Canon PowerShot A3150 IS de handleiding

Type
de handleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
Gebruikershandleiding
Foto van PowerShot A3100 IS
2
De inhoud van de verpakking controleren
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de onderstaande
onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de
leverancier van het product.
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA
Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van
de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt
gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Camera
Batterij NB-8L (met klepje)
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem WS-800
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
Batterijlader
CB-2LA/2LAE
3
Lees dit eerst
Proefopnamen en Disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van
Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout
in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt
dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door
apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of
andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk
gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor informatie over de garantie op uw camera raadpleegt u het
Canon garantiesysteemboekje dat bij uw camera is geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie
van Canon Klantenservice.
LCD-scherm
Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt
naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de
vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect
en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over het LCD-scherm om dit te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg
van een storing.
4
Wat wilt u doen?
Opnamen maken
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . .27
Gewoon foto's maken (modus Easy) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32
Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale
omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
61
Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27, 82
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan
worden gebruikt (de flitser uitschakelen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
Foto’s maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66, 67
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . .65
Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . .71
Effecten toevoegen en opnamen maken (Poster-effect,
Extra levendig) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61
Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77
De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . .72
Continu foto's maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78
De ISO-waarde wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75
Mooie opnamen maken van mensen
I
Portretten
(p. 58)
Landschapsopnamen maken
Diverse andere opnamen maken
F
Bij nacht
(p. 58)
P
In de sneeuw
(p. 60)
C
Kinderen en dieren
(p. 58)
w
Op het strand
(p. 60)
J
Landschap
(p. 58)
Weinig licht
(p. 60)
H
Binnen
(p. 59)
t
Vuurwerk
(p. 60)
O
Flora
(p. 60)
5
Wat wilt u doen?
Weergeven
De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) . . . . . . . . . . . . . . 98
Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Foto's bekijken op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Snel foto's zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96, 97
Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 105
Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . 102
Films maken en bekijken
Films opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 92
Afdrukken
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Opslaan
Beelden opslaan op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Overige
Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
De camera gebruiken in het buitenland. . . . . . . . . . . . . . . 42, 124
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven. . . . . . . . . . 136
6
Inhoudsopgave
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies
van deze camera. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven,
waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren................................................2
Lees dit eerst ............................................3
Wat wilt u doen? .......................................4
Conventies die in deze
handleiding worden gebruikt.....................8
Veiligheidsvoorschriften............................9
1
Aan de slag ........................ 13
De batterij opladen .................................14
De interne, oplaadbare lithiumbatterij
recyclen ..................................................16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) .......................19
De batterij en geheugenkaart
plaatsen ..................................................19
De datum en tijd instellen .......................22
De taal van het scherm instellen ............24
Geheugenkaarten formatteren ...............25
De sluiterknop indrukken ........................26
Opnames maken (Smart Auto)...............27
Beelden bekijken ....................................30
Beelden wissen ......................................31
Opnamen maken in de modus
Easy........................................................32
Bekijken of wissen in de modus
Easy........................................................33
Films opnemen .......................................34
Films bekijken.........................................36
Beelden downloaden naar een
computer voor weergave ........................37
Accessoires ............................................41
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires .....42
2
Meer informatie ................. 45
Overzicht van de onderdelen..................46
Lampje....................................................47
Schermweergave....................................48
De functie spaarstand
(Automatisch Uit) ....................................49
Menu FUNC. – Basishandelingen ..........50
MENU – Basishandelingen .................... 51
De geluidsinstellingen wijzigen...............52
De helderheid van het scherm
wijzigen................................................... 53
De standaardinstellingen van de camera
herstellen................................................54
Low Level Format van geheugenkaart ...55
Klokfuncties ............................................ 56
3
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies....... 57
Opnamen maken in diverse
omstandigheden.....................................58
Speciale opnamen maken......................59
De flitser uitzetten................................... 62
Inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom).......................................63
Datum en tijd aan de opname
toevoegen .............................................. 65
De zelfontspanner gebruiken .................66
De gezicht-zelfontspanner gebruiken.....67
4
Zelf instellingen
selecteren........................... 69
Opnamen maken in Programma
automatische belichting.......................... 70
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)........................70
De flitser inschakelen .............................71
Close-ups maken (macro) ......................71
Objecten op grote afstand
fotograferen (oneindig)...........................72
De resolutie wijzigen
(beeldgrootte).................................. 72
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen .................. 73
De ISO-waarde wijzigen.................. 75
De witbalans aanpassen ................. 76
7
Inhoudsopgave
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ..................................... 77
Continu-opnamen maken................... 78
Opnamen maken met de 2 seconden-
zelfontspanner.................................... 78
De zelfontspanner aanpassen ........... 79
Opnamen maken via een tv ............... 80
De compositie van de opname
wijzigen met de focusvergrendeling ... 80
5
Haal meer uit uw
camera..............................81
De modus AF Frame wijzigen ............ 82
Het autofocuskader vergroten............ 83
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (gezichtsselectie) ......... 84
Opnamen maken met
AF-vergrendeling................................ 85
De meetmethode wijzigen.................. 85
Opnamen maken met
de AE-vergrendeling .......................... 86
Opnamen maken met
de FE-vergrendeling........................... 86
Opnamen maken met Slow sync ....... 87
Rode-ogencorrectie............................ 87
Opnamen met lange sluitertijd
maken ................................................ 88
6
Diverse functies voor het
opnemen van films..........89
De beeldkwaliteit wijzigen .................. 90
AE-vergrendeling/belichting ............... 91
Overige opnamefuncties .................... 91
Afspeelfuncties................................... 92
Bewerken ........................................... 93
7
Diverse functies
gebruiken voor afspelen
en bewerken.....................95
Snel naar beelden zoeken ................. 96
Naar beelden zoeken in de
springweergave.................................. 97
Diavoorstellingen bekijken ................. 98
De focus controleren...........................99
Beelden vergroten.............................100
Beeldovergangen wijzigen................100
Beelden bekijken op een tv...............101
Beelden beveiligen............................102
Alle beelden wissen ..........................105
Beelden markeren als favoriet ..........107
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ...................................108
Beelden roteren ................................109
Het formaat van beelden wijzigen.....110
Trimmen............................................111
Het rode-ogeneffect corrigeren .........112
8
Afdrukken ...................... 113
Beelden afdrukken ............................114
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF).............................116
Beelden afdrukken met
DPOF-instellingen.............................118
9
De camera-instellingen
aanpassen...................... 119
De camera-instellingen wijzigen .......120
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen .............................................125
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen .............................................128
10
Nuttige informatie .........129
Aansluiten op het lichtnet..................130
Problemen oplossen .........................131
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ...........................134
Informatieweergave op het scherm...136
Beschikbare functies per
opnamemodus ..................................138
Menu's...............................................140
Specificaties......................................144
Voorzorgsmaatregelen......................147
Index ............................................. 148
8
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en het
programmakeuzewiel van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aanduiden en de knop FUNC./SET worden
aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
: Tips voor het oplossen van problemen.
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
: Aanvullende informatie.
(p. xx): Referentiepagina’s. “xx” geeft het paginanummer aan.
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Functies die per cameramodel kunnen verschillen, worden met
de volgende pictogrammen aangegeven:
: Alleen functies en voorzorgsmaatregelen voor de
PowerShot A3100 IS en A3150 IS
: Alleen functies en voorzorgsmaatregelen voor de
PowerShot A3000 IS
Beschrijvingen zonder deze pictogrammen zijn van toepassing op beide
modellen.
Voor de uitleg in deze handleidingen worden schermafbeeldingen
en illustraties van de PowerShot A3100 IS gebruikt.
(Knop Rechts)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Omhoog)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
9
Veiligheidsvoorschriften
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Camera
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Waarschuwing
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd
vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk
contact op met uw huisarts.
Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen tenzij hiervoor
expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze
is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Gebruik van andere voedingsbronnen kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
10
Batterij en batterijlader
Andere waarschuwingen
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving
kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding
met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water
en medische hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone
cd-speler voor muziek-cd's, kunt u bovendien de luidsprekers beschadigen.
Voorzichtig
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld
aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan de camera beschadigen of verwondingen veroorzaken.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen
ook de behuizing vervormen.
11
Veiligheidsvoorschriften
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Voorzichtig
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of ander letsel.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van het
scherm optreden.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de
camera in uw tas stopt.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van het
scherm optreden.
12
13
1
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus
A
en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van opnamen in de modus Easy, het maken en
bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw
pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera
laat vallen.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan
weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren.
Riem
14
De batterij opladen
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden. Bij aankoop
is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
1
Verwijder het klepje.
2
Plaats de batterij.
Zorg dat de markeringen S op de batterij
overeenkomen met de markeringen op
de lader en plaats vervolgens de batterij
door deze naar binnen en naar beneden
te schuiven.
3
Laad de batterij op.
Voor CB-2LA: kantel de stekker naar buiten
en steek deze in een stopcontact .
Voor CB-2LAE: sluit het netsnoer aan op
de batterijlader en steek het andere uiteinde
in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 1 uur en 30 minuten.
4
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader
uit het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen en omhoog
te schuiven.
CB-2LA
CB-2LAE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
15
De batterij opladen
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner
dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading
van de batterij aan te geven.
Aantal opnamen
240 230
Afspeeltijd (uren)
6
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
“Vervang\Verwissel accu” Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze
niet worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer
u een batterij die niet volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar)
niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100-240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet
u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland
geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering
S
zichtbaar is.
16
De interne, oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Als u uw camera weggooit, moet u eerst de interne, oplaadbare batterij
verwijderen en voor recycling aanbieden volgens de regels die in uw land
gelden.
1
Draai de schroeven van de
behuizing los.
Draai de schroeven van de behuizing aan de
zijkanten en de onderkant los.
2
Verwijder de voor- en achterkant en
het programmakeuzewiel.
Trek de voor- en achterkant van de camera.
Draai de schroef van het programmakeuzewiel
los en verwijder het programmakeuzewiel.
3
Trek de circuitdraden naar buiten
en knip de draden van de microfoon
door.
Open de vergrendelingen van de aansluiting
en trek de circuitdraden naar buiten zoals is
aangegeven.
Knip met een schaar de rode en zwarte
microfoondraad door zoals weergegeven.
Raak nooit de flitser aan. Dit kan een
elektrische schok veroorzaken.
Raak dit gedeelte nooit aan!
Raak nooit het gedeelte aan dat is
gemarkeerd in de afbeelding. Dit kan een
elektrische schok veroorzaken.
17
De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen
4
Verwijder het scherm.
Steek een platte schroevendraaier onder de
onderrand van het scherm om het los te
wrikken.
Verwijder het scherm van de camera.
5
Verwijder het
batterijcompartiment.
Draai de camera om.
Draai de schroeven van het
batterijcompartiment los zoals wordt
aangegeven.
Draai de schroef van de statiefaansluiting
los zoals aangegeven en verwijder de
aansluiting.
Draai de schroeven van de
bedieningseenheid los.
6
Verwijder het
batterijcompartiment.
Pak de bovenste printplaat vast bij de
zijkanten en trek deze omhoog zoals
aangegeven.
Gebruik een platte schroevendraaier om de
behuizing van het scherm omhoog te
wrikken en trek het batterijcompartiment uit
te camera.
Pak de bovenste printplaat alleen vast
bij de zijkanten. Raak nooit de boven-
of onderkant van de printplaat aan. Dit
kan een elektrische schok
veroorzaken.
De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen
18
7
Verwijder de batterij.
Trek de bedieningseenheid omhoog zoals
aangegeven en verwijder de batterij.
Verwijder de behuizing van de camera alleen als u de interne, oplaadbare
lithiumbatterij wilt verwijderen voor recycling voordat u de camera weggooit.
19
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)*
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Sommige kaarten werken niet afhankelijk
van het merk van de kaart die gebruikt wordt.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
1
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging bevat, kunt u geen opnamen
maken als het schuifje is ingesteld op
vergrendeld. Duw het schuifje omhoog totdat
u een klik hoort.
