éÒÏÓÚËÚ ËÌÒÚÛÏÂÌÚ Ë ÓÚ‰ÂθÌÓ ÔÓÒÚ‡‚ÎflÂÏ˚Â
‰ÂÚ‡ÎË Ë ÔË̇‰ÎÂÊÌÓÒÚË Ì‡ Ô‰ÏÂÚ Ú‡ÌÒÔÓÚÌ˚ı
ÔÓ‚ÂʉÂÌËÈ.
íÖïçàäÄ ÅÖáéèÄëçéëíà
Ç Ì‡ÒÚÓfl˘ÂÏ ÛÍÓ‚Ó‰ÒÚ‚Â ËÒÔÓθÁÓ‚‡Ì˚ ÒÎÂ‰Û˛˘ËÂ
ÒËÏ‚ÓÎ˚:
ÇÌËχÚÂθÌÓ ˜ËÚ‡ÈÚ ËÌÒÚÛ͈ËË.
Ç ÒÓÓÚ‚ÂÚÒÚ‚ËË Ò ÓÒÌÓ‚Ì˚ÏË ÔËÏÂÌflÂÏ˚ÏË
ÌÓχÏË Â‚ÓÔÂÈÒÍËı ‰ËÂÍÚË‚.
ëÚ‡ÌÓÍ II Í·ÒÒ‡ – Ñ‚ÓÈ̇fl ËÁÓÎflˆËfl – ÇËÎ͇ Ò
Á‡ÁÂÏÎÂÌËÂÏ Ì Ú·ÛÂÚÒfl.
êËÒÍ ÔÓ‚ÂʉÂÌËfl ËÌÒÚÛÏÂÌÚ‡ Ë/ËÎË Ú‡‚Ï,
ÒÏÂÚË ‚ ÒÎÛ˜‡Â ÌÂÒӷβ‰ÂÌËfl ËÌÒÚÛ͈ËÈ
‰‡ÌÌÓ„Ó ÛÍÓ‚Ó‰ÒÚ‚‡.
ÇÂÓflÚÌÓÒÚ¸ ÔÓ‡ÊÂÌËfl ˝ÎÂÍÚ˘ÂÒÍËÏ
ÚÓÍÓÏ.
çÂËÒÔ‡‚Ì˚È Ë/ËÎË ·‡ÍÓ‚‡ÌÌ˚È
˝ÎÂÍÚ˘ÂÒÍËÈ ËÎË ˝ÎÂÍÚÓÌÌ˚È ÔË·Ó
‰ÓÎÊÂÌ ·˚Ú¸ ÛÚËÎËÁËÓ‚‡Ì ‰ÓÎÊÌ˚Ï Ó·‡ÁÓÏ.
ÇÌËχÚÂθÌÓ ÓÁ̇ÍÓϸÚÂÒ¸ Ë ÌÂÛÍÓÒÌËÚÂθÌÓ
Òӷ≇ÈÚ ‚Ò Ô˂‰ÂÌÌ˚ Á‰ÂÒ¸ ËÌÒÚÛ͈ËË
Ô‡‚ËÎ ÚÂıÌËÍË ·ÂÁÓÔ‡ÒÌÓÒÚË, ÔÂʉ ˜ÂÏ
ÔËÒÚÛÔ‡Ú¸ Í ‡·ÓÚÂ ËÌÒÚÛÏÂÌÚÓÏ.
ëÓı‡ÌËÚ ̇ÒÚÓfl˘Ë ËÌÒÚÛ͈ËË ÔÓ
·ÂÁÓÔ‡ÒÌÓÒÚË.
• éÚÒÓ‰ËÌflÚ¸ ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓÌ˚È ·ÎÓÍ. Ç Ú˜ÂÌËÂ
ÔÂËÓ‰‡, ÍÓ„‰‡ ËÌÒÚÛÏÂÌÚ Ì ËÒÔÓθÁÛÂÚÒfl,
Ô‰ Ôӂ‰ÂÌËÂÏ ÚÂıÓ·ÒÎÛÊË‚‡ÌËfl, ‡ Ú‡ÍÊÂ
ÔË Á‡ÏÂÌ ÔË̇‰ÎÂÊÌÓÒÚÂÈ (Á‡ÊËÏÌÓ„Ó
Ô‡ÚÓ̇ ËÎË Ò‚Â·) ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓÌ˚È ·ÎÓÍ
ÒΉÛÂÚ ÓÚÒÓ‰ËÌflÚ¸ ÓÚ ËÌÒÚÛÏÂÌÚ‡.
