Bresser Junior 88-49200 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

DE
Bedienungsanleitung
GB
Operating Instructions
FR
Mode d’emploi
NL
Handleiding
IT
Istruzioni per l’uso
ES
Instrucciones de uso
Compass
Art. No. 88-49200
B
(Fig. 1)
(Fig. 4)
(Fig. 5)
c
d
e
f
g
h
i j
S
N
S
N
(Fig. 2)
(a)
(b)
NL
19
AFVALVERWERKING
Bied het verpakkingsmateriaal op soort gesc-
heiden als afval aan. Informatie over de juiste
afvalverwerking kunt u van uw plaatselijke afvalver-
werkingsbedrijf of de milieudienst krijgen.
GEVAAR voor uw kind! GEVAAR voor licha-
melijk letsel!
Kinderen dienen het apparaat uitsluitend
onder toezicht te gebruiken. Houd verpak-
kingsmateriaal (plastic zakken, elastiek, enz.) ver
van kinderen! Uw kind kan daardoor STIKKEN!
GEVAAR voor schade aan het materiaal!
Haal het apparaat niet uit elkaar! Neem
in geval van storingen contact op met de
speciaalzaak. Deze neemt contact op met het serv-
icecentrum en kan het apparaat indien nodig ter
reparatie versturen.
Stel het apparaat niet bloot aan temperaturen
boven de 60ºC!
20
De onderdelen van je kompas:
1. Vizierdraad („korrel“)
2. Kijkglas
3. Draaikrans
4. Vizierspleet („kim“)
5. Loep
6. Noordpijl (kompasnaald)
7. 360°-schaal met graadverdeling
8. Centimeterlatje
9. Schaalverdeling
1. Voordat je je kompas gebruikt
LET OP!
Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd samen met
een volwassene. Als je in een onbekende omge-
ving onderweg bent, mag je alleen dan helemaal
op je kompas vertrouwen, als je precies weet hoe
je hem moet gebruiken. Anders kun je gemakkelijk
verdwalen!
Je moet je kompas altijd horizontaal houden, zo-
dat de noordpijl en de schaalverdeling vrij kunnen
draaien.
Gebruik je kompas niet in de buurt van metalen
(bijv. balustrade van ijzer) of magnetische voor-
werpen (bijv. mobieltje). Deze zaken verstoren de
werking van het kompas, omdat de noordpijl ook
magnetisch is.
2. Hoe richt je een landkaart uit?
Voordat je het kompas voor het eerst in combinatie
met een bepaalde landkaart gebruikt – bijv. om vast
te stellen welke kant je opgaat - moet je de kaart
met het kompas „innoorden“.
Draai het kijkglas (2) met de draaikrans (3) zodanig,
dat de iets langere gele lijn op het glas op een lijn
staat met de vizierdraad (1) en –spleet (4) (g. 2).
Leg het kompas dan op de rand van de kaart of op
een van noord naar zuid lopende lengtegraad – als
die op de kaart zijn aangegeven –, zodat deze weer
met de vizierspleet (4) en -draad (1) in een lijn staat
(g. 4, a). Nu hoef je alleen nog maar de landkaart
NL
21
samen met de daarop uitgerichte kompas zolang te
draaien, tot ook de noordpijl (6) naar de vizierdraad
wijst en hier ook mee in één lijn staat (g. 4, b). Nu
is de kaart goed naar het noorden uitgericht!
3. Hoe bereik ik mijn doel?
Vraag je ouders om een wandelkaart waarop je
mag schrijven en lijnen mag trekken.
LET OP: Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd
samen met een volwassene!
Teken op de kaart een lijn tussen het punt waar je
je nu bevindt (locatie) en het punt, waar je naartoe
wilt gaan (doel).
Leg het kompas dan op deze lijn, zodat de vizier-
draad (1) en –spleet (4) hiermee gelijkliggen, dus
in dezelfde richting wijzen.
Draai het kijkglas (2) met de draaikrans (3) nu zoda-
nig, dat de iets langere gele lijn naar je doel wijst en
dus samen met de vizierdraad en –spleet op een
lijn staat. De gele streep geeft het aantal graden (7)
aan. Wandel in de richting van deze gradenstreep.