2
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten en omhoog
om het te openen.
3
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat
deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting plaatst,
anders klikt deze niet goed vast.
Afhankelijk van de versie van het besturingssysteem van uw computer, worden
SDXC-geheugenkaarten niet herkent wanneer er een kaartlezer wordt gebruikt.
Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt.
Aansluitpunten
De batterij en geheugenkaart plaatsen
20
4
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde
wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
5
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt .
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de
richting van de pijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot u
een klik hoort en laat de kaart langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Label
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD, SDHC en SDXC-geheugenkaarten hebben een “schuifje voor
schrijfbeveiliging”. Als dit schuifje is ingesteld op vergrendeld, verschijnt
op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden
opnemen of wissen.
21
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Geheugenkaart 4GB 16GB
Aantal opnamen 1231 5042
Geheugenkaart 4GB 16GB
Aantal opnamen 1471 6026
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in een
opnamemodus is ingesteld (p. 27).
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
22
De datum en tijd instellen
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
2
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op om een waarde
in te stellen.
3
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt
de camera uitgeschakeld.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt
ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera
inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij in stap 2 op de knoppen op drukt om te kiezen,
wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
23
De datum en tijd instellen
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
1
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
2
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
3
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 22 om de instelling
te wijzigen.
Als u op de knop n drukt, wordt het
menu gesloten.
Datum/tijd-batterij
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij. Dit is een
reservebatterij die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken
kan vasthouden nadat de andere batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 42), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer
4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als
u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 22 om de datum en
tijd in te stellen.
24
De taal van het scherm instellen
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
1
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
2
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de
knop n drukt.
3
Stel de taal van het
LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr om een taal
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item
[Taal] te selecteren.
25
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een geheugenkaart
die is geformatteerd in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle
gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet
kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
1
Open het menu.
Druk op de knop n.
2
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
3
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Er wordt een bevestigingsscherm
weergegeven.
Druk op de knoppen op om [OK]
te selecteren en druk op de knop m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
De sluiterknop indrukken
26
X Als het formatteren is voltooid, wordt
[Geheugenkaart is geformatteerd]
weergegeven op het scherm.
Druk op de knop m.
De sluiterknop indrukken
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk
de knop volledig in om de foto te maken.
1
Druk de sluiterknop half in
(zachtjes indrukken om te
focussen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort. F-kaders worden
weergegeven daar waar de camera
op heeft scherpgesteld.
2
Druk de sluiterknop helemaal
in (helemaal indrukken voor
het maken van de opname).
X U hoort het geluid van de sluiter als
de opname wordt gemaakt.
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op
de kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven
op de geheugenkaart.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
27
Opnames maken (Smart Auto)
De camera kan de onderwerp- en opnameomstandigheden bepalen, zodat
u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten
selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken.
De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch
scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
1
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
X Het opstartscherm verschijnt.
2
Selecteer de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde compositie
wordt weergegeven in de rechterbovenhoek
van het scherm.
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
gezichten en geeft kaders weer rond deze
gezichten.
3
Kies de compositie.
Als u op de zoomknop i drukt, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u op de zoomknop j drukt, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner
lijkt (de zoombalk wordt weergegeven)
4
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
Zoombalk
Opnames maken (Smart Auto)
28
X
Wanneer de camera scherpstelt, hoort
u tweemaal een piepgeluid en worden er
AF-kaders weergegeven op de onderwerpen
waarop de camera heeft scherpgesteld.
Wanneer de camera scherpstelt op meer dan
één punt, worden er meerdere frames gegeven.
5
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt
vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de
flitser automatisch geactiveerd.
X
De foto verschijnt gedurende enkele seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt
u al op de sluiterknop drukken om een volgende
foto te maken.
Compositiepictogrammen
De camera geeft automatisch een pictogram weer voor de bepaalde compositie
en stelt vervolgens automatisch de focus in en selecteert de optimale instellingen
voor de helderheid en kleur voor het onderwerp.
* Wordt weergegeven wanneer de compositie donker is en de camera op een statief wordt
geplaatst.
AF-kader
Achtergrond
Helder
Inclusief blauwe
luchten
Zonsonder-
gangen
Donker
Onderwerp
Tegenlicht Tegenlicht
Met een
statief
Mensen
– *
Landschappen
*
Onderwerpen
van dichtbij
––
Achtergrondkleur
pictogram
Grijs Lichtblauw Oranje Donkerblauw
29
Opnames maken (Smart Auto)
O
nder bepaalde omstandigheden past het weergegeven pictogram niet bij de
werkelijke compositie. Dit gebeurt met name wanneer er een oranje of blauwe
achtergrond is (bijvoorbeeld een muur);
of het pictogram “Inclusief blauwe
luchten” wordt weergegeven, waardoor u geen foto's kunt maken met de juiste
kleur. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G
(p. 70).
Wat als...
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van
het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs
kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik. (p. 82)
Wat als er een knipperende
verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop
l
drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het
geluid in te schakelen, drukt u op de knop
n
, selecteert u de tab
3
en
vervolgens de optie [mute]. Druk op de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de
opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Duw de zoomknop naar
j
en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. U kunt opnames maken
binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 30 cm – 4,0 m wanneer de
camera is ingesteld op een maximale groothoekinstelling. Duw de zoomknop
naar
i
en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. U kunt opnames
maken binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 30 cm – 2,0 m wanneer
de camera is ingesteld op een maximale telelensinstelling.
Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is te dichtbij. Duw de zoomknop naar
j
e
n houd de knop
vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale
groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer
3 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar
i
en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat
nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen
die zich ongeveer 30 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het pictogram
h
knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is
opgeladen.
30
Beelden bekijken
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
1
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
2
Selecteer een beeld.
Als u op de knop q drukt, doorloopt
u de beelden in omgekeerde volgorde
van opname, van het nieuwste beeld
naar het oudste.
Als u op de knop r drukt, doorloopt
u de beelden in volgorde van opname,
van het oudste beeld naar het nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar
ze worden grover weergegeven.
X Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens is ingeschoven, wordt de camera
uitgeschakeld.
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de sluiterknop half indrukt of het programmakeuzewiel draait
in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus.
31
Beelden wissen
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
1
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
2
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr om een beeld
weer te geven dat u wilt wissen.
3
Wis het beeld.
Druk op de knop p.
X [Wissen?] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr om [Wissen]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u
op de knoppen qr om [Stop] te selecteren
en drukt u vervolgens op de knop m.
32
Opnamen maken in de modus Easy
In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het
scherm en de camera is zo ingesteld dat alleen de knoppen die op deze
pagina worden uitgelegd en de zoomknop, werkzaam zijn. Hiermee wordt
verkeerd gebruik van de camera voorkomen, zodat zelfs beginners
zorgeloos foto's kunnen maken.
1
Selecteer de modus 9.
Stel het programmakeuzewiel in op 9.
2
Maak de opname.
Voer stap 3 – 5 op pp. 2728 uit om
opnamen te maken (zonder geluid).
De flitser uitzetten
Druk op de knop r.
X De flitser wordt ingeschakeld en ! wordt
weergegeven.
X Door nogmaals op r te drukken wordt
op het scherm weergegeven en
wordt er automatisch geflitst in situaties
met weinig licht.
33
Bekijken of wissen in de modus Easy
In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het
scherm en de camera is zo ingesteld dat alleen de knoppen die op deze
pagina worden uitgelegd, werkzaam zijn. Hiermee wordt verkeerd gebruik
van de camera voorkomen, zodat zelfs beginners zorgeloos beelden kunnen
bekijken en wissen.
Enkele beelden bekijken
Selecteer een beeld.
Druk op de knop 1 en druk vervolgens
op de knoppen qr om te schakelen tussen
beelden.
Diavoorstellingen bekijken
Start de diavoorstelling.
X Druk op de knop 1, druk vervolgens op de
knop m en alle foto’s die u hebt gemaakt,
worden 3 seconden lang weergegeven.
Druk nogmaals op de knop m om de
diavoorstelling te beëindigen.
Beelden wissen
1
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knop 1 en druk vervolgens
op de knoppen qr om de beelden weer
te geven die u wilt wissen.
2
Wis het beeld.
Druk op de knop p, druk vervolgens op
de knoppen qr om [Wissen] te selecteren
en druk op de knop m.
X Het geselecteerde beeld wordt gewist.
34
Films opnemen
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog
op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen.
1
Selecteer de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
2
Kies de compositie.
Als u op de zoomknop i drukt, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u op de zoomknop j drukt, zoomt u uit
op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
3
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
4
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Opnametijd
35
Films opnemen
X De camera begint met de filmopname
en op het scherm verschijnen [ REC]
en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de sluiterknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden
de helderheid en de kleurtoon automatisch
aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens de
opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
5
Stop de opname.
Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt met
opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer
één uur lang is opgenomen.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Verstreken tijd
Microfoon
Het onderwerp vergroten tijdens de opname
Als u op de zoomknop i drukt, zoomt u in op het onderwerp. De
bedieningsgeluiden worden echter opgenomen en de film kan grof lijken.
Geheugenkaart
4GB 16GB
Opnametijd 32 min. 26 s. 2 uur 12 min. 50 sec.
36
Films bekijken
U kunt de films die u hebt gemaakt, op het scherm bekijken.
1
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatstgemaakte opname verschijnt.
X wordt weergegeven op films.
2
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr om een film
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt.
3
Speel de film af.
Druk op de knoppen qr om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X De film wordt afgespeeld.
U kunt het afspelen van de film pauzeren en
hervatten door nogmaals te drukken op m.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film, wordt
weergegeven.
37
Beelden downloaden naar een
computer voor weergave
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar
een computer te downloaden voor weergave. Als u ZoomBrowser EX/
ImageBrowser al gebruikt, installeert u de software van de meegeleverde
cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de
computer.
Macintosh
Besturingssysteem
Windows 7
Windows Vista (inclusief Service Pack 1 en 2)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU Pentium 1,3 GHz of hoger
RAM
Windows 7 (64 bit): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bit), Windows Vista: 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer
Interface USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer*
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU PowerPC G4/G5 of Intel-processor
RAM
Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ImageBrowser: 300 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
38
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
1
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-rom-
station van de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie]
en volg de instructies op het -scherm om verder
te gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/Beheer
gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt
u de instructies op het scherm om verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt
u op [Restart/Opnieuw starten]
of [Finish/Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation
van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-rom-station van de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op
op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies
op het scherm om verder te gaan met de
installatie.
39
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
2
Sluit de camera aan op de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de computer.
Raadpleeg de handleiding van de computer
voor meer informatie over de aansluiting.
3
Schakel de camera in.
Druk op
1
om de camera aan te zetten.
4
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/Beelden
van Canon-camera via Canon CameraWindow
downloaden].
X
CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het menu [Start] en selecteert
u [All Programs/Alle programma's], gevolgd
door [Canon Utilities], [CameraWindow]
en [CameraWindow].
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de computer,
wordt CameraWindow weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram CameraWindow in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
Bij Windows 7 gebruikt u de volgende stappen om CameraWindow weer
te geven.
Klik
op de taakbalk.
Klik in het weergegeven scherm op koppeling
om het programma
aan te passen.
Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow
downloaden] en klik vervolgens op [OK].
Dubbelklik op
.
Beelden downloaden naar een computer voor weergave
40
Beelden verplaatsen en weergeven
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen,
worden nu naar de computer overgedragen.
Overgedragen beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
submappen in de map [Pictures/
Afbeeldingen].
Wanneer [Image import complete./
Importeren van beelden voltooid.] wordt
weergegeven klikt u op [OK] en vervolgens
op [X] om CameraWindow te sluiten.
Schakel de camera en verwijder de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het weergeven van
beelden via een computer.
U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de meegeleverde
software te installeren door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten
op de computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op uw computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
Films worden wellicht niet goed gedownload.
