wordt op het LED scherm (13) getoond. De
temperatuur kan worden ingesteld tussen 10
ºC en 49 ºC.
- Het controlelampje van de thermostaat (8) licht
op.
- Wanneer de omgevingstemperatuur 2 graden
onder de ingestelde temperatuur daalt, gaat de
kachel werken op vermogen I (1000 W).
- Wanneer de omgevingstemperatuur 4 graden
onder de ingestelde temperatuur daalt, gaat de
kachel werken op vermogen II (2000 W).
- Wanneer de omgevingstemperatuur 1 graad of
meer boven de ingestelde temperatuur stijgt,
produceert het apparaat koele lucht.
WEKELIJKS PROGRAMMA INSTELLEN:
- Het apparaat kan worden geprogrammeerd om
op specieke dagen en uren te werken in de
loop van de week.
- Start deze functie door op de knop “W.Timer”
(V) te drukken.
- Selecteer het gewenste programma (P1-P6)
met de knoppen “+” (XI) en “-“ (VI). De instel-
ling van elk programma is weergegeven in
tabel 1. Het controlelampje “W” (10) licht op.
- P6 is een persoonlijk programma.
- Wanneer P& wordt getoond, druk opnieuw
op de knop “W.Timer” (V) om maandag te
programmeren. Het controlelampje “Mo” (3)
licht op.
- Druk nogmaals op de knop “W.Timer” (V) om
het uur waarop het apparaat aan zal gaan in te
stellen. Het controlelampje “ON” (5) licht op.
- Stel het uur waarop het apparaat aan zal gaan
(1-24 u) in met de knoppen “+” (XI) en “-“ (VI).
Druk opnieuw op de knop “W.Timer” (V) en stel
de minuten (0-59 min) in met de knoppen “+”
(XI) en “-“ (VI).
- Druk opnieuw op de knop “W.Timer” (V). Het
controlelampje “OFF” (6) licht op.
- Herhaal de bovenstaande procedure om de
uren en minuten waarop het apparaat zal
uitschakelen in te stellen.
- Druk nogmaals op de knop “W.Timer” (V) om
de overige dagen in te stellen volgens dezelfde
procedure.
- Wanneer het gewenste programma geselec-
teerd of het programma P6 ingesteld is. Druk
op de knop “DELAY” (IX) om de gewenste
temperatuur van elke dag in te stellen.
- Stel de gewenste temperatuur (10-49 ºC) in
met de knoppen “+” (XI) en “-“ (VI).
- Herhaal deze procedure voor elke dag van de
week.
FUNCTIE RAAM OPEN:
- Start deze functie door op de knop “AUTO” (IV)
te drukken. Het controlelampje van de functie
raam open (7) licht op.
- In deze stand meet het apparaat voortdurend
de omgevingstemperatuur. Wanneer het
detecteert dat de temperatuur meer dan 3 ºC is
gedaald in een minuut, gaat het apparaat auto-
matisch uit. Deze intelligente functie helpt om
energie te besparen.
- Druk nogmaals op de knop “AUTO” (IV) om
deze functie te annuleren.
PROGRAMMERING AAN/UIT:
- Dit apparaat kan na een bepaalde tijd automa-
tisch aan- of uitschakelen, wanneer het in de
stand-by stand staat.
- Druk eenmaal op de knop “DELAY” (IX) om de
tijd tot aanschakelen in te stellen. Het controle-
lampje van de programmering aan/uit (11) licht
op en het LED scherm toont “I/W”.
- Selecteer de gewenste tijd van aanschakelen
(1-24 h) in met de knoppen “+” (XI) en “-“ (VI).
- Druk nogmaals op de knop “DELAY” (IX)
om de tijd van uitschakelen in te stellen. Het
controlelampje van de programmering van aan/
uitschakelen licht op en het LCD scherm toont
“II/H”.
- Selecteer de gewenste tijd van uitschakelen (1-
24 h) met de knoppen “+” (XI) en “-“ (VI).
KINDERBEVEILIGING:
- Druk eenmaal op de knop “LOCK” (VIII) om
de kinderbeveiliging te activeren. Alle con-
trolelampjes behalve “ON” (4) gaan uit. De
afstandsbediening noch het bedieningspaneel
werken.
- Annuleer deze functie door opnieuw op
“LOCK” (VIII) te drukken. De controlelampjes
lichten weer op en de afstandsbediening en het
bedieningspaneel werken weer.
OSCILLEERFUNCTIE:
- Druk eenmaal op de knop “SWING” (III) om
de oscillatie van de ap van de luchtuitvoer te
activeren. Het controlelampje van de oscillatie
(12) licht op.
- Druk op nieuw op de knop “SWING” (III) om
deze functie te annuleren. De ap stopt te
oscilleren.