Marantec CS 310 de handleiding

Type
de handleiding
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 1
Bedieningshandleiding
CS 310-besturing
2 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 3
1. Inhoudsopgave
1. Inhoudsopgave. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .2
2. Informatie over het document. . . . . . . . . . . . .3
3. Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . .3
4. Productoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
4.1 Productbeschrijving...................4
4.2 Varianten ..........................4
4.3 Moederbord CS 310
(met opgestoken LCD-monitor) ..........5
5. Montage. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6
5.1 Veiligheidsinstructies voor montage ......6
5.2 Netaansluiting ......................6
5.3 Voeding externe apparaten.............7
5.4 Aansluitschema absolute encoder
(aansluitstrip X11) ...................8
5.5 Aansluiting mechanische eindschakelaar
(klemmenstrip X15 en X2) .............8
5.6 Aansluiting commando-apparaten........9
5.7 Aansluiting veiligheidscontactlijst 1......11
5.8 Aansluiting fotocel 1.................12
5.9 Aansluiting lichtgordijn...............13
5.10 Aansluiting programmeerbare ingangen ..14
5.11 Aansluiting relaisuitgangen............15
5.12 CS-radiograe......................15
5.13 Aansluiting LCD-monitor..............16
5.14 Aansluiting MS BUS-module ...........16
6. Initialisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
7. Instellen van de eindposities . . . . . . . . . . . . .18
7.1 Controle aandrijvingsdraairichting /
bewegingsrichting ..................18
7.2 Instellen van de mechanische eindschakelaars
18
7.3 Instelling van de elektronische eindpositie via
de instelknop op de printplaat .........18
7.4 Instelling van de elektronische eindpositie via
de LCD-monitor ....................19
7.5 Instellen van de tussenposities van het
elektronische eindpositiesysteem op de LCD-
monitor ..........................19
8. Programmering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
8.1 Overzicht LCD-monitor ...............20
8.2 Gebruiksmodi van de LCD-monitor ......20
8.3 Expertmenu .......................21
8.4 RESET............................22
8.5 RESET van de besturing met LCD-monitor . 22
8.6 RESET van de besturing zonder LCD-monitor.
22
9. Navigator (alleen LCD-monitor). . . . . . . . . . .24
10. Functieoverzichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26
10.1 Gebruiksmodus automatisch...........26
10.2 Gebruiksmodus invoer ...............27
10.3 Uitleg van de relaismodus: ............34
10.4 Uitleg van de ingangen: ..............38
10.5 Gebruiksmodus diagnostiek / foutgeheugen 41
11. Foutmeldingenophefngstoring . . . . . . . . .44
11.1 Foutmelding op het LCD-scherm ........44
11.2 Foutmelding via LED .................46
12. Technischespecicaties . . . . . . . . . . . . . . . . .48
12.1 Mechanische en elektrische gegevens ....48
12.2 Categorie en prestatieniveau van de veilige
werking volgens EN ISO 13849-1 .......49
13. Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
14. Verklaring van de fabrikant . . . . . . . . . . . . . .51
15. Bijlage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .52
15.1 Overzicht van de aansluitingen .........52
15.2 Meetpunten veiligheidscircuit ..........54
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 3
NL
2 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 3
3. Algemene veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING!
Levensgevaar door het niet opvolgen van de
documentatie!
Neem alle veiligheidsinstructies in dit document in acht.
Neem alle veiligheidsinstructies in dit document in acht.
Garantie
De garantie op goede werking en veiligheid geldt alleen
wanneer de waarschuwingen en veiligheidsinstructies in deze
bedieningshandleiding worden opgevolgd.
Voor persoonlijk letsel of schade aan eigendommen
veroorzaakt door het niet in acht nemen van de
waarschuwingen en veiligheidsinstructies is Marantec
Antriebe GmbH + Co. KG niet aansprakelijk.
Voor schade veroorzaakt door het gebruik van niet-
goedgekeurde onderdelen en accessoires, is elke
aansprakelijkheid en garantie door Marantec uitgesloten.
Juist gebruik
De CS 310-besturing is uitsluitend bestemd voor de
aansturing van deursystemen door aandrijvingen met
mechanische eindschakelaars (MEC) of een elektronisch
(AWG) eindpositiesysteem.
Doelgroep
Alleengekwaliceerdeenopgeleideelektromonteursmogen
de besturingseenheid aansluiten, programmeren en testen.
Bevoegde en geschoolde elektromonteurs voldoen aan de
volgende eisen:
Kennisvandealgemeneenspeciekeveiligheids-en
ongevallenpreventie voorschriften,
Kennis van de relevante elektrische voorschriften,
Training in het gebruik en onderhoud van geschikte
veiligheidsuitrusting,
ze zijn in staat om gevaren in samenhang met elektriciteit
te onderkennen.
Originele bedieningshandleiding
Auteursrechtelijk beschermd.
Reproductie, geheel of gedeeltelijk, alleen met onze
toestemming.
Wijzigingen, die de technische vooruitgang dienen, zijn
voorbehouden.
Alle maataanduidingen in millimeters.
Weergaven zijn niet op schaal getekend.
Symboolverklaring
WAARSCHUWING!
Indicatie van een veiligheidsrisico, dat kan leiden tot de
dood of ernstig letsel.
VOORZICHTIG!
Indicatie van een veiligheidsrisico, dat kan leiden tot lichte
of gemiddeld zwaar letsel.
ATTENTIE!
Indicatie van een veiligheidsrisico, dat kan leiden tot
beschadigingen of storingen aan het product.
CONTROLE
Waarschuwing voor een vereiste controle.
INFORMATIE
Verwijzing naar aparte documenten waarop gelet moet
worden.
Oproep tot actieOproep tot actie
Lijst, opsomming
Verwijzing naar andere plaatsen in dit document
2. Informatie over het document
4 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 5
4 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Instructies bij montage en aansluiting
De besturing is volgens aansluitingswijze X geplaatst.
Voorafgaande aan werkzaamheden aan de elektriciteit,
moet het systeem worden losgekoppeld van de
stroomvoorziening. Tijdens de werkzaamheden moet ook
worden gezorgd dat de stroomvoorziening onderbroken
blijft.
De plaatselijke veiligheidsbepalingen moeten worden
opgevolgd.
Veranderingen aan en vervanging van de stroomkabel
moeten met de fabrikant worden afgestemd.
Voor de verbinding tussen de deuraandrijving en de
besturingseenheid moet een originele kabelset van
Marantec GmbH & Co. KG worden gebruikt. Wijziging of
vervanging mag alleen worden uitgevoerd na overleg en
goedkeuring door de fabrikant.
Instructies voor het gebruik
Onbevoegde personen (vooral kinderen) niet met vaste
gemonteerde regel- of besturingsapparatuur laten spelen.
Afstandsbedieningen buiten het bereik van kinderen
houden.
De geldige normen en voorschriften moeten in acht worden
genomen!
4. Productoverzicht
4.1 4.1 ProductbeschrijvingProductbeschrijving
De CS 310 besturingseenheid is ontworpen voor industriële
toepassingen en kan worden gebruikt op alle soortgelijke
deuren. Aandrijvingen met mechanische eindschakelaars
(MEC) of een elektronisch eindpositiesysteem (AWG) kunnen
worden aangesloten en bediend.
Alle noodzakelijke bedieningsapparaten en veiligheidsele-
menten kunnen worden aangesloten, ingesteld en geanaly-
seerd.
De programmering gebeurt via een insteekbare Lcd-monitor.
De volgende leveringsvarianten van de CS 310-besturingseen-
heid zijn mogelijk:
4.2 4.2 VariantenVarianten
Varianten van de behuizing:
CS 310 besturingseenheid in „standaard“-behuizing
CS 310 besturingseenheid in „combi“-behuizing met
geïntegreerde montagerail voor extra componenten
Varianten van de insteekbare Lcd-monitor:
Lcd-monitor op de printplaat
Lcd-monitor in de behuizingskap
Zonder Lcd-monitor (monitor is vereist voor alle afstellingen
behalve de eindpositie-afstelling)
Varianten van de bedieningsapparaten:
3-wegknop CS geïntegreerd in de behuizing
Optioneel:
Behuizing zonder 3-wegknop
Behuizing met sleutelschakelaar AAN/UIT
Behuizing met hoofdschakelaar
Behuizing met Stop
Insteekbare componenten (printplaat)
Weekschakelklok
Draadloze ontvanger
Draadloos systeem voor een sluitkantbeveiliging en/of
een veiligheidselement.
In de bedieningshandleiding worden de aansluit- en pro-
grammeermogelijkheden en varianten van de CS 310-be-
sturingseenheid met aangesloten Lcd-monitor en vanaf
softwareversie V1.55j beschreven.
Algemene veiligheidsinstructies
4 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 5
NL
4.3 4.3 Moederbord CS 310 Moederbord CS 310
(met opgestoken LCD-monitor)(met opgestoken LCD-monitor)
Verklaring:
X1: Klemmenstrip netaansluiting
X2: Klemmenstrip motor
X3: Klemmenstrip commando-apparaten
X4: Klemmenstrip veiligheidselementen
X5: Klemmenstrip relais
X6: Aansluitstrip voor interne AAN-UIT-schakelaar
X7: Aansluitstrip voor interne 3-voudige drukknop (KDT)
X8: Aansluitstrip
(Onder de LCD-monitor)
X9: Aansluitstrip voor radio-ontvanger
X10: Aansluitstrip voor weekschakelklok
X11: Aansluitstrip voor digitaal eindpositiesysteem
X12: Aansluitstrip voor externe radio-ontvanger
X13: Aansluitproelvoorinterne3-wegknopCS
X14: Interface RS 485
X15: Klemmenstrip voor mechanisch eindpositiesysteem
X16: Aansluitstrip BUS-systeem (MS BUS)
X17: Aansluitstrip BUS-systeem (MS BUS)
X18: Interface frequentie-omvormer
X19: Voeding externe apparaten
230V / 50 Hz zekering via F1 (1 A traag)
X20: Aansluitstrip voor transmissiesysteem
H4: Gebruiksklaar
Gaat branden bij voedingsspanning.
H6: Toestandsindicatie
brandt bij activering van de veiligheidsvoorzieningen
of bij fouten
S1: Programmeertoets (+)
(Onder de LCD-monitor)
S2: Programmeertoets (–)
(Onder de LCD-monitor)
S3: Programmeertoets (P)
(Onder de LCD-monitor)
X11
X14
X18
B2
B1
W
V
X2
U
1
2
3
4
5
6
7
8
X5
1
2
3
4
5
6
7
8
X15
X10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
X4
X3
X7
X6
X12
PE
PE
PE
N
L3
L2
L1
X1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X8
S3
S2
S1
X9
X20
H6
X13
X19
F1
X16
X17
H4
N
L
X19
N
L
X19
400 V
230 V
4.3 / 1
A
B
B
A Uitgang 230 V.
Stroomvoorziening voor externe apparaten.
Geen voeding voor de besturing zelf.
„5.3 Voeding externe apparaten“
B De positie van de overbruggingsstekker moeten
worden aangepast aan de voedingsspanning en de
motorspanning.
6 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 7
5. Montage
5.1 5.1 Veiligheidsinstructies voor montageVeiligheidsinstructies voor montage
WAARSCHUWING!
Levensgevaar door elektrische schokken!
Voordat u aan de bedrading werkt, moet u de installatie
Voordat u aan de bedrading werkt, moet u de installatie
loskoppelen van de stroomvoorziening. Zorg ervoor dat
loskoppelen van de stroomvoorziening. Zorg ervoor dat
de stroomvoorziening tijdens de werkzaamheden losge-
de stroomvoorziening tijdens de werkzaamheden losge-
koppeld blijft.
koppeld blijft.
ATTENTIE!
Materiële schade door ondeskundige montage van
de besturingseenheid!
Om schade aan de besturingseenheid te voorkomen, moe-
ten de volgende punten in acht worden genomen:
Alleengekwaliceerdeenopgeleideelektromonteurs
mogen aan elektrische installaties werken.
Het systeem spanningsvrij maken, controleren of dat het
geval is en beveiligen tegen herinschakelen.
Net- en stuurkabels moeten gescheiden worden aange-
legd.
De kabeltypen en -doorsneden moeten volgens de
geldende voorschriften worden gekozen.
De lokale veiligheidsvoorschriften moeten in acht worden
genomen.
De montage-instructies van de deurfabrikant moeten
worden opgevolgd.
Voor een onberispelijke werking moet aan de volgende voor-
waarden zijn voldaan:
De deur is gemonteerd, functioneel en bedoeld voor aange-
dreven gebruik.
De reductiemotor is gemonteerd en bedrijfsklaar.
De commando- en veiligheidsapparaten zijn gemonteerd en
klaar voor gebruik.
De besturingsbehuizing met de CS 310-besturing is gemon-
teerd.
INFORMATIE
Voor de montage van de deur, de Marantec-aandrijfmotor
en de commando- en veiligheidsapparaten moeten de
handleidingen van de betreffende fabrikant in acht worden
genomen.
5.2 5.2 NetaansluitingNetaansluiting
Vereisten
Voor het onberispelijk functioneren van de besturing moet
aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
De netspanning moet overeenkomen met de aanduiding op
het typeplaatje.
De netspanning moet met de spanning van de aandrijving
overeenstemmen.
Bij draaistroom moet er een rechtsdraaiend draaiveld zijn.
Voor een vaste aansluiting moet een meerpolige
hoofdschakelaar worden gebruikt.
Bij krachtstroomaansluiting mogen alleen
3-blokszekeringensautomaten Type C (max. 10 A) worden
gebruikt.
ATTENTIE!
Storingen als gevolg van onjuiste installatie van de
besturing!
Voorafgaande aan het voor de eerste keer inschakelen
moet na voltooiing de bekabeling worden gecontroleerd, of
alle motoraansluitingen aan besturings- en motorzijde goed
vast zitten. Alle stuurspanningsingangen zijn galvanisch
gescheiden van de voeding.
De aansturings- en toevoerkabels van de aangesloten
aandrijvingen moeten over het gehele traject dubbel geïso-
leerd zijn.
Gedetailleerd schakelschema netaansluiting en
motoraansluiting (400 V / 3-fasen)
N
L
5.2 / 1
6 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 7
NL
Gedetailleerd schakelschema netaansluiting en
motoraansluiting (230 V / 3-fasen)
5.2 / 2
Gedetailleerd schakelschema netaansluiting en
motoraansluiting (230 V / 1-fasen)
5.2 / 3
Verklaring:
M1: Motor
X1: Klemmenstrip netaansluiting
X2: Klemmenstrip motor
X11: Aansluitstrip voor digitaal eindpositiesysteem met
veiligheidscircuit
X15: Klemmenstrip voor mechanische eindschakelaars
(veiligheidscircuit op X2 / B1-B2)
X19: Aansluiting voor de voeding van externe apparaten
Aansluiting:
Digitaal eindpositiesysteem of mechanische eindschakelaars Digitaal eindpositiesysteem of mechanische eindschakelaars
op de besturing aansluiten.op de besturing aansluiten.
Besturing op de motor aansluiten.Besturing op de motor aansluiten.
Besturing op het elektriciteitsnet aansluiten.Besturing op het elektriciteitsnet aansluiten.
Kabelgroepen moeten direct vóór de desbetreffende klem Kabelgroepen moeten direct vóór de desbetreffende klem
met een kabelbinder worden geborgd. met een kabelbinder worden geborgd.
„12.Technischespecicaties“oppagina48
5.3 5.3 Voeding externe apparatenVoeding externe apparaten
De CS 310 heeft 2 aparte voedingen voor externe componen-
ten zoals signaalgevers, lichtsensoren, enz.
X19 230V/1~
X4 24V-DC
N
L3
L2
L1
X1
X21
X19
3
400 V / 50 Hz
max. 1A
230V-AC
max. 500mA
24V-DC
/ N / PE
X4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
F1
-
+
L
N
5.3 / 1
LET OP:
Aansluiting X19 kan alleen worden gebruikt als deze wordt
aangesloten op 400 V/N/3~.
Aansluiting X19 wordt beveiligd dor zekering F1 (max. 1 A/T).
8 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 9
Montage
5.4 5.4 Aansluitschema absolute encoder Aansluitschema absolute encoder
(aansluitstrip X11)(aansluitstrip X11)
5.4 / 1
A
B
A: AWG-stekker
B: AWG-steekklem
Aansluitstrip X11 (op aansluiting A)
4 7
grijs geel
5 8
groen roze
6 9
wit bruin
5.4 / 2
Afhankelkvandeaandrving
worden voor het elektronische
eindpositiesysteem (AWG) kabels
methetzgenummerde,hetz
gekleurde draden gebruikt:
4 (grijs): Veiligheidsketen ingang
5 (groen): RS 485 B
6 (wit): GND
7 (geel): RS485 A
8 (roze): Veiligheidsketen uitgang
9 (bruin): 12V
DC
Aansluitstrip B (alleen absolute encoder)
5.4 / 3
C D
C: Thermo-element in
aandrijving
D: Noodhandbediening
(noodzwengel of
noodketting)
Bij de eerste in ge bruik name
wordt het aan ge sloten
eind positie systeem automa-
tisch gedetecteerd. Bij een
latere vervanging moet het
desbetreffende systeem via
een para meter instelling in
de gebruiks modus Invoer
worden geselecteerd.
5.5 5.5 Aansluiting mechanische eindschakelaar Aansluiting mechanische eindschakelaar
(klemmenstrip X15 en X2)(klemmenstrip X15 en X2)
5.5 / 1
S1
S2
S3
S4
S5
S6
Klemmenstrip X15
1
2
3
4
5
6
7
8
S2
S5
S1
S6
5.5 / 2
Klemmenstrip X2
S3
S4
S7
S8
U
V
W
B1
B2
5.5 / 3
8 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 9
NL
5.6 5.6 Aansluiting commando-apparatenAansluiting commando-apparaten
VOORZICHTIG!
Kans op letsel door ongecontroleerde beweging
van de deur!
Een DICHT-commando in dodemansbedrijf zonder zicht op
de deur is verboden.
Installeer commando-apparaten voor de dodemansbedie-
Installeer commando-apparaten voor de dodemansbedie-
ning binnen het directe zicht van de deur, maar buiten de
ning binnen het directe zicht van de deur, maar buiten de
gevarenzone voor de bediener.
gevarenzone voor de bediener.
Een DICHT-commando zonder zicht op de deur mag
Een DICHT-commando zonder zicht op de deur mag
alleen worden gegeven via ingang 1/MOD32 (X4/9-10).
alleen worden gegeven via ingang 1/MOD32 (X4/9-10).
Als het commando-apparaat geen sleutelschakelaar is:
Monteer e.e.a. op een hoogte van ten minste 1,5 m.
Monteer e.e.a. op een hoogte van ten minste 1,5 m.
Monteer e.e.a buiten het bereik van het publiek.
Monteer e.e.a buiten het bereik van het publiek.
Bedieningsapparaten (standaard)
X3
A
B
C
D
E
5.6 / 1
Legenda :
A knop/ingang DICHT
B knop/ingang impuls
C Knop/ingang OPEN (OPEN binnen, met actieve
regeling voor tegemoetkomend verkeer)
D knop STOP
E Stop bedieningsapparaat
Aansluitvoorbeelden voor 6-aderige oplossing
Klemmenstrip X15 en X2
1
2
3
4
5
6
7
8
S3
S4
S7
S8
S2
S5
S1
S6
U
V
W
B1
B2
5.5 / 4
S1 Extra eindschakelaar OPEN
S2 Eindschakelaar OPEN
S3 Veiligheidseindschakelaar OPEN
S4 Veiligheidseindschakelaar DICHT
S5 Eindschakelaar DICHT
S6 Extra eindschakelaar DICHT
S7 Thermische beveiliging motor
S8 Noodbediening (NC - contact)
Bij de eerste ingebruikname en na een RESET wordt het
aangesloten eindpositiesysteem automatisch gedetecteerd. Bij
een latere vervanging moet het desbetreffende systeem via
een parameterinstelling in de gebruiksmodus INVOER worden
geselecteerd.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
10 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 11
Knop OPEN/STOP/DICHT (6-draads systeem)
X3
A
C
D
5.6 / 2
Knop OPEN/STOP/DICHT (4-draads systeem)
X3
A
C
D
5.6 / 3
Knop impuls
Niet actief in hand modus (dodemansfunctie)
B
X3
5.6 / 4
Sleutelschakelaar
A
C
X3
5.6 / 5
Legenda:
A knop/ingang DICHT
B knop/ingang impuls
C Knop/ingang OPEN (OPEN binnen, met actieve
regeling voor tegemoetkomend verkeer)
D knop STOP
Montage
10 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 11
NL
5.7 Aansluiting veiligheidscontactlijst 1
Bij de eerste ingebruikname en na een RESET wordt de
veiligheidscontactlijst door het systeem automatisch herkend
en geprogrammeerd. Als er geen veiligheidscontactlijst is
aangesloten, wordt de ingang na elke keer dat de spanning
wordt ingeschakeld, opnieuw ondervraagd, net zolang totdat
een veiligheidscontactlijstsysteem wordt herkend. Bij een
latere vervanging moet het desbetreffende systeem via een
parameterinstelling in de gebruiksmodus INVOER worden
geselecteerd.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
OPMERKING
Sluitkantbeveiliging 1 alleen actief in bewegingsrichting
DICHT
Opto-elektronische sluitkantbeveiliging (OSE)
Parameter SKS = MOD1
+
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
WH
GN
BN
5.7 / 1
Legenda:
WH wit
GN groen
BN bruin
Elektrische sluitkantbeveiliging (8,2 kOhm)
Parameter SKS = MOD2
8k2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
5.7 / 2
Pneumatische sluitkantbeveiliging (DW)
Parameter SKS = MOD3/testen automatisch actief
+
-
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
5.7 / 3
12 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 13
5.8 Aansluiting fotocel 1
Bij de eerste ingebruikname en na een RESET wordt
de fotocel door het systeem automatisch herkend en
geprogrammeerd. Als er geen fotocelsysteem is aangesloten,
wordt de ingang na elke keer dat de spanning wordt
ingeschakeld, opnieuw ondervraagd, net zolang totdat een
fotocelsysteem wordt herkend. Bij een latere vervanging moet
het desbetreffende systeem via een parameterinstelling in de
gebruiksmodus INVOER worden geselecteerd.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
Fotocel NC
Parameter FOTOCELBEW 1 = MOD 2
OUT
-
+
-
+
NC
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
R
T
5.8 / 1
Fotocel Marantec 2-draads
Parameter FOTOCELBEW 1 = MOD 1
2
1
2
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
R
T
5.8 / 2
Fotocel NPN 3-draads
Parameter FOTOCELBEW 1 = MOD 2
OUT
-
+
-
+
NPN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
R
T
5.8 / 3
Fotocel 3-draads PNP
Parameter FOTOCELBEW 1 = MOD 3
OUT
-
+
-
+
PNP
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
R
T
5.8 / 4
Legenda:
R ontvanger
T zender
LET OP:
Alle fotocellen zijn afhankelijk van de instelling actief in de
richting OPEN of DICHT.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“ (Parameter FC FKT. 1)
Montage
12 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 13
NL
5.9 5.9 Aansluiting lichtgordijnAansluiting lichtgordijn
Er kunnen tot 2 lichtgordijnen op de CS 310 worden
aangesloten.
Lichtgordijn 1 (FSS-uitgang) is aangesloten op de ingang van
de sluitkantbeveiliging.
Lichtgordijn 2 (PNP-uitgang) is aangesloten op de
programmeerbare ingang 2.
Lichtgordijn 1
FSS-uitgang
Parameter SKS = MOD4
5.9 / 1
Legenda:
BK zwart
GN groen
GY grijs
BU blauw
WH wit
BN bruin
Verbindingskabel (A) is insteekbaar.
Lichtgordijn 2
PNP-uitgang
Parameter INGANG 2 = MOD 7
5.9 / 2
R ontvanger
T zender
LET OP:
In deze handleiding worden de Cedes-lichtgordijnen Grid-
Scan/Pro als voorbeeld getoond.
De GridScan/Pro lichtgordijnen komen overeen met
Performance Level d, Categorie 2 conform EN ISO 13849-1
Beschermklasse E conform EN 12453:2017
Deweerstand(18kΩ)wordtnietmeegeleverd,maarmoet
verplicht in de bedrading worden geïntegreerd.
Schema‘s van andere fabrikanten op aanvraag.
INFORMATIE
De exacte beschrijving van functie en aansluiting staat
beschreven in de aparte documentatie van het lichtgordijn.
14 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 15
Montage
5.10 5.10 Aansluiting programmeerbare ingangenAansluiting programmeerbare ingangen
De CS 310-besturing heeft twee programmeerbare ingangen,
waarvoor verschillende functies kunnen worden gekozen.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
ATTENTIE!
Gevaar voor beschadiging van de raad van bestuur
als gevolg van onjuiste aansluiting!
Ingangen 1 en 2 hebben verschillende referentiepotentiaal
en kan niet worden bediend vanuit een gemeenschappelijk
potentieel!
Ingang 1 + 2
8K2
* *
*
IN2
12V
IN1
24V
X4
5.10 / 1
IN1 Ingang 1
IN2 Ingang 2
* optioneel
Het soort schakeling is afhankelijk van de parameterinstel-
lingen voor de beide ingangen in de gebruiksmodus INVOER.
Loopdeurschakelaar8,2kΩ
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X4
8,2 k Ω
5.10 / 2
Loopdeurschakelaaropbasisvan8,2kΩ.
Uitvoering als NC-contact niet mogelijk.
Bediening van het systeem zonder loopdeurschakelaar is
mogelijk
OPMERKING:
Zodra een loopdeurschakelaar wordt gedetecteerd, is de
ingang actief en verwacht deze noodzakelijkerwijs een veilig-
heidselementvan8,2kΩ.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“ (Parameter INGANG 2)
14 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 15
NL
5.11 Aansluiting relaisuitgangen
Er zijn vier potentiaalvrije relaisuitgangen beschikbaar,
die met diverse soorten functies kunnen worden
geprogrammeerd.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
1
2
3
4
5
6
7
8
X5
A
B
C
D
5.11 / 1
A Relais 1
B Relais 2
C Relais 3
D Relais 4
Interne schakelcontacten van het relais.
Het gaat om vier potentiaalvrije relaisuitgangen met een
maximale belastbaarheid van 4A bij 230V/1~.
De werkingswijze is afhankelijk van de parameterinstellingen
voor de beide ingangen in de gebruiksmodus INVOER.
5.12 CS-radiograe
Klemmenstrip X9
X9
B
A
Aansluiten
Verbind de draadloze ontvanger met Verbind de draadloze ontvanger met
hetX9-aansluitproel.hetX9-aansluitproel.
Zendercodes programmeren
Druk langer dan 1,6 seconden op de Druk langer dan 1,6 seconden op de
programmeertoets (A). De program-programmeertoets (A). De program-
meermodus wordt geactiveerd. Het meermodus wordt geactiveerd. Het
ledje (B) knippert.ledje (B) knippert.
Druk op de kanaaltoets op uw Druk op de kanaaltoets op uw
zender. zender.
HeeftderadiograschebesturingdeHeeftderadiograschebesturingde
zendercode opgeslagen, dan brandt zendercode opgeslagen, dan brandt
het ledje ca. 4 seconden.het ledje ca. 4 seconden.
U kunt in totaal 15 zendercodes programmeren Zijn alle
geheugenplaatsen bezet, dan knippert het ledje zeer snel.
Doelgericht wissen van een zendercode
Druk langer dan 1,6 seconden op de programmeertoets (A). Druk langer dan 1,6 seconden op de programmeertoets (A).
De programmeermodus wordt geactiveerd. De programmeermodus wordt geactiveerd.
Het ledje (B) knippert.Het ledje (B) knippert.
Blijf de programmeertoets ingedrukt houden. De verwijder-Blijf de programmeertoets ingedrukt houden. De verwijder-
modus wordt geactiveerd. Het ledje knippert heel snel.modus wordt geactiveerd. Het ledje knippert heel snel.
Druk op de gewenste kanaaltoets van uw zender. Druk op de gewenste kanaaltoets van uw zender.
Als het ledje gedurende ongeveer 4 seconden brandt, is de Als het ledje gedurende ongeveer 4 seconden brandt, is de
bijbehorende zendercode verwijderd.bijbehorende zendercode verwijderd.
Door kort op de programmeertoets te drukken, kunt u het
verwijderingsproces annuleren.
RESET (geheugen volledig wissen)
Druk langer dan 1,6 seconden op de programmeertoets (A). Druk langer dan 1,6 seconden op de programmeertoets (A).
De programmeermodus is ingeschakeld. De programmeermodus is ingeschakeld.
Het ledje (B) knippert.Het ledje (B) knippert.
Blijf de programmeertoets ingedrukt houden. Blijf de programmeertoets ingedrukt houden.
De verwijdermodus wordt geactiveerd. Het ledje knippert De verwijdermodus wordt geactiveerd. Het ledje knippert
heel snel.heel snel.
Druk nogmaals langer dan 1,6 seconden op de Druk nogmaals langer dan 1,6 seconden op de
programmeertoets. programmeertoets.
Als het ledje gedurende ongeveer 4 seconden brandt, Als het ledje gedurende ongeveer 4 seconden brandt,
worden alle geheugenplaatsen gewist.worden alle geheugenplaatsen gewist.
Door kort op de programmeertoets te drukken, kunt u het
verwijderingsproces annuleren.
16 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 17
5.13 5.13 Aansluiting LCD-monitorAansluiting LCD-monitor
Met de LCD-monitor krijgt u de volledige toegang tot alle
menu-instellingen en parameters van de besturing.
„8. Programmering“
5.13 / 1
ATTENTIE!
Materiële schade veroorzaakt door onjuiste
montage!
De LCD-monitor moet in spanningsloze toestand worden
aangesloten.ErmagalleeneenLCD-monitorvanderma
Marantec (art.-nr.91447) worden gebruikt.
ATTENTIE!
Materiële schade veroorzaakt door onjuiste
montage!
De Marantec LED-module (art.nr. 103239) is niet
compatibel met de CS 310. Gebruik en inbedrijfstelling kan
tot vernieling van de CS 310-printplaat leiden.
5.13 / 2
5.14 5.14 Aansluiting MS BUS-moduleAansluiting MS BUS-module
Met de MS BUS-functiemodule kunnen functies worden
uitgebreid of extra functies gerealiseerd.
ES-module: Analyse intrekbeveiligingssystemen
I/O-module: Invoer-/uitvoeruitbreiding
GV-module: Tegenliggersregeling
Aansluitstrip X16 / X17
B
A
5.14 / 1
A ES-module
B I/O-module / GV-module
INFORMATIE
De gedetailleerde beschrijving van de werking en de aans-
luiting wordt beschreven in de afzonderlijke documentatie
van de BUS-module.
LET OP:
De aansluitstrips X16 en X17 kunnen slechts éénmaal worden
gebruikt. Met speciale brugkabels kunnen, met inachtneming
van de stroomopname, verschillende BUS-modules worden
aangesloten.
Montage
16 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 17
NL
6. Initialisatie
Bij de eerste ingebruikname en na een RESET worden
Ingangen door het systeem automatisch herkend en
geprogrammeerd:
Eindpositiesysteem
Veiligheidscontactlijst
Fotocelsysteem
Ingang 2 (Veiligheidsingang)
Tijdens dit proces (ca. 90 seconden) knippert het groene ledje
enhetschermtoontopdebovensteregel„PLEASEWAIT...“.
Een bediening van het systeem is tijdens dit proces niet
mogelijk.
Het eindpositiesysteem moet voorafgaande aan de eerste
start worden geïnstalleerd.
Componenten kunnen achteraf worden gewijzigd of
toegevoegd via het LCD-scherm of een nieuwe initialisatie.
Is een component nog niet aangesloten, dan wordt dit op het
scherm met een „A“ aangegeven.
Bij elke volgende initialisatie wordt naar deze component
gezocht. Wordt deze herkend, dan wordt de bijbehorende
instellingsmodus automatisch ingesteld.
Uitzondering:
Ingang 2 blijft inactief (MOD1), tenzij tijdens de initialisatie
een weerstandswaarde wordt gedetecteerd.
Als bij de eerste inbedrijfstelling bij ingang 2 een weerstand
wordt gedetecteerd, wordt deze als veiligheidselement gezien
en als veiligheidsingang geactiveerd.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“ / Parameter INGANG 2
LET OP:
De initialisatie is niet zomaar een programmering van de
verschillende onderdelen van het systeem, maar biedt ook de
mogelijkheid om direct van menutaal te veranderen.
De vooringestelde menutaal (DEUTSCH) wordt gedurende 60
seconden als knipperende tekst in het scherm weergegeven.
Met de toetsen [+] en [-] kan de taal worden geselecteerd
en met de toets [P] opgeslagen. Daarna worden alle
tekstberichten / -meldingen weergegeven in de geselecteerde
taal.
18 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 19
7.1 7.1 Controle aandrijvingsdraairichting / Controle aandrijvingsdraairichting /
bewegingsrichting bewegingsrichting
Overschakeling naar de gebruiksmodus Afstelling
Op de toets (P) drukken tot AFSTELLING verschijnt.Op de toets (P) drukken tot AFSTELLING verschijnt.
Controle van de rijrichting
Indrukken van de toets (+). De deur moet openen. Indrukken van de toets (+). De deur moet openen.
Op de toets (–) drukken. De deur moet sluiten.Op de toets (–) drukken. De deur moet sluiten.
Is dat correct, ga dan verder met de instelling van de
eindposities. Anders bewegingsrichting veranderen
Veranderen van de bewegingsrichting
Gelijktijdig indrukken van de toetsen (+) en (–) gedurende Gelijktijdig indrukken van de toetsen (+) en (–) gedurende
meer dan 5 seconden. Het scherm geeft „DRAAIVELD meer dan 5 seconden. Het scherm geeft „DRAAIVELD
LINKS“ aan. LINKS“ aan.
Alle opgeslagen eindposities zijn gewist.
Met de aanpassing van de eindposities verder gaan.
7.2 7.2 Instellen van de mechanische Instellen van de mechanische
eindschakelaarseindschakelaars
Overschakeling naar de gebruiksmodus Afstelling
Op de toets (P) drukken tot AFSTELLING verschijnt.Op de toets (P) drukken tot AFSTELLING verschijnt.
Instellen in de eindpositie OPEN en DICHT
INFORMATIE
Het instellen van de eindposities wordt beschreven in
de afzonderlijke documentatie van de mechanische
eindschakelaars.
De afstellingsmodus verlaten door op de toets (P) te De afstellingsmodus verlaten door op de toets (P) te
drukken.drukken.
Aandachtspunten
De afstellingsmodus wordt niet automatisch verlaten. Om
naar het normale gebruik te gaan, moet de afstellingsmodus
worden verlaten door op de toets (P) te drukken.
7.3 7.3 Instelling van de elektronische Instelling van de elektronische
eindpositie via de instelknop op de eindpositie via de instelknop op de
printplaatprintplaat
Overschakeling naar de gebruiksmodus Afstelling
Ongeveer 5 seconden de toets (P) drukken. Ongeveer 5 seconden de toets (P) drukken.
Het rode ledje knippert langzaam.Het rode ledje knippert langzaam.
Instellen van de eindpositie OPEN
Deur naar de gewenste eindpositie OPEN bewegen door op Deur naar de gewenste eindpositie OPEN bewegen door op
de toets (+/-) te drukken.de toets (+/-) te drukken.
Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (+) te Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (+) te
drukken. drukken.
Het rode ledje knippert ongeveer 1 seconde lang snel.Het rode ledje knippert ongeveer 1 seconde lang snel.
Instellen van de eindpositie DICHT
Deur naar de gewenste eindpositie DICHT bewegen door op Deur naar de gewenste eindpositie DICHT bewegen door op
de toets (+/-) te drukken.de toets (+/-) te drukken.
Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (–) te Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (–) te
drukken. drukken.
Het rode ledje knippert ongeveer 1 seconde lang snel.Het rode ledje knippert ongeveer 1 seconde lang snel.
De afstelmodus wordt automatisch afgesloten.
Het rode ledje dooft.
Aandachtspunten
De afstellingsmodus wordt automatisch na 7 minuten
verlaten als er geen toetsen worden ingedrukt.
Bij de eerste afstelling moeten beide eindposities worden
geprogrammeerd, anders is geen normaal gebruik mogelijk.
Wanneer een eindpositie wordt gecorrigeerd, kan
na het programmeren van de speciale eindpositie de
gebruiksmodus AFSTELLING worden verlaten door op de
toets (P) te drukken.
Na het programmeren van de eindschakelaar wordt de
looptijd van het systeem automatisch geprogrammeerd.
De functies van de besturing zijn hetzelfde als in de
automatische modus.
7. Instellen van de eindposities
18 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 19
NL
7.4 7.4 Instelling van de elektronische Instelling van de elektronische
eindpositie via de LCD-monitoreindpositie via de LCD-monitor
ATTENTIE!
Beschadiging of vernieling veroorzaakt door on-
juiste montage!
De monitor moet in spanningsloze toestand worden aan-
gesloten.ErmagalleeneenmonitorvandermaMarantec
worden gebruikt:
Op opsteeksokkel X8: LCD-monitor standaard (# 91447)
Overschakeling naar de gebruiksmodus Afstelling
Op de toets (P) drukken tot AFSTELLING verschijnt.Op de toets (P) drukken tot AFSTELLING verschijnt.
Instellen van de eindpositie OPEN
Deur naar de gewenste eindpositie OPEN bewegen door op Deur naar de gewenste eindpositie OPEN bewegen door op
de toets (+/-) te drukken.de toets (+/-) te drukken.
Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (+) te Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (+) te
drukken. drukken.
„BOVEN OPSLAAN“ verschijnt op het scherm. „BOVEN OPSLAAN“ verschijnt op het scherm.
Instellen van de eindpositie DICHT
Deur naar de gewenste eindpositie DICHT bewegen door op Deur naar de gewenste eindpositie DICHT bewegen door op
de toets (+/-) te drukken.de toets (+/-) te drukken.
Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (–) te Eindpositie opslaan door tegelijk op de toetsen (P) en (–) te
drukken. drukken.
„BENEDEN OPSLAAN“ verschijnt op het scherm. „BENEDEN OPSLAAN“ verschijnt op het scherm.
De afstelmodus wordt automatisch afgesloten.
Aandachtspunten
De afstellingsmodus wordt automatisch na 7 minuten
verlaten als er geen toetsen worden ingedrukt.
Bij de eerste afstelling moeten beide eindposities worden
geprogrammeerd, anders is geen normaal gebruik mogelijk.
Wanneer een eindpositie wordt gecorrigeerd, kan
na het programmeren van de speciale eindpositie de
gebruiksmodus AFSTELLING worden verlaten door op de
toets (P) te drukken.
Na het programmeren van de eindschakelaar wordt de
looptijd van het systeem automatisch geprogrammeerd. Het
scherm geeft INLEREN aan. De functies van de besturing
zijn hetzelfde als in de automatische modus.
7.5 7.5 Instellen van de tussenposities van het Instellen van de tussenposities van het
elektronische eindpositiesysteem op de elektronische eindpositiesysteem op de
LCD-monitorLCD-monitor
In de gebruiksmodus Automatisch de deur naar de
gewenste positie bewegen.
Deur door te drukken op de toets (+/-) in de gewenste Deur door te drukken op de toets (+/-) in de gewenste
tussenpositie bewegen (INC P OP of INC P CL)tussenpositie bewegen (INC P OP of INC P CL)
Veranderingen in de ingangsmodus
Op de toets (P) drukken tot INVOER verschijnt.Op de toets (P) drukken tot INVOER verschijnt.
Gelijktijdig indrukken van de toetsen (+) en (-) gGelijktijdig indrukken van de toetsen (+) en (-) gedurende
meer dan 2 seconden. De eerste parameter verschijnt op de
tweede regel van het scherm.
Opslaan van de tussenposities OPEN (INC P OP) of
DICHT (INC P CL)
Op de toetsen (+/-) drukken totdat de parameter INC P OP Op de toetsen (+/-) drukken totdat de parameter INC P OP
of INC P CL verschijnt. of INC P CL verschijnt.
De waarde staat op A.De waarde staat op A.
Op de toets (P) drukken om de huidige deurpositie over te Op de toets (P) drukken om de huidige deurpositie over te
nemen als tussenpositie.nemen als tussenpositie.
Opslaan van de tussenpositie door opnieuw op de toets (P) Opslaan van de tussenpositie door opnieuw op de toets (P)
te drukken.te drukken.
Invoermodus te verlaten
Gelijktijdig indrukken van de toetsen (+) en (–) gedurende Gelijktijdig indrukken van de toetsen (+) en (–) gedurende
meer dan 1 seconde. meer dan 1 seconde.
De invoer wordt verlaten.De invoer wordt verlaten.
Verandering in de automatische modus
Op de toets (P) drukken tot AUTOMATISCH verschijnt.Op de toets (P) drukken tot AUTOMATISCH verschijnt.
Aandachtspunten
Wanneer een tussenpositie moet worden gecorrigeerd,
dan kan de ingeleerde waarde in het menu INVOER
worden gewijzigd of weer op A ingesteld, zodat een nieuw
programmeerproces kan worden gestart.
20 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 21
8.1 8.1 Overzicht LCD-monitorOverzicht LCD-monitor
ATTENTIE!
Materiële schade veroorzaakt door onjuiste
montage!
Het scherm moet in spanningsloze toestand worden
aangesloten.Ermagalleeneenschermvanderma
Marantec (artikelnummer 91447) worden gebruikt.
A
B
C D E
F
G
H
8.1 / 1
AUTOMATISCH O
RUSTSTAND
Verklaring:
A: Gebruiksmodus / diagnose-info
B: Parameter / diagnose-info
C: Toets (+)
D: Toets (–)
E: Toets (P)
F: Waarde / status
G: Waarde / status
H: Jumper
Wanneer de jumper H wordt verwijderd, hebben de toetsen
(+), (-) en (P) geen functie.
De schermweergave functioneert nog wel.
Na het inschakelen van de besturing bevindt zich in de
initialisatiefase,inhetschermwordt„PLEASEWAIT...“
weergegeven. De besturing is niet bedrijfsklaar. De
initialisatiefase duurt na de eerste maal inschakelen ca.
60seconden.
8.2 8.2 Gebruiksmodi van de LCD-monitorGebruiksmodi van de LCD-monitor
De besturing beschikt met het LCD-scherm over vier
gebruiksmodi:
1. AUTOMATISCH
2. AFSTELLING
3. INVOER
4. DIAGNOSE
De gebruiksmodi AFSTELLING, INVOER en DIAGNOSE worden
automatisch 7 seconden na de laatste druk op een toets
verlaten. De besturing schakelt over naar de gebruiksmodus
AUTOMATISCH.
Gebruiksmodus 1: AUTOMATISCH
In de gebruiksmodus AUTOMATISCH is de deurinstallatie in
gebruik.
Scherm:
Weergave van de uitgevoerde functie
Weergave van de mogelijke fouten
Wordt in het invoermenu de parameter „Zelfhoudend
contact“ op MOD2–6 gezet, dan verandert de
schermweergave van AUTOMATISCH in HANDMATIG.
Gebruiksmodus 2: AFSTELLING
In de gebruiksmodus AFSTELLING worden de eindposities
OPEN/DICHT ingesteld.
ATTENTIE!
Materiële schade door onjuiste bediening van de
besturing!
In de gebruiksmodus AFSTELLING vindt er bij het elektro-
nische eindpositiesysteem (AWG) geen uitschakeling plaats
bij het bereiken van de eindpositie. Door het passeren van
de eindpositie kan de deur beschadigd raken.
In de gebruiksmodus INVOER kan er nauwkeurig worden
afgesteld.
Scherm:
Weergave van de eindpositiewaarde
8. Programmering
20 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 21
NL
Gebruiksmodus 3: INVOER
In de gebruiksmodus INVOER kunnen de waarden van
verschillendeparameterswordengewzigd.
Scherm:
Weergave van de geselecteerde parameter
Weergave van de ingestelde waarde / status
Gebruiksmodus 4: DIAGNOSE
IndegebruiksmodusDIAGNOSEkunnendeurspecieke
controles worden uitgevoerd.
Scherm:
Weergave van de controle
Weergave van de controlestatus
8.3 8.3 ExpertmenuExpertmenu
Onderdefabrieksinstelling(standaard)verschnenin
de INVOER-modus slechts een paar parameters die
door de gebruiker kunnen worden ingesteld. Deze
instellingsparameters vormen de eisen die het vaakst aan een
industriëledeurinstallatiewordengesteldenznvoldoende
voordeinbedrfstellingineenstandaardsituatie.
Delaatstekeuzeindezelstvormtdeparameter
„EXPERTMENU“. Deze is in principe ingesteld op OFF.
OFF: Beperkt aantal parameterinstellingen:
Menutaal
TUS.P.OP.
TDOPEN
WAARSCHW. V
SNELDICHT
ACHTERUIT OFF
INGANG 1
ZELFSTOP.
EXPERTMENU
Door de parameter EXPERTMENU op ON in te stellen, wordt
de expertmodus ingeschakeld. Nu kunnen alle parameters van
het invoermenu worden opgeroepen en ingesteld.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
Aandachtspunten
De expertmodus wordt na ongeveer 7 minuten automa-
tisch verlaten als er geen knop wordt ingedrukt. Dan staat
er wederom slechts een beperkt aantal parameters ter
beschikking totdat de parameter EXPERTMENU weer op
ON worden gezet.
Hetzelfde geldt voor het uitschakelen van de stroom.
Ook hierdoor wordt de parameter EXPERTMENU wordt op
OFF gezet.
22 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 23
8.4 8.4 RESETRESET
Via de RESET-functie kan de besturingsparameter worden
teruggezet naar de vooraf geselecteerde fabrieksinstellingen.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
Parameter Fabrieksinstelling
Selectie van de parameter waar bij een reset naar moet
worden teruggezet.
Er kunnen verschillende soorten reset worden uitgevoerd
waarbij meer of minder instellingen worden teruggezet.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“
Parameter RESET
Gedeeltelijke reset 1:
Alle parameterinstellingen worden teruggezet, met
uitzondering van de instellingen voor de frequentie-omvormer
(alleenvoorCS310FU).
Gedeeltelijke reset 2:
Alle parameterinstellingen worden teruggezet, met
uitzondering van de instellingen voor de eindposities en het
erkende eindpositiesysteem.
Volledige reset:
Alles wordt naar de fabrieksinstellingen teruggezet.
„8.5 RESET van de besturing met LCD-monitor“
„8.6 RESET van de besturing zonder LCD-monitor“
8.5 8.5 RESET van de besturing met LCD-monitorRESET van de besturing met LCD-monitor
Schakel over naar de gebruiksmodus INVOER
Druk op de toets (P) tot INVOER verschijnt.Druk op de toets (P) tot INVOER verschijnt.
Druk langer dan 2 seconden op de toetsen (+) en (-) om de Druk langer dan 2 seconden op de toetsen (+) en (-) om de
invoer te activeren.invoer te activeren.
RESET van de besturing
Druk op de toetsen (+/–) totdat de parameter RESET Druk op de toetsen (+/–) totdat de parameter RESET
verschijnt. verschijnt.
De waarde staat op „OFF“.De waarde staat op „OFF“.
Druk op de toets (+) tot MOD3 verschijnt.Druk op de toets (+) tot MOD3 verschijnt.
Druk op de toets (P) om de Druk op de toets (P) om de RESETRESET te starten. te starten.
De initialisatiefase wordt doorlopen en alle aangesloten
veiligheidscomponenten, evenals het eindpositiesysteem,
worden automatisch geprogrammeerd.
Overschakeling naar de gebruiksmodus Afstelling
„7.4 Instelling van de elektronische eindpositie via de
LCD-monitor“
Verandering in de automatische modus
Druk op de toets (P) tot AUTOMATISCH verschijnt. Druk op de toets (P) tot AUTOMATISCH verschijnt.
8.6 8.6 RESET van de besturing zonder LCD-RESET van de besturing zonder LCD-
monitormonitor
Onderbreek de voedingsspanning.Onderbreek de voedingsspanning.
Druk tegelijk op de printplaattoetsen (P), en (–) en houd ze Druk tegelijk op de printplaattoetsen (P), en (–) en houd ze
ingedrukt.ingedrukt.
Schakel de voedingsspanning weer in.Schakel de voedingsspanning weer in.
Druk tegelijk op de printplaattoetsen (P) en (–) en houd ze Druk tegelijk op de printplaattoetsen (P) en (–) en houd ze
ingedrukt totdat het rode ledje (H6) snel knippert.ingedrukt totdat het rode ledje (H6) snel knippert.
Laat de printplaattoetsen (P) en (–) los. Laat de printplaattoetsen (P) en (–) los.
Daarna wordt de initialisatiefase doorlopen
(ca. 60 seconden).
Tijdens de initialisatie is noch de programmering, noch de
bediening van het systeem mogelijk.
Na een plaatsgevonden initialisatie worden de eindposities
gewist en alle parameters naar de fabrieksinstelling
teruggezet.
Programmering
22 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 23
NL
24 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
9. Navigator (alleen LCD-monitor)
AUTOMATISCH
RUSTSTAND
P
>1 sec.
AFSTELLING
RUSTSTAND
+
-> Positie INSTALLATIE OPEN
AFSTELLING
HANDM. OPEN
Deurpositie opslaan:
P
stoppen en
+
> 1 sec.
-
-> Positie INSTALLATIE DICHT
AFSTELLING
HANDM. DICHT
Deurpositie opslaan:
P
stoppen en
-
> 1 sec.
P
>1 sec.
INVOER
+
en
-
> 2 sec.
INVOER
DEUTSCH
In het menu omhoog:
+
> 2 sec.
In het menu omlaag:
-
> 2 sec.
Waarde selecteren:
P
> 1 sec.
Waarde verhogen:
+
Waarde verlagen:
-
Waarde opslaan:
P
Terug naar gebruiksmodus
invoer INVOER:
+
en
-
> 1 sec.
FIJN-OP. 0
P
>1 sec.
FIJN-DI. 0
INC.P.OP. A
INC.P.CL. A
TIJD OPEN OFF
START WAARS. OFF
WAARSCHW. OFF
AUTOSLUIT MOD1
SNELDICHT OFF
RELAIS 1 MOD6
RELAIS 2 MOD7
RELAIS 3 MOD1
RELAIS 4 MOD14
LAMP RUST MOD1
SKS A
DW-TEST MOD2
DW-POINT 20
SKS FKT. MOD1
SKS REV MOD1
ACHTERUIT OFF 50
FOTOCELBEW. 1 A
FC FKT. 1 MOD1
FC FKT. 2 MOD1
FC PUNT A
IMPULS MOD1
INGANG 1 MOD1
INGANG 2 A
SKS3 MOD1
SKS4 MOD1
DUUR A
OMKEER TIJD 300
EINDPOS. A
ZELFSTOP. MOD1
KRACHT 10
RESET MSBUS OFF
RESTART OFF
FABRIEKINST. 99
RESET OFF
PIN NO.2 1111
SERVICE OFF
INVERTER MOD1
EXPERTMENU OFF
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 25
DIAGNOSE
In het menu omhoog:
+
> 2 sec.
In het menu omlaag:
-
> 2 sec.
Terug naar de gebruiksmodus
AUTOMATISCH:
P
Alleen controle mogelijk
ES BOVEN ON
ES BENEDEN ON
OPEN-TOETS OFF
DICHT-TOETS OFF
INGANG 1 OFF
INGANG 2
/ SKS AUF 2 / VEILIGH. 2 – / ON / OFF
SKS ON
SKS 3 / VEILIGH. 3 – / ON
SKS 4 / VEILIGH. 4 – / ON
IMPULS OFF
SCHAKELKLOK OFF
FOTOCELBEW. ON
FOTOCELBEW. 2 ON
STOPKETEN ON
STOP ON
DRAAIVELD rechts
CYKLUS 000000
SERVICE OFF
AWG 0000
C.STOP 0000
C.OPENED 0000
C.O.BTN 0000
Foutgeheugen Error …
AUTOMATISCH
RUSTSTAND
P
>1 sec.
AFSTELLING
RUSTSTAND
+
-> Positie INSTALLATIE OPEN
AFSTELLING
HANDM. OPEN
Deurpositie opslaan:
P
stoppen en
+
> 1 sec.
-
-> Positie INSTALLATIE DICHT
AFSTELLING
HANDM. DICHT
Deurpositie opslaan:
P
stoppen en
-
> 1 sec.
P
>1 sec.
INVOER
+
en
-
> 2 sec.
INVOER
DEUTSCH
In het menu omhoog:
+
> 2 sec.
In het menu omlaag:
-
> 2 sec.
Waarde selecteren:
P
> 1 sec.
Waarde verhogen:
+
Waarde verlagen:
-
Waarde opslaan:
P
Terug naar gebruiksmodus
invoer INVOER:
+
en
-
> 1 sec.
FIJN-OP. 0
P
>1 sec.
FIJN-DI. 0
INC.P.OP. A
INC.P.CL. A
TIJD OPEN OFF
START WAARS. OFF
WAARSCHW. OFF
AUTOSLUIT MOD1
SNELDICHT OFF
RELAIS 1 MOD6
RELAIS 2 MOD7
RELAIS 3 MOD1
RELAIS 4 MOD14
LAMP RUST MOD1
SKS A
DW-TEST MOD2
DW-POINT 20
SKS FKT. MOD1
SKS REV MOD1
ACHTERUIT OFF 50
FOTOCELBEW. 1 A
FC FKT. 1 MOD1
FC FKT. 2 MOD1
FC PUNT A
IMPULS MOD1
INGANG 1 MOD1
INGANG 2 A
SKS3 MOD1
SKS4 MOD1
DUUR A
OMKEER TIJD 300
EINDPOS. A
ZELFSTOP. MOD1
KRACHT 10
RESET MSBUS OFF
RESTART OFF
FABRIEKINST. 99
RESET OFF
PIN NO.2 1111
SERVICE OFF
INVERTER MOD1
EXPERTMENU OFF
26 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Weergave Beschrijving
AUTOMATISCH
INLEREN
De looptijd wordt automatisch geprogrammeerd
AUTOMATISCH
OPENEN
De deur bevindt zich in de openingsfase.
AUTOMATISCH
SLUITEN
De deur bevindt zich in de sluitfase.
AUTOMATISCH
RUSTSTAND
De deur bevindt zich in een tussenpositie.
AUTOMATISCH O
RUSTSTAND
De deur bevindt zich in de eindpositie OPEN.
AUTOMATISCH o
RUSTSTAND
De deur bevindt zich in de positie Ged. OPEN (parameter „INC.P.OP.“).
AUTOMATISCH U
RUSTSTAND
De deur bevindt zich in de eindpositie DICHT.
AUTOMATISCH u
RUSTSTAND
De deur bevindt zich in de positie Ged. DICHT (parameter „INC.P.CL.“).
AUTOMATISCH r
RUSTSTAND
De deur bevindt zich in de positie omkeeruitschakeling.
AUTOMATISCH
CONTINU SIGNAAL
Bij het inschakelen van de spanning wordt een actief signaal (NO) gedetecteerd op de OPEN-, DICHT-, impuls-
of programmeerbare ingang 1 (bij gebruik van I/O-BUS-modules ook ingangen 11-14, of 15-18).
In ieder geval is dit een niet toegestane toestand. De oorzaak is waarschijnlijk een defect onderdeel dat moet
worden vervangen.
Uitzondering: Het signaal komt van de insteekbare schakelklok of via de geprogrammeerde ingang 1 wanneer
deze als schakelklokfunctie (MOD4) of brandalarmfunctie (MOD5-9, 13) is ingesteld.
AUTOMATISCH
BOTSSENSOR
De botssensor van de deurinstallatie is geactiveerd (aansluiting op X4 / 9-10, programmeerbaar ingang1
MOD18). Mogelijk is een voertuig (bijv. een heftruck) tegen de gesloten deur gereden.
SERVICE
RUSTSTAND
De vooraf geselecteerde service-interval is bereikt.
Indien in het invoermenu de parameter „Zelfhoudend contact“ op MOD2, 3, 4 ,5 of MOD6 wordt gezet, verandert de schermweergave
van AUTOMATISCH in HAND.
Weergave Beschrijving
HAND
HANDM. OPEN
De deur bevindt zich in de openingsfase.
HAND
HANDM. DICHT
De deur bevindt zich in de sluitfase.
HAND
RUSTSTAND
De deur bevindt zich in een tussenpositie.
10. Functieoverzichten
10.1 10.1 Gebruiksmodus automatischGebruiksmodus automatisch
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 27
10.2 10.2 Gebruiksmodus invoerGebruiksmodus invoer
Functie Beschrijving
Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstelling
DEUTSCH Selectie van de menutaal.
Alleen met LCD-monitor:
Als alternatief kan de menutaal ook tijdens de initialisatiefase (tijdens de eerste
ingebruikname of na een reset) worden geselecteerd. Hier verschijnt de af fabriek
ingestelde menutaal (DEUTSCH) gedurende ca. 60 seconden als knipperende
tekstweergave in het scherm. Op dit moment kan de menutaal ook tijdens de
initialisatiefase worden gewijzigd.
Door op de toetsen [+] of [-] te drukken, kan door te door de taalselectie worden
gebladerd. De gewenste taal met de toets [P] opslaan.
Daarna worden alle tekstberichten / -meldingen weergegeven in de geselecteerde taal.
DEUTSCH
ENGLISH
FRANCAIS
NEDERLANDS
DANSK
ESPANOL
POLSKI
CESKY
ITALIANO
SUOMI
SVENSKA
TÜRKÇE
NORSK
MAGYARUL
DEUTSCH
FIJN-OP.
Fijnafstelling van de eindpositie OPEN met betrekking tot de opgeslagen eindpositie
OPEN (ES OP).
Alleen zichtbaar bij elektronisch eindpositiesysteem.
-250 – 250 0
FIJN-DI. Fijnafstelling van de eindpositie DICHT met betrekking tot de opgeslagen eindpositie
DICHT (ES DICHT).
Alleen zichtbaar bij elektronisch eindpositiesysteem.
-250 – 250 0
INC.P.OP Instelling van het schakelpunt Tussenpositie OPEN (Ged. OPEN) met betrekking tot de
opgeslagen eindpositie OPEN. Weergave als negatieve waarde.
Alleen zichtbaar bij elektronisch eindpositiesysteem.
Automatisch programmeren van de positie:
„7.5 Instellen van de tussenposities van het elektronische eindpositiesysteem op
de LCD-monitor“
A (programmerend)
-1 - ES DICHT
A
INC.P.CL Instellen van het schakelpunt tussenpositie (DICHT) (Ged. DICHT) met betrekking tot
de opgeslagen eindpositie DICHT. Weergave als positieve waarde.
Alleen zichtbaar bij elektronisch eindpositiesysteem.
Automatisch programmeren van de positie:
„7.5 Instellen van de tussenposities van het elektronische eindpositiesysteem op
de LCD-monitor“
A (programmerend)
1 - ES OPEN
A
TIJD OPEN Na het openen beweegt de deur na het verstrijken van de ingestelde waarde weer in
de richting DICHT.
Let op:
Door tijdens de open-tijd op de toets DICHT te drukken, begint het sluiten
onmiddellijk.
Door op de toets OPEN of STOP te drukken tijdens de open-tijd, wordt de tijd
opnieuw gestart.
Als de automatische toegang wordt onderbroken door de sluitkantbeveiliging, wordt
elke nieuwe poging bij de tijd open opgeteld. Na 3 pogingen wordt de
automatische sluiting afgebroken.
OFF,
1 tot 3600 seconden.
OFF
START
WAARS.
Voorafgaande aan elke beweging wordt de startwaarschuwing uitgevoerd. OFF,
1 tot 10 seconden.
OFF
WAAR-
SCHW. V
Voorafgaande aan het automatisch sluiten of het sluiten in de impulsmodus, wordt de
voorwaarschuwingstijd geactiveerd.
Let op: Deze tijd wordt opgeteld bij de startwaarschuwing
OFF,
1… 300 sec.
OFF
28 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Functie Beschrijving
Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstelling
AUTOSLUIT Automatischsluitennaaoopvandeopen-tijd.
MOD1: AUTO DICHT vanuit eindpositie OPEN
MOD2: AUTO DICHT vanuit eindpositie Ged. OPEN
MOD3: AUTO DICHT vanuit eindpositie OPEN en eindpositie Ged. OPEN
MOD4: AUTO DICHT vanuit alle deurposities
MOD1 – MOD4 MOD1
SNELDICHT Voortijdig sluiten na het passeren van de fotocel.
Vereisten:
Aansluiting van een fotocel op passeerhoogte en instellen van een open-tijd > 0.
Bij tijd open = 0 sluit de deur direct na het passeren van de fotocel.
MOD2: De open-tijd worden afgebroken nadat de fotocel is gepasseerd
(systeem sluit direct).
Wordt de fotocel tijdens het openen gepasseerd, dan wordt de gepro-
grammeerde open-tijd genegeerd en sluit de deur zich onmiddellijk.
MOD3: De open-tijd wordt afgebroken nadat de fotocel voor een minimale duur
van 2 seconden werd onderbroken (personenonderdrukking).
Wordt de fotocel tijdens het openen gepasseerd, dan wordt de gepro-
grammeerde open-tijd genegeerd en sluit de deur zich onmiddellijk.
MOD4: Als MOD2, maar de fotocel blijft tijdens het openen zonder functie.
OFF,
MOD2 – MOD4
OFF
RELAIS 1 Aan alle 4 relais kan een relaismodus van 1 - 13, 17 - 19, 21 - 46, 49 en 60 - 62
worden toegewezen.
Relais 4 kan daarnaast ook met MOD 14 - 16 programmeren.
Nadere uitleg:
„10.3 Uitleg van de relaismodus:“ op pagina 34
MOD1: (Rood verkeerslicht binnen 1) Voorafgaande waarschuwing – knippert,
deurweging - brandt
MOD2: (Rood verkeerslicht binnen 2) Voorafgaande waarschuwing – knippert,
deurweging - knippert
MOD3: (Rood verkeerslicht binnen 3) Voorafgaande waarschuwing – brandt,
deurweging - brandt
MOD4: Impuls bij OPEN-commando van binnenuit
MOD5: Storingsmelding
MOD6: Eindpositie OPEN
MOD7: Eindpositie DICHT
MOD8: Eindpositie OPEN genegeerd
MOD9: Eindpositie DICHT genegeerd
MOD10: Tussenpositie OPEN
MOD11: Tussenpositie DICHT
MOD12: Tussenpositie DICHT tot eindpositie DICHT
MOD13: Magneetslotfunctie
MOD14: Rem (ruststroomprincipe)
MOD15: Rem (werkstroomprincipe)
MOD16: Rem (ruststroomprincipe) in eindpositie OPEN geschakeld
MOD17: SKS geactiveerd of een testfout
MOD18: (Rood verkeerslicht binnen 4) Voorafgaande waarschuwing – knippert,
deurweging - uit
MOD19: Tussenpositie OPEN in de eindpositie OPEN
MOD21: Test van de intrekbeveiliging voor opening (extra module nodig)
MOD22: Activering transmissiesysteem radio 1 en 3, respectievelijk Testen
lichtgordijn (NO)
MOD23:
(Groen verkeerslicht binnen) eindpositie OPEN - brandt, voorafgaande
waarschuwing - UIT deurbeweging - UIT
MOD24: Condensatorschakeling voor sectionaaldeuraandrijvingen 230V/1~
MOD25: Erichtfunctie2minutenbrandendnaOPEN/impuls-commando
MOD26: ActiveringtransmissiesysteemFunk(radiograe)2
MOD27: Impulssignaal na bereiken van de eindpositie OPEN
MOD28: Relais algemeen UIT
MOD29: Deur gaat open
MOD30: Deur gaat dicht
MOD1 - MOD13
MOD17 - MOD19
MOD21 - MOD46
MOD49
MOD60 - MOD62
MOD6
RELAIS 2 MOD1 - MOD13
MOD17 - MOD19
MOD21 - MOD46
MOD49
MOD60 - MOD62
MOD7
RELAIS 3 MOD1 - MOD13
MOD17 - MOD19
MOD21 - MOD46
MOD49
MOD60 - MOD62
MOD1
RELAIS 4 MOD1 - MOD19
MOD21 - MOD46
MOD49
MOD60 - MOD62
MOD14
Functieoverzichten
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 29
Functie Beschrijving
Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstelling
MOD31: Onderhoud, continu-signaal na het bereiken van het ingestelde
onderhoudsinterval
MOD32: Werking op accu‘s
MOD33: Geen werking op accu‘s
MOD34: BMA-signaal (brandmeldinstallatie actief)
MOD35: Fotocel in werking
MOD36: Vergrendelingscilinder loopdeur
MOD37: Testen stopsignaal transmissiesysteem radio 1 en 3
MOD38: Testen lichtgordijn 2 (ingang 2)
MOD39: Fout ledje
MOD40: Impulssignaal bij OPEN-commando van buitenaf
MOD41: TesttransmissiesysteemFunk(radiograe)4indeOPEN-richting
MOD43: Aandrijving in beweging
MOD44: (Rood licht binnen + buiten)
Deurbeweging DICHT vanuit tussenpositie DICHT - knipperend
Deurbeweging OPEN - Uit
MOD45: Sluitkanten actief
MOD46: Besturingseenheid in bedrijfsmodus AFSTELLING
MOD49: Testen van aanwezigheids- en bewegingssensoren (NC)
MOD60: (Rood verkeerslicht buiten 1) Voorafgaande waarschuwing – knippert,
deurweging - brandt
MOD61: (Rood verkeerslicht buiten 2) Voorafgaande waarschuwing – knippert,
deurweging - knippert
MOD62:
(Groen verkeerslicht) eindpositie OPEN - brandt, voorwaarschuwing/
deurbeweging - uit
LAMP RUST Verkeerslichten schakelen
MOD1: In ruststand uit
MOD2: In ruststand aan
MOD3: In ruststand na 5 minuten uit
MOD1 – MOD3 MOD1
SKS MOD1: OSE (optische sensor)
MOD2: 8,2kΩ(elektrischecontactlijst)
MOD3: DW(drukgolijst/Druckwellenleiste)alsNCmettesten
MOD4: Lichtgordijn OSE of SSR zonder testen
MOD5: Lichtgordijn PNP met testen
MOD6: Lichtgordijn PNP zonder testen
MOD7: 2-draads OSE (optische sensor 2-draads)
LET OP:
MOD4, MOD5 en MOD6 moeten handmatig worden ingesteld bij gebruik van een
lichtgordijn.
Zonder optelling van de open-tijd (indien geprogrammeerd) na onderbreking van
het lichtgordijn tijdens de automatische sluiting.
Zonder uitschakeling van de functie „Automatische sluiting“ na 3 onderbrekingen
na elkaar.
A –
zelfprogrammerend
MOD1 – MOD7
A
DW TEST Activering en deactivering van de testfunctie voor de aangesloten DW-lijst.
Verschijnt alleen bij instelling parameter SKS = MOD3.
MOD1: Test OFF
MOD2: Test ON
MOD1 – MOD2 MOD2
DW POINT Punt waarop de aangesloten DW-lijst (X4 / 5+6) wordt getest.
Verschijnt alleen bij instelling parameter SKS = MOD3.
instelling in stappen (alleen AWG), uitgaand vanaf het lagere einduitschakelpunt
Bij systemen met mechanische eindschakelaars, dient de extra eindschakelaar DICHT
als DW-Point.
0 – 1000 20
SKS FKT. MOD1: Stop + omkering
MOD2 Stop + vrijmaking gedurende 2 seconden
MOD1 – MOD2 MOD1
30 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Functie Beschrijving
Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstelling
SKS OMKEER MOD1: Stop + omkering tusse
n de eindpositie OPEN en het omkeerpunt
Stop tussen omkeerpunt en eindpositie DICHT
voor verticaal sluitende poorten
MOD2 stop + omkering tusse
n eindpositie OPEN en omkeerpunt
Geen actie tussen omkeerpunt en eindpositie DICHT
voor verticaal sluitende deuren met voorlopende fotocel
MOD3: Stop + omkering tussen eindpositie OPEN en eindpositie DICHT
voor horizontale sluitende poorten en systemen met mechanische
eindschakelaars zonder vooreindschakelaar
LET OP:
Bij systemen met mechanische eindschakelaars dient de extra eindschakelaar DICHT als
omkeerpunt.
MOD1 – MOD3 MOD1
ACHTERUIT
OFF
Omkeerpunt. Punt waarop de omkering van de deur wordt uitgeschakeld.
Verschijnt alleen bij systemen met elektronisch eindpositiesysteem (AWG). Instelling
in stappen, te beginnen met het onderste einduitschakelpunt. Bij systemen met
mechanische eindschakelaars dient de extra eindschakelaar als omkeerpunt.
A – zelfprogramme-
rend
1 – 1000
50
FOTOCEL-
BEW 1
Fotocel 1, gemonteerd in het passeergedeelte van de deur. Aansluiting op X4 / 1-4
MOD1: Marantec 2-draadssysteem
MOD2: NC-contact / NPN
MOD3: PNP
A – zelfprogramme-
rend
MOD1 – MOD3
A
FC FKT. 1 Werking van fotocel 1 in het passeergedeelte van de deur.
Deurbeweging DICHT Deurbeweging OPEN
MOD1: Stop + omkering Geen actie
MOD2: Stop + vrije beweging Geen actie
MOD3: STOP Geen actie
MOD4: STOP STOP
MOD5: Stop + omkering Meerijdonderdrukking
(Deurbeweging OPEN pas mogelijk
wanneer de fotocel vrij is).
MOD6: Geen actie Stop + omkering
MOD7: Geen actie Stop + vrije beweging
MOD8: Geen actie Stop
MOD9: Meebeweegonderdrukking Stop + omkering
(Deurbeweging DICHT alleen mogelijk
wanneer de fotocel vrij is).
MOD1 – MOD9 MOD1
FC FKT. 2 Werking van fotocel 2 in het passeergedeelte van de deur.
Verschijnt alleen bij instelling parameter INGANG 1 = MOD15.
Aansluiting alleen als NC-contact via programmeerbare ingang 1 (X4 / 9+10)
Selectiemodi analoog aan de instellingen onder LS FKT. 1
MOD1 - MOD9 MOD1
FC PUNT Tussen de eindpositie DICHT en het LS Point wordt de fotocel 1 (X4 / 1-4) niet
geanalyseerd. Instelling in stappen, te beginnen met het onderste einduitschakelpunt.
Verschijnt alleen bij systemen met elektronische eindschakelaar.
Let op: Bij de eerste sluiting tijdens de afstelling wordt dit punt automatisch ge-
detecteerd voor zover fotocel 1 in het deurkozijn is gemonteerd en tijdens het sluiten
vanaf dit punt tot aan de eindpositie DICHT onderbroken blijft.
A - programmerend
1 - ES OPEN
A
IMPULS Selectie van een functie die moet worden toegewezen aan de impulsknop (X3 / 7+8).
MOD1: OPEN - STOP - DICHT - STOP - OPEN... (sequentiële besturing).
MOD2: OPEN bij stilstaande deur / geen actie bij OPEN-beweging
Stop en openen bij DICHT-beweging
MOD3: OPEN bij stilstaande deur / HALT bij deurbeweging
MOD4: OPEN bij stilstaande deur / geen actie bij deurbeweging
MOD5: OPEN bij stilstaande deur / DICHT bij eindpositie OPEN
MOD1 – MOD5 MOD1
Functieoverzichten
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 31
Functie Beschrijving
Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstelling
INGANG 1 Selectie van een functie die moet worden toegewezen aan ingang 1 (X4 / 9+10).
MOD1: Drukknop gedeeltelijk open ................................NO
MOD2: Schakelaar GED.OPEN ....................................NO
MOD3: Schakelaar Auto-DICHT ...................................NO
MOD4: Externe KLOK (constant open) ..............................NO
MOD5: Schakelaar BMA 3 (gedeeltelijke opening) .....................NO
MOD6: Schakelaar BMA 1 (noodsluiting) ............................NO
MOD7: Schakelaar BMA 1 (noodsluiting) ............................NC
MOD8: Schakelaar BMA 2 (noodopening) ...........................NO
MOD9: Schakelaar BMA 2 (noodopening) ...........................NC
MOD10: Drukknop ventilatiefunctie (gedeeltelijke opening) ...............NO
MOD11: Drukknop automatisch sluiten ..............................NO
MOD12: Laserscanner (Hoogtedetectie) ..............................NO
MOD13: Schakelaar BMA 3 (gedeeltelijke opening) .....................NC
MOD14: Loopdeurvergrendeling ...................................NO
MOD15: Fotocel 2 ..............................................NC
MOD16: Schakelaar voorwaarschuwing ..............................NO
MOD17: Impulsschakelaar ........................................NO
MOD18: Botssensor NC .........................................NC
MOD19: Vergrendeling van aandrijvingscommando‘s via LCD-monitor .......NC
MOD22: Bewaking van externe belastingschakelaar ....................NO
MOD30: OPEN-drukknop binnen ...................................NO
MOD31: OPEN-drukknop buiten ...................................NO
MOD32: DICHT-drukknop ........................................NO
(alleen actief bij functionerende veiligheidscontactlijst en functionerende
fotocel 1. Geen functie in dodemansbediening.)
MOD1 – MOD19
MOD22
MOD30 – MOD32
MOD1
INGANG 2 Selectie van een functie die moet worden toegewezen aan ingang 2 (X4 / 11+12).
OFF: NIET actief
MOD2: Loopdeurschakelaar - stop bij afwijking ....................8,2kΩ
MOD3: Schakelstrip - actief in OPEN-richting ...................8,2kΩ
Stop en omkering bij activering
MOD4: Schakelstrip actief in OPEN-richting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8,2kΩ
Stop en vrije beweging bij activering
MOD5: Werking op accu‘s .......................................NO
MOD6: Radarbewegingsmelder (Hoogtedetectie) ......................NO
MOD7: Lichtgordijn 2 Lichtgordijn 2 (PNP) met testen ..................NC
Bij de eerste inbedrijfstelling en na een reset wordt ingang 2 eenmalig op A - zelf-
programmerend ingesteld. Wordt er geen aangesloten component gedetecteerd, dan
wordt de ingang automatisch uitgeschakeld. Er verschijnt OFF in het scherm en de
ingang moet handmatig worden geactiveerd.
A (inleren)
OFF
MOD2 - MOD7
A
SKS3 Instelling voor kanaal 1 van het insteekbare signaaltransmissiesysteem (X20).
OFF: NIET actief
MOD2: Geactiveerd als veiligheidscontactlijst in DICHT-richting.
MOD3: Geactiveerd als veiligheidscontactlijst in de OPEN-richting.
MOD4: Geactiveerd als veiligheidsvoorziening (intern veiligheidscircuit)
Als het insteekbare onderdeel van het signaaloverdrachtsysteem op X20 is aangeslo-
ten, herkent de besturing dit (alleen bij de eerste inbedrijfstelling of na een reset) en
wordt de parameter automatisch op MOD4 ingesteld.
Als er bij de eerste inbedrijfstelling of na een reset niets wordt gedetecteerd, wordt de
parameter automatisch op OFF ingesteld.
OFF
MOD2 - MOD4
OFF
SKS4 Instelling voor kanaal 2 van het insteekbare signaaltransmissiesysteem (X20).
Selectiemodi analoog aan de instellingen onder SKS 3.
A (inleren)
OFF
MOD2 - MOD4
OFF
32 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Functie Beschrijving
Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstelling
DUUR Bewaking van de maximum looptijd van een OPEN- of DICHT-beweging.
Tijdens de programmeerbeweging wordt de looptijd van de deur automatisch
geprogrammeerd.
Bij een afwijking van 20 % (in beide richtingen), verschijnt een looptijdfout (runtime
error).
Na het automatisch programmeren kan de runtime handmatig worden gewijzigd.
A (inleren)
OFF
1 - 300 sec.
A
OMKEER
TIJD
Stilstandtijd van de motor bij elke directe richtingsverandering.
De omkeertijd bij activering van de schakellijst tijdens de sluitbeweging bedraagt een
vierde van de ingestelde tijd.
100 -
5000 milliseconden
300
EINDPOS. Selectie van het geëvalueerde eindpositiesysteem
MOD1: Absolute waardegever (AWG)
MOD2: Mechanische eindschakelaar (MEC)
MOD3: geen functie
MOD4: alleenvoorradiograsch(FU-)gebruik
MOD5: Absolute eindschakelaar (AWG) +
mechanischeeindschakelaarDICHT(NC)bstandaardmontage
MOD6: Absolute eindschakelaar (AWG) +
mechanischeeindschakelaarDICHT(NC)bspecialemontagemetlinks
draaiveld
MOD 5+6 (optioneel):
Hier wordt een extra externe mechanische eindschakelaar op het onderste eindpunt
geplaatst om toleranties te compenseren welke worden veroorzaakt door het
deurmechanisme en/of het paneel van de deur. Zodra de mechanische eindschakelaar
wordt geactiveerd, geldt de onderste eindpositie als bereikt, ongeacht de informatie
van de absolute eindschakelaar.
A (inleren)
MOD1 – MOD6
A
ZELFSTOP. Keuze tussen impulsbediening en hand modus (dodemansfunctie) met of zonder
analyse van sluitkantbeveiliging (SKS) en lichtsensoren (LS).
MOD1: Impulsmodus voor OPEN + DICHT met SKS en FC
Als de veiligheidsvoorzieningen defect zijn, schakel dan over op hand
modus.
MOD2: Handbediening voor OPEN + DICHT met SKS en FC
MOD3: Handbediening voor DICHT met SKS en FC
MOD4: Handbediening voor OPEN met SKS en FC
MOD5: Handbediening voor OPEN + DICHT zonder met SKS en FC
MOD6: Handbediening voor DICHT zonder met SKS en FC
MOD7: Hand modus voor OPEN + DICHT met SKS en LS
Stop bij het bereiken van de tussenpositie DICHT.
Door nogmaals op de knop te drukken, gaat het verder naar eindpositie
DICHT.
MOD8: Impulsmodus voor OPEN + DICHT met SKS en LS
Als de veiligheidsvoorzieningen defect zijn, schakel dan over op hand
modus alleen met de printplaatknop
MOD9: Hand modus voor OPEN + DICHT met SKS en LS
In geval van defecte veiligheidsvoorzieningen, bediening alleen met de
printplaatknop.
MOD1 – MOD9 MOD1
KRACHT Automatische krachtbewaking
(Bewaking van toerental)
Foutmelding bij traagheid of blokkering van de deur.
Instelling van de gevoeligheid in beide richtingen.
Een waarde voor de kracht (toerental) wordt tijdens het openen en sluiten weerge-
geven. Bij geactiveerde krachtbewaking moet een kleinere waarde dan de kleinste,
tijdens de deurbeweging weergegeven waarde worden ingesteld. Hoe groter het
verschil met de laagst weergegeven waarde, hoe minder gevoelig de krachtbewaking
reageert.
De krachtbewaking wordt alleen geactiveerd wanneer een getalwaarde wordt
ingesteld.
OFF
1 – 999
10
Functieoverzichten
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 33
Functie Beschrijving
Instelmogelk-
heden
Fabrieksinstelling
RESET
MSBUS
Alle toegewezen MSBUS-adressen worden gereset.
Na herstart van de besturing wordt een heradressering van alle aangesloten MSBUS-
apparaten uitgevoerd.
Gedetailleerde informatie vindt u in de handleiding van het MSBUS-apparaat.
ON
OFF
OFF
RESTART Bij activering van de functie wordt de besturing opnieuw gestart. ON
OFF
OFF
FABRIEKINST. Selectie van de parameter waar bij een reset naar moet worden teruggezet.
MOD5: MFZ S Aandrijving in dodemansbediening
MOD6: MFZ FU Aandrijvingsserie MDF-U (geïntegreerde USV)
MOD7: MFZ S Aandrijfserie STAW met verhoogde inschakelduur
MOD8: MFZ FU Aandrijvingsserie MTZ (230V)
MOD9: MFZ FU Aandrijfserie STA
MOD14: MFZ FU Aandrijvingsserie MTZ (400V)
MOD99: MFZ S Standaard
MOD10-MOD98: Klantspeciekeparametersets
MOD5 - MOD14
MOD10 - MOD98
MOD99
MOD99
RESET Terugzetten van de besturingsparameters naar de voorgeselecteerde
fabrieksinstellingen.
MOD1: Gedeeltelijke reset 1 (alles behalve FU-instellingen)
MOD2: Gedeeltelijke reset 2 (alles behalve eindposities / herkend
eindpositiesysteem)
MOD3: Volledige reset (Alles wordt teruggezet naar de fabrieksinstellingen)
OFF,
MOD1 - MOD3
OFF
PIN NO 2 Invoer en selectie van een PIN-code voor het programmeren van een
onderhoudsinterval.
Na het invoeren van de PIN-code opent het tweede programmeringsniveau zich.
Daarna kan een onderhoudsinterval via de parameters onderhoud worden ingevoerd.
Invoerniveau 2 dooft opnieuw na het uitschakelen van de spanning of automatisch
na 10 minuten. Een wijziging van de PIN-code kan alleen plaatsvinden in het tweede
programmeringsniveau.
0 – 9999 1111
SERVICE OFF: Onderhoudsweergave niet actief
Instelling van een onderhoudsinterval. Na verloop van de ingestelde belastingscycli
wordt een onderhoudsmelding (LED/LCD) gegenereerd. Als een relaisuitgang met
MOD31 wordt geprogrammeerd, schakelt het desbetreffende relais (continu-signaal).
Verschijnt pas na activering van het invoerniveau 2 via parameter PIN-nr. 2.
OFF
0 – 99999
OFF
INVERTER Activeert of deactiveert een aangesloten frequentieomvormer. Met de aansluiting van
een frequentieomvormer op interface X18 wordt de besturing tot een CS 310 FU.
Gedetailleerde informatie vindt u in de handleiding CS310 FU.
MOD1: GebruikzonderFU(radiograe)
MOD2: GebruikmetFU(radiograe)
MOD3: GebruikmetFU(radiograe)(effectievehellingstijd)
MOD1 – MOD3 MOD1
EXPERTMENU
Activering en deactivering van de expertinstelling.
In de fabrieksinstelling OFF verschijnt er in de INVOER slechts een beperkte selectie
van parameters. Wordt deze parameter op ON gezet, dan kunnen alle parameters van
het invoermenu worden opgeroepen en ingesteld.
OFF: Beperkt aantal parameterinstellingen:
Menutaal
TUS.P.OP.
TIJD OPEN
WAARSCHW. V
SNELDICHT
ACHTERUIT OFF
INGANG 1
ZELFSTOP.
EXPERTMENU
ON: Toegang tot alle parameters zoals vermeld in paragraaf 10.2.
ON – OFF OFF
34 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Functieoverzichten
10.3 10.3 Uitleg van de relaismodus:Uitleg van de relaismodus:
A. Functies van het verkeerslicht
MOD Benaming Eindpositie DICHT Eindpositie OPEN Voorwaarschuwing
Beweging van de
deur
MOD1 Rood verkeerslicht
binnen 1
AAN / UIT
1
UIT
2
Knippert Brandt
MOD2 Rood verkeerslicht
binnen 2
AAN / UIT
1
UIT
2
Knippert Knippert
MOD3 Rood verkeerslicht
binnen 3
AAN / UIT
1
UIT
2
Brandt Brandt
MOD18 Rood verkeerslicht
binnen 4
UIT UIT Knippert UIT
MOD23: Groen verkeerslicht
binnen
UIT Brandt
2
UIT UIT
MOD44 Rood verkeerslicht
binnen + buiten
UIT UIT UIT Knippert
3
MOD60 Rood verkeerslicht
buiten 1
AAN / UIT
1
UIT
2
Knippert Brandt
MOD61 Rood verkeerslicht
buiten 2
AAN / UIT
1
UIT
2
Knippert Knippert
MOD62: Groen verkeerslicht UIT Brandt
2
UIT UIT
1
afhankelijk van parameter LAMP RUST
2
Bij actieve tegenverkeersturing: afhankelijk van openen-commando binnen of buiten
3
van de tussenpositie DICHT tot eindpositie DICHT, ook na een stopcommandon
B. Positiemeldingen
MOD Benaming Opmerkingen
MOD6 Eindpositie OPEN Het relais sluit het contact wanneer de deur zich in de positie Eindpositie OPEN bevindt.
MOD7 Eindpositie DICHT Het relais sluit het contact als de deur zich in de positie Eindpositie DICHT bevindt.
MOD8 Niet eindpositie OPEN Het relais sluit het contact wanneer de deur zich niet in de positie Eindpositie OPEN bevindt.
MOD9 Niet eindpositie DICHT Het relais sluit het contact wanneer de deur zich niet in de positie Eindpositie DICHT bevindt.
MOD10 Tussenpositie OPEN (Ged. OPEN) Het relais sluit het contact wanneer de deur zich in de positie Eindpositie OPEN (Ged. OPEN)
bevindt.
MOD11 Tussenpositie DICHT (Ged. DICHT) Het relais sluit het contact wanneer de deur zich in de positie Eindpositie DICHT
(Ged. DICHT) bevindt.
MOD12 Tussenpositie DICHT tot eindpositie DICHT Het relais sluit het contact als de deur zich in het gedeelte tussen de eindpositie DICHT en
tussenpositie DICHT (Ged DICHT) bevindt.
MOD19 Tussenpositie OPEN tot eindpositie OPEN Het relais sluit het contact als de deur zich in het gedeelte tussen de eindpositie OPEN en
tussenpositie OPEN (Ged OPEN) bevindt.
C. Impulssignalen
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 35
MOD Benaming Opmerkingen
MOD4 Puls op OPEN-commando van binnenuit Het relais sluit het contact gedurende 1 seconde wanneer de deur een OPEN-commando van
binnenuit krijgt. Met deze impuls kan bijvoorbeeld een lichtregeling worden gerealiseerd.
MOD27 Impuls na bereiken van de eindpositie
OPEN
Het relais sluit het contact gedurende 2 seconden wanneer de deur de positie Eindpositie OPEN
bereikt. Met deze impuls kan bijvoorbeeld een volgende slagboom worden geopend.
MOD 40 Impuls bij OPEN-commando van buitenaf Het relais sluit het contact gedurende 1 seconden wanneer de deur een OPEN-commando van
buitenaf krijgt. Met deze impuls kan bijvoorbeeld een lichtregeling worden gerealiseerd.
D. Remfuncties (alleen op relais 4 instelbaar)
MOD Benaming Opmerkingen
MOD14 Rem (ruststroomprincipe) Via het relais wordt het schakelcontact van de remgelijkrichter aangestuurd om een snellere
remwerking te realiseren. Zodra de deur zich beweegt, wordt het contact gesloten en de rem
geventileerd (ruststroomprincipe).
MOD15 Rem (werkstroomprincipe) Via het relais wordt het schakelcontact van de remgelijkrichter aangestuurd om een snellere
remwerking te realiseren. Zodra de deur zich beweegt, wordt het contact geopend en de rem
wordt geventileerd (werkstroomprincipe).
MOD16 Rem (ruststroomprincipe) in eindpositie
OPEN geschakeld
Via het relais wordt het schakelcontact van de remgelijkrichter aangestuurd om een snellere
remwerking te realiseren. Zodra de deur zich beweegt, wordt het contact gesloten en de rem
geventileerd (ruststroomprincipe). Om in de bovenste eindpositie een zachter stopgedrag van
de deur te bereiken, wordt het schakelcontact in de positie EINDPOSITIE OPEN (OPENTIJD) niet
geschakeld.
E. Storingsmeldingen
MOD Benaming Opmerkingen
MOD5 Storingsmelding Het relais opent het contact wanneer er een STOP-commando komt of een fout optreedt.
Alle fouten van hoofdstuk 10 leiden tot de activering van het relais.
MOD17 Sluitkantbeveiliging SKS 1-4 geactiveerd Bewaking van SKS1 (X4/5-8), SKS2 (X4/11-12) en SKS3/SKS4 (transmissiesysteem).
Het relais opent het contact wanneer een van de sluitkantbeveiligingen SKS 1-4 wordt geac-
tiveerd.
Een storing in een van de sluitkantbeveiligingen of een mislukte test wordt via MOD5 aange-
geven.
MOD35 Fotocel Schakelt analoog aan de fotocelingang X4 (3/4) het binnenkomende signaal als een melding
door.
Relais ON: Signaal van de fotocel is in orde
Relais OFF: Lichtstraal onderbroken of fotocel defect
MOD39 Fout ledje Het relais sluit het contact altijd wanneer de interne fout LED 2 (rood) brandt.
MOD45 Sluitkantbeveiligingen SKS 1-4 in orde Bewaking van SKS1 (X4/5-8), SKS2 (X4/11-12) en SKS3/SKS4 (transmissiesysteem)
Relais ON: alle sluitkantbeveiligingen zijn in orde
Relais OFF: tenminste één sluitkantbeveiliging is geactiveerd of defect
36 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
F. Bewegingssignaal
MOD Benaming Opmerkingen
MOD29 Deur beweegt open. Actief bij beweging in de richting OPEN.
MOD30 Deur beweegt dicht. Actief bij beweging in de richting DICHT.
MOD43 Deur opent of sluit. Actief bij elke beweging.
G. Functies voor externe accessoires
MOD Benaming Opmerkingen
MOD13 Magneetslotfunctie Het relais sluit voor elke deurbeweging. Bij rust is het relais geopend.
Er is een vertragingstijd van 0,5 seconden voor elke deurbeweging ingesteld.
MOD21 Test van de intrekbeveiliging Het relais genereert een testsignaal bij het bereiken van de eindpositie DICHT en
verwacht als reactie op het testsignaal een bediening van het stopcircuit.
MOD22 Activering transmissiesysteem Radio 1 en Radio 4,
testen van het lichtgordijn 1
Het relais genereert een testsignaal bij het bereiken van de eindpositie OPEN en
verwachte als reactie op het testsignaal een activering van de contactlijstingang.
MOD24 Condensatorschakeling Bij elk bewegingscommando wordt het relais ca. 1 seconden gesloten. Met behulp
van dit relais wordt een voor wisselstroomtoepassingen benodigde startcondensator
bijgeschakeld om een veilige start van de motor te garanderen.
Voor STAW-serie met een verhoogde belasting.
MOD25 Erichtfunctie Bij elk OPEN-commando wordt het relais 2 minuten lang gesloten en kan zo gebruikt
worden voor de aansturing van een verlichting.
MOD26 ActiveringtransmissiesysteemFunk(radiograe)2
en 4.
Voorafgaande aan elk NEER-commando wordt het transmissiesysteem Funk
(radiograe)meteenimpulsgeactiveerd.Deduurvandeactiveringmoetophet
transmissiesysteem ingesteld worden.
Door de activering vindt een met ca. 0,5 seconde vertraagde neerlating plaats.
MOD28 Relais UIT Het relais is doorgaans uitgeschakeld, het contact is altijd geopend.
MOD36 Pneumatische cilinder voor het vergrendelen van de
loopdeur (drempelloos deursysteem)
Bij elke OPEN-commando wordt het relais geactiveerd en stuurt een pneumatische
cilinder aan, die de loopdeur van deur mechanisch blokkeert. De vergrendelingspo-
sitie van de cilinder wordt via een eindschakelaar opgevraagd. Pas na de vrijgave
van deze eindschakelaar begint de deur te bewegen. Het relais blijft actief totdat het
onderste eindpunt opnieuw wordt bereikt.
MOD37 Testen van het stopsignaal via
TransmissiesysteemFunk(radiograe)1enFunk3
Het relais genereert een testsignaal in de eindpositie OPEN en verwachte als reactie
op het testsignaal een onderbreking van het stopcircuit.
MOD38 Testenvanhetlichtgordijn2(8,2kΩ),
Aansluiting via ingang 2 (X4 / 11+12)
Het relais genereert een testsignaal in de eindpositie OPEN en verwacht als reactie
op het testsignaal een onderbreking op ingang 2.
MOD 41 ActiveringoverdrachtsysteemFunk(radiograe)4in
OPEN-richting
Het relais genereert een testsignaal bij het bereiken van de eindpositie DICHT en
verwacht als reactie op het testsignaal een onderbreking op ingang 2.
MOD49 Testen van aanwezigheids- en bewegingssensoren
(NC)
Het relais genereert een testsignaal voor elke nadering en verwacht een onderbre-
king van de sluitkantingang als reactie op het testsignaal.
Functieoverzichten
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 37
H. Ingangsafhankelijke meldingen
MOD Benaming Opmerkingen
MOD32 Werking op accu‘s Actief bij voeding via accu. Ingang 2 is overbrugd (instelling MOD5).
MOD33: Geen accubedrijf Actief bij netbedrijf Ingang 2 is open (instelling MOD5).
De relais werken bij de programmering met MOD32/33 als vertraagd wisselaarcontacten en volgen
het signaal op ingang 2 bij instelling MOD5.
Ingang 2 wordt in dit geval met een stuursignaal van het UPS-systeem gevoed, dat voor de
omschakeling tussen de netvoeding en UPS-voeding zorgt.
MOD34 BMA signaal Schakelt bij actieve brandmeldingsinstallatie.
Volgt het signaal op ingang 1 bij de instelling MOD5-9/13.
Ingang 1 wordt in dit geval met een stuursignaal van de brandmeldinstallatie gevoed en opent of
sluit afhankelijk van de instelling de deur in een eind- of tussenpositie.
I. Systeemmeldingen
MOD Benaming Opmerkingen
MOD31 Service Het relais is actief na het bereiken van de geprogrammeerde service-interval. Pas nadat de service-interval
is gereset of opnieuw ingesteld, sluit het relais weer.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“ op pagina 27 / SERVICE-parameters
MOD46 AFSTELLING-modus Het relais is actief wanneer de regelaar in bedrijfsmodus AFSTELLING staat.
38 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
10.4 10.4 Uitleg van de ingangen:Uitleg van de ingangen:
A. Functies ingang 1
MOD Benaming Opmerkingen
MOD1 Toets GED. OPEN Door het indrukken van de toets (ingang 1) opent de deur tot in de tussenpositie OPEN (GED. OPEN).
MOD2 Schakelaar GED. OPEN Gesloten: Alle OPEN-commando‘s leiden tot
Open: Alle OPEN-commando‘s leiden naar de positie Eindpositie OPEN.
MOD3 Schakelaar AUTO DICHT Gesloten: geen automatisch sluiten
(Open-tijd stopt, wanneer open-tijd > 0)
Open: Automatische toegang is actief (wanneer open-tijd > 0)
MOD4 Externe KLOK (constant open) De poort gaat open wanneer het contact sluit en blijft in de positie ON (open tijd stop) totdat het
contact opent. Er vindt dan een automatische sluiting plaats (alleen bij open-tijd > 0). Deze functie
kan door middel van de toets DICHT afgebroken worden. De deur gaat DICHT.
MOD5 Schakelaar BMA 3 (gedeeltelijke
opening) NO
Besturingsfunctie bij actief brandmeldsysteem.
Open: Normale functie
Gesloten: Gedeeltelijke opening van de deur. De tussenpositie OPEN (Ged. OPEN) wordt vanuit
beide richtingen benaderd, ongeacht de momentele positie van de deur.
TOETS: Geen functie
FC / SKS: De deur stopt en beweegt zich vrij (alleen in DICHT-richting), na 5 seconden
hersluiting
STOP: Onderbreking van de noodsluiting gedurende de activering
MOD6 Schakelaar BMA 1 (noodsluiting) NO Besturingsfunctie bij actief brandmeldsysteem.
Open: Normale functie
Gesloten: Noodsluiting van de deur
TOETS: Geen functie
FC / SKS: Deur stopt en beweegt in vrije positie, na 5 seconden nieuwe noodsluiting
STOP: Onderbreking van de noodsluiting gedurende de activering
MOD7 Schakelaar BMA 1 (noodsluiting) NC Besturingsfunctie bij actief brandmeldsysteem.
Gesloten: Normale functie
Open: Noodsluiting van de deur
TOETS: Geen functie
FC / SKS: Deur stopt en beweegt in vrije positie, na 5 seconden nieuwe noodsluiting
STOP: Onderbreking van de noodsluiting gedurende de activering
MOD8 Schakelaar BMA 2 (noodopening)
NO
Besturingsfunctie bij actief brandmeldsysteem.
Open: Normale functie
Gesloten: Noodopening van de deur
TOETS: Geen functie
FC / SKS: Geen functie
STOP: Onderbreking van de noodopening zolang de toets ingedrukt wordt.
Geen automatische sluiting na deactivering van het BMA-signaal.
MOD9 Schakelaar BMA 2 (noodopening)
NC
Besturingsfunctie bij actief brandmeldsysteem.
Gesloten: Normale functie
Open: Noodopening van de deur
TOETS: Geen functie
FC / SKS: Geen functie
STOP: Onderbreking van de noodopening zolang de toets ingedrukt wordt.
Geen automatische sluiting na deactivering van het BMA-signaal.
Functieoverzichten
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 39
MOD Benaming Opmerkingen
MOD10 Drukknop ventilatiefunctie NO Gedeeltelijke opening van de deur. Door het indrukken van een extra knop op ingang 1, wordt
de tussenpositie DICHT (Ged. DICHT) vanuit beide richtingen benaderd, ongeacht de huidige
deurpositie.
MOD11 Drukknop „Automatisch sluiten“ 1. Indrukken: Geen automatisch toegang, de open-tijd wordt stopgezet.
2. Indrukken: De automatische sluiting is weer actief,
indien de open-tijd > 0
3. Indrukken: Geen automatisch toegang, de open-tijd wordt stopgezet.
MOD12 Laserscanner (hoogtedetectie) Alleen in combinatie met ingang 2 (MOD6).
Zie uitleg ingang 2.
MOD13 Schakelaar BMA 3 (gedeeltelijke
opening) NC
Besturingsfunctie bij actief brandmeldsysteem.
Gesloten: Normale functie
Open: Gedeeltelijke opening van de deur. De tussenpositie OPEN (GED. OPEN) wordt vanuit
beide richtingen benaderd, ongeacht de huidige deurpositie.
TOETS: geen functie
FC / SKS: De deur stopt en beweegt zich vrij (alleen in DICHT-richting), na 5 seconden
hersluiting
STOP: Onderbreking van de noodsluiting gedurende de duur van de activering.
MOD14 Loopdeurvergrendeling Bewakingseindschakelaar voor de pneumatische vergrendeling van loopdeuren. De eindschakelaar
moet binnen 10 seconden na een OPEN-commando de juiste vergrendeling hebben bevestigd,
anders volgt een foutmelding en de deur blijft stilstaan.
Deze functie werkt op de relaismodus 36.
MOD15 Fotocel 2 NC Bij aansluiten van een tweede fotocel in het passeergedeelte van de deur, kan dit systeem via de
parameter LS FKT 2 in de INVOER worden geprogrammeerd.
Alleen aansluiting van fotocellen met potentiaalvrij NC-contact.
MOD16 Schakelaar voorwaarschuwing Gesloten: Naderingswaarschuwing en voorwaarschuwing zijn inactief
(ook wanneer beide tijden > 0).
Open: Naderingswaarschuwing en voorwaarschuwing zijn actief (alleen wanneer beide
tijden > 0).
„10.2 Gebruiksmodus invoer“ op pagina 27
MOD17 Impulsknop buiten Door op de knop te drukken, wordt de deur in beweging gezet of gestopt.
Functie en richting van de beweging zijn afhankelijk van de instelling van de parameter IMPULS
in het invoermenu.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“ op pagina 27
Bij actieve tegenliggersbesturing wordt dit impulscommando behandeld als een signaal van
buitenaf.
MOD18 Botssensor (NC) Ondervraging van een botssensor als NC-contact. Is de botssensor eenmaal geactiveerd, dan is een
nieuwe deurbeweging pas mogelijk
nadat de STOP-knop langer dan 5 seconden is ingedrukt of
na het uit- en weer inschakelen van de voedingsspanning.
MOD19 Blokkering schakelaar
bedieningscommando‘s NC
Dicht: geen beperkingen.
Open: De (+) en (-) knoppen op de Lcd-monitor en het moederbord kunnen niet worden
gebruikt om in AUTOMATISCHE modus bedieningscommando‘s te geven.
MOD30 OPEN-drukknop binnen Door de knop te gebruiken, opent de deur zich tot in de eindpositie OPEN.
Het verkeerslicht binnen schakelt naar groen.
MOD31: OPEN-drukknop buiten Door de knop te gebruiken, opent de deur zich tot in de eindpositie OPEN.
Het verkeerslicht buiten schakelt op groen.
40 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
MOD Benaming Opmerkingen
MOD32 DICHT-knop Door de knop te gebruiken, sluit de deur zich tot in de eindpositie DICHT.
Alleen actief bij functionerende veiligheidscontactlijst en functionerende fotocel 1. Geen functie in
dodemansgebruik.
B. Functies ingang 2
MOD Benaming Opmerkingen
OFF NIET actief
MOD2 Loopdeurschakelaar(8,2kΩ) Algemeen actief.
Stopt het systeem bij activering.
MOD3 SchakellijstOPEN(8,2kΩ) Veiligheidscontactlijst actief in de OPEN-richting.
Stop en omkering tot in de eindpositie DICHT bij activering van de veiligheidscontactlijst.
MOD4 SchakellijstOPEN(8,2kΩ) Veiligheidscontactlijst actief in de OPEN-richting.
Stop en sluiting gedurende 2 seconden (vrijmaken) bij activering van de veiligheidscontactlijst.
MOD5 Accugebruik (MDFU-speciaal) NO Actief bij voeding via accu.
Relaisomschakeling MOD32 / MOD33.
MOD6 Radarbewegingsmelder
(Hoogtedetectie) NO
De functie is gekoppeld aan ingang 1 (MOD12 – laserscanner).
De voorgeschakelde laserscanner herkent de hoogte van het voertuig.
De aangesloten radarbewegingsmelder genereert een OPEN-commando bij activering.
Een hoog voertuig (vrachtwagen) wordt door de laserscanner herkend.
De laserscanner schakelt de ingang 1 (MOD12) op ON.
De radarbewegingsmelder detecteert het voertuig en activeert de deurbeweging.
De deur wordt naar de eindpositie OPEN bewogen.
Een laag voertuig (personenauto) wordt door de laserscanner gedetecteerd.
De laserscanner schakelt de ingang 1 (MOD12) op OFF.
De radarbewegingsmelder detecteert het voertuig en activeert de deurbeweging.
De deur wordt in de tussenpositie OPEN (GED. OPEN) verplaatst.
Alle andere OPEN-commando‘s (via X3, X7, X9, X13) bewegen de deur altijd in de eindpositie OPEN.
De functie van ingang 1 (MOD12) is dan niet van belang.
MOD7 Lichtgordijn 2 (PNP) met testen Gedrag zoals lichtgordijn 1 (SKS MOD 4 – 6)
Lichtgordijn actief in de DICHT-richting.
Stop en omkering bij de activering van het lichtgordijn.
Het soort omkering (omkering / vrijmaking) wordt overgenomen.
Functieoverzichten
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 41
10.5 Gebruiksmodus diagnostiek / foutgeheugen
Weergave Betekenis Toestand
ES BOVEN Eindpositie OPEN OFF: Eindpositie is bereikt
ON: Eindpositie is niet bereikt
ES BENEDEN Eindpositie DICHT OFF: Eindpositie is bereikt
ON: Eindpositie is niet bereikt
OPEN-TOETS Commandotoets / ingang OPEN ON: Toets is ingedrukt / Ingang is actief
OFF: Toets niet ingedrukt / Ingang niet actief
DICHT-TOETS Commandotoets / Ingang DICHT ON: Toets is ingedrukt / Ingang is actief
OFF: Toets niet ingedrukt / Ingang niet actief
INGANG 1 Programmeerbare INGANG 1
(X4 / 9 + 10)
ON: Ingang 1 is actief
OFF: Ingang 1 is niet actief
INGANG 2 /
SKS OPEN 2/
VEILIGH. 2
(naar keuze)
Programmeerbare INGANG 2
(X4 / 11 + 12)
De weergave is afhankelijk van de MOD
die op de programmeerbare ingang is
geselecteerd.
INGANG 2 bij MOD 5-7
SKS OPEN 2 bij MOD 3-4
VEILIGH. 2 bij MOD 2
ON: Ingang 2 is actief
OFF: Ingang 2 is niet actief
—: Niet geactiveerd
SKS Veiligheidscontactlijst 1
(DW,8,2kΩofopto-sensor)
of lichtgordijn 1
(PNP of opto-sensor)
(X4 / 5-8) DICHT-richting
ON: Systeem is gesloten
OFF: Systeem is onderbroken (storing)
SKS 3 /
VEILIGH. 3
(naar keuze)
Veiligheidscontactlijst 3
(8,2kΩofopto-sensor)
Radiotransmissiesysteem kanaal 1
OPEN- of DICHT-richting
De weergave is afhankelijk van de MOD
die in parameter SKS 3 is geselecteerd.
SKS 3 bij MOD 2-3
VEILIGH. 3 bij MOD 4
ON: Systeem is gesloten
OFF: Systeem is onderbroken (storing)
—: Niet geactiveerd
SKS 4/
VEILIGH. 4
(naar keuze)
Veiligheidscontactlijst 4
(8,2kΩofopto-sensor)
Radiotransmissiesysteem kanaal 2
OPEN- of DICHT-richting
De weergave is afhankelijk van de MOD
die in parameter SKS 4 is geselecteerd.
SKS 4 bij MOD 2-3
VEILIGH. 4 bij MOD 4
ON: systeem is gesloten
OFF: systeem is onderbroken (storing)
—: Niet geactiveerd
IMPULS Commandotoets / ingang IMPULSE
(X3 / 7+8)
ON: Toets is ingedrukt / Ingang is actief
OFF: Toets is niet ingedrukt / ingang is niet actief
42 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Weergave Betekenis Toestand
SCHAKELKLOK weekschakelklok (opsteekbar) ON: Tijdschakelklok is actief
OFF: Tijdschakelklok is niet actief
FOTOCELBEW Fotocelbewaking 1
(X4 / 1-4)
ON: Signaal van de fotocel is in orde
OFF: Lichtstraal onderbroken of fotocel defect
FOTOCELBEW 2 Fotocelbewaking 2
Aansluiting op ingang 1
(X4 / 9+10)
ON: Signaal van de fotocel is in orde
OFF: Lichtstraal onderbroken of fotocel defect
STOPKETEN Veiligheidscircuit 1
Noodstopsystemen van de deurinstal-
latie
ON: Veiligheidscircuit is gesloten
OFF: Veiligheidscircuit is onderbroken
STOP Commandotoets HALT (dekseltoetsen-
bord)
ON: Toets is niet ingedrukt
OFF: Toets is ingedrukt
DRAAIVELD Geeft de momenteel ingestelde
draairichting van de aandrijving aan
RECHTS: instelling voor rechts draaiveld
LINKS: instelling voor links draaiveld
CYCLUS Deurcycliteller Weergave van de doorlopen deurcycli
(1 x OPEN + 1 x DICHT = 1 cyclus)
Er wordt alleen geteld als de betreffende einduitschakelpunten zijn bereikt.
SERVICE Service-alarmfunctie
Instelling op parameter SERVICE en
PIN-nr. 2
OFF: Onderhoudsweergave niet actief
0 - 99999: Onderhoudsweergave is actief
Weergave van de resterende deurcycli tot aan de onderhoudsmelding
AWG Positie van de absolute encoder Weergave van de momenteel overgedragen waarde
C.STOP Teller PAUZE/STOP Laat zien hoe vaak de deur is gestopt.
Door het activeren van een veiligheidsvoorziening.
Door onmiddellijke bewegingsomkering na een bedieningscommando.
Door een direct STOP/PAUZE commando
C.OPENED Teller bovenste eindpositie Weergave van hoe vaak de bovenste eindpositie werd aangestuurd.
C.O.BTN. Teller OPEN-commando‘s Aantal van alle inkomende OPEN-commando‘s via bedieningsapparaten, sensoren en
veiligheidsvoorzieningen (bijv. fotocel).
ERROR …
AANTAL
CYCLUS
Foutgeheugen van de besturing
De foutmeldingen van de besturing
kunnen hier met informatie over fre-
quentie en cyclus worden uitgelezen.
Met behulp van de toetsen [+] en [-]
van het LCD-scherm kunt u door de
verschillende foutmeldingen bladeren.
„11.1 Foutmelding op het LCD-
scherm“
Wissen van het foutgeheugen:
Gelijktijdig indrukken van de toetsen
[+] en [-] gedurende ongeveer 2
seconden.
Elke foutmelding moet afzonderlijk
worden gewist.
De weergave wisselt om de 2 seconden tussen
– de foutbeschrijving,
– de frequentie dat deze optreedt en
– de vermelding bij welke cyclus de fout voor het laatst is opgetreden.
Er verschijnen alleen fouten in de lijst die al eens hebben plaatsgevonden.
Functieoverzichten
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 43
De volgende meldingen kunnen van het storingsgeheugen worden uitgelezen, maar worden niet weergegeven in de AUTOMATISCHE
besturingsmodus:
Weergave Betekenis Toestand
POWER ON Teller voor het uit- en weer inschakelen
van de voedingsspanning.
Doortelling van geactiveerde uit- en inschakelingen van de stroomvoorziening of
stroomuitval.
ERROR NETFLUCT. Teller van het aantal afwijkingen in de
voedingsspanning.
Over- en onderspanningen worden gedetecteerd en geteld.
RESTART Restart teller Weergave van de herstartcycli. Veroorzaakt door detectie van onderspanning, veran-
dering van het eindpositiesysteem of na een RESET van de besturingseenheid.
44 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
11. Foutmelding en ophefng storing
11.1 11.1 Foutmelding op het LCD-schermFoutmelding op het LCD-scherm
Storing / melding Oorzaak Ophefng
Systeem reageert niet Geen spanning aanwezig. Voeding van aandrijving en besturing controleren.
Deur beweegt bij het indrukken
van de OPEN-toets in de
eindpositie DICHT
Deur beweegt bij het indrukken
van de DICHT-toets in de
eindpositie OPEN
Draaiveld (fasevolgorde) is verkeerd Draaiveld controleren en evt. voor rechts-draaiveld zorgen.
FAULT – X interne software- of hardwarefouten. RESET via printplaatknop:
„8.6 RESET van de besturing zonder LCD-monitor“
STOPKETEN Veiligheidscircuit is onderbroken.
X3 / 1+2 veiligheidscircuit besturing
NOODSTOP, slappe-
koordschakelaar
X6 / 1+2 AAN / UIT intern
X11 / 4+8 Veiligheidscircuit aandrijving AWG
X14 / 8+4 Interface RS485
X2 / B1+B2 Veiligheidscircuit aandrijving MEC
X3 / 3+4 Stopknop extern
X7 / 1+2 Stopknop intern
Veiligheidscircuit controleren, onderbreking lokaliseren en
probleem oplossen.
ERROR LOOPTIJD De geprogrammeerde bewegingsduur is over-
schreden.
Bewegingsbaan en looptijd van de deur controleren.
Looptijd eventueel herprogrammeren.
ERROR AWG Signaaloverdracht tussen de absolute encoder en
de besturing is onderbroken of verstoord.
Kabel- en stekkerverbinding controleren en eventueel
vervangen.
ERROR EINDPOS. De installatie bevindt zich buiten het
geprogrammeerde eindpositiebereik.
De eindposities zijn nog niet geprogrammeerd.
Deur via de noodbediening in het geprogrammeerde
bereik terugzetten.
Eindposities eerst programmeren.
ERROR KRACHT De krachtbewaking heeft gereageerd. Deur op mechanische schade controleren.
ERROR DR.-VELD Het aanwezige draaiveld is geen rechts
draaiveld.
Draaiveld controleren en eventueel wijzigen.
„7.1 Controle aandrijvingsdraairichting /
bewegingsrichting“
FOUT SKS AAN Veiligheidscontactlijst 1 defect in
DICHT-richting –> (X4 / 5-8).
Veiligheidscontactlijst en spiraalkabel controleren.
ERROR SKS OPEN 2 Veiligheidscontactlijst 2 defect in
OPEN-richting -> (X4 / 11+12) ingang 2
Veiligheidscontactlijst en spiraalkabel controleren.
ERROR STOP 2 Veiligheidscircuit 2 is onderbroken.
Loopdeurschakelaar8,2kΩ
–> (X4 / 11+12) Ingang 2
Loopdeurschakelaar controleren
ERROR SKS DIC. 3 Veiligheidscontactlijst 3 defect in
DICHT-richting –> (X20)
Opsteekbaar transmissiesysteem FUNK
(radiograe)-kanaal1
Veiligheidscontactlijst controleren.
TransmissiesysteemFUNK(radiograe)controleren.
Controleer de afstelling van parameter SKS 3.
ERROR SKS OPEN 3 Veiligheidscontactlijst 3 defect in
OPEN-richting –> (X20)
Opsteekbaar transmissiesysteem FUNK
(radiograe)-kanaal1
Veiligheidscontactlijst controleren.
TransmissiesysteemFUNK(radiograe)controleren.
Controleer de afstelling van parameter SKS 3.
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 45
Storing / melding Oorzaak Ophefng
ERROR STOP 3 Veiligheidscircuit 3 is onderbroken.
-> (X20) Opsteekbaar transmissiesysteem FUNK
(radiograsch)-kanaal1
Veiligheidscircuit controleren.
TransmissiesysteemFUNK(radiograe)controleren
ERROR SKS DIC. 4 Veiligheidscontactlijst 4 defect in
DICHT-richting –> (X20) Opsteekbaar
transmissiesysteemFUNK(radiograe)-kanaal2
Veiligheidscontactlijst controleren.
TransmissiesysteemFUNK(radiograe)controleren.
Controleer de afstelling van parameter SKS 4.
ERROR SKS OPEN 4 Veiligheidscontactlijst 4 defect in
OPEN-richting –> (X20) Opsteekbaar
transmissiesysteemFUNK(radiograsch)
-kanaal2
Veiligheidscontactlijst controleren.
TransmissiesysteemFUNK(radiograe)controleren.
Controleer de afstelling van parameter SKS 4.
ERROR STOP 4 Veiligheidscircuit 4 is onderbroken.
-> (X20) Opsteekbaar transmissiesysteem FUNK
(radiograsch)-kanaal2
Veiligheidscircuit controleren.
TransmissiesysteemFUNK(radiograe)controleren
ERROR SKS-TEST Detestvandeaangeslotendrukgolijstwasniet
succesvol.
DW-schakelaar,spiraalkabelenproelcontroleren.
Instelling DW POINT controleren.
Testen van de transmissiesystemen FUNK
(radiograe)1–4ismislukt.
Transmissiesysteem FUNK(radiograe)controleren.
Ingesteld relais MOD voor transmissiesysteem controleren.
„G. Functies voor externe accessoires“ op pagina 36
ERROR FOTOCEL De aangesloten fotocel vertoont een permanente
storing.
–> (X4 / 1-4)
Fotocel controleren (functie en uitlijning).
Bekabeling controleren.
ERROR FOTOCEL 2 De aangesloten fotocel vertoont een permanente
storing.
–> (X4 / 9+10) Ingang 1
Fotocel controleren (functie en uitlijning).
Bekabeling controleren
ERROR FC-TEST Het testen van de 2-draads fotocel is mislukt. Fotocel controleren (functie en uitlijning).
Bekabeling controleren
ERROR STOP TEST Hettestenvandeloopdeurschakelaar(8,2kΩ)
is mislukt.
–> Ingang 2
Loopdeurschakelaar controleren
ERROR INTREK De test van de intrekzekeringen (extra module)
is mislukt.
–> Relais MOD21
Fotocel controleren (functie en uitlijning).
Bekabeling controleren
ERROR CYLINDER De bewakingseindschakelaar van het
vergrendelsysteem voor barrièrevrije loopdeur
is niet binnen 10 seconden na het invoeren van
een OPEN-commando ingeschakeld.
Eindschakelaar van de cilinder controleren.
ERROR MSBUS De communicatie tussen de besturing en
aangesloten MS-BUS-module is onderbroken.
Kabels en stekkerverbindingen controleren en indien nodig
vervangen.
ERROR 24 V De 24 VDC (X4/1-2) spanningsvoorziening werd
uitgeschakeld vanwege overbelasting door
externe verbruikers.
Verminder het aantal aangesloten verbruikers.
Beperk het stroomverbruik tot max. 500 mA door andere
componenten te selecteren.
ERROR RELAIS De lastschakelaar of een van de relais is defect. De printplaat moet worden vervangen.
46 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
Na het verhelpen van de oorzaak van de storing moet bij de volgende fouten de besturing weer worden
uitgeschakeld of moet een herstart plaatsvinden (> menu INVOER > parameter HERSTART > ON):
ERROR DR.-VELD
ERROR KRACHT
ERROR LOOPTIJD
ERROR EINDPOS.
11.2 11.2 Foutmelding via LEDFoutmelding via LED
Ledje H4 (groen, moederbord)
Storing / melding Led-weergave Opmerkingen
Bedrijfsspanning ontbreekt Uit Geen voedingsspanning aanwezig.
Ledje H6 (rood, moederbord)
Storing / melding Led-weergave Opmerkingen
STOPKETEN 1x knipperen Veiligheidscircuit is onderbroken.
Veiligheidscircuit controleren, onderbreking lokaliseren en
probleem oplossen.
ERROR AWG 2x knipperen Signaaloverdracht tussen de absolute encoder en de besturing is
onderbroken of verstoord.
Kabel- en stekkerverbinding controleren en eventueel vervan-
gen.
ERROR EINDPOS. 3x knipperen Het systeem bevindt zich buiten het geprogrammeerde
eindpositiebereik of de eindposities zijn nog niet geprogrammeerd.
Eindposities eerst programmeren.
Deur via de noodbediening in het geprogrammeerde bereik
terugzetten.
ERROR DR.-VELD 4x knipperen Het aanwezige draaiveld is geen rechts draaiveld.
Draaiveld controleren en eventueel wijzigen.