Beelden die in verticale positie zijn opgenomen, worden mogelijk
in horizontale positie gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij
het downloaden naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden
of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
41
Accessoires
Geleverd bij
de camera
Polsriem WS-800
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Batterijlader
CB-2LA/2LAE*
Interfacekabel
IFC-400PCU*
AV-kabel AVC-DC400*
Geheugenkaart Kaartlezer
Windows/Macintosh
TV/Video
Canon PictBridge-compatibele printers
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Inkjetprinters
Raadpleeg de gebruikershandleiding die bij de printer is geleverd
voor meer informatie over de printer en interfacekabels.
* Ook los verkrijgbaar.
Batterij NB-8L
(met klepje)*
42
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK-DC60
Met deze set kunt u de camera aansluiten op
een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen
wanneer u de camera gedurende langere tijd
wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit
op een computer of printer. U kunt op deze
manier niet de batterij in de camera opladen.
Batterijlader CB-2LA/2LAE
Een adapter om de batterij NB-8L op te laden.
Batterij NB-8L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Flitser
Canon krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera
kan worden bevestigd, kunt u onderwerpen
vastleggen die te ver weg zijn om door
de ingebouwde flitser te worden belicht.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN
ONJUIST TYPE BATTERIJ.
HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE
VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Accessoires in het buitenland gebruiken
De batterijlader en de adapter kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100-240 V (50/60 Hz). Als de stekker
niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
43
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Printers
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij
u in de buurt waar Canon-producten worden
verkocht.
SELPHY-serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het
wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet
aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand
enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een
ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening
mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel
u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
44
45
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de
informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
46
Overzicht van de onderdelen
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de Opnamemodus.
Lampje (pp. 29, 66, 67, 125)
Microfoon (p. 35)
Lens
Programmakeuzewiel
Sluiterknop (p. 26)
ON/OFF-knop
Luidspreker
Flitser (pp. 62, 71)
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 130)
Klepje geheugenkaartsleuf/
batterijhouder (p. 19)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Als u het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, schakelt de
camera over naar de opnamemodus.
SCN (modus voor speciale opnamen)
U kunt opnames maken met de beste instellingen
voor die compositie (p. 58) of effecten toevoegen
en opnamen maken (p. 61).
Modus P
Selecteer zelf verschillende
instellingen voor het maken van
verschillende soorten foto's (p. 70).
Filmmodus
Voor het maken van
films (pp. 34, 89).
Auto-modus
U kunt de camera volledig
automatisch de instellingen
laten selecteren voor het
maken van opnames (p. 27).
Modus Easy
U kunt foto's maken door
gewoon de sluiterknop
in te drukken (p. 32).
47
Lampje
Lampje
Het lampje op de achterzijde van de camera (p. 47) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Scherm (LCD-monitor) (pp. 48, 136)
Zoomknop
Opnemen: i (telelens)/j
(groothoek) (p. 27)
Afspelen: k (vergroten) (p. 100) /
g (index) (p. 96)
Knop 0 (gezichtsselectie) (pp. 84, 99)
Knop l (weergave) (pp. 48, 99)
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (pp. 39, 101, 114)
Lampje (p. 47)
Knop 1 (afspelen) (p. 30)
Knop n (p. 51)
Knop e (Macro) (p. 71) / u (Oneindig)
(p. 72) / q
Knop b (belichtingscompensatie)
(p. 70) /knop d (volgende) (p. 97) /
knop o.
Knop m FUNC./SET (functie/instellen)
(p. 50)
h (flitser) (pp. 62, 71) / knop r
Q (Zelfontspanner) (pp. 66, 78, 79) /
a (1 beeld wissen) (p. 31) /knop p
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid/display uit (p. 124)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden.
U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de
geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de camera schudden
of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen
veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
48
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop
l
Zie p. 136 voor details over
de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave in donkere omgevingen voor opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch
helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De
helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk
vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de
bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft
geen invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de “Uitgebreide informatieweergave
knipperen de overbelichte gedeelten van het
beeld op het scherm.
U kunt ook schakelen tussen weergaven door direct na de opname op
de knop
l
te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De “korte
informatieweergave” verschijnt dan echter niet. U kunt de weergave die als
eerste verschijnt, wijzigen door op de knop
n
te drukken, de tab
4
te kiezen en vervolgens de instelling [terugkijken].
Informatieweergave Geen informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Focuscontrole-
weergave (p. 99)
Uitgebreide
informatieweergave
49
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in deUitgebreide
informatieweergave(p. 48), wordt het
histogram genoemd. Het histogram toont de
distributie van de helderheid van een beeld
in horizontale richting en de sterkte van
de helderheid in verticale richting. Als
de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als
er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 26), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
Helder
Donker
Hoog
Laag
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 123).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 124).
50
Menu FUNC. – Basishandelingen
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. De
menu-items en -opties zijn afhankelijk van de modus (pp. 138139).
1
Selecteer een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste opnamemodus.
2
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
3
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
4
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop l te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
5
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug en u ziet de
geselecteerde instelling op het LCD-scherm.
Menu-items
Beschikbare opties
51
MENU – Basishandelingen
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De beschikbare menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 140141).
1
Open het menu.
Druk op de knop n.
2
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of druk op de
zoomknop om een tabblad te selecteren.
3
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
of de knop r drukken om een submenu te
openen waarin u de instelling kunt wijzigen.
4
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
5
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n.
X Het normale scherm verschijnt opnieuw.
52
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
1
Open het menu.
Druk op de knop n.
2
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [mute]
te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Druk nogmaals op de knop n om terug
te keren naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
1
Open het menu.
Druk op de knop n.
2
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Volume]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
3
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om het volume aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om terug
te keren naar het normale scherm.
53
De helderheid van het scherm wijzigen
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
1
Open het menu.
Druk op de knop n.
2
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [LCD
Helderheid] te selecteren.
3
Helderheid aanpassen.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om terug
te keren naar het normale scherm.
Via de knop l
Druk meer dan een seconde lang op de
knop l
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop l
54
De standaardinstellingen van de
camera herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
1
Open het menu.
Druk op de knop n.
2
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Reset alle]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
3
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
De [Datum/Tijd] (p. 22) op het tabblad 3, [Taal] (p. 24), [Video
Systeem] (p. 101).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 76).
55
Low Level Format van geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid
van een geheugenkaart is verminderd.
Door het uitvoeren van een Low Level Format van een geheugenkaart
worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een Low Level
Format uitvoert.
1
Open het menu.
Druk op de knop n.
2
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
3
Voer de Low Level Format uit.
Druk op de knoppen op om [Low Level
Format] te selecteren en druk vervolgens
op de knoppen qr om weer te geven.
Druk op de knoppen opqr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Er wordt een bevestigingsscherm
weergegeven.
Druk op de knoppen op om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Klokfuncties
56
Klokfuncties
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
X De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr om de
weergavekleur aan te passen.
Druk op m om de klokweergave
te annuleren.
Informatie over Low Level Format
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera
niet goed werkt, kan het probleem wellicht worden opgelost door
een Low Level Format uit te voeren. Kopieer eerst de beelden van
de geheugenkaart naar een computer of een ander apparaat voordat
u een Low Level Format uitvoert.
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren,
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
57
3
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de
zelfontspanner.
Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale
omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de
camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog
op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modus A is ingesteld voor
“De flitser uitzetten” (p. 62) om “De zelfontspanner gebruiken” (p. 66).
Wanneer u opnamen maakt in een andere modus dan A, controleert
u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 138141).
In het gedeelte “De gezicht-zelfontspanner gebruiken” (p. 67) wordt
verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op de modus K
en dat de camera is ingesteld op ".
58
Opnamen maken in diverse
omstandigheden
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
1
Selecteer de opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste opnamemodus.
2
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
JLandschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen van
landschappen maken, met een echt gevoel
van diepte.
F Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten of van personen
tegen een nachtelijke achtergrond.
Als u de camera stevig vasthoudt, kunt
u ook zonder statief scherpe foto's maken.
CFoto’s maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen en
dieren, zodat u geen enkel leuk moment
hoeft te missen.
Speciale opnamen maken
59
H Binnenshuis foto's maken
(Binnen)
Hiermee maakt u binnenshuis mooie foto's
met natuurlijke kleuren.
Speciale opnamen maken
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
1
Selecteer de modus K.
Stel het programmakeuzewiel in op K.
2
Selecteer de opnamemodus.
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen op om " te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
een opnamemodus te selecteren.
Druk op de knop m.
3
Maak de opname.
In de modus F, C of H kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 75) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
Speciale opnamen maken
60
Opnames maken met weinig licht
(Weinig licht
Afhankelijk van de compositie worden de
ISO-waarde en de sluitersnelheid hoger dan
in de modus A, zodat u opnamen kunt
maken in een donkere omgeving, met
gereduceerde camerabeweging en
onscherpe weergave. Aanbevolen voor
opnamen bij kaarslicht of gelijksoortige
donkere omgevingen.
Een resolutie-instelling van wordt
weergegeven en het beeld wordt vastgezet
op 1600 x 1200 pixels.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
OFoto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren
of bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
Speciale opnamen maken
61
Effecten toevoegen en opnamen maken
Opnamen maken met levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's met levendige,
intense kleuren.
Geposteriseerde opnamen maken
(Poster-effect)
Hiermee kunt u opnamen maken die
op een oude poster of afbeelding lijken.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien
kunt u de camera op een statief plaatsen en vervolgens de [IS Modus]
instellen op [Uit] (p. 127).
Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat in en . Maak daarom
eerste een aantal testopnamen.
Modi voor andere composities
Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi voor
speciale opnamen beschikbaar.
" Gezicht-zelfontspanner (p. 67)
Lange sluiter (p. 88)
62
De flitser uitzetten
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
1
Druk op de knop r.
2
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr om ! te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X Zodra deze instelling is ingesteld, wordt
! weergegeven op het scherm.
Om de flitser weer in te schakelen, volgt
de stappen hierboven en zet u de instelling
terug op .
Wat als er een knipperende verschijnt?
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende
op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet
kan bewegen.
63
Inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een factor 16x en zo
onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van
de resolutie (p. 72) en de gebruikte zoomfactor.
1
Duw de zoomknop naar i.
Houd de knop vast totdat het zoomen stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert, en de zoomfactor
wordt weergegeven wanneer u de
zoomknop loslaat.
2
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in
op het onderwerp.
Wat als de zoomfactor in blauw wordt weergegeven?
Beelden die worden opgenomen met een zoomfactor die blauw wordt
weergegeven, kunnen er grof uitzien.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer
vervolgens het tabblad 4 en selecteer daarna [Digitale Zoom] en de
optie [Uit].
De brandpuntafstand met optische zoom is 35 – 140 mm, en de
brandpuntafstand met digitale zoom is 35 – 560 mm (equivalent
van 35 mm).
Inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
64
Digitale teleconverter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1,5x of 2,0x 1,4x of 2,3x. Dit verkort de sluitertijd en
vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik
van alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van
de resolutie (p. 72) en de instellingen van de digitale teleconverter.
1
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op om [Digitale
Zoom] te selecteren.
2
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een vergroting
te selecteren.
Druk op n om terug te keren naar het
opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
Wat als de zoomfactor in blauw wordt weergegeven?
Als u [1.5x] [1.4x] gebruikt bij een ingestelde
resolutie van of verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt
blauw weergegeven).
Als u [2.0x] [2.3x] gebruikt bij een ingestelde
resolutie van , of verslechterd het beeld (de zoomfactor wordt
blauw weergegeven).
De respectieve equivalente brandpuntsafstanden bij het gebruik
van [1.5x] en [2.0x] zijn 52,5 – 210 mm en 70 – 280 mm (equivalent
van 35 mm).
De respectieve equivalente brandpuntsafstanden bij het gebruik
van [1.4x] en [2.3x] zijn 49 – 196 mm en 80,5 – 322 mm (equivalent
van 35 mm).
U kunt de digitale teleconverter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
65
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 22).
1
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop
n
.
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
4
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
om [Datum
stempel] te selecteren.