Houdt het kompas tijdens je wandeling zo dat de
gele lijn steeds op de gekozen graadaanduiding
staat en loop steeds in deze richting.
TIP: Het is gemakkelijker als je je kompas tussen-
door op bijzondere punten richt (bijv. een kerkto-
ren, rotspartij of toren) die op de route liggen en
daar naartoe loopt. Zet het gedeelte van het kom-
pas met de vizierdraad hiervoor rechtop. Houd
het kompas zo dat de gele lijn evenwijdig loopt
met de graadaanduiding (7). Dan kun je door de
vizierspleet (4) via de vizierdraad (1) het bewuste
punt bepalen (g. 1).
TIP: Maak een wandeling met je ouders. Bepaal
samen de te volgen route op de hierboven be-
schreven wijze.
4. Waar ben ik nu?
Vraag je ouders om een wandelkaart waarop je
mag schrijven en lijnen mag trekken.
22
LET OP: Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd
samen met een volwassene!
Draai het kijkglas (2) met de draaikrans (3) zodanig,
dat de iets langere gele lijn op het glas, samen met
de vizierdraad (1) en –spleet (4) op een lijn staat.
Stem het kompas en de wandelkaart op elkaar af
zoals beschreven in het hoofdstuk „Hoe richt je een
landkaart uit?“.
Bepaal door de vizierspleet (4) via de vizierdraad (1)
een doel (bijv. een kerk) (g. 1), dat je ook op de
kaart kunt vinden. Nu lees je door de loep (5) het
aantal graden (7) af op de 360°-schaalverdeling en
onthoud dit getal goed. Vervolgens leg je het kom-
pas op de kaart. Leg het kompas op de kaart zo
neer, dat de vizierdraad (1) naar het doel wijst (afb.
5, doel A) en overeenkomt met de gradenaandui-
ding die je hebt onthouden. Teken op je kaart een
lijn zoals in afbeelding 5 getoond. Maak hiervoor
gebruik van de noordlijn. Herhaal dit met een ander
doel (afb. 5, doel B) even hiernaast. Je bevindt je
op die plaats op de kaart waar de lijnen vanuit de
twee punten elkaar kruisen.
TIP: Als je een derde punt bepaalt en met een lijn
op de kaart intekent, kun je nog iets preciezer vast-
stellen waar je je bevindt.
5. Naar een doel in het terrein toe wandelen
De gele lijnen op het kijkglas (2) zijn bedoeld om
snel door te kunnen wandelen onder moeilijke
omstandigheden. Je ziet twee lijnen, een langere
en een kortere. Beide samen geven een hoek van
45°. Eerst draai je je kompas naar het Noorden,
dan draai je het kijkglas (2) met de draaikrans (3)
zodanig, dat de lijn in de richting van het aantal
graden (7) wijst waar je heen wilt lopen. Nu kun
je steeds een snelle blik op het kompas werpen.
Richt het kompas tijdens het lopen gewoon uit in
noordelijke richting en loop dan in de richting die
de lijn aangeeft.
Deze methode kun je ook gebruiken als je het doel
tijdens het wandelen niet meer kunt zien, bijv. als je
door dalen en ravijnen loopt.
NL
23
De schaalverdeling (9) op je kompas kun je al-
leen gebruiken voor kaarten in een schaal van
1:50.000. Mocht je een kaart in deze schaal heb-
ben, dan kun je het aantal meters direct van de
schaalverdeling aezen.
LET OP: Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd
samen met een volwassene!
6. Hoe kan ik de afstand tot een doel bepa-
len?
Je kompas heeft aan de zijkant een centimeter- (8)
en een maatstaf-schaalverdeling (9).
Als je een kaart hebt in de schaal 1:500 (de schaal
staat meestal onderaan in de hoek), dan komt 1 cm
op de kaart in de werkelijkheid overeen met 500
cm. De reden hiervoor is dat we op kaarten alles
natuurlijk veel kleiner tekenen dan het in werke-
lijkheid is, omdat de kaarten anders veel te groot
zouden worden.
