit handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaibladen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op UIT
te draaien. Verwijder verder het
contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de
bougie(s).
Waarschuwing
18
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
U moet altijd het contactsleuteltje verwijderen, de
parkeerrem in werking stellen en de wielen blokkeren
of vastzetten wanneer u de machine onbeheerd laat,
ook al is het slechts voor een paar minuten.
Voorzichtig
De vanger openen
Belangrijk Neem contact op met een erkende Service
Dealer voor de vereiste storthendel-set als deze vanger wordt
gemonteerd op een machine met een omkiepbeveiliging.
1. Schakel de aftakas uit.
2. Beweeg de handgreep van de vergrendeling naar
achteren. Vervolgens moet u de handgreep indrukken en
loslaten zodat deze tegen de handgreep van de vanger
komt (Fig. 28). Hiermee ontgrendelt u de klep van de
vanger.
3. Trek de arm van de vanger omlaag zodat het gras uit de
vanger kan vallen (Fig. 28).
4. Zet de arm van de vanger met een snelle beweging weer
rechtop. Zorg ervoor dat de vergrendeling de klep van
de vanger volledig vastgrijpt (Fig. 28).
Opmerking: De vanger moet volledig zijn vergrendeld
voordat u gras of bladeren opvangt.
1
2
m–6074
Figuur 28
1. Handgreep van vanger 2. Handgreep van
vergrendeling
Klep van vanger openhouden
Handen, vingers en armen kunnen bekneld raken
tussen het voorste en achterste gedeelte van de
vanger.
Houd iedereen uit de buurt van de vanger als u
deze leegmaakt.
Als u werkzaamheden aan de binnenkant van de
vanger verricht, moet u de vastzetpen gebruiken
om de klep van de vanger op te houden.
Waarschuwing
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de wielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Open de vanger; zie De vanger openen, blz. 18.
4. Als de vanger open is, moet u de vastzetpen uittrekken
en in het gat in het scharnier steken (Fig. 29).
2
3
m–5876
1
Figuur 29
1. Vastzetpen
2. Gat in scharnier
3. Scharnier
19
Verstoppingen verwijderen uit
de vanger
1. Maak de vanger leeg.
2. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
4. Verwijder het complete leidingstelsel uit de vanger en
de mof.
5. Verwijder de mof uit de maaimachine.
6. Verwijder voorzichtig met een stok of een soortgelijk
voorwerp de verstopping uit de maaimachine, de
bovenste buis, de middelste buis of de mof.
7. Nadat u de verstopping hebt verwijdert, monteert u het
complete vangsysteem en gaat u verder met maaien. Zie
Montage van de mof en de afvoerbuizen, blz. 16.
De afvoerbuizen verwijderen
Opmerking: Vergeet niet de grasgeleider te monteren als u
de machine in de zijafvoer-modus gebruikt. Zie
Grasgeleider monteren, blz. 20.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Maak de middelste buis los van de mof en schuif deze
opzij (Fig. 25).
4. Verwijder de buizen uit de vanger (Fig. 25).
5. Verwijder de mof van de bevestigingsbeugel (Fig. 25).
6. Als u de machine in de zijafvoer-modus gaat gebruiken,
moet u de grasgeleider monteren. Zie Grasgeleider
monteren, blz. 20.
De vanger verwijderen
Gevaar
Als u de maaimachine zonder de vanger of de
afvoerbuizen en mof gebruikt, kunnen de
bestuurder en andere personen letsel oplopen als
gevolg van uitgeworpen voorwerpen of contact met
het maaimes.
U mag de maaimachine uitsluitend gebruiken
als de complete vanger is gemonteerd of als de
machine in de zijafvoer-modus is gezet.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Verwijder de afvoerbuizen. Zie De afvoerbuizen
verwijderen, blz. 19.
4. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen uit de
vanger en de beugel van de vanger (Fig. 17).
5. Verwijder de carterbeschermingsplaat (Fig. 18).
6. Verwijder de riem van de vanger en de arm van de
spanpoelie van de vanger met de poelie (Fig. 20).
7. Verwijder de vanger van de bevestigingsbeugel
(Fig. 17).
8. Monteer de arm van de spanpoelie van de vanger met
de poelie en de carterbeschermingsplaat (Fig. 18).