2
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen
qr
om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op
n
om terug te keren naar
het opnamescherm.
X
Na de instelling verschijnt [DATUM]
op het scherm.
3
Maak de opname.
X
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
U kunt als volgt de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op
beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit doet voor beelden
met toegevoegde datum en tijd, worden de datum en de tijd mogelijk
dubbel afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 116) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor
gedetailleerde informatie.
66
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de sluiterknop is ingedrukt.
1
Druk op de knop
p.
2
Selecteer
Ò.
Druk op de knoppen
op
om
Ò
te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m.
X
Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt
Ò
op het
scherm.
3
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen op het onderwerp en druk
de knop daarna volledig in.
X
Als de zelfontspanner start, knippert
het lampje en hoort u het geluid van
de zelfontspanner.
X
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de knop
p
.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
bij stap 2.
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 79).
67
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Als u een foto wilt maken waar de fotograaf ook op staat, zoals een
groepsfoto, stelt u de compositie van de opname in en drukt u op de
sluiterknop. Twee seconden nadat u verschijnt in de compositie en de
camera uw gezicht detecteert, maakt deze een opname (p. 82).
1
Selecteer ".
Volg stap 1 en 2 op p. 59 en selecteer ".
2
Kies de compositie en druk
de sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en
of de andere gezichten wit omkaderd zijn.
3
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X Het lampje gaat branden en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
4
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop p.
Het aantal opnamen wijzigen
Voor het venster in stap 1 drukt u op de knop l Druk vervolgens op
de knoppen qr om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop
m
om de instelling te bevestigen.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
68
69
4
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus
G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op de modus G.
G staat voor “programma automatische belichting”.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 138141).
70
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
1
Stel het programmakeuzewiel
in op
G.
2
Pas de instellingen naar wens
aan (pp. 7079).
3
Maak de opname.
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
1
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
Druk op de knop
o.
2
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en druk op de knoppen
qr
om de helderheid aan te passen en druk
vervolgens op de knop
m.
X
De belichtingscompensatie verschijnt op het
scherm.
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te
verkrijgen:
Schakel de flitser in (p. 71)
Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 75)
71
De flitser inschakelen
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Het flitsbereik
is ongeveer 30 cm – 4,0 m vanaf het einde van de lens (wanneer de
zoomknop naar j is geduwd tot de lens niet meer beweegt en dus de
maximale groothoekinstelling van de lens is bereikt), en 30 cm – 2,0 m
(wanneer de zoomknop naar i is geduwd tot de lens niet meer beweegt
en dus de maximale telelensinstelling is bereikt).
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en gebruik daarna
de knoppen qr om h te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Na de instelling verschijnt h op het scherm.
Close-ups maken (macro)
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. De afstand waarbinnen opname mogelijk is, is ongeveer 3 – 60 cm
vanaf het uiteinde van de lens (als de zoomknop naar j is geduwd tot de
lens niet meer beweegt, en dus de maximale groothoekinstelling van de lens
is bereikt) .
Selecteer e.
Druk eerst op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr om e te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt e
op het scherm.
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met
Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp
wordt (p. 78).
U kunt het AF-kader verkleinen wanneer u wilt scherpstellen op een
specifiek gedeelte van het onderwerp (p. 83).
72
Objecten op grote afstand
fotograferen (oneindig)
Wanneer het lastig is om te focussen omdat uw onderwerpen zowel
dichtbij als ver weg zijn, kunt u het bereik van de focus aanpassen
(het afstandbereik van uw onderwerp) om betrouwbaarder te kunnen
focussen op onderwerpen die verder weg zijn (ongeveer 3 m of meer).
Selecteer u.
Druk eerst op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr om u te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt u
op het scherm.
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
U kunt kiezen uit zes resolutie-instellingen (beeldgrootte).
1
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Als u selecteert, kunt u de digitale zoom (p. 63) of de digitale
teleconverter (p. 64) niet gebruiken.
73
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
1
Selecteer de
compressieverhouding.
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop l
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding
Resolutie
Compressiev
erhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke opnamen
4GB 16GB
(Hoog)
12M/4000 x 3000
3.084 1231 5042
1.474 2514 10295
(Normaal 1)
8M/3264 x 2448
2.060 1828 7487
980 3771 15443
(Normaal 2)
5M/2592 x 1944
1.395 2681 10981
695 5247 21486
(Normaal 3)
2M/1600 x 1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Laag)
0.3M/640 x 480
150 20116 82367
84 30174 123550
(Breedbeeld)
4000 x 2248
2.311 1630 6677
1.105 3352 13727
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
74
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
afhankelijk van het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto's te verzenden
als e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie
Compressiev
erhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke opnamen
4GB 16GB
(Hoog)
10M/3648 x 2736
2.565 1471 6026
1.226 3017 12354
(Normaal 1)
6M/2816 x 2112
1.620 2320 9503
780 4641 19007
(Normaal 2)
4M/2272 x 1704
1.116 3352 13727
556 6352 26010
(Normaal 3)
2M/1600 x 1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Laag)
0.3M/640 x 480
150 20116 82367
84 30174 123550
(Breedbeeld)
3648 x 2048
1.920 1978 8101
918 4022 16473
A2
A3
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
A4, Letter-formaat
75
De ISO-waarde wijzigen
1
Selecteer de ISO-waarde.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan
de opnamemodus en -omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans
op onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden
wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het
beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden
kunnen echter grof lijken.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
In (p. 60) worden ISO-snelheden automatisch hoger ingesteld dan
in de modus A, afhankelijk van de compositie.
76
De witbalans aanpassen
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
1
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om
te selecteren.
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
Selecteer
bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop
l
X
De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn opgenomen.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat
uit 3 golflengten
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of
koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
77
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
1
Selecteer My Colors.
Druk op de knop
m e
n vervolgens op
de knoppen
op
om
te selecteren.
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
om een optie
te selecteren en druk op de knop
m.
X
De instelling die u selecteert, wordt
weergegeven op het scherm.
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging voor
een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus.
Voer stap 2 hierboven uit om
te selecteren
en druk vervolgens op de knop
l
Druk op de knoppen
op
om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen
qr
om een waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer deze waarde naar links
ligt, hoe zwakker of lichter het effect wordt.
Druk op de knop
l
om de instelling te
bevestigen.
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een
levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt,
zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging, enzovoort,
aanpassen aan uw voorkeur.
U kunt de witbalans niet instellen in de modus
en
(p. 76).
78
Continu-opnamen maken
U kunt continu opnemen met een maximale snelheid van ongeveer
0,8 beelden/seconde terwijl de sluiterknop volledig ingedrukt wordt
gehouden.
1
Selecteer een transportmodus.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om
te selecteren.
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
om
W
te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m.
3
Maak de opname.
X
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt
de camera doorlopend foto's.
Opnamen maken met de 2 seconden-
zelfontspanner
De camera maakt ongeveer twee seconden nadat er op de sluiterknop is gedrukt
een opname, waarbij beweging van de camera die zou optreden tijdens het
drukken op de knop wordt voorkomen.
Selecteer
Î.
Druk eerst op de knop
p
en gebruik daarna
de knoppen
op
om
Î
te selecteren. Druk
vervolgens op de knop
m.
X
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Î
op het scherm.
Volg stap 3 op p. 66 om opnamen te maken.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 66, 78, 79).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in (p. 60).
Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting vergrendeld
wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Voor een bepaald interval kunnen beelden mogelijk niet worden opgenomen
en wordt de opnamesnelheid langzamer afhankelijk van de condities en de
instellingen van de camera.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen twee
foto's langer worden.
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer zijn.
79
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
1
Selecteer $.
Druk eerst op de knop p en gebruik daarna
de knoppen op om $ te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
2
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Volg stap 3 op p. 66 om opnamen te maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste
opname gemaakt.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen
het geluid en het lampje van de zelfontspanner twee seconden voordat
de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt
geflitst).
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
80
Opnamen maken via een tv
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in “Beelden bekijken
op een tv” (p. 101).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting zijn vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname
maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
1
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is gecentreerd
en scherpgesteld, en druk de sluiterknop
half in.
Controleer of het AF-kader groen is.
2
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en maak
een nieuwe compositie voor de opname.
3
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
81
5
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op de modus G.
In het gedeelte “Opnamen met lange sluitertijd maken” (p. 88) wordt
verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op de modus
K en dat de camera is ingesteld op .
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 138141).
82
De modus AF Frame wijzigen
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF Frame]. Druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Gezichts-AiAF
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond
het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond
de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een gedetecteerd gezicht dat beweegt binnen een
bepaald bereik.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
Als een gezicht niet wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen
witte kaders) worden weergegeven, worden er maximaal 9 groene
kaders weergegeven in de gebieden waar de camera op scherpstelt
wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
onderwerpen die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
Het autofocuskader vergroten
83
Het autofocuskader vergroten
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
1
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF-Punt Zoom]. Druk
op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
2
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezichts-AiAf] (p. 82) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Centrum] (p. 82) wordt de inhoud
van het gecentreerde AF-kader vergroot
weergegeven.
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer
vervolgens het menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de digitale
zoom (p. 63) of digitale teleconverter (p. 64) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt op het scherm.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er
geen gezicht kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is
in verhouding tot het scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet
vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 63) of de
digitale teleconverter (p. 64) gebruikt of als de camera is aangesloten
op een televisie (p. 101).
84
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (gezichtsselectie)
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
1
Open de modus Gezichtsselectie.
Richt de camera op het gezicht van het
onderwerp en druk op
0
.
X
Nadat [Gezichts selectie : Aan] wordt
weergegeven, verschijnt er een
gezichtskader
rond het gezicht dat wordt
gedetecteerd als het hoofdonderwerp.
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader
het onderwerp binnen
een bepaalde afstand.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
verschijnt
niet.
2
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Als u op de knop
0
drukt, wordt het
gezichtskader
verplaatst naar een ander
gezicht dat de camera heeft gedetecteerd.
Wanneer het kader alle herkende gezichten
is langsgegaan, wordt [Gezichts selectie : Uit]
weergegeven en keert het scherm van de
modus AF-kader terug.
3
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. Het gezichtskader
rondom het geselecteerde gezicht wordt
groen
.
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
Het aantal herkende gezichten bevestigen
Als u de knop
0
ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven
dat de camera heeft herkend (maximaal 35) (oranje: gezicht van het
hoofdonderwerp, wit: herkend gezicht).
85
Opnamen maken met AF-vergrendeling
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop
loslaat.
1
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q
.
X De scherpstelling wordt vergrendeld en
% wordt op het scherm weergegeven.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de scherpstelling ontgrendeld.
2
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De meetmethode wijzigen
U kunt de modus Lichtmeting (functie voor meten van de helderheid)
aanpassen aan de opnameomstandigheden.
1
Selecteer de modus Lichtmeting.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten
die van achteren worden belicht. De belichting wordt
automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt
berekend, maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het
(spotmetingspuntkader).
86
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
1
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X Als & verschijnt op het scherm, is de
belichting vergrendeld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
2
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
Net als met de AE-vergrendeling kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flitser.
Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor “Flash
Exposure”.
1
Selecteer h (p. 71).
2
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt
op het scherm, wordt de flitsuitvoer
vastgehouden.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt de
FE ontgrendeld.
3
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
87
Opnamen maken met Slow sync
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
1
Selecteer
.
Druk eerst op de knop
r
en gebruik daarna
de knoppen
qr
om
te selecteren. Druk
vervolgens nogmaals op de knop
m
.
X
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
2
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
Rode-ogencorrectie
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
1
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad
4
.
Druk vervolgens op de knop
m.
2
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen
op
om [Lamp Aan]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen
qr
om [Aan] te selecteren.
X
Na de instelling verschijnt
Œ
op het scherm.
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien kunt u de camera op
een statief plaatsen en vervolgens de [IS Modus] instellen op [Uit] (p. 127).
Opnamen met lange sluitertijd maken
88
Opnamen met lange sluitertijd maken
U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met een lange
sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief bevestigen zodat
de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden.
1
Selecteer
.
Volg stappen 1 en 2 op p. 59 om
te selecteren.
2
Selecteer de sluitertijd.
Druk op de knop
o.
Druk op de knoppen
qr
om de sluitertijd
te selecteren en druk vervolgens op
m.
3
Bevestig de belichting.
Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt de
belichting voor de geselecteerde sluitertijd op
het scherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 112).
Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt
en vervolgens op de knop n.
De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het scherm
bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt.
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is
enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat
u de volgende opname kunt maken.
Als u de camera op een statief plaatst, moet u de [IS Modus] instellen
op [Uit].(p. 127).
Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt
u de flitser in op
!
en maakt u de opname.
89
6
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
“Films opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op E (filmmodus).
90
De beeldkwaliteit wijzigen
U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit.
1
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
2
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren en druk op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Beeldkwaliteittabel
Geschatte opnametijd
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer
één uur lang is opgenomen.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
640 x 480 pixels 30 beelden/sec.
Voor filmopnamen met een
standaardkwaliteit.
640 x 480 pixels 30 beelden/sec. LP
De beeldkwaliteit ziet er grof uit vergeleken
met , maar u kunt twee keer zo lang
opnemen.
320 x 240 pixels 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager,
waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt
vergeleken met , maar u kunt drie
keer zo lang opnemen.
Beeldkwaliteit
Opnametijd
4GB 16GB
32 min. 26 s. 2 uur 12 min. 50 sec.
1 uur 2 min. 51 s. 4 uur 17 min. 23 sec.
1 uur 31 min. 25 s. 6 uur 14 min. 23 sec.
91
AE-vergrendeling/belichting
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een bereik
van ±2 voordat u een opname maakt.
1
S
tel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
2
Vergrendel de belichting.
Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten,
drukt u op de knop
o
om de belichting
te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop
o
om de
vergrendeling op te heffen.
3
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en druk op de knoppen
qr
om de helderheid in te stellen.
4
Maak de opname.
Overige opnamefuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 63)
U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar de optische
zoomfunctie kan niet worden gebruikt. Als u opnamen wilt maken met de maximale
zoomfactor, moet u voordat u opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen
op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 66)
Close-ups maken (macro) (p. 71)
Objecten op grote afstand fotograferen (oneindig) (p. 72)
De witbalans aanpassen (p. 76)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 77)
Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 78)
Opnamen maken via een tv (p. 80)
Opnamen maken met de AF-vergrendeling (p. 85)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 125)
De sjabloon weergeven (p. 127)
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS Modus wijzigen (p. 127)
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
92
Afspeelfuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Beelden wissen (p. 31)
Snel naar beelden zoeken (p. 96)
Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 97)
Diavoorstellingen bekijken (p. 98)
Beeldovergangen wijzigen (p. 100)
Beelden bekijken op een tv (p. 101)
Beelden beveiligen (p. 102)
Alle beelden wissen (p. 105)
Beelden markeren als favoriet (p. 107)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 108)
Beelden roteren (p. 109)
Overzicht van het filmbedieningspaneel in “Films bekijken” (p. 36)
Ú
Uit
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen
qr;
geluid
wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
*
Bewerken (p. 93)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 114).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie.
93
Bewerken
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van één
seconde.
1
Selecteer
*
.
Volg stappen 1 tot en met 3 op p. 36 om
*
te selecteren en druk op de knop
m
.
X
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden op het scherm
weergegeven.
2
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen
op
en selecteer
of.
Druk op de knoppen
qr
om te verplaatsen.
wordt weergegeven bij elk interval van
één seconde Als u selecteert, kunt u het
begin van de film bijsnijden vanaf . Als u
selecteert, kunt u het einde van de film
bijsnijden vanaf .
X
Zelfs als u verplaatst naar een ander punt
dan , wordt alleen het gedeelte vanaf het
dichtstbijzijnde aan de linkerzijde
bijgesneden wanneer wordt geselecteerd.
Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de rechterzijde wordt bijgesneden
wanneer wordt geselecteerd.
X
Het gedeelte dat met is aangegeven, is het
deel van de film dat behouden blijft na het
bijsnijden.
3
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen
op
om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op de knop
m
. De bewerkte film wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt
bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op
op
en selecteert u
Ú
. Druk eerst op de
knop
m
en gebruik daarna de knoppen
qr
om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
94
4
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Druk op de knoppen qr om
[Nieuw bestand] te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-
bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke
film wordt dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt
u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het
bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de afzonderlijk
verkrijgbare voedingsadapterset (p. 42).
95
7
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera
bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 110
112) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
96
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken in de indexweergave
Door meerdere beelden tegelijk weer te geven, kunt u snel het beeld vinden dat u zoekt.
1
Duw de zoomknop naar
g.
X
De beelden worden weergegeven in een index.
Duw de zoomknop naar
g
om het aantal beelden
uit te breiden. Het aantal beelden neemt elke keer
toe wanneer u tegen de zoomknop duwt .
Duw de zoomknop naar
k
om het aantal beelden
te verkleinen. Het aantal beelden neemt elke keer
af wanneer u tegen de zoomknop duwt .
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
opqr
om een beeld te
selecteren.
X
Er wordt een oranje kader weergegeven om het
geselecteerde beeld.
Druk op de knop
m
om het geselecteerde beeld
afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken door te bladeren
Als u langer dan één seconde op de knoppen
qr
drukt, worden de beelden achter
elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen
op basis van de opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u de enkelvoudige weergave instelt en langer
dan één seconde op de knoppen
qr
drukt,
verschijnt het scherm dat links wordt weergegeven.
Als u op de knoppen
op
drukt, kunt u naar
beelden zoeken op basis van de opnamedatum.
Druk op de knop
m
om terug te keren naar de
enkelvoudige weergave.
Zoeken in een groot aantal beelden
Als u de zoomknop herhaaldelijk naar
g
beweegt, kunt u een index met maximaal
100 beelden weergeven. Als u de zoomknop nogmaals naar
g
beweegt, verschijnt
er een oranje kader rondom alle beelden en kunt u snel zoeken door met de
knoppen
op
tussen sets van 100 beelden te schakelen.
Naar beelden zoeken in de springweergave
97
Naar beelden zoeken in de springweergave
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de hand van
een opgegeven methode of in een opgegeven groep beelden.
1
Selecteer een springmethode.
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop
o
.
X
De zoekmethode en de locatie van het beeld
dat op dat moment wordt weergegeven,
verschijnen onder aan het scherm.
Druk op de knoppen
op
om de gewenste
zoekmethode te selecteren.
2
Schakelen tussen beelden.
Druk op de knoppen
qr
.
X
De camera gebruikt de geselecteerde
zoekmethode om naar een beeld te springen.
Druk op de knop
n
om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Het aantal beelden dat overeenstemt met het zoekfilter, wordt aan de rechterkant van het
scherm weergegeven, behalve bij
en
.
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop
n,
selecteert
u vervolgens [Beeld scrollen] op het tabblad
1
en selecteert u [Uit].
De locatie van het beeld dat op
dat moment wordt
weergegeve
n
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Ga naar My Category
Springt naar beelden die zijn toegewezen aan categorieën
(p. 108).
Ga naar datum
Springt naar het eerste beeld in de groep van elke
opnamedatum.
Naar eerste gaan Springt alleen naar foto’s.
Ga naar film Springt naar een film.
Ga naar Favorieten
Springt alleen naar beelden die zijn gemarkeerd als
favorieten.
Diavoorstellingen bekijken
98
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch afspelen.
1
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop
n,
selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad
1
en druk op de knop
m.
2
Kies de instelling.
Druk op de knoppen
op
om een item te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen
qr
om de instelling aan te passen.
3
Selecteer [Start].
Druk op de knoppen
op
om [Start] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
X
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld...] verschijnt.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/opnieuw
starten door nogmaals op de knop
m
te
drukken.
Druk op de knop
n
om de diavoorstelling
te beëindigen.
Als er geen beelden zijn die overeenkomen met de springmethode, werken de
knoppen
qr
niet.
Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden
Speeltijd Speeltijd voor elk beeld
Effect
Overgangseffecten bij het schakelen
tussen beelden
Als u tijdens het afspelen op de knoppen
qr
drukt, verandert het beeld.
Als u de knoppen
qr
ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden
bladeren.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 49).
99
De focus controleren
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
1
Druk op de knop l en ga naar
de focuscontroleweergave (p. 48).
Bij beelden met gedetecteerde gezichten
kunt u ook naar de focuscontroleweergave
gaan door op de knop 0 te drukken.
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
2
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven
Druk op de knop 0 om tussen kaders
rond gedetecteerde gezichten te schakelen.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan.
3
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met de
zoomknop en gebruik de knoppen opqr
om de weergavepositie te wijzigen terwijl
u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
100
Beelden vergroten
Duw de zoomknop naar k.
De weergave zoomt in op het beeld en
wordt weergegeven op het scherm.
Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er
verder ingezoomd tot een maximale factor
van 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Wanneer op het scherm wordt
weergegeven, drukt u op de knop m om
over te schakelen naar . Druk op
de knoppen qr om tussen de ingezoomde
beelden schakelen. Druk nogmaals op de
knop m om terug te keren naar .
Beeldovergangen wijzigen
U kunt kiezen uit twee overgangseffecten voor het wisselen van beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Overgang] en gebruik de knoppen qr
om een optie te selecteren.
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
101
Beelden bekijken op een tv
Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een
televisie om opgenomen beelden te bekijken.
1
Schakel de camera en de tv uit.
2
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond in
de afbeelding.
3
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
4
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Geel
Geel
Zwart
Wit of zwart
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het
videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de
televisie. Druk op de knop n en selecteer de optie [Video Systeem]
op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen.
102
Beelden beveiligen
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (pp. 31, 105).
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 1. Selecteer vervolgens [Beveilig]
en druk op de knop m.
2
Selecteer [Selectie].
Druk op de knoppen op om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop m.
3
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
X verschijnt op het scherm.
Als u nogmaals op de knop
m
drukt,
verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt beveiligen.
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 25, 55), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Zelfs als u van opnamemodus verandert of de camera uitschakelt
voordat u de bewerkingen in stap 4 hebt uitgevoerd, worden de
beelden niet beveiligd.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van
de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
103
4
Beveilig de beelden.
Als u op de knop n drukt, wordt er
een bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X De beelden worden beveiligd.
Reeks selecteren
1
Selecteer [Select. Reeks].
Volg stap 2 op p. 102 om [Select. Reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
2
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om het beeld
te selecteren en druk op de knop m.
Beelden beveiligen
104
3
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
U kunt geen beelden vóór het eerste beeld
selecteren.
4
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
1
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 102 om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
2
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op om [Beveilig]
te selecteren en druk op de knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen
door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks]
hebt geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
105
Alle beelden wissen
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden
hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 102)
kunt u niet wissen.
Alle beelden selecteren
1
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer [Wissen]
op het tabblad 1 en druk op de knop m.
2
Selecteer [Alle beelden].
Druk op de knoppen op om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
3
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
X Alle beelden worden gewist.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
1
Selecteer [Alles wissen].
Druk op de knop n, selecteer [Alles
wissen] op het tabblad 1 en druk op de
knop m.
Alle beelden wissen
106
2
Wis alle beelden.
Druk op de knoppen
qr
om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X
Alle beelden worden gewist.
Druk op
n
om terug te keren naar
het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 op p. 105 om [Selectie] te selecteren
en druk op de knop
m
.
Volg stap 3 op p. 102 om het beeld te selecteren.
X
Na de instelling verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop
m
om de selectie
van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens
verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure als
u meerdere beelden wilt selecteren.
2
Wis de beelden.
Als u op de knop
n
drukt, wordt er een
bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op de knoppen
qr
om [OK] te selecteren
en druk op de knop
m
.
Reeks selecteren
1
Selecteer [Select. Reeks].
Volg stap 2 op p. 105 om [Select. Reeks] te
selecteren en druk op de knop
m
.
Volg stappen 2 en 3 op pp. 103104 om
beelden te selecteren.
2
Wis de beelden.
Druk op de knop
p
om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
107
Beelden markeren als favoriet
Wanneer u beelden als favoriet markeert, kunt u alleen die beelden
eenvoudig categoriseren. U kunt ook filteren zodat alleen die beelden
worden weergegeven (p. 97).
1
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n, selecteer
[Favorieten] op het tabblad 1 en
druk op de knop m.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld te verwijderen.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
3
Kies de instelling.
Als u op de knop n drukt, wordt er
een bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt als favoriet gemarkeerd.
Als u van opnamemodus verandert of de camera uitschakelt voordat
u de instelling wijzigt, worden beelden niet als favorieten gemarkeerd.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
verplaatst naar uw computer, krijgen de beelden 3 sterren (+++,,)
(behalve voor films).
108
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt beelden toewijzen aan
categorieën en filteren om ze weer te geven (p. 97).
Afzonderlijke beelden selecteren
1
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[My Category] en druk op de knop m.
2
Selecteer [Selectie].
Druk op de knoppen op om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop m.
Volg stap 2 op p. 102 om beelden te
selecteren.
Druk op de knoppen op, selecteer
een categorie en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van de categorie ongedaan
te maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Als u van opnamemodus verandert of de camera uitschakelt voordat
u de onderstaande stappen hebt gevolgd, worden de beelden niet
aan categorieën toegewezen.
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën
ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn
opgenomen in I, C of F.
: Beelden die worden gedetecteerd als , , in de modus
A of 9, of beelden die zijn opgenomen in J of O.
: Beelden die zijn opgenomen in H, t, w of P.
Beelden roteren
109
3
Kies de instelling.
Als u op de knop
n
drukt, wordt er
een bevestigingsscherm weergegeven.
Druk op de knoppen
qr
om [OK] te
selecteren en druk op de knop
m
.
X
Het beeld wordt toegewezen aan de categorie.
Reeks selecteren
1
Selecteer [Select. Reeks].
Volg stap 2 op p. 108 om [Select. Reeks]
te selecteren en druk op de knop
m
.
Volg stappen 2 en 3 op pp. 103104
om beelden te selecteren.
Druk op de knop
p
, selecteer het item en druk
op de knoppen
qr
om een type te kiezen.
2
Kies de instelling.
Druk op de knop
p
om [Selectie] te selecteren
en druk op de knop
m
.
Beelden roteren
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
1
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop
n
, selecteer [Roteren]
op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
2
Draai het beeld.
Druk op de knoppen
qr
om een beeld te
selecteren.
X
Elke keer dat u op de knop
m
drukt, wordt
het beeld 90° gedraaid.
Druk op
n
om terug te keren naar het
menuscherm.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden in
de categorie [Select. Reeks] opheffen.
110
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
1
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n en
selecteer
het tabblad 1. Vervolgens
selecteert
u [Veranderen] en drukt u op de knop m.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr om het beeld
te
selecteren
en druk op de knop m.
3
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr om een optie
te
selecteren
en druk op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
4
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te
selecteren
en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
5
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Druk op de knoppen qr om [Ja] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden met een resolutie-instelling van (p. 73), of die zijn
opgeslagen als in stap 3 kunnen niet worden bewerkt.
111
Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
1
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop
n
, selecteer [Trimmen]
op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
om het beeld te
selecteren en druk op de knop
m
.
3
Pas het snijgebied aan.
X
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken
door op de zoomknop te drukken.
Met de knoppen
opqr
kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop
l
wijzigt u de kaderstand.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door op de knop
0
te drukken.
Druk op de knop
m.
4
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stappen 4 en 5 op p. 110.
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
Beelden met een resolutie-instelling van
of
,
of beelden die zijn
veranderd in
,
kunnen niet worden bewerkt.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
112
Het rode-ogeneffect corrigeren
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan
als nieuwe bestanden.
1
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad
1.
Druk vervolgens op de knop
m.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
om een beeld
te selecteren.
3
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop
m.
X
Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat van
het beeld wijzigen met behulp van
de procedures die worden beschreven
in “Beelden vergroten” (p. 100).
4
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen
opqr
om [Nieuw
bestand] te selecteren en druk op de
knop
m.
X
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Volg stap 5 op p. 110.
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke
beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
113
8
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een printer die compatibel
is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 43).
Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
SELPHY-serie Inkjetprinters
Canon PictBridge-compatibele printers
114
Beelden afdrukken
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer
die compatibel is met PictBridge (p. 2).
1
Schakel de camera en de
printer uit.
2
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
3
Schakel de printer in.
4
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X verschijnt op het scherm.
5
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk op de knop m.
Beelden afdrukken
115
6
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print]
te selecteren en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer
uit en verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie over afdrukken.
Zie pp. 41, 43 voor PictBridge-compatibele Canon-printers.
Index afdrukken is niet beschikbaar voor de volgende PictBridge-
compatibele Canon-printers: CP710/CP510/CP500/CP400/CP330/
CP300/CP220/CP200.
116
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken
en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze
samen kunnen worden afgedrukt of worden verwerkt in een fotozaak. Deze
selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
1
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
2.
Selecteer vervolgens
[Print instellingen] en druk op de knop
m.
2
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen
op
om een menu-item
te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beiden Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen
te verwerken in het afdrukresultaat.
kan verschijnen op het scherm bij gebruik van een geheugenkaart
met afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen
worden overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
117
Het aantal exemplaren selecteren
1
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop
n
en selecteer het
tabblad
2
. Selecteer vervolgens [Sel. beeld
& aantal] en druk op de knop
m
.
2
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
om een beeld
te selecteren en druk op de knop
m
.
X
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u [Index] selecteert, verschijnt op het
scherm. Druk nogmaals op de knop
m
om
de selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
3
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen
op
om het aantal
afdrukken in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het
aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken
niet instellen. U kunt alleen bij stap 2 de af te
drukken beelden selecteren.
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Reeks selecteren
1
Selecteer [Select. Reeks].
Selecteer bij stap 1 hierboven [Select. Reeks]
en druk op de knop
m
.
Volg stappen 2 en 3 op pp. 103
104 om
beelden te selecteren.
2
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen
op
om [Opdracht] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad
3
(p. 22).
Beelden afdrukken met DPOF-instellingen
118
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
1
Selecteer [Sel. alle beelden].
Selecteer [Sel. alle beelden] bij stap 1 op
p. 117 en druk vervolgens op de knop m.
2
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk op de knop m.
Alle selecties wissen
1
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] bij stap 1 op
p. 117 en druk vervolgens op de knop m.
2
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Beelden afdrukken met DPOF-
instellingen
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie
Canon SELPHY.
1
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stappen 1 t/m 4 op p. 114.
2
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print nu]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Aantal af te drukken
exemplaren
119
9
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en
veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen
voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
120
De camera-instellingen wijzigen
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen op het tabblad
3
(p. 51).
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 50) of MENU (p. 51), wordt
er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt deze functie
uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Geluiden wijzigen
U kunt de bedieningsgeluiden van de camera veranderen.
S
electeer [Geluidsopties] en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
om een menu-item te
selecteren.
Druk op de knoppen
qr
om een optie te
selecteren.
1
Vooringestelde geluiden. (Kunnen niet worden
gewijzigd.)
2
Vooringestelde geluiden.
U kunt de meegeleverde software gebruiken om
de geluiden te wijzigen (p. 121).
De camera-instellingen wijzigen
121
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het startbeeld veranderen dat op het scherm wordt weergegeven
wanneer u de camera inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop
m.
Druk op de knoppen
qr
om een optie te
selecteren.
Het opstartscherm registreren
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt
u geluiden en beelden vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk
op de knop m.
Druk op de knoppen qr om [2] te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr om een beeld
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen qr om [OK] te
selecteren en druk vervolgens op m
om de registratie te voltooien.
Geen opstartscherm.
1
Vooringestelde beelden. (Kunnen niet worden
gewijzigd.)
2
Vooringestelde beelden.
U kunt vastgelegde beelden instellen en de
meegeleverde software gebruiken om de
beelden te wijzigen (p. 121).
Eventueel eerder geregistreerde opstartbeelden worden
overschreven als u een nieuw opstartbeeld registreert.
Beelden of geluiden registreren met de bijgeleverde
software
U kunt beelden of geluiden vastleggen op de camera met de bijgeleverde
software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde
informatie.
De camera-instellingen wijzigen
122
Het opstartscherm uitschakelen
U kunt het opstartbeeld uitschakelen dat wordt weergegeven wanneer u de
camera inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen
met maximaal 2.000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met
het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of er een nieuwe
map wordt gemaakt, begint
de bestandsnummering weer
bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset]
een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering.
Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert
u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 25).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
123
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk op de
knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.
X Beelden worden opgeslagen in mappen die
op elke opnamedatum worden gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie
Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 30). Als u wilt
dat de lens direct wordt ingetrokken wanneer u op 1 drukt, moet u de tijd
voor intrekken instellen op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 49) instellen op [Uit]. De instelling [Aan]
wordt aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om [Automatisch
Uit] te selecteren. Druk op de knoppen qr
om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
De camera-instellingen wijzigen
124
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld
(p. 49). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
om [Display uit] te
selecteren. Druk op de knoppen
qr
om een tijd te
selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.] te
selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door
eenvoudig de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming van
tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te
passen.
1
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop
m
.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of
het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u
vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
om de thuistijdzone te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
. Als
u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur),
gebruikt u de knoppen
op
om te selecteren.
2
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen
op
om [ Wereld] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Druk op de knoppen
qr
om de
bestemmingstijdzone te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als
bij stap 1.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
125
3
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op om [ Wereld]
te selecteren en druk vervolgens op n.
wordt weergegeven in het
opnamescherm (p. 136).
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 51).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het lampje gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen
in omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt
dit licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum
en tijd voor [ Thuis] automatisch gewijzigd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 140
141).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
126
functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere
omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
op
om [Lamp Aan]
te selecteren en druk vervolgens op de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
De weergaveduur van een beeld na een opname
wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden na het maken van de opname worden
weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven na de opname wijzigen.
Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
2 - 10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de sluiterknop half indrukt.
Uit Er wordt geen beeld weergegeven.
Uit Geeft alleen het beeld weer.
Details
Geeft gedetailleerde informatie
weer (p. 48).
Focus check
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven, zodat
u de focus kunt controleren. De
procedure is hetzelfde als in “De
focus controleren” (p. 99).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
127
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2, om
het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen
qr
om een optie te selecteren.
Raster
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Uitsnede
Boven en onder in de weergave
verschijnen grijze balken. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op
papier met een verhouding van 3:2.
Beiden
De rasterlijnen en de hulplijn voor de
uitsnede worden beide weergegeven.
In de modus
kunt u [Uitsnede] of [Beiden] niet instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn
gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de
gedeelten in de grijze gebieden.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt
het resultaat meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt controleren
en bijstellen.
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert alleen
op- en neerwaartse camerabewegingen.
Deze optie wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Als
u de camera op een statief plaatst, moet u de IS-modus instellen op [Uit].
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
128
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 51).
Het beeld selecteren dat als eerste wordt
weergegeven bij het afspelen
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
129
10
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset
(afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het
hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen, een lijst met functies
en een lijst met items die op het scherm verschijnen. Verder vindt
u aan het einde de index.
130
Aansluiten op het lichtnet
Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (los verkrijgbaar) gebruikt, kunt
u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het
batterijniveau.
1
Plaats de koppeling.
Open het klepje (p. 19) en plaats de
koppeling op de afgebeelde wijze tot
deze vastklikt.
Sluit het klepje (p. 19).
2
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
3
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluitpunt
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is
ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan
de camera beschadigd raken.
131
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera.
Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact
op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst
die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 19).
Controleer of de batterij niet leeg is (p. 15).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 20).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in contact komen
met metalen voorwerpen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de
camera in en opnieuw uit (p. 20).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie
(p. 101).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Stel het programmakeuzewiel in op de gewenste opnamemodus (p. 46).
