2 050404.03
Waterdruksysteem HYDRF12, HYDRF24, HYDRF1219, HYDRF2419
Inleiding
Bij het waterdruksysteem zorgt de druktank in combinatie met
het daarin geplaatste, rubberen, membraan ervoor dat een
kleine hoeveelheid water, onder druk, direct beschikbaar is voor
het drinkwaterleidingsysteem.
Het gevolg is, dat de pompmotor niet telkens wordt ingescha-
keld zodra er water wordt verbruikt en, dat een regelmatige
waterstroom in het drinkwaterleiding-systeem van uw boot
wordt bereikt.
Het toegepaste rubber van de membraan zal geen schadelijke
stoffen aan het drinkwater afstaan.
Het gevolg geven van de hierna volgende aanbevelingen zal
resulteren in een langere levensduur en in betere prestaties van
uw waterdruksysteem.
- Zorg er voor dat de watervoorraadtank altijd gevuld is; hoe-
wel de pomp mag droogdraaien wordt hiermee onnodig
(droog)draaien van de pomp, zonder dat de druktank van
het waterdruksysteem wordt bijgevuld, voorkomen.
- Zorg voor een correcte accuspanning.
- Beperk het spanningsverlies over de accukabels door het
toepassen van voldoende draaddoorsnede.
- Zorg ervoor dat het waterdruksysteem winterklaar gemaakt
is alvorens de omgevingstemperatuur onder nul daalt.
Onherstelbare schade kan anders het gevolg zijn.
- Voer regelmatig het aangegeven onderhoud uit.
Installatie
Opstelling van het waterdruksysteem
De ruimte waarin het waterdruksysteem wordt opgesteld dient
droog en goed geventileerd te zijn.
Houdt bij het kiezen van de plaats waar het waterdruksysteem
wordt opgesteld rekening met voldoende vrije ruimte voor het
plegen van onderhoudswerkzaamheden. Hiervoor dient het
waterfilter (hoofdafmetingen, 1), de aftapplug (hoofdafmetin-
gen, 8) en de vul/meetaansluiting (schräderventiel) (hoofdafme-
tingen, 7), van het luchtkussen, goed bereikbaar te zijn.
Om geluids- en trillingshinder te voorkomen dient het water-
druksysteem nooit direct tegen een tussenschot of een tank-
wand te worden gemonteerd.
Het waterdruksysteem mag in verschillende standen worden
gemonteerd; de aftapplug mag zich echter nooit op het hoog-
ste punt bevinden.
Installatie van de leidingen
Monteer aan de inlaatzijde van het waterdruksysteem het filter
(tekening 1) en aan de uitlaatzijde de haakse slangpilaar (teke-
ning 2).
Sluit het waterdruksysteem aan zoals in de tekening is weerge-
geven (tekening 3).
Gebruik voor de leidingen een goede kwaliteit slang die
geschikt is voor levensmiddelen en bestand is tegen een druk
van tenminste 8 bar (8 kgf/cm
2
).
Type HYDRF12
HYDRF24 : inwendige diameter 12,7 mm (1/2”)
Type HYDRF1219
HYDRF2419 : inwendige diameter 19 mm (3/4”)
Monteer de slangen met roestvaststalen slangklemmen.
Indien de installatie is uitgevoerd met roestvaststalen of kope-
ren leiding dient het waterdruksysteem toch met korte stukken
slang te worden aangesloten.
Elektrische installatie
Controleer of de spanning, vermeld op het typeplaatje van de
elektromotor, overeenkomt met de boordspanning.
De minimale draaddoorsnede van de aansluitkabels is 2,5 mm
2
.
Het spanningsverlies tussen accu en waterdruksysteem mag
niet meer dan 10% van de voedingsspanning bedragen.
Pas bij een (12 Volt) waterdruksysteem met een totale kabel-
lengte (plus- en minkabel gezamenlijk) van meer dan 24 m
(type HYDRFxx), 16 m (type HYDRFxx19), een draaddoorsnede
van 4 mm
2
toe. In de pluskabel moet een hoofdschakelaar en
een zekering* worden opgenomen.
*) Zekering : type HYDRFxx bij 12 Volt 10 A
bij 24 Volt 4 A
type HYDRFxx19 bij 12 Volt 10 A
bij 24 Volt 7 A
Sluit de ‘+’ en de ‘-’ aan zoals in de tekening is weergegeven.
Ingebruiknemen van het waterdruksy-
steem
Zorg er voor dat, bij ingebruikname van het waterdruksysteem,
de watertank voldoende water bevat en controleer of de aftap-
plug is gemonteerd.
Open alle kranen; zowel de koud- als de warmwaterkranen.
Schakel de hoofdschakelaar van de pomp in.
Sluit de kranen zodra het uitstromende water geen lucht meer
bevat.
Controleer de aansluitingen op lekkage.
Controleer zowel de druk waarbij de pomp wordt in- als wordt
uitgeschakeld, en stel indien noodzakelijk, de drukschakelaar
opnieuw in, zie ‘Onderhoud’.
Voor een doelmatig gebruik van het waterdruksysteem moet
de voordruk, van het luchtkussen in de tank ongeveer, 0,2 bar
lager zijn dan de inschakeldruk van de pomp. Controleer deze
druk en stel bij indien noodzakelijk, zie ‘Onderhoud’.