9. Monteer de grasgeleider. Zie Grasgeleider monteren,
blz. 20.
10.Verwijder beide voorgewichten (Figuur 22 en 24).
20
Grasgeleider monteren
De veer van de grasgeleider heeft een L-vormig uiteinde of
een recht uiteinde (Fig. 30).
Opmerking: Let erop dat de grasgeleider is gemonteerd als
de vanger en de buizen worden verwijderd.
Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de
maaimachine voorwerpen in de richting van de
bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig
lichamelijk letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u
ook in contact komen met het mes.
Gebruik de maaimachine nooit zonder afdekplaat,
mulch-plaat, een grasgeleider of grasafvoer en een
grasvanger.
Waarschuwing
1. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider.
Plaats het L-vormige of rechte uiteinde van de veer
achter de rand van het maaidek.
Opmerking: Zorg ervoor dat het L-vormige of rechte
uiteinde van de veer is geplaatst achter de rand van het
maaidek voordat u de bout monteert zoals wordt
aangegeven in Figuur 30.
2. Monteer de bout en de moer. Plaats het J-vormige
haakeind van de veer om de grasgeleider (Fig. 30).
Belangrijk De grasgeleider moet omlaag in positie
kunnen klappen. Til de grasgeleider omhoog om te
controleren of deze volledig omlaag klapt.
6
1
5
4
2
3
7
8
m–6085
10
9
Figuur 30
1. Bout
2. Afstandsstuk
3. Borgmoer
4. Veer
5. Veer, gemonteerd
6. Grasgeleider
7. L-uiteinde van veer,
achter bevestigingsbeugel
te plaatsen alvorens de
bout te monteren
8. J-vormige haakeind van
veer
9. Bevestigingsbeugel
10. Recht uiteinde
mogelijk
type veer
Tips voor bediening en
opvangen van het maaisel
Omvang van de machine
Denk eraan dat de machine langer en breder is als dit
werktuig is gemonteerd. Als u een te scherpe bocht maakt
in een besloten ruimte, kunt u de vanger of andere objecten
beschadigen.
Trimmen
U moet altijd trimmen met de linkerkant van het maaidek.
Trim nooit met de rechterkant van het maaidek omdat u kan
de buizen van de kunt beschadigen.
Maaihoogte
Om het maaisel zo goed mogelijk op te vangen, moet u de
maaihoogte zo afstellen dat maximaal 51 tot 76 mm of 1/3
van de lengte van de grassprieten wordt afgemaaid, waarbij
de kortste lengte moet worden aangehouden. Als u meer
afmaait, zal het vermogen van het afzuigsysteem worden
verminderd.
Maaifrequentie
U moet het gras veelvuldig maaien, vooral als het snel
groeit. U zult het gras twee keer moeten maaien als dit
buitengewoon lang is (zie Lang gras opvangen, blz. 21).
21
Maaitechniek
Om het gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk te geven, moet
u het gras maaien in banen die elkaar enigszins overlappen.
Dit vermindert de belasting van de motor en beperkt het
risico dat de mof en de afvoerbuis verstopt raken.
Vangsnelheid
Het vangsysteem kan verstopt raken als u te snel rijdt en het
motortoerental te laag is. Op heuvelachtig terrein kan het
noodzakelijk zijn de rijsnelheid van de machine te
verminderen. Maai heuvelafwaarts indien dit mogelijk is.
Als de vanger vol raakt, komt er extra gewicht op
de achterkant van de machine. Als u abrupt stopt
en start op een helling, bestaat de kans dat u de
macht over het stuur verliest of dat de machine
omkiept.
U mag daarom nooit plotseling starten of
stoppen bij het op- en afrijden van een helling.
Start nooit heuvelopwaarts op een helling.
Als u de machine stopt terwijl u heuvelopwaarts
rijdt, moet u de aftakas uitschakelen. Rij dan
langzaam heuvelafwaarts.
U mag nooit schakelen of stoppen op een helling.
Voorzichtig
Lang gras opvangen
Buitengewoon lang gras is zwaar en kan niet volledig in de
vanger worden geblazen. Als dit gebeurt, kunnen de
afvoerbuis en de mof verstopt raken.