Je kunt de afstand op de kaart dus met het centi-
meterlatje (8) meten en de afstand uitrekenen.
Enkele voorbeelden:
Schaal van de
kaart
gemeten
afstand
Afstand in
werkelijkheid
1:100 4 cm 400 cm (4 m)
1:10.000 10 cm 100.000 cm
(1.000 m, 1 km)
ES
33
ce en el mapa utilizando la escala en centímetros
(8) y calcular la distancia real.
Solo puedes utilizar la escala de medidas (9) de la
brújula con mapas a una escala 1:50.000. Si tie-
nes un mapa a esta escala puedes leer los metros
directamente en la escala de medidas (9).
a la brújula de vez en cuando. Durante la marcha
solo debes orientar la brújula en dirección al Norte
y después dirigirte a donde apunte la línea.
También podrás utilizar este método cuando dejes
de ver el objeto durante la marcha, p.ej. cuando
camines por valles y hondonadas.
ATENCIÓN: No vayas nunca solo, sino acompaña-
do de un adulto.
6. ¿Cómo puedo determinar la distancia a la
que se encuentra un destino?
A los lados de tu brújula se encuentran una escala
en centímetros (8) y una escala de medidas (9).
Si dispones de un mapa a escala 1:500 (la esca-
la suele aparecer en la esquina inferior), 1 cm del
mapa equivaldrá en la realidad a 500 cm. Esto se
debe a que, naturalmente, todo lo que aparece en
los mapas se representa mucho más pequeño que
en la realidad, pues de lo contrario los mapas se-
rían demasiado grandes.
Así, también puedes medir la distancia que apare-
Algunos ejemplos:
Escala del
mapa
Distancia
medida
Distancia real
1:100 4 cm 400 cm (4 m)
1:10.000 10 cm 100.000 cm
(1.000 m, 1 km)
Meade Instruments Europe
GmbH & Co. KG
Gutenbergstr. 2
DE-46414 Rhede
Germany
www.bresser.de
Irrtümer und technische Änderungen vorbehalten. · Errors and technical changes reserved.
Sous réserve d’erreurs et de modications techniques. · Vergissingen en technische veranderingen
voorbehouden. · Con riserva di errori e modiche tecniche. · Queda reservada la posibilidad de incluir
modicaciones o de que el texto contenga errores.
ANL8849200MSP0310BRESSER

Documenttranscriptie

Compass Art. No. 88-49200 DE GB FR NL IT ES Bedienungsanleitung Operating Instructions Mode d’emploi Handleiding Istruzioni per l’uso Instrucciones de uso i (Fig. 1) B j h g (Fig. 2) e f c d (b) N N S (a) S (Fig. 4) (Fig. 5) GEVAAR voor uw kind! GEVAAR voor lichamelijk letsel! Kinderen dienen het apparaat uitsluitend onder toezicht te gebruiken. Houd verpakkingsmateriaal (plastic zakken, elastiek, enz.) ver van kinderen! Uw kind kan daardoor STIKKEN! AFVALVERWERKING Bied het verpakkingsmateriaal op soort gescheiden als afval aan. Informatie over de juiste afvalverwerking kunt u van uw plaatselijke afvalverwerkingsbedrijf of de milieudienst krijgen. NL GEVAAR voor schade aan het materiaal! Haal het apparaat niet uit elkaar! Neem in geval van storingen contact op met de speciaalzaak. Deze neemt contact op met het servicecentrum en kan het apparaat indien nodig ter reparatie versturen. Stel het apparaat niet bloot aan temperaturen boven de 60ºC! 19 De onderdelen van je kompas: 1. Vizierdraad („korrel“) 2. Kijkglas 3. Draaikrans 4. Vizierspleet („kim“) 5. Loep 6. Noordpijl (kompasnaald) 7. 360°-schaal met graadverdeling 8. Centimeterlatje 9. Schaalverdeling 1. Voordat je je kompas gebruikt LET OP! Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd samen met een volwassene. Als je in een onbekende omgeving onderweg bent, mag je alleen dan helemaal op je kompas vertrouwen, als je precies weet hoe je hem moet gebruiken. Anders kun je gemakkelijk verdwalen! 