Yamaha DTXPRESS II Handleiding

Categorie
Muziekinstrumenten
Type
Handleiding
3
DRUM TRIGGER MODULE
Gebruikershandleiding
Nederlandse
4
Gebruik alleen de standaard of het drumrek dat voor het instrument is bestemd.
Bevestig de standaard of het drumrek alleen met de meegeleverde schroeven
om te voorkomen dat er interne onderdelen worden beschadigd of dat het in-
strument omvalt.
Bespeel het instrument niet langdurig met een hoog of onaangenaam volume-
niveau. Dit kan permanente doofheid veroorzaken. Raadpleeg een dokter als
uw gehoorvermogen afneemt of u een constante toon in uw oren bemerkt.
INTERNE ACCU VERVANGEN
Dit instrument is voorzien van een niet-oplaadbare interne accu die ervoor zorgt
dat gegevens in het instrument bewaard blijven als het apparaat is uitgescha-
keld. Wanneer het vensterbericht “Battery Low” verschijnt, moet de accu wor-
den vervangen. Sla in dit geval onmiddellijk uw gegevens op naar een extern
randapparaat, bijvoorbeeld de Yamaha MIDI Data Filer MDF3 die is voorzien
van een diskettestation. Laat de interne accu vervangen door de technische
dienst van Yamaha.
Probeer nooit zelf de interne accu te vervangen in verband met mogelijke risi-
co’s voor uw veiligheid. Laat dit altijd doen door de technische dienst van
Yamaha.
Houd de interne accu altijd buiten het bereik van kinderen. Waarschuw onmid-
dellijk een dokter als een kind per ongeluk de accu inslikt.
PERSOONLIJKE GEGEVENS OPSLAAN
Sla alle gegevens op in een extern randapparaat, bijvoorbeeld de Yamaha MIDI
Data Filer MDF3. Zo voorkomt u dat er door een storing of een gebruikersfout
belangrijke gegevens verloren gaan.
Yamaha is niet aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door verkeerd gebruik
van of verkeerde aanpassingen aan het instrument of voor verloren of beschadigde
gegevens.
Schakel altijd het instrument uit wanneer u het niet gebruikt.
VEILIGHEIDSADVIEZEN
LEES HET ONDERSTAANDE AANDACHTIG DOOR VOORDAT U VERDERGAAT
* Bewaar deze veiligheidsadviezen op een handige plek zodat u ze nog eens kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Volg de onderstaande veiligheidsadviezen altijd op ter voorkoming van zwaar lichamelijk letsel of overlijden als gevolg van
een elektrische schok, kortsluiting, schade, brand of ander gevaar. De veiligheidsadviezen luiden onder meer:
Maak het instrument nooit open en probeer nooit om de interne onderdelen te
demonteren of er iets aan te wijzigen. Het instrument bevat geen onderdelen
die door de gebruiker onderhouden hoeven te worden. Als het instrument tij-
dens het bespelen stoort, stop dan onmiddellijk en laat het instrument door de
technische dienst van Yamaha nakijken.
Stel het instrument niet bloot aan regen en gebruik het niet in de buurt van water
of in een vochtige omgeving. Plaats nooit voorwerpen die vloeistof bevatten op
het instrument. Zo voorkomt u dat er vloeistof in de openingen kan lekken.
Als het snoer of de stekker van de netvoedingsadapter rafelt of beschadigd is,
wanneer het geluid tijdens het gebruik plotseling wegvalt of wanneer het in-
strument een ongewone geur of rook verspreidt, schakel het dan onmiddellijk
uit, trek de stekker uit het stopcontact en laat het instrument door de technische
dienst van Yamaha nakijken.
Gebruik alleen de adapter die hier wordt geadviseerd (PA-3B of een equivalent
dat door Yamaha wordt aangeraden). Een verkeerde adapter kan tot schade aan
het apparaat of tot oververhitting leiden.
Trek altijd de stekker uit het stopcontact voordat u het instrument gaat reinigen.
Raak een stekker nooit aan met natte handen.
Controleer de stekker regelmatig en verwijder stof of vuil dat zich daar kan
hebben afgezet.
VOORZICHTIG
Volg de onderstaande veiligheidsadviezen altijd op om te voorkomen dat u of anderen letsel oplopen of dat het instrument of
andere apparatuur beschadigd raakt. Deze adviezen luiden onder meer:
Houd het snoer van de netvoedingsadapter uit de buurt van hittebronnen als
kachels of de centrale verwarming. Buig het snoer niet onnodig, plaats er geen
zware voorwerpen op en leg het zo neer dat niemand erop kan gaan staan,
erover kan struikelen of er voorwerpen overheen kan rollen.
Houd altijd de stekker en nooit het snoer vast wanneer u de stekker uit het
stopcontact of het snoer van het instrument lostrekt.
Sluit het instrument nooit via een stekkerdoos aan op een stopcontact. Hier-
door kan de geluidskwaliteit afnemen of het stopcontact oververhit raken.
Haal de netvoedingsadapter los wanneer u het instrument niet gebruikt en tij-
dens onweer.
Als u het instrument aansluit op andere elektronische componenten, zorg dan
dat deze componenten zijn uitgeschakeld. Zet voor alle componenten het vo-
lume in de laagste stand voordat u ze in- of uitschakelt. Houd voor alle compo-
nenten het volume op het minimumniveau en stel dit tijdens het bespelen van
het instrument geleidelijk in op het gewenste niveau.
Stel het instrument niet bloot aan stof, trillingen of extreme kou of warmte
(zoals rechtstreeks zonlicht, in de buurt van een hittebron of overdag in een
auto) om vervorming van de panelen of beschadiging van de interne onderde-
len te voorkomen.
Gebruik het instrument niet in de directe omgeving van andere elektrische ap-
paratuur als televisies, radio’s of luidsprekers. Hierdoor kunnen de andere ap-
paraten worden gestoord.
Zorg dat het instrument stabiel staat en niet per ongeluk kan omvallen.
Haal eerst het adaptersnoer en andere kabels los van het instrument voordat u
het verplaatst.
Reinig het instrument altijd met een zachte, droge doek. Gebruik hiervoor nooit
verfverdunners, oplosmiddelen, vloeibare schoonmaakmiddelen of doekjes die
in een chemisch reinigingsmiddel zijn gedrenkt. Plaats nooit voorwerpen van
vinyl, plastic of rubber op het instrument. Hierdoor kan het paneel of het toet-
senbord verkleuren.
Leun nooit met uw gewicht op het instrument en plaats er geen zware voorwer-
pen op. Ga niet ruw om met toetsen, schakelaars of aansluitingen.
(3)-4
5
Hartelijk dank voor het aanschaffen van de YAMAHA DTXPRESS II.
De DTXPRESS II is een compacte drumtrigger-module die is voorzien van
een AWM-toongenerator en sequencerfuncties.
Lees deze handleiding aandachtig door om de mogelijkheden van de
DTXPRESS II optimaal te kunnen te benutten.
Bewaar deze handleiding op een handige plaats om deze zonodig nog eens
te kunnen raadplegen.
Inhoud van het pakket
Dit pakket bevat de volgende items. Open het pakket en controleer of deze items aanwezig zijn:
De DTXPRESS II
Netvoedingsadapter
Gebruikershandleiding É Basisgids (dit boek), Reference Guide
De handleiding
De gebruikershandleiding van de DTXPRESS II bestaat uit deze twee boeken:
Basisgids (dit boek)
Lees dit boek door voordat u met de DTXPRESS II aan de slag gaat.
Dit boek bevat adviezen voor een goed en veilig gebruik van de DTXPRESS II.
U vindt hier ook de namen van bedieningselementen en functies, informatie over het aansluiten van de pads en het gebruik van de
DTXPRESS II, instructies voor het opnemen en afspelen van songs en voor het maken van eigen drumsets.
In de appendix achter in het boek treft u tenslotte specificaties en foutberichten aan.
Reference Guide
In dit boek vindt u gedetailleerde beschrijvingen van alle functies in DTXPRESS II.
De appendix achterin het boek bevat informatie over drumvoices, songs, MIDI-gegevensindeling, enzovoort.
Notatie in de beschrijvingen
In deze handleiding wordt voor toetsen en uitleg de volgende notatie gebruikt:
[DRUMKIT], [>/], enz. Een toets op het voorpaneel wordt aangegeven met [ ] (blokhaken).
[SHIFT]+[>/], enz. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [>/].
•[PAGEs]/[PAGEt], enz. Gebruik [PAGEs] of [PAGEt].
•“Complete!”, enz. Woorden tussen “ ” zijn vensterberichten.
m p. 10, enz. Geeft de pagina in de naslag aan waar u verdere informatie kunt vinden.
LET OP
De illustraties en LCD-vensters in deze gebruikershandleiding dienen slechts als instructie. Het is mogelijk dat zij iets
afwijken van wat u op uw instrument ziet.
6
Naast de drumtrigger-functie treft u in de compacte, 1U grote half-rack-body van de DTXPRESS II ook een polyfone
toongenerator met 32 voices aan die compatibel is met de standaard GM System Level 1 plus een 2-sporen sequencer. Dit
alles is speciaal ontworpen voor drummers.
U kunt de DTXPRESS II gebruiken tijdens live-concerten, voor ritmetraining, bij het maken van songs en bij het maken
van opnames
Belangrijkste voorzieningen van de DTXPRESS II
Drumtrigger-functie
Er zijn 10 trigger-aansluitingen en een aansluiting voor een hi-
hatcontroller beschikbaar. Naast triggerpads kunt u bijvoorbeeld ook de
Yamaha DT20 Drum Triggers gebruiken. De DTXEXPRESS II is
geschikt voor pads met schakelaars en 3-zone pads.
Instellingsgegevens over de aangesloten pads, zoals de soorten trigger-
invoer en de gevoeligheid, zijn vastgelegd in 5 standaardpatronen. Er is
ook een persoonlijk gedeelte met 4 patronen.
48 standaarddrumsets plus geheugenruimte voor 32 persoonlijke drum-
sets die door de gebruiker kunnen worden ingesteld.
Toongeneratorsectie
Een kwalitatief hoogwaardige 16-bits AWM2 (PCM)-toongenerator die
voldoet aan de standaard GM System Level 1. Polyfoon met 32 voices.
In totaal 928 drum- en percussievoices plus 128 keyboardvoices die
voldoen aan GM System Level 1.
Dezelfde interne digitale reverbsectie die ook wordt gebruikt in de
Yamaha GM/XG-toongenerators van de MU-serie.
De persoonlijke drumsets maken gebruik van één drum map met toe-
wijzingen die onbeperkt kan worden bewerkt.
Sequencersectie
Een 2-sporen sequencer voor het opnemen van songs. Elk spoor kan
gegevens bevatten voor MIDI-kanalen 1 t/m 16.
In totaal 95 standaardsongs plus een gebied voor persoonlijke songs dat
ruimte biedt aan 32 persoonlijke songs.
Naast een hoofdsong die vanaf het paneel en met MIDI wordt geregeld,
kunnen er 3 padsongs afzonderlijk worden geregeld en gelijktijdig wor-
den afgespeeld door middel van trigger-invoer van de pads.
Padsongs kunnen met één maat tegelijk worden gespeeld waarbij elke
maat wordt voorafgegaan door een slag op een pad.
Neem uw drumpartij real-time op met sequencergegevens van een ex-
tern apparaat.
De drumpartij van de song of een van de drumvoices kan eenvoudig met
Mute worden uitgeschakeld zodat u zelf de song kunt meespelen.
Synchroon afspelen met een externe sequencer is mogelijk.
De functie Groove Check analyseert uw ritmische vaardigheden en geeft
direct feedback. Een geweldige manier om uw techniek te verbeteren.
Interface
Uitgerust met MIDI IN/OUT-aansluitingen en een TO HOST-aanslui-
ting. U kunt de DTXPRESS II aansluiten op externe MIDI-apparaten of
een computer en zo uw systeem uitbreiden.
De TO HOST-aansluiting en HOST SELECT-schakelaar maken recht-
streekse aansluiting op een computer mogelijk.
Sluit een cd- of md-speler aan op de AUX IN-aansluiting zodat u kunt
meespelen met uw favoriete muziek.
Hoofdtelefoonaansluiting aanwezig
GM
“GM” (General MIDI) is een standaard die een algemene indeling voor tonen biedt waardoor de overdracht van MIDI-song-
gegevens wordt vergemakkelijkt. Bovendien biedt GM ook de compatibiliteit die het mogelijk maakt om bij het gebruik van
toongeneratoren van verschillende fabrikanten en van verschillende typen de oorspronkelijke tonen af te spelen.
7
INHOUD
VEILIGHEIDSADVIEZEN ......................................................................... 4
De handleiding ........................................................................................ 5
Notatie in de beschrijvingen .................................................................. 5
Inhoud van het pakket ............................................................................ 5
Belangrijkste voorzieningen van de DTXPRESS II ................................. 6
Bedieningselementen en functies ......................................................... 8
Voorpaneel .......................................................................................................8
Achterpaneel ....................................................................................................9
Installatie................................................................................................ 10
Pads aansluiten .......................................................................................... 10
Installatie met akoestische drums .................................................................. 11
Mengpaneel of audioapparatuur aansluiten ............................................... 12
MIDI-apparaat aansluiten ........................................................................... 12
Computer aansluiten ..................................................................................12
cd-speler, enz. aansluiten (AUX IN-aansluiting) ......................................... 13
Hoofdtelefoon aansluiten (PHONES-aansluiting)....................................... 13
Voeding aansluiten ..................................................................................... 13
Overzicht basisfuncties DTXPRESS II .....................................................14
De DTXPRESS II bespelen!.................................................................. 16
Meespelen met de metronoom ............................................................ 17
Meespelen met een song...................................................................... 18
Opname maken van uzelf ..................................................................... 20
Eigen drumset maken ........................................................................... 22
Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS II .......................................24
Fabrieksinstellingen.................................................................................... 24
Functies voor aansluitingen en invoerbronnen (pads) ............................... 24
Reverb instellen.......................................................................................... 24
Instellingen voor de drumvoice................................................................... 24
Instellingen voor de toongenerator ............................................................. 25
Instellingen voor de song ........................................................................... 25
Overige functies ......................................................................................... 25
MIDI gebruiken ........................................................................................... 25
Computer aansluiten ..................................................................................26
Specificaties .......................................................................................... 27
Foutberichten ........................................................................................ 28
Problemen oplossen ............................................................................. 29
Register van dit boek ............................................................................ 31
8
q AUX IN-aansluiting
Op deze aansluiting sluit u de uitgang van een extern audioapparaat aan
(stereo mini-aansluiting). (p. 13)
Dit is handig wanneer u wilt meespelen met muziek van een cd- of cassette-
speler.
w Volume AUX IN (AUX IN VOL)
Hiermee wordt het volume geregeld van de cd- of cassettespeler die is
aangesloten op de AUX IN q.
e Hoofdtelefoonaansluiting (PHONES)
Sluit hier een hoofdtelefoon aan om naar de DTXPRESS II te luisteren (p.
13).
r Aan/uit-schakelaar/hoofdvolumeregeling
(POWER/VOL)
Schakelt de stroomvoorziening in en uit (ON/OFF) en regelt het algemene
volumeniveau (uitvoer van de aansluitingen OUTPUT en PHONES) van
de DTXPRESS II.
Draai de volumeknop met de klok mee om het volume te verhogen en
tegen de klok in om het volume te verlagen. Druk op de toets om de stroom-
voorziening in en uit te schakelen (ON/OFF).
t Click-volume (CLICK VOL)
Hiermee regelt u het volume van de metronoom-click. (p. 17)
U regelt het volume van de bassdrum door aan de knop te draaien terwijl u
[SHIFT] ingedrukt houdt.
y Begeleidingsvolume (ACCOMP VOL)
Hiermee regelt u het volume van de song-begeleiding. (p. 18)
U regelt het volume van de snaredrum door aan de knop te draaien terwijl
u [SHIFT] ingedrukt houdt.
u LCD-venster
Op het LCD-venster worden de informatie en de gegevens weergegeven
die nodig zijn voor het bedienen van de DTXPRESS II.
i Drumset-toets (DRUMKIT)
Druk hierop om het Drum Kit Select venster van de DTXPRESS II te
openen.
o Song-toets (SONG)
Druk hierop om het Song Select venster te openen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit te
openen.
!0 Trigger-toets (TRIG)
Druk hierop om het Trigger Setup Select venster te openen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TRIG] om de modus Trigger Setup
Edit te openen.
!1 Voice-toets (VOICE)
Hiermee gaat u naar de modus Drum Kit Voice Edit.
Als u zich in deze modus bevindt en op deze toets drukt, hoort u de voice
die op dat moment is ingesteld alsof deze van de pad afkomstig is
(auditionfunctie).
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [VOICE] drukt om de audio-uitvoer
van de aansluitingen OUTPUT @7 en PHONES e uit te schakelen.
!2 Systeemtoets (UTIL)
Hiermee gaat u naar de modus Utility. In deze modus bevinden zich de
basisinstellingen voor de werking van de DTXPRESS II.
!3 Click-toets (CLICK)
Druk hierop om de metronoom (tikgeluid) te starten en te stoppen (p. 17).
!4 Start/Stoptoets (>/)
Hiermee start of stopt u het afspelen of opnemen van de song.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [>/] drukt om de standby-stand
voor opname te activeren.
!5 Save/Enter-toets (SAVE/ENT)
Hiermee worden opdrachten bevestigd en gegevens opgeslagen.
!6 Shift-toets (SHIFT)
Door deze toets ingedrukt te houden terwijl u op een andere toets drukt,
activeert u de tweede functie van die toets.
!7 Paginatoetsen [PAGEs, PAGEt]
Met deze toetsen bladert u door de verschillende pagina’s op het venster.
Met de toets [PAGEs] bladert u vooruit naar de volgende pagina en met
[PAGEt] bladert u terug naar de vorige pagina.
Houd de toets ingedrukt om doorlopend door de pagina’s te bladeren. Als
u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u op [PAGEs] drukt, schakelt u de
drumvoice uit tijdens afspelen (functie Rhythm Mute).
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u op [PAGEt] drukt, dan geeft u
de tempo-instelling van de song weer (p. 18).
!8 Selectietoetsen [SEL<, SEL>]
Met deze toetsen verplaatst u de cursor.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [SEL>] drukt om naar de functie
Groove Check te gaan (p. 17).
Bedieningselementen en functies
Voorpaneel
q w
e r
t u
y
i
!0
o !2
!3
!1 !4
!5 !6
!7
!8
!9
9
!9 Waardetoetsen (VALUE, VALUE+)
Hiermee wijzigt u de gegevenswaarde die u met de cursor hebt geselec-
teerd.
Als u de toets ingedrukt houdt, blijft de waarde doorlopend veranderen.
Houd [VALUE+] ingedrukt en druk op [VALUE–] om de waarde steeds
met 10 te verhogen.
Houd [VALUE–] ingedrukt en druk op [VALUE+] om de waarde steeds
met 10 te verlagen.
@0 MIDI IN/OUT-aansluiting
Deze aansluitingen worden gebruikt voor de transmissie en de ontvangst
van MIDI-gegevens naar en van externe MIDI-apparaten.
Door externe MIDI-apparaten aan te sluiten, breidt u de functie van de
DTXPRESS II uit.
@1 Schakelaar voor demping van invoer
(INPUT ATTENUATION)
Hiermee wordt voor alle trigger-aansluitingen de waarde ingesteld voor
Input Attenuation (1 KICK-6 RIDE). U vermindert de demping door de
schakelaar in de lage stand (L) te zetten. U verhoogt de demping door de
schakelaar in de hoge stand (H) te zetten. Hierdoor stelt u het invoerniveau
af op de specificatie van de pads en de trigger-sensoren die zijn aangeslo-
ten op de DTXPRESS II. (p. 10)
@2 Trigger-aansluiting (1 KICK-8HI HAT)
Deze aansluitingen dienen voor de pads en de triggers. Sluit de pads aan
volgens de aanduiding onder de verschillende ingangen. (p. 10)
De ingangsaansluitingen 1-8 zijn geschikt voor pads met schakelaars (switch
type), terwijl de ingangen 2, 6, en 7 ook geschikt zijn voor 3-zone pads.
@3 Trigger-aansluiting (9/10)
Via deze aansluiting wordt een pad aangesloten op de DTXPRESS II. De
L van de stereoaansluiting correspondeert met ingang 9 en de R corres-
pondeert met ingang 10. Door twee pads via een stereoplug te verbinden,
is invoer van twee triggers mogelijk. Als u over een monoplug beschikt,
kan alleen ingang 9 worden gebruikt.
@4 Aansluiting hi-hatcontroller (HI HAT CONTROL)
Hierop wordt een hi-hatcontroller aangesloten (p. 10).
Achterpaneel
* Gebruik een kabel met een stereostekker (zoals hieronder afge-
beeld) wanneer u een hi-hatcontroller aansluit.
Bedieningselementen en functies
@0 @1
@3
@2
@4 @5 @6 @7 @8 @9
@5 Selectieschakelaar voor host
(HOST SELECT Mac/PC-1/PC-2/MIDI)
Stel de schakelaar in volgens het type computer dat is aangesloten op TO
HOST-aansluiting @6. Bij gebruik van de MIDI-aansluiting zet u de scha-
kelaar in de stand “MIDI” (p. 12, 26).
@6 TO HOST-aansluiting
Via deze aansluiting wordt een computer met een seriële kabel aangeslo-
ten op de DTXPRESS II. Gebruik altijd een kabel die compatibel is met
het type computer dat u gebruikt (p. 26).
@7 OUTPUT-aansluiting (OUTPUT L/MONO, R)
Via deze aansluitingen wordt de DTXPRESS II aangesloten op een ex-
terne versterker, een extern mengpaneel, enzovoort. Voor afspelen in
monoweergave gebruikt u de L/MONO-aansluiting. Voor stereoweergave
gebruikt u aansluitingen L en R.
@8 Aansluiting voor netsnoer (DC IN 12V)
Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan voor de stroomvoorziening.
Bevestig het snoer aan de snoerhaak @9 om te voorkomen dat de adapter
per ongeluk losraakt.
@9 Snoerhaak
Voorkomt dat het netsnoer per ongeluk losraakt (p. 13).
Dubbele isolatieringen
10
Om een elektrische schok en schade aan apparaten te vermijden, moet u de DTXRESS II en alle
gerelateerde apparaten hebben uitgeschakeld voordat u de apparaten aansluit op de diverse
aansluitingen van de DTXPRESS II.
Installatie
Pads aansluiten
Sluit de uitvoerkabels van de pads aan op de trigger-aansluitingen op het achterpaneel van de DTXPRESS II. Dit wordt op de onderstaande afbeelding geïllustreerd
.
De trigger-aansluitingen zijn voorzien van een aanduiding (1 KICK, enzovoort). Let dus goed op dat u de pads aansluit op de corresponderende trigger-
aansluitingen
Alle trigger-aansluitingen zijn geschikt voor stereo-invoer.
Pads die zijn uitgerust met trigger-schakelaars als de TP65S of de
PCY65S kunnen hierop worden aangesloten.
3-Zone pads zoals de TP65S kunnen worden aangesloten op de
ingangen 2 SNARE, 6 RIDE en 7 CRASH.
Zodra een pad met de corresponderende trigger-aansluiting (1 KICK,
enzovoort) is verbonden, wijst de DTXPRESS II automatisch in-
stellingen toe die bij de pads horen. Wanneer echter pads en
drumtriggers met verschillende eigenschappen worden aangesloten,
moeten bijpassende instellingen voor parameters zoals gevoeligheid
worden ingesteld.
Gevoeligheid wordt ingesteld in de modus Trigger Setup Edit [1-1.
Pad Type] (Reference Guide: p. 12).
De invoergevoeligheidsschakelaars (INPUT ATTENUATION) zijn
schakelaars die corresponderen met de trigger-aansluitingen 1 KICK-
6 RIDE.
De L-stand van de schakelaar correspondeert met een lage gevoelig-
heid voor pads als TP, KP, PCY en PB. De H-stand correspondeert
met een hoge gevoeligheid die geschikt is voor bijvoorbeeld de DT20
Drum Trigger.
Pads als de TP65, TP65S, PCY65S enz. kunnen worden aangesloten
op de 1 KICK aansluiting. U kunt ook een Hi-Hat Controller uit de
HH serie als voetpedaal gebruiken (gebruik [1-1. Pad Type]
(Reference Guide: p. 12) om de vereiste instellingen te verrichten).
Naast de 1 KICK-aansluiting kan de 9/10-aansluiting worden ge-
bruikt voor het aansluiten van een tweede bassdrumpedaal om dub-
bele bassdrums te creëren.
De aansluitingen 9/10 corresponderen met een dubbele trigger-in-
voer die gebruikmaakt van een stereoaansluiting voor L (9) en R
(10). Wij adviseren het gebruik van deze aansluitingen voor de
Yamaha Bar Pad (BP-80).