Nat Gras opvangen
Wij adviseren u indien mogelijk het gras altijd te maaien als
het droog is. Nat gras kan verstopping veroorzaken.
Verstoppingen voorkomen
Om verstopping van het vangsysteem te voorkomen, moet
u de rijsnelheid verminderen en het gras bij een hoge
maaistand maaien; vervolgens zet u het maaidek lager in de
normale maaistand en kunt u de vanger weer gebruiken.
Tekenen van verstopping
Als u het gras opvangt, zal normaliter een geringe
hoeveelheid maaisel worden uitgeblazen aan de voorkant
van de maaimachine. Indien er een buitensporige
hoeveelheid maaisel wordt uitgeblazen, duidt dit erop dat
de vanger vol is of dat het mof is verstopt.
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerbuizen of
complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met draaiende
maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
U moet altijd de grasgeleider monteren als u de
vanger verwijdert en de machine in de
zijafvoer-modus zet.
Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze
onmiddellijk vervangen. De grasgeleider voert
het materiaal af naar het gazon.
Steek nooit handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaibladen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op UIT
te draaien. Verwijder verder het
contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de
bougie(s).
Waarschuwing
Hakselmessen
In bepaalde maaiomstandigheden kan het maaisel beter
worden opgevangen door hakselmessen te gebruiken. Neem
contact op met een erkende Service Dealer voor informatie
over de geschikte messen voor verschillende
maaiomstandigheden.
Ventilator
Het vangsysteem zuigt het maaisel op met behulp van een
vacuüm dat wordt ontwikkeld door een draaiende ventilator
die is gemonteerd op de bovenkant van de hopper. Als de
zuigwerking wordt belemmerd, zal het maaisel minder
goed worden opgevangen. Zie Problemen, oorzaak en
remedie, blz. 23 voor oorzaken van slechtere prestaties.
Rijden over stoepranden en de machine
laden op een aanhanger
Zet het maaidek altijd in de hoogste stand als u de machine
laadt op een aanhanger of als u over een stoeprand
op-/afrijdt. Als u het maaidek in een lagere stand laat staan,
bestaat de kans dat de platen van de maaimachine worden
beschadigd wanneer u de machine inlaadt of over een
stoeprand rijdt. Als de stoeprand hoger is dan 152 mm,
moet u deze in een scherpe hoek met volledig opgeheven
maaidek op-/afrijden. Wees bijzonder voorzichtig als u de
machine laadt op een aanhanger.
22
Onderhoud
Belangrijk Als de machine op een helling staat, moet u de parkeerrem in werking stellen en de wielen blokkeren of
vastzetten om te voorkomen dat de machine langzaam gaat rollen.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik Roosterreinigen
8 Uren Vangerreinigen
Na eerste
10 Bedrijfsuren
Vangercontroleren
40 Uren Hulp-pitmanarm van vangersmeren
100 Uren Vangercontroleren
Voorbereiding voor
stalling
Drijfriemencontroleren op slijtage/barsten
Vangercontroleren
Vangerreinigen
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Het rooster reinigen
Vóór elk gebruik moet het rooster worden gereinigd. Als de
machine wordt gebruikt wanneer het gras vochtig is, zal het
rooster vaker moeten worden gereinigd.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Open de vanger en houd de klep van de vanger open.
Zie Klep van vanger openhouden, blz. 18.
4. Verwijder de rommel van de roosters.
5. Sluit de klep.
De vanger reinigen
De vanger moet om de 8 bedrijfsuren worden gereinigd.
1. Was de binnen- en buitenkant van de vanger, de
bovenste buis, de onderste buis, de stofkap en de
onderkant van het maaidek. Gebruik een mild
reinigingsmiddel voor auto’s om het vuil te verwijderen.
2. Let erop dat u aangekoekt gras op alle onderdelen
verwijdert.
3. Nadat u alle onderdelen hebt gewassen, moet u ze
grondig laten drogen.
Opmerking: Als alle onderdelen zijn gemonteerd, moet u
de motor starten en deze een minuut laten draaien om het
drogen te versnellen.
23
Riem van de vanger
controleren
Controleer de riem van de vanger op slijtage en barsten als
u de vanger opslaat.
De hulp-pitmanarm smeren
De hulp-pitmanarm van de vanger moet om de 40
bedrijfsuren worden gesmeerd.
De vanger controleren
U moet de vanger controleren na de eerste 10 bedrijfsuren
en daarna om de 100 bedrijfsuren.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Controleer de bovenste buis, de onderste buis en de
stofkap. Vervang deze onderdelen als zij gebarsten of
gebroken zijn.
4. Controleer de vanger, het frame van de vanger en het
rooster. Vervang gebarsten of gebroken onderdelen.
5. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
Maaimessen en platen van de
maaimachine controleren
1. Controleer regelmatig de maaimessen en de platen van
de maaimachine, vooral als een mes een vreemd
voorwerp heeft geraakt.
2. Als de messen of platen sterk zijn versleten of
beschadigd, moet u nieuwe messen of platen monteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de
maaimachine voor het volledige onderhoud van de
messen.
Stalling
1. Reinig de vanger. Zie De vanger reinigen, blz. 22.
2. Controleer de vanger op beschadigingen. Zie De vanger
controleren, blz. 22.
3. Zorg ervoor dat de vanger leeg en volkomen droog is.
4. Controleer de riem op slijtage of scheurtjes.
5. De machine moet worden opgeslagen in een schone en
droge ruimte, buiten het bereik van direct zonlicht. Als
u de machine buiten moet opslaan, wordt u geadviseerd
deze af te dekken met een weerbestendig dekzeil. Dit
beschermt de kunststofonderdelen en verlengt de
levensduur van de machine.
Problemen, oorzaak en remedie
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
Abnormale trillingen.
1. Maaimes(sen) verbogen of niet
in balans.
1. Nieuw(e) maaimes(sen)
monteren.
2. Mesbout zit los. 2. Mesbout aandraaien.
3. Poelie van vanger of poelie-set
zit los.
3. Desbetreffende poelie
vastzetten.
4. Riem van vanger is versleten of
beschadigd.
4. Riem terugplaatsen.
5. Rotorblad van vanger is uit
balans.
5. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
6. Mes komt tegen platen van
maaimachine.
6. Machine niet gebruiken.
Verbogen messen en/of platen
vervangen.
24
Probleem RemedieMogelijke oorzaken
Vanger levert minder goede
prestaties.
1. Laag motortoerental. 1. Gebruik de vanger altijd met de
motor op vol gas.
2. Verstopt ventilatorrooster. 2. Rommel, bladeren of maaisel
uit het ventilatorrooster
verwijderen.
3. Losse riem van vanger. 3. Riem vastzetten.
4. Pakking tussen hopper en
achterklep is beschadigd.
4. Achterklep vergrendelen.
5. Verstopte mof. 5. Vastgekoekte rommel
verwijderen.
6. Verkeerde pakking rond
bovenste buis die naar de
hopper loopt.
6. Een goede pakking op de
hopper plaatsen.
7. Volle hopper. 7. Hopper leegmaken.
Mof en buizen raken te vaak
tt
1. De hopper is te vol. 1. Vaker leegstorten.
verstopt.
2. Laag motortoerental. 2. Gebruik de vanger altijd met de
motor op vol gas.
3. Het gras is te vochtig. 3. Gras maaien als het droog is.
4. Het gras is te lang. 4. Maximaal 5–7,5 cm of 1/3 van
de lengte van het gras
afmaaien, waarbij de kortste
lengte moet worden
aangehouden.
5. Verstopt ventilatorrooster. 5. Rommel, bladeren of maaisel
uit het ventilatorrooster
verwijderen.
6. De rijsnelheid is te hoog. 6. Langzamer rijden met de motor
op vol gas.
7. Versleten riem. 7. Riem vervangen.
Machine blaast rommel uit.
1. De hopper is te vol. 1. Vaker leegstorten.
2. De rijsnelheid is te hoog. 2. Langzamer rijden met de motor
op vol gas.
3. Middelste plaat voor
afvoertunnel is niet
gemonteerd.
3. De middelste plaat monteren
als u bladeren opvangt.
4. Maaidek staat niet horizontaal. 4. Zie Gebruikershandleiding van
maaimachine om het maaidek
horizontaal te stellen.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Toro Bagger, 100 Series Z Master Handleiding

Type
Handleiding