• чÌÌ˚È ËÌÒÚÛÏÂÌÚ Ô‰̇Á̇˜ÂÌ ‰Îfl
ÔËÏÂÌÂÌËfl ‚ ͇˜ÂÒÚ‚Â ¯ÛÛÔÓ‚ÂÚ‡ Ë ‰ÂÎË.
èËÏÂÌÂÌË ‰Îfl ͇ÍÓÈ-ÎË·Ó ËÌÓÈ ˆÂÎË
͇Ú„Ó˘ÂÒÍË ËÒÍβ˜‡ÂÚÒfl!
åÖêõ ÅÖáéèÄëçéëíà èêà
éÅêÄôÖçàà ë Äääìåìãüíéêéå à
áÄêüÑçõå ìëíêéâëíÇéå
èË ÔÓÔ‡‰‡ÌËË ÒÓ‰Âʇ˘ÂÈÒfl ‚ ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓÂ
ÍËÒÎÓÚ˚ ̇ ͇ÍÛ˛-ÎË·Ó ˜‡ÒÚ¸ Ú· ÂÂ
ÌÂÓ·ıÓ‰ËÏÓ ÌÂωÎÂÌÌÓ ÒÏ˚Ú¸ Ó·ËθÌ˚Ï
ÍÓ΢ÂÒÚ‚ÓÏ ‚Ó‰˚. Ç ÒÎÛ˜‡Â ÔÓÔ‡‰‡ÌËfl ÍËÒÎÓÚ˚
‚ „·Á‡ ÒΉÛÂÚ Ú‡ÍÊ ÌÂÁ‡Ï‰ÎËÚÂθÌÓ
ÔÓÏ˚Ú¸ Ëı ‚Ó‰ÓÈ Ë ÒÓ˜ÌÓ Ó·‡ÚËÚ¸Òfl Á‡
ωˈËÌÒÍÓÈ ÔÓÏÓ˘¸˛.
1. è‰ ËÒÔÓθÁÓ‚‡ÌËÂÏ ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ‡ Ë
Á‡fl‰ÌÓ„Ó ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡ ‚ÌËχÚÂθÌÓ ÓÁ̇ÍÓϸÚÂÒ¸
Ò Ì‡ÒÚÓfl˘ËÏ ÛÍÓ‚Ó‰ÒÚ‚ÓÏ Ë ÛÒ‚ÓÈÚ „Ó
Û͇Á‡ÌËfl Ë Ô‡‚Ë· ÚÂıÌËÍË ·ÂÁÓÔ‡ÒÌÓÒÚË.
2. èËÏÂÌflÈÚ ÚÓθÍÓ ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ Ë Á‡fl‰ÌÓÂ
ÛÒÚÓÈÒÚ‚Ó, ‚ıÓ‰fl˘Ë ‚ ÍÓÏÔÎÂÍÚ ÔÓÒÚ‡‚ÍË.
àÒÔÓθÁÓ‚‡ÌË Á‡fl‰Ì˚ı ÛÒÚÓÈÒÚ‚ ‰Û„Ó„Ó ÚËÔ‡
ÏÓÊÂÚ Ô‰ÒÚ‡‚ÎflÚ¸ ÓÔ‡ÒÌÓÒÚ¸.
3.
ç ‰ÓÔÛÒ͇ÂÚÒfl ı‡ÌÂÌË ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ‡, Ò‡ÏÓ„Ó
ËÌÒÚÛÏÂÌÚ‡ Ë Á‡fl‰ÌÓ„Ó ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡ ‚ ÛÒÎÓ‚Ëflı
ÔÓ‚˚¯ÂÌÌÓÈ ‚·ÊÌÓÒÚË.
4. è‰ ËÒÔÓθÁÓ‚‡ÌËÂÏ Á‡fl‰ÌÓ„Ó ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡
Ôӂ¸Ú ԇ‚ËθÌÓÒÚ¸ Ë Í‡˜ÂÒÚ‚Ó ÔÓ‰Íβ˜ÂÌËfl
‚ÒÂı ÔÓ‚Ó‰Ó‚.