20 Je moet je kompas altijd horizontaal houden, zodat de noordpijl en de schaalverdeling vrij kunnen draaien. Gebruik je kompas niet in de buurt van metalen (bijv. balustrade van ijzer) of magnetische voorwerpen (bijv. mobieltje). Deze zaken verstoren de werking van het kompas, omdat de noordpijl ook magnetisch is. 2. Hoe richt je een landkaart uit? Voordat je het kompas voor het eerst in combinatie met een bepaalde landkaart gebruikt – bijv. om vast te stellen welke kant je opgaat - moet je de kaart met het kompas „innoorden“. Draai het kijkglas (2) met de draaikrans (3) zodanig, dat de iets langere gele lijn op het glas op een lijn staat met de vizierdraad (1) en –spleet (4) (fig. 2). Leg het kompas dan op de rand van de kaart of op een van noord naar zuid lopende lengtegraad – als die op de kaart zijn aangegeven –, zodat deze weer met de vizierspleet (4) en -draad (1) in een lijn staat (fig. 4, a). Nu hoef je alleen nog maar de landkaart samen met de daarop uitgerichte kompas zolang te draaien, tot ook de noordpijl (6) naar de vizierdraad wijst en hier ook mee in één lijn staat (fig. 4, b). Nu is de kaart goed naar het noorden uitgericht! aan. Wandel in de richting van deze gradenstreep. Houdt het kompas tijdens je wandeling zo dat de gele lijn steeds op de gekozen graadaanduiding staat en loop steeds in deze richting. 3. Hoe bereik ik mijn doel? TIP: Het is gemakkelijker als je je kompas tussendoor op bijzondere punten richt (bijv. een kerktoren, rotspartij of toren) die op de route liggen en daar naartoe loopt. Zet het gedeelte van het kompas met de vizierdraad hiervoor rechtop. Houd het kompas zo dat de gele lijn evenwijdig loopt met de graadaanduiding (7). Dan kun je door de vizierspleet (4) via de vizierdraad (1) het bewuste punt bepalen (fig. 1). Vraag je ouders om een wandelkaart waarop je mag schrijven en lijnen mag trekken. LET OP: Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd samen met een volwassene! Teken op de kaart een lijn tussen het punt waar je je nu bevindt (locatie) en het punt, waar je naartoe wilt gaan (doel). Leg het kompas dan op deze lijn, zodat de vizierdraad (1) en –spleet (4) hiermee gelijkliggen, dus in dezelfde richting wijzen. Draai het kijkglas (2) met de draaikrans (3) nu zodanig, dat de iets langere gele lijn naar je doel wijst en dus samen met de vizierdraad en –spleet op een lijn staat. De gele streep geeft het aantal graden (7) TIP: Maak een wandeling met je ouders. Bepaal samen de te volgen route op de hierboven beschreven wijze. 4. Waar ben ik nu? Vraag je ouders om een wandelkaart waarop je mag schrijven en lijnen mag trekken. 21 NL LET OP: Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd samen met een volwassene! Draai het kijkglas (2) met de draaikrans (3) zodanig, dat de iets langere gele lijn op het glas, samen met de vizierdraad (1) en –spleet (4) op een lijn staat. Stem het kompas en de wandelkaart op elkaar af zoals beschreven in het hoofdstuk „Hoe richt je een landkaart uit?“. Bepaal door de vizierspleet (4) via de vizierdraad (1) een doel (bijv. een kerk) (fig. 1), dat je ook op de kaart kunt vinden. Nu lees je door de loep (5) het aantal graden (7) af op de 360°-schaalverdeling en onthoud dit getal goed. Vervolgens leg je het kompas op de kaart. Leg het kompas op de kaart zo neer, dat de vizierdraad (1) naar het doel wijst (afb. 5, doel A) en overeenkomt met de gradenaanduiding die je hebt onthouden. Teken op je kaart een lijn zoals in afbeelding 5 getoond. Maak hiervoor gebruik van de noordlijn. Herhaal dit met een ander doel (afb. 5, doel B) even hiernaast. Je bevindt je op die plaats op de kaart waar de lijnen vanuit de twee punten elkaar kruisen. 22 TIP: Als je een derde punt bepaalt en met een lijn op de kaart intekent, kun je nog iets preciezer vaststellen waar je je bevindt. 