Druk in de afspeelmodus (p. 30) de sluiterknop half in (p. 26).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden
(p. 48).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar
wel in films worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
Als u opnamen maakt bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig
rood) verschijnen op het scherm.
Als u de sluiterknop indrukt, schakelt het scherm uit en kunt u geen
opnamen maken (p. 29).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 62)
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 127).
Stel de flitser in op
h
(p. 71).
Verhoog de ISO-waarde (p. 75).
Plaats de camera op een statief.
Problemen oplossen
132
Het beeld is wazig.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 26).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 144).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 125).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 80, 85).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet
en stelt de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op
h
(p. 71).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 70).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 86).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op
!
(p. 62).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 70).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 86).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 29).
Verhoog de ISO-waarde (p. 75).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 71).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 71).
Stel de flitser in op
!
(p. 62).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak
met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 75).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 59).
Ogen worden rood weergegeven (p. 87).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 126). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat het
lampje (aan de voorkant van de camera) branden (p. 46) en gedurende ongeveer
1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen
te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt.
U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter
bij het onderwerp gaat staan.
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 55).
Problemen oplossen
133
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het
menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus.
Zie “Beschikbare functies per opnamemodus” (pp. 138
139).
Kan knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen
niet worden gebruikt (p. 32).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die
kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd
opgenomen (pp. 25, 35).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch
beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen:
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 55).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 90).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 90).
De zoomfunctie werkt niet.
U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar niet de
optische zoomfunctie (p. 91).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt
u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding
voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart die op deze camera is geformatteerd (p. 25).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid,
kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden
wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Kan knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen
niet worden gebruikt (p. 33).
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te
verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Houd de knop n ingedrukt en houd vervolgens tegelijkertijd de knoppen o
en m ingedrukt. Selecteer [B] wanneer dit wordt weergegeven op het scherm
en druk op de knop m.
134
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting (p. 19).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart
is ingesteld op “LOCK”. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (pp. 19, 20).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de
geheugenkaart niet goed is geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om
opnamen te maken (p. 19).
Geheugenkaart fout (p. 56)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice .
Te weinig kaartruimte
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart op opnamen te maken
(pp. 27, 34, 57, 69, 81, 89) of beelden te bewerken (pp. 110
112). Wis de beelden
(pp. 31, 105) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart
(p. 19).
Vervang\Verwissel accu (p. 15)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 102)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV
afspelen/RAW
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld
niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 100), aan te merken als
favorieten (p. 107), te draaien (p. 109), te bewerken (pp. 110112), toe te wijzen
aan het startscherm (p. 121), te categoriseren (p. 108) of toe te voegen aan een
afdruklijst (p. 116).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden vergroot, gedraaid, bewerkt, toegewezen aan het startscherm, gecategoriseerd
of toegevoegd aan een afdruklijst.
Film kunnen niet worden vergroot (p. 100), bewerkt (pp. 110112), toegevoegd aan een
afdruklijst (p. 116) of worden toegewezen aan het startscherm (p. 121).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
135
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Niet
selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 100), te draaien
(p. 109), te bewerken (pp. 110
112) of toe te voegen aan een afdruklijst
(p. 116).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet
worden vergroot, geroteerd, bewerkt of toegevoegd aan een afdruklijst.
Films kunnen niet worden vergroot (p. 100).
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiebereik (pp. 103, 106, 109) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt
geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer
minder beelden dan 998 (p. 116).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het
aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 116).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 102), Wissen (p. 105),
Favorieten (p. 107) of My Category (p. 108).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of
worden afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat
is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de
beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de
printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal
bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset]
(p. 122) of formatteer de geheugenkaart (p. 25).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is
of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met de helpdesk
van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld
mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt
u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de camera.
136
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen
wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden
automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren.
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 76)
My Colors (p. 77)
Transportmodus (p. 78)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 29)
Lichtmeetmodi (p. 85)
Beeldkwaliteit
(compressie) (p. 73) /
resolutie (pp. 72, 90)
Foto's: aantal opnamen
(p. 21)
Films: resterende tijd /
verstreken tijd (p. 35)
Zelfontspanner
(pp. 66, 78, 79)
Disp. Sjabloon (p. 127)
Digitale zoom (p. 63) /
digitale teleconverter
(p. 64)
Scherpstelzone
(pp. 71, 72),
AF-vergrendeling
(p. 85)
Opnamemodus
Flitsmodus
(pp. 62, 71, 87)
Rode-ogencorrectie
(p. 87)
Spotmetingpunt (p. 85)
AF-kader (p. 28)
Datum stempel (p. 65)
ISO-waarde (p. 75)
AE-vergrendeling (p. 86),
FE-vergrendeling (p. 86)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 70)
Zoombalk (p. 27)
Beeldstabilisatie (p. 127)
Tijdzone (p. 124)
Informatieweergave op het scherm
137
Afspelen (uitgebreide
informatieweergave)
My Category (p. 108)
Opnamemodus
ISO-waarde (p. 75)
Belichtingscompensatie
(p. 70), Belichting (p. 91)
Witbalans (p. 76)
Histogram (p. 49)
Compressie
(beeldkwaliteit) (p. 73)
Resolutie (p. 72),
AVI (films) (p. 90)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Lichtmeetmodi (p. 85)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 122)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd
Diafragmawaarde,
Beeldkwaliteit (films)
Flitser (p. 71)
Scherpstelzone
(pp. 71, 72)
Bestandsgrootte
(pp. 72, 90)
Foto's: Resolutie (p. 73)
Films: Filmlengte (p. 90)
Beeld bewerken
(pp. 110112)
Beveilig (p. 102)
Gemarkeerd als
favorieten (p. 107)
My Colors (p. 77)
Rode-ogencorrectie
(p. 112)
Opnamedatum en -tijd
(p. 65)
138
Beschikbare functies per opnamemodus
*1 Trage synchronisatie wanneer de flitser wordt gebruikt.
*2 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden].
*3 Resolutie vastgezet op , compressieverhouding (beeldkwaliteit) vastgesteld op .
*4 Een resolutie-instellingen van wordt weergegeven, het beeld wordt vastgezet op 1600 x 1200
pixels. De compressie-instelling (beeldkwaliteit) kan worden geselecteerd.
Opnamemodi
GA9
Functie
Belichtingscompensatie (p. 70)/
Belichtingverschuiving (p. 91)
{ ——
Scherpstelzone (pp. 71, 72)
{ ——
{{{
{ ——
Flitser (pp. 62, 71, 87)
{ *1 *1
{ ——
{ ——
{{{
Gezicht-zelfontspanner (pp. 66, 78, 79)
{{
{{
*2
{{
AE-vergrendeling (p. 86)/FE-vergrendeling (p. 86)
{ ——
AF-vergrendeling (p. 85)
{ ——
Gezichtsselectie (p. 84) {{
Schermweergave (p. 48)
Informatieweergave {{{
Geen informatie {{
Tv-weergave (p. 101) {{{
Menu FUNC.
ISO-waarde (p. 75)
{{{
{ ——
{ ——
Witbalans (p. 76)
{{{
{ ——
My Colors (p. 77) { ——
Lichtmeting (p. 85)
{{{
{ ——
Transportmodus (p. 78) { ——
Resolutie (p. 72)/compressieverhouding (beeldkwaliteit) (p. 73)/
beeldkwaliteit (p. 90)
{{*3
e
u
h
!
ÒÎ
$
W
Beschikbare functies per opnamemodus
139
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
IJFCH
K
E
"wOPt
{{{{{{{{ {{{{ {
—————————————{{
{{{{{{{{{{{{{{{
—————————————{{
{ *1 *1 {{{{{{{{{——
{ *1 *1 {{{ {{{{{—*1
———————————————
{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{ {{{{{{{{{
{{{{{ {{{{{{{{{
{{{{{ {{{{{{{{
———————————————
—————————————{{
{{{{{{{{{{{{ {
{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{ {{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{
Menu FUNC.
{{{{{{{{{{{{{ {
—————————————{
—————————————{
{{{{{{{{{{{{{{{
——————{ ——————{{
—————————————{{
{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————
{{{{{ {{{{{{{{
{{{{{{*4 {{{{{{{{
140
Menu's
4 Opnamemenu
*1 AiAF
*2 Ingesteld op [Aan].
*3 Ingesteld op [Uit].
*4 Ingesteld op 2 sec.
*5 Ingesteld op [Uit].
Opnamemodi
GA9
Functie
AF-kader (p. 82)
Gezichts-AiAF {{{
Centrum { ——
Grootte AF-kader (p. 83) Normaal/klein { ——
Digitale zoom (p. 63)
Standaard/Uit {{*2
Digitale teleconverter (1,5x/2,0x) {{
Digitale teleconverter (1,4x/2,3x) {{
AF-Punt Zoom (p. 83) Aan/Uit {{
AF-hulplicht (p. 125) Aan/Uit {{*2
Flits Instellingen (pp. 87, 126)
Rode-Ogen Aan/Uit {{*3
Lamp Aan Aan/Uit {{*2
Bekijken (p. 126) Uit/2-10 sec./Vastzetten {{*4
Terugkijken (p. 126) Uit/Details/Focus check {{*5
Disp. Sjabloon (p. 127)
Uit/Raster {{*3
Uitsnede/Beiden {{
IS modus (p. 127)
Continu/Uit { *2 *2
Opname/Panning { ——
(Datum stempel) (p. 65) Uit/Datum/Datum & Tijd {{*3
Menu's
141
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd
IJFCH
K
E
"wOPt
{{{{{{{{{{{{ { *1
{{{{{——{{{{{{{
———————————————
{{{{{{*3 {{{{{{{{
{{{{{{ {{{{{{{
{{{{{{ {{{{{{{
{{{{{{{{{{{{ {
{{{{{{{{{{{{*3 {{
{{{{{{{{{{{{ {
{{{{{{{{{{{{ {
{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{*3 {{{{{{{*3
Menu's
142
3 Menu Instellen
Item Opties/overzicht Zie pagina
Mute Aan/Uit* p. 52
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 52
Geluidsopties
De geluiden instellen voor elke camerabewerking.
p. 120
Hints en tips Aan*/Uit p. 120
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 53
Opstart scherm
Een beeld toevoegen als opstartafbeelding.
p. 121
Opstart scherm Aan*/Uit p. 122
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 25, 55
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 123
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 123
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 123
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 49, 123
Tijdzone Thuis/Wereld p. 124
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 22
Video Systeem NTSC/PAL p. 101
Taal Weergavetaal selecteren. p. 24
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 54
* Standaardinstelling
Menu's
143
1 Menu Afspelen
2 Menu Afdrukken
Item Opties/overzicht Zie pagina
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 98
Wissen Beelden wissen. p. 105
Alles wissen Alle beelden worden gewist. p. 105
Beveilig Beelden beveiligen. p. 102
Roteren Beelden draaien. p. 109
Favorieten Beelden markeren als favoriet. p. 107
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 108
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 112
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 111
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 110
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 96
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 128
Overgang Fade*/Schuiven/Uit p. 100
* Standaardinstelling
Item Opties/overzicht Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven. p. 114
Sel. beeld & aantal
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 117
Select. Reeks
Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks
die u wilt afdrukken.
p. 117
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 118
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 118
Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 116
144
Specificaties
Effectieve pixels in camera . . . . . . . . . . . Ongeveer 12,1 miljoen
Ongeveer 10,0 miljoen
Beeldsensor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3-type CCD (totaal aantal pixels: Ongeveer
12,4 miljoen, Ongeveer 10,6 miljoen)
Lens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,2 (W) – 24,8 (T) mm
overeenkomstig 35mm-filmbereik: 35 (W) – 140 (T) mm
f/2,7 (W) – f/5,6 (T)
Zoomfactor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 16x)
LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,7-cm (2,7 inch) TFT LCD-kleurenmonitor
Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100%
Modus AF Frame. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht AiAF/Centrum
Scherpstelbereik
(vanaf de voorkant van de lens) . . . . . . . Auto: 3 cm – oneindig (W)/30 cm – oneindig (T)
Normaal: 5 cm – oneindig (W)/30 cm – oneindig (T)
Macro: 3 – 60 cm (W)
Oneindig: 3,0 m – oneindig
Kinderen & dieren: 1,0 m – oneindig
Sluiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter samen
gebruikt
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/1600 sec.