U kunt een conversiekabelplug gebruiken (stereoplug m monoplug
x2) voor de invoer van twee afzonderlijke trigger-signalen.
op 6 RIDE
op 7 CRASH
op 3 TOM1 op 4 TOM2
op 2 SNARE
op 5 TOM3
op 8 HI HAT
op 1 KICK
op HI HAT CONTROL
VOORZICHTIG)
Voor het aansluiten van de
Hi-Hat Controller is een
kabel met een stereoplug
nodig.
De klem voor de Hi-Hat
drumpad kan ook aan
deze arm worden
bevestigd.
11
Drumtriggers verwijderen
Verwijder bij het vervangen van het slagvel eerst voorzichtig de
drumtrigger-sensoren met bijvoorbeeld een mes, voordat u de span-
rand losmaakt.
* Trek de trigger niet aan het snoer los.
Installatie
Drumtrigger bevestigen
Voer de onderstaande procedure uit om de drumtrigger-sensoren aan
de akoestische drums te bevestigen.
Bevestiging aan de bassdrum
Bevestig de drumtrigger-sensor op het slag-
vel van de bassdrum, tegen de rand aan.
* De sensor mag niet in contact komen met
de rand.
Bevestiging aan de snaredrum
Bevestig de drumtrigger-sensor op het slag-
vel van de bassdrum, tegen de rand tegen-
over de drummer.
* De sensor mag niet in contact komen met
de rand.
Bevestiging aan de toms
Bevestig de drumtrigger-sensor op de ke-
tel, tegen de rand aan.
* De sensor mag niet in contact komen met
de rand.
* Kies voor de trigger zo’n positie dat an-
dere instrumenten (drum of percussie) er
geen invloed op hebben.
Als bijvoorbeeld de optionele Yamaha DT20 Drum Triggers zijn aangesloten op een set akoestische drums, kunnen deze
drums worden aangesloten op de DTXPRESS II.
Voorbeeld van een installatie met akoestische drums en drumpads
Sluit de uitvoerkabels van de pads en de drumtriggers aan op de aansluitingen op het achterpaneel van de DTXPRESS II. Dit wordt in de onderstaande
afbeelding geïllustreerd
* Als u de drumtriggers gebruikt, moet u de juiste instellingen opgeven in de modus Trigger Setup Edit [1-1. Pad Type] (Reference Guide : p. 12).
Installatie met akoestische drums
Onderhoud van de drumtriggers
Het oppervlak van het slagvel of de ketel waarop de trigger wordt
bevestigd mag niet vuil of vet zijn. Reinig het oppervlak daarom
eerst met bijvoorbeeld alcohol.
Bevestig de sensoren en snoeren met tape om te voorkomen
dat de snoeren breken als gevolg van de vibratie van de drum-
rand.
Ongelijke vibraties en aanhoudende resonans op het slagvel of
de ketel kan dubbele triggering veroorzaken. Dit kan worden
voorkomen door het slagvel van een demper te voorzien en de
vibratie zoveel mogelijk te beperken. Wij adviseren u de Yamaha
dempring te gebruiken.
Als u de drumtriggers opnieuw wilt bevestigen, moet u eerst
alle gebruikte tape verwijderen en nieuwe tape aanbrengen.
Gebruikte tape kan problemen veroorzaken als onvoldoende
gevoeligheid, dubbele triggering, enzovoort.
op 7 CRASH
op 3 TOM1
op 6 RIDE
op 4 TOM2
op 2 SNARE
op 5 TOM3
op 8 HI HAT
op 1 KICK
op 9/10
9
10
12
Mengpaneel of audioapparatuur aansluiten
Door de aansluitingen OUTPUT L/MONO en R aan de achterzijde van de
DTXPRESS II te verbinden met een mengpaneel of audioapparatuur, is
het mogelijk om via externe luidsprekers audio te reproduceren of uw eigen
muziek op te nemen.
Luidsprekers met ingebouwde versterkers.
* OUTPUT is een standaardaansluiting die geschikt is voor mono-invoer.
Gebruik een kabel met een plug die geschikt is voor het desbetreffende
apparaat.
* Gebruik de OUTPUT L/MONO-aansluiting op de DTXPRESS II wanneer
u een apparaat voor invoer van een monosignaal aansluit.
Installatie
Op de DTXPRESS II gemaakte muziek opnemen op een
cassettedeck.
MIDI-apparaat aansluiten
Gegevens die zich in de DTXPRESS II bevinden, kunnen niet alleen worden
opgeslagen (Bulk Dump) op bijvoorbeeld een Yamaha MIDI Data Filer
MDF3, maar ook op een ander MIDI-apparaat.
Het is ook mogelijk om de toongenerator van de DTXPRESS II aan te
sluiten op een externe sequencer.
Bovendien biedt het gebruik van MIDI-functies voor een groot aanbod aan
mogelijkheden met de DTXPRESS II.
Raadpleeg de sectie [MIDI gebruiken] (p. 25) voor informatie over het
gebruik van MIDI-functies.
Computer aansluiten
De DTXPRESS II is voorzien van een ingebouwde MIDI-interface. Hier-
mee kan de DTXPRESS II via de TO HOST-aansluiting rechtstreeks worden
verbonden met de seriële poort van de computer.
Met sequencersoftware die op de computer is geïnstalleerd, kunnen de
keyboardvoices van de DTXPRESS II worden aangestuurd. De
sequencegegevens uit de DTXPRESS II kunnen in de computer worden
gewijzigd.
Raadpleeg de sectie [Computer aansluiten] (p. 26) voor meer informatie.
MIDI-gegevens verzenden
Verbind de MIDI OUT-aansluiting op de DTXPRESS II via een MIDI-
kabel met de MIDI IN-aansluiting op het externe MIDI-apparaat.
Zet de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI”.
MIDI-gegevens ontvangen
Verbind de MIDI IN-aansluiting op de DTXPRESS II via een MIDI-kabel
met de MIDI OUT-aansluiting op het externe MIDI-apparaat.
Zet de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI”.
Gebruik altijd een standaard MIDI-kabel voor het aansluiten van
apparatuur. De MIDI-kabel mag niet langer zijn dan 15 meter.
Een langere kabel kan leiden tot ongelijkmatige werking en an-
dere problemen.
MIDI-apparaat
Instellen op MIDI
MIDI-gegevens
DTXPRESS II
MIDI-apparaat
Instellen op MIDI
MIDI-gegevens
DTXPRESS II
13
cd-speler, enz. aansluiten (AUX IN-aansluiting)
De audio-uitvoer van een cd-speler of cassettedeck die is verbonden met
de AUX IN-aansluiting (stereo mini) op het voorpaneel kan worden ge-
mengd met het geluid van de DTXPRESS II en via de uitgangen op het
achterpaneel worden verzonden.
Deze functie komt van pas wanneer u met uw favoriete song wilt meespelen of
met vrienden muziek maakt.
Het volume van het externe signaal wordt geregeld met de knop AUX IN VOL
.
Voeding aansluiten
Een speciale netvoedingsadapter voorziet de DTXPRESS II van
stroom.
Zorg ervoor dat de voeding is uitgeschakeld voordat u de netvoedingsadapter
aansluit op de DC IN-aansluiting. Deze aansluiting bevindt zich op het
achterpaneel.
Zet het snoer goed vast met behulp van de snoerhaak zodat het niet per
ongeluk kan losraken.
Installatie
Hoofdtelefoon aansluiten
(PHONES-aansluiting)
Sluit een hoofdtelefoon aan op de PHONES-aansluiting (stereo standaard)
op het voorpaneel om op deze manier naar de DTXPRESS II te luisteren.
Het volume voor de hoofdtelefoon wordt geregeld met de knop POWER/
VOL.
Denk bij het gebruik van een hoofdtelefoon aan uw gehoor. Stel
het volume in op een aanvaardbaar niveau.
Gebruik alleen de meegeleverde netvoedingsadapter. Het
gebruik van andere adapters kan leiden tot ongelijkma-
tige werking of schade aan het apparaat.
Koppel de adapter los wanneer u de DTXPRESS II langere
tijd niet gebruikt.
Snoerhaak
Voordat u de DTXPRESS II aanzet, moet u het
volgende doen:
Draai de knop POWER/VOL helemaal naar links (mi-
nimaal volume) voordat u de DTXPRESS II aanzet.
Zo voorkomt u beschadiging van de luidsprekers, de
hoofdtelefoon en de DTXPRESS II.
Alle externe apparaten die op de DTXPRESS II is aan-
gesloten, moet zijn uitgezet. Zet altijd eerst de
DTXPRESS II en vervolgens pas de aangesloten
apparaten aan.
Regelt het volume van de hoofdtelefoon.
Regelt het volume van de AUX IN-aansluiting.
14
Overzicht basisfuncties DTXPRESS
II
(Lijst met basisfuncties)
Speel op de DTXPRESS II mee
met uw favoriete cd of md! (Sluit de
cd- of md-speler hier aan.)
Sluit hier een hoofdtelefoon aan om
de DTXPRESS II te beluisteren!
Druk op de knop om de DTXPRESS II aan te zetten (ON)!
Draai de knop om het algemene volume te regelen (wordt naar de OUTPUT-
aansluiting gezonden)
.
Wordt ook gebruikt voor het regelen van het hoofdtelefoonvolume.
Regelt het volume van de song-begeleiding!
Houd [SHIFT] ingedrukt en draai deze knop om het vo-
lume van de snaredrum te regelen!
Regelt het volume van de clickvoice van de me-
tronoom!
Houd [SHIFT] ingedrukt en draai deze knop om
het volume van de bassdrum te regelen!
Regelt het volume van een cd- of md-
speler!
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets
om de drumpartij van de song uit te schakelen
.
Start/stop met het afspelen van de song!
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets
om de opname te starten.
Instellingen opslaan in het geheugen van de
DTXPRESS II.
Tweede functie instellen voor toetsen en knop-
pen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets
om de instelling van het tempo weer te geven!
Bladert door de vensterpagina’s.
Verplaatst de cursor (knipperend teken op
venster).
Wijzigt de parameterwaarde die met de
cursor is geselecteerd.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets
om het venster Groove Check weer te geven.
Selecteer de drumset.
Stel voor alle pads in de drumset een instrumentvoice in en
voeg reverb toe. m Geeft toegang tot de modus Drum Kit
Voice Edit.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [VOICE] om de geluids-
weergave via de OUTPUT en PHONES aansluitingen uit te
schakelen.
Selecteer de song die weergegeven of
opgenomen moet worden.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om
de Song Edit modus te openen.
Selecteer welke Trigger Setup u wilt gebruiken.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TRIG] om
de Trigger Setup Edit modus te openen.
Stel de basisinstellingen en de instellingen voor MIDI en de
sequencer van de DTXEXPRESS II in. m Geeft toegang tot
de modus Utility.
Start/stopt de metronoom!
15
Overzicht basisfuncties DTXPRESS
II
(Lijst met basisfuncties)
TRIG IN= 1 ( 0%)
Gain=64 MVel= 32
Geselecteerde song beluisteren
1. Druk op [SONG] om dit venster te openen:
2. Zorg ervoor dat het songnummer op het display knippert.
3. Selecteer de song met [VALUE–]/[VALUE+].
4. Druk op [>/] om de song af te spelen!
Tempo van de song wijzigen
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt] om dit venster te ope-
nen:
2. Zorg ervoor dat de tempowaarde op het display knippert.
3. Stel het tempo in met [VALUE–]/[VALUE+].
Metronoom instellen
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt] om dit venster te ope-
nen:
2. Selecteer de parameter die u wilt instellen met [SEL<]/[SEL>]. De
geselecteerde parameter gaat knipperen.
3. Stel de waarde in met [VALUE–]/[VALUE+].
Gevoeligheid van de pad wijzigen
1. Houd [SHIFT] ingedrukt, druk op [TRIG] en druk vervolgens op de
[PAGEt] toets om dit venster te openen:
Ingangsversterking
(gevoeligheid)
2. Sla op de pad die u wilt wijzigen (deze pad wordt geselecteerd).
3. Voer de bewerkingen uit met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/
[VALUE+].
Uitgangsgeluidskwaliteit bewerken
1. Druk op [UTIL] om dit venster te openen:
Bass Treble
UT TG MASTER
EQ Lo=+ 6 Hi=+ 0
2. Selecteer “Lo” (bass) of “Hi” (treble) met [SEL<]/[SEL>].
3. Voer de bewerkingen uit met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/
[VALUE+].
2. Zorg ervoor dat het drumsetnummer op het display knippert.
3. Selecteer een drumset met [VALUE–]/[VALUE+].
Voice-volume voor de afzonderlijke pads wijzigen
1. Druk op [VOICE] en vervolgens op de [PAGEt] toets om dit venster
te openen:
2. Sla op de pad waarvan u het voice-volume wilt wijzigen (deze pad
wordt geselecteerd).
3. Voer de bewerkingen uit met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/
[VALUE+].
Voice van de pad wijzigen
1. Druk op [VOICE] om dit venster te openen:
2. Sla op de pad waarvan u de voice wilt wijzigen (deze pad wordt gese-
lecteerd).
3. Selecteer de voice-categorie en het voice-nummer met [SEL<]/
[SEL>] en [VALUE–]/[VALUE+].
Reverb voor de drumvoice wijzigen
1. Selecteer de drumset waaraan u reverb wilt toevoegen. Druk op [VOICE]
en vervolgens op [PAGEs]/[PAGEt] om dit venster te openen.
Drumset selecteren
1. Druk op [DRUMKIT] om dit venster te openen:
2. Bewerk het reverbniveau met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/
[VALUE+].
Bewerkte instellingen opslaan
1. Druk op [VOICE], of houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TRIG] om
het gewenste modusvenster te openen om de instellingen te kunnen
bewerken.
2. Druk op [SAVE/ENT].
3. Gebruik [VALUE–]/[VALUE+] om het adres dat u wilt opslaan in te
stellen.
Song-nummer Song-naam
SONG ƒ=110 4/4 ƒ
1 HighRise
SONG ƒ=110 4/4 ƒ
1 HighRise
Tempo
SONG ƒ=110 4/4 ƒ
1 HighRise
Tempo Beat Noot
KIT ´´´´´´´´´´
1 Acoustic Kit
Drumsetnummer Drumsetnaam
KIT IN=kick V=-
Vol= 116 Pan= C
Volumeniveau
KIT IN=kick V=-
=K/017 BDaftty1
Voice-categorie
Voice-nummer
KIT IN=kick
Reverb send= 15
Reverbniveau
Store Drumkit
=49 User Kit
Adres opslaan
4. Druk op [SAVE/ENT] waarna het bevestigingsvenster verschijnt. Druk
nogmaals op [SAVE/ENT].
16
De DTXPRESS II is nu aangesloten. Muziek!
4. Wijzig het instrumentvolume voor de afzonder-
lijke pads
Houd [SHIFT] ingedrukt en draai aan de knop CLICK VOL om het
volume van de bassdrum te regelen.
De DTXPRESS
II
bespelen!
1. Zet het apparaat aan (ON)
Controleer of alle apparaten, pads, externe apparaten, enzovoort juist
zijn aangesloten en druk op de knop POWER/VOL op het voorpaneel
om de stroomvoorziening in te schakelen (ON).
De DTXPRESS II is klaar voor gebruik zodra het onderstaande venster
voor het selecteren van de drumset verschijnt:
* De laatst geselecteerde drumset wordt weergegeven.
Zet altijd eerst de DTXPRESS II aan (ON) en dan pas de
audioapparatuur, het mengpaneel of de versterker. Zo
voorkomt u beschadiging van de luidsprekers.
2. Sla op een pad
Sla op een pad en draai de knop POWER/VOL langzaam naar rechts
totdat een aangenaam volumeniveau is bereikt.
Het volumeniveau wordt hoger wanneer u de knop naar rechts draait
en lager wanneer u de knop naar links draait.
3. Kies een andere drumset
Beluister de voices van de verschillende drumsets.
De drumsetnummers 1 t/m 48 bestaan uit 48 standaarddrumsets die
speciaal zijn geprogrammeerd door Yamaha. m [Preset Drum Kit List]
(Reference Guide : p. 42)
Druk op [VALUE–]/[VALUE+] om de gewenste drumset te selecte-
ren.
Probeer de verschillende drumsets en selecteer er één die u bevalt.
* Sommige drumsets bevatten padsongs en drumloopvoices
die starten wanneer op de bijbehorende pad wordt gesla-
gen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en draai aan de knop ACCOMP. VOL om
het volume van de snaredrum te regelen.
* Wanneer het apparaat wordt uitgezet, worden de begin-
waarden van de hierboven beschreven volume-instellingen
voor de bass- en snaredrum hersteld.
Druk op [VOICE] en vervolgens op de [PAGEt] toets om de vo-
lume-instelling van de op dit moment geselecteerde pad (invoerbron)
weer te geven.
Sla op de pad waarvan u het volume wilt instellen en regel het vo-
lume met [VALUE–]/[VALUE+].
* In hetzelfde venster kunt u ook de pan (de positie van de
voice binnen het stereospectrum) van de afzonderlijke pads
instellen (Reference Guide : p. 17).
Tip
Volgens de instelling in de modus Utility [1-3. Volume
Mode] (Reference Guide : p. 28) kan het volume van het
bekken, de drums en andere instrumenten worden geregeld
met de bovenstaande knoppen.
5. Wijzig de weergavekwaliteit van de monitor
Druk op [UTIL]. In het venster dat verschijnt kunt u de
weergavekwaliteit instellen van het audiosignaal dat naar de aanslui-
tingen OUTPUT en PHONES wordt verzonden.
UT TG MASTER
EQ Lo=+ 6 Hi=+ 0
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de positie Lo of
Hi te plaatsen. Regel vervolgens de weergavekwaliteit met [VALUE–]/
[VALUE+].
TrebleBass
KIT ´´´´´´´´´´
1 Acoustic Kit
DrumsetnaamDrumsetnummer
KIT ´´´´´´´´´´
2 New Beat
DrumsetnaamDrumsetnummer
Volume
KIT IN=snare V=-
Vol= 116 Pan= C
17
Laat de metronoom meelopen terwijl u de DTXPRESS II bespeelt.
Gebruik de functie Groove Check om uw ritmische nauwkeurigheid te controleren.
2. Gebruik Groove Check
Tijdens het bespelen van de pads analyseert de functie Groove Check
in de DTXPRESS II uw ritmische nauwkeurigheid en toont de resul-
taten.
Uw timing wordt vergeleken met de click van de metronoom waarna
uw nauwkeurigheid wordt weergegeven.
2-1. Stel de metronoom in
Voordat u de functie Groove Check kunt gebruiken, moet u het tempo,
de beat en de fijnere kwantisering selecteren voor het gewenste ritme.
2-2. Geef Groove Check weer
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SEL>] om de onderstaande
functie Groove Check weer te geven.
Meespelen met de metronoom
1. Schakel de metronoom in
Druk op [CLICK] om de metronoom te starten.
Het lampje in de [CLICK] toets licht op bij elke slag van elke maat.
Druk nogmaals op [CLICK] om de metronoom te stoppen.
Het volume van de clickvoice regelt u met de knop CLICK VOL.
1-1. Stel het tempo van de metronoom in
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt]. Het instelvenster voor
het tempo verschijnt.
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de tempo-
waarde te plaatsen en stel het gewenste tempo in met [VALUE–]/
[VALUE+].
Het instelbereik van de tempo is q=30-300.
1-2. Stel de beat van de metronoom in
Druk in het bovenstaande instelvenster op [SEL>] om de knippe-
rende cursor op de beatwaarde te plaatsen. Stel de gewenste beat in
met [VALUE–]/[VALUE+].
Het instelbereik van de beat is 1/4-8/4, 1/8-16/8 of 1/16-16/16.
1-3. Stel de nootwaarde van de metronoom in
Druk in het bovenstaande instelvenster op [SEL>] om de knippe-
rende cursor op de nootwaarde te plaatsen. Stel het tempo van de click
(fijnere kwantisering) in met [VALUE–]/[VALUE+].
1-4. Geef de clickvoice en andere instellingen op
De metronoom produceert drie verschillende clickvoices:
hi” aan het begin van de maat, “mid” op elke kwartnoot en lo” op
beats van fijnere kwantisering.
U kunt de clickvoices instellen op elke gewenste voice (van een drum-
instrument) en toonhoogte.
In de volgende sectie [Meespelen met een song] wordt nader uitge-
legd hoe u de voices wijzigt.
Raadpleeg de sectie over de modus Utility [4. Sequencer Group]
(Reference Guide : p. 33) voor meer informatie.
2-3. Bespeel de pad met de metronoom
Druk op [CLICK] om de metronoom te starten en sla op de pad van de
snaredrum.
Het nummer achter “Groov=” aan de linkerzijde van het venster
geeft de nauwkeurigheid weer van elke slag op de pad.
De waarde “–” (min) betekent dat uw timing na de clickvoice was
(juiste timing) en de waarde “+” (plus) betekent dat uw timing
vóór de clickvoice was.
Het nummer achter “Avg=” aan de rechterzijde van het venster is
de globale nauwkeurigheid of het gemiddelde van de waarden ach-
ter “Groov=”. U kunt de functie Groove Check gebruiken om de
nauwkeurigheid te controleren van een volledige drumpartij of
song.
De functie Groove Check kan niet alleen worden gebruikt bij de
snaredrum, maar bij alle pads van de DTXPRESS II. Verder kunt u het
patroon van de metronoom wijzigen in zestienden of triolen. Experi-
menteer eens met een van de andere instellingen.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk tweemaal op [SEL>] om
de beginwaarden te herstellen.
Tempowaarde
Nootwaarde
SONG ƒ=110 4/4 ƒ
1 HighRise
Beatwaarde
GRV -----¨-----
Groov=+12Avg=+ 6
Gemiddelde
nauwkeurigheid
Nauwkeurigheid van
elke slag
18
U kunt de metronoom (clickvoice) zo instellen dat deze tege-
lijk met de song start en stopt (m [4-8. Click Mode] Reference
Guide : p. 35).
De DTXPRESS II bevat in totaal 95 standaardsongs om uw ritme te oefenen.
Probeer mee te spelen met een song.
Meespelen met een song
1. Selecteer een song
Selecteer een van de songs in de DTXPRESS II en luister deze af. De
song-nummers 1 t/m 95 zijn standaaedsongs die zijn gemaakt door
Yamaha.
m [Preset Song List] (Reference Guide : p. 49)
Druk op [SONG] om het Song venster te openen.
Als de functie Rhythm Mute is geactiveerd, verschijnt een “˚” achter
de naam van de song.
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het nummer
van de song te plaatsen. Selecteer een song met [VALUE–]/[VALUE+].
* Wanneer u een andere song kiest, wordt de drumset inge-
steld die bij de nieuwe song hoort.
2. Beluister de song
Als u op [>/] drukt, wordt de song vanaf het begin afgespeeld.
Het lampje in de toets [SONG] zal knipperen op de eerste beat van
elke maat.
De song stopt automatisch wanneer het einde van de song is bereikt.
Tijdens het afspelen kunt u de song stoppen met [>/].
* Sommige songs beginnen weer opnieuw.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEs] om de functie Rhythm
Mute te beëindigen.
De functie kan worden gebruikt tijdens het afspelen van de
song.
4. Regel het song-volume
Het volume van de song wordt geregeld met de knop ACCOMP VOL.
Regel de balans tussen de song en uw drumpartij met de knoppen
ACCOMP VOL en POWER/VOL (algemene volume van de song en
pads).
5. Wijzig het tempo van de song
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt] om de instelling van
het tempo weer te geven.
Zorg ervoor dat de tempowaarde op het display knippert en druk
vervolgens op [VALUE–]/[VALUE+] om het gewenste tempo in te
stellen (q=30-300).
6. Speel mee met de clickvoice
Als de drumpartij is uitgeschakeld met Mute, kan het moeilijk zijn
maat te houden. Gebruik in dat geval de metronoom. Met ondersteu-
ning van de clickvoice wordt het meespelen met de song eenvoudiger.
Druk op [CLICK] om de metronoom te starten. De metronoom heeft
automatisch hetzelfde tempo als de song. Druk op [CLICK] om de
metronoom weer te stoppen.
Het volume van de clickvoice wordt geregeld met de knop CLICK
VOL.
U kunt de song vooraf laten gaan door twee maten van de
metronoom (m Utility Mode [4-5. Count Switch] Reference
Guide : p. 34).
3. Schakel een drumpartij uit
met Mute
Probeer mee te spelen met de song.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
[PAGEs]. Druk vervolgens op [>/] om
de song af te spelen. Een drumpartij in de
song wordt nu uitgeschakeld en is dus niet
langer hoorbaar (functie Rhythm Mute).
Speel de drumpartij.
SONG ƒ=110 4/4 ƒ
1 HighRise
SONG ƒ= 94 4/4 ƒ
2 Horizon
Song-nummer
Song-naam
SONG ƒ=110 4/4 ƒ
2 Horizon˚
Geeft aan dat Rhythm Mute is geactiveerd
SONG ƒ= 94 4/4 ƒ
2 Horizon
Tempowaarde
19
7. Kies een andere clickvoice
Wanneer de clickvoice lijkt op een van de voices in de song, is de
voice moeilijk hoorbaar. U kunt in dat geval beter een andere clickvoice
kiezen.
In dit voorbeeld wordt de standaard ingestelde
clickvoice van 4 beats (een hoge en lage bellvoice)
gebruikt.
Wijzig de voice op de eerste beat.
Druk viermaal langzaam op [UTIL] om naar het volgende venster te
gaan.
8. Kies een andere drumset
Wanneer u bij een bepaalde song een andere drumset wilt gebruiken,
hoeft u alleen maar met [DRUMKIT] het drumset venster te openen
en de gewenste drumset te kiezen.
7-1. Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het type
van de clickvoice te plaatsen. Selecteer de clickvoice “hi” (de
clickvoice op de eerste beat) met [VALUE–]/[VALUE+].
7-2. Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de voice-
categorie te plaatsen. Selecteer de drumvoice-categorie voor de
clickvoice met [VALUE–]/[VALUE+].
De letters duiden de volgende drumvoice-categorieën aan:
K: Akoestische kick
k: Elektrische kick
S: Akoestische snare
s: Elektrische snare
T: Akoestische tom
t: Elektrische tom
C: Bekken
H: Hi-hat
P: Percussie
E: Effect 1
e: Effect 2
L: Drumloop
m: diverse voices
Selecteer hier “m” voor diverse voices.
7-3. Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op het voice-num-
mer te plaatsen. Selecteer de drumvoice voor de clickvoice met
[VALUE–]/[VALUE+].
In dit voorbeeld selecteert u de “010Marimba”.
Druk op [CLICK] om de metronoom te starten. De eerder gese-
lecteerde voice is nu vervangen door de voice Marimba.
Volg dezelfde procedure om andere clickvoices (“mid”, “lo”)
te vervangen door een voice die uw voorkeur heeft.
Druk op [SONG] om terug te keren naar het oorspronkelijke
venster (Song venster).
UT SEQ Click= hi
=P/053 MtBel
Type clickvoice
Voice-categorie Voice-nummer Voice-naam
Meespelen met een song
9. Kies alleen een andere song (drumset blijft on-
gewijzigd)
Wanneer u een andere song kiest, wordt normaal gesproken de drum-
set gebruikt die voor de song is ingesteld. Met behulp van de functie
Rhythm Mute ([SHIFT]+[PAGEs]) kunt u echter een andere song
kiezen terwijl de drumset ongewijzigd blijft.
* U kunt ook in de modus Utility [3-2. Channel 10 Program
Change/Receive Channel Event] (Reference Guide : p. 31)
de optie Channel 10 Program Change zo instellen dat er
geen programmawijzigingen worden ontvangen. Hierdoor
wordt alleen de song gewijzigd.
10. Schakel een drum uit met Mute
U kunt afzonderlijke drums zoals [Bass Drum], [Snare Drum],
[Cymbal], [Other Drum Instruments] uitschakelen met Mute.
Deze functie is handig wanneer u afzonderlijke drumpartijen wilt oe-
fenen.
Druk op [UTIL] en vervolgens op de [PAGEt] toets om het volgende
venster te openen.
Druk op [SEL<]/[SEL>] om het druminstrument te selecteren dat u
met Mute wilt uitschakelen (K: bassdrum, S: snaredrum, C: bekken,
M: overig). Wijzig vervolgens het luidsprekerpictogram (®) in het
mutepictogram (m) door op [VALUE+] te drukken.
Als u Mute wilt beëindigen, drukt u op [VALUE–] om het
luidsprekerpictogram (®) weer te activeren.
KIT ´´´´´´´´´´
1 Acoustic Kit
Drumsetnaam
Drumsetnummer
Geluid aan
UT TG MASTER
MuteK=mS=®C=®M=®
Mute (geluid uit)
20
Vervolgens kunt u uw eigen drumpartij opnemen met de DTXPRESS II-sequencer.
Evenals bij standaardsongs kunt u bij opgenomen songs een andere drumset kiezen,
het tempo wijzigen en de song afspelen.
2-1. Stel het aantal maten in dat u wilt opnemen
Stel het aantal maten in dat u wilt opnemen.
* Wanneer het andere spoor al gegevens bevat, bepaalt het
aantal maten van dat spoor de lengte van de song.
2-2. Selecteer de opnamemodus
Selecteer een van de volgende opnamemodi:
Overwrite (Ovr): De opname vindt plaats in de modus Repeat. Na
het einde van de laatste maat wordt de song weer vanaf het be-
gin gestart zodat nieuwe gegevens kunnen worden toegevoegd
aan de bestaande gegevens op het spoor.
Replace (Rpl): Wanneer het einde van de laatste maat is bereikt of
op [>/] wordt gedrukt, wordt de opname gestopt (en dus niet
herhaald).
2-3. Stel het opnamespoor in
Selecteer spoor 1 of 2 voor de opname.
2-4. Stel het tempo en de beat van de metronoom in
Stel het tempo en de beat van de metronoom in die tijdens de opname
hoorbaar is.
2-5. Stel de kwantiseringsfunctie in
U kunt de kwantiseringsfunctie gebruiken om uw timing te corrige-
ren. De noten worden dan opgeschoven naar de dichtstbijzijnde beat.
De nauwkeurigheid van de kwantisering wordt ingesteld met een noot-
waarde. De functie kan worden gebruikt tijdens de opname.
* Als de kwantiseringsfunctie is ingesteld op “no”, is deze
niet actief.
* U kunt de kwantiseringsfunctie ook gebruiken nadat de op-
name is voltooid (Reference Guide : p. 25).
Opname maken van uzelf
Opnamesysteem
Kies voor de opname een van de hiervoor bestemde persoonlijke
songs (nr. 96-127). Voor opname kunt u geen standaardsongs ge-
bruiken (nr. 1-95).
Persoonlijke songs bevatten twee sporen voor opname. U neemt al-
tijd één spoor tegelijk op.
Tijdens het opnemen van de song wordt informatie in het geheugen
opgeslagen over het tijdstip en de wijze waarop de afzonderlijke
pads werden bespeeld. Dit worden sequencegegevens genoemd.
MIDI-gegevens afkomstig uit de MIDI IN/TO HOST-aansluitingen
kunnen tegelijkertijd worden opgenomen.
Sequencegegevens kunnen worden gebruikt om het tempo te veran-
deren en een voice of drumset te selecteren tijdens het afspelen.
mReference Guide : p. 24 [2. Program Change, Bank Select]
Voordat u de song start, moet u het aantal op te nemen maten opge-
ven. De opname vindt plaats in real-time. Wanneer het einde van de
laatste maat is bereikt, zijn er twee mogelijkheden afhankelijk van
wat is ingesteld: (1) de song stopt automatisch (Replace) en de op-
name is voltooid; (2) de song start weer vanaf het begin zodat nieuwe
gegevens kunnen worden toegevoegd aan de eerder opgenomen ge-
gevens (Overwrite).
U kunt nu gaan opnemen
1. Selecteer de song die u wilt opnemen
Druk op [SONG] om het Song venster te openen en selecteer een
persoonlijk songnummer (nr. 96-127).
* Als op beide sporen van een persoonlijke song gegevens
staan, kan deze song niet worden gebruikt.
* Als u de opname start terwijl er geen song is geselecteerd,
wordt automatisch de lege persoonlijke song met het laag-
ste nummer geselecteerd. Hetzelfde gebeurt wanneer voor
de opname een standaardsong is geselecteerd.
2. Stel de opnamecondities in
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [>/]. Het volgende instelvenster
Recording Conditions verschijnt.
Druk eerst op [SEL<]/[SEL>] om de gewenste parameter te selecte-
ren en vervolgens op [VALUE–]/[VALUE+] om de volgende opname-
condities in te stellen.
Kwantisering (een voorbeeld)
De opgenomen noten zijn niet op tijd gespeeld.
Juiste timing
3. Start de opname
Druk op [>/] en na het aftikken van twee maten vooraf wordt de
opname gestart. Luister tijdens de opname naar de clickvoice van de
metronoom.
* Als u op [>/] drukt terwijl het toegewezen spoor gege-
vens bevat, verschijnt het foutbericht “DatanotEmpty”.
De opname wordt geannuleerd.
De kwantiseringsfunctie corrigeert de timing.
REC M= 32=Rp1†=1
ƒ=120 B= 4/4Q= ©
Kwantiseringsfunctie
BeatTempo
Spoor
Opnamemodus
Aantal op te nemen maten
21
De opnamemodus is ingesteld op Replace (“Rpl”).
Tijdens de opname wordt het volgende venster weergegeven (alleen
ter informatie).
5. Neem de song opnieuw op
Als u de song opnieuw wilt opnemen, moet u de volgende procedure
volgen om de eerder opgenomen gegevens op het spoor te wissen.
• Songgegevens wissen (spoor 1 en 2)
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit
te openen. Druk vervolgens 7 keer op de [PAGEt] toets om naar het
Clear Song venster te gaan.
Opname maken van uzelf
Na de laatste maat zal de opname automatisch stoppen en zal er worden
teruggekeerd naar het Song venster.
* U kunt de opname ook stoppen door op [>/] te drukken.
De opnamemodus is ingesteld op Overwrite (“Ovr”).
Tijdens de opname wordt het volgende venster weergegeven (alleen
ter informatie).
REC M= 18=Rp1†=1
Now Recording.
Maatnummer dat wordt opgenomen
De song die wordt opgenomen, wordt steeds herhaald totdat u op [>/
] drukt.
Na het einde van de laatste maat wordt de song weer vanaf het begin
gestart zodat nieuwe gegevens kunnen worden toegevoegd aan de
bestaande gegevens op het spoor.
Wanneer de opnamemodus is ingesteld op Overwrite (“Ovr”), kunt u
tijdens het opnemen de opname ongedaan maken met de toets [SAVE/
ENT]. De opgenomen gegevens vanaf het begin van de song tot aan
het punt waarop [SAVE/ENT] werd ingedrukt, worden gewist en de
oorspronkelijke gegevens worden hersteld.
Maatnummer dat wordt opgenomen
REC M= 18=Ovr†=1
UNDO press ENT
Druk op [>/] om de opname te stoppen en terug te keren naar het
Song venster.
Als tijdens de opname het apparaat wordt uitgeschakeld,
kunnen alle gegevens van persoonlijke songs verloren gaan.
Wees dus voorzichtig.
4. Beluister de song
Druk op [>/] als u de zojuist opgenomen song vanaf het begin wilt
afspelen. U kunt ook een andere drumset kiezen en de song met een
andere drumset afspelen.
mReference Guide : p. 24 [2. Program Change, Bank Select]
Opname ongedaan maken (een voorbeeld)
Gegevens van de
eerste opname
Gegevens van de
tweede opname
Wanneer u nu hier op (SAVE/ENT)
drukt, worden alleen de gegevens van
de tweede opname gewist.
Druk op [SAVE/ENT] om alle gegevens van de geselecteerde song te
wissen.
* Om het “Clear Song” wissen te annuleren, drukt u op de
[VALUE–] toets.
• Gegevens van één spoor wissen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit
te openen. Druk vervolgens 5 keer op de [PAGEt] toets om naar het
Clear Track venster te gaan.
Stel het nummer van het spoor in met [VALUE–]/[VALUE+] en druk
vervolgens op [SAVE/ENT]. Het bericht “Areyousure?” ver-
schijnt. Druk nogmaals op [SAVE/ENT] om alle gegevens op het ge-
selecteerde spoor te wissen.
* Om het “Clear Song” wissen te annuleren, drukt u op de
[VALUE–] toets.
6. Neem een tweede spoor op
Op dezelfde wijze kunt u een tweede spoor opnemen. Het aantal ma-
ten kan echter niet worden gewijzigd.
7. Geef de naam van de song op
In het venster staat als song-naam “no name” vermeld. Wijzig dit in
een naam van uw keuze.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit
te openen. Druk vervolgens 8 keer op de [PAGEt] toets om naar het
Clear Name venster te gaan.
SONG Clear Song
Are you sure ?
SONG Clear Track
Track=1
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het teken te
plaatsen dat u wilt wijzigen en selecteer het gewenste teken met
[VALUE–]/[VALUE+].
Hieronder ziet u welke tekens beschikbaar zijn.
(in volgorde van weergave)
Spatie
!"#$%&'()*+,-.0123456789:;<=>?@
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]^_`
abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}ßå
De naam van de song mag uit maximaal acht tekens bestaan.
Als het apparaat wordt uitgezet, wordt de voltooide
song opgeslagen.
SONG
SngNamenoname
22
U kunt een eigen drumset maken door een voice toe te wijzen aan de afzonderlijke pads en de
tuning (toonhoogte), voice, decay, reverb, enzovoort in te stellen.
2. Wijzig het volume
Wijzig het volume van de drumvoice die u hoort terwijl u op de pad
slaat. Regel de volumebalans tussen deze pad en de andere pads.
Druk op [PAGEt] om naar het volgende venster te gaan.
Eigen drumset maken
1. Selecteer de drumvoice
Selecteer eerst een drumvoice voor de set die u wilt samenstellen. In
dit voorbeeld wijst u een voice van de snaredrum toe.
U kunt elke willekeurige drumset kiezen (de gemaakte drumset wordt
opgeslagen als een persoonlijke drumset (nr. 49-80)).
1-1. Selecteer een snaredrum voor de invoerbron
Druk op [VOICE] om het selectievenster van de drum voice weer te
geven.
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de invoer-
bron te plaatsen en selecteer “snare” met [VALUE–]/[VALUE+].
Dit houdt in dat u de snarepad die is aangesloten op de trigger-aan-
sluiting 2 SNARE hebt geselecteerd.
De waarde “V=1” betekent dat laagnummer 1 is geselecteerd. Twee
voices (2 lagen) kunnen worden doorgegeven met één invoerbron
(trigger). In dit geval moet u opgeven welke voice hier wordt gebruikt.
1-2. Selecteer de drumvoice-categorie
Bepaal vervolgens de drumvoice-categorie.
De drumvoice-categorie is ook voor de clickvoice van de metronoom
gebruikt (p. 19).
In dit voorbeeld selecteert u “s: Electric Snare”.
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de voice-
categorie te plaatsen en selecteer “s” met [VALUE–]/[VALUE+].
De markering “*” verschijnt tussen “KIT” en “IN”. Dit geeft aan dat
de gegevens in de geselecteerde drumset zijn gewijzigd.
1-3. Selecteer een drumvoice
Selecteer nu een drumvoice.
Volg hierbij dezelfde procedure als bij het wijzigen van de clickvoice
van de metronoom (p. 19). Druk op [SEL>] om de knipperende cursor
op het voice-nummer te plaatsen en wijs de drumvoice toe met
[VALUE–]/[VALUE+]. In dit voorbeeld selecteert u “014Dance
01”.
U hebt nu een drumvoice toegewezen aan de set die u
wilt samenstellen.
Vervolgens kunt u deze drumvoice op verschillende
manieren bewerken om uw eigen snaredrumvoice te
maken.
KIT IN=snare V=1
=s/014 Dance01
KIT*IN=snare V=-
Vol= 120 Pan= C
Volume Pan
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het volume-
niveau te plaatsen en stel het volumeniveau in met [VALUE–]/[VALUE+].
* Als de drumvoice uit twee lagen bestaat, verschijnt de aan-
duiding “V=-”.
Druk op [VOICE] om de voice af te luisteren alsof op de pad
wordt geslagen.
3. Wijzig de pan
In hetzelfde venster kunt u de paninstelling van de drumvoice wijzi-
gen.
Hiervoor verplaatst u de positie van de geselecteerde drumvoice bin-
nen het volgende stereospectrum: “L64” (links) – “C” (midden) -
R63” (rechts).
Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op het panniveau te plaat-
sen en stel de waarde van de pan in met [VALUE–]/[VALUE+] .
4. Wijzig de tuning (toonhoogte)
Wijzig de tuning (toonhoogte) van de drumvoice.
Druk op [PAGEt] om naar het volgende venster te gaan.
KIT*IN=snare V=-
Tune C= 0 F= 0
Tuning in eenheden van halve stap
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de positie
C” of “F” te plaatsen en stel de toonhoogte van de voice in met
[VALUE–]/[VALUE+].
Bij “C=” neemt de toonhoogte toe in eenheden van een halve stap en
bij “F=” in stappen van ongeveer 1,17.
5. Wijzig de decay (afnameduur van de voice)
Wijzig de decay van de voice (de afnameduur van de voice).
Druk tweemaal op [PAGEt] om naar het volgende venster te gaan.
Fijnere tuning
KIT*IN=snare V=-
Decay=+ 8 Fc= 0
Decay
Frequentie voor
filteruitschakeling
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de decay te
plaatsen en stel deze in met [VALUE–]/[VALUE+].
Met een pluswaarde (+) maakt u de decay sneller.
Invoerbron Laagnummer
KIT IN=kick V=1
=K/017 BDaftty1
Voice-categorie Voice-nummer Voice-naam
23
6. Wijzig de helderheid van de voice
(filterinstelling)
In hetzelfde venster kunt u de frequentie voor filteruitschakeling in-
stellen. Wijzig de helderheid van de voice.
Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op de positie “Fc=” te
plaatsen en stel de waarde in met [VALUE–]/[VALUE+].
Met een pluswaarde (+) maakt u het geluid helderder.
7. Regel de volumebalans van een voice van 2 la-
gen
Als de geselecteerde drumvoice bestaat uit 2 lagen (1 drumvoice bestaande
uit 2 voice-golven), kunt u de volumebalans tussen de 2 golven regelen.
Druk op [PAGEs] om naar het volgende venster te gaan.
Eigen drumset maken
Druk achtereenvolgens op [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/[VALUE+]
om het nummer van de laag te selecteren.
* Als de toegewezen stem niet uit twee lagen bestaat, is deze
instelling niet geldig.
Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op de laagbalans te plaat-
sen en stel de waarde van de laagbalans in met [VALUE–]/[VALUE+].
8. Stel de reverb in
Stel in hoeveel reverb aan de voice moet worden toegevoegd.
Druk op [PAGEs]/[PAGEt] om het onderstaande venster te selecte-
ren.
KIT*IN=snare V=1
LayerBalance=+20
Laagbalans
Laagnummer
Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het
reverbniveau te plaatsen en stel de waarde in met [VALUE–]/
[VALUE+].
Hoe hoger de waarde, hoe meer reverb aan de voice wordt toegevoegd.
Bij de waarde “0” wordt geen reverb toegevoegd.
* In dit venster stelt u het reverbniveau voor elke invoerbron
in. Het algemene reverbniveau voor de drumset wordt in-
gesteld in [5-2. Drum Reverb Send] (Reference Guide : p.
23).
9. Regel de balans tussen laag 1 en 2
Als u voor de zojuist gemaakte voice een voice van 2 lagen hebt ge-
bruikt, kunt u de balans tussen beide voices regelen door het volume
van de afzonderlijke voices in te stellen.
*
U kunt de conversiecurve voor 2 voices selecteren. m
Drum Kit Edit Mode [2-1. Cross Fade] (Reference Guide : p.
19)
KIT*IN=snare
Reverb send= 40
Reverbniveau
Druk op [VALUE–]/[VALUE+] om het drumsetnummer (“49” – “80”)
in te stellen waaronder u de drumset wilt opslaan.
Druk op [SAVE/ENT]. Het bericht “Areyousure?” verschijnt,
waarna u uw keuze kunt bevestigen.
* Druk op [VALUE–] als u de bewerking wilt annuleren.
Druk nogmaals op [SAVE/ENT] om op te slaan. Nadat “Complete!
verschenen is, zult u terugkeren naar het Drum Voice venster.
11. Geef de naam van de drumset op
De voltooide drumset heeft nog altijd de naam van de oorspronkelijke
drumset.
Druk op [VOICE] om de modus Drum Kit Voice Edit te activeren en
druk vervolgens op [PAGEt] om naar het onderstaande venster Drum
Kit Name te gaan. Geef de drumset een andere naam volgens de eer-
der beschreven procedure bij het maken van een song (p. 21).
Store Drumkit
=49 User Kit
De drumset met de zelfgedefinieerde snaredrum
is nu gereed.
Volg dezelfde procedure om drumvoices voor de
andere pads (invoerbron) te maken totdat u een
volledige drumset hebt die geheel naar uw wens
is samengesteld.
De DTXPRESS II bevat tevens keyboardvoices die voldoen aan
de standaard GM System Level 1, zodat u niet alleen drumvoices
maar bijvoorbeeld ook het geluid van een piano, gitaar, bas, strijk-
instrument, koperen instrument, houten blaasinstrument of effect
kunt laten klinken wanneer u op de pad slaat.
Wanneer u keyboardvoices wilt instellen voor de pads, wijzigt u
eerst het MIDI-kanaal van de pad in een ander kanaal dan 10
(Reference Guide : p.18 [1-7. Channel, Gate Time]) en selecteert
u vervolgens het MIDI-nootnummer van de voice die u wilt ge-
bruiken (Reference Guide : p.18 [1-6. Note Number]).
* Als de optie [2-5. Key Off Enable] (Reference Guide : p.
20) is ingesteld op “disable”, zijn sommige voices con-
tinu hoorbaar. Druk in dat geval op [SHIFT] + [VOICE] om
de voices uit te schakelen.
KIT Common
Kit=Acoustic Kit
10. Sla de gemaakte voice op
Sla de gemaakte drumvoice op in het geheugen van de DTXPRESS
II. De drumsetnummers “49” t/m “80” (persoonlijke drumsets) zijn
beschikbaar voor het opslaan van eigen drumsets.
Druk op [SAVE/ENT] om naar het volgende venster te gaan.
24
Naast de hiervoor beschreven functies biedt de DTXPRESS II nog veel meer.
Pas als u alle functies kent, kunt u de mogelijkheden van de DTXPRESS II ten volle benutten.
Trigger-instellingsgegevens naar de instellingen van een andere trigger-
aansluiting kopiëren
m Reference Guide : p. 13 [1-6. Trigger Setup Copy]
Tijdelijk geen trigger-signalen ontvangen vanaf alle pads van de
DTXPRESS II
m Reference Guide : p. 29 [2-2. Trigger Bypass]
Functie Trigger Bypass (zie hierboven) vanaf een pad aan- of uitzet-
ten (ON/OFF)
m Reference Guide : p. 20 [2-6. Function]
Reverb instellen
De DTXPRESS II is voorzien van een digitale reverbsectie.
Reverbsoort en -tijd instellen voor elke drumset
m Reference Guide : p. 21 [3-1. Reverb Type, Time]
U kunt het reverbniveau op drie manieren instellen:
Reverbniveau instellen van de voice die door de pad van elke invoerbron
wordt voortgebracht
m Reference Guide : p. 19 [2-2 Reverb Send]
Reverbniveau instellen van de volledige drumset
m Reference Guide : p. 23 [5-2. Drum Reverb Send]
Algemene reverbniveau van de DTXPRESS II instellen
m Reference Guide : p. 21 [3-2. Reverb Master Return]
Reverbniveau instellen van elke drumset in de persoonlijke drum map
m Reference Guide : p. 36 [5-6. Reverb Send]
Reverbcircuit overslaan (geen reverb)
m Reference Guide : p. 28 [1-5. Reverb Bypass]
Instellingen voor de drumvoice
Cross-fading instellen tussen de voicelagen 1 en 2
m Reference Guide : p. 19 [2-1. Cross Fade]
Randvoice zo instellen dat de padvoice wordt getriggerd zodra de
stereopads worden gebruikt
m Reference Guide : p. 21 [2-8. Rim to Pad]
De modus Alternate Group, Key Assign instellen voor voices die te-
gelijk hoorbaar zijn
m Reference Guide : p. 19 [2-3. Alternate Group, Key Assign Mode]
Toonsoort in-/uitschakelen (Key ON/OFF) die wordt verzonden als
op de pad wordt geslagen
m Reference Guide : p. 20 [2-4. Hold Mode]
Signalering van berichten over uitgeschakelde toonsoort (Key OFF)
instellen
m Reference Guide : p. 20 [2-5. Key Off Enable]
Volume van de volledige drumset instellen
m Reference Guide : p. 23 [5-1. Volume]
Eigen drumset maken
m Reference Guide : p. 35 [5. MAP (Drum Map Group)]
Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS
II
Fabrieksinstellingen
De interne instellingen van de DTXPRESS II worden teruggezet naar de
standaardfabriekswaarden.
m Utility Mode [2-6. Factory Set] (Reference Guide : p. 30)
Als u deze bewerking uitvoert, gaan alle gegevens van de
persoonlijke drumset, trigger-instellingen en songs verlo-
ren.
Functies voor aansluitingen en invoerbronnen
(pads)
U kunt een drumset selecteren door op een pad te slaan. Als u bijvoor-
beeld de optionele Yamaha Bar Pad BP80 hebt aangesloten op de
trigger-aansluiting 9/10, kunt u de waarde van het drumsetnummer
met één te verlagen door op de linkerbarpad slaan. Slaat u op de rechter-
barpad, dan wordt de waarde van het drumsetnummer met één ver-
hoogd.
Wanneer de hierboven beschreven functie in een willekeurige drumset wordt
gebruikt, raadpleegt u:
m Reference Guide : p. 14 [2-1. Increment/Decrement]
Wanneer de hierboven beschreven functie in een specifieke drumset wordt
gebruikt, raadpleegt u:
m Reference Guide : p. 20 [2-6. Function]
Een hi-hatcontroller die is aangesloten op de trigger-aansluiting 1 KICK
kan worden gebruikt als kickpedaal.
m Reference Guide : p. 12 [1-1. Pad Type]
De gevoeligheid van pads en drumtriggers kan op verschillende ma-
nieren worden ingesteld:
Automatisch instellen van de gevoeligheid van pads en drumtriggers die op
de DTXPRESS II zijn aangesloten:
m Reference Guide : p. 12 [1-1. Pad Type]
Gevoeligheid sterk wijzigen:
m schakelaar INPUT ATTENUATION op het achterpaneel omzetten (p. 10)
Gevoeligheid licht wijzigen:
m Reference Guide : p. 12 [1-2. Gain, Minimum Velocity]
Gevoeligheid instellen van de hi-hatcontroller die is verbonden met
de HI HAT CONTROL-aansluiting.
m Reference Guide : p. 23 [5-3. Hi-hat Sensitivity]
Moment instellen waarop de hi-hatcontroller de hi-hat sluit en de tijd
opgeven waarbinnen de controller een voetsplash detecteert
m Reference Guide : p. 30 [2-5. Hi-Hat Offset]
Overspraak voorkomen (gemengde ingangssignalen tussen de aanslui-
tingen)
m Reference Guide : p. 13 [1-4. Self Rejection/Rejection]
m Reference Guide : p. 13 [1-5. Specified Rejection]
Dubbele triggers (2 gelijktijdig gespeelde tonen)
m Reference Guide : p. 13 [1-4. Self Rejection/Rejection]
Velocitycurve (aanslagdynamiek) instellen. De curve geeft de relatie
aan tussen de kracht waarmee op de pad wordt geslagen en het gepro-
duceerde volume
m Reference Guide : p. 13 [1-3. Velocity Curve]
Signalen omwisselen tussen de trigger-aansluitingen 1 en 9/10
m Reference Guide : p. 14 [2-2. Input Exchange]
25
Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS
II
Instellingen voor de toongenerator
De volgende instellingen gelden voor de volledige toongenerator:
Equalizer (toonkwaliteit regelen), tuning, volume, reverb overslaan
m Reference Guide : p. 28 [1. TG (Tone Generator) Group]
Instellingen voor de song
Automatisch de hoofdsong wijzigen als een andere drumset is geko-
zen
m Reference Guide : p. 23 [5-4. Song Select]
Gelijktijdig weergave regelen (starten/stoppen) van maximaal 3 songs
door op de pad te slaan
m Reference Guide : p. 20 [2-7. Pad Song]
Bewerken van de volgende parameters in song-sequencergegevens:
Tempo, Repeat Playback, Program Change, Bank Select, Volume, Pan,
Song Copy, Quantize, Clear Track, Merge Track, Clear Song en Song
Name
m Reference Guide : p. 24 [Song Job Mode]
Song afspelen in het ingestelde tempo, ook als een andere song is
gekozen
m Reference Guide : p. 35 [4-7. Use Tempo]
Overige functies
Behalve voor het triggeren van voices kunnen de pads ook worden
gebruikt voor de volgende regelfuncties:
padsong afspelen/stoppen, clickvoice van metronoom aan- en uitzet-
ten (ON/OFF), andere drumset kiezen, trigger-blokkering aan- en uit-
zetten (ON/OFF) en hoofdsong afspelen/stoppen.
m Reference Guide : p. 20 [2-6. Function]
Pads (trigger-invoerbron) toewijzen in de modi Trigger Setup Edit en
Drum Kit Voice Edit door op de pad te slaan
m Reference Guide : p. 29 [2-1. Learn Mode]
Volume van het bekken, de drum en andere instrumenten regelen via
de knoppen ACCOMp. VOL. en CLICK VOL
m Reference Guide : p. 29 [2-3. Volume Mode]
Laatst gebruikte pagina weergeven in de modi Trigger Setup Edit en
Drum Kit Voice Edit
m Reference Guide : p. 29 [2-4. Jump to Recent Page]
MIDI gebruiken
De DTXPRESS II is uitgerust met MIDI IN/OUT-aansluitingen en een
TO HOST-aansluiting. Via deze aansluitingen worden gegevens
uitgewisseld tussen een extern MIDI-apparaat of een computer en de
DTXPRESS II. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de MIDI-
gegevensindeling.
Wat is MIDI?
MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is een internationale stan-
daard die het mogelijk maakt instrumenten en computers met elkaar
te verbinden voor het verzenden en ontvangen van muziek en andere
gegevens. Dankzij deze standaard kunnen computers en instrumen-
ten van verschillende fabrikanten en typen met elkaar communice-
ren.
Met behulp van MIDI kan de DTXPRESS II de volgende bewerkingen
uitvoeren. Raadpleeg de sectie [Connecting a MIDI Device] (p. 12) voor
meer informatie over het aansluiten van externe MIDI-apparaten.
Bulk Dump/Bulk In
Instellingsgegevens van de DTXPRESS II kunnen naar een extern MIDI-
apparaat of een computer worden verzonden (Bulk Dump). Wanneer u op
de DTXPRESS II een apparaat aansluit met een opslagfunctie, zoals de
Yamaha MDF3, kunt u een reservekopie maken van uw gegevens en een
bibliotheek aanleggen.
Bovendien kunnen de gegevens die in een extern apparaat zijn opgesla-
gen, worden teruggezonden naar de DTXPRESS II (Bulk In).
Gesynchroniseerd afspelen met externe MIDI-
apparaten
Wanneer u twee MIDI-apparaten die gebruikmaken van tempogegevens,
zoals sequencers, met elkaar verbindt, moet het ene apparaat de tempo-
gegevens (clock) volgen die door het andere apparaat worden verzonden
(sync).
De afgespeelde gegevens van een externe sequencer kunnen worden
gesynchroniseerd met behulp van de song en metronoomclick van de
DTXPRESS II. Tevens kan de song-weergave van de DTXPRESS II worden
gesynchroniseerd met een externe sequencer.
MIDI-gegevens verzenden en ontvangen
De toongenerator van de DTXPRES II kan worden aangestuurd door
MIDI-song-gegevens (sequencegegevens) uit een extern MIDI-appa-
raat. Deze song-gegevens kunnen tegelijk worden opgenomen met de
muziek die u op de DTXPRESS II maakt.
U kunt wisselen tussen de drumsets van de DTXPRESS II en de song-
weergave kan worden geregeld vanuit een extern MIDI-apparaat.
Gegevens van de hi-hatcontroller kunnen via MIDI worden verzon-
den.
Ook allerlei andere MIDI-gegevens kunnen worden verzonden en ontvan-
gen.
Raadpleeg onder andere de secties [Drum Kit Voice Edit Mode] (p. 15),
[Utility Mode] (p. 27) en [MIDI Data Format], (p. 50) in de “Reference
Guide” voor meer informatie.
26
Computer aansluiten
U kunt de DTXPRESS II op twee manieren aansluiten op een computer:
1. U verbindt de seriële poort van de computer rechtstreeks met de
TO HOST-aansluiting van de DTXPRESS II.
2. U verbindt de MIDI-IN-aansluiting van de DTXPRESS II met de
computer via een MIDI-interface.
1.
Seriële poort van de computer direct verbinden met
de TO HOST-aansluiting van de DTXPRESS II.
De aansluiting en signaaloverdracht tussen een computer en de DTXPRESS
II is in principe voor elke computer gelijk.
Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS
II
Verbind de apparaten met een kabel en stel de HOST SELECT-
schakelaar in op het type seriële poort en de klok die door de
computer worden gebruikt. Lees de instructies aan de rechter-
zijde van deze pagina aandachtig door en kies een kabel die past
bij de gebruikte computer.
Het binnenkomende signaal uit de TO HOST-aansluiting
wordt zowel naar de toongenerator en sequencer als naar de
MIDI OUT-aansluiting van de DTXPRESS II verzonden. Op
dat moment wordt alleen een bericht over het ingestelde poort-
nummer in de modus Utility [3-10. Host Thru Port]
(Reference Guide : p. 33) naar de MIDI OUT-aansluiting
verzonden.
De signalen uit de toongenerator en sequencer worden sa-
mengevoegd met het signaal uit de MIDI IN-aansluiting en
naar de TO HOST-aansluiting verzonden.
2. MIDI IN-aansluiting verbinden met een MIDI-
interface
Als uw computer is voorzien van een MIDI-interface, moet u de MIDI
OUT-aansluiting op de computer verbinden met de MIDI IN-aanslui-
ting op de DTXPRESS II. Zet de HOST SELECT-schakelaar in de
stand “MIDI".
Als u een Macintosh-computer met een externe MIDI-interface wilt
aansluiten, verbindt u de MIDI-interface met de RS-422-aansluiting
(modem- of printerpoort) van de computer en verbindt u de MIDI OUT-
aansluiting op de interface met de MIDI IN-aansluiting op de
DTXPRESS II. Zet de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI’.
* Wanneer de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI” is
gezet, wordt de transmissie en ontvangst via de TO HOST-
aansluiting genegeerd.
Kabels voor computeraansluiting
Mac
Apple Macintosh Peripheral-kabel (M0197)
Maximumlengte 2 meter
8-pins mini DIN 8-pins mini DIN
2 (HSK i)1
1 (HSK o)2
5 (RxD _)3
4 (GND)4
3 (TxD _)5
8 (RxD +)6
7 (GP i)7
6 (TxD +)8
PC-1
8-pins MINI DIN naar D-SUB 25-pins kabel
Wanneer u een PC-1 computer met een 9-pins seriële poort hebt,
gebruik dan een kabel van het type PC-2. Maximumlengte 1,8 meter
25-pins D-SUB
8-pins mini DIN
5 (CTS)1
4 (RTS)2
3 (RxD)3
7 (GND)4
8
2 (TxD)5
PC-2
8-pins MINI DIN naar D-SUB 9-pins kabel
Maximumlengte 1,8 meter
8 (CTS)1
7 (RTS)2
2 (RxD)3
5 (GND)4
8
3 (TxD)5
8-pins mini DIN
9-pins D-SUB
Computer
SeriÎle poort
SeriÎle kabel
TO HOST
DTXPRESS II
Als u een computer met een USB aansluiting gebruikt, kunt u de
DTXPRESS II op uw computer aansluiten via een USB MIDI
interface, zoals de YAMAHA UX16/96/256 enz.
27
Specificaties
Toongenerator 16-bits AWM2
Maximumpolyfonie 32
Voices 928 drum-/percussievoices en effecten
128 keyboardvoices (GM System Level 1)
Drumsets 48 standaarddrumsets
32 persoonlijke geheugenlocaties
Triggerinstellingen 5 standaardtriggers
4 persoonlijke geheugenlocaties
Sequencersporen 2 (TR1, TR2)
Songregeling
Hoofdsong Start/Stop, Note Chase
Padsong 3 songs die tegelijk kunnen worden gespeeld, Trigger Control
Overige sequencerfuncties MIDI sync play, Kwantisering (tijdens opname, in modus Song
Edit Job)
Mute (Rhythm Mute, Drum Instrument Mute), Groove Check
Song 95 standaardsongs
32 persoonlijke geheugenlocaties
Opnamemodi Real-time
Bedieningselementen
LED-toetsen 6 (DRUMKIT, SONG, TRIG, VOICE, UTIL, CLICK)
Toetsen 9 (>/, SAVE/ENTER, SHIFT, PAGEs/t, Select </>, VALUE/+
Knoppen MASTER VOLUME/POWER SW (drukknop), ACCOMP, VOLUME, AUX VO-
LUME, CLICK VOLUME
Venster 16 x 2 LCD-venster (met achtergrondverlichting)
Aansluitingen
Voorpaneel Aux input (stereo mini-aansluiting)
Hoofdtelefoon (stereo hoofdtelefoonaansluiting)
Achterpaneel MIDI-ingang/uitgang
Voetcontroller (stereo hoofdtelefoonaansluiting)
HOST SELECT SW
TO HOST (mini-DIN-aansluiting)
Uitgang L/MONO (mono hoofdtelefoonaansluiting)
Uitgang R (mono hoofdtelefoonaansluiting)
Triggeringangen 1-8 (stereo hoofdtelefoon m L : triggeringang, R : rand-
schakelaar)
Triggeringang 9/10 (stereo hoofdtelefoon m L, R : triggeringang)
Schakelaar voor triggerdemping 1-6 (DIP SW)
Stroomvoorziening Gelijkstroom 12 V/netvoedingsadapter (PA-3B of PA-3C)
Stroomverbruik 4,8 Watt
Afmetingen (B x H x D) 220 x 240 x 44 mm
Gewicht 1,6 kg
Accessoires Gebruikershandleiding (Basisgids, Reference Guide)
Netvoedingsadapter
* De specificaties en beschrijvingen in deze gebruikershandleiding dienen uitsluitend ter informatie.
Yamaha Corp. behoudt zich het recht voor producten of specificaties te allen tijde te wijzigen zonder aankondiging vooraf. Neem contact op met uw
Yamaha-dealer aangezien specificaties, apparatuur of opties per regio kunnen verschillen.
28
Foutberichten
Wanneer onjuiste instellingen of bewerkingen zijn aangetroffen of een abnormale bewerking is uitgevoerd, verschijnt een foutbericht.
Raadpleeg het onderstaande foutbericht en corrigeer de fout.
Dit bericht verschijnt als de gegevens niet juist kunnen worden gelezen nadat het apparaat is
aangezet. Mogelijk zijn de backup-RAM-gegevens beschadigd of is de interne accu bijna leeg.
Neem contact op met de dichtstbijzijnde service-afdeling van Yamaha of de dealer waar u het
apparaat hebt gekocht.
ERROR
Data Initialized
WARNING
Battery Low
ERROR
MIDI Buffer full
ERROR
HOST is OffLine
ERROR
Check Sum Error
ERROR
Illegal Data
CAN'T EDIT
PRESET SONG
ERROR
SEQ is Running
ERROR
Data not Empty
ERROR
Memory Full
De interne accu is bijna leeg. Persoonlijke gegevens worden mogelijk gewist. Neem contact op
met de dichtstbijzijnde service-afdeling vanYamaha of de dealer waar u het apparaat hebt
gekocht.
Het apparaat heeft te veel MIDI-gegevens ontvangen om deze in één keer te verwerken. Ver-
minder de hoeveelheid gegevens die in één keer wordt verzonden en probeer het opnieuw.
De computer die op het apparaat is aangesloten, is uitgeschakeld of onjuist aangesloten. Con-
troleer de kabelaansluitingen en de spanning en probeer het opnieuw.
Het controletotaal voor de ontvangen gegevens is onjuist. Controleer het controletotaal van de
gegevens die worden verzonden.
Er is een fout opgetreden tijdens de ontvangst van de gegevens. De gegevens zijn mogelijk
beschadigd. Controleer de gegevens die worden verzonden.
Er is een fout opgetreden tijdens het bewerken van de standaardsong. Een standaardsong kan
niet worden bewerkt.
De bewerking kan niet worden uitgevoerd terwijl de sequencer actief is. Stop de sequencer en
probeer het opnieuw.
Dit bericht verschijnt wanneer u op een spoor wilt opnemen dat al gegevens bevat. Selecteer
een leeg spoor en probeer het opnieuw.
De geheugencapaciteit voor persoonlijke songs is overschreden. Wis ongewenste songs om
geheugen vrij te maken en probeer opnieuw op te nemen. Verplaats songs die u wilt bewaren
nu naar een extern MIDI-apparaat met behulp van de functie Bulk Dump.
29
Problemen oplossen
De DTXPRESS II produceert geen geluid en herkent de triggerinvoer niet.
Is de pad of de triggersensor goed aangesloten op de triggeraansluiting van de DTXPRESS II? (m p. 10)
Is de volumeknop op het voorpaneel in de laagste stand gedraaid? (m p. 8)
Wordt het invoerniveau weergegeven wanneer er op de pad wordt geslagen? (m Reference Guide : p. 12 [1-2. Gain, Minimum
Velocity])
Is de ingangsversterking te laag ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity])
Is in de modus Utility de schakelaar voor de functie Trigger Bypass [2-2 Trigger Bypass] ingesteld op ON? (m Reference
Guide : p. 29)
Is in de modus Drum Kit Edit het volume ingesteld op 0? [1-2 Volume, Pan] (m Reference Guide : p. 17) of [5.1 Volume] (m
Reference Guide : p. 23)
Controleer in de modus Utility de instelling van het lokale bedieningselement voor volume. Als hier off is ingesteld, produceert
de DTXPRESS II geen geluid wanneer er op de pads wordt geslagen. (m Reference Guide : p. 32 [3-6. Device Number, Local
Control]).
Gebruikt u een goede kabel?
De externe toongenerator produceert geen geluid.
Is de MIDI-kabel (connector) goed aangesloten? (m p. 12)
Zijn de juiste waarden gebruikt voor de MIDI-nootnummers? (m Reference Guide : p. 18 [1-7 Channel, Gate Time])
Is in de modus Utility de schakelaar voor de functie Trigger Bybass [2-2 Trigger Bypass] ingesteld op ON? (m Reference
Guide : p. 29)
Er wordt een andere voice geproduceerd dan de voice die is ingesteld.
Is het MIDI-kanaal dat voor verzenden wordt gebruikt ingesteld op een kanaal dat niet wordt gebruikt voor de drumvoice
(ch=10)? (m Reference Guide : p. 18 [1-7. Channel, Gate Time])
Is de parameter Voice=2 ingesteld voor een voice die uit twee lagen bestaat? (m Reference Guide : p. 17 [1-1 voice])
Er wordt geluid geproduceerd maar de gevoeligheid ligt te laag (volume te laag).
Is de ingangsversterking te laag ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity])
Pads met volume-instellingen voor uitvoer of gevoeligheid moeten worden aangepast (verhoogd).
Is de minimumvelocity te laag ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity])
Wordt er een juiste velocitycurve gebruikt? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity])
Is het volume van de gewenste voice te laag? (m Reference Guide : p. 17 [1-2 Volume, Pan])
Is het slagvel te oud?
Wijzig op het achterpaneel de instelling van INPUT ATTENUATION. (m p. 9)
Het triggergeluid is niet stabiel (bij akoestische drums).
Controleer de informatie bij Er wordt geluid geproduceerd maar de gevoeligheid ligt te laag (volume te laag) hierboven.
Is het juiste padtype ingesteld? Selecteer een hogere waarde voor padtype (DT snare m DT hi tom m DT lo tom m DT kick 1
m DT kick 2) (m Reference Guide : p. 12 [1-1. Pad Type])
Is de DT 20 goed met tape bevestigd? (Is er gebruikte tape achtergebleven op het slagvel?) (m p. 11)
Is de kabel goed aangesloten op de DT20-aansluiting?
30
Problemen oplossen
Er worden dubbele triggers geproduceerd (wanneer er tegelijkertijd 2 geluiden worden weergegeven).
Gebruikt u een sensor die niet door Yamaha is gemaakt? Als het signaal te sterk is, kan dit dubbele triggers veroorzaken.
Veroorzaakt het slagvel ongelijke vibraties? Het kan nodig zijn om het slagvel te dempen.
Is de sensor ongeveer in het midden van het slagvel aangebracht? Plaats de sensor meer naar de rand (boven de draagrand).
(m p. 11).
Komt de sensor nog tegen iets anders aan?
Pads met volume-instellingen voor uitvoer of gevoeligheid moeten worden aangepast (verlaagd).
Stel bij Rejection een hogere parameterwaarde in. Echter, als er een te hoge waarde wordt ingesteld, kan het geluid worden
gedempt wanneer er tegelijkertijd op een andere drum wordt geslagen. (m Reference Guide : p. 13 [1-4 Self-Rejection, Rejection])
Gebruik Self-Rejection. (m Reference Guide : p. 13 [1-4 Self-Rejection, Rejection])
Wijzig op het achterpaneel de instelling van INPUT ATTENUATION (m p. 9)
Er wordt overspraak geproduceerd (mengen van signalen van verschillende ingangen).
Plaats de sensoren (DT20, enzovoort) verder uit de buurt van de drums.
Is de ingangsversterking te hoog ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity])
Stel bij Rejection een hogere parameterwaarde in. Echter, als er een te hoge waarde wordt ingesteld, kan het geluid worden
gedempt wanneer er tegelijkertijd op een andere drum wordt geslagen. (m Reference Guide : p. 13 [1-4 Self-Rejection, Rejection])
Als de overspraak wordt geproduceerd bij bepaalde triggerinvoer, gebruik dan de optie Specific Rejection (m Reference Guide
: p. 13 [1-5 Specific Rejection])
Geluiden worden afgebroken bij continu spelen.
De maximumpolyfonie van 32 voices kan zijn overschreden. Stel in de modus Drum Kit Voice Edit (2-3. Alternate Group, Key
Assign Mode] (m Reference Guide : p. 19] de waarde bij Key in op semi of mono.
Er is één geluid hoorbaar wanneer er op twee pads (drums) wordt gespeeld.
Verhoog de ingangsversterking van de pad (drum) die geen geluid produceert. (m Reference Guide : p. 12 [1-2. Gain, Minimum
Veleocity])
Verlaag voor de pad die geen geluid produceert de waarde die is ingesteld voor Rejection. (m Reference Guide : p. 13 [1-4.
Self-Rejection, Rejection])
Zijn beide pads in het venster van de modus Drum Kit Voice Edit toegewezen aan dezelfde groep [2-3 Alternate Group, Key
Assign Mode] (m Reference Guide : p. 19)?
Het geluid is altijd hard.
Is de ingestelde minimumwaarde van de minimumvelocity te hoog? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity])]
Wordt er een juiste velocitycurve gebruikt? (m Reference Guide : p. 13 [1-3 Velocity Curve])
Gebruikt u een sensor die niet door Yamaha is gemaakt? Het uitgangsniveau is wellicht te hoog.
Zet de INPUT ATTENUATION-schakelaar op het achterpaneel om. (m p. 9)
De DTXPRESS II ontvangt geen schakelaar- of triggersignalen.
Herstel de fabrieksinstellingen wanneer u toegang hebt tot de modus Utility. De instellingen van de DTXPRESS II worden
teruggezet naar de fabriekswaarden.
Zet de aan/uit-schakelaar achtereenvolgens uit en aan terwijl u de toetsen [PAGEs] en [PAGEt] ingedrukt houdt. De fabriek-
sinstellingen van de DTXPRESS II worden hersteld.
Het geluid stopt niet.
Voor sommige voices geldt een zeer lange releasetijd wanneer de parameter key off is ingesteld op disable [2-5. Key Off
Enable] (m Reference Guide : p. 20). Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [VOICE] om het geluid tijdelijk te stoppen.
31
Register van dit boek
Opslaan
OUTPUT-aansluiting ................................................................................ 9, 12
P
Pad .............................................................................................................. 10
Pan .............................................................................................................. 22
PHONES-aansluiting .............................................................................. 18, 13
POWER/VOL ......................................................................................8, 16, 18
R
Replace .................................................................................................. 20, 21
S
Sequencer ................................................................................................... 20
Seriële kabel ................................................................................................ 26
Seriële poort ................................................................................................26
Snoerhaak ............................................................................................... 9, 13
Song
drumpartij uitschakelen met Mute .......................................................... 18
gegevens wissen (song/spoor) ............................................................... 21
opnemen ................................................................................................. 20
persoonlijke song .................................................................................... 20
song beluisteren ..................................................................................... 18
song selecteren ....................................................................................... 18
songnaam ............................................................................................... 21
standaardsong ........................................................................................ 18
tempo wijzigen ........................................................................................18
Spoor .......................................................................................................... 20
Stroomvoorziening ........................................................................ 8, 9, 13, 16
T
TO HOST-aansluiting ............................................................................... 9, 26
Triggeraansluiting ....................................................................................9, 10
Tuning ......................................................................................................... 22
U
Uitschakelfrequentie .................................................................................... 23
V
Voice
decay wijzigen ......................................................................................... 22
helderheid van de voice wijzigen ............................................................. 23
opslaan ................................................................................................... 25
pan wijzigen ............................................................................................ 22
reverbniveau wijzigen .............................................................................. 23
tuning (toonhoogte) wijzigen .................................................................. 22
volume wijzigen ................................................................................ 16, 22
volumebalans wijzigen ............................................................................ 23
Volume
begeleidingsvolume ...................................................................... 8, 16, 18
assdrumvolume ................................................................................ 16, 28
clickvolume ................................................................................... 8, 16, 18
hoofdvolume ................................................................................. 8, 16, 18
snaredrumvolume ...................................................................................16
songvolume ............................................................................................ 18
W
Weergavekwaliteit ........................................................................................ 16
A
Akoestische drums ......................................................................................11
AUX IN ..................................................................................................... 8, 13
B
Battery Low ................................................................................................... 4
BEGELEIDINGSVOLUME ................................................................... 8, 16, 18
C
CLICK ..........................................................................................8, 17, 18, 19
CLICK VOL (volume) ..................................................................... 8, 17, 19
Computer .............................................................................................. 12, 26
D
DC IN 12V...................................................................................................... 9
Decay .......................................................................................................... 22
Drumset
drumset wijzigen (selecteren) ........................................................... 16, 19
drumsetnaam .......................................................................................... 23
eigen drumset maken ............................................................................. 22
Drumtrigger ................................................................................................. 11
Drumvoice ...................................................................................................19
DT 20 ........................................................................................................... 11
Dubbele trigger ............................................................................................ 30
G
Gesynchroniseerd afspelen ......................................................................... 25
Groove Check .............................................................................................. 17
H
HI HAT CONTROL-aansluiting ........................................................................9
Hi-hat
hi-hatcontroller ............................................................................. 9, 10, 32
Hoofdtelefoon .................................................................................... 8, 13, 16
HOST SELECT-schakelaar ........................................................................ 9, 26
I
INPUT ATTENUATION ....................................................................................9
Interne accu................................................................................................... 4
Invoerbron ................................................................................................... 22
Invoergevoeligheid ..................................................................................9, 10
K
Kwantiseringsfunctie ................................................................................... 20
M
Metronoom ...................................................................................... 12, 18, 19
MIDI ......................................................................................................12, 25
aansluitingen ........................................................................................... 12
Bulk Dump .............................................................................................. 25
Bulk In .................................................................................................... 25
MIDI IN/OUT-aansluiting ........................................................................... 9
MIDI-apparaat .........................................................................................12
Mute
drum uitschakelen met Mute .................................................................. 19
drumpartij (Rhythm Mute) ......................................................................18
O
Ongedaan maken ......................................................................................... 21
Opnemen ...............................................................................................12, 20

Documenttranscriptie

DRUM TRIGGER MODULE Nederlandse Gebruikershandleiding 3 VEILIGHEIDSADVIEZEN LEES HET ONDERSTAANDE AANDACHTIG DOOR VOORDAT U VERDERGAAT * Bewaar deze veiligheidsadviezen op een handige plek zodat u ze nog eens kunt raadplegen. WAARSCHUWING Volg de onderstaande veiligheidsadviezen altijd op ter voorkoming van zwaar lichamelijk letsel of overlijden als gevolg van een elektrische schok, kortsluiting, schade, brand of ander gevaar. De veiligheidsadviezen luiden onder meer: • Maak het instrument nooit open en probeer nooit om de interne onderdelen te demonteren of er iets aan te wijzigen. Het instrument bevat geen onderdelen die door de gebruiker onderhouden hoeven te worden. Als het instrument tijdens het bespelen stoort, stop dan onmiddellijk en laat het instrument door de technische dienst van Yamaha nakijken. • Stel het instrument niet bloot aan regen en gebruik het niet in de buurt van water of in een vochtige omgeving. Plaats nooit voorwerpen die vloeistof bevatten op het instrument. Zo voorkomt u dat er vloeistof in de openingen kan lekken. • Als het snoer of de stekker van de netvoedingsadapter rafelt of beschadigd is, wanneer het geluid tijdens het gebruik plotseling wegvalt of wanneer het in- strument een ongewone geur of rook verspreidt, schakel het dan onmiddellijk uit, trek de stekker uit het stopcontact en laat het instrument door de technische dienst van Yamaha nakijken. • Gebruik alleen de adapter die hier wordt geadviseerd (PA-3B of een equivalent dat door Yamaha wordt aangeraden). Een verkeerde adapter kan tot schade aan het apparaat of tot oververhitting leiden. • Trek altijd de stekker uit het stopcontact voordat u het instrument gaat reinigen. Raak een stekker nooit aan met natte handen. • Controleer de stekker regelmatig en verwijder stof of vuil dat zich daar kan hebben afgezet. VOORZICHTIG Volg de onderstaande veiligheidsadviezen altijd op om te voorkomen dat u of anderen letsel oplopen of dat het instrument of andere apparatuur beschadigd raakt. Deze adviezen luiden onder meer: • Houd het snoer van de netvoedingsadapter uit de buurt van hittebronnen als kachels of de centrale verwarming. Buig het snoer niet onnodig, plaats er geen zware voorwerpen op en leg het zo neer dat niemand erop kan gaan staan, erover kan struikelen of er voorwerpen overheen kan rollen. • Gebruik alleen de standaard of het drumrek dat voor het instrument is bestemd. Bevestig de standaard of het drumrek alleen met de meegeleverde schroeven om te voorkomen dat er interne onderdelen worden beschadigd of dat het instrument omvalt. • Houd altijd de stekker en nooit het snoer vast wanneer u de stekker uit het stopcontact of het snoer van het instrument lostrekt. • Bespeel het instrument niet langdurig met een hoog of onaangenaam volumeniveau. Dit kan permanente doofheid veroorzaken. Raadpleeg een dokter als uw gehoorvermogen afneemt of u een constante toon in uw oren bemerkt. • Sluit het instrument nooit via een stekkerdoos aan op een stopcontact. Hierdoor kan de geluidskwaliteit afnemen of het stopcontact oververhit raken. • Haal de netvoedingsadapter los wanneer u het instrument niet gebruikt en tijdens onweer. • Als u het instrument aansluit op andere elektronische componenten, zorg dan dat deze componenten zijn uitgeschakeld. Zet voor alle componenten het volume in de laagste stand voordat u ze in- of uitschakelt. Houd voor alle componenten het volume op het minimumniveau en stel dit tijdens het bespelen van het instrument geleidelijk in op het gewenste niveau. • Stel het instrument niet bloot aan stof, trillingen of extreme kou of warmte (zoals rechtstreeks zonlicht, in de buurt van een hittebron of overdag in een auto) om vervorming van de panelen of beschadiging van de interne onderdelen te voorkomen. • Gebruik het instrument niet in de directe omgeving van andere elektrische apparatuur als televisies, radio’s of luidsprekers. Hierdoor kunnen de andere apparaten worden gestoord. • Zorg dat het instrument stabiel staat en niet per ongeluk kan omvallen. • Haal eerst het adaptersnoer en andere kabels los van het instrument voordat u het verplaatst. • Reinig het instrument altijd met een zachte, droge doek. Gebruik hiervoor nooit verfverdunners, oplosmiddelen, vloeibare schoonmaakmiddelen of doekjes die in een chemisch reinigingsmiddel zijn gedrenkt. Plaats nooit voorwerpen van vinyl, plastic of rubber op het instrument. Hierdoor kan het paneel of het toetsenbord verkleuren. • Leun nooit met uw gewicht op het instrument en plaats er geen zware voorwerpen op. Ga niet ruw om met toetsen, schakelaars of aansluitingen. 4 (3)-4 ■ INTERNE ACCU VERVANGEN • Dit instrument is voorzien van een niet-oplaadbare interne accu die ervoor zorgt dat gegevens in het instrument bewaard blijven als het apparaat is uitgeschakeld. Wanneer het vensterbericht “Battery Low” verschijnt, moet de accu worden vervangen. Sla in dit geval onmiddellijk uw gegevens op naar een extern randapparaat, bijvoorbeeld de Yamaha MIDI Data Filer MDF3 die is voorzien van een diskettestation. Laat de interne accu vervangen door de technische dienst van Yamaha. • Probeer nooit zelf de interne accu te vervangen in verband met mogelijke risico’s voor uw veiligheid. Laat dit altijd doen door de technische dienst van Yamaha. • Houd de interne accu altijd buiten het bereik van kinderen. Waarschuw onmiddellijk een dokter als een kind per ongeluk de accu inslikt. ■ PERSOONLIJKE GEGEVENS OPSLAAN • Sla alle gegevens op in een extern randapparaat, bijvoorbeeld de Yamaha MIDI Data Filer MDF3. Zo voorkomt u dat er door een storing of een gebruikersfout belangrijke gegevens verloren gaan. Yamaha is niet aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door verkeerd gebruik van of verkeerde aanpassingen aan het instrument of voor verloren of beschadigde gegevens. Schakel altijd het instrument uit wanneer u het niet gebruikt. Hartelijk dank voor het aanschaffen van de YAMAHA DTXPRESS II. De DTXPRESS II is een compacte drumtrigger-module die is voorzien van een AWM-toongenerator en sequencerfuncties. Lees deze handleiding aandachtig door om de mogelijkheden van de DTXPRESS II optimaal te kunnen te benutten. Bewaar deze handleiding op een handige plaats om deze zonodig nog eens te kunnen raadplegen. De handleiding De gebruikershandleiding van de DTXPRESS II bestaat uit deze twee boeken: ● Basisgids (dit boek) Lees dit boek door voordat u met de DTXPRESS II aan de slag gaat. Dit boek bevat adviezen voor een goed en veilig gebruik van de DTXPRESS II. U vindt hier ook de namen van bedieningselementen en functies, informatie over het aansluiten van de pads en het gebruik van de DTXPRESS II, instructies voor het opnemen en afspelen van songs en voor het maken van eigen drumsets. In de appendix achter in het boek treft u tenslotte specificaties en foutberichten aan. ● Reference Guide In dit boek vindt u gedetailleerde beschrijvingen van alle functies in DTXPRESS II. De appendix achterin het boek bevat informatie over drumvoices, songs, MIDI-gegevensindeling, enzovoort. Notatie in de beschrijvingen In deze handleiding wordt voor toetsen en uitleg de volgende notatie gebruikt: • • • • • [DRUMKIT], [>/■], enz. [SHIFT]+[>/■], enz. [PAGEs]/[PAGEt], enz. “Complete!”, enz. m p. 10, enz. Een toets op het voorpaneel wordt aangegeven met [ ] (blokhaken). Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [>/■]. Gebruik [PAGEs] of [PAGEt]. Woorden tussen “ ” zijn vensterberichten. Geeft de pagina in de naslag aan waar u verdere informatie kunt vinden. LET OP De illustraties en LCD-vensters in deze gebruikershandleiding dienen slechts als instructie. Het is mogelijk dat zij iets afwijken van wat u op uw instrument ziet. Inhoud van het pakket Dit pakket bevat de volgende items. Open het pakket en controleer of deze items aanwezig zijn: • De DTXPRESS II • Netvoedingsadapter • Gebruikershandleiding É Basisgids (dit boek), Reference Guide 5 Belangrijkste voorzieningen van de DTXPRESS II Naast de drumtrigger-functie treft u in de compacte, 1U grote half-rack-body van de DTXPRESS II ook een polyfone toongenerator met 32 voices aan die compatibel is met de standaard GM System Level 1 plus een 2-sporen sequencer. Dit alles is speciaal ontworpen voor drummers. U kunt de DTXPRESS II gebruiken tijdens live-concerten, voor ritmetraining, bij het maken van songs en bij het maken van opnames ■ Drumtrigger-functie • Er zijn 10 trigger-aansluitingen en een aansluiting voor een hihatcontroller beschikbaar. Naast triggerpads kunt u bijvoorbeeld ook de Yamaha DT20 Drum Triggers gebruiken. De DTXEXPRESS II is geschikt voor pads met schakelaars en 3-zone pads. • Instellingsgegevens over de aangesloten pads, zoals de soorten triggerinvoer en de gevoeligheid, zijn vastgelegd in 5 standaardpatronen. Er is ook een persoonlijk gedeelte met 4 patronen. • 48 standaarddrumsets plus geheugenruimte voor 32 persoonlijke drumsets die door de gebruiker kunnen worden ingesteld. ■ Toongeneratorsectie • Een kwalitatief hoogwaardige 16-bits AWM2 (PCM)-toongenerator die voldoet aan de standaard GM System Level 1. Polyfoon met 32 voices. • In totaal 928 drum- en percussievoices plus 128 keyboardvoices die voldoen aan GM System Level 1. • Dezelfde interne digitale reverbsectie die ook wordt gebruikt in de Yamaha GM/XG-toongenerators van de MU-serie. • De persoonlijke drumsets maken gebruik van één drum map met toewijzingen die onbeperkt kan worden bewerkt. • Neem uw drumpartij real-time op met sequencergegevens van een extern apparaat. • De drumpartij van de song of een van de drumvoices kan eenvoudig met Mute worden uitgeschakeld zodat u zelf de song kunt meespelen. • Synchroon afspelen met een externe sequencer is mogelijk. • De functie Groove Check analyseert uw ritmische vaardigheden en geeft direct feedback. Een geweldige manier om uw techniek te verbeteren. ■ Interface • Uitgerust met MIDI IN/OUT-aansluitingen en een TO HOST-aansluiting. U kunt de DTXPRESS II aansluiten op externe MIDI-apparaten of een computer en zo uw systeem uitbreiden. • De TO HOST-aansluiting en HOST SELECT-schakelaar maken rechtstreekse aansluiting op een computer mogelijk. • Sluit een cd- of md-speler aan op de AUX IN-aansluiting zodat u kunt meespelen met uw favoriete muziek. • Hoofdtelefoonaansluiting aanwezig ■ Sequencersectie • Een 2-sporen sequencer voor het opnemen van songs. Elk spoor kan gegevens bevatten voor MIDI-kanalen 1 t/m 16. • In totaal 95 standaardsongs plus een gebied voor persoonlijke songs dat ruimte biedt aan 32 persoonlijke songs. • Naast een hoofdsong die vanaf het paneel en met MIDI wordt geregeld, kunnen er 3 padsongs afzonderlijk worden geregeld en gelijktijdig worden afgespeeld door middel van trigger-invoer van de pads. • Padsongs kunnen met één maat tegelijk worden gespeeld waarbij elke maat wordt voorafgegaan door een slag op een pad. GM “GM” (General MIDI) is een standaard die een algemene indeling voor tonen biedt waardoor de overdracht van MIDI-songgegevens wordt vergemakkelijkt. Bovendien biedt GM ook de compatibiliteit die het mogelijk maakt om bij het gebruik van toongeneratoren van verschillende fabrikanten en van verschillende typen de oorspronkelijke tonen af te spelen. 6 INHOUD VEILIGHEIDSADVIEZEN ......................................................................... 4 De handleiding ........................................................................................ 5 Notatie in de beschrijvingen .................................................................. 5 Inhoud van het pakket ............................................................................ 5 Belangrijkste voorzieningen van de DTXPRESS II ................................. 6 Bedieningselementen en functies ......................................................... 8 Voorpaneel ....................................................................................................... 8 Achterpaneel .................................................................................................... 9 Installatie ................................................................................................ 10 ■ Pads aansluiten .......................................................................................... 10 Installatie met akoestische drums .................................................................. 11 ■ Mengpaneel of audioapparatuur aansluiten ............................................... 12 ■ MIDI-apparaat aansluiten ........................................................................... 12 ■ Computer aansluiten .................................................................................. 12 ■ cd-speler, enz. aansluiten (AUX IN-aansluiting) ......................................... 13 ■ Hoofdtelefoon aansluiten (PHONES-aansluiting) ....................................... 13 ■ Voeding aansluiten ..................................................................................... 13 Overzicht basisfuncties DTXPRESS II ..................................................... 14 De DTXPRESS II bespelen! .................................................................. 16 Meespelen met de metronoom ............................................................ 17 Meespelen met een song ...................................................................... 18 Opname maken van uzelf ..................................................................... 20 Eigen drumset maken ........................................................................... 22 Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS II ....................................... 24 ■ Fabrieksinstellingen .................................................................................... 24 ■ Functies voor aansluitingen en invoerbronnen (pads) ............................... 24 ■ Reverb instellen .......................................................................................... 24 ■ Instellingen voor de drumvoice................................................................... 24 ■ Instellingen voor de toongenerator ............................................................. 25 ■ Instellingen voor de song ........................................................................... 25 ■ Overige functies ......................................................................................... 25 ■ MIDI gebruiken ........................................................................................... 25 ■ Computer aansluiten .................................................................................. 26 Specificaties .......................................................................................... 27 Foutberichten ........................................................................................ 28 Problemen oplossen ............................................................................. 29 Register van dit boek ............................................................................ 31 7 Bedieningselementen en functies Voorpaneel q w t u o i !1 !2 !4 !7 !8 !9 e r y !0 !3 !5 !6 q AUX IN-aansluiting !0 Trigger-toets (TRIG) Op deze aansluiting sluit u de uitgang van een extern audioapparaat aan (stereo mini-aansluiting). (p. 13) Dit is handig wanneer u wilt meespelen met muziek van een cd- of cassettespeler. Druk hierop om het Trigger Setup Select venster te openen. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TRIG] om de modus Trigger Setup Edit te openen. w Volume AUX IN (AUX IN VOL) Hiermee gaat u naar de modus Drum Kit Voice Edit. Als u zich in deze modus bevindt en op deze toets drukt, hoort u de voice die op dat moment is ingesteld alsof deze van de pad afkomstig is (auditionfunctie). Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [VOICE] drukt om de audio-uitvoer van de aansluitingen OUTPUT @7 en PHONES e uit te schakelen. Hiermee wordt het volume geregeld van de cd- of cassettespeler die is aangesloten op de AUX IN q. e Hoofdtelefoonaansluiting (PHONES) Sluit hier een hoofdtelefoon aan om naar de DTXPRESS II te luisteren (p. 13). r Aan/uit-schakelaar/hoofdvolumeregeling (POWER/VOL) Schakelt de stroomvoorziening in en uit (ON/OFF) en regelt het algemene volumeniveau (uitvoer van de aansluitingen OUTPUT en PHONES) van de DTXPRESS II. Draai de volumeknop met de klok mee om het volume te verhogen en tegen de klok in om het volume te verlagen. Druk op de toets om de stroomvoorziening in en uit te schakelen (ON/OFF). t Click-volume (CLICK VOL) !1 Voice-toets (VOICE) !2 Systeemtoets (UTIL) Hiermee gaat u naar de modus Utility. In deze modus bevinden zich de basisinstellingen voor de werking van de DTXPRESS II. !3 Click-toets (CLICK) Druk hierop om de metronoom (tikgeluid) te starten en te stoppen (p. 17). !4 Start/Stoptoets (>/■) Hiermee start of stopt u het afspelen of opnemen van de song. Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [>/■] drukt om de standby-stand voor opname te activeren. Hiermee regelt u het volume van de metronoom-click. (p. 17) U regelt het volume van de bassdrum door aan de knop te draaien terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt. !5 Save/Enter-toets (SAVE/ENT) y Begeleidingsvolume (ACCOMP VOL) !6 Shift-toets (SHIFT) Hiermee regelt u het volume van de song-begeleiding. (p. 18) U regelt het volume van de snaredrum door aan de knop te draaien terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt. Door deze toets ingedrukt te houden terwijl u op een andere toets drukt, activeert u de tweede functie van die toets. u LCD-venster Met deze toetsen bladert u door de verschillende pagina’s op het venster. Met de toets [PAGEs] bladert u vooruit naar de volgende pagina en met [PAGEt] bladert u terug naar de vorige pagina. Houd de toets ingedrukt om doorlopend door de pagina’s te bladeren. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u op [PAGEs] drukt, schakelt u de drumvoice uit tijdens afspelen (functie Rhythm Mute). Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u op [PAGEt] drukt, dan geeft u de tempo-instelling van de song weer (p. 18). Op het LCD-venster worden de informatie en de gegevens weergegeven die nodig zijn voor het bedienen van de DTXPRESS II. i Drumset-toets (DRUMKIT) Druk hierop om het Drum Kit Select venster van de DTXPRESS II te openen. o Song-toets (SONG) Druk hierop om het Song Select venster te openen. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit te openen. 8 Hiermee worden opdrachten bevestigd en gegevens opgeslagen. !7 Paginatoetsen [PAGEs, PAGEt] !8 Selectietoetsen [SEL<, SEL>] Met deze toetsen verplaatst u de cursor. Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [SEL>] drukt om naar de functie Groove Check te gaan (p. 17). Bedieningselementen en functies !9 Waardetoetsen (VALUE–, VALUE+) Hiermee wijzigt u de gegevenswaarde die u met de cursor hebt geselecteerd. Als u de toets ingedrukt houdt, blijft de waarde doorlopend veranderen. Houd [VALUE+] ingedrukt en druk op [VALUE–] om de waarde steeds met 10 te verhogen. Houd [VALUE–] ingedrukt en druk op [VALUE+] om de waarde steeds met 10 te verlagen. Achterpaneel @0 @1 @2 @3 @4 @0 MIDI IN/OUT-aansluiting Deze aansluitingen worden gebruikt voor de transmissie en de ontvangst van MIDI-gegevens naar en van externe MIDI-apparaten. Door externe MIDI-apparaten aan te sluiten, breidt u de functie van de DTXPRESS II uit. @1 Schakelaar voor demping van invoer (INPUT ATTENUATION) Hiermee wordt voor alle trigger-aansluitingen de waarde ingesteld voor Input Attenuation (1 KICK-6 RIDE). U vermindert de demping door de schakelaar in de lage stand (L) te zetten. U verhoogt de demping door de schakelaar in de hoge stand (H) te zetten. Hierdoor stelt u het invoerniveau af op de specificatie van de pads en de trigger-sensoren die zijn aangesloten op de DTXPRESS II. (p. 10) @2 Trigger-aansluiting (1 KICK-8HI HAT) Deze aansluitingen dienen voor de pads en de triggers. Sluit de pads aan volgens de aanduiding onder de verschillende ingangen. (p. 10) De ingangsaansluitingen 1-8 zijn geschikt voor pads met schakelaars (switch type), terwijl de ingangen 2, 6, en 7 ook geschikt zijn voor 3-zone pads. @3 Trigger-aansluiting (9/10) Via deze aansluiting wordt een pad aangesloten op de DTXPRESS II. De L van de stereoaansluiting correspondeert met ingang 9 en de R correspondeert met ingang 10. Door twee pads via een stereoplug te verbinden, is invoer van twee triggers mogelijk. Als u over een monoplug beschikt, kan alleen ingang 9 worden gebruikt. @4 Aansluiting hi-hatcontroller (HI HAT CONTROL) Hierop wordt een hi-hatcontroller aangesloten (p. 10). @5 @6 @7 @8 @9 * Gebruik een kabel met een stereostekker (zoals hieronder afgebeeld) wanneer u een hi-hatcontroller aansluit. Dubbele isolatieringen @5 Selectieschakelaar voor host (HOST SELECT Mac/PC-1/PC-2/MIDI) Stel de schakelaar in volgens het type computer dat is aangesloten op TO HOST-aansluiting @6. Bij gebruik van de MIDI-aansluiting zet u de schakelaar in de stand “MIDI” (p. 12, 26). @6 TO HOST-aansluiting Via deze aansluiting wordt een computer met een seriële kabel aangesloten op de DTXPRESS II. Gebruik altijd een kabel die compatibel is met het type computer dat u gebruikt (p. 26). @7 OUTPUT-aansluiting (OUTPUT L/MONO, R) Via deze aansluitingen wordt de DTXPRESS II aangesloten op een externe versterker, een extern mengpaneel, enzovoort. Voor afspelen in monoweergave gebruikt u de L/MONO-aansluiting. Voor stereoweergave gebruikt u aansluitingen L en R. @8 Aansluiting voor netsnoer (DC IN 12V) Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan voor de stroomvoorziening. Bevestig het snoer aan de snoerhaak @9 om te voorkomen dat de adapter per ongeluk losraakt. @9 Snoerhaak Voorkomt dat het netsnoer per ongeluk losraakt (p. 13). 9 Installatie Om een elektrische schok en schade aan apparaten te vermijden, moet u de DTXRESS II en alle gerelateerde apparaten hebben uitgeschakeld voordat u de apparaten aansluit op de diverse aansluitingen van de DTXPRESS II. ■ Pads aansluiten Sluit de uitvoerkabels van de pads aan op de trigger-aansluitingen op het achterpaneel van de DTXPRESS II. Dit wordt op de onderstaande afbeelding geïllustreerd. De trigger-aansluitingen zijn voorzien van een aanduiding (1 KICK, enzovoort). Let dus goed op dat u de pads aansluit op de corresponderende triggeraansluitingen op 6 RIDE op 7 CRASH De klem voor de Hi-Hat drumpad kan ook aan deze arm worden bevestigd. op 3 TOM1 op 4 TOM2 op 8 HI HAT VOORZICHTIG) Voor het aansluiten van de Hi-Hat Controller is een kabel met een stereoplug nodig. op 2 SNARE op 1 KICK op 5 TOM3 op HI HAT CONTROL • Alle trigger-aansluitingen zijn geschikt voor stereo-invoer. Pads die zijn uitgerust met trigger-schakelaars als de TP65S of de PCY65S kunnen hierop worden aangesloten. • 3-Zone pads zoals de TP65S kunnen worden aangesloten op de ingangen 2 SNARE, 6 RIDE en 7 CRASH. • Zodra een pad met de corresponderende trigger-aansluiting (1 KICK, enzovoort) is verbonden, wijst de DTXPRESS II automatisch instellingen toe die bij de pads horen. Wanneer echter pads en drumtriggers met verschillende eigenschappen worden aangesloten, moeten bijpassende instellingen voor parameters zoals gevoeligheid worden ingesteld. • Gevoeligheid wordt ingesteld in de modus Trigger Setup Edit [1-1. Pad Type] (Reference Guide: p. 12). • De invoergevoeligheidsschakelaars (INPUT ATTENUATION) zijn schakelaars die corresponderen met de trigger-aansluitingen 1 KICK6 RIDE. De L-stand van de schakelaar correspondeert met een lage gevoelig- 10 heid voor pads als TP, KP, PCY en PB. De H-stand correspondeert met een hoge gevoeligheid die geschikt is voor bijvoorbeeld de DT20 Drum Trigger. • Pads als de TP65, TP65S, PCY65S enz. kunnen worden aangesloten op de 1 KICK aansluiting. U kunt ook een Hi-Hat Controller uit de HH serie als voetpedaal gebruiken (gebruik [1-1. Pad Type] (Reference Guide: p. 12) om de vereiste instellingen te verrichten). • Naast de 1 KICK-aansluiting kan de 9/10-aansluiting worden gebruikt voor het aansluiten van een tweede bassdrumpedaal om dubbele bassdrums te creëren. • De aansluitingen 9/10 corresponderen met een dubbele trigger-invoer die gebruikmaakt van een stereoaansluiting voor L (9) en R (10). Wij adviseren het gebruik van deze aansluitingen voor de Yamaha Bar Pad (BP-80). U kunt een conversiekabelplug gebruiken (stereoplug m monoplug x2) voor de invoer van twee afzonderlijke trigger-signalen. Installatie Installatie met akoestische drums Als bijvoorbeeld de optionele Yamaha DT20 Drum Triggers zijn aangesloten op een set akoestische drums, kunnen deze drums worden aangesloten op de DTXPRESS II. ■ Voorbeeld van een installatie met akoestische drums en drumpads Sluit de uitvoerkabels van de pads en de drumtriggers aan op de aansluitingen op het achterpaneel van de DTXPRESS II. Dit wordt in de onderstaande afbeelding geïllustreerd * Als u de drumtriggers gebruikt, moet u de juiste instellingen opgeven in de modus Trigger Setup Edit [1-1. Pad Type] (Reference Guide : p. 12). op 7 CRASH op 4 TOM2 op 6 RIDE op 3 TOM1 9 op 9/10 op 8 HI HAT 10 op 2 SNARE op 5 TOM3 op 1 KICK ■ Drumtrigger bevestigen ■ Drumtriggers verwijderen Voer de onderstaande procedure uit om de drumtrigger-sensoren aan de akoestische drums te bevestigen. Verwijder bij het vervangen van het slagvel eerst voorzichtig de drumtrigger-sensoren met bijvoorbeeld een mes, voordat u de spanrand losmaakt. • Bevestiging aan de bassdrum Bevestig de drumtrigger-sensor op het slagvel van de bassdrum, tegen de rand aan. * Trek de trigger niet aan het snoer los. * De sensor mag niet in contact komen met de rand. Onderhoud van de drumtriggers • Bevestiging aan de snaredrum Bevestig de drumtrigger-sensor op het slagvel van de bassdrum, tegen de rand tegenover de drummer. * De sensor mag niet in contact komen met de rand. • Bevestiging aan de toms Bevestig de drumtrigger-sensor op de ketel, tegen de rand aan. * De sensor mag niet in contact komen met de rand. * Kies voor de trigger zo’n positie dat andere instrumenten (drum of percussie) er geen invloed op hebben. • Het oppervlak van het slagvel of de ketel waarop de trigger wordt bevestigd mag niet vuil of vet zijn. Reinig het oppervlak daarom eerst met bijvoorbeeld alcohol. • Bevestig de sensoren en snoeren met tape om te voorkomen dat de snoeren breken als gevolg van de vibratie van de drumrand. • Ongelijke vibraties en aanhoudende resonans op het slagvel of de ketel kan dubbele triggering veroorzaken. Dit kan worden voorkomen door het slagvel van een demper te voorzien en de vibratie zoveel mogelijk te beperken. Wij adviseren u de Yamaha dempring te gebruiken. • Als u de drumtriggers opnieuw wilt bevestigen, moet u eerst alle gebruikte tape verwijderen en nieuwe tape aanbrengen. Gebruikte tape kan problemen veroorzaken als onvoldoende gevoeligheid, dubbele triggering, enzovoort. 11 Installatie ■ Mengpaneel of audioapparatuur aansluiten ■ MIDI-apparaat aansluiten Door de aansluitingen OUTPUT L/MONO en R aan de achterzijde van de DTXPRESS II te verbinden met een mengpaneel of audioapparatuur, is het mogelijk om via externe luidsprekers audio te reproduceren of uw eigen muziek op te nemen. Gegevens die zich in de DTXPRESS II bevinden, kunnen niet alleen worden opgeslagen (Bulk Dump) op bijvoorbeeld een Yamaha MIDI Data Filer MDF3, maar ook op een ander MIDI-apparaat. Het is ook mogelijk om de toongenerator van de DTXPRESS II aan te sluiten op een externe sequencer. Bovendien biedt het gebruik van MIDI-functies voor een groot aanbod aan mogelijkheden met de DTXPRESS II. Raadpleeg de sectie [MIDI gebruiken] (p. 25) voor informatie over het gebruik van MIDI-functies. • Luidsprekers met ingebouwde versterkers. • MIDI-gegevens verzenden Verbind de MIDI OUT-aansluiting op de DTXPRESS II via een MIDIkabel met de MIDI IN-aansluiting op het externe MIDI-apparaat. Zet de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI”. Instellen op “MIDI” MIDI-gegevens DTXPRESS II MIDI-apparaat • MIDI-gegevens ontvangen Verbind de MIDI IN-aansluiting op de DTXPRESS II via een MIDI-kabel met de MIDI OUT-aansluiting op het externe MIDI-apparaat. Zet de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI”. • Op de DTXPRESS II gemaakte muziek opnemen op een cassettedeck. Instellen op “MIDI” MIDI-gegevens DTXPRESS II MIDI-apparaat Gebruik altijd een standaard MIDI-kabel voor het aansluiten van apparatuur. De MIDI-kabel mag niet langer zijn dan 15 meter. Een langere kabel kan leiden tot ongelijkmatige werking en andere problemen. ■ Computer aansluiten * OUTPUT is een standaardaansluiting die geschikt is voor mono-invoer. Gebruik een kabel met een plug die geschikt is voor het desbetreffende apparaat. * Gebruik de OUTPUT L/MONO-aansluiting op de DTXPRESS II wanneer u een apparaat voor invoer van een monosignaal aansluit. 12 De DTXPRESS II is voorzien van een ingebouwde MIDI-interface. Hiermee kan de DTXPRESS II via de TO HOST-aansluiting rechtstreeks worden verbonden met de seriële poort van de computer. Met sequencersoftware die op de computer is geïnstalleerd, kunnen de keyboardvoices van de DTXPRESS II worden aangestuurd. De sequencegegevens uit de DTXPRESS II kunnen in de computer worden gewijzigd. Raadpleeg de sectie [Computer aansluiten] (p. 26) voor meer informatie. Installatie ■ cd-speler, enz. aansluiten (AUX IN-aansluiting) ■ Voeding aansluiten De audio-uitvoer van een cd-speler of cassettedeck die is verbonden met de AUX IN-aansluiting (stereo mini) op het voorpaneel kan worden gemengd met het geluid van de DTXPRESS II en via de uitgangen op het achterpaneel worden verzonden. Deze functie komt van pas wanneer u met uw favoriete song wilt meespelen of met vrienden muziek maakt. Het volume van het externe signaal wordt geregeld met de knop AUX IN VOL. Een speciale netvoedingsadapter voorziet de DTXPRESS II van stroom. Zorg ervoor dat de voeding is uitgeschakeld voordat u de netvoedingsadapter aansluit op de DC IN-aansluiting. Deze aansluiting bevindt zich op het achterpaneel. Zet het snoer goed vast met behulp van de snoerhaak zodat het niet per ongeluk kan losraken. Snoerhaak Regelt het volume van de AUX IN-aansluiting. Gebruik alleen de meegeleverde netvoedingsadapter. Het gebruik van andere adapters kan leiden tot ongelijkmatige werking of schade aan het apparaat. Koppel de adapter los wanneer u de DTXPRESS II langere tijd niet gebruikt. Voordat u de DTXPRESS II aanzet, moet u het volgende doen: Regelt het volume van de hoofdtelefoon. • Draai de knop POWER/VOL helemaal naar links (minimaal volume) voordat u de DTXPRESS II aanzet. Zo voorkomt u beschadiging van de luidsprekers, de hoofdtelefoon en de DTXPRESS II. • Alle externe apparaten die op de DTXPRESS II is aangesloten, moet zijn uitgezet. Zet altijd eerst de DTXPRESS II en vervolgens pas de aangesloten apparaten aan. ■ Hoofdtelefoon aansluiten (PHONES-aansluiting) Sluit een hoofdtelefoon aan op de PHONES-aansluiting (stereo standaard) op het voorpaneel om op deze manier naar de DTXPRESS II te luisteren. Het volume voor de hoofdtelefoon wordt geregeld met de knop POWER/ VOL. Denk bij het gebruik van een hoofdtelefoon aan uw gehoor. Stel het volume in op een aanvaardbaar niveau. 13 Overzicht basisfuncties DTXPRESS II (Lijst met basisfuncties) Regelt het volume van een cd- of mdspeler! Regelt het volume van de clickvoice van de metronoom! Houd [SHIFT] ingedrukt en draai deze knop om het volume van de bassdrum te regelen! Speel op de DTXPRESS II mee met uw favoriete cd of md! (Sluit de cd- of md-speler hier aan.) Sluit hier een hoofdtelefoon aan om de DTXPRESS II te beluisteren! Druk op de knop om de DTXPRESS II aan te zetten (ON)! Regelt het volume van de song-begeleiding! Draai de knop om het algemene volume te regelen (wordt naar de OUTPUTaansluiting gezonden). Wordt ook gebruikt voor het regelen van het hoofdtelefoonvolume. Houd [SHIFT] ingedrukt en draai deze knop om het volume van de snaredrum te regelen! Selecteer de drumset. Selecteer de song die weergegeven of opgenomen moet worden. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de Song Edit modus te openen. Selecteer welke Trigger Setup u wilt gebruiken. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TRIG] om de Trigger Setup Edit modus te openen. Stel voor alle pads in de drumset een instrumentvoice in en voeg reverb toe. m Geeft toegang tot de modus Drum Kit Voice Edit. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [VOICE] om de geluidsweergave via de OUTPUT en PHONES aansluitingen uit te schakelen. Stel de basisinstellingen en de instellingen voor MIDI en de sequencer van de DTXEXPRESS II in. m Geeft toegang tot de modus Utility. Start/stopt de metronoom! Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets om de drumpartij van de song uit te schakelen. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets om de instelling van het tempo weer te geven! Start/stop met het afspelen van de song! Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets om de opname te starten. Instellingen opslaan in het geheugen van de DTXPRESS II. Tweede functie instellen voor toetsen en knoppen. Bladert door de vensterpagina’s. Verplaatst de cursor (knipperend teken op venster). Wijzigt de parameterwaarde die met de cursor is geselecteerd. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze toets om het venster Groove Check weer te geven. 14 Overzicht basisfuncties DTXPRESS II (Lijst met basisfuncties) Geselecteerde song beluisteren 1. Druk op [SONG] om dit venster te openen: SONG ƒ=110 4/4 ƒ 1 HighRise -ß Song-nummer Drumset selecteren 1. Druk op [DRUMKIT] om dit venster te openen: KIT ´´´´´´´´´´ 1 Acoustic Kit Drumsetnummer Song-naam 2. Zorg ervoor dat het songnummer op het display knippert. 3. Selecteer de song met [VALUE–]/[VALUE+]. 4. Druk op [>/■] om de song af te spelen! Drumsetnaam 2. Zorg ervoor dat het drumsetnummer op het display knippert. 3. Selecteer een drumset met [VALUE–]/[VALUE+]. Voice-volume voor de afzonderlijke pads wijzigen Tempo van de song wijzigen 1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt] om dit venster te openen: Tempo SONG ƒ=110 4/4 ƒ 1 HighRise -ß 2. Zorg ervoor dat de tempowaarde op het display knippert. 3. Stel het tempo in met [VALUE–]/[VALUE+]. Metronoom instellen 1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt] om dit venster te openen: Tempo Beat Noot SONG ƒ=110 4/4 ƒ 1 HighRise -ß 2. Selecteer de parameter die u wilt instellen met [SEL<]/[SEL>]. De geselecteerde parameter gaat knipperen. 3. Stel de waarde in met [VALUE–]/[VALUE+]. 1. Druk op [VOICE] en vervolgens op de [PAGEt] toets om dit venster te openen: KIT IN=kick V=Vol= 116 Pan= C Volumeniveau 2. Sla op de pad waarvan u het voice-volume wilt wijzigen (deze pad wordt geselecteerd). 3. Voer de bewerkingen uit met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/ [VALUE+]. Voice van de pad wijzigen 1. Druk op [VOICE] om dit venster te openen: KIT IN=kick V==K/017 BDaftty1 Voice-categorie Voice-nummer 2. Sla op de pad waarvan u de voice wilt wijzigen (deze pad wordt geselecteerd). 3. Selecteer de voice-categorie en het voice-nummer met [SEL<]/ [SEL>] en [VALUE–]/[VALUE+]. Gevoeligheid van de pad wijzigen 1. Houd [SHIFT] ingedrukt, druk op [TRIG] en druk vervolgens op de [PAGEt] toets om dit venster te openen: TRIG IN= 1 ( 0%) Gain=64 MVel= 32 Ingangsversterking (gevoeligheid) 2. Sla op de pad die u wilt wijzigen (deze pad wordt geselecteerd). 3. Voer de bewerkingen uit met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/ [VALUE+]. Uitgangsgeluidskwaliteit bewerken 1. Druk op [UTIL] om dit venster te openen: UT TG MASTER EQ Lo=+ 6 Hi=+ 0 Bass Treble 2. Selecteer “Lo” (bass) of “Hi” (treble) met [SEL<]/[SEL>]. 3. Voer de bewerkingen uit met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/ [VALUE+]. Reverb voor de drumvoice wijzigen 1. Selecteer de drumset waaraan u reverb wilt toevoegen. Druk op [VOICE] en vervolgens op [PAGEs]/[PAGEt] om dit venster te openen. KIT IN=kick Reverb send= 15 Reverbniveau 2. Bewerk het reverbniveau met [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/ [VALUE+]. Bewerkte instellingen opslaan 1. Druk op [VOICE], of houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TRIG] om het gewenste modusvenster te openen om de instellingen te kunnen bewerken. 2. Druk op [SAVE/ENT]. 3. Gebruik [VALUE–]/[VALUE+] om het adres dat u wilt opslaan in te stellen. Store Drumkit =49 User Kit Adres opslaan 4. Druk op [SAVE/ENT] waarna het bevestigingsvenster verschijnt. Druk nogmaals op [SAVE/ENT]. 15 De DTXPRESS II bespelen! De DTXPRESS II is nu aangesloten. Muziek! 1. Zet het apparaat aan (ON) Controleer of alle apparaten, pads, externe apparaten, enzovoort juist zijn aangesloten en druk op de knop POWER/VOL op het voorpaneel om de stroomvoorziening in te schakelen (ON). De DTXPRESS II is klaar voor gebruik zodra het onderstaande venster voor het selecteren van de drumset verschijnt: 4. Wijzig het instrumentvolume voor de afzonderlijke pads • Houd [SHIFT] ingedrukt en draai aan de knop CLICK VOL om het volume van de bassdrum te regelen. * De laatst geselecteerde drumset wordt weergegeven. KIT ´´´´´´´´´´ 1 Acoustic Kit Drumsetnummer • Houd [SHIFT] ingedrukt en draai aan de knop ACCOMP. VOL om het volume van de snaredrum te regelen. Drumsetnaam Zet altijd eerst de DTXPRESS II aan (ON) en dan pas de audioapparatuur, het mengpaneel of de versterker. Zo voorkomt u beschadiging van de luidsprekers. 2. Sla op een pad Sla op een pad en draai de knop POWER/VOL langzaam naar rechts totdat een aangenaam volumeniveau is bereikt. Het volumeniveau wordt hoger wanneer u de knop naar rechts draait en lager wanneer u de knop naar links draait. * Wanneer het apparaat wordt uitgezet, worden de beginwaarden van de hierboven beschreven volume-instellingen voor de bass- en snaredrum hersteld. • Druk op [VOICE] en vervolgens op de [PAGEt] toets om de volume-instelling van de op dit moment geselecteerde pad (invoerbron) weer te geven. KIT IN=snare V=Vol= 116 Pan= C Volume Sla op de pad waarvan u het volume wilt instellen en regel het volume met [VALUE–]/[VALUE+]. * In hetzelfde venster kunt u ook de pan (de positie van de voice binnen het stereospectrum) van de afzonderlijke pads instellen (Reference Guide : p. 17). 3. Kies een andere drumset Beluister de voices van de verschillende drumsets. De drumsetnummers 1 t/m 48 bestaan uit 48 standaarddrumsets die speciaal zijn geprogrammeerd door Yamaha. m [Preset Drum Kit List] (Reference Guide : p. 42) Druk op [VALUE–]/[VALUE+] om de gewenste drumset te selecteren. KIT 2 Drumsetnummer ´´´´´´´´´´ New Beat Drumsetnaam Probeer de verschillende drumsets en selecteer er één die u bevalt. * Sommige drumsets bevatten padsongs en drumloopvoices die starten wanneer op de bijbehorende pad wordt geslagen. 16 Tip Volgens de instelling in de modus Utility [1-3. Volume Mode] (Reference Guide : p. 28) kan het volume van het bekken, de drums en andere instrumenten worden geregeld met de bovenstaande knoppen. 5. Wijzig de weergavekwaliteit van de monitor Druk op [UTIL]. In het venster dat verschijnt kunt u de weergavekwaliteit instellen van het audiosignaal dat naar de aansluitingen OUTPUT en PHONES wordt verzonden. UT TG MASTER EQ Lo=+ 6 Hi=+ 0 Bass Treble Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de positie Lo of Hi te plaatsen. Regel vervolgens de weergavekwaliteit met [VALUE–]/ [VALUE+]. Meespelen met de metronoom Laat de metronoom meelopen terwijl u de DTXPRESS II bespeelt. Gebruik de functie Groove Check om uw ritmische nauwkeurigheid te controleren. 2. Gebruik Groove Check 1. Schakel de metronoom in Druk op [CLICK] om de metronoom te starten. Het lampje in de [CLICK] toets licht op bij elke slag van elke maat. Druk nogmaals op [CLICK] om de metronoom te stoppen. Het volume van de clickvoice regelt u met de knop CLICK VOL. Tijdens het bespelen van de pads analyseert de functie Groove Check in de DTXPRESS II uw ritmische nauwkeurigheid en toont de resultaten. Uw timing wordt vergeleken met de click van de metronoom waarna uw nauwkeurigheid wordt weergegeven. 2-1. Stel de metronoom in Voordat u de functie Groove Check kunt gebruiken, moet u het tempo, de beat en de fijnere kwantisering selecteren voor het gewenste ritme. 1-1. Stel het tempo van de metronoom in Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt]. Het instelvenster voor het tempo verschijnt. Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de tempowaarde te plaatsen en stel het gewenste tempo in met [VALUE–]/ [VALUE+]. Het instelbereik van de tempo is q=30-300. Beatwaarde Nootwaarde Tempowaarde SONG ƒ=110 4/4 ƒ 1 HighRise -ß 1-2. Stel de beat van de metronoom in Druk in het bovenstaande instelvenster op [SEL>] om de knipperende cursor op de beatwaarde te plaatsen. Stel de gewenste beat in met [VALUE–]/[VALUE+]. Het instelbereik van de beat is 1/4-8/4, 1/8-16/8 of 1/16-16/16. 1-3. Stel de nootwaarde van de metronoom in Druk in het bovenstaande instelvenster op [SEL>] om de knipperende cursor op de nootwaarde te plaatsen. Stel het tempo van de click (fijnere kwantisering) in met [VALUE–]/[VALUE+]. 1-4. Geef de clickvoice en andere instellingen op De metronoom produceert drie verschillende clickvoices: “hi” aan het begin van de maat, “mid” op elke kwartnoot en “lo” op beats van fijnere kwantisering. U kunt de clickvoices instellen op elke gewenste voice (van een druminstrument) en toonhoogte. In de volgende sectie [Meespelen met een song] wordt nader uitgelegd hoe u de voices wijzigt. Raadpleeg de sectie over de modus Utility [4. Sequencer Group] (Reference Guide : p. 33) voor meer informatie. 2-2. Geef Groove Check weer Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SEL>] om de onderstaande functie Groove Check weer te geven. GRV -----¨----Groov=+12Avg=+ 6 Nauwkeurigheid van elke slag Gemiddelde nauwkeurigheid 2-3. Bespeel de pad met de metronoom Druk op [CLICK] om de metronoom te starten en sla op de pad van de snaredrum. • Het nummer achter “Groov=” aan de linkerzijde van het venster geeft de nauwkeurigheid weer van elke slag op de pad. De waarde “–” (min) betekent dat uw timing na de clickvoice was (juiste timing) en de waarde “+” (plus) betekent dat uw timing vóór de clickvoice was. • Het nummer achter “Avg=” aan de rechterzijde van het venster is de globale nauwkeurigheid of het gemiddelde van de waarden achter “Groov=”. U kunt de functie Groove Check gebruiken om de nauwkeurigheid te controleren van een volledige drumpartij of song. De functie Groove Check kan niet alleen worden gebruikt bij de snaredrum, maar bij alle pads van de DTXPRESS II. Verder kunt u het patroon van de metronoom wijzigen in zestienden of triolen. Experimenteer eens met een van de andere instellingen. * Houd [SHIFT] ingedrukt en druk tweemaal op [SEL>] om de beginwaarden te herstellen. 17 Meespelen met een song De DTXPRESS II bevat in totaal 95 standaardsongs om uw ritme te oefenen. Probeer mee te spelen met een song. 1. Selecteer een song Selecteer een van de songs in de DTXPRESS II en luister deze af. De song-nummers 1 t/m 95 zijn standaaedsongs die zijn gemaakt door Yamaha. m [Preset Song List] (Reference Guide : p. 49) Druk op [SONG] om het Song venster te openen. Als de functie Rhythm Mute is geactiveerd, verschijnt een “˚” achter de naam van de song. SONG ƒ=110 4/4 ƒ 2 Horizon˚ -ß Geeft aan dat Rhythm Mute is geactiveerd SONG ƒ=110 4/4 ƒ 1 HighRise -ß Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het nummer van de song te plaatsen. Selecteer een song met [VALUE–]/[VALUE+]. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEs] om de functie Rhythm Mute te beëindigen. De functie kan worden gebruikt tijdens het afspelen van de song. 4. Regel het song-volume SONG ƒ= 94 4/4 ƒ 2 Horizon -ß Song-nummer Song-naam * Wanneer u een andere song kiest, wordt de drumset ingesteld die bij de nieuwe song hoort. 2. Beluister de song Als u op [>/■] drukt, wordt de song vanaf het begin afgespeeld. Het lampje in de toets [SONG] zal knipperen op de eerste beat van elke maat. Het volume van de song wordt geregeld met de knop ACCOMP VOL. Regel de balans tussen de song en uw drumpartij met de knoppen ACCOMP VOL en POWER/VOL (algemene volume van de song en pads). 5. Wijzig het tempo van de song Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEt] om de instelling van het tempo weer te geven. Zorg ervoor dat de tempowaarde op het display knippert en druk vervolgens op [VALUE–]/[VALUE+] om het gewenste tempo in te stellen (q=30-300). Tempowaarde SONG ƒ= 94 4/4 ƒ 2 Horizon -ß De song stopt automatisch wanneer het einde van de song is bereikt. Tijdens het afspelen kunt u de song stoppen met [>/■]. * Sommige songs beginnen weer opnieuw. U kunt de song vooraf laten gaan door twee maten van de metronoom (m Utility Mode [4-5. Count Switch] Reference Guide : p. 34). 6. Speel mee met de clickvoice Als de drumpartij is uitgeschakeld met Mute, kan het moeilijk zijn maat te houden. Gebruik in dat geval de metronoom. Met ondersteuning van de clickvoice wordt het meespelen met de song eenvoudiger. Druk op [CLICK] om de metronoom te starten. De metronoom heeft automatisch hetzelfde tempo als de song. Druk op [CLICK] om de metronoom weer te stoppen. Het volume van de clickvoice wordt geregeld met de knop CLICK VOL. 3. Schakel een drumpartij uit met Mute Probeer mee te spelen met de song. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGEs]. Druk vervolgens op [>/■] om de song af te spelen. Een drumpartij in de song wordt nu uitgeschakeld en is dus niet langer hoorbaar (functie Rhythm Mute). Speel de drumpartij. 18 U kunt de metronoom (clickvoice) zo instellen dat deze tegelijk met de song start en stopt (m [4-8. Click Mode] Reference Guide : p. 35). Meespelen met een song 7. Kies een andere clickvoice 8. Kies een andere drumset Wanneer de clickvoice lijkt op een van de voices in de song, is de voice moeilijk hoorbaar. U kunt in dat geval beter een andere clickvoice kiezen. • In dit voorbeeld wordt de standaard ingestelde clickvoice van 4 beats (een hoge en lage bellvoice) gebruikt. Wijzig de voice op de eerste beat. Druk viermaal langzaam op [UTIL] om naar het volgende venster te gaan. Type clickvoice UT SEQ Click= hi =P/053 MtBel Voice-categorie Voice-nummer Voice-naam 7-1. Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het type van de clickvoice te plaatsen. Selecteer de clickvoice “hi” (de clickvoice op de eerste beat) met [VALUE–]/[VALUE+]. 7-2. Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de voicecategorie te plaatsen. Selecteer de drumvoice-categorie voor de clickvoice met [VALUE–]/[VALUE+]. De letters duiden de volgende drumvoice-categorieën aan: K: Akoestische kick k: Elektrische kick S: Akoestische snare s: Elektrische snare T: Akoestische tom t: Elektrische tom C: Bekken H: Hi-hat P: Percussie E: Effect 1 e: Effect 2 L: Drumloop m: diverse voices Selecteer hier “m” voor diverse voices. 7-3. Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op het voice-nummer te plaatsen. Selecteer de drumvoice voor de clickvoice met [VALUE–]/[VALUE+]. In dit voorbeeld selecteert u de “010 Marimba”. Druk op [CLICK] om de metronoom te starten. De eerder geselecteerde voice is nu vervangen door de voice Marimba. Volg dezelfde procedure om andere clickvoices (“mid”, “lo”) te vervangen door een voice die uw voorkeur heeft. Druk op [SONG] om terug te keren naar het oorspronkelijke venster (Song venster). Wanneer u bij een bepaalde song een andere drumset wilt gebruiken, hoeft u alleen maar met [DRUMKIT] het drumset venster te openen en de gewenste drumset te kiezen. KIT ´´´´´´´´´´ 1 Acoustic Kit Drumsetnummer Drumsetnaam 9. Kies alleen een andere song (drumset blijft ongewijzigd) Wanneer u een andere song kiest, wordt normaal gesproken de drumset gebruikt die voor de song is ingesteld. Met behulp van de functie Rhythm Mute ([SHIFT]+[PAGEs]) kunt u echter een andere song kiezen terwijl de drumset ongewijzigd blijft. * U kunt ook in de modus Utility [3-2. Channel 10 Program Change/Receive Channel Event] (Reference Guide : p. 31) de optie Channel 10 Program Change zo instellen dat er geen programmawijzigingen worden ontvangen. Hierdoor wordt alleen de song gewijzigd. 10. Schakel een drum uit met Mute U kunt afzonderlijke drums zoals [Bass Drum], [Snare Drum], [Cymbal], [Other Drum Instruments] uitschakelen met Mute. Deze functie is handig wanneer u afzonderlijke drumpartijen wilt oefenen. Druk op [UTIL] en vervolgens op de [PAGEt] toets om het volgende venster te openen. UT TG MASTER MuteK=mS=®C=®M=® Mute (geluid uit) Geluid aan Druk op [SEL<]/[SEL>] om het druminstrument te selecteren dat u met Mute wilt uitschakelen (K: bassdrum, S: snaredrum, C: bekken, M: overig). Wijzig vervolgens het luidsprekerpictogram (®) in het mutepictogram (m) door op [VALUE+] te drukken. Als u Mute wilt beëindigen, drukt u op [VALUE–] om het luidsprekerpictogram (®) weer te activeren. 19 Opname maken van uzelf Vervolgens kunt u uw eigen drumpartij opnemen met de DTXPRESS II-sequencer. Evenals bij standaardsongs kunt u bij opgenomen songs een andere drumset kiezen, het tempo wijzigen en de song afspelen. ■ Opnamesysteem • Kies voor de opname een van de hiervoor bestemde persoonlijke songs (nr. 96-127). Voor opname kunt u geen standaardsongs gebruiken (nr. 1-95). • Persoonlijke songs bevatten twee sporen voor opname. U neemt altijd één spoor tegelijk op. • Tijdens het opnemen van de song wordt informatie in het geheugen opgeslagen over het tijdstip en de wijze waarop de afzonderlijke pads werden bespeeld. Dit worden sequencegegevens genoemd. MIDI-gegevens afkomstig uit de MIDI IN/TO HOST-aansluitingen kunnen tegelijkertijd worden opgenomen. • Sequencegegevens kunnen worden gebruikt om het tempo te veranderen en een voice of drumset te selecteren tijdens het afspelen. mReference Guide : p. 24 [2. Program Change, Bank Select] • Voordat u de song start, moet u het aantal op te nemen maten opgeven. De opname vindt plaats in real-time. Wanneer het einde van de laatste maat is bereikt, zijn er twee mogelijkheden afhankelijk van wat is ingesteld: (1) de song stopt automatisch (Replace) en de opname is voltooid; (2) de song start weer vanaf het begin zodat nieuwe gegevens kunnen worden toegevoegd aan de eerder opgenomen gegevens (Overwrite). U kunt nu gaan opnemen 1. Selecteer de song die u wilt opnemen Druk op [SONG] om het Song venster te openen en selecteer een persoonlijk songnummer (nr. 96-127). * Als op beide sporen van een persoonlijke song gegevens staan, kan deze song niet worden gebruikt. * Als u de opname start terwijl er geen song is geselecteerd, wordt automatisch de lege persoonlijke song met het laagste nummer geselecteerd. Hetzelfde gebeurt wanneer voor de opname een standaardsong is geselecteerd. 2-1. Stel het aantal maten in dat u wilt opnemen Stel het aantal maten in dat u wilt opnemen. * Wanneer het andere spoor al gegevens bevat, bepaalt het aantal maten van dat spoor de lengte van de song. 2-2. Selecteer de opnamemodus Selecteer een van de volgende opnamemodi: Overwrite (Ovr): De opname vindt plaats in de modus Repeat. Na het einde van de laatste maat wordt de song weer vanaf het begin gestart zodat nieuwe gegevens kunnen worden toegevoegd aan de bestaande gegevens op het spoor. Replace (Rpl): Wanneer het einde van de laatste maat is bereikt of op [>/■] wordt gedrukt, wordt de opname gestopt (en dus niet herhaald). 2-3. Stel het opnamespoor in Selecteer spoor 1 of 2 voor de opname. 2-4. Stel het tempo en de beat van de metronoom in Stel het tempo en de beat van de metronoom in die tijdens de opname hoorbaar is. 2-5. Stel de kwantiseringsfunctie in U kunt de kwantiseringsfunctie gebruiken om uw timing te corrigeren. De noten worden dan opgeschoven naar de dichtstbijzijnde beat. De nauwkeurigheid van de kwantisering wordt ingesteld met een nootwaarde. De functie kan worden gebruikt tijdens de opname. * Als de kwantiseringsfunctie is ingesteld op “no”, is deze niet actief. * U kunt de kwantiseringsfunctie ook gebruiken nadat de opname is voltooid (Reference Guide : p. 25). ● Kwantisering (een voorbeeld) • De opgenomen noten zijn niet op tijd gespeeld. 2. Stel de opnamecondities in Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [>/■]. Het volgende instelvenster Recording Conditions verschijnt. Druk eerst op [SEL<]/[SEL>] om de gewenste parameter te selecteren en vervolgens op [VALUE–]/[VALUE+] om de volgende opnamecondities in te stellen. • De kwantiseringsfunctie corrigeert de timing. Opnamemodus Aantal op te nemen maten Spoor REC M= 32=Rp1†=1 ƒ=120 B= 4/4Q= © Tempo Beat Kwantiseringsfunctie 20 Juiste timing 3. Start de opname Druk op [>/■] en na het aftikken van twee maten vooraf wordt de opname gestart. Luister tijdens de opname naar de clickvoice van de metronoom. * Als u op [>/■] drukt terwijl het toegewezen spoor gegevens bevat, verschijnt het foutbericht “Data not Empty”. De opname wordt geannuleerd. Opname maken van uzelf ● De opnamemodus is ingesteld op Replace (“Rpl”). Tijdens de opname wordt het volgende venster weergegeven (alleen ter informatie). Maatnummer dat wordt opgenomen REC M= 18=Rp1†=1 Now Recording. Na de laatste maat zal de opname automatisch stoppen en zal er worden teruggekeerd naar het Song venster. * U kunt de opname ook stoppen door op [>/■] te drukken. ● De opnamemodus is ingesteld op Overwrite (“Ovr”). Tijdens de opname wordt het volgende venster weergegeven (alleen ter informatie). Maatnummer dat wordt opgenomen REC M= 18=Ovr†=1 UNDO press ENT De song die wordt opgenomen, wordt steeds herhaald totdat u op [>/ ■] drukt. Na het einde van de laatste maat wordt de song weer vanaf het begin gestart zodat nieuwe gegevens kunnen worden toegevoegd aan de bestaande gegevens op het spoor. Wanneer de opnamemodus is ingesteld op Overwrite (“Ovr”), kunt u tijdens het opnemen de opname ongedaan maken met de toets [SAVE/ ENT]. De opgenomen gegevens vanaf het begin van de song tot aan het punt waarop [SAVE/ENT] werd ingedrukt, worden gewist en de oorspronkelijke gegevens worden hersteld. ● Opname ongedaan maken (een voorbeeld) 5. Neem de song opnieuw op Als u de song opnieuw wilt opnemen, moet u de volgende procedure volgen om de eerder opgenomen gegevens op het spoor te wissen. • Songgegevens wissen (spoor 1 en 2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit te openen. Druk vervolgens 7 keer op de [PAGEt] toets om naar het Clear Song venster te gaan. SONG Clear Song Are you sure ? Druk op [SAVE/ENT] om alle gegevens van de geselecteerde song te wissen. * Om het “Clear Song” wissen te annuleren, drukt u op de [VALUE–] toets. • Gegevens van één spoor wissen Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit te openen. Druk vervolgens 5 keer op de [PAGEt] toets om naar het Clear Track venster te gaan. SONG Clear Track Track=1 Stel het nummer van het spoor in met [VALUE–]/[VALUE+] en druk vervolgens op [SAVE/ENT]. Het bericht “Are you sure ?” verschijnt. Druk nogmaals op [SAVE/ENT] om alle gegevens op het geselecteerde spoor te wissen. * Om het “Clear Song” wissen te annuleren, drukt u op de [VALUE–] toets. 6. Neem een tweede spoor op Op dezelfde wijze kunt u een tweede spoor opnemen. Het aantal maten kan echter niet worden gewijzigd. 7. Geef de naam van de song op Gegevens van de eerste opname Gegevens van de tweede opname Wanneer u nu hier op (SAVE/ENT) drukt, worden alleen de gegevens van de tweede opname gewist. Druk op [>/■] om de opname te stoppen en terug te keren naar het Song venster. Als tijdens de opname het apparaat wordt uitgeschakeld, kunnen alle gegevens van persoonlijke songs verloren gaan. Wees dus voorzichtig. 4. Beluister de song Druk op [>/■] als u de zojuist opgenomen song vanaf het begin wilt afspelen. U kunt ook een andere drumset kiezen en de song met een andere drumset afspelen. mReference Guide : p. 24 [2. Program Change, Bank Select] In het venster staat als song-naam “no name” vermeld. Wijzig dit in een naam van uw keuze. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG] om de modus Song Edit te openen. Druk vervolgens 8 keer op de [PAGEt] toets om naar het Clear Name venster te gaan. SONG SngName no name Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het teken te plaatsen dat u wilt wijzigen en selecteer het gewenste teken met [VALUE–]/[VALUE+]. Hieronder ziet u welke tekens beschikbaar zijn. (in volgorde van weergave) Spatie !"#$%&'()*+,-.0123456789:;<=>?@ ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ[\]^_` abcdefghijklmnopqrstuvwxyz{|}ßå De naam van de song mag uit maximaal acht tekens bestaan. Als het apparaat wordt uitgezet, wordt de voltooide song opgeslagen. 21 Eigen drumset maken U kunt een eigen drumset maken door een voice toe te wijzen aan de afzonderlijke pads en de tuning (toonhoogte), voice, decay, reverb, enzovoort in te stellen. 2. Wijzig het volume 1. Selecteer de drumvoice Selecteer eerst een drumvoice voor de set die u wilt samenstellen. In dit voorbeeld wijst u een voice van de snaredrum toe. U kunt elke willekeurige drumset kiezen (de gemaakte drumset wordt opgeslagen als een persoonlijke drumset (nr. 49-80)). 1-1. Selecteer een snaredrum voor de invoerbron Druk op [VOICE] om het selectievenster van de drum voice weer te geven. Invoerbron Wijzig het volume van de drumvoice die u hoort terwijl u op de pad slaat. Regel de volumebalans tussen deze pad en de andere pads. Druk op [PAGEt] om naar het volgende venster te gaan. KIT*IN=snare V=Vol= 120 Pan= C Laagnummer KIT IN=kick V=1 =K/017 BDaftty1 Voice-categorie Voice-nummer Voice-naam Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de invoerbron te plaatsen en selecteer “snare” met [VALUE–]/[VALUE+]. Dit houdt in dat u de snarepad die is aangesloten op de trigger-aansluiting 2 SNARE hebt geselecteerd. De waarde “V=1” betekent dat laagnummer 1 is geselecteerd. Twee voices (2 lagen) kunnen worden doorgegeven met één invoerbron (trigger). In dit geval moet u opgeven welke voice hier wordt gebruikt. 1-2. Selecteer de drumvoice-categorie Bepaal vervolgens de drumvoice-categorie. De drumvoice-categorie is ook voor de clickvoice van de metronoom gebruikt (p. 19). In dit voorbeeld selecteert u “s: Electric Snare”. Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de voicecategorie te plaatsen en selecteer “s” met [VALUE–]/[VALUE+]. De markering “*” verschijnt tussen “KIT” en “IN”. Dit geeft aan dat de gegevens in de geselecteerde drumset zijn gewijzigd. 1-3. Selecteer een drumvoice Selecteer nu een drumvoice. Volg hierbij dezelfde procedure als bij het wijzigen van de clickvoice van de metronoom (p. 19). Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op het voice-nummer te plaatsen en wijs de drumvoice toe met [VALUE–]/[VALUE+]. In dit voorbeeld selecteert u “014 Dance 01”. KIT IN=snare V=1 =s/014 Dance01 U hebt nu een drumvoice toegewezen aan de set die u wilt samenstellen. Vervolgens kunt u deze drumvoice op verschillende manieren bewerken om uw eigen snaredrumvoice te maken. Volume Pan Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het volumeniveau te plaatsen en stel het volumeniveau in met [VALUE–]/[VALUE+]. * Als de drumvoice uit twee lagen bestaat, verschijnt de aanduiding “V=-”. Druk op [VOICE] om de voice af te luisteren alsof op de pad wordt geslagen. 3. Wijzig de pan In hetzelfde venster kunt u de paninstelling van de drumvoice wijzigen. Hiervoor verplaatst u de positie van de geselecteerde drumvoice binnen het volgende stereospectrum: “L64” (links) – “C” (midden) “R63” (rechts). Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op het panniveau te plaatsen en stel de waarde van de pan in met [VALUE–]/[VALUE+] . 4. Wijzig de tuning (toonhoogte) Wijzig de tuning (toonhoogte) van de drumvoice. Druk op [PAGEt] om naar het volgende venster te gaan. KIT*IN=snare V=Tune C= 0 F= 0 Tuning in eenheden van halve stap Fijnere tuning Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de positie “C” of “F” te plaatsen en stel de toonhoogte van de voice in met [VALUE–]/[VALUE+]. Bij “C=” neemt de toonhoogte toe in eenheden van een halve stap en bij “F=” in stappen van ongeveer 1,17. 5. Wijzig de decay (afnameduur van de voice) Wijzig de decay van de voice (de afnameduur van de voice). Druk tweemaal op [PAGEt] om naar het volgende venster te gaan. KIT*IN=snare V=Decay=+ 8 Fc= 0 Decay Frequentie voor filteruitschakeling Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op de decay te plaatsen en stel deze in met [VALUE–]/[VALUE+]. Met een pluswaarde (+) maakt u de decay sneller. 22 Eigen drumset maken 6. Wijzig de helderheid van de voice (filterinstelling) In hetzelfde venster kunt u de frequentie voor filteruitschakeling instellen. Wijzig de helderheid van de voice. Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op de positie “Fc=” te plaatsen en stel de waarde in met [VALUE–]/[VALUE+]. Met een pluswaarde (+) maakt u het geluid helderder. 7. Regel de volumebalans van een voice van 2 lagen Als de geselecteerde drumvoice bestaat uit 2 lagen (1 drumvoice bestaande uit 2 voice-golven), kunt u de volumebalans tussen de 2 golven regelen. Druk op [PAGEs] om naar het volgende venster te gaan. KIT*IN=snare V=1 LayerBalance=+20 Laagnummer Laagbalans Druk achtereenvolgens op [SEL<]/[SEL>] en [VALUE–]/[VALUE+] om het nummer van de laag te selecteren. * Als de toegewezen stem niet uit twee lagen bestaat, is deze instelling niet geldig. Druk op [SEL>] om de knipperende cursor op de laagbalans te plaatsen en stel de waarde van de laagbalans in met [VALUE–]/[VALUE+]. 8. Stel de reverb in Stel in hoeveel reverb aan de voice moet worden toegevoegd. Druk op [PAGEs]/[PAGEt] om het onderstaande venster te selecteren. KIT*IN=snare Reverb send= 40 10. Sla de gemaakte voice op Sla de gemaakte drumvoice op in het geheugen van de DTXPRESS II. De drumsetnummers “49” t/m “80” (persoonlijke drumsets) zijn beschikbaar voor het opslaan van eigen drumsets. Druk op [SAVE/ENT] om naar het volgende venster te gaan. Store Drumkit =49 User Kit Druk op [VALUE–]/[VALUE+] om het drumsetnummer (“49” – “80”) in te stellen waaronder u de drumset wilt opslaan. Druk op [SAVE/ENT]. Het bericht “Are you sure ?” verschijnt, waarna u uw keuze kunt bevestigen. * Druk op [VALUE–] als u de bewerking wilt annuleren. Druk nogmaals op [SAVE/ENT] om op te slaan. Nadat “Complete!” verschenen is, zult u terugkeren naar het Drum Voice venster. 11. Geef de naam van de drumset op De voltooide drumset heeft nog altijd de naam van de oorspronkelijke drumset. Druk op [VOICE] om de modus Drum Kit Voice Edit te activeren en druk vervolgens op [PAGEt] om naar het onderstaande venster Drum Kit Name te gaan. Geef de drumset een andere naam volgens de eerder beschreven procedure bij het maken van een song (p. 21). KIT Common Kit=Acoustic Kit Reverbniveau Druk op [SEL<]/[SEL>] om de knipperende cursor op het reverbniveau te plaatsen en stel de waarde in met [VALUE–]/ [VALUE+]. Hoe hoger de waarde, hoe meer reverb aan de voice wordt toegevoegd. Bij de waarde “0” wordt geen reverb toegevoegd. * In dit venster stelt u het reverbniveau voor elke invoerbron in. Het algemene reverbniveau voor de drumset wordt ingesteld in [5-2. Drum Reverb Send] (Reference Guide : p. 23). 9. Regel de balans tussen laag 1 en 2 Als u voor de zojuist gemaakte voice een voice van 2 lagen hebt gebruikt, kunt u de balans tussen beide voices regelen door het volume van de afzonderlijke voices in te stellen. * U kunt de conversiecurve voor 2 voices selecteren. m Drum Kit Edit Mode [2-1. Cross Fade] (Reference Guide : p. 19) De drumset met de zelfgedefinieerde snaredrum is nu gereed. Volg dezelfde procedure om drumvoices voor de andere pads (invoerbron) te maken totdat u een volledige drumset hebt die geheel naar uw wens is samengesteld. De DTXPRESS II bevat tevens keyboardvoices die voldoen aan de standaard GM System Level 1, zodat u niet alleen drumvoices maar bijvoorbeeld ook het geluid van een piano, gitaar, bas, strijkinstrument, koperen instrument, houten blaasinstrument of effect kunt laten klinken wanneer u op de pad slaat. Wanneer u keyboardvoices wilt instellen voor de pads, wijzigt u eerst het MIDI-kanaal van de pad in een ander kanaal dan “10” (Reference Guide : p.18 [1-7. Channel, Gate Time]) en selecteert u vervolgens het MIDI-nootnummer van de voice die u wilt gebruiken (Reference Guide : p.18 [1-6. Note Number]). * Als de optie [2-5. Key Off Enable] (Reference Guide : p. 20) is ingesteld op “disable”, zijn sommige voices continu hoorbaar. Druk in dat geval op [SHIFT] + [VOICE] om de voices uit te schakelen. 23 Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS II Naast de hiervoor beschreven functies biedt de DTXPRESS II nog veel meer. Pas als u alle functies kent, kunt u de mogelijkheden van de DTXPRESS II ten volle benutten. ■ Fabrieksinstellingen De interne instellingen van de DTXPRESS II worden teruggezet naar de standaardfabriekswaarden. m Utility Mode [2-6. Factory Set] (Reference Guide : p. 30) Als u deze bewerking uitvoert, gaan alle gegevens van de persoonlijke drumset, trigger-instellingen en songs verloren. • Trigger-instellingsgegevens naar de instellingen van een andere triggeraansluiting kopiëren m Reference Guide : p. 13 [1-6. Trigger Setup Copy] • Tijdelijk geen trigger-signalen ontvangen vanaf alle pads van de DTXPRESS II m Reference Guide : p. 29 [2-2. Trigger Bypass] Functie Trigger Bypass (zie hierboven) vanaf een pad aan- of uitzetten (ON/OFF) m Reference Guide : p. 20 [2-6. Function] ■ Functies voor aansluitingen en invoerbronnen (pads) • U kunt een drumset selecteren door op een pad te slaan. Als u bijvoorbeeld de optionele Yamaha Bar Pad BP80 hebt aangesloten op de trigger-aansluiting 9/10, kunt u de waarde van het drumsetnummer met één te verlagen door op de linkerbarpad slaan. Slaat u op de rechterbarpad, dan wordt de waarde van het drumsetnummer met één verhoogd. Wanneer de hierboven beschreven functie in een willekeurige drumset wordt gebruikt, raadpleegt u: m Reference Guide : p. 14 [2-1. Increment/Decrement] Wanneer de hierboven beschreven functie in een specifieke drumset wordt gebruikt, raadpleegt u: m Reference Guide : p. 20 [2-6. Function] • Een hi-hatcontroller die is aangesloten op de trigger-aansluiting 1 KICK kan worden gebruikt als kickpedaal. m Reference Guide : p. 12 [1-1. Pad Type] • De gevoeligheid van pads en drumtriggers kan op verschillende manieren worden ingesteld: Automatisch instellen van de gevoeligheid van pads en drumtriggers die op de DTXPRESS II zijn aangesloten: m Reference Guide : p. 12 [1-1. Pad Type] Gevoeligheid sterk wijzigen: m schakelaar INPUT ATTENUATION op het achterpaneel omzetten (p. 10) Gevoeligheid licht wijzigen: m Reference Guide : p. 12 [1-2. Gain, Minimum Velocity] • Gevoeligheid instellen van de hi-hatcontroller die is verbonden met de HI HAT CONTROL-aansluiting. m Reference Guide : p. 23 [5-3. Hi-hat Sensitivity] • Moment instellen waarop de hi-hatcontroller de hi-hat sluit en de tijd opgeven waarbinnen de controller een voetsplash detecteert m Reference Guide : p. 30 [2-5. Hi-Hat Offset] • Overspraak voorkomen (gemengde ingangssignalen tussen de aansluitingen) m Reference Guide : p. 13 [1-4. Self Rejection/Rejection] m Reference Guide : p. 13 [1-5. Specified Rejection] • Dubbele triggers (2 gelijktijdig gespeelde tonen) m Reference Guide : p. 13 [1-4. Self Rejection/Rejection] • Velocitycurve (aanslagdynamiek) instellen. De curve geeft de relatie aan tussen de kracht waarmee op de pad wordt geslagen en het geproduceerde volume m Reference Guide : p. 13 [1-3. Velocity Curve] • Signalen omwisselen tussen de trigger-aansluitingen 1 en 9/10 m Reference Guide : p. 14 [2-2. Input Exchange] 24 ■ Reverb instellen De DTXPRESS II is voorzien van een digitale reverbsectie. • Reverbsoort en -tijd instellen voor elke drumset m Reference Guide : p. 21 [3-1. Reverb Type, Time] • U kunt het reverbniveau op drie manieren instellen: Reverbniveau instellen van de voice die door de pad van elke invoerbron wordt voortgebracht m Reference Guide : p. 19 [2-2 Reverb Send] Reverbniveau instellen van de volledige drumset m Reference Guide : p. 23 [5-2. Drum Reverb Send] Algemene reverbniveau van de DTXPRESS II instellen m Reference Guide : p. 21 [3-2. Reverb Master Return] Reverbniveau instellen van elke drumset in de persoonlijke drum map m Reference Guide : p. 36 [5-6. Reverb Send] • Reverbcircuit overslaan (geen reverb) m Reference Guide : p. 28 [1-5. Reverb Bypass] ■ Instellingen voor de drumvoice • Cross-fading instellen tussen de voicelagen 1 en 2 m Reference Guide : p. 19 [2-1. Cross Fade] • Randvoice zo instellen dat de padvoice wordt getriggerd zodra de stereopads worden gebruikt m Reference Guide : p. 21 [2-8. Rim to Pad] • De modus Alternate Group, Key Assign instellen voor voices die tegelijk hoorbaar zijn m Reference Guide : p. 19 [2-3. Alternate Group, Key Assign Mode] • Toonsoort in-/uitschakelen (Key ON/OFF) die wordt verzonden als op de pad wordt geslagen m Reference Guide : p. 20 [2-4. Hold Mode] • Signalering van berichten over uitgeschakelde toonsoort (Key OFF) instellen m Reference Guide : p. 20 [2-5. Key Off Enable] • Volume van de volledige drumset instellen m Reference Guide : p. 23 [5-1. Volume] • Eigen drumset maken m Reference Guide : p. 35 [5. MAP (Drum Map Group)] Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS II ■ Instellingen voor de toongenerator • De volgende instellingen gelden voor de volledige toongenerator: Equalizer (toonkwaliteit regelen), tuning, volume, reverb overslaan m Reference Guide : p. 28 [1. TG (Tone Generator) Group] ■ Instellingen voor de song • Automatisch de hoofdsong wijzigen als een andere drumset is gekozen m Reference Guide : p. 23 [5-4. Song Select] • Gelijktijdig weergave regelen (starten/stoppen) van maximaal 3 songs door op de pad te slaan m Reference Guide : p. 20 [2-7. Pad Song] • Bewerken van de volgende parameters in song-sequencergegevens: Tempo, Repeat Playback, Program Change, Bank Select, Volume, Pan, Song Copy, Quantize, Clear Track, Merge Track, Clear Song en Song Name m Reference Guide : p. 24 [Song Job Mode] • Song afspelen in het ingestelde tempo, ook als een andere song is gekozen m Reference Guide : p. 35 [4-7. Use Tempo] ■ Overige functies • Behalve voor het triggeren van voices kunnen de pads ook worden gebruikt voor de volgende regelfuncties: padsong afspelen/stoppen, clickvoice van metronoom aan- en uitzetten (ON/OFF), andere drumset kiezen, trigger-blokkering aan- en uitzetten (ON/OFF) en hoofdsong afspelen/stoppen. m Reference Guide : p. 20 [2-6. Function] • Pads (trigger-invoerbron) toewijzen in de modi Trigger Setup Edit en Drum Kit Voice Edit door op de pad te slaan m Reference Guide : p. 29 [2-1. Learn Mode] • Volume van het bekken, de drum en andere instrumenten regelen via de knoppen ACCOMp. VOL. en CLICK VOL m Reference Guide : p. 29 [2-3. Volume Mode] • Laatst gebruikte pagina weergeven in de modi Trigger Setup Edit en Drum Kit Voice Edit m Reference Guide : p. 29 [2-4. Jump to Recent Page] ■ MIDI gebruiken De DTXPRESS II is uitgerust met MIDI IN/OUT-aansluitingen en een TO HOST-aansluiting. Via deze aansluitingen worden gegevens uitgewisseld tussen een extern MIDI-apparaat of een computer en de DTXPRESS II. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de MIDIgegevensindeling. Wat is MIDI? MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is een internationale standaard die het mogelijk maakt instrumenten en computers met elkaar te verbinden voor het verzenden en ontvangen van muziek en andere gegevens. Dankzij deze standaard kunnen computers en instrumenten van verschillende fabrikanten en typen met elkaar communiceren. Met behulp van MIDI kan de DTXPRESS II de volgende bewerkingen uitvoeren. Raadpleeg de sectie [Connecting a MIDI Device] (p. 12) voor meer informatie over het aansluiten van externe MIDI-apparaten. ● Bulk Dump/Bulk In Instellingsgegevens van de DTXPRESS II kunnen naar een extern MIDIapparaat of een computer worden verzonden (Bulk Dump). Wanneer u op de DTXPRESS II een apparaat aansluit met een opslagfunctie, zoals de Yamaha MDF3, kunt u een reservekopie maken van uw gegevens en een bibliotheek aanleggen. Bovendien kunnen de gegevens die in een extern apparaat zijn opgeslagen, worden teruggezonden naar de DTXPRESS II (Bulk In). ● Gesynchroniseerd afspelen met externe MIDIapparaten Wanneer u twee MIDI-apparaten die gebruikmaken van tempogegevens, zoals sequencers, met elkaar verbindt, moet het ene apparaat de tempogegevens (clock) volgen die door het andere apparaat worden verzonden (sync). De afgespeelde gegevens van een externe sequencer kunnen worden gesynchroniseerd met behulp van de song en metronoomclick van de DTXPRESS II. Tevens kan de song-weergave van de DTXPRESS II worden gesynchroniseerd met een externe sequencer. ● MIDI-gegevens verzenden en ontvangen • De toongenerator van de DTXPRES II kan worden aangestuurd door MIDI-song-gegevens (sequencegegevens) uit een extern MIDI-apparaat. Deze song-gegevens kunnen tegelijk worden opgenomen met de muziek die u op de DTXPRESS II maakt. • U kunt wisselen tussen de drumsets van de DTXPRESS II en de songweergave kan worden geregeld vanuit een extern MIDI-apparaat. • Gegevens van de hi-hatcontroller kunnen via MIDI worden verzonden. Ook allerlei andere MIDI-gegevens kunnen worden verzonden en ontvangen. Raadpleeg onder andere de secties [Drum Kit Voice Edit Mode] (p. 15), [Utility Mode] (p. 27) en [MIDI Data Format], (p. 50) in de “Reference Guide” voor meer informatie. 25 Optimaal gebruikmaken van de DTXPRESS II ■ Computer aansluiten U kunt de DTXPRESS II op twee manieren aansluiten op een computer: 1. U verbindt de seriële poort van de computer rechtstreeks met de TO HOST-aansluiting van de DTXPRESS II. U verbindt de MIDI-IN-aansluiting van de DTXPRESS II met de computer via een MIDI-interface. 2. Kabels voor computeraansluiting ● Mac Apple Macintosh Peripheral-kabel (M0197) Maximumlengte 2 meter 1. Seriële poort van de computer direct verbinden met de TO HOST-aansluiting van de DTXPRESS II. De aansluiting en signaaloverdracht tussen een computer en de DTXPRESS II is in principe voor elke computer gelijk. 8-pins mini DIN Computer 1 2 3 4 5 6 7 8 SeriÎle poort SeriÎle kabel TO HOST 8-pins mini DIN 2 (HSK i) 1 (HSK o) 5 (RxD _) 4 (GND) 3 (TxD _) 8 (RxD +) 7 (GP i) 6 (TxD +) DTXPRESS II Verbind de apparaten met een kabel en stel de HOST SELECTschakelaar in op het type seriële poort en de klok die door de computer worden gebruikt. Lees de instructies aan de rechterzijde van deze pagina aandachtig door en kies een kabel die past bij de gebruikte computer. Het binnenkomende signaal uit de TO HOST-aansluiting wordt zowel naar de toongenerator en sequencer als naar de MIDI OUT-aansluiting van de DTXPRESS II verzonden. Op dat moment wordt alleen een bericht over het ingestelde poortnummer in de modus Utility [3-10. Host Thru Port] (Reference Guide : p. 33) naar de MIDI OUT-aansluiting verzonden. De signalen uit de toongenerator en sequencer worden samengevoegd met het signaal uit de MIDI IN-aansluiting en naar de TO HOST-aansluiting verzonden. 2. MIDI IN-aansluiting verbinden met een MIDIinterface • Als uw computer is voorzien van een MIDI-interface, moet u de MIDI OUT-aansluiting op de computer verbinden met de MIDI IN-aansluiting op de DTXPRESS II. Zet de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI". • Als u een Macintosh-computer met een externe MIDI-interface wilt aansluiten, verbindt u de MIDI-interface met de RS-422-aansluiting (modem- of printerpoort) van de computer en verbindt u de MIDI OUTaansluiting op de interface met de MIDI IN-aansluiting op de DTXPRESS II. Zet de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI’. * Wanneer de HOST SELECT-schakelaar in de stand “MIDI” is gezet, wordt de transmissie en ontvangst via de TO HOSTaansluiting genegeerd. Als u een computer met een USB aansluiting gebruikt, kunt u de DTXPRESS II op uw computer aansluiten via een USB MIDI interface, zoals de YAMAHA UX16/96/256 enz. 26 ● PC-1 8-pins MINI DIN naar D-SUB 25-pins kabel Wanneer u een PC-1 computer met een 9-pins seriële poort hebt, gebruik dan een kabel van het type PC-2. Maximumlengte 1,8 meter 8-pins mini DIN 1 2 3 4 8 5 5 (CTS) 4 (RTS) 3 (RxD) 7 (GND) 25-pins D-SUB 2 (TxD) ● PC-2 8-pins MINI DIN naar D-SUB 9-pins kabel Maximumlengte 1,8 meter 8-pins mini DIN 1 2 3 4 8 5 8 (CTS) 7 (RTS) 2 (RxD) 5 (GND) 3 (TxD) 9-pins D-SUB Specificaties Toongenerator Maximumpolyfonie Voices Drumsets Triggerinstellingen Sequencersporen Songregeling Hoofdsong Padsong Overige sequencerfuncties Song Opnamemodi Bedieningselementen LED-toetsen Toetsen Knoppen Venster Aansluitingen Voorpaneel Achterpaneel Stroomvoorziening Stroomverbruik Afmetingen (B x H x D) Gewicht Accessoires 16-bits AWM2 32 928 drum-/percussievoices en effecten 128 keyboardvoices (GM System Level 1) 48 standaarddrumsets 32 persoonlijke geheugenlocaties 5 standaardtriggers 4 persoonlijke geheugenlocaties 2 (TR1, TR2) Start/Stop, Note Chase 3 songs die tegelijk kunnen worden gespeeld, Trigger Control MIDI sync play, Kwantisering (tijdens opname, in modus Song Edit Job) Mute (Rhythm Mute, Drum Instrument Mute), Groove Check 95 standaardsongs 32 persoonlijke geheugenlocaties Real-time 6 (DRUMKIT, SONG, TRIG, VOICE, UTIL, CLICK) 9 (>/■, SAVE/ENTER, SHIFT, PAGEs/t, Select </>, VALUE–/+ MASTER VOLUME/POWER SW (drukknop), ACCOMP, VOLUME, AUX VOLUME, CLICK VOLUME 16 x 2 LCD-venster (met achtergrondverlichting) Aux input (stereo mini-aansluiting) Hoofdtelefoon (stereo hoofdtelefoonaansluiting) MIDI-ingang/uitgang Voetcontroller (stereo hoofdtelefoonaansluiting) HOST SELECT SW TO HOST (mini-DIN-aansluiting) Uitgang L/MONO (mono hoofdtelefoonaansluiting) Uitgang R (mono hoofdtelefoonaansluiting) Triggeringangen 1-8 (stereo hoofdtelefoon m L : triggeringang, R : randschakelaar) Triggeringang 9/10 (stereo hoofdtelefoon m L, R : triggeringang) Schakelaar voor triggerdemping 1-6 (DIP SW) Gelijkstroom 12 V/netvoedingsadapter (PA-3B of PA-3C) 4,8 Watt 220 x 240 x 44 mm 1,6 kg Gebruikershandleiding (Basisgids, Reference Guide) Netvoedingsadapter * De specificaties en beschrijvingen in deze gebruikershandleiding dienen uitsluitend ter informatie. Yamaha Corp. behoudt zich het recht voor producten of specificaties te allen tijde te wijzigen zonder aankondiging vooraf. Neem contact op met uw Yamaha-dealer aangezien specificaties, apparatuur of opties per regio kunnen verschillen. 27 Foutberichten Wanneer onjuiste instellingen of bewerkingen zijn aangetroffen of een abnormale bewerking is uitgevoerd, verschijnt een foutbericht. Raadpleeg het onderstaande foutbericht en corrigeer de fout. ERROR Data Initialized Dit bericht verschijnt als de gegevens niet juist kunnen worden gelezen nadat het apparaat is aangezet. Mogelijk zijn de backup-RAM-gegevens beschadigd of is de interne accu bijna leeg. Neem contact op met de dichtstbijzijnde service-afdeling van Yamaha of de dealer waar u het apparaat hebt gekocht. WARNING Battery Low De interne accu is bijna leeg. Persoonlijke gegevens worden mogelijk gewist. Neem contact op met de dichtstbijzijnde service-afdeling vanYamaha of de dealer waar u het apparaat hebt gekocht. ERROR MIDI Buffer full ERROR HOST is OffLine ERROR Check Sum Error ERROR Illegal Data CAN'T EDIT PRESET SONG ERROR SEQ is Running ERROR Data not Empty ERROR Memory Full 28 Het apparaat heeft te veel MIDI-gegevens ontvangen om deze in één keer te verwerken. Verminder de hoeveelheid gegevens die in één keer wordt verzonden en probeer het opnieuw. De computer die op het apparaat is aangesloten, is uitgeschakeld of onjuist aangesloten. Controleer de kabelaansluitingen en de spanning en probeer het opnieuw. Het controletotaal voor de ontvangen gegevens is onjuist. Controleer het controletotaal van de gegevens die worden verzonden. Er is een fout opgetreden tijdens de ontvangst van de gegevens. De gegevens zijn mogelijk beschadigd. Controleer de gegevens die worden verzonden. Er is een fout opgetreden tijdens het bewerken van de standaardsong. Een standaardsong kan niet worden bewerkt. De bewerking kan niet worden uitgevoerd terwijl de sequencer actief is. Stop de sequencer en probeer het opnieuw. Dit bericht verschijnt wanneer u op een spoor wilt opnemen dat al gegevens bevat. Selecteer een leeg spoor en probeer het opnieuw. De geheugencapaciteit voor persoonlijke songs is overschreden. Wis ongewenste songs om geheugen vrij te maken en probeer opnieuw op te nemen. Verplaats songs die u wilt bewaren nu naar een extern MIDI-apparaat met behulp van de functie Bulk Dump. Problemen oplossen De DTXPRESS II produceert geen geluid en herkent de triggerinvoer niet. ● Is de pad of de triggersensor goed aangesloten op de triggeraansluiting van de DTXPRESS II? (m p. 10) ● Is de volumeknop op het voorpaneel in de laagste stand gedraaid? (m p. 8) ● Wordt het invoerniveau weergegeven wanneer er op de pad wordt geslagen? (m Reference Guide : p. 12 [1-2. Gain, Minimum Velocity]) ● Is de ingangsversterking te laag ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity]) ● Is in de modus Utility de schakelaar voor de functie Trigger Bypass [2-2 Trigger Bypass] ingesteld op “ON”? (m Reference Guide : p. 29) ● Is in de modus Drum Kit Edit het volume ingesteld op “0”? [1-2 Volume, Pan] (m Reference Guide : p. 17) of [5.1 Volume] (m Reference Guide : p. 23) ● Controleer in de modus Utility de instelling van het lokale bedieningselement voor volume. Als hier “off” is ingesteld, produceert de DTXPRESS II geen geluid wanneer er op de pads wordt geslagen. (m Reference Guide : p. 32 [3-6. Device Number, Local Control]). ● Gebruikt u een goede kabel? De externe toongenerator produceert geen geluid. ● Is de MIDI-kabel (connector) goed aangesloten? (m p. 12) ● Zijn de juiste waarden gebruikt voor de MIDI-nootnummers? (m Reference Guide : p. 18 [1-7 Channel, Gate Time]) ● Is in de modus Utility de schakelaar voor de functie Trigger Bybass [2-2 Trigger Bypass] ingesteld op “ON”? (m Reference Guide : p. 29) Er wordt een andere voice geproduceerd dan de voice die is ingesteld. ● Is het MIDI-kanaal dat voor verzenden wordt gebruikt ingesteld op een kanaal dat niet wordt gebruikt voor de drumvoice (ch=10)? (m Reference Guide : p. 18 [1-7. Channel, Gate Time]) ● Is de parameter Voice=2 ingesteld voor een voice die uit twee lagen bestaat? (m Reference Guide : p. 17 [1-1 voice]) Er wordt geluid geproduceerd maar de gevoeligheid ligt te laag (volume te laag). ● Is de ingangsversterking te laag ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity]) ● Pads met volume-instellingen voor uitvoer of gevoeligheid moeten worden aangepast (verhoogd). ● Is de minimumvelocity te laag ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity]) ● Wordt er een juiste velocitycurve gebruikt? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity]) ● Is het volume van de gewenste voice te laag? (m Reference Guide : p. 17 [1-2 Volume, Pan]) ● Is het slagvel te oud? ● Wijzig op het achterpaneel de instelling van INPUT ATTENUATION. (m p. 9) Het triggergeluid is niet stabiel (bij akoestische drums). ● Controleer de informatie bij “Er wordt geluid geproduceerd maar de gevoeligheid ligt te laag (volume te laag)” hierboven. ● Is het juiste padtype ingesteld? Selecteer een hogere waarde voor padtype (DT snare m DT hi tom m DT lo tom m DT kick 1 m DT kick 2) (m Reference Guide : p. 12 [1-1. Pad Type]) ● Is de DT 20 goed met tape bevestigd? (Is er gebruikte tape achtergebleven op het slagvel?) (m p. 11) ● Is de kabel goed aangesloten op de DT20-aansluiting? 29 Problemen oplossen Er worden dubbele triggers geproduceerd (wanneer er tegelijkertijd 2 geluiden worden weergegeven). ● Gebruikt u een sensor die niet door Yamaha is gemaakt? Als het signaal te sterk is, kan dit dubbele triggers veroorzaken. ● Veroorzaakt het slagvel ongelijke vibraties? Het kan nodig zijn om het slagvel te dempen. ● Is de sensor ongeveer in het midden van het slagvel aangebracht? Plaats de sensor meer naar de rand (boven de draagrand). (m p. 11). ● Komt de sensor nog tegen iets anders aan? ● Pads met volume-instellingen voor uitvoer of gevoeligheid moeten worden aangepast (verlaagd). ● Stel bij Rejection een hogere parameterwaarde in. Echter, als er een te hoge waarde wordt ingesteld, kan het geluid worden gedempt wanneer er tegelijkertijd op een andere drum wordt geslagen. (m Reference Guide : p. 13 [1-4 Self-Rejection, Rejection]) ● Gebruik Self-Rejection. (m Reference Guide : p. 13 [1-4 Self-Rejection, Rejection]) ● Wijzig op het achterpaneel de instelling van INPUT ATTENUATION (m p. 9) Er wordt overspraak geproduceerd (mengen van signalen van verschillende ingangen). ● Plaats de sensoren (DT20, enzovoort) verder uit de buurt van de drums. ● Is de ingangsversterking te hoog ingesteld? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity]) ● Stel bij Rejection een hogere parameterwaarde in. Echter, als er een te hoge waarde wordt ingesteld, kan het geluid worden gedempt wanneer er tegelijkertijd op een andere drum wordt geslagen. (m Reference Guide : p. 13 [1-4 Self-Rejection, Rejection]) ● Als de overspraak wordt geproduceerd bij bepaalde triggerinvoer, gebruik dan de optie Specific Rejection (m Reference Guide : p. 13 [1-5 Specific Rejection]) Geluiden worden afgebroken bij continu spelen. ● De maximumpolyfonie van 32 voices kan zijn overschreden. Stel in de modus Drum Kit Voice Edit (2-3. Alternate Group, Key Assign Mode] (m Reference Guide : p. 19] de waarde bij “Key” in op “semi” of “mono”. Er is één geluid hoorbaar wanneer er op twee pads (drums) wordt gespeeld. ● Verhoog de ingangsversterking van de pad (drum) die geen geluid produceert. (m Reference Guide : p. 12 [1-2. Gain, Minimum Veleocity]) ● Verlaag voor de pad die geen geluid produceert de waarde die is ingesteld voor Rejection. (m Reference Guide : p. 13 [1-4. Self-Rejection, Rejection]) ● Zijn beide pads in het venster van de modus Drum Kit Voice Edit toegewezen aan dezelfde groep [2-3 Alternate Group, Key Assign Mode] (m Reference Guide : p. 19)? Het geluid is altijd hard. ● Is de ingestelde minimumwaarde van de minimumvelocity te hoog? (m Reference Guide : p. 12 [1-2 Gain, Minimum Velocity])] ● Wordt er een juiste velocitycurve gebruikt? (m Reference Guide : p. 13 [1-3 Velocity Curve]) ● Gebruikt u een sensor die niet door Yamaha is gemaakt? Het uitgangsniveau is wellicht te hoog. ● Zet de INPUT ATTENUATION-schakelaar op het achterpaneel om. (m p. 9) De DTXPRESS II ontvangt geen schakelaar- of triggersignalen. ● Herstel de fabrieksinstellingen wanneer u toegang hebt tot de modus Utility. De instellingen van de DTXPRESS II worden teruggezet naar de fabriekswaarden. ● Zet de aan/uit-schakelaar achtereenvolgens uit en aan terwijl u de toetsen [PAGEs] en [PAGEt] ingedrukt houdt. De fabrieksinstellingen van de DTXPRESS II worden hersteld. Het geluid stopt niet. ● Voor sommige voices geldt een zeer lange releasetijd wanneer de parameter “key off” is ingesteld op “disable” [2-5. Key Off Enable] (m Reference Guide : p. 20). Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [VOICE] om het geluid tijdelijk te stoppen. 30 Register van dit boek A Akoestische drums ...................................................................................... 11 AUX IN ..................................................................................................... 8, 13 B Battery Low ................................................................................................... 4 BEGELEIDINGSVOLUME ................................................................... 8, 16, 18 C CLICK .......................................................................................... 8, 17, 18, 19 CLICK VOL (volume) ..................................................................... 8, 17, 19 Computer .............................................................................................. 12, 26 D DC IN 12V ...................................................................................................... 9 Decay .......................................................................................................... 22 Drumset drumset wijzigen (selecteren) ........................................................... 16, 19 drumsetnaam .......................................................................................... 23 eigen drumset maken ............................................................................. 22 Drumtrigger ................................................................................................. 11 Drumvoice ................................................................................................... 19 DT 20 ........................................................................................................... 11 Dubbele trigger ............................................................................................ 30 G Gesynchroniseerd afspelen ......................................................................... 25 Groove Check .............................................................................................. 17 H HI HAT CONTROL-aansluiting ........................................................................ 9 Hi-hat hi-hatcontroller ............................................................................. 9, 10, 32 Hoofdtelefoon .................................................................................... 8, 13, 16 HOST SELECT-schakelaar ........................................................................ 9, 26 Opslaan OUTPUT-aansluiting ................................................................................ 9, 12 P Pad .............................................................................................................. 10 Pan .............................................................................................................. 22 PHONES-aansluiting .............................................................................. 18, 13 POWER/VOL ...................................................................................... 8, 16, 18 R Replace .................................................................................................. 20, 21 S Sequencer ................................................................................................... 20 Seriële kabel ................................................................................................ 26 Seriële poort ................................................................................................ 26 Snoerhaak ............................................................................................... 9, 13 Song drumpartij uitschakelen met Mute .......................................................... 18 gegevens wissen (song/spoor) ............................................................... 21 opnemen ................................................................................................. 20 persoonlijke song .................................................................................... 20 song beluisteren ..................................................................................... 18 song selecteren ....................................................................................... 18 songnaam ............................................................................................... 21 standaardsong ........................................................................................ 18 tempo wijzigen ........................................................................................ 18 Spoor .......................................................................................................... 20 Stroomvoorziening ........................................................................ 8, 9, 13, 16 T TO HOST-aansluiting ............................................................................... 9, 26 Triggeraansluiting .................................................................................... 9, 10 Tuning ......................................................................................................... 22 U Uitschakelfrequentie .................................................................................... 23 I INPUT ATTENUATION .................................................................................... 9 Interne accu ................................................................................................... 4 Invoerbron ................................................................................................... 22 Invoergevoeligheid .................................................................................. 9, 10 K Kwantiseringsfunctie ................................................................................... 20 M Metronoom ...................................................................................... 12, 18, 19 MIDI ...................................................................................................... 12, 25 aansluitingen ........................................................................................... 12 Bulk Dump .............................................................................................. 25 Bulk In .................................................................................................... 25 MIDI IN/OUT-aansluiting ........................................................................... 9 MIDI-apparaat ......................................................................................... 12 Mute drum uitschakelen met Mute .................................................................. 19 drumpartij (Rhythm Mute) ...................................................................... 18 V Voice decay wijzigen ......................................................................................... 22 helderheid van de voice wijzigen ............................................................. 23 opslaan ................................................................................................... 25 pan wijzigen ............................................................................................ 22 reverbniveau wijzigen .............................................................................. 23 tuning (toonhoogte) wijzigen .................................................................. 22 volume wijzigen ................................................................................ 16, 22 volumebalans wijzigen ............................................................................ 23 Volume begeleidingsvolume ...................................................................... 8, 16, 18 assdrumvolume ................................................................................ 16, 28 clickvolume ................................................................................... 8, 16, 18 hoofdvolume ................................................................................. 8, 16, 18 snaredrumvolume ................................................................................... 16 songvolume ............................................................................................ 18 W Weergavekwaliteit ........................................................................................ 16 O Ongedaan maken ......................................................................................... 21 Opnemen ............................................................................................... 12, 20 31
1 / 1