„7.1 Controle aandrijvingsdraairichting / bewegingsrichting“
ERROR KRACHT 5x knipperen De krachtbewaking heeft gereageerd
Deur op mechanische schade controleren.
ERROR LOOPTIJD 6x knipperen De geprogrammeerde bewegingsduur is overschreden.
Bewegingsbaan en looptijd van de deur controleren.
Looptijd eventueel herprogrammeren.
ERROR MSBUS 9x knipperen Communicatiefout tussen de besturing en een aangesloten MS-
BUS-eindapparaat.
Kabel- en stekkerverbinding controleren en eventueel vervan-
gen.
SERVICE 10x knipperen De geprogrammeerde service-interval is bereikt.
De service-interval resetten of nieuwe afstelling.
„10.2 Gebruiksmodus invoer“ op pagina 27“/parameter
SERVICE
Foutmelding en ophefng storing
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 47
Storing / melding Led-weergave Opmerkingen
ERROR RELAIS 11x knipperen De lastschakelaar of een van de relais is defect.
De printplaat moet worden vervangen.
ERROR SKS Continu licht
Beweegt alleen in dodemansfunctie.
Veiligheidscontactlijst defect in OPEN- of DICHT-richting.
Veiligheidscontactlijst en spiraalkabel controleren,
eventueeltransmissiesysteemFUNK(radiograe)controleren.
ERROR FOTOCEL Continu licht
Bewegen in richting DICHT alleen in
dodemansfunctie
De aangesloten fotocel vertoont een permanente storing.
Fotocel controleren (functie en uitlijning).
Bekabeling controleren
48 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 49
12. Technische specicaties
12.1 12.1 Mechanische en elektrische gegevensMechanische en elektrische gegevens
Afmetingen
behuizing:
215 x 275 x 190 mm
Montage: Verticaal op de wand;
Minimalehoogtevan1100mm
Voeding via
L1, L2, L3, N, PE: 400V/3~ , 50/60Hz
230V/3~ , 50/60Hz
L1, N, PE: 230V/1~ , 50/60Hz
Stroomverbruik max. 2200W
bij voeding 400V/3~
Zekeringen: 10 A K-karakteristiek
Eigen verbruik van de
besturing:
max. 750 mA
Stuurspanning: 24 V
DC, max. 500 mA; beveiligd met automa-
tische zekering voor externe sensoren
Stuuringangen: 24 V DC, alle ingangen moeten potentiaalvrij
worden aangesloten.
Min. signaalduur voor ingangsstuurcommando
> 100 ms
Stuuruitgangen: 24 V DC, max. 500 mA
RS485 A en B alléén voor elektronische eindschakelaars
RS485-niveau,afgeslotenmet120Ω
Veiligheidscircuit /
noodstop:
Alle ingangen altijd potentiaalvrij aansluiten; bij
onderbreking van de veiligheidsketen is geen
elektrische beweging van de aandrijving meer
mogelijk, ook niet in de dodemansschakeling
Ingang veiligheids-
contactlijst (veiligheids-
niveau C):
Performance Level C
voor elektrische veiligheidscontactlijsten met
8,2kΩ,afsluitweerstandvoordynamische
optische systemen
Fotocel
(Veiligheidsniveau D):
Indien de fotocel wordt gebruikt als
beveiligingssysteem van niveau D, moet de
functie regelmatig worden gecontroleerd,
tenminste binnen elke 6 maanden.
Tweedraads-fotocellen van Marantec zijn
zelftestend, hierbij vervalt deze eis.
Scherm (LCD): ER mag alleen origineel LCD-monitor van de
rmaMarantecwordengebruikt.
Relaisuitgangen: Als inductieve belastingen worden geschakeld
(bijv. extra relais of remmen), dan moeten
deze worden uitgerust met passende
ontstoringsmiddelen (bijv. vrijloopdiode,
varistoren, RC-elementen). Werkcontact
potentiaalvrij;min.10mA;max.230V
AC / 4A.
Contacten die één keer voor een
contactverbreking werden gebruikt, kunnen
geen kleine stromen meer schakelen.
Temperatuurbereik: Bedrijf: -10°C … +45°C
Opslag: -25°C … +70°C
Luchtvochtigheid: t/m 80% niet condenserend
Vibraties: Trillingsarme montage, bijv. op een gemetselde
muur
Veiligheidsklasse IP 65
Gewicht ca. 1,8 kg
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 49
48 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 49
12.2 12.2 Categorie en prestatieniveau van de veilige werking volgens EN ISO 13849-1Categorie en prestatieniveau van de veilige werking volgens EN ISO 13849-1
Functie Realisering
MTTF
D
elektronica
MTTF
D
volledig met
uitgangsbe-
veiliging (1)
DC
avg
Categorie
Vermogens-
niveau
Noodstop Ingang klem X3, X6, X7, X11
Onderbreekt stroomvoeding
naar het uitgangsrelais en de
hoofdbeveiliging, onafhankelijk van
de CPU.
Terugmelding naar CPU voorhanden.
1175 jaar 191 jaar 85,3% 3 NL
Stopcircuit Ingang klem X3, X7
Onderbreekt de voeding naar de
hoofdbeveiliging.
Melding naar CPU.
1175 jaar 191 jaar - B: B:
Eindpositieher-
kenning door
absolute encoder
(2)
Ingang klem X11
Naar positiebepaling en eindpo-
sitieherkenning. Veiligheid door
plausibiliteitsoverweging bewegings-
commando naar ontvangen signalen.
1062 jaar 188 jaar 85,6% 2 NL
Eindpositieher-
kenning door
eindpositiescha-
kelaar (2)
Ingang klem X15
Beveiliging door looptijdbegrenzing.
Ingangen worden door de CPU
geëvalueerd.
1248 jaar 193 jaar 85,5% 2 NL
Fotocelevaluatie Ingang klem X4
Impulsevaluatie door CPU. Fouten
worden door plausibiliteitscontrole in
de CPU herkend. De frequentie moet
tussen 130 Hz tot 190 Hz liggen. De
werking wordt door schakelen van
de voedingsspanning (T117, IC111)
van de fotocel voor elke beweging
en elke twee minuten in rust getest.
Bij activering in richting DICHT
gebeurt een stoppen of omkeren van
de deur.
1000 jaar 186 jaar 85,7% 2 NL
DC
avg
Gemiddelde diagnosedekkingsgraad
MTTF
D
Gemiddelde tijd tot gevaarlijke uitval
50 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 51
13. Onderhoud
WAARSCHUWING!
Levensgevaar door elektrische schok!
Voorafgaand aan servicewerkzaamheden aan de bestu-
Voorafgaand aan servicewerkzaamheden aan de bestu-
ringseenheid of de deurinstallatie, de besturingseenheid
ringseenheid of de deurinstallatie, de besturingseenheid
altijd loskoppelen van de stroomvoorziening. Zorg ervoor
altijd loskoppelen van de stroomvoorziening. Zorg ervoor
dat tijdens de werkzaamheden de stroom onderbroken
dat tijdens de werkzaamheden de stroom onderbroken
blijft.
blijft.
De CS 310-besturingseenheid is servicevrij.
De CS 310-besturingseenheid moet tenminste eenmaal per
jaar worden gecontroleerd.
ATTENTIE!
Materiële schade door ondeskundige controle van
de besturingseenheid!
Om beschadigingen aan de besturingseenheid, aandrijving
en de deur te voorkomen, moeten de volgende punten in
acht worden genomen:
De controle mag alleen worden uitgevoerd door ge-
kwaliceerde,hiervooropgeleideendaartoebevoegde
personen.
Versleten of beschadigde onderdelen moeten worden
vervangen en volgens de voorschriften worden afgevoerd.
Er mogen uitsluitend goedgekeurde originele onderdelen
worden gemonteerd.
De inspectieresultaten moeten worden gedocumenteerd
in het logboek van het deursysteem.
Stel vast dat alle elektrische kabels en de behuizing onbe-Stel vast dat alle elektrische kabels en de behuizing onbe-
schadigd zijn. Een defecte kabel moet onmiddellijk worden schadigd zijn. Een defecte kabel moet onmiddellijk worden
vervangen.vervangen.
50 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55 CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 51
NL
14. Verklaring van de fabrikant
Marantec GmbH & Co.KG
Remser Brook 11
D - 33428 Marienfeld
Inbouwverklaring
in het kader van de machinerichtlijn 2006/42/EG voor de in-
bouw van een onvolledige machine conform bijlage II deel 1B
Conformiteitsverklaring
In overeenstemming met de richtlijnen voor
Elektromagnetische compatibiliteit 2014/30/EU
RoHs 2011/65/EU + 2015/863/EU + 2017/2102/EU
Hierbverklarenwdathetvolgendebeschrevenproduct
Productbenaming : Deurbesturing
Typebenaming : CS 310
als onvolledige machine uitsluitend voor de inbouw in een
deurinstallatie is bedoeld en in overeenstemming met de
volgenderichtlnenontwikkeld,geconstrueerdenvervaardigd
is :
Machinerichtlijn 2006/42/EG
Richtlijn Elektromagnetische compatibiliteit 2014/30/EU
RoHS-Richtlijn 2011/65/EU + 2015/863/EU +
2017/2102/EU
Bovendien wordt er aan de eisen van de
Laagspanningsrichtln2014/35/EUconformblageIdeel
1.5.1vandeMachinerichtln2006/42/EGvoldaan.
Toegepaste en gebruikte normen :
EN 12453 Poorten - Gebruiksveiligheid
krachtaangedreven poorten: Eisen en
controleproces
EN 12978 Deuren en poorten -
Veiligheidsinrichtingen voor
krachtaangedreven deuren en poorten:
Eisen en controleproces
EN ISO 13849-1 Veiligheid van machines -
Veiligheidsgerelateerde delen van
besturingen - Deel 1: Algemene regels
voor het ontwerp
EN 60335-1 Veiligheid van elektrische apparaten voor
huishoudelijk gebruik en gelijksoortige
doeleinden - Deel 1: Algemene eisen
EN 60335-2-103 Veiligheid van elektrische apparaten voor
huishoudelijk gebruik en gelijksoortige
doeleinden - Deel 2-103: Bijzondere eisen
voor poorten, deuren en ramen
EN 61000-6-2 Elektromagnetische verdraagzaamheid
(EMV) — Deel 6-2: Basisnormen —
Storingsbestendigheid voor industriële
gebieden
EN 61000-6-3 Elektromagnetische verdraagzaamheid
(EMV) — Deel 6-3: Basisnormen —
Storingsuitzending voor het woonbereik,
bedrijven en commercieel bereik evenals
kleine bedrijven
De speciale technische documenten zijn conform bijlage VII
deel B van de Machinerichtlijn (2006/42/EG) opgesteld. Wij
zijn verplicht om deze aan de marktstoezichtautoriteiten, op
gegrond verzoek, binnen een bepaalde tijd in elektronische
vorm over te dragen.
Gevolmachtigde voor de samenstelling van de technische
documenten :
Marantec GmbH & Co. KG - Remser Brook 11 -
33428 Marienfeld - Duitsland
OnvolledigemachinesinhetkadervandeEG-richtln
2006/42/EGzneralleenvoorbedoeldominandere
machines of in andere onvolledige machines of installaties
te worden ingebouwd of hiermee te worden samengevoegd,
omgezamenlkeenmachineinhetkadervande
bovengenoemderichtlntevormen.Daarommagditproduct
pas in gebruik worden genomen, indien is vastgesteld,
dat de gehele machine / installatie, waarin deze
wordt ingebouwd, voldoet aan de bepalingen van de
bovengenoemdeEG-richtln.
Beennietmetonsafgestemdewzigingaanhetproduct,
verliestdezeverklaringzngeldigheid.
Marienfeld, 1-6-2020
Michael Hörmann, Directie
52 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
1
2
3
4
5
6
7
8
1
2
3
4
5
6
7
8
B2
B1
W
V
U
N
L3
L2
L1
PE
PE
PE
13 5135
24 6246
T1
K2
K1
400V/50Hz/3/N/PE
+
-
+
-
X10
X11
X2
X1
X12
X6
X13
X7
X3
X4
X8
0V
Sig
+ 12 V
8,2 KOhm
X11
X14
X18
B1
B2
W
V
X2
U
1
2
3
4
5
6
7
8
X5
1
2
3
4
5
6
7
8
X15
X10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
X4
X3
X7
X6
X12
PE
PE
PE
N
L3
L2
L1
X1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
X8
S3
S2
S1
X9
X20
H6
X13
X19
F1
X16
X17
H4
N
L
N
L
X16
X17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
X14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
Sig
GND
NPN
/
PNP
+
15. Bijlage
15.1 15.1 Overzicht van de aansluitingenOverzicht van de aansluitingen
Klemmenstrip X5
(potentiaalvrije schakelcontacten)
- Relais 1
- Relais 2
- Relais 3
- Relais 4
Klemmenstrip X15
(mechanische eindschakelaar)
- Eindschakelaar OPEN
- Eindschakelaar DICHT
- Vooreindschakelaar
OPEN
- Vooreindschakelaar
DICHT
MSBUS
Klemmenstrip X19
(Voeding externe
apparaten)
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 53
1
2
3
4
5
6
7
8
1
2
3
4
5
6
7
8
B2
B1
W
V
U
N
L3
L2
L1
PE
PE
PE
13 5135
24 6246
T1
K2
K1
400V/50Hz/3/N/PE
+
-
+
-
X10
X11
X2
X1
X12
X6
X13
X7
X3
X4
X8
0V
Sig
+ 12 V
8,2 KOhm
X11
X14
X18
B1
B2
W
V
X2
U
1
2
3
4
5
6
7
8
X5
1
2
3
4
5
6
7
8
X15
X10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
X4
X3
X7
X6
X12
PE
PE
PE
N
L3
L2
L1
X1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
X8
S3
S2
S1
X9
X20
H6
X13
X19
F1
X16
X17
H4
N
L
N
L
X16
X17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
X14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
Sig
GND
NPN
/
PNP
+
MSBUS
Klemmenstrip X19
(Voeding externe
apparaten)
Klemmenstrip X3
(indeling)
- Drukknop DICHT
- Drukknop Impuls
1
- Drukknop OPEN
- Drukknop STOP
- Noodstop,
Slappe-koordschakelaar
Klemmenstrip X4
(voor opto-elektronische veiligheidscontactlijst)
- Ingang 2
2
- Ingang 1
2
- Veiligheidscontactlijst
OPTO
- Passeer-fotocel
3
- 24 V DC / 500 mA
4
Klemmenstrip X4
(voor8,2kΩ-veiligheidscontactlijst)
- Ingang 2
2
- Ingang 1
2
- Veiligheidscontactlijst
- Passeer-fotocel
3
- 24 V DC / 500 mA
4
1
Sequentiële besturing
2
Drukknop of omschakelaar
3
werkt in neerwaartse richting
4
voor externe schakelapparaten
(aansluiting op klemmen 1 en 2)
ws: wit
gr: groen
br: bruin
Klemmenstrip X4
(voor pneumatische veiligheidscontactlijst - DW)
- Ingang 2
2
- Ingang 1
2
- Veiligheidscontactlijst
- Passeer-fotocel
3
- 24 V DC / 500 mA
4
Drukknop OPEN/STOP/DICHT
(6-aderige oplossing)
- Drukknop DICHT
- Drukknop OPEN
- Drukknop STOP
Drukknop OPEN/STOP/DICHT
(4-aderige oplossing)
- Drukknop DICHT
- Drukknop OPEN
- Drukknop STOP
Impulsschakelaar
(Sequentiële besturing)
- Drukknop IMPULS
Sleutelschakelaar OPEN/DICHT
- DICHT
- OPEN
Dekselschakelaar CS
- Drukknop DICHT
- Drukknop OPEN
- STOP-toets
Dekselschakelaar KDT
- Drukknop DICHT
- Drukknop OPEN
- Drukknop STOP
Interne AAN/UIT-schakelaar
Externeradiograe
- Drukknop IMPULS
- Drukknop OPEN
- GND
- 24 V DC
Klemmenstrip X4
(voor fotocel 3-draads
PNP of NPN)
- Ingang 2
2
- Ingang 1
2
54 – CS 310-besturing / Rev.I 1.55
15.2 15.2 Meetpunten veiligheidscircuitMeetpunten veiligheidscircuit
Bijlage
X11
X14
X18
B2
B1
W
V
X2
U
1
2
3
4
5
6
7
8
X5
1
2
3
4
5
6
7
8
X15
X10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
X4
X3
X7
X6
X12
PE
PE
PE
N
L3
L2
L1
X1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
11
10
X8
S3
S2
S1
X9
X20
H6
X13
X19
F1
X16
X17
H4
N
L
A
B
15.2 / 1
LET OP:
Het meetbereik moet voor 24 V DC worden ingesteld.
A Noodstop
B Stop
Meet op alle meetpunten van het diagram om de Meet op alle meetpunten van het diagram om de
onderbreking te lokaliseren.onderbreking te lokaliseren.
NL
CS 310-besturing / Rev.I 1.55 – 55
#1700019242
#115049
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Marantec CS 310 de handleiding

Type
de handleiding