15 – 1/1600 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot
Belichtingscompensatie. . . . . . . . . . . . . . ±2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde
(standaarduitvoergevoeligheid,
Aanbevolen belichtingsindex) . . . . . . . . . Auto, ISO 80 /100/200/400/800/1600
Witbalans. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, Slow sync, Uit
* Instellingen voor rode ogen reductie/Rode ogen
correctie/FE-vergrendeling beschikbaar
Ingebouwd flitsbereik. . . . . . . . . . . . . . . . 30 cm – 4,0 m (W)/30 cm – 2,0 m (T)
Opnamemodi. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . P, Auto, Easy, Portret, Landschap, Night Snapshot,
Kinderen & dieren, Binnen, SCN, Film
SCN-modus: Gezicht-zelfontspanner, Weinig licht,
Extra levendig, Poster-effect, Strand, Flora, Sneeuw,
Vuurwerk, Lange sluiter
Continu-opnamen maken . . . . . . . . . . . .
Normaal: ongeveer 0,8 beelden/sec.
Weinig licht: ongeveer 2,6 beelden/sec.
Normaal: ongeveer 0,8 beelden/sec.
Weinig licht: ongeveer 2,1 beelden/sec.
Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 sec./ongeveer 2 sec. vertraging,
Handm. Timer
Opnamemedia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart,
SDXC -geheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-
geheugenkaart, HC MMCplus-geheugenkaart
Specificaties
145
Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File system-
ontwerpstandaard, compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: AVI (beeldgegevens: Motion JPEG,
audiogegevens: WAVE (mono))
Aantal opnamepixels (resolutie foto's). .
Hoog: 4000 x 3000 pixels
Normaal 1: 3264 x 2448 pixels
Normaal 2: 2592 x 1944 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 4000 x 2248 pixels
Hoog: 3648 x 2736 pixels
Normaal 1: 2816 x 2112 pixels
Normaal 2: 2272 x 1704 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 3648 x 2048 pixels
(Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640 x 480 pixels (30 frames/sec.*)
640 x 480 pixels (30 beelden/sec. LP*)
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.*)
* Het werkelijke aantal beelden is 29,97 beelden/sec.
Compressie (foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . Fijn, Normaal
Aantal mogelijke opnamen
(CIPA compatibel) . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 240 beelden, ongeveer 230
afbeeldingen
Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Easy, Film, Vergrote
weergave, Index, Gaan naar, Vergroot, Diavoorstelling
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveilig, Roteren, Favorieten , My
Category , Rode ogen correctie, Bijsnijden
, Veranderen
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . . . . PictBridge-compatibel
Interface. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Digitale invoer/uitvoer: Hi-Speed USB (compatibel met
mini-B)*
Analoge audio-uitvoer: mono*
Analoge video-uitvoer: keuze uit NTSC/PAL
* Speciale connector met geïntegreerd type digitale
audio en video.
Communicatie-instellingen. . . . . . . . . . . MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Batterij NB-8L (oplaadbare lithium-ionbatterij)
Voedingsadapterset ACK-DC60 (los verkrijgbaar)
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 0
40 °C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
90%
Afmetingen (CIPA compatibel). . . . . . . . 97,2 x 58,2 x 28,1 mm
Gewicht (CIPA compatibel)
. . . . . . . . . . . Ongeveer 155 g (Inclusief de batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 136 g (alleen camerabehuizing)
Specificaties
146
Batterij NB-8L
Type. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oplaadbare lithium-ionbatterij
Voltage. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3,6 V gelijkstroom
Capaiteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 740 mAh
Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 0 – 40 °C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35,4 x 40,4 x 5,9 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 17 g
Batterijlader CB-2LA/2LAE
Nominale invoer Input . . . . . . . . . . . . . . 100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz 12 VA),
0,10 A (100 V) – 0,07 A (240 V)
Nominale uitvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4,2 V gelijkstroom, 0,65 A
Oplaadtijd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 1 uur 30 min.
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 5 – 40 °C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81,0 x 25,0 x 56,0 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer. 63 g (CB-2LA)
Ongeveer 60 g (CB-2LAE, uitgezonderd het netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
147
Voorzorgsmaatregelen
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het scherm of
als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een
brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk
voor klantenondersteuning van Canon. Raadpleeg hiervoor het Canon
garantiesysteemboekje dat bij de camera wordt geleverd.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
148
Index
A
Aangepaste witbalans.............................76
Aansluiting........................39, 101, 114, 130
Aantal opnamen...........................15, 73, 74
Accessoires ..............................................42
AE lock................................................86, 91
AF J Focus
Afdrukken
...............................................114
AF-kaders .................................................28
Afspeelknop .......................................30, 47
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten
.........100
AF-vergrendeling .....................................85
Alle beelden wissen...............................105
Apparatuur
De camera vasthouden
....................13
Standaardinstellingen.......................54
AV-kabel .............................................2, 101
B
Batterij
Batterijlader
...................................2, 42
Datum/tijd-batterij..............................23
Oplaadlampje ....................................15
Opladen .............................................14
Spaarstand ........................49, 123, 124
Beeld scrollen ..........................................96
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen
.........................31, 105
Beveilig ............................................102
Weergaveduur.................................126
Beelden bekijken op een tv ..................101
Beelden roteren .....................................109
Beelden wissen................................31, 105
Beeldkwaliteit J (compressieverhouding)
Bekijken (Afspelen)
Beelden op een tv
...........................101
Diavoorstelling...................................98
Enkelvoudige weergave...................30
Indexweergave................................. 96
Vergrote weergave ........................ 100
Belichting
AE lock
........................................ 86, 91
Compensatie .................................... 70
FE-vergrendeling ............................. 86
Verschuiving..................................... 91
Bestandsnummering ............................ 122
Beveilig .................................................. 102
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)
............... 110
Rode-Ogen Corr. ........................... 112
Trimmen.......................................... 111
Binnen (modus voor
speciale opnamen)
................................. 59
Breedbeeld
(resolutie)
..................................... 72, 73, 74
Briefkaartformaat .................................... 74
C
Camerabeweging ........................... 62, 127
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ..... 2
Centrum ................................................... 82
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit)
........................................ 73
Continu-opnamen maken ...................... 78
D
Datum en tijd
Datum/tijd-batterij
............................. 23
Instellingen........................................ 22
Toevoegen aan beeld...................... 65
Wijzigen ............................................ 23
Datum/tijd J Datum en Tijd
Diavoorstelling
........................................ 98
Digitale teleconverter ............................. 64
Digitale zoom .......................................... 63
DPOF ..................................................... 116
E
Extra levendig (Modus voor speciale
opnamen)
................................................ 61
149
Index
F
Fabrieksinstellingen J
Standaardinstellingen
Favorieten
...............................................107
FE-vergrendeling .....................................86
Films
Beeldkwaliteit
(compressieverhouding)
..................90
Bekijken (Afspelen).....................36, 92
Bewerken...........................................93
Opnametijd ..................................35, 90
Resolutie............................................90
Flitser
Aan
.....................................................71
Slow sync...........................................87
Uit .......................................................62
Flora (modus voor
speciale opnamen)
..................................60
Focus
Gezichtsselectie
................................84
Focus check .............................................99
Focusvergrendeling.................................80
Formaat veranderen (beelden kleiner
maken)
....................................................110
Formatteren (geheugenkaart) ..........25, 55
Formatteren J Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen
.......................................134
FUNC. menu
Lijst
...................................................138
FUNC., menu
Basishandelingen
.............................50
G
Geheugenkaarten....................................19
Beschikbare opnamen .........21, 73, 74
Formatteren.................................25, 55
Geluidsinstellingen ..................................52
Gezichts-AiAF ..........................................82
Gezichtsselectie.......................................84
Gezicht-zelfontspanner (modus voor
speciale opnamen)
..................................67
H
Handleiding voor persoonlijk
afdrukken
................................................... 2
Histogram ................................................ 49
I
Inhoud van de verpakking ....................... 2
Interfacekabel............................................ 2
ISO-waarde ............................................. 75
K
Kinderen & dieren (modus voor
speciale opnamen)
................................. 58
Klokfunctie ............................................... 56
L
Lampje ......................... 46, 47, 66, 125, 126
Landschap (modus voor speciale
opnamen)
................................................ 58
Lange sluitertijd (modus voor speciale
opnamen)
................................................ 88
LCD-monitor J Scherm
Lichtmetingmodus
.................................. 85
Lichtnet .................................................. 130
M
Macro ....................................................... 71
Menu
Basishandelingen
............................ 51
menu
Lijst
.................................................. 140
Modus Easy....................................... 32, 33
MultiMediaCard/MMCplus-/HC MMCplus-
geheugenkaart J Geheugenkaarten
My Category
.......................................... 108
My Colors ................................................ 77
N
Night Snapshot (modus voor speciale
opnamen)
................................................ 58
150
Index
O
ON/OFF-knop
.................................................. 46
Oneindig
........................................................... 72
Opnamedatum en -tijd
J
Datum en Tijd
Opnamen maken via een tv
........................... 80
Overzicht van de onderdelen
......................... 46
P
PictBridge
....................................................... 114
Polsriem
J
Riem
Portret (modus voor
speciale opnamen)
......................................... 58
Poster-effect (modus voor speciale
opnamen)
......................................................... 61
Printers
..................................................... 43, 114
Printinstellingen (DPOF)
.............................. 116
Problemen oplossen
..................................... 131
Programma automatische belichting
............ 70
Programmakeuzewiel
..................................... 46
R
Raster
............................................................. 127
Reizen naar het buitenland
.................... 15, 124
Resolutie (beeldgrootte)
................................. 72
Riem
............................................................. 2, 13
Rode ogen
Automatische correctie
........................... 87
Correctie
................................................. 112
Reductie
................................................. 126
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven
................................................ 48
Informatieweergave
....................... 136, 137
Menuhandelingen
.............................. 50, 51
Taal van LCD-scherm
............................. 24
Scherpstellen
AF-kaders
................................................. 28
AF-Punt Zoom
......................................... 83
AF-vergrendeling
..................................... 85
Modus AF Frame
..................................... 82
SCN (modus voor speciale opnamen)
......... 59
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart
J
Geheugenkaarten
Sepiakleurig
..................................................... 77
Sjabloon weergeven
..................................... 127
Sluiterknop
....................................................... 26
Sneeuw (modus voor speciale opnamen)
.... 60
Software
Beelden downloaden
naar een computer
.................................. 37
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk
...... 2
Softwarehandleiding
.................................. 2
Spaarstand
...................................... 49, 123, 124
Standaardinstellingen
..................................... 54
Strand (modus voor speciale opnamen)
...... 60
T
Taal van LCD-scherm
..................................... 24
Tijdzone
.......................................................... 124
Toon (witbalans)
.............................................. 76
Trimmen
......................................................... 111
U
Uitsnede
......................................................... 127
V
Vergrote weergave
....................................... 100
Verwijderen
J
Beelden wissen
Video
J
Films
Voedingsadapterset
................................ 42, 130
Vuurwerk (modus voor speciale opnamen)
. 60
W
Weinig licht (modus voor speciale
opnamen)
......................................................... 60
Wereldklok
..................................................... 124
Witbalans
......................................................... 76
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner
.................. 66
2 seconden-zelfontspanner
.................... 78
Gezicht-zelfontspanner
........................... 67
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen
........................ 79
Zoomen
................................................ 27, 34, 63
Zwart-witfoto's
................................................. 77
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze
handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen
opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die
wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SP2WA280 © CANON INC. 2010
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151

Canon PowerShot A3150 IS de handleiding

Type
de handleiding