5. Ç ÒÎÛ˜‡Â ÔÓ‚ÂʉÂÌËfl ͇ÍËı-ÎË·Ó ÔÓ‚Ó‰Ó‚
Á‡fl‰ÌÓ„Ó ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡ ÓÌË ‰ÓÎÊÌ˚ ·˚Ú¸
Á‡ÏÂÌÂÌ˚ ‰Ó ̇˜‡Î‡ ËÒÔÓθÁÓ‚‡ÌËfl ËÌÒÚÛÏÂÌÚ‡
6. ç ÂÍÓÏẨÛÂÚÒfl ‰Âʇڸ Á‡fl‰ÌÓ ÛÒÚÓÈÒÚ‚Ó
‚ ÓÁÂÚÍ ÒÂÚË ˝ÎÂÍÚÓÔËÚ‡ÌËfl, ÂÒÎË ÓÌÓ ‚ ˝ÚÓÚ
ÏÓÏÂÌÚ Ì ËÒÔÓθÁÛÂÚÒfl ÔÓ Ì‡Á̇˜ÂÌ˲. èË
ÓÚÍβ˜ÂÌËË ÔË·Ó‡ ÓÚ ÒÂÚË ÔËÚ‡ÌËfl ÌÂ
‰ÓÔÛÒ͇ÂÚÒfl ËÁ‚ÎÂ͇ڸ Â„Ó ËÁ ÓÁÂÚÍË, ‰ÂʇҸ Á‡
˝ÎÂÍÚÓ¯ÌÛ.
7. Ç ÒÎÛ˜‡Â Ô‡‰ÂÌËfl, ÏÂı‡Ì˘ÂÒÍÓ„Ó Û‰‡‡ ËÎË ËÌÓÈ
ÚÂıÌ˘ÂÒÍÓÈ ÌÂËÒÔ‡‚ÌÓÒÚË Á‡fl‰ÌÓ„Ó
ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡ ÒΉÛÂÚ Ó·‡ÚËÚ¸Òfl ‚
ÒÔˆˇÎËÁËÓ‚‡ÌÌÓ ۘÂʉÂÌË ËÎË Í ÏÂÒÚÌÓÏÛ
‰ËÎÂÛ. ÇÒ ÌÂËÒÔ‡‚Ì˚ ˜‡ÒÚË Ë ‰ÂÚ‡ÎË
Á‡fl‰ÌÓ„Ó ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡ ÔÓ‰ÎÂÊ‡Ú Ó·flÁ‡ÚÂθÌÓÈ
Á‡ÏÂÌÂ.
8. èË Ó·‡˘ÂÌËË Ò ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓÓÏ ÒΉÛÂÚ
Òӷβ‰‡Ú¸ ÓÒÚÓÓÊÌÓÒÚ¸ Ë ËÁ·Â„‡Ú¸ Â„Ó Ô‡‰ÂÌËfl
ËÎË Û‰‡Ó‚ Ó ‰Û„Ë Ô‰ÏÂÚ˚.
9. çËÍÓ„‰‡ Ì Ô˚Ú‡ÈÚÂÒ¸ Ò‡ÏÓÒÚÓflÚÂθÌÓ
ÓÚÂÏÓÌÚËÓ‚‡Ú¸ ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ ËÎË Á‡fl‰ÌÓÂ
ÛÒÚÓÈÒÚ‚Ó, Ú.Í. ˝ÚÓ Í‡ÈÌ ÓÔ‡ÒÌÓ ‰Îfl Á‰ÓÓ‚¸fl.
êÂÏÓÌÚ ‰ÓÎÊÂÌ ‚Ò„‰‡ ÔÓËÁ‚Ó‰ËÚ¸Òfl ÚÓθÍÓ ‚
‡‚ÚÓËÁÓ‚‡ÌÌÓÈ ÒÔˆˇÎËÁËÓ‚‡ÌÌÓÈ
Ó„‡ÌËÁ‡ˆËË.
10. è‰ ˜ËÒÚÍÓÈ ËÎË Ôӂ‰ÂÌËÂÏ
ÚÂıÓ·ÒÎÛÊË‚‡ÌËfl ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓÌÓ„Ó ·ÎÓ͇ ËÎË
Á‡fl‰ÌÓ„Ó ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡ ¯ÚÂÍ ¯ÌÛ‡ ‰ÓÎÊÂÌ
·˚Ú¸ ÓÚÒÓ‰ËÌÂÌ ÓÚ Á‡fl‰ÌÓ„Ó ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡.
11. ç ‰ÓÔÛÒ͇ÂÚÒfl ÓÒÛ˘ÂÒÚ‚ÎflÚ¸ Á‡fl‰ÍÛ
‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ‡ ÔË ÚÂÏÔ‡ÚÛ‡ı ÌËÊ +10°ë Ë
‚˚¯Â +40°ë.
12. ÇÂÌÚËÎflˆËÓÌÌ˚ ÓÚ‚ÂÒÚËfl Á‡fl‰ÌÓ„Ó
ÛÒÚÓÈÒÚ‚‡ ‰ÓÎÊÌ˚ ·˚Ú¸ ‚Ò„‰‡ ÓÚÍ˚Ú˚.
13. ç‰ÓÔÛÒÚËÏÓ ÍÓÓÚÍÓ Á‡Ï˚͇ÌË ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ‡.
Ç ÒÎÛ˜‡Â ÍÓÓÚÍÓ„Ó Á‡Ï˚͇ÌËfl ÒË· ÚÓ͇ ‚
ˆÂÔË ÂÁÍÓ ‚ÓÁ‡ÒÚ‡ÂÚ, ˜ÚÓ ÏÓÊÂÚ
ÔË‚ÂÒÚË Í Ô„‚Û, ‚ÓÁ„Ó‡Ì˲ ËÎË ‰‡Ê ‚Á˚‚Û
‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ‡ Ò Ì‡ÌÂÒÂÌËÂÏ Û˘Â·‡ Ë Ú‡‚ÏËÓ‚‡ÌËÂÏ
ÓÔ‡ÚÓ‡.
ÇÓ ËÁ·ÂʇÌË ˝ÚÓ„Ó:
1. çÂθÁfl ÔÓ‰ÒÓ‰ËÌflÚ¸ ͇ÍËÂ-ÎË·Ó ÔÓ‚Ó‰‡ Í
ÍÎÂÏÏ‡Ï ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ‡.
2.
ç ‰ÓÔÛÒ͇ڸ ÔÓÔ‡‰‡ÌËfl ͇ÍËı-ÎË·Ó
ÏÂÚ‡Î΢ÂÒÍËı Ô‰ÏÂÚÓ‚ („‚ÓÁ‰ÂÈ, ÏÓÌÂÚ,
ÒÍÂÔÓÍ) ̇ ÍÎÂÏÏ˚ ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ‡.
3. ç ÔÓ‰‚„‡Ú¸ ‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ ‚ÓÁ‰ÂÈÒڂ˲
‰Óʉfl Ë ‚·„Ë.
4. àÒÔÓθÁÓ‚‡Ú¸ ‡Á¯ÂÌÓ ÚÓθÍÓ ÚÓÚ
‡ÍÍÛÏÛÎflÚÓ, ÍÓÚÓ˚È ÔÓÒÚ‡‚ÎÂÌ ‚ ÍÓÏÔÎÂÍÚÂ
Ò ‰‡ÌÌ˚Ï ¯ÛÛÔÓ‚ÂÚÓÏ, ‚Ó ËÁ·ÂʇÌËÂ
‚ÓÁÌËÍÌÓ‚ÂÌËfl ÌÂËÒÔ‡‚ÌÓÒÚÂÈ Ë ËÒ͇ ‰Îfl
ÓÔ‡ÚÓ‡.
Ferm 53
SCHROEVEN IN- EN UITDRAAIEN
• Zet de draairichtingomschakelaar (6) op stand ´R´
voor het indraaien van schroeven.
• Zet de draairichtingomschakelaar op stand ´L´ voor
het uitdraaien van schroeven.
BOREN
• Zet de instelring voor het draaimoment (3) op de
stand voor boren.
Zorg dat de draairichtingomschakelaar (6) bij
boren altijd op ´R´ staat ingesteld.
IN- EN UITSCHAKELEN
Afb. A
• Druk op de aan/uit-schakelaar (1). U regelt het
toerental van de machine door middel van krachtuit-
oefening op de schakelaar.
• Zodra u de aan/uit-schakelaar (1) loslaat, wordt de
boorkop geremd en stopt met draaien.
• Schuif de draairichtingomschakelaar (6) naar het
midden om de machine in uitgeschakelde toestand te
blokkeren.
Leg de machine pas neer wanneer de motor volledig
stilstaat. Leg de machine niet op een stoffige
ondergrond. Stofdeeltjes kunnen diep in de machine
doordringen.
LADEN VAN DE ACCU
Afb. E
De acculader FASL-1800K2 is uitsluitend geschikt voor
het opladen van accu´s van het type FASB-1800K2.
• Plaats de accu (5) in de acculader (11), zie afbeelding.
Let hierbij op de aanduidingen van de accupolen + en -.
• Steek de stekker van de acculader in het stopcontact.
Het rode lampje voor snelladen (12) gaat nu
branden.
• Zodra het groene lampje (13) voor onderhouds-
lading gaat branden, is het opladen voltooid. De accu
is nu gebruiksklaar.
Gebruik de acculader uitsluitend in een droge
omgeving bij een temperatuur tussen 10°C en 40°C.
De accu van uw boormachine wordt af fabriek
ongeladen geleverd. Voor het eerste gebruik dient de
accu ca. 1-2 uur te worden opgeladen om het volle
vermogen te bereiken.
Het uiteindelijke optimale vermogen van de accu wordt
na 4-5 cycli van opladen/ontladen bereikt.
ONTLADEN VAN DE ACCU
Niet alleen het opladen van accu’s is belangrijk het
ontladen is van even groot, zoniet groter belang.
• Wanneer de accu is opgeladen moet de
accuboormachine net zolang gebruikt worden
totdat u begint te merken dat de kracht van de
boormachine afneemt en dat de boormachine niet
het maximale toerental haalt.
• De accu is nu zo goed als ontladen. Nu pas mag de
accu weer opgeladen worden.
• Gaat u de accu opladen terwijl deze bijvoorbeeld nog
voor eenderde deel aan capaciteit geladen is, dan kan
het zogenaamde ‘geheugeneffect’ optreden. Omdat
bij het opladen nu alleen het ontladen deel van de
accucapaciteit van de accu wordt geactiveerd, kan de
accu in het eenderde nog geladen deel gaan
kristalliseren. Dit deel van de accucapaciteit is daarna
nooit meer bruikbaar.
• Ontlaad de accu ook niet tot het minimum. Zodra u
merkt dat de kracht of het maximale toerental van de
boormachine afneemt, ga dan de accu weer opladen.
Wanneer u verder gaat met het gebruiken van de
boormachine en de accu raakt volledig ontladen dan
kan het zogenaamde ‘ompooleffect’ optreden. De
polariteit van de accupolen worden daarbij
verwisseld de ‘+’wordt de ‘-‘ en de ‘-‘ wordt de ‘+’. Is
dit eenmaal opgetreden dan zal bij het laden de
polariteit verwisseld blijven en zal de accu
onherstelbaar beschadigd worden.
Wanneer u de accuboormachine langere tijd niet
gebruikt moet u de accu eerst geheel laden. De
accu moet in geladen toestand worden bewaard.
ONDERHOUD
De machines zijn ontworpen om gedurende lange tijd
een probleemloze en onderhoudsvrije werking te
garanderen. De levensduur van de machine wordt
aanzienlijk verlengd wanneer u deze regelmatig reinigt
en volgens de instructies behandelt.
REINIGEN
Reinig de behuizing van de machine regelmatig, maar bij
voorkeur na elk gebruik, met een zachte doek. Houd de
ventilatieopeningen vrij van stof en vuil.
Verwijder hardnekkig vuil met een zachte, licht vochtige
doek en zeepsop. Gebruik geen oplosmiddelen zoals
benzine, alcohol, ammonia, enz. Dergelijke stoffen zijn
schadelijk voor de kunststof onderdelen.
SMEREN
De machine hoeft niet extra gesmeerd te worden.
STORINGEN
Wanneer een defect optreedt, bijvoorbeeld door
slijtage, kunt u contact opnemen met het serviceadres
dat op de garantiekaart staat vermeld.
Achter in deze gebruiksaanwijzing vindt u een overzicht
van de verkrijgbare reserveonderdelen.
MILIEU
De machine wordt in een stevige verpakking geleverd
om transportschade te voorkomen. De verpakking
bestaat zoveel mogelijk uit herbruikbaar materiaal. Maak
gebruik van de mogelijkheid om de verpakking te
recyclen.
Ni-Cd-accu´s zijn recyclebaar. Voer de accu af bij het
KCA-afval zodat deze kan worden hergebruikt of op een
milieuvriendelijke manier kan worden verwijderd.
12 Ferm