NL 3
Neem bij normaal dagelijks gebruik
(automatisch) de noodzakelijke
maatregelen om te voorkomen dat lokalen
niet onder water lopen in geval van
storingen aan de pomp of de andere
componenten van het systeem.
Montage van de inlaatleidingen
Bepaal de lengte van de inlaatslang
zodanig dat de pomp niet droog kan
lopen. De inlaatopening van deze slang
moet minstens 30 cm onder het
wateroppervlak worden gehouden.
Installeer een terugslagklep in de
aanzuigleiding om te voorkomen dat het
water terugloopt.
• Zet de inlaatslang op de pomp. Draai
hem goed aan zonder evenwel de
schroefdraad te beschadigen.
Indien de waterspiegel meer dan 4 meter
onder de pomp staat moet men een
inlaatslang van meer dan 1" monteren.
Men raadt aan om de aanzuigkit AL-KO
(14) te gebruiken, deze bestaat uit een
inlaatslang, een filter en een inlaatklep,
die terugloop van water verhindert. De
aanzuigkit is beschikbaar bij de
plaatselijke gespecialiseerde dealer.
Indien men zanderig water wil aanzuigen
moet men een filter (13) monteren tussen
de slang en de inlaatopening. Het filter is
beschikbaar bij de plaatselijke
gespecialiseerde dealer.
• Laat de inlaatslang onder de pomp
doorlopen.
Als men de inlaatslang boven de pomp
langs laat lopen dan kan zich daarin lucht
verzamelen en de pomp zuigt dan lucht
aan.
Montage van de uitlaatleiding
• Monteer de uitlaatleiding. Draai hem goed aan
zonder evenwel de schroefdraad te
beschadigen.
Vullen van de pomp
De pomp moet vóór elk gebruik tot aan de
overloop met water worden gevuld zodat
hij meteen water zuigt in plaats van lucht.
Drooglopen kan tot ernstige schade
leiden.
• Open de vuldop (2).
• Giet water in de opening totdat het
pomplichaam (12) vol is.
• Draai de vuldop (2) er weer op.
Eerste maal inschakelen van de pomp
• Open een van de kleppen waarvan het
uitlaatsysteem is voorzien (klep, spuitkop en
kraan).
• Steek de stekker in de contactdoos. De pomp
zal nu beginnen te lopen.
• Sluit de kleppen waarvan het uitlaatsysteem is
voorzien nadat het water eruit is gelopen
zonder luchtbellen in de leidingen mee te
nemen. De pomp zal automatisch tot stilstand
komen nadat de druk is gestegen en het
reservoir is bijgevuld. Het Waterreservoir is
gereed om gestart te worden.
Uitzetten van de pomp
• Men hoeft alleen maar de stekker uit de
contactdoos te trekken.
Onderhoud en reiniging
Voordat men ook maar enige ingreep op
de pomp uitvoert (onderhoud en reiniging)
moet de stekker van de pomp uit de
contactdoos zijn getrokken.
Reiniging van de pomp
Spoel telkens de pomp met schoon water na het
pompen van water met chloor of andere
vloeistoffen die resten kunnen achterlaten.
Verstoppingen verhelpen
Elimineer als volgt eventuele verstoppingen:
• Haal de inlaatslang van de inlaatopening (1) af.
• Sluit nu de uitlaatslang aan op de kraan en laat
water in de pomp lopen totdat hij niet meer
verstopt is.
• Voordat men de pomp weer echt laat lopen
moet men eerst controleren of deze vrij loopt
door enkele malen kortstondig de stekker in de
contactdoos te prikken. Zorg dat de pomp geen
lucht aanzuigt.
• Start het apparaat als volgt op.
Beveiliging tegen vorst
In geval van vorst moet het waterreservoir
volledig worden geleegd (leidingen, pomp en
reservoir).
• Laat de in- en uitlaatleidingen volledig
leeglopen.
• Draai de loosdop (9) eraf en laat het water uit
de pomp lopen. Tegelijkertijd zal het water dat
zich in het reservoir bevindt door de lucht naar
buiten worden gedrukt.
• Draai de loosdop er weer op en berg het
Waterreservoir op een vorstvrije plaats op.