5. Naar een doel in het terrein toe wandelen De gele lijnen op het kijkglas (2) zijn bedoeld om snel door te kunnen wandelen onder moeilijke omstandigheden. Je ziet twee lijnen, een langere en een kortere. Beide samen geven een hoek van 45°. Eerst draai je je kompas naar het Noorden, dan draai je het kijkglas (2) met de draaikrans (3) zodanig, dat de lijn in de richting van het aantal graden (7) wijst waar je heen wilt lopen. Nu kun je steeds een snelle blik op het kompas werpen. Richt het kompas tijdens het lopen gewoon uit in noordelijke richting en loop dan in de richting die de lijn aangeeft. Deze methode kun je ook gebruiken als je het doel tijdens het wandelen niet meer kunt zien, bijv. als je door dalen en ravijnen loopt. LET OP: Ga nooit alleen op trektocht, maar altijd samen met een volwassene! 6. Hoe kan ik de afstand tot een doel bepalen? Je kompas heeft aan de zijkant een centimeter- (8) en een maatstaf-schaalverdeling (9). Als je een kaart hebt in de schaal 1:500 (de schaal staat meestal onderaan in de hoek), dan komt 1 cm op de kaart in de werkelijkheid overeen met 500 cm. De reden hiervoor is dat we op kaarten alles natuurlijk veel kleiner tekenen dan het in werkelijkheid is, omdat de kaarten anders veel te groot zouden worden. Je kunt de afstand op de kaart dus met het centimeterlatje (8) meten en de afstand uitrekenen. Enkele voorbeelden: Schaal van de kaart gemeten afstand Afstand in werkelijkheid 1:100 4 cm 400 cm (4 m) 1:10.000 10 cm 100.000 cm (1.000 m, 1 km) NL De schaalverdeling (9) op je kompas kun je alleen gebruiken voor kaarten in een schaal van 1:50.000. Mocht je een kaart in deze schaal hebben, dan kun je het aantal meters direct van de schaalverdeling aflezen. 23 a la brújula de vez en cuando. Durante la marcha solo debes orientar la brújula en dirección al Norte y después dirigirte a donde apunte la línea. También podrás utilizar este método cuando dejes de ver el objeto durante la marcha, p.ej. cuando camines por valles y hondonadas. ATENCIÓN: No vayas nunca solo, sino acompañado de un adulto. 6. ¿Cómo puedo determinar la distancia a la que se encuentra un destino? A los lados de tu brújula se encuentran una escala en centímetros (8) y una escala de medidas (9). Si dispones de un mapa a escala 1:500 (la escala suele aparecer en la esquina inferior), 1 cm del mapa equivaldrá en la realidad a 500 cm. Esto se debe a que, naturalmente, todo lo que aparece en los mapas se representa mucho más pequeño que en la realidad, pues de lo contrario los mapas serían demasiado grandes. Así, también puedes medir la distancia que apare- ce en el mapa utilizando la escala en centímetros (8) y calcular la distancia real. Algunos ejemplos: Escala del mapa Distancia medida Distancia real 1:100 4 cm 400 cm (4 m) 1:10.000 10 cm 100.000 cm (1.000 m, 1 km) ES Solo puedes utilizar la escala de medidas (9) de la brújula con mapas a una escala 1:50.000. Si tienes un mapa a esta escala puedes leer los metros directamente en la escala de medidas (9). 33 Irrtümer und technische Änderungen vorbehalten. · Errors and technical changes reserved. Sous réserve d’erreurs et de modifications techniques. · Vergissingen en technische veranderingen voorbehouden. · Con riserva di errori e modifiche tecniche. · Queda reservada la posibilidad de incluir modificaciones o de que el texto contenga errores. ANL8849200MSP0310BRESSER Meade Instruments Europe GmbH & Co. KG Gutenbergstr. 2 DE-46414 Rhede Germany www.bresser.de
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34

Bresser Junior 88-49200 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor